BULLETIN VAN DE WERKGROEP HERKENNING 22e Jaargang No. 4 december 2007
Donatie 2007
Vanuit het bestuur Dit is alweer het laatste nummer van 2007 en we hechten eraan om met u nog even terug te kijken naar het afgelopen jaar. We startten dit jaar met een zeer geslaagde bijeenkomst in Aalten ter gelegenheid van de tentoonstelling “Getekend Geboren”. We hebben dit jaar ook een aantal discussies binnen onze achterban afgerond, die kennelijk onvermijdelijk bij ons horen. Dit jaar kenmerkte zich ook door een aantal publicaties over de NSB en haar achterban, waarbij weer nieuwe inzichten naar boven kwamen. Over al deze onderwerpen hebben wij in het Bulletin verslag gedaan en deze lijn zullen wij blijven voortzetten. Het komende jaar zullen wij weer een donateursdag organiseren, wij horen graag suggesties daarvoor van u! Laat het ons weten via
[email protected] In het vorige bulletin hebben we u het beleidsplan van de Stichting voor de komende drie jaar voorgelegd. Dit plan was al besproken met de vrijwilligers van Herkenning en als bestuur zullen wij ervoor zorgen dat wij ons houden aan dit beleid. Nu wij een beleidsplan hebben worden wij ook door de belastingdienst als Algemeen Nut Beogende Instelling (zogenaamde ANBI) toegelaten! Dit heeft ondermeer als voordeel voor u - als donateur - dat u eventuele giften aan de stichting Werkgroep Herkenning voor de belasting kunt aftrekken. Een tweetal beleidspunten komt in dit nummer uitgebreid aan de orde. Het onderzoek van het NIOD naar de ervaringen van “ kinderen van foute ouders” is er één van en het Open Archief, waarin de kinderen hun levensverhalen kunnen optekenen, het andere. Paul Mantel heeft een gesprek gehad met Ismee Tames over de voortgang van het NIOD onderzoek en als uitvloeisel is een persoonlijk verslag van Ismee over die voortgang in dit Bulletin opgenomen. Paul heeft voor het laatst bijdragen geleverd aan het Bulletin, want hij gaat ons verlaten. Als bestuur zijn wij Paul veel dank verschuldigd voor al het werk dat hij jarenlang voor Herkenning heeft gedaan, eerst als medewerker en later als bestuurslid en (Vervolg op pagina 4)
Herkenning en de belasting Tot nu toe heeft 58 % van de donateurs de donatie overgemaakt. Wij hopen op de steun van ALLE donateurs. Nu wij voldoen aan de nieuwe belastingregels voor de aftrek van giften, zie ´Vanuit het Bestuur´ is het misschien mogelijk in december of januari voor twee jaar tegelijk uw donatie ( en andere giften) over te maken. Mogelijk haalt u zo één maal in de twee jaar de drempel. U ontvangt geen acceptgiro. Voor de wijze van betalen zie pag. 2 ‘donateur worden’.
MAILADRESSEN Het bestuur wil graag zoveel mogelijk verzenden via e-mail. Zowel het Bulletin als andere berichten !!! Laat u ons a.u.b uw e-mailadres en uw voorkeur hierin weten!
Informatie over de Werkgroep Herkenning
Inhoudsopgave voor dit Bulletin
Secretariaat:
Vanuit het bestuur................................ ........................ 1 Informatie over de Werkgroep Herkenning.................... 2 Mededelingen en oproepen: Oproep aan alle donateurs; archief van de Stichting Werkgroep Herkenning ................................ ... 3 Oproep Zonneke Matthée ................................ ........... 4 Oproep mevrouw Möller-Visser ................................ ..... 4 In memoriam: Herinnerend aan Eva ................................ ................... 5 In memoriam Eva Vlug ................................ ................ 5 Bij het overlijden van Eva Vlug ................................ ...... 6 Exposities: Filmmaand In Nationaal Monument Kamp Vught: Dilemma’s ................................ ........................ 7 Kinderen van foute ouders - Bevrijdingsmuseum........... 7 Het NIOD-onderzoek: Een persoonlijk verslag over de voortgang van het NIOD-onderzoek ................................ .................... 9 Mijn verhaal: Een blijvende herinnering ................................ ........... 10 Reactie op “Hoor en wederhoor” in het Bulletin van september: Goede bronnen en foute bronnen............................. 10 In de media: Een onwaarschijnlijke vriendschap, geboren uit verzoening ................................ ............................ 11 Jeugdstorm in Haarlem................................ .............. 13 De wandeling, logbook Irene Hissink........................... 15 Het Open Archief van de Tweede WereldOorlog ................................ ................................ ...... 17 Publicaties: (Kinder)boeken van Martine Letterie ........................... 18 Dr. Hans Max Hirschfeld, man van het grote geld ....... 18 Internationaal: Geboren in Sauerbrunn................................ .............. 21 Vijfde ‘Jahrestreffen der Lebensbornkinder’ ................. 23 Inzage dossiers Nationaal Archief............................. 27 Colofon................................ ................................ ..... 28
Archipel 45-67 8224 HW Lelystad 0320-412116 E-mail:
[email protected] www.werkgroepherkenning.nl Het secretariaat is bereikbaar van dinsdag tot en met vrijdag van 9 tot 17 uur. Adreswijzigingen a.u.b. melden aan het secretariaat Landelijke Hulptelefoon 030 6701979 Bestuur Cuny Holthuis-Buve (voorzitter a.i.) Ton Scheffel (penningmeester) Pragit Koot-Brouwers (secretaris) Tanja van der Woud-Wolterbeek (donateurs-bestand)
Regiocoördinatoren Friesland Groningen Drenthe Salland &Twente Utrecht Flevoland Brabant Limburg
Roelie Ansingh 0512 303174 Jurriën Oortwijn 050 3110955 Pieter Kempers 0591 659904 Arjen en Mieke de Groot 053 4344801 Joke Bor 030 6921905 Pragit Koot-Brouwers 0320 412116 Hans van Hoof 0413 475838 Margreet Vorstenbosch 046 4373822
Partners Joke Snijders
033 4617673 DONATEUR WORDEN VAN HERKENNING U kunt donateur worden van de Stichting Werkgroep Herkenning. U ontvangt dan ons informatiebulletin dat eens per kwartaal verschijnt. Ook kunt u deelnemen aan de activiteiten die onze stichting organiseert. De stichting vraagt van de donateurs een jaarlijkse bijdrage van €20,00.
Contactgroep Kinderen van Duitse Militairen Ab van Aldijk
023 5240898 06 53382670
Redactie Bulletin Paul Mantel Cuny Holthuis-Buve Gerard van der Woud
020-4822480
[email protected] [email protected] [email protected]
Een hogere bijdrage is uiteraard welkom. De hoogte van de standaardbijdrage mag echter geen belemmering zijn om u te laten inschrijven. Kunt u dat bedrag niet missen dan is een lagere bijdrage eveneens welkom. Wij willen u verzoeken om uw bijdrage te storten op ons rekeningnummer 5285797, ten name van de penningmeester Stichting Werkgroep Herkenning, Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht, onder duidelijke vermelding van uw naam en adres.
Webmaster: Ruud Schouten
[email protected]
Mocht u vragen hebben omtrent deze procedure schrijf of bel dan naar: Secretariaat Stichting Werkgroep Herkenning Archipel 45-67 8224 HW Lelystad E-mail:
[email protected]
www.werkgroepherkenning.nl
2
Mededelingen & oproepen Inzendingen voor het Bulletin
Oproepen Oproep aan alle donateurs
De redactie wil graag uw verhaal of uw ideeën publiceren! U kunt dat doen onder uw eigen naam, anoniem of onder pseudoniem.
Archief van de Stichting Werkgroep Herkenning.
Medewerking kan op incidentele en op regelmatige basis. Wilt u meer weten neemt u dan contact op met Gonda Scheffel-Baars, Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht of mail naar
[email protected]
Op 8 november jongstleden waren Gerard van der Woud en ondergetekende te gast bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), alwaar wij met andere vrijwilligers van belangen- en zelforganisaties die betrekking hebben op de Tweede Wereldoorlog, een voorlichtingsmiddag bijwoonden over de eventuele overdracht van onze archieven.
Misschien wilt u uw verhaal wel eens delen met anderen, of het gewoon eens naar buiten brengen. In de rubriek “Mijn Verhaal” heeft u de ruimte om dat te doen. U kunt uw bijdrage voor 1 februari 2008 sturen naar de redactie van Het Bulletin, p/a Gonda Scheffel-Baars, Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht of mail naar
[email protected]
Een Powerpoint-presentatie liet zien hoe veilig het archief daar bewaard wordt. Veiligheid zowel fysiek als waar het de privacy betreft. Het NIOD is als gerenommeerde archiefinstelling, gespecialiseerd in de Tweede Wereldoorlog, zich als geen ander bewust van de waarde van het materiaal, dat zich onder de leden en donateurs van onze organisaties kan bevinden.
Donaties voor de Stichting Vrienden van Werkgroep Herkenning .
De Stichting Vrienden van Werkgroep Herkenning werd opgericht om, met de nalatenschap van de oudvoorzitter van de Stichting Werkgroep Herkenning Hans Donkersloot als basis, de activiteiten van de Werkgroep Herkenning te kunnen continueren in de periode dat er geen subsidiegelden meer beschikbaar zouden zijn. Een aparte Stichting Vrienden was destijds noodzakelijk om de overheidssubsidie te kunnen blijven ontvangen. Nu de subsidies van het ministerie van VWS al enige jaren gestopt zijn en de verplichtingen van de Stichting Werkgroep Herkenning die voortvloeiden uit deze periode niet langer aanwerzig zijn, is een scheiding van de twee stichtingen geen nood-
Wij zullen ons archief van 1981 tot 2000 aan het NIOD gaan overdragen en vragen u als u materiaal heeft dat aan de oorlog of aan de Werkgroep gerelateerd is en dat u voor dit doel af wilt staan, eventueel gekopieerd, dan contact op te nemen met mij. Ik denk hierbij vooral aan materiaal dat te maken heeft met de weekends van Herkenning, die in de beginperiode gehouden werden, alsook de Open dagen en de regionale gespreksgroepen.
zaak meer.
Tevens geven wij in overweging uw wensen hieromtrent vast te leggen voor uw toekomstige nabestaanden, zodat zij deze kennen.
Wij vragen u dan ook om donaties en eventuele legaten rechtstreeks over te maken aan de Stichting Werkgroep Herkenning, zoals aangegeven op bladzijde 2 van dit Bulletin.
Tanja van der Woud 3
Oproepen
Vanuit het bestuur
Oproep Zonneke Matthée
(Vervolg van pagina 1)
redacteur van het Bulletin. Het Open Archief is mede door zijn inspanning ontwikkeld.
In verband met vervolgonderzoek na mijn publicatie “VOOR VOLK EN VADERLAND. Vrouwen
De zeer moeizame ontwikkelingen bij het Open Archief gedurende het laatste half jaar hebben hem - overigens zeer tegen zijn zin - gedwongen om een andere werkkring (dan de gedachte bij het Open Archief) te aanvaarden. We betreuren het dat het niet meer vanzelfsprekend is om een beroep te kunnen doen op zijn kennis en ervaring omtrent Herkenning, het Bulletin en het Open Archief. Wij wensen hem natuurlijk veel succes in zijn nieuwe loopbaan!
in de NSB 1931-1948”, zou ik graag in contact willen komen met vrouwen die, in de jaren dertig en tijdens de bezetting, lid waren van de NSB.
Wie van de leden van Herkenning kan en wil mij in contact brengen met hun voormalige NSBmoeder? Ik zou graag met hen willen spreken
Voor het Bulletin hebben wij een goede opvolging voor Paul kunnen vinden in Gonda ScheffelBaars, u allen al bekend door haar vele bijdragen aan het Bulletin en door het door haar samengestelde Internationale Bulletin. Gonda’s jarenlang opgebouwde en brede kennis zal het Bulletin zeker ten goede komen.
over hun levensloop, dus ook over de periode vóór en ná de bezetting!
Dat ik heel zorgvuldig en voorzichtig met deze mensen om zal gaan spreekt vanzelf. Ik hoop dat u zult reageren.
Wat de vacature in het bestuur betreft: wij roepen u op om mogelijk geschikte bestuursleden aan ons kenbaar te maken.
Voor informatie: Zonneke Matthée Schokkerwerf 1
Ondanks alle tegenslagen zal het Open Archief toch eindelijk van start gaan. Er wordt nu nog naarstig naar een projectmedewerker gezocht die de functie van Paul Mantel kan gaan invullen. Rinke Smedinga - als eerst-verantwoordelijke voor dit project – vertelt op verzoek van het bestuur in dit Bulletin over het doel en de werking van het Open Archief.
2317 DM Leiden Tel. 071-5215873
Oproep mevrouw Möller-Visser Mevrouw W. Möller-Visser is op zoek naar Gonnie Mijdam. Gonnie is als 6-jarige, in 1945,
Rest ons u allen goede feestdagen en een heel goede start van het nieuwe jaar te wensen!
opgenomen in het gezin Visser, wonende in IJsselstein. Mevrouw Möller wil graag weten hoe het met Gonnie later gegaan is.
