Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gemeente Harenkarspel
HOLLANDIA reeks 141
COLOFON Hollandia reeks nr. Titel:
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gemeente Harenkarspel
Toponiem:
Burchtweg
Gemeente:
Harenkarspel
Onderzoeksmeldingsnummer Archis: 22776 Hoekcoördinaten: -
109258 / 527867 109368 / 527839 109345 / 527755 109231 / 527794
Auteur:
G. van den Berg
Uitvoering:
G. van den Berg
In opdracht van:
Provincie Noord-Holland
Contactpersoon opdrachtgever:
Dhr. A. Goedman, Directie Beheer en Uitvoering Provincie N-H, Overveen
Wetenschappelijke leiding:
G. van den Berg
Illustraties:
G. van den Berg (tenzij anders vermeld)
Definitieve versie:
November 2007
Oplage:
8
ISSN:
1572-3151
© Hollandia, Zaandijk 2007 HOLLANDIA ARCHEOLOGEN tuinstraat 27a 1544 rs zaandijk 075 - 622 49 57
[email protected]
Inhoudsopgave
1. Inleiding 2. Bureauonderzoek 2.1. Het onderzoeksterrein 2.2. Beleid 2.3. Doel en methoden van het bureauonderzoek 3. De resultaten van het bureauonderzoek 3.1. Geo(morfo)logie 3.2. Archeologisch en historisch kader 3.3. De onderzoekslocatie aan de hand van kaartmateriaal 3.4. Uitgevoerd onderzoek in de omgeving van De Nuwendoorn 3.5. ‘Nieuwe Deuren’: de sleutel tot de strategische betekenis van Floris dwangburcht bij Krabbendam? 3.6. De documentatie van de kasteelopgraving in 1960, 1961 en 1963 3.6.1. Controle van de opgravingsdocumentatie 3.6.2. De huidige verblijfplaats van de vondsten van ‘Huys ten Nuwendoorn’ 3.7. Verwachtingsmodel 4. Samenvatting en advies naar aanleiding van het bureauonderzoek 4.1. Samenvatting 4.2. Advies en slotoverweging Literatuur Lijst van afbeeldingen Lijst van bijlagen Lijst van afkortingen en begrippen
4 6 6 6 8 9 9 10 12 16 17 19 21 23 26 27 27 28 31 32 32 33
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
4
1. Inleiding In het kader van geplande bodemverstorende werkzaamheden op kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’ aan de Burchtweg nabij Eenigenburg en Krabbendam, is door Hollandia Archeologen een bureauonderzoek uitgevoerd. De geplande werkzaamheden op het terrein zullen bestaan uit: • Het verbreden en uitdiepen van dichtgegroeide delen van de in de jaren ‘60 van de twintigste eeuw reeds uitgegraven slotgrachten, • Het verwijderen van (een deel van de) begroeiing in de vorm van struiken, heesters en bomen die zich door achterstallig onderhoud op het kasteelterrein kon ontwikkelen, • Het is de bedoeling dat het terrein voor het publiek toegankelijk blijft en dat de aanwezige cultuurhistorische waarden van het terrein ook beleefbaar blijven. Om dit te bereiken is een ontwerp gemaakt waarbij de muurresten worden ingekapseld en door moderne materialen worden opgehoogd. Daarnaast is men van plan om zowel de voormalige toegang van de voorburcht als de toegang van de hoofdburcht en alle overige torens enige meters hoger op te metselen. Ook is het de bedoeling om op de locatie van de noordwestelijke woontoren van de hoofdburcht een uitkijktoren te plaatsen van relatief lichte, ‘transparante’ materialen. •De bagger van de uit te graven grachtdelen wil de provincie Noord-Holland storten op het tracé van een in de ondergrond ‘fossiel’ bewaard gebleven voorganger van de huidige Westfriese Omringdijk, gelegen binnen een nabijgelegen perceel (zie afb. 1), dat door
Afbeelding 1: De onderzoekslocatie (rood), geprojecteerd op een uitsnede van de topografische kaart (schaal 1:25000). De rode lijn ten westen van het rechthoekige kasteelterrein is een reconstructie van het oorspronkelijke verloop van de Westfriese Omringdijk (naar Besteman 1993).
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
5
de gemeente Harenkarspel is aangekocht als korte route vanaf de Westfriese Omringdijk naar het kasteelterrein voor fietsers en wandelaars. Naar alle waarschijnlijkheid liep de Westfriese Omringdijk in de late middeleeuwen over dit perceel (Besteman 1993, p. 64-69, zie ook afb. 1). Later is de Omringdijk meer noordwaarts verlegd. Door ophoging van het voormalige tracé met de vulling van de dichtgeslibde kasteelgrachten is dit oude, verdwenen deel van de Omringdijk weer zichtbaar in het landschap, zo is de gedachte achter het plan. De voorburcht, de hoofdburcht en de grachten van het kasteelterrein zijn in de Provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart en ARCHIS aangeduid als terrein van zeer hoge archeologische waarde (Monumentnr. 14D-043 (1732). Het vermoedelijke tracé van de voorganger van de huidige Omringdijk (zie ook afb. 1) is in de Provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart en ARCHIS bekend als terrein van archeologische waarde, onder monumentnr. 14D-A45 (10615). Het kasteelterrein is in eigendom van de Provincie Noord-Holland. De gemeente Harenkarspel is eigenaar van het terrein waarbinnen naar alle waarschijnlijkheid de oudere voorganger van de Westfriese Omringdijk ligt. Bodemingrepen binnen gebieden van archeologische waarde dienen, conform het beleid van de provincie Noord-Holland te worden voorafgegaan door archeologisch vooronderzoek. Dit om eventuele archeologische overblijfselen in kaart te brengen en te waarderen. Het bevoegd gezag over de beide in het bovenstaande beschreven terreinen is in handen van de gemeente Harenkarspel. Dit rapport is geschreven in opdracht van de Provincie Noord-Holland (namens deze: dhr. Arnold Goedman, Directie Beheer en Uitvoering).
Afbeelding 2: De hoofburcht met op de achtergrond de waterput, genomen nét na de voltooiing van de consolidatie van de funderingen in 1968. Het terrein is op dat moment nog vrij van begroeiing en de grachten zijn nog in nette staat. De foto is genomen door een regionaal bekende fotograaf, nl. één van de gebroeders Niestadt (bron: beeldbank Zijper Museum).
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
6
2. Bureauonderzoek 2.1. Het onderzoeksterrein Het kasteelterrein en de fossiele resten van de voorganger van de huidige Westfriese Omringdijk bevinden zich even ten zuiden van het dorpje Eenigenburg, aan een doodlopende zijweg van de Burchtweg. Het te ontwikkelen gebied bestaat uit een min of meer rechthoekig terrein van ca. 115 m bij 90 m (zie afb. 1). De in het kader van dit bureauonderzoek bestudeerde terreindelen bevinden zich in een licht geaccidenteerd voormalig wadlandschap met NAP-hoogtes aan het maaiveld tussen ca. -1,00 m en +0,30 m ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil (NAP). 2.2. Beleid Cultuurhistorie Het beleid van de Provincie Noord-Holland richt zich op het leesbaar houden en maken van cultuurhistorie. Uitgangspunt daarbij is dat cultuurhistorie geen belemmering hoeft te zijn maar juist kan dienen als inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen. Essentieel daarbij is dat de aanwezigheid van eventuele cultuurhistorische waarden in een vroegtijdig stadium bij de planvorming wordt betrokken. Gedragslijn compensatie De aantasting van cultuurhistorisch waardevolle terreinen dient zoveel mogelijk voorkomen te worden. Bij (dreigend) verlies van deze waarden kan compensatie worden toegepast. Deze gedragslijn geldt voor eigen handelen en stelt wat betreft archeologie dat de initiatiefnemer zorg draagt voor een inventariserend en eventueel waarderend onderzoek waarna een zorgvuldige afweging mogelijk is. Monumentenbeleid Monumenten en andere elementen van cultuurhistorisch belang dienen tot uitdrukking te komen in het bestemmingsplan. Ingrepen op het kadastrale perceel waarop een monument staat zijn vergunningplichtig. Het kasteelterrein wordt in de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Holland omschreven als van terrein van ‘zeer hoge archeologische waarde’. Archeologiebeleid Provincie Noord-Holland De provincie Noord-Holland streeft naar het behoud van het erfgoed in de bodem (in situ). Ten einde het behoud van archeologische waarden zoveel mogelijk te waarborgen zullen beide overheden in zowel de eigen plannen, als in door hen te toetsen plannen het behoud als afwegingscriterium laten meewegen. Is behoud in situ niet mogelijk dan dient de informatie te worden veiliggesteld door middel van een wetenschappelijk verantwoord onderzoek (behoud ex situ). Archeologie is één van de speerpunten in het provinciaal ruimtelijke ordeningsbeleid, onder andere via de Art. 19-procedure. Het in de Wet op de Ruimtelijke Ordening voorgeschreven vooronderzoek naar aanwezige belangen door de gemeente dient ook archeologie te bevatten. Er dient vervolgens een expliciete afweging gemaakt te worden van de aanwezige belangen. Een belangrijk instrument voor het beleid is de Cultuurhistorische Waardenkaart, waarbij voor elk van de drie
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
7
cultuurhistorische disciplines (historische (steden)bouwkunde, historische geografie en archeologie) een kaartlaag is samengesteld. Deze kaart moet echter wat betreft archeologie als indicatief worden beschouwd, aangezien de meeste archeologische vindplaatsen (nog) onbekend zijn omdat ze onder het maaiveld verborgen liggen. Om te voorkomen dat waardevolle informatie verloren gaat dienen deze overblijfselen in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming te worden gelokaliseerd en gewaardeerd door middel van archeologisch vooronderzoek. Bij toetsing van bestemmingsplannen wordt nagegaan of bij de planvorming voldoende archeologisch vooronderzoek is verricht om tot een evenwichtige besluitvorming te komen. Terreinen van hoge en zeer hoge waarde dienen in bestemmingsplannen te worden aangegeven en beschermd te worden door middel van een aanlegvergunning. Europa en archeologie Het “Verdrag van Valetta” (het Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed) heeft als uitgangspunt: waar mogelijk behoud van archeologische waarden. Bij de ontwikkeling van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang, of beter, het cultuurhistorisch belang, vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. De provincie Noord-Holland implementeert de strekking van het Verdrag van Valetta door middel van de Gedragslijn Compensatie (zie boven). Nota Belvedère In 1999 werd de Nota Belvedère ondertekend door de ministeries van OC&W, VROM, LNV en V&W. Uitgangspunt van de nota is cultuurhistorische waarden (archeologische resten, historisch-geografische elementen en structuren en gebouwde monumenten) als volwaardig uitgangspunt te gebruiken in ruimtelijke ontwikkelingen. Het credo is dan ook: ‘Behoud door ontwikkeling’. Werken in Belvedere-trend betekent voortbouwen op het aanwezige erfgoed, zodat dit ook op langere termijn behouden blijft. Even belangrijk is dat volwaardige integratie van cultuurhistorie belangrijk bijdraagt aan de identiteit en daarmee ruimtelijke kwaliteit van een gebied. In Belvedèregebieden of -steden is sprake van gecombineerde cultuurhistorische waarden. De archeologie, historische (stede)bouwkunde en historische geografie scoren hier hoog. De Belvedèregebieden zijn steden met beschermde stadsgezichten of met een rijk bodemarchief. Het onderzoeksterrein ligt niet binnen een Belvedèregebied. Afbeelding 3: Uitsnede uit een kaart voorstellende Waterland met de toestand van de zeewering van het Noorderkwartier (ca. 1530). De onderzoekslocatie ligt ter plaatse van het rood omcirkelde gebied. De voormalige veenrivier de Rekere komt bij Crabbendam uit in het Zeegat van Zijpe. De Westfriese Omringdijk vormde toen de laatste barrière tegen overstromingsgevaar vanuit het kwelderlandschap ten noorden ervan. Kasteel Nuwendoorn bestond al niet meer en is daarom niet afgebeeld in deze kaart. Het Noorden bevindt zich links.
