BRL 6000 Deel 013 2005-11-18
NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN voor het KOMO INSTAL® procescertificaat voor ‘ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES’ BIJZONDER DEEL ‘INSTALLEREN VAN INDIVIDUELE (COMBI-)WARMTEPOMPEN VAN WONINGEN’ Techniek gebied INST Vastgesteld door het CCvDI op 18 november 2005 Aanvaard door de Harmonisatie Commissie Bouw van de Stichting Bouwkwaliteit op 12 januari 2006
Stichting KBI
ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES BIJZONDER DEEL INSTALLEREN VAN INDIVIDUELE (COMBI-)WARMTEPOMPEN VAN WONINGEN Nationale Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-13 d.d. 2005-11-18 __________________________________________________________________________________ Algemene informatie bij deze uitgave Het initiatief tot het opstellen van de certificatieregeling voor het installeren van warmtepompen gaat uit van UNETO-VNI en vloeit voort uit het Convenant Warmtepompsystemen in de Woningbouw d.d. 12 april 2000. Het opstellen van de certificatieregeling is in de tijd gekoppeld aan de uitvoering van het zogenoemde warmtepompproject. Dit project is met financiële ondersteuning van Novem uitgevoerd door de werkgroep ‘Warmtepompen’ van de Vakgroep Warmtetechniek van UNETO-VNI. De werkgroep heeft met ondersteuning van TNO-MEP, Apeldoorn, en DWA, Rijssen, een modelkwaliteitssysteem ontwikkeld, waarmee installatiebedrijven hun afnemers de zekerheid kunnen bieden van een goed functionerend warmtepompsysteem. In het verlengde hiervan is ISSO-publicatie 72 'Ontwerpen van individuele en klein elektrische warmtepompsystemen' en ISSO-publicatie 72.1 (het model kwaliteitssysteem) ontwikkeld. Het warmtepompproject kent drie fasen. De eerste fase is gericht op individuele warmtepompboilers van woningen. De tweede fase is gericht op individuele (combi-)warmtepompen met individuele warmtebronnen, ten behoeve van ruimteverwarming, ruimtekoeling met behulp van vrije koeling en tapwaterverwarming van woningen. De derde fase is gericht op klein collectieve warmtepompsystemen van woningen. Dit zijn systemen waarbij meerdere warmtepompen gebruik maken van een collectieve bron. Gelet op de wens van de stichting KBI zijn de certificatieregelingen voor installaties ondergebracht in een nieuwe beoordelingsrichtlijn BRL 6000. Dit houdt in dat de relevante BRL voor ‘installeren van warmtepomptoestellen’ thans uit vier delen bestaat: BRL Deel 6000-00 (algemene eisen), BRL Deel 6000-12 (specifieke eisen voor installeren van individuele warmtepompboilers van woningen), BRL Deel 6000-13 (specifieke eisen voor installeren van individuele (combi-)warmtepompen van woningen), en BRL Deel 6000-18 (specifieke eisen voor ontwerpen en installeren van klein collectief warmtepompsystemen van woningen). De certificatieregeling die is vastgelegd in het voorliggende BRL Deel, biedt de mogelijkheid van certificatie van het installeren van individuele (combi-)warmtepompen van woningen met individuele warmtebronnen. De bovengenoemde ISSO-publicaties 72 en 72.1 bieden installatiebedrijven ondersteuning bij aanpassing van hun werkwijzen, zodat zij kunnen voldoen aan de eisen van de BRL. De certificatieregeling sluit aan bij de bestaande regelingen voor certificatie in de installatiesector en de bouwsector en biedt de mogelijkheid van publiekrechtelijke erkenning in relatie tot het Bouwbesluit. De beoordelingsrichtlijn is tot stand gekomen onder begeleiding van de Technische Commissie ‘warmtepompen’ van het Centraal College van Deskundigen Installatiesector (CCvDI) van de Stichting Kwaliteitsborging Installatiesector (KBI).
ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES BIJZONDER DEEL INSTALLEREN VAN INDIVIDUELE (COMBI-)WARMTEPOMPEN VAN WONINGEN Nationale Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-13 d.d. 2005-11-18 __________________________________________________________________________________ INHOUDSOPGAVE
pagina
1.
INLEIDING
1
2.
REIKWIJDTE VAN HET CERTIFICAAT
1
3.
EISEN TE STELLEN AAN INSTALLATIES EN DOCUMENTEN
3
3.1 3.2 4.
Eisen te stellen aan de installaties Eisen te stellen aan de documenten EISEN TE STELLEN AAN HET PROCES
3 5 6
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 5.
Opdracht Programma van eisen Ontwerp Controle bouwkundige randvoorwaarden Uitvoering Gebruikshandleiding Risicoanalyse en beheersplan Onderhoudsschema Uitvoering onderhoud EISEN TE STELLEN AAN HET INSTALLATIEBEDRIJF
6 6 7 7 7 7 7 7 7 8
5.1 5.2 6.
Vergunning Meet- en beproevingsmiddelen EISEN TE STELLEN AAN DE INTERNE KWALITEITSBEWAKING
8 8 9
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 7.
Algemeen Kwaliteitsbeleid Taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en vakbekwaamheden Controleactiviteiten Beschrijving van procedures Procedure-eisen EXTERNE KWALITEITSBEWAKING
9 9 9 9 9 9 11
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 8. 9.
Toelatingsonderzoek Vervolgcontroles Eisen aan de bekwaamheid van de auditor (organisatiegericht) Eisen aan de bekwaamheid van de inspecteur (projectgericht) Beslissing ten aanzien van certificatie Klachtenbehandeling door certificatie-instelling Eisen te stellen aan het procescertificaat REFERENTIES
11 11 12 12 12 12 13 13
Bijlage 1
Bouwbesluitingang individuele (combi-)warmtepompen van woningen
ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES BIJZONDER DEEL INSTALLEREN VAN INDIVIDUELE (COMBI-)WARMTEPOMPEN VAN WONINGEN Nationale Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-13 d.d. 2005-11-18 __________________________________________________________________________________
1.
INLEIDING Dit Bijzondere Deel van beoordelingsrichtlijn 6000 beschrijft de specifieke eisen voor het procescertificaat voor het ontwerpen, installeren en beheren van installaties, deelgebied ‘installeren van individuele (combi-)warmtepompen van woningen’. Op de certificering voor dit deelgebied is van toepassing: • dit gehele Bijzondere Deel , en • het Algemene Deel van BRL 6000 (BRL Deel 6000-00) met uitzondering van de bepalingen met betrekking tot ontwerpen en beheren. Een installatiebedrijf kan het procescertificaat ‘installeren van individuele (combi-)warmtepompen van woningen’ slechts verkrijgen, als het beschikt over het procescertificaat voor ‘ontwerpen en installeren van leidingwaterinstallaties van individuele woningen’.
2.
REIKWIJDTE VAN HET CERTIFICAAT Het certificaat heeft betrekking op: • het installeren van individuele combiwarmtepompen van woningen binnen het kader van het installeren van leidingwaterinstallaties van individuele woningen, en • het installeren van individuele warmtepomptoestellen voor ruimteverwarming. Opmerking Op grond van de verschillende toepassingen van warmtepompen, wordt er onderscheid gemaakt in drie verschillende soorten warmtepomptoestellen: - warmtepompboilers - combiwarmtepompen - warmtepomptoestellen voor ruimteverwarming De groep van combiwarmtepompen en warmtepomptoestellen voor ruimteverwarming, wordt aangeduid als (combi-)warmtepompen. Opmerking Het aanleggen van de warmtebron en het warmtebroncircuit valt niet binnen het deelgebied van deze beoordelingsrichtlijn. Dit geldt ook voor het aanleggen van het ruimteverwarmingsdistributie- en -afgifte-systeem.