Adres:
Cuny-Holthuis-Buve
Mevrouw W. Möller-Visser Kerkstraat 54 Katwijk a/d Rijn Tel. 071-4073324
4
In memoriam gehoord. In het Bulletin hoor ik die vrouwen dan weer niet. Mensen reageer toch eens, denk ik dan. Waar zijn jullie?
Herinnerend aan Eva
Tot slot: Eva, dank. Jammer dat je niet meer mee kunt doen. Misschien mag je op je wolkje nog eens meemaken dat er Erkenning komt. Conny H. Stam.
In memoriam Eva Vlug (4-8-1932 – 15-11-2007) Na een lijden van maanden is Eva Vlug - in haar eigen woorden - naar een andere wereld overgegaan. Eva is bij vele lotgenoten bekend van de praatgroepen die zij voor mensen in Zuid-Holland hield. Zij was jarenlang regiomedewerkster en hoorde misschien meer persoonlijke geschiedenissen dan de gemiddelde contactpersoon van de Werkgroep Herkenning. Die bevestigden haar eigen ervaringen in de Tweede Wereldoorlog en na de capitulatie van de Duitse bezettingstroepen. Zij kon daarbij velen troost en steun bieden.
Een warme vrouw, een kritische vrouw maar ook een vooruitstrevende vrouw. Als het over het gedachtegoed van Eva gaat, is het ook mijn gedachtegoed en misschien ook dat van velen van ons. Zou Eva de gevoelens van ons onder woorden hebben gebracht in haar laatste televisieoptreden bij Netwerk van de Evangelische Omroep?
Zij was begenadigd met een helder verstand, kon wel nog een diploma van een middelbare school behalen, maar geld voor de studie Nederlands kon door haar ouders niet meer opgebracht worden. De daarvoor bestemde waardepapieren waren tijdens de politieke vervolging verdwenen. In onze kringen is het niet uitzonderlijk dat door ouders gewenste studies niet gevolgd konden worden. Dat anderen met hulp van familie en op eigen kracht nog studies hebben kunnen voltooien, lijkt eerder uitzondering dan regel. Door de vervolging van naoorlogse politieke gevangenen die in zijn algemeenheid buitenproportioneel was, werden mede hun kinderen getroffen. Toch hebben veel lotgenoten zich desondanks en met grote moeite kunnen handhaven.
Eindelijk iemand die de andere kant van de naoorlogse medaille laat zien. Een ander, kritisch geluid waar we al zo lang op zaten te wachten. Eva heeft daarin heel dapper haar nek uitgestoken. Niet zielig, maar aanklagend. Ik hoop dat velen van ons zich hierin hebben herkend. Eva had via de Werkgroep Herkenning participanten, leden zijn wij immers niet, willen oproepen zich bij haar te melden, om zo mogelijk te proberen een nieuwe weg in te slaan. Door haar ziekte heeft zij dit helaas moeten intrekken. Binnen het bestuur van Herkenning zijn er mensen die menen dat het allemaal zijn tijd moet hebben. Het is ruim 60 jaar na dato!
Eva heeft al met al een bijzondere levensgeschiedenis gekend. Doordat zij in enkele buitenlanden leefde, woonde en werkte en zich ook verdiepte in het leven in andere landen, werd haar blik verruimd. Na de ellende van de jaren 1944, 1945 en volgende, ervoer zij ook andere hardheden van het leven. Toch is zij sterk gebleven en heeft altijd belang gesteld in maatschappelijke aspecten waarvan ik noem het milieu, de natuur, haar directe leefomgeving, de sociale ongelijkheid die gescheiden vrouwen ten deel kon vallen. Op haar ziekbed kon zij intens genieten van de najaarszon die door een spinweb speelde. Totdat de ongeneeslijkheid van haar ziekte duidelijk werd, was zij betrokken bij de
Erkenning is er nog steeds niet. De kinderen van, zijn er straks niet meer. Weer een stel lastposten minder. Wij willen niet meer de kinderen van foute ouders worden genoemd. Ook al staat foute dan tussen aanhalingstekens. Dat woord fout moet er nodig eens af. Wij zijn kinderen van ouders die een andere politieke keuze hebben gemaakt. Ook ik betreur dat. Lang niet allemaal waren ze fout. Fout zijn wij en zij gemaakt. 13 mei 2006, of was het 2005, was er een bijeenkomst van Herkenning in Vleuten. Daar heb ik voor het eerst, van een paar oudere vrouwen, kritische noten
(Vervolg op pagina 6)
5
In memoriam de tussen de maatschappelijke weerstanden door om een basis van samenwerking en gesprek met andere partijen te vestigen.
(Vervolg van pagina 5)
infrastructuur rond haar woonplek. Hoe moest het verder met de omgeving rondom het vlakbij nieuw te bouwen ziekenhuis? Dankzij haar doorzettingsvermogen verschenen er al eerder verkeersdrempels die wel de bobbels van Eva werden genoemd.
Voor Eva ging dit meestal niet snel genoeg en haar verstandhouding met het bestuur, en met veel werkgroepleden, is door de jaren heen dan ook ambivalent gebleven.
Wat haar bijzonder bezig hield en misschien wel het belangrijkste voor haar was, is de nog altijd eenzijdige publieke opinie over de politieke gevangenen van na de oorlog en hun kinderen. Vele brieven schreef ze aan de media, soms aan een wetenschapper van naam en een invloedrijke journalist. Heel weinig vond zij weerklank. Meestal werd zij genegeerd. Maar dit jaar kwam er een doorbraak. De schokkende Netwerkuitzending en een reportage op TV Noord. Met de woorden van een Nederlandse zanger had zij kunnen zeggen: ik heb een steen in de rivier gelegd. Maar het was als een rotsblok. De rivier zal nooit meer dezelfde zijn. Ze hoopte dat ook anderen dit zouden zien en ernaar handelen …
Toch is het ook bij haar niet tot een initiatief gekomen om een werkgroep die meer werk maakte van de confrontatie te beginnen. Ze bleef bij Herkenning. In latere jaren, toen er meer aandacht kwam voor de geschiedenis en de misstanden daarin, kon ze weer meer haar verhaal kwijt. Daar heeft ze gelukkig gebruik van weten te maken door in het Bulletin en op bijeenkomsten haar zorgvuldig geformuleerde mening in te brengen. Het bestuur is haar daar dankbaar voor. Uit mijn laatste gesprekken met Eva had ik de indruk dat er weinig in het leven was dat ze heeft laten liggen. De oorlogsgeschiedenis heeft gelukkig niet alleen haar levensverhaal bepaald maar het was natuurlijk niet voor niets dat ze zich zo sterk heeft gemaakt voor de harde feiten erin. In de voorbereidingen op het Open Archief stond het eigenlijk voor mij vast dat Eva’s verhaal als eerste op de site te zien moest zijn. Niet alleen omdat zij al twintig jaar geleden zo uitgesproken was maar ook omdat haar heldere taal een goede aanleiding zou zijn voor het publiek om te reageren.
Men gaat in ons land nog altijd voorbij aan de soms grove schendingen van de mensenrechten die het lot werden van veel van onze ouders. Velen in Nederland kennen maar één aspect, namelijk wat de Duitse bezetter voor wrede dingen in Nederland en daarbuiten aanrichtte. Dat een gedeelte van de eigen Nederlandse bevolking zich schaamteloos te buiten ging tegenover politieke gevangenen en hun kinderen, wil men niet weten, wordt verzwegen. Veel lotgenoten zullen dankbare herinneringen aan Eva bewaren. Een ongewone vrouw. Gerrit Bothof
Bij de laatste grote bijeenkomst van de Werkgroep in Zuilen was Eva degene die er op aandrong het verhaal van haar generatie zo snel mogelijk vast te leggen. ‘Veel tijd hebben we immers niet meer’.
Bij het overlijden van Eva Vlug
Helaas zal het verhaal van Eva nu wel in haar persoonlijk archief blijven. Haar ongeduld en strijdlust echter zullen we ons ter harte nemen in het nastreven van het historisch onderzoek naar, en de erkenning van, de ervaringen van haar generatie.
Op 15 november 2007 is Eva Vlug overleden. Eva was in het bestaan van Herkenning een van de meest uitgesproken mensen. Ze maakte zich sterk voor de erkenning van de geschiedenis van de kinderen van collaborateurs en dan vooral de geschiedenis van haar eigen generatie die de oorlogsjaren en de direct naoorlogse jaren bewust heeft meegemaakt. Dat deed ze met verve en volharding. Al vroeg in het bestaan van de werkgroep confronteerde ze het bestuur met de noodzaak de feiten van wat de ‘kinderen van’ is overkomen boven water en erkend te krijgen, maar daarnaast wilde ze ook werk maken van de harde en vaak onrechtvaardige behandeling van de oorlogsgeneratie zelf. In de eerste jaren deinsde het bestuur hier voor terug. Men was toen meer bezig de psychische gevolgen van die geschiedenis in kaart te brengen en men manoeuvreer-
Paul Mantel Bestuur Herkenning
6
Exposities om tijdens een opstand de verbrandingsovens te vernietigen. Op een dag ontdekt men een Joods meisje dat op wonderbaarlijke wijze de gaskamer heeft overleefd. Men maakt de moeilijke beslissing haar te verbergen en beschermen; hierdoor komt hun plan in gevaar. De film is gebaseerd op de memoires van de Hongaarse Joodse arts Milkos Nyisli die zelf in het Sonderkommando moest werken.
Filmmaand in Nationaal Monument Kamp Vught: Dilemma’s In november organiseerde Nationaal Monument Kamp Vught de jaarlijkse filmmaand, ditmaal in het teken van dilemma’s. Op dinsdag 6 november werd gestart met de succesfilm Zwartboek van Paul Verhoeven uit 2006. Zwartboek vertelt het verhaal van de ondergedoken Joodse zangeres Rachel Stein (Carice van Houten) die zich aansluit bij het verzet. Ze komt in contact met de hoge Duitse SD-officier Müntze, die haar een baan aanbied op het SD-kantoor in Den Haag. Het verzet heeft het plan om gevangen genomen verzetslieden te bevrijden, wat mislukt door verraad. Rachel Stein wordt zowel door het verzet als door de Duitse bezetters verdacht.
Het museum is geopend vanaf 19.00 uur; u kunt tot 20.00 uur de vaste en wisselexpositie bezichtigen of een consumptie nuttigen. Momenteel is de expositie ‘Wie kan ik nog vertrouwen’ over de vervolging van homoseksuelen in Duitsland te zien. De films beginnen alle vier om 20.00 uur (met korte inleiding en een pauze). De entree is € 3,00 of € 9,00 voor een passe-partout (4 films voor 3). Met CJP/CKV/Student/Vriend is de entree € 2,00 per film (€ 6,00 passe-partout). Reserveren kan via www.nmkampvught.nl of (073) 656 67 64.
Op dinsdag 13 november werd Shooting dogs vertoond van Michael Caton-Jones (2006). Deze film speelt zich af in 1994. In Rwanda is een burgeroorlog uitgebroken tussen Hutu’s en Tutsi’s. Tutsi’s trekken zich terug naar een omheinde christelijke school - tevens VN-basis - waar priester Christopher (John Hurt) en docent Joe Connor werkzaam zijn. Als de school wordt belaagd door gewapende Hutu’s wordt de keuze om te vertrekken en de Tutsi’s aan hun lot over te laten steeds moeilijker. Veel rollen in deze film werden gespeeld door overlevenden van de genocide in Rwanda.
Nationaal Monument Kamp Vught Lunettenlaan 600 5263 NT Vught 073 6566764 www.nmkampvught.nl
Kinderen van foute ouders - Bevrijdingsmuseum
De klassieker Sophie’s Choice was de derde film van 20 november, geregisseerd door Alan Pakula (1982). Sophie’s Choice is een romantisch drama met het verhaal van de mooie Poolse immigrante Sophie (Meryl Streep) en haar temperamentvolle, maar labiele geliefde Nathan die geobsedeerd is door de Holocaust. Ze raken bevriend met Stingo, een jonge Amerikaanse schrijver, maar het korte geluk van Sophie en Nathan wordt bedreigd door hun verleden. De filmmaand werd afgesloten met The Grey Zone op dinsdag 27 november. Tim Blake Nelson maakte in 2001 deze film over het ‘Sonderkommando’ in het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau. Het Sonderkommando, dat assisteert bij de vernietiging van duizenden van hun medemensen. Het kommando vat het plan op
Kaalscheren in Nijmegen (Vervolg op pagina 8)
7
Exposities (Vervolg van pagina 7)
Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944-1945 Wylerbaan 4 6561 KR Groesbeek tel. 024 - 397 4404 www.bevrijdingsmuseum.nl
‘Getekend geboren: kinderen van ‘foute’ ouders, 1931-2010’
Expositie in het Bevrijdingsmuseum 1 mei 2007 t/m 31 januari 2008 Deze expositie geeft een overzicht van de invloed die de Tweede Wereldoorlog gehad heeft (en nog heeft) op de kinderen van ouders, die in de oorlogsjaren de zijde van de bezetter kozen. Een gevoelig thema, dat te lang onderbelicht is gebleven en bij deze groep Nederlanders een stil en knagend verdriet heeft veroorzaakt. Niet in het minst door de houding van de bevolking na de oorlog. Men weet nog precies wie erbij waren. De kinderen van NSB’ers droegen ongewild deze last met zich mee. “De bevrijding was er, maar eigenlijk niet helemaal voor ons”, zo zegt een van de geïnterviewden. Het leverde allerlei individuele en maatschappelijke problemen op, maar zorgde er soms ook voor dat de betreffende kinderen zich op een zeer intensieve wijze willen inzetten voor mens en maatschappij. Toch voelde en voelt men zich “getekend geboren”, zelfs tot in de tweede generatie.