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
8
UNESCO In Nederland zijn een klein aantal cultuurhistorische locaties op de werelderfgoedlijst van Unesco geplaatst. Voor Noord-Holland zijn dit de Stelling van Amsterdam en de droogmakerij De Beemster. Voor het onderzoeksterrein is deze regeling niet van toepassing. Afbeelding 4: Uitsnede uit de kaart van Joost Jansz. Beeldsnijder (1575). De onderzoekslocatie ligt ter plaatse van het rood omcirkelde gebied. De Zijpe (gelegen ten noordwesten van de onderzoekslocatie) is inmiddels bedijkt en drooggemalen (1570). Het Noorden bevindt zich boven.
2.3 Doel en methoden van het bureauonderzoek Een bureauonderzoek heeft als doel het aan de hand van bestaande bronnen verzamelen van informatie over bekende of te verwachten archeologische waarden binnen een bepaald gebied. Dit omvat de aan- of afwezigheid, het karakter en de omvang, de datering, gaafheid en conservering en de relatieve kwaliteit van de archeologische waarden. Afhankelijk van de omvang van de werkzaamheden, de aard van de geplande bodemverstoringen en de vraagstelling, zullen aanvullende gegevens verzameld dienen te worden. Het resultaat is een standaardrapport met een gespecificeerd verwachtingsmodel. Op basis hiervan kan een gefundeerde beslissing genomen worden ten aanzien van (eventueel) vervolgonderzoek en kan in een vroegtijdig stadium van de planvorming rekening worden gehouden met de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem. Bij een bureauonderzoek worden bronnen geraadpleegd die informatie verschaffen over de geologie en archeologie van het betreffende gebied. Onder andere wordt gebruik gemaakt van: 1. Kaartmateriaal, zoals bodemkundige, geomorfologische, geologische en historische kaartgegevens. 2. Gegevens omtrent eerder verricht onderzoek en vondstmeldingen in het gebied uit de database van het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS) van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurbehoud en Monumenten (RACM). 3. Lokale contactpersonen van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN). 4. Archeologisch regiospecialisten.
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
9
3. De resultaten van het bureauonderzoek 3.1. Geo(morfo)logie ‘Huys ten Nuwendoorn’ en omgeving zijn gelegen aan de rand van Westfriesland, tussen de dorpjes Krabbendam en Eenigenburg. Dit deel van Westfriesland wordt in de kaartlaag ‘geomorfologie’ in ARCHIS gekenmerkt als ‘vlakte van getij-afzettingen (hooggelegen), code 2M35a’ (zie ook bijlage 1). Westfriesland stond vanaf de late 12de eeuw met grote regelmaat onder druk van de opdringende zee. Dit komt duidelijk tot uitdrukking in de geomorfologische kaart van het gebied (zie bijlage 1), waarin de erosie vanuit het Zijper zeegat in donkerblauw is weergegeven (code 3N9). Hier en daar is in de loop der eeuwen de Westfriese Omringdijk tijdens stormvloeden doorgebroken. Op plaatsen waar dit gebeurde kwamen grote hoeveelheden zeewater via het Zijper zeegat het land binnen, waardoor in de directe omgeving van de doorbraken diepe gaten in de bodem werden uitgesleten, die in dit deel van Nederland bekend staan als ‘wielen’. Dit fenomeen is duidelijk te zien aan de grillige, kronkelige vorm van de dijk, alsmede het voorkomen van ‘zee-erosielaagten’ (code 3N9) ten oosten van de Omringdijk. De directe omgeving van het kasteelterrein heeft een maaiveldhoogte rond 0,3 m boven NAP. Op plaatsen waar het oude landschap in het verleden is geërodeerd door zee-inbraken ligt het maaiveld momenteel rond 1,0 m onder NAP. Afbeelding 5: Uitsnede uit de kaart van de opnieuw bedijkte en drooggemalen Zijpe door Baptista Doetecomius (1600). Het onderzoeksterrein bevindt zich binnen de rode cirkel. Let op de tekst in het landje ten zuiden van het onderzoeksterrein. Hier staat: “Grave van Egmonts weilant”. Het Noorden bevindt zich rechts.
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
10
3.2. Archeologisch en historisch kader De oudst bekende bewoning van het noordwestelijke deel van Westfriesland gaat terug tot de periode die onder archeologen bekend staat als de late IJzertijd (ca. derde-tweede eeuw v. Chr.). Westfriesland vormde in die tijd een natuurlijk bekken, waaruit grond- en oppervlaktewater maar mondjesmaat weg kon stromen langs natuurlijke weg. Door de stagnatie van het grond- en oppervlaktewater kon zich een dik laagveenpakket vormen dat uiteindelijk zelfs boven het bereik van het grondwater is uitgegroeid. Op dit moment spreken we van hoogveen, dat uitsluitend door regenwater gevoed wordt. Een dergelijk landschap is niet erg aantrekkelijk voor bewoning. Vermoedelijk verbeterde in de loop van Late IJzertijd - en later in de midden- tot laat-Romeinse Tijd nogmaals - de natuurlijke afwatering tijdelijk, waarschijnlijk in combinatie met een langdurige vermindering van de gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid. In de wijde omgeving van Schagen zijn vindplaatsen van nederzettingen, akkers, grafvelden, etc. uit beide voornoemde perioden aangetroffen (Barendregt e.a. (red.) 1994, p. 8-31). Rond het eind van de Romeinse tijd (ca. 400 n. Chr.) begon weer een periode van vernatting van het klimaat. Vanaf dit moment begint een hiaat in de bewoningsgeschiedenis van de regio. Naar alle waarschijnlijkheid trokken de bewoners zich terug op de oude woongronden in de duinstreek. In de loop van de negende eeuw trokken kolonisten vanuit het duingebied de regio weer in (Bremer 1985, p. 10). In de tiende en elfde eeuw vormde een combinatie van verdroging van het klimaat en een verbeterde afwatering van het hoogveen reden om de ontginning echt ter hand te gaan nemen. De natuurlijke afwatering werd door de ontginners verbeterd,
Afbeelding 6: Uitsnede uit een kaart getiteld “Agri Zypani Nova Descript(io)” (ca. 1625). De onderzoekslocatie is rood omcirkeld. Het Noorden bevindt zich rechts.
