Bezinningsbijeenkomst H.A. d.d. 21 november 2013. We zingen: Ps. 23 : 1; Ps. 23 : 3 We lezen: Psalm 23 Beste gemeente, hier en thuis, Na het zogenaamde sursum corda, het ‘omhoog de harten’, richten we ons vanavond op de aanwijzingen m.b.t. de eigenlijke avondmaalsviering in het liturgisch deel van het Avondmaalsformulier. Vooraf nog enkele praktische zaken, die we ontlenen aan het boekje van wijlen ds. H. Visser, met als titel: ‘Tot Mijn gedachtenis’. Allereerst over de wijze van de viering. Wij zijn gewoon zittend het Avondmaal te vieren. U kent misschien wel gemeenten, waar de deelnemers blijven staan tijdens de viering. Dat was vroeger ook wel het geval. Het Convent van Wezel (1568) was van mening, dat men evengoed het Avondmaal zittend als staande kon vieren. Dordt bepaalde in 1574 zelfs: staande het sacrament te gebruiken is het wenselijkst. Maar omdat men wist, dat er gemeenten waren, waar men er de voorkeur aangaf het Avondmaal zittend te gebruiken, maakte men er geen breekpunt van en rekende men het tot de middelmatige zaken. Persoonlijk vind ik het een goed gebruik, dat wij met elkaar aanzitten aan een gemeenschappelijke tafel. En wel om de volgende redenen: 1. omdat zo de gemeenschap met Christus als het Hoofd en met de leden van Zijn Lichaam, het beste tot uitdrukking komt; 2. de gemeente als een geestelijk huisgezin komt meer tot uiting. We komen als ’t ware als een gezin aan tafel bijeen, als kinderen van een Vader. Het lijkt me dat de eenheid en de saamhorigheid meer zichtbaar wordt, dan bij een viering die staande plaatsvindt. Laten we het maar tot de middelmatige zaken blijven rekenen. Brood en wijn Een andere – belangrijker zaak is, dat het Avondmaal gevierd dient te worden, middels de het uitreiken van brood en wijn.
Het liturgisch deel besteedt duidelijk aandacht aan het breken en uitdelen van het brood en aan het doorgeven van de beker. Hiermee wordt, zonder veel woorden, afgerekend met het gebruik binnen de Roomse Kerk, waar de deelnemers aan de mis, persoonlijk uit de hand van de priester, alleen de ouwel, het brood, ontvangen. Nee, brood en wijn dienen uitgereikt te worden, waarbij opgemerkt dient te worden, dat sinds de Reformatie ook wel druivensap in plaats van wijn, werd gebruikt, wanneer gemeenteleden geen wijn konden verdragen. Frequentie van de Avondmaalsviering Wij vieren het Avondmaal vier keer per jaar. Het is bekend dat Calvijn het liefst elke week, of minstens elke maand het Avondmaal wilde vieren. De gemeenteraad van Geneve, let wel: dus niet de kerkenraad, maar het stadsbestuur van Geneve stak daar een stokje voor. Wonderlijk dat de huidige frequentie onder ons nog tot dit besluit is terug te voeren, te meer omdat de synode van Middelburg van 1581 voorschreef het Avondmaal zo mogelijk eens per twee maanden te houden, en de synode van Dordt van 1618-1619 zelfs het volgende bepaalde: Het zal stichtelijk zijn, waar de gelegenheid der kerken het toelaat, dat op Paasdag, Pinksterdag en Christdag (benaming voor Kerstdag) het Avondmaal gehouden wordt. De nodiging tot het Avondmaal De nodiging volgt binnen onze gemeente nadat er eerst gelegenheid is gegeven tot stil gebed. Een persoonlijk gebed om duidelijkheid, van vertrouwen en dankzegging mag worden opgeheven. Tijdens de voorbereiden van de Tafel zingen we een Psalmvers, waarin een laatste gebed om helderheid (Ps.85:3: merk op mijn ziel wat antwoord God u geeft), of het verlangen naar God (Ps. 42 : 1: Hijgend hert der jacht ontkomen) of het vertrouwen op de Heere (Ps. 56 : 5: Ik roem in God, ik prijs ’t onfeilbaar woord) tot uiting mag worden gebracht. Vervolgens komt dan de nodiging. We zijn gewoon ons te houden aan de nodiging van Lukas 14 : 17: Komt, want alle dingen zijn gereed. Bij de volgende tafels willen we de nodiging nog wel eens aanvullen met het onderstrepen van wat we gelezen en/of gezongen hebben.
Andere goede alternatieven voor het woord van Lukas 14 : 17 zouden kunnen zijn: 1. O alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs, wijn en melk! (Jes. 55 : 1) 2. Die dorst heeft die kome, en die wil, neme het water des levens om niet (Op. 22 : 17) Reactie op de nodiging Het antwoord op de nodiging is divers. De een komt met vrijmoedigheid, de ander met wat meer schroom, terwijl een derde – al dan niet met zweet in de handen – afblijft. De vraag is hoe we met deze verscheidenheid gewoon zijn om te gaan. Raken we gewend aan het feit, wie wel of niet aangaan, en merken we alleen degene op, die voor het eerst aangaan? Of zijn we zo met onszelf bezig, dat wij daar geen oog voor hebben? Of is juist het tegendeel het geval en zijn we heel betrokken op het feit, wie wel of niet aangaan. Tijdens de discussie willen we daar verder met elkaar over doorpraten en bezien wat de beweegredenen van het wel of niet aangaan kunnen zijn, en in hoeverre wij daar ‘oog en hart’ voor moeten hebben!? Kortom: is het onze zorg, wie al dan niet aan het Heilig Avondmaal deelneemt? Weten we van elkaar beweegredenen om wel of niet aan te gaan? Bovendien is het goed om nog eens met elkaar na te gaan of de nodiging wel zo vrijblijvend is, als we letten op de vele imperativi, of te wel de bevelende vorm, die alleen al tot ons komt vanuit het Bijbelwoord: Doet dat tot Mijn gedachtenis! (1 Kor. 11:25) en uit de nodiging zelf: Neemt, eet…! Neemt, drinkt…! Aan ZijnTafel Eenmaal aan Tafel gezeten neemt de dienaar het brood. Hij breekt het zichtbaar voor de gemeente: Het brood, dat wij breken, is de gemeenschap met het lichaam van Christus. En als hij de drinkbeker uitreikt: de drinkbeker der dankzegging, die wij dankzeggende zegenen, is de gemeenschap met het bloed van Christus. Deze woorden zijn ontleend aan 1 Kor. 10 : 16. Een formule, die Calvijn later ook heeft overgenomen.