Tentoonstelling “Getekend geboren” verhuist na 31 januari 2008
Mensen die tijdens de oorlog kozen voor de kant van de bezetter noemen we ‘fout’. Dat waren ca. 150.000. Na de oorlog zijn veel van deze ‘foute’ Nederlanders voor de rechter gebracht en gestraft. Daarnaast zijn er ook velen door hun buurt, familie en collega’s gestraft. Het waren immers verraders en veel mensen wilden niets meer met hen te maken hebben.
De expositie “Getekend geboren” reist van Groesbeek door naar Nationaal Monument Kamp Vught en is daar te bezoeken van 4 februari tot omstreeks 30 maart 2008. Nationaal Monument Kamp Vught Lunettenlaan 600 5263 NT Vught www.nmkampvught.nl
De tentoonstelling ‘Getekend geboren’ gaat over hun kinderen. Dat zijn er zo’n 250.000 tot 300.000. Ook zij kregen vaak de schuld en straf voor wat hun ouders hadden gedaan. De expositie bestrijkt de periode vanaf de oprichting van de NSB tot de nabije toekomst en de vraag is of er nu opnieuw groepen kinderen zijn die zich buitengesloten voelen door de keuzes van hun ouders.
8
Het NIOD-onderzoek Een persoonlijk verslag over de voort- schrijven is vooral ook herschrijven, commentaar van andere wetenschappers inwinnen en steeds bij gang van het NIOD-onderzoek
jezelf nagaan of er 'nou echt precies staat wat je wilt zeggen' en of je niet toch nog even wat beter moet nadenken over je interpretatie. Nou ja, dat klinkt allemaal heel moeizaam, maar is wel kern van het wetenschappelijke bedrijf en in feite ook heel leuk: het gaat er tenslotte om dat je zo goed mogelijk gaat begrijpen hoe de vork in de steel zat én dat je dat ook aan de lezer kunt overbrengen.
Het gaat goed met het NIOD-onderzoek: ik ben de afgelopen drie maanden (september-november) eigenlijk vooral bezig geweest met schrijven. Er was in de loop der maanden zoveel materiaal bij elkaar gekomen dat dit nu ook wel kon. Ondertussen bleven zich ook nog mensen aanmelden met een verhaal of met brieven en andere archiefstukken. Ik ben dus ook nog op pad geweest en heb mensen hier ontvangen. Want ook al kan misschien niet meer alle nieuwe informatie echt in het boek opgenomen worden, het scherpt wel mijn ideeën en is belangrijk voor toekomstige projecten.
Dan nu het vervolgonderzoek. Inderdaad hebben we (dus het NIOD) in september een uitgewerkte aanvraag ingediend bij NWO. Sindsdien konden wij vrij weinig doen. Het zijn nu onze vakgenoten in binnen- en buitenland die moeten beoordelen hoe goed de aanvraag is en hoe belangrijk en wetenschappelijk vernieuwend het onderzoek. Uiteindelijk beslist NWO welke aanvragen gehonoreerd worden. Puur afgaande op het aantal aanvragen dat nog 'in de running' is en hoeveel er goedgekeurd kunnen worden, hebben we ongeveer 50% kans. Afwachten dus maar! In de loop van december horen we meer. Mocht het onverhoopt een afwijzing zijn, dan laten we ons niet kisten en dienen volgend jaar mei opnieuw in.
Eerst maar even over het boek: zoals bekend is de bedoeling dat er een boek verschijnt over hoe het was om als 'kind van "foute" ouders' op te groeien in de eerste naoorlogse jaren (tot 1960). Het gaat dan om de ervaringen en herinneringen van die toenmalige kinderen zelf en om hoe 'de maatschappij' met hen omging. 'De maatschappij' is natuurlijk wel een erg breed begrip dus heb ik gekeken naar overheidsbeleid op het gebied van jeugdzorg (bijvoorbeeld met betrekking tot de opvang van kinderen van wie de ouders geïnterneerd waren), naar de jeugdbeweging, naar armoedebeleid, de opstelling van de kerken etcetera. Ook heb ik bij interviews altijd gevraagd naar herinneringen over hoe het op school en in de buurt was.
Tot slot nog een bericht van persoonlijke aard: vanaf 3 december ga ik er even tussenuit voor zwangerschapsverlof. In maart ga ik dan weer aan het werk. Voor zover het kan, draag ik taken over aan mijn collega's, maar veel valt natuurlijk niet over te dragen omdat ik de enige ben die overzicht over het materiaal heeft en ook omdat sommig materiaal vertrouwelijk is. Het onderzoek ligt dan ook even stil, maar de tijd die ik niet werk, komt er daarna gewoon weer bij: er vervallen dus geen kostbare onderzoeksmaanden.
Een ander belangrijk aspect was natuurlijk hoe het in het gezin zelf ging na de oorlog, dus ook daar heb ik altijd naar gevraagd. Om al deze informatie zo goed mogelijk te kunnen interpreteren heb ik ook veel gelezen over bijvoorbeeld ideeën over kinderen, jeugd en opvoeding in die tijd (Wat was eigenlijk gewoon?), over de verzuiling en over de veranderende omgang met de bezettingsjaren (In 1960 was dat natuurlijk anders dan in 1946) en over wederopbouw in het algemeen.
Voor mij is het ook een prettige gedachte dat alles zo goed op schema ligt: als ik in maart weer aan de slag ga, weet ik precies wat er nog te doen is en kan ik er ook vrij zeker van zijn dat er nog voldoende tijd is om dat voor elkaar te krijgen. Hartelijke groet, Ismee Tames
Nu liggen er dus 5 hoofdstukken (ik wil er uiteindelijk 6 schrijven), maar zoals dat gaat in de wetenschap betekent dat niet dat het al 'bijna af' is: 9
Mijn verhaal
Reactie op “Hoor en wederhoor in het Bulletin van september
EEN BLIJVENDE HERINNERING
GOEDE BRONNEN EN FOUTE BRONNEN
Mijn ouders woonden in een dorp in het Noorden van Nederland. Zij waren bevriend met een ander echtpaar dat vlakbij woonde. De mannen keken samen voetbal, de vrouwen hadden altijd veel te bespreken. Mijn vader overleed in 1995, een paar maanden na de buurvrouw. Na enige tijd begonnen de beide mensen die alleen achtergebleven waren met elkaar op te trekken. Uiteindelijk hebben zij nog twaalf jaar hun leven met elkaar gedeeld.
De titel van dit stuk verwijst naar een thema dat boven de discussie in de Werkgroep Herkenning uitrijst. Het betreft nu een binnenshuis gecreëerd dilemma, dat onze verleden ruimte (zeg maar, vanaf 1933 tot op heden) lijkt te gaan beheersen. Tegelijkertijd is het een afspiegeling van opvattingen in de Nederlandse samenleving, waar wij als kinderen-van-foute-ouders de taaiheid van hebben leren ondervinden.
Nu was deze man officier geweest in het Nederlandse leger en als zodanig had hij de oorlog grotendeels in krijgsgevangenschap doorgebracht. Op een zomermiddag zaten wij op het terras bij elkaar: mijn moeder, haar partner, mijn beide ooms en ik. Eén van deze ooms is in de jaren ’90 met veel fanfare uit Canada naar Nederland teruggehaald omdat hij veroordeeld was geweest als landwachter. Hij heeft hier nog een aantal jaren gevangen gezeten. Sommige mensen zullen zich dat wel herinneren. De tweede oom zat indertijd in de jeugdbeweging, zal ik maar zeggen. Deze, jongere, broer van mijn moeder vroeg aan haar levensgezel: “Ik zou zo graag willen weten hoe het jou vergaan is, indertijd in krijgsgevangenschap. Heb je daar een trauma aan overgehouden?”
In de discussie in het vorige Bulletin wordt onder meer van bronnen gebruikt gemaakt. Bijvoorbeeld: in het breeduit geciteerde artikel van Jos Palm uit Trouw van 12 mei jl., wordt Menno ter Braak breeduit geciteerd ("Het Nationaalsocialisme als rancuneleer"). En al dat brede wordt natuurlijk waargemaakt door de gezaghebbendheid van de bron die nog weer eens duidelijk maakt dat onze ouders gewoon voor "ressentiment, rancune" stonden (zie Bulletin 22e jrg. nr. 3 p. 8 e.v.). Een andere bron echter, Van der Vaart Smit bijvoorbeeld (in hetzelfde Bulletin p.19) wordt aangemerkt als "omstreden". Uiteraard is daar geen sprake van breeduit citeren. De vorm en inhoud van de twee genoemde bronnen bevestigen de opinie van de Nederlandse samenleving over de foute Nederlanders. Een deel van het centrum van de Werkgroep Herkenning lijkt een dergelijke opvatting te delen. Dat is uiteraard hun goed recht. Maar zoals zal blijken kan dit soort citering van bronnen ook problemen met zich meeslepen.
Het werd even stil, en toen kwam het antwoord: “Het was best een nare tijd, maar ik ben altijd fatsoenlijk behandeld. De nazi’s respecteerden officieren, en wat ze hier gedaan hebben, dat hoorde ik pas later. Nee, ik had geen trauma’s, ik heb nog kunnen helpen met het repatriëren van Nederlanders uit het toenmalige Ned. Indië.” De zon scheen die dag, en het gesprek ging verder.
De bron Van der Vaart Smit (Kamptoestanden '44-48; Haarlem; 1949) kan helaas nooit meer definitief bevestigd worden. Tijdens de parlementaire enquête eind jaren '40, bleek dat er maar weinig foute Nederlanders waren die iets wilden of durfden zeggen over de manier waarop ze behandeld waren in hun concentratiekampen. Zelf zou ik niet weten waarom ik zou moeten twijfelen aan de juistheid van deze bron. Ik weet wel dat echte historici criteria hebben die het sommige bronnen
Toen ik jong was had ik sterke overtuigingen: ik was anti-nazistisch, ik was anti-militaristisch. Nu ik ouder word zie ik vooral mensen, ook al denk ik nog aldoor in dezelfde richting. Ik zal deze vaderlijke vriend altijd dankbaar in herinnering houden. Janna F. Postma
(Vervolg op pagina 11)
10
Reactie op “Hoor en wederhoor in het Bulletin van september
In de media
(Vervolg van pagina 10)
heel moeilijk maakt voor juist door te gaan. Maar in de geschiedkundige praktijk wordt er toch (indien gewenst) ook onderscheid gemaakt naar inhoud en strekking. De opvattingen van L. de Jong en van Belinfante (dit zijn in Nederland uiteraard gezaghebbende bronnen, want behorend tot het goed-complex) bevestigen weliswaar niet de volledige inhoud van de bron van der Vaart Smit, maar wel de strekking ervan. Ook het Witboek (betreffende het gebeurde in de Nederlandse internerings- en bewakingskampen in de jaren na de bevrijding; auteur L.A.R.L), en Kampmisstanden 1944-1952, Het Andere Syndroom (A. van het Kamp, 1973; Joachimsthal; Den Haag), bevestigen de strekking van de bron Van der Vaart Smit. Ook de mededelingen van Eva Vlug in het televisieprogramma Netwerk van 9 augustus 2007 bevestigen de strekking van de bron Van der Vaart Smit. Of zijn de uitspraken van Eva Vlug ook "omstreden"?
Een onwaarschijnlijke vriendschap, geboren uit verzoening Bron: EO-Visie Tekst: Gert-Jan Schaap Datum: 5 mei 2007
Een verrassend verhaal van verzoening: zo laat de onwaarschijnlijke vriendschap tussen twee mannen – de een kind van een NSBburgemeester, de ander zoon van een gefusilleerde verzetsman – zich het beste typeren. Barend en Lex waren beiden van jongs af aan opgezadeld met een negatieve erfenis uit het verleden. Lex Meerhof is de zoon van een verzetsman, die door de Duitsers als represaillemaatregel werd vermoord. Lex zelf stierf vorig jaar, na een ziekte van enkele maanden. Zijn bijzondere levensverhaal is opgetekend in het aangrijpende boekje De oorlog was mijn erfenis, dat op Goede Vrijdag is gepubliceerd. Barend Faddegon, kind uit een NSB-gezin, blikt aan de vooravond van 4 en 5 mei terug op zijn eigen verleden én op hun bijzondere vriendschap, die de grootste tegenstellingen overbrugde.