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
11
waardoor het water uit het drassige veen weg kon stromen. Het land werd zo geschikt gemaakt voor akkerbouw. Wanneer hoogveen ontwaterd wordt klinkt het in en begint een proces van bodemdaling. Omdat de zeespiegel nog steeds enige centimeters per jaar steeg maar het land door de ontwatering daalde, kreeg de zee meer invloed. Vanaf de late twaalfde eeuw werd Noord-Holland dan ook met enige regelmaat geteisterd door overstromingen. De aaneenschakeling van een reeks dijken, dorpsterpen en natuurlijke hoogtes in het landschap leidde rond 1250 tot het ontstaan van wat we nu kennen als de Westfriese Omringdijk. De Omringdijk, gelegen op een steenworp ten westen van het voormalig ‘‘Huys ten Nuwendoorn’, vormde het voorlopige eindpunt van een lange reeks van kleine en grotere maatregelen tegen de vernietigende invloed van het water. Het ‘Huys ten Nuwendoorn’ vormde één van de maatregelen van Floris V (graaf van Holland) om zijn greep op de inwoners van Westfriesland te versterken. In 1256 was nabij Hoogwoud zijn vader -Rooms-koning Willem II- gedood, nadat hij met zijn paard door het ijs was gezakt en met zijn zware uitrusting niet kon vluchten. Na wisselend succes voor zowel de Westfriezen als voor graaf Floris in de jaren ‘70, leek het tij in de jaren ‘80
Afbeelding 7: Uitsnede uit de kaart van Jan Dircksz Zoutman (1665). Het onderzoeksterrein is rood omcirkeld. De driehoekige uitstulping in de Westfriese Omringdijk staat hedentendage bekend als de “Polder Nuwendoorn”. Binnen de polder Nuwendoorn heeft een centraal in het poldertje gelegen molen het overtollige water afgevoerd naar de dijksloot, vanwaar het af kon vloeien naar de Zijpersluis bij Krabbendam. De relatief lage ligging van het poldertje vormde waarschijnlijk de noodzaak tot deze lokale vorm van bemaling. Het Noorden bevindt zich rechts. van de dertiende eeuw definitief in het voordeel van deze laatste te zijn gekeerd. Om zijn greep op de pas veroverde gebieden te behouden bouwde hij een reeks ‘dwangburchten’, waarvan ‘Huys ten Nuwendoorn’ bij Krabbendam er één is geweest. De bouw is volgens Melis Stoke, de hofchroniqueur van Graaf Floris, gestart in 1287 (Janssen et al (red.) 1996, p. 56). Typologisch wordt ‘Huys ten Nuwendoorn’ door Nederlandse kastelendeskundigen geplaatst rond 1290 (Janssen et al (red.) 1996, p. 62). Ook het vondstmateriaal in de
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
12
grachtvulling conflicteert niet met Stokes jaartal. Floris V zou de voltooiing van het kasteel uiteindelijk niet meemaken. In 1296 werd hij tijdens een jachtpartij met ‘bevriende’ edelen gevangengenomen, die hem kort daarna - schijnbaar in paniek geraakt door de hen in het vooruitzicht gestelde straffen - van het leven beroofden. Er volgde een roerige periode, waarbij ook het nog in aanbouw zijnde ‘Huys ten Nuwendoorn’ het volgens Stoke (Groesbeek 1981, p. 287; zie ook Melis Stoke’s Rijmkroniek Vijfde Boek, vers 6201) moest ontgelden. De bouw werd echter al spoedig hervat onder de opvolgers van Floris V, de graven uit het huis van Henegouwen. In de decennia daarna wordt het kasteel nog meermalen genoemd, o.a. in verband met onderhoudswerkzaamheden (Renaud 1960, p. 41). Na 1366/1367 wordt ‘Huys ten Nuwendoorn’ niet meer genoemd (Groesbeek 1981, p. 288). Het kasteel is daarna min of meer in de vergetelheid geraakt. In 1948 stuitte de toenmalige eigenaar van het kasteelterrein tijdens het ploegen op funderingen van de voorburcht. Pas in 1960 ging de eerste spade de grond in. De bevindingen van het archeologisch onderzoek onder leiding van de eerste bijzonder hoogleraar Kastelenkunde, wijlen dhr. prof. J.G.N. Renaud, leidden tot de conclusie dat de grachten van het kasteel door een overstroming zijn dichtgeslibd. Tegenwoordig wordt er algemeen van uitgegaan dat dit rond 1370 gebeurd is (ARCHIS waarnemingsnr. 30986). Na 1963 heeft er geen wetenschappelijk onderzoek van betekenis meer plaatsgevonden. De grachten zijn in dat jaar gedeeltelijk uitgegraven waarbij veel belangwekkende vondsten zijn geborgen. De vrijgekomen slootaarde is daarna binnen de funderingen van de voor- en hoofdburcht gestort (zie afb. 2). De funderingen van het kasteel zijn in 1967 geconsolideerd. De Westfriese Omringdijk kent door tal van doorbraken zeer veel lokale verleggingen, ook wel ‘inlaagdijken’ genoemd. Onderzoek aan luchtfoto’s, gecombineerd met archeologisch booronderzoek heeft het sterke vermoeden doen rijzen dat de huidige driehoekige uitstulping van de Omringdijk ter plaatse van de kasteellocatie een opvolger is van een oudere dijk, meer oostelijk van de huidige. Deze oudere dijk zou direct tegen de westelijke zijde van het teruggevonden kasteelterrein liggen (Besteman 1993, p. 64), hetgeen in militair-strategisch opzicht een veel gunstiger locatie is voor de vestiging van een kasteel dan de ligging ten opzichte van de huidige Omringdijk. 3.3. De onderzoekslocatie aan de hand van kaartmateriaal Aan de hand van verschillende kaarten is het mogelijk om de bewoningsgeschiedenis van de onderzoekslocatie te schetsen, met dien verstande dat het alleen momentopnames verschaft van het grondgebruik vanaf de zestiende eeuw tot heden. Afwezigheid van bebouwing in de kaarten is overigens geen garantie dat er ook niets heeft gestaan op het moment van opname. Vooral in de beginperiode tekende cartografen vaak slechts de grotere nederzettingen en belangrijke beeldbepalende bouwwerken als kerken, kloosters en kastelen in. Door vergelijking van meerdere (zo mogelijk gelijktijdige) kaarten van de regio en raadpleging van regionale archeologische en/of historische literatuur biedt historisch kaartmateriaal toch een belangrijke bron van informatie. De eerste kaart met relevante informatie over het onderzoeksgebied is rond 1530 vervaardigd. De uitsnede uit deze kaart (afb. 3) toont Noord-Holland op het snijvlak van de regio’s Kennemerland, de Kop van Noord-Holland en West-Friesland. Op de locatie waar ‘Huys ten Nuwendoorn’ heeft gelegen is in deze uitsnede niets terug te vinden van enige vorm van bebouwing. 1
Bron: http://home.planet.nl/%7Edijkh287/kastelen/nuwdoorn/nwdorn13.htm#top
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
13
De kaart van Joost Jansz. Beeldsnijder (1575, zie afb. 4) toont al veel meer detail, al is ook hier niet 100 procent duidelijk in hoeverre hij zijn kaart heeft samengesteld uit oudere kaarten2. Op de onderzoekslocatie is hoe dan ook geen enkele indicatie voor bebouwing te vinden in Beeldsnijders kaart. Johannis Baptista Doetecomius brengt meer zichtbaar meer detail aan in zijn kaart (1600, zie afb. 5). De onderzoekslocatie is nog altijd leeg. Molens, nederzettingen, losse boerderijen en buitenhuizen zijn echter wel degelijk weergegeven in deze kaart. Het lijkt er daarom op dat de oudere kaarten ons wel degelijk een juiste voorstelling van zaken geven aangaande deze ‘leegte’. Let op de tekst in het landje ten zuiden van het onderzoeksterrein. Hier staat: “Grave van Egmonts weilant”. Wellicht nog een rudiment van oorspronkelijke grafelijke goederen rond ‘Huys ten Nuwendoorn’? Het ligt helaas niet in het bereik van dit onderzoek om hier verder onderzoek naar te verrichten. De situatie was nog niet wezenlijk veranderd in 1625, afgaande op een kaart uit dat jaar (zie afb. 6). Ook in 1665 is het kasteelterrein nog leeg weergegeven (zie afb. 7). Binnen de polder ‘Nuwendoorn’, gelegen binnen de driehoekige uitstulping van de Omringdijk ter plaatse, heeft blijkens deze kaart een molen gestaan, die via een molensloot was aangesloten op de dijksloot langs de Omringdijk. Het bureauonderzoek heeft helaas niet geleid tot historische feiten over het soort molen en de functie ervan. De kaartafbeelding, in combinatie met informatie over de huidige hoogteligging, biedt mogelijk een oplossing voor dit vraagstuk. Het maaiveld binnen de polder ‘Nuwendoorn’ ligt namelijk rond -1,00 m ten opzichte van NAP. Dit is een behoorlijk peilverschil met de landerijen ten oosten ervan (ca. + 0,30 m). De relatief lage ligging van het poldertje vormde waarschijnlijk de noodzaak tot deze lokale vorm van bemaling. Om het agrarisch nog enigszins te kunnen benutten zal men binnen het poldertje een eigen grondwaterpeil hebben moeten realiseren. Mogelijk heeft de centraal in het poldertje gelegen molen het overtollige water via de [bedijkte] molensloot afgevoerd naar de dijksloot langs de Westfriese Dijk, vanwaar het bij laagwater af kon vloeien naar de Zijpersluis bij Krabbendam. Gezien de relatief geringe afmetingen van de polder ‘Nuwendoorn’ was de maalcapiciteit waarschijnlijk beperkt. Gedacht kan worden aan een ‘spinnenkopmolen’. Op de oudste kadastrale kaart van het gebied (1819, zie afb. 8) zijn de molensloot en de locatie van de molen nog afgebeeld. Opmerkelijk is de percelering rond het kasteel in deze kaart. In een wijde omtrek rond het kasteel is de percelering onregelmatig3 blokvormig. Aangezien de percelering van dit deel van Westfriesland tot de grote ruilverkaveling in de jaren ‘60 van de twintigste eeuw nog veel oorspronkelijke trekken vertoonde, dient er sterk rekening mee te worden gehouden dat zich binnen de bedoelde percelen (zie ook bijlage 8) nog resten van secundaire verdedigingselementen4 bevinden, bijvoorbeeld in de vorm van een tweede omgrachting, schansen, pallisades, etc. 2
3 4
De nog jonge bedijkte en drooggemalen Zijpe is weergegeven, al zijn wel de nodige vragen te stellen bij de staat waarin het weergegeven is. De bemaling van de ogenschijnlijk zo strak ingerichte polder was in 1573 moedwillig gestaakt om zo als natuurlijke barrière te dienen in de strijd tussen de Spaansgezinde en de Prinsgezinde troepen. Pas sinds 1597 is de Zijpe definitief bedijkt en bemalen. zie de zuidelijke begrenzing, alwaar de percelering eindigt bij een kronkelende waterloop, die bekend staat onder de naam ‘Hemtsloot’. Eind jaren ‘90 leverde aanvullend onderzoek bij de in de jaren ‘40 van de twintigste eeuw opgegraven burcht van Kuinre geheel nieuwe gegevens op over de omvang van de verdedigingswerken om het kasteel (De Boer en Geurts 2002). Ook dit kasteel is in het verleden door een ervaren archeoloog opgegraven, nl. prof. P.J.R. Modderman. Voortschrijdend inzicht, alsook nieuwe technieken zijn wel vaker de reden voor nieuwe ontdekkingen aan als bekend veronderstelde monumenten.