Een combiwarmtepomp wekt warmte op ten behoeve van een warmtapwaterinstallatie en ten behoeve van een ruimteverwarmingsinstallatie, en kan in de zomer koude doorgeven aan een koudedistributie- en afgifte-systeem 1.
1
Meestal wordt het ruimteverwarmingsdistributie- en afgifte-systeem ook gebruikt als koudedistributie- en afgifte-systeem, m.a.w. de verwarming wordt gebruikt voor koeling. ___________________________________________________________________________________________________ - pagina 1-
ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES BIJZONDER DEEL INSTALLEREN VAN INDIVIDUELE (COMBI-)WARMTEPOMPEN VAN WONINGEN Nationale Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-13 d.d. 2005-11-18 __________________________________________________________________________________ In deze beoordelingsrichtlijn wordt onder een combiwarmtepomp verstaan: een al dan niet geïntegreerd toestel, bestaande uit: een warmtapwatervoorraadvat, en een elektrische warmtepomp of een gasgestookte absorptiewarmtepomp die warmte onttrekt aan een individueel warmtebroncircuit en warmte overdraagt aan tapwater en/of aan een ruimteverwarmingsdistributie- en afgifte-systeem. Een combiwarmtepomp kan verder omvatten: een warmtewisselaar die koude onttrekt aan het warmtebroncircuit en koude overdraagt aan het koudedistributie- en afgifte-systeem (vrije koeling), een elektrische of gasgestookt bijverwarmer. Opmerking Het kan gewenst zijn om ten behoeve van de voorziening voor warmtapwater en/of het ruimteverwarmingsdistributie- en afgifte-systeem ook een aparte (na)verwarmer te plaatsen. De (na)verwarmer is dan een zelfstandig toestel en dus geen onderdeel van de combiwarmtepomp. Een warmtepomptoestel voor ruimteverwarming wekt warmte op en ten behoeve van een ruimteverwarmingsinstallatie, en kan in de zomer koude doorgeven aan een koudedistributie- en afgifte-systeem. In deze beoordelingsrichtlijn wordt onder een warmtepomptoestel voor ruimteverwarming verstaan: een al dan niet geïntegreerd toestel, bestaande uit: een elektrische warmtepomp of een gasgestookte absorptiewarmtepomp, die warmte onttrekt aan een individueel warmtebroncircuit en warmte overdraagt aan een ruimteverwarmingsdistributie- en afgifte-systeem. Een warmtepomptoestel voor ruimteverwarming kan verder omvatten: een warmtewisselaar die koude onttrekt aan het warmtebroncircuit en koude overdraagt aan het koudedistributie- en afgifte-systeem, een elektrische of gasgestookte bijverwarmer. Opmerking Het kan gewenst zijn om ten behoeve van het ruimteverwarmings-distributie- en afgifte-systeem ook een aparte (na)verwarmer te plaatsen. De (na)verwarmer is dan een zelfstandig toestel en dus geen onderdeel van het warmtepomptoestel.
___________________________________________________________________________________________________ - pagina 2-
ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES BIJZONDER DEEL INSTALLEREN VAN INDIVIDUELE (COMBI-)WARMTEPOMPEN VAN WONINGEN Nationale Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-13 d.d. 2005-11-18 __________________________________________________________________________________
3.
EISEN TE STELLEN AAN INSTALLATIES EN DOCUMENTEN
3.1
Eisen te stellen aan de installaties De voorschriften van dit hoofdstuk die zijn ontleend aan publiekrechtelijke regelgeving, zijn voorzien van een verticale kantlijn in de linkermarge van de pagina. Bij voorschriften, die zijn ontleend aan het Bouwbesluit [1], is tussen haakjes het betreffende artikel of lid van het Bouwbesluit vermeld, bijvoorbeeld: (BB art. 3.52). In bijlage 1 is een overzicht gegeven van de eisen van het Bouwbesluit waarop het certificaat betrekking heeft.