Ik zou niet weten waarom ik zou moeten twijfelen aan de bron Van der Vaart Smit, zomin als ik wil twijfelen aan veel egodocumenten die de geschiedschrijving over de Duitse concentratiekampen staven. Het gemak waarmee de bron Van der Vaart Smit tot "omstreden" wordt benoemd, naast het gemak waarmee Menno ter Braak als een onomstreden bron naar voren wordt gebracht, geeft iets aan van het gehalte van de discussie die we met elkaar voeren.
Stempel Barend is geboren in de barre hongerwinter van 1945. Hoewel zijn ouders Nederlanders waren, stond zijn wieg in Duitsland. Zijn moeder zocht daar na Dolle Dinsdag (5 september 1944) een veilig heenkomen met haar kinderen. Ze werd opgevangen in een kamp bij Bremervörde. Vader Faddegon was ondertussen naar Drenthe gevlucht, waar hij tot NSB-burgemeester van het plaatsje Ruinen werd benoemd. Omdat hij zich diverse keren niet loyaal aan de bezetter had getoond, nam het verzet hem tegen het einde van de oorlog in bescherming.
Dat sinds 2000 de opvattingen van Menno ter Braak zijn geproblematiseerd, doordat aangetoond werd dat hij een antisemiet was (zie: Een Kern Van Waarheid; H.A.Gomperts; 2000; ISBN 90 282 0938 7), heeft noch Jos Palm, noch de redactie van Het Bulletin aanleiding gegeven tot het stellen van vragen. Mijns inziens is dit de geijkte manier waarop hardnekkige stereotypering ontstaat.
(Vervolg op pagina 12)
Dick Kampman 11
In de media vaardde om wie ik wél was.” Barend trouwde uiteindelijk met dit meisje en stichtte een gezin.
(Vervolg van pagina 11)
Barend bracht zijn jeugdjaren door in het Gooise dorpje Bussum. “We vormden een warm en gezellig gezin,” vertelt hij op een zonovergoten voorjaarsmiddag in zijn achtertuin. “We waren niet kerkelijk, maar we baden thuis wel en lazen uit de Bijbel. Ook stuurden mijn ouders ons bewust naar de zondagsschool. Ogenschijnlijk waren we een probleemloos gezin. Toch merkte ik wel dat er iets met ons aan de hand was – vooral rond 4 en 5 mei. De sfeer was dan altijd gespannen, en we vlagden deze dagen nooit. Het waren dagen waarop je voelde dat je er niet bij hoorde, zeker toen ik op de lagere school kwam. Sommige onderwijzers lieten duidelijk merken dat kinderen van NSB’ers er niet bij hoorden. We hadden een stempel, maar mijn vader weigerde erover te praten. Over het feit dat ik in Duitsland ben geboren, mocht ik met niemand spreken. Aandacht voor het oorlogsverleden was duidelijk niet gewenst, maar er werd thuis niet uitgelegd waarom. Ik wist alleen: er is iets aan de hand met die vader op wie ik zo trots ben.”
Haat Toen hij nadien bevriend raakte met Lex Meerhof, wisten de twee aanvankelijk nog niets van elkaars verleden. Maar volgens Barend herkenden ze in elkaar iets van de eenzaamheid en de pijn die ze allebei – vanuit hun beladen verleden – met zich meedroegen. Die gedeelde erfenis bond hen samen. Lex’ vader, Gerrit Meerhof, was betrokken bij het verzet in het oosten van Nederland. Op 25 februari 1945 vond een rampzalig incident plaats: verzetsgroep De Bark bracht vier Duitse Wehrmacht-soldaten om het leven. Als represaillemaatregel werden een week later 46 Nederlandse mannen doogeschoten, onder wie Gerrit Meerhof. De moord op zijn vader, die hij nooit heeft gekend, trok diepe sporen in het leven van Lex. Hij was getrouwd met Alie, maar hun huwelijk haperde. “Lex is opgegroeid zonder liefde,” vertelt Barend, terwijl hij bedachtzaam in zijn koffie roert. “Zijn moeder had door de oorlog niet alleen haar man en haar vader verloren, maar in juni 1945 stierf ook haar derde kindje vlak na de geboorte. Hierdoor waren er een enorme haat en woede in haar gegroeid, die de opvoeding van haar kinderen hebben gestempeld. Lex kon daar verschrikkelijk slecht mee omgaan. Het verleden drukte zwaar op hem. Hij had veel lichamelijke en psychische klachten; dat zie je vaker bij tweede generatie oorlogsslachtoffers. Alles mislukte: zijn werk, maar ook zijn huwelijk. Dat liep na veertien jaar op de klippen. We zijn zowel met Lex als met
Gedegradeerd In militaire dienst werd Barend opnieuw geconfronteerd met de lange schaduwen die de Tweede Wereldoorlog op zijn levenspad wierp. “Via de commandant van de marechaussee in Bussum hoorde ik dat ik een van de eerste kinderen van NSB’ers was die wél door mochten naar een kaderopleiding. Mijn acht jaar oudere broer was destijds afgewezen; mijn vader had dat altijd verschrikkelijk gevonden. Want zelf was hij tijdens de mobilisatie als reserve-officier gedegradeerd. Hij ging als korporaal de oorlog in en vocht aan Nederlandse zijde mee. Dat heb ik altijd als een rare tegenstelling ervaren: mijn vader was Nederlander, koningsgezind en absoluut niet antisemitisch – maar wat was hij dan wél? Daar heb ik helaas nooit antwoord van hem op gekregen. Hij is op 61-jarige leeftijd overleden.” Na zijn militaire dienst kreeg Barend verkering met een meisje uit Arnhem. Haar vader was zéér anti-Duits, omdat zijn eigen vader in Mauthausen was omgekomen. Op de een of andere manier wist hij van het NSB-verleden van Barends ouders, maar hij accepteerde hem. “Hij was, na mijn ouders en mijn vriendin, de eerste die me aan-
(Vervolg op pagina 13)
12
In de media (Vervolg van pagina 12)
Alie bevriend gebleven. In diezelfde periode begon ook ons huwelijk te rammelen.”
Fietstochten Barends huwelijk liep uiteindelijk vast. “We hebben het samen niet vol kunnen houden; je hebt toch een bepaalde disfunctionaliteit in je, door die negatieve erfenis... ” Al jarenlang hadden Barend en Lex de gewoonte om eens in de drie, vier maanden een dag te gaan fietsen en van alles met elkaar te bespreken. “Op een van die fietstochten kwamen we terecht bij het oorlogsmonument in Varsseveld, ter nagedachtenis aan de terechtstelling van zijn vader en 45 andere mannen door de nazi’s,” vervolgt Barend. “Allebei met een kapot huwelijk in onze rugzak en een oorlogsverleden waar je continu mee rondloopt. We stonden bij dat monument en gaven elkaar spontaan een hand – dat deden we anders nooit! Achteraf gezien, denk ik: we deden dat om elkaar niet kwijt te raken.
N.a.v. ‘De oorlog was mijn erfenis, Hoe God uit de pijn van ons leven iets nieuws geboren kan laten worden’, Lex Meerhof en Geke Emadi.
Uitgeverij Crosslight Media ISBN 978-90-809546-8-7 Prijs: € 11,95
Jeugdstorm in Haarlem
Aangetreden Jeugdstorm op de Gedempte Oude Gracht, 31 maart 1942
Op 31 maart 1942, even na twee uur 's middags stonden ruim zevenhonderd Jeugdstormers en stormsters aangetreden op de Gedempte Oude
Gracht. Ze kwamen uit Haarlem en uit verschillende streken van Noord-Holland. In marsorde waren de jeugdige NSB-ers vertrokken van het Stationsplein, waar ze vergeefs hadden gewacht op de Amsterdamse Jeugdstorm-muziekgroep. Die was echter per vergissing op de trein naar Alkmaar gestapt. Enige Haarlemse drummers namen de honneurs waar. Op die middag in maart werden 280 aspirant stormers, door het afleggen van een gelofte, officieel geïnstalleerd. 'Als uit één mond klonk het', schreef het Haarlems Dagblad op 1 april 1942, "Ik stormer, beloof eerlijk en trouw in Godsvertrouwen alles te geven voor het vaderland".' De Jeugdstorm
In oktober 1934 richtte de NSB onder de naam Jeugdstorm zijn eigen beweging voor jongeren op. Die was bedoeld voor tien- tot achttienjarigen. Jongens en meisjes hadden hun eigen afdelingen. Leden die jonger waren dan veertien werden bij de jongens 'meeuwen' genoemd, bij de meisjes 'meeuwkes'. Boven die leeftijd heetten ze respectievelijk 'stormers' en 'stormsters'. De activiteiten van de Jeugdstorm leken sterk op die van de padvinderij, tegenwoordig scouting. De leden droegen kleurrijke uniformen, trokken de natuur in, kampeerden daar, kwamen regelmatig bijeen in hun eigen streekkwartieren en deden vooral veel aan sport. In Haarlem was het streekkwartier gevestigd op het adres Spaarne 94. Bijna alle leden waren kinderen van NSB-ers en meestal onder invloed van hun ouders in de Jeugdstorm terechtgekomen. Tijdens de oorlog hadden NSB-kinderen in het algemeen, en Jeugdstormers in het bijzonder, het niet gemakkelijk. Het overgrote deel van de Nederlanders en de Nederlandse kinderen had een gruwelijke hekel aan alles wat met de NSB te maken had. NSBkinderen werden in elk geval gemeden, maar vaak ook gepest, in elkaar geslagen, bespuwd etcetera. (Vervolg op pagina 14)
13
In de media publiek, en dan met name voor het defilé na afloop van het inwijdingsritueel. Van Sonsbeek zag dat publiek ook, maar schrijft ontstemd dat zijn Haarlemse NSB-kameraden zich moesten schamen. Er waren namelijk volgens hem '... meer anties dan NSB-ers'. Het publiek had dus in meerderheid laten merken dat ze geen enkele waardering hadden voor de langs marcherende Jeugdstormers. Dat neemt niet weg dat Van Sonsbeek trots was op zijn inwijding en met duidelijk genoegen noteerde hij in zijn dagboek dat de 'Stafleider' had laten weten '... dat hij nog nooit zo'n goed defilé had afgenomen'.
(Vervolg van pagina 13)
Dat was misschien wel de belangrijkste reden dat de Jeugdstorm voor hen aantrekkelijk was, daar konden ze 'gewoon' jongeren onder elkaar zijn. De NSB-paal
Op de Eerste HBS-B waren de NSB-leerlingen ook personae non grata. Fred Kreuger herinnert zich dat nog goed: 'De hal van de school, in een voorzichtige art deco stijl gebouwd, had een aantal gietijzeren kolommen voor de ondersteuning van het dak. Bij ieder van die palen stond in de pauzes wel een klas die daar haar ontmoetingspunt vond. Maar al vanaf het begin van de oorlog ging niemand van ons meer met NSB-kinderen om en die konden dus niet bij één van die klassenpalen terecht. Ze klitten dus bij elkaar bij de NSB-paal, de meest zuidwestelijke van de vele palen'. Een NSB-er had daarover geklaagd en de directeur van de school kreeg opdracht de leerlingen weer bij elkaar te brengen bij de klassepalen. Hij gaf die opdracht door in de verschillende klassen. Kreuger: 'De eerstvolgende pauze na deze toespraken werd erg spannend. De NSB-kinderen begaven zich naar hun klassepalen, maar iedere keer als er daar één arriveerde gingen de omstanders net een wandelingetje maken zodat ze daar in hun eentje stonden. Al gauw hadden ze behoefte aan steun en vonden elkaar weer bij de NSB-paal'.
Gezang in de Paarlaarsteeg
Van Sonsbeek was bijna vijftien jaar oud toen hij in oktober 1941 lid werd van de Jeugdstorm. Hij stamde uit een echt NSB-gezin; zijn vader was al in de jaren dertig toegetreden tot de beweging van Mussert. In de Jeugdstorm voelde diens zoon zich meer dan thuis. Die beschreef in zijn dagboek, op vrij zakelijke toon, zijn inzet bij de hulpen reddingsacties in de Amsterdamse buurt na het bombardement in maart 1943. Van Sonsbeek kreeg schietles met de karabijn maar blonk daarin, tot zijn teleurstelling, niet uit. In de nacht van 13 op 14 mei 1944 nam hij deel aan een propagandaactie. Twee ploegen kalkten in die nacht de leus 'De Jeugd in de Jeugdstorm' op allerlei plekken van het Haarlemse plaveisel. In die nacht hoorde Van Sonsbeek iets wat hem niet zinde: 'In de Paarlaarsteeg hadden mensen feest, daar is niets mis mee, maar zij zongen Leve Willemientje, Oranje Boven, Leve de Koningin en voor straf hebben we hun stoep vol gezet'. Hij vermeldde niet waarmee. SS-er
Uit zijn dagboek blijkt duidelijk dat Van Sonsbeek meer en meer een echte Nationaalsocialist werd. Vol bewondering luisterde hij naar toespraken van NSB-propagandist Max Blokzijl en van Mussert in de Concertzaal. Net als veel andere Jeugdstormers besloot hij uiteindelijk zich daadwerkelijk bij de bezetters aan te sluiten. Hij werd lid van de Nederlandse SS. Na de oorlog kwam hem dat op een veroordeling in het kader van de Bijzondere Rechtspleging te staan.