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
14
Afbeelding 8: Uitsnede uit de kadastrale minuutplan van 1819. Het kasteelterrein en de vermoedelijke ligging van de voorganger van de Westfriese Omringdijk zijn aangegeven met een rode omlijning. Let op de molensloot in de “polder Nuwendoorn”. Aan de oostzijde van de molensloot bevind zich een zeer klein perceeltje in de vorm van een halve cirkel, de locatie van de molen uit afbeelding 7. Het noorden bevindt zich boven. Afbeelding 9: Uitsnede uit de moderne topografische kaart. Blauw ingevuld zijn de terreindelen waarop dit bureauonderzoek van toepassing is. De molen en de molensloot liggen ten noorden daarvan (zie zwarte pijl), in terrein dat in particulier bezit is. De vermoedelijke ligging van de door Wagenaar in 1961 waargenomen (schut)sluis is weergegeven door middel van een rode ster. Het noorden bevindt zich boven.
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
15
De Grote Historische Provincie Atlas met kaarten uit de periode 1849-1859 (niet afgebeeld) toont dezelfde situatie. Door de kadastrale minuutplan van 1819 onder de moderne topografische kaart te leggen kon de ligging van de molen en molensloot worden gereconstrueerd (afb. 9). Deze liggen net buiten het bereik van de geplande ingrepen naar aanleiding waarvan dit bureauonderzoek is geschreven. Tegenwoordig is het kasteelterrein duidelijk herkenbaar op topografische kaarten en luchtfoto’s. De ligging van de vermoedelijke poldermolen en de molensloot zijn tegenwoordig niet meer als zodanig herkenbaar in het landschap.
Afbeelding 10: Deze plattegrond (naar Besteman 1993, p. 69) van de voor- en hoofdburcht van de Nuwendoorn is in vele artikelen en publicaties gebruikt, maar vormt merkwaardigerwijs tevens de enige gepubliceerde situatietekening op basis van de maanden durende opgravingscampagnes in de jaren ‘60 van de vorige eeuw.
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
16
3.4. Uitgevoerd archeologisch onderzoek in de omgeving van ‘Huys ten Nuwendoorn’ Op het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS) is over het plangebied een grote hoeveelheid informatie op te vragen. Zo wordt duidelijk dat, met uitzondering van het onderzoek naar het ‘Huys ten Nuwendoorn’, in de omgeving van de onderzoekslocatie tot op heden nog niet veel systematisch archeologisch onderzoek uitgevoerd is (zie ook bijlage 1). Wel zijn er veel losse vondsten gedaan, veelal uit de late middeleeuwen (ca. 1250-1500) en daarna. Ook zijn er in 1968 tijdens een karteringsonderzoek door de AWN op enkele honderden meters ten zuiden van het kasteelterrein, enkele fragmenten gevonden van inheems handgevormd aardewerk, gedateerd in de vroege- tot midden-Romeinse tijd (ca. 12 v. Chr-270 n. Chr.; ARCHIS-waarnemingsnr. 40015). Deze laatstgenoemde vondst is aangetroffen binnen een terrein met vergelijkbare geomorfologische karakteristieken als die onder het kasteelterrein (zie bijlage 1; code 2M35a). Er is daarom vooralsnog geen reden om aan te nemen dat prehistorische vondsten uitgesloten zijn. Het plangebied blijkt volgens de Provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) onderdeel te vormen van een archeologisch zeer waardevolle locatie. In ARCHIS staat het kasteelterrein beschreven onder monumentnummer 1732. In de monumentbeschrijving wordt toegevoegd: “Aangezien het terrein zowel in wetenschappelijk als cultuurhistorisch opzicht een belangrijke bijdrage levert aan de bewoningsgeschiedenis van het gebied, dient het terrein behouden te worden”. Het tracé van het verdwenen gedeelte van de Omringdijk is in ARCHIS beschreven onder monumentnummer 10615. In de monumentbeschrijving wordt toegevoegd: “Het betreft hier de restanten van een oude dijk. Waarschijnlijk staat deze in relatie met de bouwgeschiedenis van het kasteel Nuwendoorn”. Begin jaren ‘90 zijn grondboringen gedaan met als doel de tracering van verdwenen dijken en dijksegmenten. Hierbij is geconstateerd dat de huidige scherpe punt in de Westfriese dijk ter hoogte van het kasteel een zogenaamde uitlaagdijk is. Oorspronkelijk lag deze blijkens de boringen meer naar het oosten (Besteman 1993, p. 64)5. Tot slot van deze paragraaf meld ik nog een waarneming, gedaan in 19616. Wijlen dhr. C. Wagenaar, een regionaal bekend geschiedvorser die in Krabbendam heeft gewoond, heeft tijdens graafwerkzaamheden in de zuidpunt van de polder ‘Nuwendoorn’ in dat jaar de resten van een bakstenen sluis waargenomen, gefundeerd op eikenhouten planken. Wagenaar meldt verder dat de doorgang ± 7 meter breed was. De door Wagenaar vermelde breedte doet vermoeden dat het door hem waargenomen fenomeen een schutsluis is geweest. Deze kunnen volgens Arends (1994, p. 14-16) worden gedateerd vanaf de eerste helft van de dertiende eeuw, hetgeen zou kunnen betekenen dat ‘Huys ten Nuwendoorn’ en de sluis gelijktijdig bestaan hebben. De door Wagenaar aangegeven ligging is weergegeven in afbeelding 9.
5 6
zie ook afb. 8 en bijlage 8. Niet aangemeld bij - danwel niet opgenomen in - ARCHIS
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
17
3.5. ‘Nieuwe Deuren’: de sleutel tot de strategische betekenis van Floris dwangburcht bij Krabbendam? ‘Huys ten Nuwendoorn’ wordt door Melis Stoke, hofsecretaris van Floris V ‘de beste in al den lande’ genoemd (Rijmkroniek: Vierde Boek, vers 580). Nu is algemeen bekend dat dit soort beschrijvingen vaak het karakter hebben van een lofdicht op de opdrachtgever (in dit geval Floris V), waardoor ze in veel gevallen een overdreven voorstelling van zaken geven. Gesteld kan echter wel worden dat het ‘Huys ten Nuwendoorn’, gezien Stoke´s kwalificaties de beste was van Floris’ dwangburchten (Medemblik, Muiden, Wijdenes(?), Alkmaar en Krabbendam). Indirect blijkt dit ook uit de afmetingen. Nuwendoorn heeft de grootste oorspronkelijke plattegrond van al zijn kastelen. Wat is dan de strategische betekenis geweest van dit punt, dat Floris V juist hier zijn grootste versterking bouwde? In de tot nu toe verschenen publicaties over ‘Huys ten Nuwendoorn’ is dit aspect feitelijk onderbelicht gebleven. Renaud is in zijn artikelen over het kasteel niet verder gegaan dan dat het deel uitmaakte van Floris’ strategie om zijn greep op Westfriesland te versterken (Renaud 1970, p. 52). D.P. van Wigcheren (1976, p. 17-18) ging al dieper in op de strategische betekenis van dit in 1289 definitief door Floris ingelijfde landsdeel. Volgens Van Wigcheren (idem) kwam Floris’ bouwlust in Westfriesland voort uit de door hem gevoelde noodzaak om de voornaamste havens en toegangswegen onder controle te hebben. Door de bouw van dwangburchten nabij deze strategische locaties was hij hiervan verzekerd. Daarnaast kon Floris door de controle over de toegangswegen een belangrijke bron van inkomsten aanboren in de vorm van tolheffing. Om de strategische betekenis van ‘Huys ten Nuwendoorn’ goed te kunnen doorgronden is een reconstructie van de ligging in relatie tot de toenmalige belangrijkste vaar- en landwegen onontbeertlijk. Een poging daartoe wil ik in het onderstaande doen. De tekst wordt geïllustreerd middels de afbeelding in bijlage 2 (achteraan bijgevoegd). De met de ontginning van de Westfriese hoogveengebieden7 gepaard gaande ontwatering en bodemdaling, leidde reeds kort na het jaar 1000 tot de vorming van het Zijper zeegat (Danner et al 1994, p. 17). Rond 1100 kreeg het Zijper zeegat aansluiting bij de bovenloop van de veenrivier de Rekere8 (Danner et al 1994, p. 18). De getijdeinvloed reikte tot in de meren rond Alkmaar en Bergen, waardoor het gevaar van oeverafslag aldaar aanmerkelijk toenam. Rond de eerste helft van de dertiende eeuw werden dijken opgeworpen om het achterland te beschermen (zie bijlage 2). In 1248 sleet het Zijper zeegat onder invloed van twee zeer zware stormen op 20 november en 28 december een diepe geul uit van een kilometer breed. Ook achter de dijken van Westfriesland werd veel schade geleden (Danner et al 1994, p. 18). De Schoorldam (ca. 1200) en de Rekeredam (1264) vormden het sluitstuk van een pakket van maatregelen om de negatieve effecten van het Zijper zeegat te beteugelen. De afdamming van de Rekere leidde onherroepelijk tot problemen voor de scheepvaart. Weliswaar is het aannemelijk dat de Rekere tijdens laag tij nog af kon vloeien op de Zijpe middels klepduikers of keersluizen in de dammen, echter zeker voor grotere zeewaardige schepen, zullen zij een onoverkomelijk obstakel hebben gevormd. Overslag van goederen over de dammen zal het nodige oponthoud gekost hebben. Bovendien verlandde de Rekere sinds de aanleg van de Rekeredam vrij snel (Danner et al 1994, p. 44). Het is aannemelijk dat men zocht naar een alternatieve, goed tegen getijdeinvloed te beschermen vaarroute. De in 1961 door C. Wagenaar waargenomen (schut?)sluis9 zal naar mijn mening hebben gediend om de bovenloop van de Rekere vanaf Schoorldam te ontsluiten middels een 7 8 9
Zie ook hoofdstuk 3.2. Tussen Alkmaar en Zijpersluis volgt het Noord-Hollands Kanaal in globale lijnen de loop van de vroegere Rekere. Zie hoofdstuk 3.4