3.1.1
Algemene eisen aan (combi-)warmtepompen CE-markering Een warmtepomptoestel is een elektrisch toestel; het moet daarom zijn voorzien van de CEmarkering als bedoeld in de Europese richtlijn 73/23/EEG, ‘veiligheid elektrotechnisch materiaal’ (VEM). Opmerking De installateur mag ervan uitgaan dat het toestel aan alle relevante publiekrechtelijke eisen voldoet, als het voorzien is van de CE-markering. Energetische prestatie (combi-)warmtepomp De energetische prestatie van een warmtepomp voor ruimteverwarming, COPverw, voldoet aan tabel B.2 van NEN 5128 [2]. Opmerking De energetische prestatie van een warmtepomp voor ruimteverwarming is van belang voor het bepalen van het opwekkingsrendement van de verwarmingsinstallatie en beïnvloedt de energieprestatie van de woning. Volgens artikel 5.12 van het Bouwbesluit mag de energieprestatieprestatiecoëfficient (EPC) van een woning niet groter zijn dan 1,0.
3.1.2
Specifieke eisen aan combiwarmtepompen Energetische prestatie combiwarmtepomp De energetische prestatie van de warmtepomp voor warmtapwaterbereiding, COPtap, voor de toepassingsklasse (zie 3.1.3 en 4.1.1) van de warmtapwater-installatie, bedraagt ten minste 2,2. Het opwekkingsrendement wordt bepaald volgens onderdeel D.3.6 van NEN 5128 [2]. Opmerking
___________________________________________________________________________________________________ - pagina 3-
ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES BIJZONDER DEEL INSTALLEREN VAN INDIVIDUELE (COMBI-)WARMTEPOMPEN VAN WONINGEN Nationale Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-13 d.d. 2005-11-18 __________________________________________________________________________________ De energetische prestatie van een warmtepomp voor warmtapwaterbereiding is van belang voor het bepalen van het opwekkingsrendement van de warmtapwaterbereiding en beïnvloedt de energieprestatie van de woning. Het Bouwbesluit [1] stelt in artikel 5.12 eisen aan de energieprestatieprestatiecoëfficiënt (EPC) van woningen.
3.1.3
Inbouw combiwarmtepomp in het waterleidingsysteem Het inbouwen van een combiwarmtepomp, en eventueel een naverwarmer na een dergelijk toestel, in de voorzieningen voor drinkwater en warmtapwater valt tevens onder het procescertificaat voor het deelgebied ‘ontwerpen en installeren van leidingwaterinstallaties van individuele woningen’. Het plaatsen van gasverbrandingstoestellen als naverwarmer na een warmtepomptoestel, valt tevens onder het procescertificaat voor het deelgebied ‘installeren van gasverbrandingstoestellen (<130 kW)’. Onderstaande eisen vormen een aanvulling op de eisen voor beide genoemde deelgebieden Toepassingsklasse De warmtapwaterinstallatie heeft één van de toepassingsklassen ‘aanrecht’ en 1 t/m 4, zoals bedoeld in onderdeel 9.4.2, tabel 16, van NEN 5128 [2]. Opmerking In de warmtapwaterinstallatie kan een (na)verwarmer opgenomen zijn. Geluidniveau veroorzaakt door de warmtepompboiler Aangrenzend perceel Een combiwarmtepomp van een woning of woongebouw veroorzaakt in een verblijfsgebied van een gebruiksfunctie op een aangrenzend perceel een volgens NEN 5077 [3] bepaald karakteristiek geluidsniveau van ten hoogste 30 dB(A). Dit geldt niet voor een op een aangrenzend perceel gelegen lichte industriefunctie of een overige gebruiksfunctie (BB art. 3.7). Zelfde perceel Een combiwarmtepomp van een woning of woongebouw veroorzaakt in een nietgemeenschappelijk verblijfsgebied van een andere op hetzelfde perceel gelegen woonfunctie een volgens NEN 5077 [3] bepaald karakteristiek geluidsniveau van ten hoogste 30 dB(A) (BB art. 3.8, lid 1).