Jeugdstorm op de Grote Markt
Trotse Jeugdstormer
Eén van de Jeugdstormers die op 31 maart 1942 de gelofte aflegde was Joh. Leonardus van Sonsbeek. Van hem is een dagboek bewaard gebleven. Daarin beschrijft hij de gebeurtenissen van die dag enigszins anders dan het Haarlems Dagblad. De krant schreef over de grote belangstelling van het
Literatuur
Dagboek van J.L. van Sonsbeek over de Nationale (Vervolg op pagina 15)
14
In de media (Vervolg van pagina 14)
Kinderen zijn altijd onschuldig in een oorlog. Door mijn reizen voor de KRO in oorlogsgebieden heb ik dat maar al te vaak met eigen ogen aanschouwd. Als kinderen nog dwars door alle etnische of nationale grenzen heen met elkaar spelen, slaan de ouders elkaar de hersenen in. Als ouders op de vlucht moeten voor welke vijand dan ook, zijn het de kinderen die er niets van begrijpen en ongemerkt met haatgevoelens worden gevoed in plaats van met eten. En zo ook heeft Irene ongemerkt het schuldgevoel op haar schouders genomen dat haar ouders niet hadden over hun NSBperiode. Ouders denken daar niet aan als ze beslissingen nemen, zoals de vader van Irene ook niet deed toen hij lid werd van de Nationaal Socialistische Beweging en de WA.
Jeugdstorm afd. Haarlem (1941-1944) * Peter E.M. Hammann, Haarlem gaat mee met de NSB : de Nationaal Socialistische Beweging in Haarlem 1932-1945 (Haarlem 1987) . * Florence W.J. Koorn (red.) 'Herinneringen aan de Eerste HBS-b in de jaren dertig en veertig' in: Jaarboek Haerlem 1997 (Haarlem 1998) 104-138 http://virtueletochten.noord-hollandsarchief.nl/? pc_id=20&pp_id=119
De wandeling, logboek Irene Hissink bij de KRO-uitzending van 13 april 2007
Kind in oorlogstijd
Zal het verhaal van Irene pijnlijk zijn voor mensen die familieleden hebben verloren in die Tweede Wereldoorlog, zoals joden en familieleden van verzetsstrijders? Misschien wel. Mag het verhaal van Irene verteld worden? Ja, het moet zelfs. Als het om kinderen zoals Irene gaat, kun je in allerlei situaties ongewild het slachtoffer worden.
Kind van foute ouders
Aan het einde van mijn wandeling met Irene Hissink bedenk ik mij waarom het zo belangrijk is om deze wandeling te maken. Omdat het veel moeilijker is om te vertellen dat je ouders fout zijn geweest in de Tweede Wereldoorlog dan te vertellen dat je vader of moeder in het verzet heeft gezeten. En zowel in De Wandeling als via andere mediakanalen hoor je juist die helden- of slachtofferverhalen. Maar niet de verhalen zoals die van Irene, die eigenlijk niet verteld mogen worden. Verhalen waarvoor je je alleen maar kunt schamen. Verhalen waar mensen terecht nog steeds boos van worden en pijn om lijden. Geldt dat ook niet voor Irene, die als klein kind in een oorlog niets maar dan ook niets zelf kon bepalen? Zij is ongewild kind in een oorlog, en ook nog eens kind van foute ouders. Kan zij verantwoordelijk worden gesteld voor wat haar ouders fout hebben gedaan?
Daarom vertelt Irene haar verhaal in KRO De Wandeling en d a ar o m heeft Irene haar verhaal verteld in het boek ‘Kind in oorlogstijd’ dat op 19 april is uitgekomen. In dat boek vertellen nog 13 andere kinderen uit Europa hun verhaal als kind in oorlogstijd. De confronterende coverfoto van een van de kinderen als baby met haar moeder en Hitler op de foto, geeft de spanning in het boek duidelijk aan. Dit verhaal wordt verteld naast het verhaal van bijvoorbeeld een dochtertje van een verzetsstrijder (Vervolg op pagina 16)
15
In de media serieuze verhaal, met toestemming van Irene wil ik u het beeld niet onthouden van cameraman Gerrit Jonker, die een boom in klimt om een mooi plaatje van bovenaf te maken. Zo’n aap-achtige cameraman verdient een banaan, nietwaar?
(Vervolg van pagina 15)
in Frankrijk, een kind van een dwangarbeidster in de Oekraïne en het verhaal van de Nederlandse Irene. Vertellen in beelden
Gasten die in beelden vertellen zijn altijd sterke gasten voor De Wandeling. Zo zie ik wat Irene vertelt constant voor me. Hoe ze als vierjarig meisje onder de indruk is van de zwarte laarzen van haar vader en het zwarte pak met de band om de arm. Ze snapt niet wat het betekent, maar voelt de intimiderende werking die ervan uitgaat. Als ze op Dolle Dinsdag 5 september 1944 samen met haar moeder, tante en kleine zusje op de vlucht moet, zie ik het beeld van de kleine Irene die haar grote beer in haar kleine koffertje pakt. Diezelfde beer die haar troost als ze in het NSBvluchtelingenkamp geelzucht krijgt en in quarantaine moet. Diezelfde beer die de naam ‘Ouwe Beer’ van haar krijgt en die met ons mee op wandeling gaat.
Niet verbitteren maar verbeteren door het leven
Irene Hissink zegt heel duidelijk niet in een slachtofferrol te willen kruipen zoals haar moeder wel heeft gedaan na de Tweede Wereldoorlog. Terwijl ze voor de buitenwereld duidelijk daders waren: hoe krom kan iets zijn. Heel duidelijk heeft Irene er alles aan gedaan om los te komen van het schuldgevoel dat ze kind van foute ouders is. Alles heeft ze aangepakt om in plaats van te verbitteren, te verbeteren als mens. Op haar spiegel in de badkamer heeft ze dan ook de uitspraak hangen: Een mens kan verbitteren en verbeteren door het leven Een mooie waardevolle uitspraak die lang niet alleen geldt voor mensen als Irene. Mijn les in deze wandeling is: wat ouders ook hebben misdaan, dat mag je een kind nooit aanrekenen.
Ik zie het beeld van een inmiddels grijze Irene die jaren later, als haar ouders al lang dood zijn, in het Nationaal Archief voor de eerste keer het dossier van het NSB-verleden van haar vader durft te bekijken. Moeder was lid van de NSB, maar haar vader was niet alleen lid, zoals hij beweerde… Beelden die pakken, die je om de keel grijpen, die je voor je ziet.
http://dewandeling.kro.nl/ logboeken/0714irenehissink.aspx
Natuurlijk is De Wandeling een serieus programma. Maar een dag op pad met ons laat naast alle indrukwekkende verhalen ook ruimte voor ontspanning. Ook al past het misschien niet in dit 16
Het Open Archief van de Tweede Wereldoorlog nieuwe generaties over de (gevolgen van de) oorlog.
Over het Open Archief WO II Er is de nodige vertraging opgetreden in de start van het Open Archief. Naar het zich laat aanzien gaat het dan toch per 1 januari van start. We wachten nu nog op de formele financiële toezegging. Maar wat gaat er gebeuren als de kogel door de kerk is?
Buiten de formele reikwijdte van het project voeg ik daar nog een persoonlijke ambitie aan toe en dat is dat met het Open Archief een stap wordt gezet in de integratie van de verhalen van de ‘kinderen van foute ouders’ met die van degenen die zich vanuit een andere achtergrond bij de Tweede Wereldoorlog betrokken weten. In het Platform Naoorlogse Generaties – dat bij Cogis is ondergebracht - is uitgebreid aandacht besteed aan dit initiatief. Het Platform heeft grote belangstelling getoond voor de mogelijkheden van het Open Archief. Daarbij is – vanzelfsprekend – de vraag gesteld waarom dit initiatief niet vanaf de start gezamenlijk wordt opgepakt. Dit paste echter niet bij het beleid van waaruit het initiatief van overheidswege financieel mogelijk wordt gemaakt. Dat neemt niet weg dat in het beste geval er straks – bij succes – verbreding zou kunnen plaatsvinden en het Open Archief een plek wordt voor iedereen die ‘iets’ met de Tweede Wereldoorlog heeft. Dat valt nu nog buiten de reikwijdte van het project maar is wat mij betreft het optimale resultaat.
Het Open Archief is een initiatief van Paul Mantel en ondergetekende. De doelstelling van het Open Archief is om een plek op het internet te maken waar ‘kinderen van foute ouders’ levensverhalen kunnen lezen, publiceren en becommentariëren. Dat zou ook via de site van Herkenning kunnen, ware het niet dat bij dit project niet alleen Herkenning maar ook het NIOD en Cogis (het kenniscentrum voor oorlog, vervolging en geweld) betrokken zijn. Dat heeft twee belangrijke voordelen. Enerzijds kunnen wij van hun kennis en ervaring gebruik maken bij de inrichting en het gebruik van de site en anderzijds markeert het een maatschappelijke en wetenschappelijke belangstelling voor en betrokkenheid bij de verhalen van de ‘kinderen van foute ouders’. Dat is een grote stap uit het relatieve isolement waarin de activiteiten voor ‘kinderen van foute ouders’ vaak hebben plaatsgevonden.
Het is allesbehalve een makkelijk project. Het kost niet veel verbeeldingskracht om te bedenken dat zich allerhande problemen kunnen gaan voordoen. Bij de start van het project wordt dan ook veel aandacht besteed aan de borging van de resultaten en de begeleiding. Tijdens een vooronderzoek zijn in dit verband de juridische kaders bijvoorbeeld reeds op hoofdlijnen getoetst. Alle betrokkenen hebben desondanks het vertrouwen dat dit project een serieuze kans van slagen heeft. De opzet is goed, de tijd is er rijp voor en zich voordoende problemen kunnen gezamenlijk kunnen worden opgelost.
Het Open Archief leunt op drie pijlers. Er is de hoop dat gebruik van het Open Archief contacten, inzichten en verhalen oplevert die voor het NIOD van waarde zijn voor het wetenschappelijk onderzoek dat zij verricht. Daarnaast biedt het Open Archief de mogelijkheid aan een ieder om zijn of haar verhaal te publiceren. De behoefte daaraan is groot en de mogelijkheid om via uitgevers te publiceren zijn beperkt. Onder het motto ‘schrijven is gezond’ is hiermee ook in therapeutische zin een maatschappelijk belang gediend. De derde pijler is van culturele en educatieve aard. Via het Open Archief hopen we verhalen te verzamelen en te behouden die anders verloren zouden gaan, onder meer om deze te gebruiken bij het voorlichten van
Voor nu rest ons te wachten op het groene licht van het ministerie van VWS. Via Herkenning houden wij u op de hoogte en ik hoop straks ook uw verhaal in het Open Archief te kunnen lezen. Rinke Smedinga.
17
Publicaties (Kinder-) boeken van Martine Letterie
Dr. Hans Max Hirschfeld, man van
De schaduw van het verleden
In het najaar verhuist de 13-jarige Peter met zijn familie naar Drenthe. Zo komen ze terug in het dorp waar peters vader opgegroeid is. Peter kan er niet makkelijk zijn draai vinden. Eén van de eerste dagen wordt hij in een winkel door een oude vrouw uitgescholden. De jongens van het dorp mijden hem alsof hij een enge ziekte heeft. Wat is er aan de hand? Als Peter de dagboeken van zijn vader vindt en leest, wordt alles duidelijk Peter had nooit een goede relatie met zijn vader en staat nu voor een moeilijke keuze, maar hij krijgt gelukkig hulp van zijn vriendin en een lerares. Uitgever Ellessy ISBN 9070282798
het grote geld Hans Max Hirschfeld was als topambtenaar zeer invloedrijk. Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog deed hij zijn plicht, vindt Frits Bolkestein.
Scherven in de nacht
In november 1938 is Jacob 12 jaar. Hij woont in een klein Zuid-Duits stadje, als in heel Duitsland een reeks aanslagen op Joodse winkels plaatsvindt die nu bekend staat als de Kristallnacht. Ook de stoffenzaak van zijn vader wordt geruineerd en het gezin besluit Duitsland te verlaten. Maar aan de Nederlandse grens wordt het gezin tegen gehouden. Ze zijn economische vluchtelingen. Samen met zijn vriend David gaat Jacob nu 's nachts illegaal de grens over...