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
18
‘omleiding’ door Westfries territorium. De in bijlage 2 getoonde reconstructie is tot stand gekomen door gebruik te maken van topografische kaarten, de ‘Bonnebladen’10 van vóór de grootschalige ruilverkavelingen van de jaren ‘60 en ‘70 van de twintigste eeuw. Door vanaf de door Wagenaar waargenomen sluis nabij de Rekeredam zuidwaarts te zoeken naar bredere (=bevaarbare) waterwegen ontstaat een brede lus via de Hemtsloot en de Brugsloot langs de westkant van Warmenhuizen en via de Damsloot11 richting de rond 1900 nog in werking zijnde schutsluis ten zuiden van de Schoorldam. De in bovenstaande reconstructie voorgestelde omleiding met behulp van sluizen geeft nu voor de eerste maal12 een -in militair en economisch opzicht- duidelijke strategische functie aan ‘Huys ten Nuwendoorn’, namelijk de bewaking van de toegang tot westelijk Westfriesland, maar waarschijnlijk belangrijker nog, ook regionaal knooppunt van vaarverbindingen tussen Kennemerland en de waddeneilanden Callinge, Huisduinen, Wieringen, Texel en Eijerland, die door zeeinbraken in de twaalfde eeuw gescheiden waren van het vasteland13. In beide voornoemde regio’s hadden de graven van Holland veel bezittingen. Na de dood van Floris V in 1296, kwamen het kasteel en de sluis in handen van de graven van Henegouwen. De zorg voor ‘Huys ten Nuwendoorn’ werd toevertrouwd aan leden uit de lagere rangen van de adel. Als kasteleins worden genoemd (Van Wigcheren 1976, p. 27): Jan I van Polanen (1321-1341), Boudijn Jan Baertsz (1343-1344) en Jan van Egmont (1344-1366). Het belang van de sluis bij ‘Huys ten Nuwendoorn’ wordt nog eens benadrukt door het voorkomen van een buitendijks gelegen landje, dat nog in 1600 - als sluis en haven al lang niet meer op deze plek liggen14 wordt aangeduid als ´Grave van Egmonts weilant´ (zie afb. 5). Het landje waar in de jaren ‘60 van de vorige eeuw de resten van ‘Huys ten Nuwendoorn’ werden opgegraven, stond tot dan toe bekend als de ‘Nieuwe Deuren’, naar men toen aannam een verbastering van of variant op ‘Nuwendoorn’, dat naar de scherpe hoek in de Westfriese dijk zou verwijzen (Dekker 2002). Op deze plaats wil ik een nieuwe hypothese poneren aangaande de herkomst van de naam van het kasteel. In het bovenstaande is betoogd dat het kasteel de toegang tot een (schut)sluis controleerde. Dit sluistype is ontwikkeld in de eerste helft van de dertiende eeuw. Deze techniek werd nog maar mondjesmaat toegepast, o.a. bij het dorpje Spaarne, nabij Haarlem15. Vandaar de naam die men het kasteel gaf: ‘Nieuwe Deuren’, naar de ‘nieuwerwetse’ sluis die het bewaken moest! Tot 1366 wordt de sluis genoemd in de grafelijkheidsrekeningen (Bremer 2001, p. 17). Of de sluis na de doorbraak rond 1370 (zie noot 13) nog functioneerde of hersteld is, is binnen dit onderzoek niet duidelijk geworden. 10 11
12
13
14
15
Bron: ARCHIS2 (RACM). Ten zuiden van Warmenhuizen waren rond 1900 naast de in bijlage 2 afgebeelde vaarroute, nog enkele varianten mogelijk via ekele smallere sloten die richting de schutsluis van Schoorldam leidden. De sluis bij de Rekeredam wordt - min of meer zijdelings, waardoor dit belangrijke onderdeel van het toenmalig landschap onderbelicht bleef - overigens wel genoemd door Van Wigcheren (1976, p. 19 en p. 27). In 1170 en 1196 werd de Noordzeekustlijn doorbroken door Heersdiep en Marsdiep, waarna drie oude, tot dan toe aanééngesloten woongebieden door zeearmen omsloten raakten: Callantsoog, Huisduinen en Texel met Eijerland. Waarschijnlijk is ook Wieringen in de periode tussen 1170 en 1248 eiland geworden (Danner et al 1994, p. 17). Rond 1370 (ná 1366) vond er een doorbraak van de Noordzee plaats nabij ‘Huys ten Nuwendoorn’, hetgeen blijkt uit de zee-afzettingen waarmee de grachtvullingen afgedekt waren. Van Wigcheren oppert de mogelijkheid dat de zwakke plek waar de doorbraak plaatsvond de nabijgelegen sluis zou kunnen zijn geweest (Van Wigcheren 1976, p. 19). Deze mening wordt door mij gedeeld, gezien de grote waterdruk die op dit deel van de Omringdijk zal zijn uitgeoefend tijdens noordwesterstormen (zie Bijlage 2). Gebouwd in opdracht van Willem II en (her)bouwd door Floris V (Arends 1994, p. 15).
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
19
3.6. De documentatie van de kasteel opgraving in 1960, 1961 en 1963 De opgraving van het kasteelterrein onder leiding van prof. J.G.N. Renaud vond plaats in drie fasen. In de lente van 1960 en 1961 zijn de funderingen en een deel van de grachten vrijgelegd. In de lente van 1963 is het onderzoek aan de grachten afgerond. De door het onderzoek vrijgekomen informatie is van een grote hoeveelheid. Opmerkelijk is evenzeer de gebrekkige wijze waarop deze informatie ontsloten is. In diverse publicaties zijn plattegronden afgebeeld van ‘Huys ten Nuwendoorn’ (bijv. Janssen et al (red.) 1996; Groesbeek 1981) maar de originele opgravingsgegevens zijn moeilijk te achterhalen. De veldtekeningen zijn niet meer dan schetsen, ook bleek het onmogelijk gedetailleerde informatie over de ontgraven oppervlaktes en dieptes in te winnen bij de daarvoor verantwoordelijke instellingen (RACM, PDBNH). Een ander groot gebrek is dat nergens wordt verwezen naar de natuurlijke bodemopbouw in relatie tot de bodemopbouw binnen de muren van de voor- en hoofdburcht. De wijze van fundering van de verschillende bouwelementen is nergens gepubliceerd en foto’s van sporen en artefacten in hun oorspronkelijke context zijn op de vingers van een hand te tellen. De opgravingsdocumentatie bleek tot voor kort in handen te zijn geweest van dhr. Renaud. Na zijn overlijden op 25-04-2007 is zijn privé-documentatie aan de RACM overgedaan. Op 30 mei 2007 is een afspraak gemaakt met dhr. C. Thanos van de RACM om de bewaard gebleven stukken door te nemen. In het onderstaande wordt uiteengezet welke relevante administratieve gegevens werden aangetroffen bij een bezoek aan de RACM te Amersfoort. Onderscheid wordt gemaakt tussen primaire bronnen (veldadministratie, dagrapporten, veldfoto’s, veldtekeningen, veldschetsen, etc.) door ter plaatse aanwezig geweest zijnde personen (dhr. Renaud en zijn veldtechnici dhr. Plug en dhr. Roodschild-Koning) en secundaire bronnen als (manuscripten voor) artikelen, reconstructietekeningen, etc., door dhr. Renaud, maar ook door anderen. Onder ‘primaire bronnen’ wordt verstaan: de opgravingsadministratie. Hiervan werden teruggevonden: • 5 A3-formaat tekenvellen met schetsen voorzien van 3-hoeksmetingen van de kasteelmuren en –uitbraaksleuven, gedateerd 22 en 24 maart en 1 april 1960, opgetekend door dhr. Renaud16. • 1 A3-formaat tekenvel met een schets van de relatieve hoogtes (c.q. dieptes) van de kasteelmuren, het opgravingsvlak en de aanzetten van de grachten t.o.v. NAP 17. • Dagrapporten door veldtechnici Plug en Roodschild-Koning van de ROB, gedateerd tussen 8 april en 24 mei 1963 (in totaal 9 pagina’s), gevolgd door een samenvatting door dhr. Renaud uit september 1966, getiteld: Onderzoek van de slotgrachten van het voormalige kasteel Nuwendoorn te Krabbendam, N-H (3 pagina’s)18. • Technische tekeningen en fotomateriaal van tijdens het opgravend onderzoek aangetroffen vondsten. 16
17 18
De bovengenoemde schetsen werden door schrijver dezes tussen een aantal persoonlijke aantekeningen, brieven en losse manuscriptvellen voor artikelen van dhr. Renaud aangetroffen. De schetsen zijn die dag nog gekopieerd. In bijlage 3 zijn de scans van deze fotokopieën opgenomen. Zie noot 16. De dagrapporten en de samenvatting van het onderzoek van de slotgrachten zijn gescand en opgenomen in bijlage 4. Vreemd genoeg meldt Renaud in zijn samenvatting dat het grachtenonderzoek heeft geduurd van 1 april tot 8 juni 1963, terwijl de dagrapporten tussen 8 april en 24 mei 1963 zijn gedateerd.
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
20
Niet teruggevonden primaire bronnen zijn: • Dagrapporten van de opgravingscampagne 1960/1961 (opgraving kasteel m.u.v. de grachten), schaaltekeningen met vlak- en spoornummering en/of beschrijving, alle denkbare lijsten met nummering en beschrijvingen van sporen, (ophogings)lagen, structuren, vondsten, monsters, foto’s, daghoogten, etc19. Naast opgravingsgegevens hebben we ook nog de beschikking over secundaire bronnen, in de vorm van (manuscripten voor) artikelen, voornamelijk van de hand van J.G.N. Renaud zelf. Om een enigszins verantwoorde reconstructie te maken van de opgegraven delen van het terrein zijn de aanwezige veldschetsen gecontroleerd aan de hand van moderne inmetingen, voorzien van referentiepunten naar het landelijke systeem van RD-coördinaten. Aan de hand van enkele foto´s en tekeningen zal een beeld worden geschetst van de vele van het kasteelterrein afkomstige vondsten. Relevante bouw- en bodemkundige informatie uit de vele losse manuscripten, aantekeningen en schetsen in de documentatie van Renaud is samengevat en eveneens verwerkt in de reconstructietekeningen.