___________________________________________________________________________________________________ - pagina 4-
ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES BIJZONDER DEEL INSTALLEREN VAN INDIVIDUELE (COMBI-)WARMTEPOMPEN VAN WONINGEN Nationale Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-13 d.d. 2005-11-18 __________________________________________________________________________________ Zelfde woning Indien dit in de opdracht is vastgelegd, veroorzaakt de combiwarmtepomp van een woning, in die woning geen hoger geluidniveau dan overeenkomstig NEN 1070 [4] is toegestaan voor het in de opdracht vastgelegde kwaliteitscijfer (k = 2, 3, 4 of 5) voor installaties binnen de woning. Toelichting In het algemeen wordt voor normale situaties k = 3 aanbevolen. In verblijfsruimten is dan 30 dB(A) toegestaan en in andere ruimten 35 dB(A). Een verschil in kwaliteitscijfers van 1 komt overeen met een verschil in geluid van 5 dB(A). Een hoger cijfer betekent meer geluid. 3.1.4
Aansluiting warmtepomptoestel op de elektrotechnische installatie Het warmtepomptoestel moet op de elektrotechnische installatie worden aangesloten volgens de installatievoorschriften van de leverancier van het warmtepomptoestel. De beveiliging van de elektrotechnische installatie moet afgestemd zijn op het warmtepomptoestel.
3.1.5
Aansluiting (combi-)warmtepomp op warmtebroncircuit De aansluitleiding waarmee het warmtepomptoestel is aangesloten op het aansluitpunt van het warmtebroncircuit, dient zodanig geïsoleerd te zijn dat zich op deze leiding geen condens kan vormen.
3.1.6
Regeling De regeling van het warmtepomptoestel moet worden ingesteld overeenkomstig de betreffende voorschriften van de leverancier van het toestel. De regeling van een warmtepomptoestel met een eventueel in serie geschakelde naverwarmer dient uitgevoerd te worden conform de voorschriften van de leverancier van zowel het warmtepomptoestel als de leverancier van de naverwarmer. Indien dit in de opdracht is vastgelegd, biedt de regeling de mogelijkheid om de warmtepomp alleen te laten werken op nachtstroom.
3.2
Eisen te stellen aan de documenten Niet van toepassing.
___________________________________________________________________________________________________ - pagina 5-
ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES BIJZONDER DEEL INSTALLEREN VAN INDIVIDUELE (COMBI-)WARMTEPOMPEN VAN WONINGEN Nationale Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-13 d.d. 2005-11-18 __________________________________________________________________________________
4.
EISEN TE STELLEN AAN HET PROCES Onderstaande eisen vormen een aanvulling op de eisen voor het procescertificaat voor de deelgebieden ‘ontwerpen en installeren van leidingwaterinstallaties van individuele woningen’ en eventueel ‘installeren van gasverbrandingstoestellen (<130 kW)’.
4.1
Opdracht
4.1.1
Toepassingsklasse warmtapwaterinstallatie De toepassingsklasse van de warmtapwaterinstallatie (zie 3.1.3) moet in overleg met de opdrachtgever worden vastgesteld.
4.1.2
Warmtebehoefte In de opdracht moet zijn vastgelegd: hoeveel warmte het warmtepomptoestel kan leveren aan de ruimteverwarmingsinstallatie2 (in relatie tot de warmteverliesberekening), hoeveel warmte het warmtebroncircuit moet kunnen leveren aan het warmtepomptoestel, de minimumtemperatuur van het warmtebroncircuit, en de plaats van het aansluitpunt van het warmtebroncircuit.