E. Heldring, de invloedrijke voorzitter van de Kamer van Koophandel in Amsterdam, kwalificeerde Hans Max Hirschfeld, toen deze in 1931 directeur-generaal van Handel en Nijverheid werd, als een ‘onaanzienlijk Joodje’. Heldring’s zoon, NRC Handelsblad-columnist Jerôme Heldring, noemde Hirschfeld daarentegen ‘de machtigste ambtenaar die Nederland ooit heeft gehad'. Over deze man hebben Meindert Fennema en John Rhijnsburger (de laatste nu helaas overleden) een boeiende biografie geschreven: soepel, grondig en met een uitgebreid notenapparaat. Voor wie geïnteresseerd is in economische geschiedenis is dit boek smullen. Hirschfeld was een spin in elk web waar hij in terecht kwam. In de tweede helft van de jaren twintig zat hij in Indië, op een invloedrijke post bij de Javasche Bank. In de jaren dertig was hij beleidsbepalend ambtenaar ter zake van de econo-
Uitgeverij Leopold ISBN: 90 258 4511 8
(Vervolg op pagina 19)
18
Publicaties (Vervolg van pagina 18)
oneel doel en was dus zeer te betreuren.
mische politiek, vooral belast met de onderhandelingen met Duitsland. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij de centrale figuur in het bestuur van bezet Nederland. En na de oorlog was hij de onmisbare onderhandelaar aangaande het herstel van Nederland, de Marshallhulp en de verhouding met Indonesië. De latere secretaris-generaal van Buitenlandse Zaken H.N. Boon noemde hem ‘een geniale ambtenaar', die ‘onvervangbaar was'.
Hirschfeld was bij uitstek ondogmatisch. Hij was een koele rekenaar en bezat een ‘onwaarschijnlijke evenwichtigheid'. Hij beschouwde recepties en diners als tijdverspilling. Dat hij soms tijdens zijn verblijf in het Berlijnse Adlon Hotel werd afgehaald door ‘een voyante dame' maakt hem des te sympathieker. Hirschfeld genoot een hoge reputatie bij zijn onderhandelingspartners. Zo schreef de leider van de Duitse delegatie in de jaren dertig: ‘Herr Hirschfeld hat sich also wieder als ein loyaler und fairer Delegationsführer verwiesen.' Mohammed Hatta (later vice-president van de Republiek Indonesië) had een al even gunstige mening. Ook bij de Amerikanen had Hirschfeld groot gezag. Zij zagen hem en Paul Henri Spaak als hun belangrijkste Europese tegenspelers.
Hirschfeld had een verziende blik. In zijn Duitsland-nota van december 1946 schreef hij - intussen ‘regeringscommissaris in algemene dienst' dat een herstel van de Duitse industrie voor de Nederlandse economie onontbeerlijk was. De Fransen zagen dit als een regelrechte aanval op hun Europees beleid. Zij wilden de Duitse industrie namelijk ontmantelen. Blijkbaar hadden zij onvoldoende geleerd van het fiasco van Versailles in 1919.
Hirschfeld was overigens voorstander van internationale samenwerking en overleg, maar niet van een supernationale besluitvorming en al helemaal niet van internationaal dirigisme (een centraal geleide economie). Hij was daarom sceptisch over de Europese eenwording en vond ook dat de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) te veel in supranationale richting ging. Hier had zijn adjudant Spierenburg het betere oordeel.
Een ander voorbeeld betrof Indonesië. De Ron-
Het meest omstreden aspect van Hirschfeld’s loopbaan is zijn rol tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 1937 had de Nederlandse regering ‘Aanwijzingen betreffende de houding aan te nemen door de bestuursorganen van het rijk [...] in geval van een vijandelijke inval' opgesteld. Deze aanwijzingen bevonden zich in een verzegelde enveloppe, die Hirschfeld op 10 mei 1940 opende. Zij zijn essentieel voor elke beoordeling van Hirschfeld’s gedrag.
Opening van de Ronde Tafel Conferentie te Den Haag door Hatta
de Tafelconferentie met vertegenwoordigers van Indonesië die op 23 augustus 1949 van start was gegaan, dreigde op twee punten vast te lopen: de schuldenkwestie en de overdracht van NieuwGuinea. In 1950, toen Hirschfeld Hoge Commissaris in Jakarta was, betoonde hij zich voorstander van een snelle overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië. Was zijn advies maar gevolgd! De machtswisseling van 1949 was ‘in opperbeste stemming' verlopen. De Indonesiërs stelden de royale postkoloniale instelling van Hirschfeld zeer op prijs. Maar de Nieuw-Guineakwestie zou roet in het eten gooien. Zij diende geen enkel rati-
De Koningin en de ministers vertrokken naar Londen. Hirschfeld en de andere secretarissengeneraal bleven achter in Den Haag. Zij waren nu verantwoordelijk voor het Nederlandse bestuursapparaat. Zij moesten zich gedragen naar de Aanwijzingen. De belangrijkste passage luidt: ‘De reden dat ambtenaren in functie (moeten) blijven (Vervolg op pagina 20)
19
Publicaties namenlijsten van stakende mijnwerkers te overleggen. Tegen Rauter zei hij toen: ‘Wat wilt U: lijken of kolen?' Vóór alles wilde Hirschfeld voorkomen dat de Duitsers beslag zouden leggen op de aanwezige voorraden en dat kon in feite alleen als de industrie en de landbouw zich bereid verklaarden ook voor Duitsland te blijven produceren.
(Vervolg van pagina 19)
is deze, dat dit in het belang is van de bevolking: het nadeel dat zij daardoor mede het belang van de bezetter dienen, is in het algemeen geringer, dan het grotere nadeel, dat voor de bevolking zou voortvloeien uit het niet meer functioneren van het eigen bestuursapparaat'. Fennema en Rhijnsburger schrijven dat Hirschfeld zich in algemene zin aan deze Aanwijzingen gebonden achtte. ‘Zijn opdracht was de maatschappelijke samenhang in stand te houden'. Hij moest ‘chaos zien te voorkomen'. Misschien was het voor Hirschfeld mogelijk geweest de Aanwijzingen naast zich neer te leggen. Hij zou dan ontslag als secretaris-generaal hebben moeten nemen. Was de toestand daarmee verbeterd?
Na 1945 werd het beleid van Hirschfeld tijdens de oorlog beoordeeld door een commissie onder voorzitterschap van het socialistische lid van de Tweede Kamer, J. Le Poole. Die ‘twijfelde er niet aan dat Hirschfeld in ’s land’s belang had gehandeld’. Wat men hem wel aanrekende was dat hij ‘zo weinig besef had getoond van de noodzaak tot verzet'. Daardoor had hij ‘de geestelijke weerstand van het volk meer dan nodig geschaad'. Arie van der Zwan heeft ook over Hirschfeld geschreven. Zijn boek H.M. Hirschfeld, In de ban van de macht is in 2004 verschenen bij Meulenhoff. In een interview met Elsevier (20.11.04) noemt hij Hirschfeld een collaborateur. Dat is een zware beschuldiging. Van der Zwan maakt die niet hard.
Belangrijk is ook wat in de Aanwijzingen staat over het verzet: ‘Door personen, niet tot de militaire macht behorende, hoe groot hun verontwaardiging ook moge zijn, mag geen enkele daad van geweld of tegenweer worden verricht.' Hirschfeld gedroeg zich hiernaar. Volgens hem had dat gewapende verzet geen enkel effect. Het gaf een mooi gevoel, maar er veranderde niets door. De latere secretaris-generaal van Economische Zaken, P. Kuin, laakte deze houding: ‘Hirschfeld heeft natuurlijk ook moed getoond, maar die cynische opvatting over het verzet maakte hem niet sympathiek, ook niet bij mij.' Het is buiten kijf dat Hirschfeld’s opvatting hem in kringen van verzet tot een gehate figuur maakte.
Van der Zwans verdachtmaking strekt zich uit tot Hirschfeld’s vader, die zich in 1899 in Rotterdam had gevestigd, waar hij leiding gaf aan een reisbureau. Zijn activiteiten daar zouden kwestieus zijn geweest en ‘roepen vragen op die niet met stelligheid te beantwoorden zijn.' Dat verhindert Van der Zwan niet om het eventuele handelen van Hirschfeld senior ten behoeve van de Duitse Abwehr als feit te kwalificeren. Fennema en Rhijnsburger tekenen hierbij aan: ‘Het is niet uitgesloten dat Van der Zwan gelijk heeft, maar waarschijnlijk is het niet'.
Ook zijn instemming met de invoering van een tweede distributiestamkaart, die het leven van onderduikers bedreigde, is sterk bekritiseerd. Hirschfeld en zijn collega-secretarissen-generaal moesten doen wat in het belang van de Nederlandse bevolking was. Zelf maakte hij zich vooral zorgen over de werkgelegenheid en de voedselvoorziening.
In maart 1937 had de economische conferentie van de zogenoemde Oslo-landen in Den Haag plaats. Hirschfeld stond kritisch tegenover deze conferentie. Hij wilde de betrekkingen met Duitsland niet in gevaar brengen. Van der Zwan vindt dit ‘moeilijk verklaarbaar'. De Oslo-landen betekenden immers vijftien procent van onze buitenlandse handel. Ja, maar Duitsland had een veel groter handelsbelang voor ons. Volgens Van der Zwan was Hirschfeld’s veel geroemde zakelijkheid ‘een schild waarachter zijn bedoelingen
Hij moest natuurlijk voortdurend met de Duitsers onderhandelen. Dat vereiste koelbloedigheid, zeker voor iemand die voor jood werd gehouden. (Overigens was Hirschfeld volgens de joodse wet geen jood omdat zijn moeder dat niet was. Hijzelf voelde zich absoluut niet joods.) Zo trad hij met succes op voor de ter dood veroordeelde Limburgse mijndirecteuren die hadden geweigerd de
(Vervolg op pagina 21)
20
Publicaties
Internationaal
(Vervolg van pagina 20)
GEBOREN IN SAUERBRUNN –
over de levenslange zoektocht naar hun identiteit door Lebensbornkinderen.
schuil gingen'. Welke bedoelingen? Van der Zwan insinueert, maar toont niet aan. Hirschfeld had een afkeer van publiciteit maar niet, schrijven Fennema en Rhijnsburger, ‘omdat zijn handelingen het felle licht (daarvan) niet zouden kunnen verdragen, zoals Van der Zwan beweert.' Hirschfeld heeft een boek over de oorlogstijd geschreven: Herinneringen uit de Bezettingstijd (1960). Hij beschreef daarin de chaotische mei-dagen van 1940, toen het bestuur van Nederland in elkaar stortte en Koningin en Kabinet de wijk namen naar Engeland. Volgens Van der Zwan had dit verhaal een dubbele bodem. Hoewel hij erkent dat zijn visie ‘op interpretatie en deels op speculatie berust', slaat hij lustig aan het fantaseren. Hirschfeld zou ‘paraat zijn' toen anderen verrast werden. Hij zou ‘een situatie van verwarring en bedreiging in het regeringscentrum' gecreeerd hebben. Hij zou de berichtgeving gecontroleerd hebben, zodat ‘van begin af aan het beeld [ontstond] dat men niet tegen de vijand [was] opgewassen'. In het ontstane vacuüm had hij de macht naar zich toe getrokken. Door kordaat optreden had hij overwicht verworven. En dat alles om de Duitsers ‘een complete goed functionerende overheidsorganisatie' in handen te spelen.
Een film van Frank Berger, in augustus jl. op ZDF vertoond; herhaling valt in het komende jaar te verwachten. Toen Ingrid van O. op de eerste bijeenkomst van Lebensbornkinderen in 2002 zei: ‘Ik weet niets’, klopte dat in feite niet. Zij beschikte over enkele gegevens, maar de vraag was hoe zij die stukken aan elkaar kon passen en aanvullende informatie vinden kon. Zij heeft hulp gekregen van dr. Georg Lilienthal, die als historicus al in 1985 een standaardwerk over de Lebensbornorganisatie heeft geschreven, van Josef Focks, een oudWehrmachtgeneraal die zich na de oorlog tot levenstaak gesteld heeft om Noren die in Lebensborntehuizen geboren zijn te helpen zoeken naar hun biologische vader of ouders en door Frank Berger, tv-journalist die een film over haar maakte. Op de conferentie in Wernigerode zou de film getoond worden, maar door een technisch mankement ging dat niet door. Ingrid, dr. Lilienthal, Frank Berger en Ludwig Norz van de WAStzoekdienst hebben in plaats daarvan verteld hoe Ingrid’s zoektocht verlopen is. Het was een indrukwekkend verhaal, dat duidelijk maakte dat het vinden van de goede weg vaak afhankelijk is van toeval. Maar vooral ook van het geheugen van mensen die behulpzaam zijn bij dit soort zoektochten, van hun absolute toewijding aan de zaak en de persoon die op zoek is en van hun intuïtief vermogen verbanden te veronderstellen die in eerste instantie niet voor de hand liggen.
Volgens Van der Zwan is dit ‘een overtuigend beeld'. Volgens mij is het een theorie van lik-mevestje: loze insinuaties zonder spoor van bewijs. Hirschfeld’s jongere medewerkers van na de oorlog, schrijven Fennema en Rhijnsburger in de epiloog van hun boek - Ernst van der Beugel, Max Kohnstamm en Max Weisglas - alle drie van joodse afkomst, spraken alleen maar in lovende bewoordingen over hun chef. Geen van drieën matigde zich een oordeel aan over zijn activiteiten in de oorlog. Hirschfeld was na 1945 gezuiverd en daarmee was voor hen de kous af.