19
Het blijft vooralsnog onduidelijk of deze documentatie zoek is. Het is niet uitgesloten dat de velddocumentatie tot een minimum beperkt was. Onderzoek naar laatmiddeleeuwse terreinen werd indertijd nog van ondergeschikt belang geacht binnen de toenmalige archeologische instituten. Een standpunt dat door slechts een handjevol onderzoekers ter discussie werd gesteld, onder wie Renaud zelf.
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
21
3.6.1. Controle van de opgravingsdocumentatie De schetstekeningen van Renaud (zie bijlagen 3a t/m 3f ) doen vermoeden dat het onderzoek uitsluitend gericht was op de totstandkoming van een zo compleet mogelijke kasteelplattegrond. In zowel de schetsen als de dagrapporten vormen het ontbreken van bouwkundige details, grondsporen en (dagzomen van) ophogingslagen hiervoor een aanwijzing. De schetstekeningen, door Renaud voorzien van 3-hoeksmetingen zijn gecontroleerd door een selectie van de erin vermelde afstanden te vergelijken met de afstanden in een moderne20 digitale plattegrond in Autocad, beschikbaar gesteld door de provincie Noord-Holland. Het resultaat hiervan is weergegeven in tabel 1. In de vijfde kolom zijn de afwijkingen in centimeters weergegeven. Hieruit blijkt dat in de meeste controles afwijkingen van meer dan 3 centimeter zijn geconstateerd. 3 cm is de uiterst getolereerde waarde van meetafwijkingen in de KNA (v. 3.1). Controlemeting
bijlage
afstand 1960 (cm)
afstand 2004 (cm)
afwijking afwijking afstand afstand 2004 (cm) 2004 (%) A 2A 1862 1860,43 1,57 + 0,84 B 2A 815 814,89 0,11 + 0,01 C 2A 1176 1187,42 11,42 + 0,97 D 2B 1210 1217,19 7,19 + 0,59 E 2B 569 568,53 0,47 - 0,08 F 2C 1602 1614,64 12,64 + 0,79 G 2C 1702 1733,55 31,55 + 1,85 H 2C 1280 1304,67 24,67 + 1,93 I 2D 231 233,89 2,89 + 1,25 J 2F 6797 6785,72 11,28 - 0,17 Tabel 1: de resultaten van de controlemetingen van de schetsen door Renaud, uit de jaren ´60 van de vorige eeuw. De locatie van de metingen is weergegeven in bijlagen 3a t/m 3f. Een regelmatig terugkerend probleem bij vergelijking van oud met nieuw kaartmateriaal, echter, is dat niet altijd even duidelijk is wat er ingemeten werd. Zo is het niet ondenkbaar dat ten tijde van Renauds schetstekening een lager gelegen metsellaag werd ingemeten dan het sindsdien gedeeltelijk gereconstrueerde muurvlak ten tijde van de metingen van 2004. Mochten zich tussen beide metsellagen enkele versnijdingen hebben bevonden, dan zijn de in tabel 1 weergegeven afwijkingen redelijk verklaarbaar. In bijlagen 5 en 6 is de plattegrond van 2004 bijgevoegd (schaal 1:200, voorzien van grondslagpunten met bekende RD-coördinaten en NAP-hoogtes) zodat in de toekomst wèl goed vergelijkend meetonderzoek verricht kan worden, bijvoorbeeld in geval van bedreiging door verzakking/ wegschuiven van de muurresten.
20
de tekening dateert van 12 maart 2004.
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
22
De interpretatie van de opgegraven resten is door Renaud gepubliceerd in een aantal artikelen in archeologische en heemkundige tijdschriften21. De behoefte aan een overzichtelijke weergave van Renauds’ bevindingen vormde aanleiding om deze in kaartvorm samen te vatten (zie afb. 11). De relatie tussen opgravingsvlak, muurwerk en grachten is door Renaud weergegeven in een sterk vereenvoudigde profielschets van het terrein (zie bijlage 3e). Door het ontbreken van spoornummering, windrichting of coördinaatparen in de tekening zal de ligging van deze terreindoorsnede wel altijd een raadsel blijven. Uit de schaarse notities kan met enig vakinhoudelijk inlevingsvermogen een algemene vlakhoogte van +0,02 tot +0,10 m t.o.v. NAP binnen de kasteelmuren worden afgeleid. Dit wijkt niet wezenlijk af van de hoogtes binnen de kasteelmuren in bijlage 6, samengesteld naar opmetingen uit 2004. Dit gegeven is van essentieel belang: momenteel wordt er algemeen van uitgegaan dat het hogergelegen terreindeel binnen de kasteelmuren is ontstaan door ophoging met de grond uit de kasteelgrachten, tijdens de reconstructiefase in 1967. De overeenkomsten tussen de huidige maaiveldhoogtes binnen de kasteelmuren en die in bijlage 3e worden zijdelings bevestigd door lezing van de dagrapporten van het grachtenonderzoek in 1963 (bijlage 4). In deze dagrapporten wordt - behoudens een relatief korte onderbreking tussen 12 en 21 april 1963 - steevast melding gemaakt van de afvoer van de grachtvulling naar het gronddepot van de toenmalige gemeente Warmenhuizen (sinds 1990 opgegaan in gemeente Harenkarspel). Meestal reden er zelfs meerdere zandauto’s tegelijk op dit project. Het lijkt er daarom sterk op dat het huidige maaiveld binnen de kasteelmuren gelijk is aan het door Renaud c.s. aangelegde archeologisch leesbare vlak. Het ontbreken van een puttenkaart en werkputbegrenzingen in de veldschetsen vormt een serieus probleem bij het vaststellen van de grens tussen onderzocht en niet-onderzocht terrein. Wel bleek reeds bij aanvang van het grachtonderzoek dat de gewenste breedte van 15 meter niet haalbaar was binnen het voor het onderzoek afgerasterde terrein22. In zijn samenvatting van het grachtenonderzoek (zie bijlage 3, toegevoegd achter de dagrapporten) meldt Renaud: Ter controle werd begonnen met het trekken van enkele profielen dwars over de gracht. Er kwamen daarbij geen nieuwe feiten aan het licht; wel bleek dat het water om het kasteel tamelijk breed is geweest en de ruimte, noch het uitgetrokken bedrag voldoende waren om overal de oorspronkelijke breedte aan te houden.
De meest recente plattegrond van het terrein (zie bijlage 5) toont aan dat de grachten in het algemeen minder dan 10 meter breed zijn uitgegraven. Uit de dagrapporten van het grachtenonderzoek (zie bijlage 3) is tot slot nog enige informatie te halen over de onderzochte grachtdelen. Hieruit is op te maken dat de nadruk van het onderzoek heeft gelegen op de noordelijke23, zuidelijke en oostelijke gracht, alsmede de gracht tussen vooren hoofdburcht. De westelijke gracht wordt in de dagrapporten in het geheel niet vermeld. De vulling van deze westelijke gracht is naar alle waarschijnlijk vrijwel geheel intact in de bodem bewaard gebleven.
21 22 23
Renaud 1970, Bijlage 4: dagrapport 8 april 1963 Bijlage 4: Dagrapport 9 mei 1963; hierin wordt gemeld dat het onderzoek aan de noordelijke gracht afgerond is. Van de overige grachten wordt dit nergens expliciet vermeld.
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
23
3.6.2.. De huidige verblijfplaats van de vondsten van ‘Huys ten Nuwendoorn’. De voornaamste beweegreden om tot uitvoering van het grachtonderzoek over te gaan in 1963, werd ingegeven door de verwachting dat de grachten een schat van vondsten zou kunnen bevatten uit een chronologisch nauwkeurig te bepalen periode (zie bijlage 4; samenvatting van het grachtenonderzoek door Renaud). Dit zou van grote waarde zijn voor de ontwikkeling van typochronologiën voor laatmiddeleeuwse vondstgroepen. Een periode waarvoor in de jaren ‘60 van de vorige eeuw zich slechts een handjevol archeologen interesseerde, waaronder wijlen dhr. Renaud. Na de opgraving, uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de ROB, is het vondstmateriaal versnipperd geraakt. Enige naspeuringen leidden tot de localisering van vondstobjecten in het provinciaal depot voor bodemvondsten van Noord-Holland te Wormer (38 dozen), het Westfries Museum in Hoorn24 en (vermoedelijk) ook in het archeologisch depot van de gemeente Hoorn25. Op 9 oktober 2007 heeft schrijver dezes de beheerder van het provinciaal depot van NH (dhr. M. Veen) hiervan op de hoogte gebracht.