4.2
Programma van eisen
4.2.1
Systeemkeuze Het systeem van verwarmen, koelen en warmwatervoorziening moet in overleg met de opdrachtgever worden vastgesteld. Daarbij moet het installatiebedrijf de klant een toelichting geven over de voor- en nadelen van de verschillende mogelijkheden. Daarbij komen de volgende aspecten aan de orde: thermisch comfort in de woning, beschikbaarheid van warmwater, energiegebruik, mogelijk optredende storingen en hun frequentie, en omvang en frequentie van noodzakelijke onderhoudshandelingen. Toelichting ISSO-publicatie 72 'Ontwerpen van individuele en klein elektrische warmtepompsystemen' en ISSO-publicatie 72.1 (het model kwaliteitssysteem) bevatten basisinformatie voor een goede afstemming van het programma van eisen op de wensen van de klant.
2
ISSO 51 ‘Warmteverliesberekening voor woningen en woongebouwen’ geeft wijzen waarop de opgave van deze warmtehoeveelheid kan worden geformuleerd. ___________________________________________________________________________________________________ - pagina 6-
ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES BIJZONDER DEEL INSTALLEREN VAN INDIVIDUELE (COMBI-)WARMTEPOMPEN VAN WONINGEN Nationale Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-13 d.d. 2005-11-18 __________________________________________________________________________________ 4.2.2
Keuzelijst Het installatiebedrijf legt de vraagspecificatie van de klant vast in een keuzelijst. In de keuzelijst is de systeemkeuze (4.2.1) duidelijk aangegeven en is verder ten minste aangegeven welke facultatieve eisen van paragraaf 3.1 van toepassing zijn. Toelichting De facultatieve eisen zijn: - toepassingsklasse van de warmtapwaterinstallatie (3.1.3), en - geluidsniveau in verblijfsgebieden van de woning (3.1.3).
4.3
Ontwerp Niet van toepassing.
4.4
Controle bouwkundige randvoorwaarden Geen specifieke eisen.
4.5
Uitvoering Geen specifieke eisen.
4.6
Gebruikshandleiding Het installatiebedrijf draagt een bij het warmtepomptoestel behorende, in het Nederlands gestelde, gebruikshandleiding over aan de opdrachtgever. De gebruikshandleiding geeft informatie met betrekking tot: enkele technische aspecten van het warmtepomptoestel, waaronder ten minste de inhoud van het voorraadvat (indien aanwezig) en het elektrisch vermogen van het toestel, de gebruiksmogelijkheden van het warmtepomptoestel, met de bijbehorende gebruiksaanwijzingen, het noodzakelijke onderhoud aan toestel en opstellingsruimte, hoe te handelen bij storingen.
4.7
Risicoanalyse en beheersplan Niet van toepassing.
4.8
Onderhoudsschema Niet van toepassing.
4.9
Uitvoering onderhoud Niet van toepassing.
___________________________________________________________________________________________________ - pagina 7-
ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES BIJZONDER DEEL INSTALLEREN VAN INDIVIDUELE (COMBI-)WARMTEPOMPEN VAN WONINGEN Nationale Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-13 d.d. 2005-11-18 __________________________________________________________________________________
5.
EISEN TE STELLEN AAN HET INSTALLATIEBEDRIJF
Onderstaande eisen vormen een aanvulling op de eisen voor het procescertificaat voor de deelgebieden ‘ontwerpen en installeren van leidingwaterinstallaties van individuele woningen’ en eventueel ‘installeren van gasverbrandingstoestellen (<130 kW)’. 5.1
Vergunning Niet van toepassing.
5.2
Meet- en beproevingsmiddelen Niet van toepassing.
___________________________________________________________________________________________________ - pagina 8-
ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES BIJZONDER DEEL INSTALLEREN VAN INDIVIDUELE (COMBI-)WARMTEPOMPEN VAN WONINGEN Nationale Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-13 d.d. 2005-11-18 __________________________________________________________________________________
6.