Ingrid heeft op een leeftijd dat ze die informatie emotioneel aan kon van haar adoptie-ouders gehoord dat zij een geadopteerd kind was. Zij hebben haar een briefje laten zien waarop de naam Erika M. voorkwam evenals een geboortedatum in 1941. Ingrid heeft, toen ze volwassen geworden, was een verzoek aan het Rode Kruis gericht om haar te helpen zoeken naar haar biologische ouders. Jarenlang liet deze instantie niets van zich horen, maar een jaar of tien geleden werd haar
Meindert Fennema en John Rhijnsburger: Hans Max Hirschfeld. Man van het grote geld. Bert Bakker, 362 blz. EUR 39,95
(Vervolg op pagina 22)
21
Internationaal toch een andere, hoewel uit de zoektocht vrijwel zeker was komen vast te staan dat dat haar echte identiteit was? Ingrid besloot naar Slovenië te reizen, waar zij bij enkele mensen met de familienaam M. ontvangen werd. Dezen waren ook bereid speeksel af te staan voor een DNA-test. Uit de tests bleek een overeenkomst van 93%, een hoog percentage, waaruit de conclusie getrokken kon worden dat het vrijwel zeker familieleden van haar zijn. Het contact met de andere Erika M. kon niet gelegd worden. Zij werd door haar familie afgeschermd. In diezelfde periode was er een conferentie van ‘gestolen kinderen’, die door Ingrid werd bijgewoond. Al met al raakte Slovenië door Ingrid’s zoektocht en die conferentie nogal in beroering. Toen Ingrid weer in Duitsland terug was, besloot zij dat zij nu voldoende antwoorden op haar vragen verzameld had en dat zij het verleden nu kon laten rusten.
(Vervolg van pagina 21)
gevraagd of ze het verzoek om inlichtingen nog steeds wilde handhaven. Die vraag heeft ze bevestigend beantwoord. Iemand die van haar hoorde waar ze mee bezig was, adviseerde haar om ook de hulp van Dr. Lilienthal in te roepen. Hij legde ons op de conferentie uit waaruit de hulp bestaan had die hij Ingrid kon bieden. Als deskundige op het gebied van de Lebensbornorganisatie beschikte hij over veel gegevens, o.a. over een boek dat hij eens van een kennis gekregen had en waarin van een aantal Lebensborntehuizen alle namen van kinderen die daar geboren waren, of er een poosje hadden gewoond, genoteerd stonden inclusief de namen van de families die kinderen uit die tehuizen hadden geadopteerd. Hij veronderstelde dat Ingrid’s naam misschien in dat boek zou voorkomen en toen hij ging zoeken bleek dat inderdaad zo te zijn!
Frank Berger wilde graag nog een film maken over ‘eingedeutschte’ kinderen nadat hij al een film gemaakt had over de zoektocht van Volker Heinecke die zijn wortels vond op de Krim in de Oekraïne. Hij was geraakt door het lot van deze ‘verschleppte Kinder’ en had veel research gedaan in de stadsarchieven van Neurenberg, daarbij geholpen door een toegewijd medewerkster. Uit zijn bijdrage aan de reconstructie van Ingrid’s levensverhaal werd duidelijk hoe belangrijk het is als er mensen bereid zijn meer te doen dan van hen verlangd wordt, als zij hun werk niet alleen zien als iets dat zich in kantooruren afspeelt en waarvoor een geldelijke beloning verkregen wordt. De inzet, de intuïtie, het geheugen, het doorzettingsvermogen van deze medewerkers om te blijven zoeken zijn onontbeerlijk om mensen aan de goede gegevens te helpen zodat hun zoektocht kan slagen.
Het was nu duidelijk dat het briefje met de naam en de geboortedatum betrekking hadden op haarzelf. Dr. Lilienthal herinnerde zich de familienaam M. uit documenten van de processen die indertijd gevoerd waren tegen SS’ers die betrokken waren geweest bij acties op de Balkan tegen z.g. ‘Banditenfamilies’, families die nauwe banden hadden met de partizanen. De familienaam was Sloveens. Bekend was dat in de ‘acties’ mannen van vrouwen en kinderen gescheiden werden, dat veel mannen en vrouwen standrechtelijk waren omgebracht en dat een aantal kinderen naar Duitsland was overgebracht. Ingrid behoorde waarschijnlijk tot deze groep ‘verschleppte Kinder’ die in Duitsland ‘eingedeutscht’ werden. Zij verbleef in 1943 in het tehuis Sonnewiese, waar zij in 1944 door haar adoptieouders was opgehaald. Lilienthal’s advies was om de Sloveense ambassadeur te schrijven en hulp te vragen bij het verder zoeken naar haar familie. Hij raadde haar ook aan Josef Focks in te schakelen, die al zoveel mensen in contact met hun familie had weten te brengen. Deze kwam al snel op het spoor van diverse families M. en bracht een naam van een huis in Slovenië boven water: Sauerbrunn. In die tijd sloeg bij Ingrid de verwarring toe, omdat zij te weten kwam dat er in Slovenië een Erika M. woonde van ongeveer dezelfde leeftijd als zij. Wie was die Erika? Was die vrouw de échte Erika M. en was Ingrid
Berger hoorde via via het verhaal van Ingrid en besloot enig zoekwerk te verrichten. Hij kwam te weten dat er 5 ‘Banditenacties’ hadden plaats gevonden, waarbij in totaal een 600 kinderen naar Duitsland waren gebracht. Daarvan zijn er 400 naar Slovenië teruggekeerd. Ingrid is een van de 200 anderen. Zij is al bij de eerste actie bij haar moeder weggehaald en via kindertehuizen in Oostenrijk uiteindelijk in Duitsland terechtgekomen. Een ooggetuige herinnerde zich dat hij op het station een rij kinderreiswiegjes had zien staan. Een (Vervolg op pagina 23)
22
Internationaal pijlsnel besloten hebben om dan maar een ander kind mee naar huis te nemen, beter een ander kind dan helemaal geen! Zij zal later in alle talen over deze gebeurtenissen hebben gezwegen, zodat de z.g. Erika M. nooit geweten heeft dat zij eigenlijk iemand anders is. Door de zoektocht van Ingrid die tenslotte haar eigenlijke identiteit vond, is plotseling de identiteit van die andere Erika M. op losse schroeven komen te staan, een onbeschrijfelijk drama. Logisch dat haar familie haar beschermen wil.
(Vervolg van pagina 22)
ander vertelde dat de wiegjes van provisorische naambordjes waren voorzien. In Neurenberg werden foto’s bewaard die door een politieagent genomen waren die het transport begeleidde. In Slovenië bleken er foto’s te bestaan van de ‘acties’, die iemand naar Heinrich Himmler had willen opsturen om te tonen hoeveel ‘goed’ werk er door de SS op de Balkan werd verricht. In Mariënburg worden foto’s bewaard van alle bij deze ‘acties’ betrokken personen; ook foto’s van Ingrid/Erika, haar ouders, broertje en zusje.
Toch blijft Frank Berger erover nadenken of het niet mogelijk is om ook voor die andere Erika een ‘happy end’ te vinden. Hij weet intussen dat een stuk of negen van die 50 ouderloze kinderen van de leeftijd van de beide Erika’s was. Daar van alle families foto’s gemaakt zijn, zou het aan de hand hiervan mogelijk moeten zijn vast te stellen wie ‘Erika’s’ ouders waren. Maar zolang zij via een ver familielid laat weten geen contact te willen, moet haar wens gerespecteerd worden en zal het raadsel onopgelost blijven.
Er was genoeg stof om een film te maken en uiteindelijk besloot Ingrid haar medewerking te verlenen. Het viel haar niet mee, omdat de altijd aanwezige camera’s haar emotioneel sterk afremden, maar de hartelijkheid waarmee zij overal in Slovenië ontvangen werd, heeft haar erg verwarmd en geholpen staande te blijven en de film goed af te ronden. Zij heeft met een aantal familieleden het graf van haar ouders bezocht. Of ze veel contact met haar familie zal blijven onderhouden is de vraag. Haar reis en de film hebben haar duidelijk gemaakt dat haar biologische wortels weliswaar in Slovenië liggen, maar dat zij sociaal in Duitsland geworteld is. Dat te ervaren geeft haar veel rust.
Gonda Scheffel-Baars
Vijfde ´Jahrestreffen der Lebensbornkinder´, 2- 4 november 2007
Blijft natuurlijk de vraag – en ik had de indruk dat deze vraag Frank Berger meer bezighoudt dan Ingrid – hoe het kan dat er nóg een Erika M. bestaat, die ongetwijfeld een andere identiteit heeft. Er valt natuurlijk van alles te bedenken over hoe een en ander gegaan is. Vast staat dat Ingrid’s moeder na enkele dagen is vrijgelaten, samen met haar broertje en zusje. Maar wat is er toen gebeurd? Waarschijnlijk was Ingrid in die tussentijd al naar Duitsland gebracht. Haar moeder kon bij de autoriteiten uiteraard niet protesteren; ze zal al blij genoeg geweest zijn dat ze het er levend van had afgebracht, terwijl de meeste mannen en een aantal vrouwen waren doodgeschoten.
Enkele impressies De bijeenkomst vond plaats in Wernigerode, een stadje dat in 1945 door de Amerikanen bevrijd werd, maar enige tijd later aan de Russen werd overgedragen en na een dictatuur van 12 jaar dus nog eens 40 jaar dictatuur moest ondergaan. Een stadje, dat eeuwenlang geregeerd werd door het huis von Stolberg, het vorstenhuis waaruit Juliana van Stolberg afkomstig was, de moeder van ‘onze’ Willem van Oranje. Een stadje met een prachtig slot, een schitterend stadhuis en straten vol vakwerk-huizen: denk je er een sneeuwbui bij en je hebt de volmaakte kerstkaart à la Anton Pieck. Maar ook een stadje waarin een huis van de Lebensbornorganisatie gevestigd was en dat dus diep verbonden is met de geschiedenis van de SS.
Vast staat verder dat er 50 kinderen ouderloos waren na die eerste ‘actie’. Heeft Ingrid’s moeder één van die kinderen mee naar huis genomen, een kind van een buurvrouw of van een vriendin of van een familielid? Ze heeft natuurlijk geweten dat het niet haar eigen kind was, een moeder herkent haar kind onherroepelijk, zeker als het al een maand of 9 oud is. Ingrid’s moeder zal wellicht
In zijn welkomstwoord aan het begin van de conferentie zei de Oberbürgermeister dat het on(Vervolg op pagina 24)
23
Internationaal zorging aan: verblijf in de maanden voor de geboorte en enkele tijd erna, strikte geheimhouding o.a. door de aanwezigheid van een eigen register van de burgerlijke stand, verzorging van het kind en eventuele bemiddeling bij adoptie. Tot zover klinkt alles alleen maar positief, maar het addertje onder het gras vormden de voorwaarden waaraan de moeders – en de vaders – moesten voldoen om van de faciliteiten gebruik te mogen maken: ze moesten van het Arische ras zijn, een goede gezondheid hebben en er mochten geen erfelijke ziekten in de familie voorkomen. In feite komt het erop neer, dat de Lebensbornklinieken voorkwamen, dat Arische kinderen geaborteerd zouden worden; hun leven was te kostbaar om verloren te laten gaan, het Rijk had behoefte aan raszuivere mensen. Andere kinderen mochten rustig geaborteerd waren, die waren niet belangrijk. Ironisch genoeg beantwoordden er maar enkelen van de aanwezigen op deze conferentie aan de Arische idealen van blond haar en blauwe ogen en een lange gestalte…
(Vervolg van pagina 23)
denkbaar zou zijn in Wernigerode alleen maar over de hoogtepunten van haar geschiedenis te vertellen en de donkere bladzijden over te slaan. Wil je iets van het verleden leren, dan zul je alle aspecten ervan onder ogen moeten durven zien. En die moed is in dat oude stadje volop aanwezig, al was het maar door de forse subsidie van het gemeentebestuur die bijeenkomsten als deze mogelijk maakt. Daarom kwamen de mensen die in een Lebensbo r nt ehu is geboren zijn of er enige tijd als baby of kleuter h e b b e n doorgebracht voor de vijfde keer in Wernigerode bij elkaar. In 2002 was het maar een klein groepje en er was nog geen enkele vorm van organisatie die hen samenbond. In 2005 werd hun vereniging, ´Lebensspuren´, opgericht en sindsdien is het ledental fors gegroeid. Nu, twee jaar later waren er, inclusief de buitenlandse gasten uit Noorwegen en Denemarken, een 80-tal deelnemers. Over de organisatie Lebensborn zijn een paar hardnekkige onjuistheden in omloop, variërend van: het was een charitatieve instelling, zoals in 1948 een Amerikaanse militaire rechter in Nürnberg verklaarde, tot: het was een bordeelachtig instituut waar Arisch -raszuivere kinderen werden ‘gefokt’. Het was goed dat de deelnemers en de persmensen een informatievel werd uitgereikt waarin duidelijkheid verschaft werd over wat Lebensborn werkelijk was.