24
25
In de documentatie van Renaud bevond zich een orderbevestiging van dhr. De Weerd, toenmalig adj. wetenschappelijk medewerker van het Westfries Museum te Hoorn (bijlage 7, 2 pag.) aan dhr. Renaud. Of deze lijst compleet is, is schrijver dezes niet bekend. mondeling mededeling M. Veen (depotbeheerder provinciaal depot NH, te Wormer). Dit bericht kwam hem ter ore na contact met het Westfries Museum op 9 oktober 2007.
uitspringende poorttoren van minimaal 3 etages (Renaud 1970, p. 57) met uitsparingen van valbrug
uitspringende hoofd- of woontoren ('donjon')
zuidvleugel met onderverdeling in binnenruimtes; ruimtes b, c en d secundaire bouwfase volgens Renaud (p.58-59)
oostvleugel met onderverdeling in binnenruimtes a: eetzaal?
halfronde toren [traptoren naar verdieping(en) van oostvleugel]
uitspringende hoektoren, vermoedelijk tevens locatie van keuken (zie 11a)
gemetselde waterput
3
4
5
6
7
8
9
1
0
A
2
5
10
15
11c
20
11f
5a
3
25
4
5c
10a
Meters
5b
11d
11e
5d
B
8
11a
6b
10b
6a
11b
9
10b
Afb. 11: plattegrond kasteel Nuwendoorn nabij Eenigenburg (gem. Harenkarspel), opgegraven in 1960-'63 door J.G.N. Renaud. *De grachtreconstructie uit 1967 is niet waarheidsgetrouw, wegens onvoldoende budget en ruimte (zie bijlage 4 (achteraan), samenvatting door Renaud van het grachtenonderzoek, gedateerd 'september 1966').
privaten/afvalkokers (11a: vermoedelijke afvalkoker keuken; Renaud 1970, p. 57)
aanzet tot arkeltoren waarneembaar in fundering (Renaud 1970, p. 56)
2
steunberen weergang (a: primair; b: secundair)
poorttoren met toegangsbrug voorburcht
1
11
Hoofdburcht
B
2
10
Voorburcht
2
A
Indeling
brugconstructie toegang voorburcht (hout)
gracht volgens reconstructie 1967*
uitbraaksleuven
bakstenen funderingsresten
6c
7
N
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
24
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
Afbeelding 12: fragment van bakstenen schoorsteen met topversiering van ‘driepassen’, aangetroffen op 20 mei 1963, naar alle waarschijnlijkheid in de gracht tussen voor- en hoofdburcht (zie bijlage 3). De huidige verblijfplaats van dit belangwekkende bouwfragment was bij afronding van dit bureauonderzoek (nog) niet achterhaald. Bron: archief RACM
Afbeelding 13: enkele afbeeldingen van vondsten uit de grachten. -linksboven: kogelpot met bezemstreekversiering (ca. 1100-1350) -rechtsboven: één van de twee aangetroffen tenen visfuiken wordt uitgeprepareerd. Volgens de dagrapporten van 29 april en 9 mei 1963 (bijlage 3) is één ervan ingekist en meegenomen, en moet van de ander nog een gipsafdruk resteren. -linksonder: grape op ‘schulpvoetjes’, spaarzaam loodglazuur (ca. 1300-1350). -rechtsonder: bakpan met holle steel, spaarzaam loodglazuur (ca. 1300-1350). Bron: archief RACM
25
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
26
3.7. Verwachtingsmodel Geconcludeerd kan worden dat op basis van de geraadpleegde historische en archeologische gegevens de volgende archeologische resten kunnen worden verwacht op het terrein: •Uit een evaluatie van de -nog beschikbare- opgravingsgegevens26 blijkt dat in ieder geval de gracht om het kasteel onvolledig is opgegraven. Hoewel het terrein in de jaren ‘60 van de twintigste eeuw is opgegraven, is de opgravingsdocumentatie naar de huidige maatstaven op zijn best onvolledig te noemen. Onduidelijk is daardoor welke terreindelen zijn opgegraven en tot welke diepte is gegraven. Mochten zich nog onopgegraven grachtdelen binnen het terrein bevinden, dient rekening te worden gehouden met het aantreffen vele duizenden fragmenten bouwmateriaal, keramiek, glas, bewerkt hout, leer en metaal en botanische resten. •Onderzoek in oud kaartmateriaal van de locatie heeft het sterke vermoeden doen rijzen dat zich in een ruime zone om het door Renaud opgegraven kasteel nog secundaire verdedigingselementen als grachten, schansen en palissades kunnen bevinden27. Dit ligt in lijn met het grote strategische en economische belang van ‘Huys ten Nuwendoorn’, als geschetst in hoofdstuk 3.5. Gedacht kan Een historisch verantwoorde reconstructie van het kasteelterrein is niet mogelijk zonder nader veldonderzoek. •Ondergronds nog aanwezige resten van het oude tracé van de Westfriese Dijk. Deze zijn tijdens een inventarisatie in 1992 waargenomen in grondboringen (zie Besteman 1993). •Ondergronds nog aanwezige resten van het - naar aanleiding van een landschapsreconstructie - te verwachten sluiscomplex met haven in de huidige polder Nuwendoorn28. Wellicht ook aanwijzingen voor de reden voor het opgeven van het sluiscomplex, waarna de haven werd ingepolderd door een inlaag van de Westfriese Dijk. Indien er nog restanten van het sluiscomplex aanwezig zijn, dient rekening te worden gehouden met de vondst van complexe houten structuren, als bijvoorbeeld kades en schoeiingen. •Ondergronds nog aanwezige resten van schepen/scheepsonderdelen, alsmede afval weggegooid door opvarenden binnen het in het bovenstaande genoemde sluiscomplex. Resten van deze aard zouden aan het ontstaan en einde van het sluiscomplex een archeologische datering kunnen verbinden en tevens nieuw licht werpen op de maritieme materiële cultuur van de late dertiende en veertiende eeuw in het algemeen. In het bijzonder kan daarbij gedacht worden aan de aanvulling van de kennis van scheepsbouwtechnieken in deze periode. •Resten van menselijke activiteiten uit de prehistorie. Op enkele honderden meters afstand van het plangebied is een (afval)kuil met inheems-Romeinse artefacten gevonden. Het is niet uitgesloten dat zich binnen het plangebied eveneens resten uit deze periode bevinden. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan nederzettingssporen waaronder huisplattegronden, karresporen, afval- en mestkuilen, paalgaten met houtresten, honderden tot duizenden fragmenten keramiek, glas, bewerkt hout, leer, metaal en botanische resten. 26 27 28
zie hoofdstuk 3.6. zie hoofdstuk 3.3. en bijlage 8. zie hoofdstuk 3.5 en bijlage 2.
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
27
4. Samenvatting en advies naar aanleiding van het bureauonderzoek 4.1. Samenvatting Ten einde de archeologische waarde van het ‘Huys ten Nuwendoorn’ en de naastgelegen polder ‘Nuwendoorn’ te bepalen, zijn de relevante historische en archeologische gegevens geraadpleegd. Beide monumenten zijn gelegen tussen Krabbendam en Eenigenburg (gem. Harenkarspel). De oorspronkelijke opgravingsdocumentatie was op het moment van aanvang van het bureauonderzoek (eind mei 2007) niet ontsloten. Er is op de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM), gevestigd te Amersfoort, wel opgravingsdocumentatie aanwezig, doch niet goed geordend, noch gepubliceerd. De opgravingstekeningen bestaan uit meerdere schetsen. In de zestiger jaren van de vorige eeuw was het koppelen van het lokale opgravingsmeetsysteem aan de landelijke RDcoördinaten nog niet gebruikelijk. Daar deze informatie hoogst noodzakelijk is om het effect van geplande ingrepen in de bodem goed in te kunnen schatten, is de beschikbare opgravingsdocumentatie (aangevuld met modern kaartmateriaal) zo goed als mogelijk naar moderne normen uitgewerkt (zie hoofdstuk 3.6 t/m 3.6.2). Het is zeer waarschijnlijk dat het kasteelterrein nog niet-gedocumenteerde archeologische waarden bevat. Het terrein is weliswaar in de jaren ‘60 van de twintigste eeuw onderzocht, doch uit de summier teruggevonden opgravingsgegevens blijkt wel dat men zich ervan bewust was dat de grachten oorspronkelijk breder moeten zijn geweest dan de voor het onderzoek beschikbare ruimte toeliet (zie hoofdstuk 3.6 t/m 3.6.2). Naar alle waarschijnlijkheid kunnen in een ruime zone om het huidige monument nog resten van secundaire verdedigingselementen worden aangetroffen. Gedacht kan worden aan een tweede gracht, pallisades, schansen, etc (zie hoofdstuk 3.3). In hoofdstuk 3.5 is het strategisch belang voor Floris V van een versterking op deze locatie geschetst. Met behulp van literatuuronderzoek en archeologische, iconografische en geomorfologische bronnen is een reconstructie met bijbehorende kaart (zie bijlage 2) gemaakt van de strategische ligging van ‘Huys ten Nuwendoorn’, gelegen aan een dertiende-eeuwse (schut)sluis met haven, op het knooppunt van de regio’s NoordKennemerland, Westfriesland en het toenmalige waddengebied van de Zijpe.
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
28
4.2. Advies (zie ook bijlage 8) en slotoverweging De polder ‘Nuwendoorn’, waar de nieuwe reconstructieplannen voorzien in de visualisering van het oorspronkelijke dijktracé van de Westfriese Omringdijk met behulp van - uit de grachten van het kasteel opgediepte - grond, dient hoe dan ook te worden onderworpen aan vervolgonderzoek in de vorm van een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) door middel van proefsleuven (Bijlage 8, sleuf A4 en A5), alvorens hier verder kan worden gegaan met de planontwikkeling. Het aanbrengen van ophogingen op archeologische monumenten kan schade toebrengen aan eventueel nog aanwezige archeologische resten. Informatie uit de proefsleuven kan leiden tot een gewogen advies hoe hiermee om te gaan De in 1961 door C. Wagenaar waargenomen sluis (zie hoofdstuk 3.4 en bijlage 8) is tijdens de aanleg van een electrisch gemaal naar alle waarschijnlijk in sterke mate verstoord. Gezien de ligging tegen de flank van de Westfriese Dijk, zelf een beschermd monument, is het niet aannemelijk dat toestemming verkregen zal worden in de direct omgeving van Wagenaar’s waarneming veldonderzoek uit te voeren. Mochten zich op deze locatie inderdaad resten van een sluis en haven bevinden, dan zijn de proefsleuven A3, A4, A5 en A6 het beste alternatief om deze hypothese te toetsen. Het verdient aanbeveling om de oude molensite archeologisch te onderzoeken en vervolgens in ere te herstellen. Het terugvinden en herstellen van de molen en de molensloot zal actief bijdragen aan de beleving van het gebied.