EISEN TE STELLEN AAN DE INTERNE KWALITEITSBEWAKING Onderstaande eisen vormen een aanvulling op de eisen voor het procescertificaat voor de deelgebieden ‘ontwerpen en installeren van leidingwaterinstallaties van individuele woningen’ en eventueel ‘installeren van gasverbrandingstoestellen (<130 kW)’.
6.1
Algemeen Geen specifieke eisen.
6.2
Kwaliteitsbeleid Geen specifieke eisen.
6.3
Taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en vakbekwaamheden Geen specifieke eisen.
6.4
Controleactiviteiten Geen specifieke eisen.
6.5
Beschrijving van procedures Geen specifieke eisen.
6.6
Procedure-eisen
6.6.1
Registratie van projecten Geen specifieke eisen.
6.6.2
Beheer van projectdossiers Geen specifieke eisen.
6.6.3
Ontwerpbeoordeling Geen specifieke eisen.
6.6.4
Werktekeningen Geen specifieke eisen.
6.6.5
Ingangscontrole van materialen Geen specifieke eisen.
6.6.6
Controle op transport en opslag Geen specifieke eisen.
6.6.7
Controle op montagewerkzaamheden Geen specifieke eisen.
6.6.8
Controle van de gerealiseerde installatie Geen specifieke eisen.
___________________________________________________________________________________________________ - pagina 9-
ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES BIJZONDER DEEL INSTALLEREN VAN INDIVIDUELE (COMBI-)WARMTEPOMPEN VAN WONINGEN Nationale Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-13 d.d. 2005-11-18 __________________________________________________________________________________ 6.6.9
Controle op risicoanalyse en beheersplan Niet van toepassing.
6.6.10
Onderhoudsschema Niet van toepassing.
6.6.11
Controle op onderhoudswerkzaamheden Niet van toepassing.
6.6.12
Documentenbeheer Geen specifieke eisen.
6.6.13
Beheer van meet- en beproevingsmiddelen Geen specifieke eisen.
6.6.14
Beheersing van de vakbekwaamheid van de medewerkers Geen specifieke eisen.
6.6.15
Beheersing van tekortkomingen Geen specifieke eisen.
6.6.16
Klachtenbehandeling Geen specifieke eisen.
___________________________________________________________________________________________________ - pagina 10-
ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES BIJZONDER DEEL INSTALLEREN VAN INDIVIDUELE (COMBI-)WARMTEPOMPEN VAN WONINGEN Nationale Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-13 d.d. 2005-11-18 __________________________________________________________________________________
7.
EXTERNE KWALITEITSBEWAKING Onderstaande eisen vormen een aanvulling op de eisen voor het procescertificaat voor de deelgebieden ‘ontwerpen en installeren van leidingwaterinstallaties van individuele woningen’ en eventueel ‘installeren van gasverbrandingstoestellen (<130 kW)’.
7.1
Toelatingsonderzoek
7.1.1
Onderzoek Per project wordt ten minste gecontroleerd of is voldaan aan de volgende eisen: 3.1.3 4.1 6.3
de in de warmtapwaterinstallatie te bereiken watertemperaturen (toepassingsklasse) schriftelijke opdracht verantwoordelijkheden, bevoegdheden
Bij toepassing van de bepalingen van deze paragraaf mogen de deelgebieden: • installeren van individuele warmtepompboilers van woningen, • installeren van individuele (combi-)warmtepompen van woningen, en • ontwerpen en installeren van klein collectief warmtepompsystemen van woningen, worden beschouwd als één deelgebied. Er wordt ten minste één project gecontroleerd met een (combi-)warmtepomp of een klein collectief warmtepompsysteem. 7.1.2
Rapportage toelatingsonderzoek Geen specifieke eisen.