Op de synode van 1574 is besloten daaraan toe te voegen: neemt, eet, gedenkt en gelooft, dat het lichaam van onze Heere Jezus Christus verbroken is tot een volkomen verzoening van al onze zonden. Gedenkt en gelooft. Over de toevoeging ‘gedenkt en gelooft’ is nog wel wat te doen geweest. Met name de reformator van Straatsburg, Martin Bucer heeft daar nogal voor gepleit. Dit, opdat wij niet aan de uiterlijke tekenen van brood en wijn blijven hangen, maar veelmeer onze harten opheffen tot Christus zelf. Daar gaat het immers om: om de verlossing in Christus. Om Zijn gebroken lichaam en vergoten bloed, waar de tekenen naar toe verwijzen en op duiden: gedenkt en gelooft! Een gelovig denken. En daar hoort een toe-eigening bij voor onszelf, van al wat de Heere geleden heeft. Zijn lichaam gebroken, zijn bloed vergoten tot een volkomen verzoening van al onze zonden. Onmiskenbaar een proces wat de Heilige Geest wil aanvuren en aansturen. Met dat gedenken en geloven zijn we niet zo maar klaar. Dit grote wonder is toch niet klein te krijgen? Daar is een week van voorbereiding, ja zelfs een heel leven tekort voor. De eeuwigheid wil ons geschonken zijn om dit wonder te bezingen. Het gedenken in geloof vraagt om ‘rust en stilte’ aan de Avondmaalstafel. Heilige eerbied mag ons aller hart vervullen. Een eerbied, die mag uitmonden, aldus ds. H. Visser in een hartelijke vreugde. Een blijmoedig overdenken van de rijkdom der vertroosting, die de Heere ons biedt. Een hartelijke vreugde Het doet ons denken aan de eerste christengemeente. Zij at met verheuging en eenvoudigheid des harten! Men vierde met blijdschap het Heilig Avondmaal. Let wel: geen uitbundige vreugde, maar stille, ingetogen blijdschap. En die blijdschap zoekt een weg! Het formulier beschrijft die weg.
Terwijl men communiceert…! Zo zet het oude formulier in. Terwijl men communiceert, d.w.z. de gemeenschap met Christus en Zijn gemeente oefent, zal men stichtelijk zingen, of sommige hoofdstukken lezen ter gedachtenis aan het lijden van Christus dienende, als Jesaja 53, Johannes 13-18, of iets dergelijks. Een hartelijke vreugde tijdens de gemeenschap met Christus en Zijn gemeente. Het wil nog eens bevorderd worden door het samen lezen en het samen zingen. Een enkel keer kun je het geluid vernemen, of dat nu nog wel zo nodig is? Laten we het maar niet afschaffen, zou ik zeggen, maar in navolging van Christus zelf de lofzangen van Israel aanheffen. Waarmee kunnen we de Heere meer prijzen, dan in Zijn eigen Woorden en Psalmen? Tot Wie of in wat anders zullen wij onze Toevlucht en Houvast, bemoediging en vertroosting zoeken en vinden dan in Christus Jezus en Zijn Woorden? Het is wel zaak dat we met name die Bijbelgedeelten aan Tafel lezen en die liederen zingen, die getuigen van de vergeving en verzoening, kortom, die het heil rijk aanprijzen. En dan mogen we dat gezamenlijk beantwoorden met zingen van die liederen, waarin de grote daden van God worden bezongen. Tenslotte: de zegen Van mijn voorganger in Genemuiden heb ik overgenomen, de Tafel met een korte zegen af te sluiten, als: de Heere zegene u uit Sion. Het wil het heengaan in vrede nog eens bevestigen.
Discussievragen: 1.Hoe ervaart u de wijze van Avondmaalsviering onder ons? (gedoeld wordt met name op het zittend gebruik en de frequentie) 2.Welke waarde hecht u aan de persoonlijke voorbereiding direct voor de bediening? Welke invulling geeft u zoal aan het persoonlijk gebed? 3. En dan volgt de nodiging! Kunnen wij ons aangaan naar de ander toe duiden? En weten wij waarom de ander, misschien wel onze directe naaste, als partner, ouder, kind afblijven? Is dat laatste trouwens wel onze zorg? Zo ja, hoe geven we daar uiting aan? 4.Nemen en eten/drinken, gedenken en geloven! De Heilige Geest wil dit handelen aanvuren en doorgloeien. De Heilige neemt het uit Christus en zal het u verkondigen. (Joh.16:14). Kunt u met elkaar delen, hoe u die innerlijke omgang met Christus (en met elkaar) beleeft? 5.Hoe verlaten wij de Avondmaalstafel? Met een hartelijke vreugde onder de zegen van de Heere?