Afbeelding 14: boven: Overzicht op het kasteelterrein genomen op 25 mei 2007, bezien vanuit het Zuiden. Het bos ligt ter hoogte van de voorburcht van het kasteel. Iets rechts van het midden is nog juist het afdakje boven de waterput van de hoofdburcht zichtbaar. Onder: De grachten rond de muren van de voorburcht zijn geheel dichtgegroeid en overwoekerd geraakt sinds de late jaren´60 van de twintigste eeuw (vergelijk afb. 2). Inmiddels (november 2007) is de bebossing verwijderd.
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
Rond het kasteelterrein wordt een drietal (onderbroken) proefsleuven geadviseerd (proefsleuven A1 t/m A3 en proefsleuf A6; zie bijlage 8). Deze sleuven zullen voldoende informatie bieden om antwoord te vinden op de in het bovenstaande gerezen vragen omtrent de ontgravingsbreedte en diepte tijdens het grachtenonderzoek door Renaud in 1973. Door de sleuven een eind buiten het huidige monument door te trekken kan eveneens onderzocht worden of de geconstateerde afwijkende percelering in de kadastrale minuut van 1819 aanwijzingen biedt voor de aanwezigheid van tot dusver onvermoede secundaire verdedigingselementen in het landschap29. Ook binnen de muren van het kasteel dient vooralsnog rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Geadviseerd wordt om binnen de kasteelmuren grondboringen te verrichtten om meer zekerheid te verkrijgen over de oppervlakte en diepte van de in de jaren ´60 van de twintigste eeuw opgegraven terreindelen. Het in het bovenstaande geadviseerde inventariserend veldonderzoek dient te worden uitgevoerd en gerapporteerd volgens de normen van de KNA (v. 3.1) door een voor archeologisch onderzoek gecertificeerde instelling of bedrijf.
29
Ter hoogte van proefsleuf A6 bevindt zich een smalle verbinding tussen het kasteelterrein en een opmerkelijk smal perceel. Mogelijk bevond zich hier een keersluis of duiker waarmee het waterpeil van de binnengracht kon worden geregeld.
29
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
30
Slotoverweging De vondst van ‘Huys ten Nuwendoorn’ in de jaren ‘60 van de twintigste eeuw betekende veel voor de historisch geïnteresseerde inwoners van de ‘Kop van Noord-Holland’. In vergelijking met omringende provincies is Noord-Holland relatief arm aan dit soort beleefbare monumenten. Voor de huidige inwoners van de regio biedt het landschap, door de grootschalige ruilverkaveling die ook in die periode plaatshad, weinig mogelijkheden om zich terug te wanen in het roemruchte verleden. ‘Huys ten Nuwendoorn’ heeft vanuit het oogpunt van de beleving van de geschiedenis daarom zeker niet ingeboet aan strategische waarde. Een historisch verantwoorde benadering van de geplande reconsolidatie is dan ook de enige juiste benadering!
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
31
Literatuur Arends, G.J. , 1994: Sluizen en stuwen. De ontwikkeling van de sluis- en stuwbouw in Nederland tot 1940. Bouwtechniek in Nederland 5, Delftse Universitaire Pers. Barendregt, E.P./A.C. Jansen/F.G.J. van Zwan (red.), 1994: 10 jaar Muggenburg. Van weiland tot woonland, Schoorl. Besteman, J.C. (red.), 1993: Verdwenen dijken verdwijnen, Haarlem Boer, P.C. de & Geurts, A.J. (2002). Oude burchten in het nieuwe land. De middeleeuwse kastelen van Kuinre in de Noordoostpolder, Lelystad. Bremer, J.T., 1985: De Zijpe, deel 1: bedijking en bewoning tot omstreeks 1800, tweede druk, augustus 1997, Schoorl. Bremer, J.T., 2001: Floris V en de ‘Nieuwe Deuren’, in: Zijper Historie Bladen 2001-03 (p. 16-17). Dekker, P., 2002: Over de naam ‘Nieuwendoorn’, in: Zijper Historie Bladen 2002-02 (p. 18). Cock, J.K. de, 1965: Bijdrage tot de historische geografie van Kennemerland in de middelleuwen op fysisch-geografische grondslag, Arnhem. Danner, H.S., Lambooij, H.Th.M., Streefkerk, C., 1994: ...Die water keert. 800 jaar regionale dijkzorg in Hollands Noorderkwartier, Alkmaar/Edam. Groesbeek, J.W., 1981: Middeleeuwse kastelen van Noord-Holland. Hun bewoners en bewogen geschiedenis, Rijswijk Janssen, H.L., J.M.M. Kylstra-Wielinga, B. Olde Meierink (red.), 1996: 1000 jaar kastelen in Nederland. Functie en vorm door de eeuwen heen, Utrecht. Karsten, G., 1951: Noordhollandse plaatsnamen, Amsterdam Lambooij, H.Th.M., 1987: Getekend Land. Nieuwe beelden van Hollands Noorderkwartier, Alkmaar Renaud, J.G.N., 1960: Kasteel “Nyendoren” bij Krabbendam (N.H) hervonden en opgegraven, in: Westerheem jrg. 9 (1960), p. 38-41 Renaud, J.G.N., 1970: De Nuwendoorn, in: Alkmaars Jaarboekje (1970), jrg. 6, p. 51-60 Wigcheren, D.P. van, 1976: Het huis te Nuwendoorn, heruitgave van 1999 met aanvullingen van H.S. Danner.
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
32
Lijst van afbeeldingen 1. 2. 3.
4. 5. 6. 7. 8. 9.
10. 11. 12. 13. 14
De onderzoekslocatie (rood), geprojecteerd op een uitsnede van de topografische kaart (schaal 1:25000), p. 4 De hoofburcht met op de achtergrond de waterput, genomen nét na de consolidatie van de funderingen, p. 5 Uitsnede uit een kaart voorstellende Waterland met de toestand van de zeewering van het Noorderkwartier (ca. 1530), p. 7 Uitsnede uit de kaart van Joost Jansz. Beeldsnijder (1575), p. 8 Uitsnede uit de kaart van de opnieuw bedijkte en drooggemalen Zijpe door Baptista Doetecomius (1600), p. 9 Uitsnede uit een kaart getiteld “Agri Zypani Nova Descript(io)” (ca. 1625), p. 10 Uitsnede uit de kaart van Jan Dircksz Zoutman (1665), p. 11 Uitsnede uit de kadastrale minuutplan van 1819, p. 14 Uitsnede uit de moderne topo-grafische kaart. Blauw ingevuld zijn de terreindelen waarop dit bureauonderzoek van toepassing is. De molen en de molensloot liggen ten noorden daarvan (zie zwarte pijl), in terrein dat in particulier bezit is. De vermoedelijke ligging van de door Wagenaar in 1961 waargenomen (schut)sluis is weergegeven door middel van een rode ster. Het noorden bevindt zich boven, p 14 Plattegrond van ‘Huys ten Nuwendoorn’ (schaal ca. 1:1000), p. 15 Plattegrond van ‘Huys ten Nuwendoorn’(schaal 1:500) met functieverwijzingen, p. 24 fragment van bakstenen schoorsteen met topversiering van ‘driepassen’, p. 25 enkele afbeeldingen van vondsten uit de grachten, p. 25 Recente foto´s met overzicht van het kasteelterrein en details van de huidige staat van de fundering van de voorburcht, p. 28
Lijst van bijlagen 1.
Het onderzoeksterrein tegen de geomorfologische ondergrond.
2.
De strategische ligging van ‘Huys ten Nuwendoorn’.
3a t/m 3f. Scans originele veldschetsen met driehoeksmetingen van de kasteelplattegrond. 4.
Dagrapporten grachtonderzoek 1963 (met als latere toevoeging een samenvatting hiervan door dhr. Renaud uit september 1966).
5.
Uitdraai van digitalisering kasteelplattegrond (schaal 1:200) voorzien van RD-coördinaten als opgemeten op 12 maart 2004.
6.
Uitdraai van digitalisering kasteelplattegrond (schaal 1:200) voorzien van NAP-maten grachtbodem als opgemeten op 12 maart 2004.
7.
Ontvangstbevestiging vondsten van ‘Huys ten Nuwendoorn’, geschreven door M. de Weerd op 4 juli 1966, in die tijd werkzaam voor het Westfries Museum te Hoorn.
8.
Bijlage 8: advies vervolgonderzoek (Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. proefsleuven)
Bureauonderzoek kasteelterrein ‘Huys ten Nuwendoorn’, gem. Harenkarspel
33
Lijst van afkortingen en begrippen ARCHIS AWN Behoud
CHW IVO KNA
NAP RACM
Online-databank met allerhande (archeologische) gegevens. Archeologische Werkgroep Nederland, een organisatie van vrijwilligers die het archeologisch erfgoed een warm hart toedragen. De belangrijkste doelstelling in de archeologische monumentenzorg is behoud van archeologische waarden voor het nageslacht en voor toekomstig onderzoek, liefst door middel van bescherming in de oorspronkelijke context (behoud insitu), indien behoud in-situ niet mogelijk is stuurt de archeologische monumentenzorg aan op veiligstelling van waarden middels een opgraving (behoud ex-situ). Cultuurhistorische Waardenkaart: een beleidskaart met cultuurhistorische waarderingszones, geprojecteerd boven de moderne topografische kaart. Inventariserend Veldonderzoek; inventariserend en waarderend archeologisch onderzoek op de onderzoekslocatie, door middel van boringen en/of proefsleuven. Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, v, 3.1. De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) bevat alle eisen waaraan archeologisch onderzoek en het beheer van archeologisch vondst- en documentatiemateriaal minimaal moet. De KNA is het handboek dat de inhoudelijke en ambachtelijke eisen van archeologische werkzaamheden in het proces van Archeologische Monumentenzorg beschrijft en eisen stelt aan de uitvoerders binnen dat proces. Dit zijn zowel private partijen als ook publieke partijen (bron: www.sikb.nl). Normaal Amsterdams Peil; een standaard peilnotering in archeologische rapporten. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, gevestigd te Amersfoort.