7.2
Vervolgcontroles
7.2.1
Vervolgonderzoek Per project wordt ten minste gecontroleerd of is voldaan aan de eisen zoals genoemd in onderdeel 7.1.1. Bij toepassing van de bepalingen van deze paragraaf mogen de deelgebieden: • installeren van individuele warmtepompboilers van woningen, • installeren van individuele (combi-)warmtepompen van woningen, en • ontwerpen en installeren van klein collectief warmtepompsystemen van woningen, worden beschouwd als één deelgebied. Er wordt ten minste één project gecontroleerd met een (combi-)warmtepomp of een klein collectief warmtepompsysteem.
___________________________________________________________________________________________________ - pagina 11-
ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES BIJZONDER DEEL INSTALLEREN VAN INDIVIDUELE (COMBI-)WARMTEPOMPEN VAN WONINGEN Nationale Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-13 d.d. 2005-11-18 __________________________________________________________________________________ 7.2.2
Sancties Geen specifieke eisen.
7.2.3
Rapportage vervolgonderzoek Geen specifieke eisen.
7.2.4
Combinatie van onderzoeken Geen specifieke eisen.
7.2.5
Onvoldoende projecten Geen specifieke eisen.
7.3
Eisen aan de bekwaamheid van de auditor (organisatiegericht) Geen specifieke eisen.
7.4
Eisen aan de bekwaamheid van de inspecteur (projectgericht) Geen specifieke eisen.
7.5
Beslissing ten aanzien van certificatie Geen specifieke eisen.
7.6
Klachtenbehandeling door certificatie-instelling Geen specifieke eisen.
___________________________________________________________________________________________________ - pagina 12-
ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES BIJZONDER DEEL INSTALLEREN VAN INDIVIDUELE (COMBI-)WARMTEPOMPEN VAN WONINGEN Nationale Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-13 d.d. 2005-11-18 __________________________________________________________________________________ 8.
EISEN TE STELLEN AAN HET PROCESCERTIFICAAT Geen specifieke eisen.
9.
REFERENTIES [1]
Bouwbesluit, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2005, 528. (Bouwbesluit, www.vrom.nl)
[2]
NEN 5128 2004 Energieprestatie van woonfuncties en woongebouwen – Bepalingsmethode, inclusief correctieblad C1:2004.
[3]
NEN 5077 2001 Geluidwering in gebouwen - Bepalingsmethoden voor de grootheden voor luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidwering van scheidingsconstructies en geluidniveaus veroorzaakt door installaties, inclusief wijzigingsblad A2: 2005 en correctieblad C1: 2005.
[4]
NEN 1070:1999, Geluidwering in gebouwen. Specificatie en beoordeling van de kwaliteit, 1999, inclusief correctieblad NEN 1070/C1, 1999.
Opmerking Informatief genoemde documenten: ISSO-publicatie 72 'Ontwerpen van individuele en klein elektrische warmtepompsystemen' en ISSO-publicatie 72.1 (het model kwaliteitssysteem), 2005. ISSO-publicatie 51 ‘Warmteverliesberekening voor woningen en woongebouwen’
.
___________________________________________________________________________________________________ - pagina 13-
ONTWERPEN, INSTALLEREN EN BEHEREN VAN INSTALLATIES BIJZONDER DEEL INSTALLEREN VAN INDIVIDUELE (COMBI-)WARMTEPOMPEN VAN WONINGEN Nationale Beoordelingsrichtlijn Deel 6000-13 d.d. 2005-11-18 __________________________________________________________________________________ Bijlage 1
Bouwbesluitingang individuele (combi-)warmtepompen van woningen
Afd.
Onderwerp
3.2
Bescherming tegen geluid van installaties Energieprestatie
5.3
Grenswaarde/ bepalingsmethode Karakteristiek geluidsniveau volgens NEN 5077. Energieprestatiecoëfficiënt volgens NEN 2916 en/of NEN 5128.
Prestatie volgens certificaat Voldoet aan artikel 3.7 en artikel 3.8 Kan voldoen aan artikel 5.12
___________________________________________________________________________________________________ bijlage 1