Over het voormalige Lebensbornhuis in Wernigerode hield Matthias Meissner in een workshop een bevlogen betoog; waar voor de buitenlandse gasten wel het een en ander van verloren ging omdat hij er een enorme spreeksnelheid op na hield en na enkele minuten toch weer in hoog tempo verder sprak nadat we hem gevraagd hadden wat langzamer te spreken. Het huis bestond uit verschillende gebouwen, waarvan er één al voor de overname door Lebensborn als kraamkliniek fungeerde. In 1937 vond in besloten kring de inwijding als Lebensbornkliniek plaats. In totaal zijn er meer dan 1300 kinderen geboren; in de laatste oorlogsjaren kwamen veel vrouwen uit Hamburg, Hannover en Braunschweig naar Wernigerode omdat het in hun eigen omgeving vanwege de bombardementen gevaarlijk was. Eén
De organisatie beheerde in Duitsland 9 kraamklinieken en 2 kindertehuizen, in Noorwegen 9 en in Frankrijk, België en Luxemburg elk één. In Duitsland werden ongeveer 8000 - 9000 kinderen geboren, waarvan de helft uit een onwettige verbintenis. Lebensborn bood vrouwen die een kind ter wereld moesten brengen waarvan de buitenwereld niets mocht weten een totaalpakket van ver-
(Vervolg op pagina 25)
24
Internationaal de kelder om in de boeken te zoeken of Edna erin vermeld stond. Dat bleek het geval, inclusief de namen van haar ouders. Toen zij op het verjaardagsfeestje van oma kwam kon ze niet nalaten te vertellen wat ze zojuist vernomen had. De hele familie begon het toen in alle toonaarden te ontkennen!
(Vervolg van pagina 24)
gebouw is nog in vrijwel authentieke staat en het ligt in de bedoeling om hier een documentatiecentrum en tentoonstellingsgebouw van te maken, waar ook al het materiaal dat uit andere tehuizen afkomstig is, vooral de registers, centraal zouden kunnen worden beheerd. Van het tehuis in Wernigerode zijn maar liefst 16 boeken bewaard gebleven, terwijl in andere huizen vlak voor het einde van de oorlog veel materiaal verbrand is om sporen uit te wissen.
Haar verhaal illustreert wat voor de meeste andere Lebensbornkinderen eveneens geldt: de onwaarheid waarin zij zijn opgegroeid, het zwijgen van de ouders (vaak alleen de moeder als het om een onwettig geboren kind gaat), de ontkenning van de afkomst van het kind. Voorzitster Gisela Heidenreich sprak in haar lezing uitgebreid over de psychische gevolgen die dit zwijgen, die dit leven in onwaarheid voor het kind heeft gehad. Voor een gezonde ontwikkeling moet een kind weet hebben van zijn wortels en juist als daar niet over gesproken wordt, ‘herhalen’ de kinderen het lot van de ouders. Zij citeerde een psycholoog (naam ben ik helaas vergeten) die zei dat ontworteling de ergste straf voor de mens(elijk) heid is. Dat bracht mij bij de titel van Martijn Lindt’s dissertatie ‘Als je wortels taboe zijn’. Hoewel de verhalen van ons, mensen van Herkenning, natuurlijk heel anders zijn dan die van de Lebensbornkinderen, gaat het ook bij ons – mede - om ontworteling, het taboe zijn van je afkomst. En dan is er opeens heel veel gemeenschappelijks!
Bij de voorstellingsronde, waarbij de deelnemers zich wonderlijk gedisciplineerd aan de hun toegestane 3 à 4 minuten hielden, kwamen ook mensen aan het woord die in Wernigerode geboren zijn. Edna uit Denemarken overschreed haar spreektijd ruim, maar haar verhaal was zo boeiend dat niemand het haar kwalijk nam. Als 7jarig meisje was zij met haar Duitse moeder naar Denemarken verhuisd, waar ze een prima st iefvader kreeg. Ze moest eerst thuis Deens leren voordat ze naar school mocht; dit om te voorkomen dat ze als Duits kind gepest zou worden. De contacten met de Duitse familie verwaterden, maar toen grootmoeder 80 zou worden, besloten moeder en dochter naar haar verjaardagsfeestje te gaan. Dat was meteen een mooie gelegenheid om eens het huis te bekijken waar zij geboren was. Ze ging er alleen heen en vroeg aan de vrouw die het nu bewoont of ze even mocht rondkijken. Dat mocht. Toen ze haar geboortejaar noemde, zei de vrouw: ‘Dan ben je een Lebensbornkind’ waarop deze meteen schrok omdat ze haar mond voorbij gepraat had. Want Edna wist niet wat met Lebensborn bedoeld werd. De vrouw legde het haar uit en samen gingen ze naar
Iemand van het Bundesarchiv in Berlijn hield een lezing over de diverse archieven die voor Lebensbornkinderen belangrijk zijn en gezien het aantal mensen dat achteraf zich bij hem om verdere hulp meldde voorzag zijn referaat in een be(Vervolg op pagina 26)
25
Internationaal om erkenning van de tekortkomingen van vroegere regeringen om de oorlogskinderen de erkenning en hulp te geven die zij nodig hadden.
(Vervolg van pagina 25)
hoefte – die ik niet zo kon meevoelen, omdat zoeken naar onbekende ouders en familie voor mij en voor de meeste collaborateurskinderen natuurlijk niet aan de orde is; wel voor sommige kinderen met een Duitse vader uiteraard. Er was ook iemand van de WASt aanwezig, een dienst die zeer behulpzaam is bij het zoeken naar onbekende vaders en familieleden. Hij toonde aan de hand van een paar voorbeelden aan dat blijven zoeken vaak loont, ook al lijken alle sporen uitgewist. Belangrijk is dan dat er mensen met hart voor de zaak mee helpen zoeken wat o.a. in het verhaal van Ingrid overduidelijk bleek. (zie apart verhaal)
In de discussie aan het eind van de zaterdagmiddag werd gevraagd of er door de vereniging Lebensspuren niet gewoon van de regering geëist kan worden mensen, die op zoek zijn naar hun afkomst, geldelijk te ondersteunen. Want een zoektocht kost vaak veel geld en niet iedereen beschikt daarover, zeker als men door psychosomatische problemen voortijdig het arbeidsproces heeft moeten verlaten. Degene die dit voorstelde, kreeg niet zoveel bijval, maar het plan dat daarna naar voren gebracht werd om die geldelijke steun in elk geval op te eisen voor de instelling van een centrale plek waar alle gegevens verzameld kunnen worden en waar mensen gerichter kunnen zoeken, werd door velen gesteund.
Vanuit de WASt en de vereniging Fantom, die elk jaar een Historikertreffen in Berlijn organiseert, is een begin gemaakt met het opzetten van een internationaal netwerk van organisaties van kinderen van de oorlog. Ik kon de initiatiefnemer, Ludwig Norz, vertellen dat rond het International Bulletin een netwerk ontstaan is van mensen, die vaak op hun beurt weer deel uitmaken van een netwerk. Koppeling van al die bestaande netwerken en netwerkjes waar ook een aantal wetenschappers deel van uit maken kan één grote federatie van oorlogskinderen(organisaties) opleveren. Het belang daarvan is, dat er nadrukkelijker bij politici van de diverse landen aandacht gevraagd kan worden voor de problematiek van oorlogskinderen, dat er steun gegeven kan worden aan claims die zij mogelijkerwijs willen indienen of aan het verzoek
Er waren veel persvertegenwoordigers voor de persconferentie op zaterdagmiddag uitgenodigd, uit Duitsland, Engeland, Noorwegen, Japan en Nederland (RTL4-nieuws). Er werd voor gezorgd dat de privacy van mensen die aan publiciteit nog niet toe zijn gewaarborgd werd. Zo waren er twee gescheiden excursies, voor deelnemers en persmensen, naar het Lebensbornheim in Wernigerode. Op zondag waren er nog workshops en een besloten vergadering voor de leden van Lebensspuren. Daar ben ik niet meer bij geweest. Al met al heb ik het zeer gewaardeerd dat ik de conferentie heb kunnen bijwonen. Er zijn nieuwe contacten gelegd en we hopen dat daar nieuwe initiatieven uit voort zullen komen. Gonda Scheffel-Baars
Stadhuis Wernigerode in Kerstsfeer 26
Mogelijkheden tot inzage van dossiers bij het Nationaal Archief In het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging zijn de justitiële dossiers van de, van collaboratie met de Duitse bezetter verdachte, Nederlanders ondergebracht. De toegankelijkheid van de dossiers wordt bepaald door de Archiefwet van 1995. Bij het Nationaal Archief gelden nog steeds voorwaarden voor de inzage van de dossiers. Deze beperking geldt echter alleen voor betrokkenen in het archief die nog in leven zijn. Is deze eenmaal overleden dan is het archief in principe voor iedere burger toegankelijk. Het Nationaal Archief wijst die belangstellenden wel op de belangen van de kinderen en familie. Adres: Nationaal Archief Prins Willem Alexanderhof 20 2595 BE Den Haag Openingstijden: dinsdag van 9.00 tot 21.00 uur woensdag t/m vrijdag 9.00 tot 17.00 uur zaterdag 9.00 tot 13.00 uur Familieleden van betrokkenen hebben recht op inzage als: de desbetreffende is overleden de desbetreffende toestemming geeft tot inzage. en er is de mogelijkheid dat informatie uit het dossier gegeven wordt door een ambtenaar van het Rijksarchief op grond van een verklaring van een psychiater of psychotherapeut waarin duidelijk gemaakt wordt dat het voor het geestelijk welzijn van de aanvrager onontbeerlijk is dat deze informatie gegeven wordt. Men kan dan dus niet zelf het dossier inzien maar krijgt antwoord op de vragen die men heeft. Voor informatie kan men bellen met het Nationaal Archief (voorheen Rijksarchief): Telefoon: Fax: email: website:
070 3315444 070 3315499
[email protected] www.nationaalarchief.nl
Het verzoek tot inzage van een dossier kan alleen schriftelijk. Dit moet toegestuurd worden aan: Het Nationaal Archief Secretariaat afd. Publiek Prins Willem Alexanderhof 20 2595 BE Den Haag In dit verzoek dient voor te komen, respectievelijk bijgesloten te zijn: Naam, volledige voornamen, geboortejaar en plaats van degene waarnaar onderzoek wordt gedaan. Bewijs van overlijden (mag een kopie van een rouwkaart zijn, ofwel een uittreksel uit het overlijdensregister dat aan te vragen is bij de afdeling Burgerzaken van de gemeente waar de persoon is overleden). Een bewijs van overlijden is niet noodzakelijk als de persoon vóór 1907 iis geboren. 27
Mogelijkheden tot inzage van dossiers bij het Nationaal Archief
HET BULLETIN is een uitgave van de Stichting Werkgroep Herkenning.
Indien de betrokken persoon niet is overleden dan is een vereiste: een door hem of haar getekende verklaring waarin hij/zij toestemming geeft voor inzage door een met name genoemde persoon; deze verklaring dient vergezeld te gaan van een kopie van een geldig legitimatiebewijs van degene die toestemming geeft.
Het doel van de werkgroep is: het bevorderen van hulpverlening aan hen die In persoonlijk en/of maatschappelijke leven moeilijkheden ondervinden, doordat een of beide ouder(s) of grootouder(s) aan de kant Van de bezetter stond(en), dan wel de bezet ter waren.
De relatie tot de persoon. Korte motivering van de wens tot inzage Zoveel mogelijk gegevens over de betrokkene te vermelden: d.w.z. naam, evt. meisjesnaam, geboortedatum en geboorteplaats, eventueel de organisatie waarvan hij/zij tijdens de bezetting lid was, etcetera.
Het Ministerie gaat dan kijken of er inderdaad over diegene een dossier is. Als dit niet zo is dan wordt u dat gemeld; als het wel zo is stuurt men u een briefje met het inzagerecht. Daarop staat het telefoonnummer waar u naar toe moet bellen om een afspraak te maken. Meestal duurt dit zo’n twee tot drie weken.
bekendheid geven aan de problematiek van deze groepering. De werkgroep is niet verbonden aan enige politieke partij, levensbeschouwelijke strom ing of kerkelijk genootschap. De werkgroep distantieert zich nadrukkelijk van elke vorm van sympathie voor (neo) fascisme en (neo)nazisme.
Het Bulletin verschijnt vier keer per jaar. Het volgende nummer komt uit half maart 2008. Kopij voor dit nummer moet uiterlijk 1 februari 2008 in het bezit zijn van de redactie. We stellen het op prijs als u de kopij verstuurt via de email. U kunt uw kopij ook toesturen per diskette/CD en natuurlijk gewoon op papier.
U kunt niets van de inhoud van het dossier meenemen. U kunt er ook niets van kopiëren. Wat u wel mag is gegevens overschrijven. Een en ander is bedoeld om niet alleen de privacy van de betrokkene maar ook van directe verwanten te beschermen.
Redactieadres Het Bulletin: Bulletin
Gonda Scheffel-Baars, Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht of mail naar
[email protected] Redactie Gonda Scheffel-Baarsl Cuny Holthuis Gerard van der Woud (eindredactie)
SWH
Niets uit dit nummer mag worden overgenomen anders dan na toestemming van de redactie.
Het Bulletin Jaargang 22, Nummer 4, december 2007
28