Brabant en zijn kleurrijke samenleving Editie Vll
mevrouw ir. J. Smets mevrouw drs. E. Stultjens
het PON, kennis in uitvoering
Tilburg, oktober 2010
Colofon
Het PON heeft dit onderzoek verricht in opdracht van de provincie Noord-Brabant
Auteurs Judith Smets en Eva Stultjens Vormgeving Ton de Klein Fotograaf Merlin Daleman PON Publicatienummer 10-20 ISBN 978-90-5049-499-1 Datum oktober 2010
© 2010 het PON, kennis in uitvoering. Het auteursrecht van deze publicatie berust bij het PON. Gehele of gedeeltelijke overname van teksten is toegestaan, mits daarbij de bron wordt vermeld. Vermenigvuldiging en publicatie in een andere vorm dan dit rapport is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van het PON. Hoewel deze publicatie met de grootst mogelijke zorg is samengesteld, kan het PON geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele fouten.
Meer informatie: www.hetpon.nl
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 1.3
Inleiding Achtergrond Definitie CBS Niet-westerse allochtonen per provincie
2 2.1 2.2 2.3
Bevolkingsopbouw allochtonen in Noord-Brabant Aantal allochtonen in Noord-Brabant Leeftijdsopbouw en sekse Spreiding over Noord-Brabant
9 9 10 12
3 3.1 3.2 3.3
Onderwijs Landelijke ontwikkelingen Basisonderwijs Voortgezet onderwijs
19 19 21 23
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Arbeidsmarktpositie Landelijke ontwikkelingen Arbeidsmarktpositie Beroepsniveau, beroepsrichting en dienstverband Werkloosheid Duur werkloosheid Personen naar uitkeringspositie
27 27 29 32 35 36 36
5 5.1 5.2 5.3
Participatie en zorg Landelijke ontwikkelingen Vrijwilligerswerk en lidmaatschap Zorggebruik
39 39 40 41
Bijlagen Bijlage A Toelichting CBS Bijlage B Aantal niet-westerse allochtonen in Noord-Brabant naar herkomstland Bijlage C Aantal westerse allochtonen in Noord-Brabant naar herkomstland Bijlage D Aandeel niet-westerse allochtonen per gemeente in Noord-Brabant, 2010 en 2007 Bijlage E Aantal niet-westerse allochtonen per gemeente in Noord-Brabant, 2010 en 2007 Bijlage F Rangorde gemeenten naar aandeel niet-westerse allochtonen, 2010 en 2007 Bijlage G Uitkeringspositie
5 5 6 7
45 47 51 53 55 59 63 67
1 Inleiding 1.1 Achtergrond Sinds 1994 heeft het PON zes keer een monitor multi-etnische samenleving uitgebracht: in oktober 1994, in november 1998, in januari 2000, in november 2001, in april 2006 en in februari 2008. Deze zevende monitor houdt een actualisering in van de cijfermatige gegevens uit de vorige monitor. Het gaat om veranderingen in de bevolkingssamenstelling, de onderwijsdeelname en de arbeidsmarktsituatie van allochtonen, waarbij specifieke Brabantse ontwikkelingen in kaart worden gebracht. Speciaal aan deze editie is de aansluiting die gezocht is bij het programma Kleurrijk Brabant van de provincie Noord-Brabant. Kleurrijk Brabant probeert op verschillende manieren allochtone Brabanders bij elkaar te brengen en aan de slag te laten gaan met de uitwerking van nieuwe ideeën. Kleurrijk Brabant bestaat uit de volgende deelprogramma’s. Kleurrijk Brabant Werkt richt zich er op dat jongeren voor zichzelf een goed perspectief creëren, onder meer door de juiste beroepsrichting te kiezen. Kleurrijk Brabant Onderneemt stimuleert etnisch ondernemerschap en de relaties tussen ‘gekleurde’ ondernemers en ‘witte’ adviseurs. In Kleurrijk Brabant Leert krijgen leerlingen die niet zo goed presteren een mentor die hen stimuleert en die voorkomt dat zij uit het onderwijs vallen. Kleurrijk Brabant Zorgt zoekt naar creatieve oplossingen voor het dreigende personeelstekort in de zorg, terwijl er tienduizenden allochtone vrouwen op de arbeidsmarkt beschikbaar zijn. Onder de verzamelnaam Kleurrijk Brabant Ontmoet zijn op ontmoeting en participatie gerichte activiteiten gebundeld. De monitor multi-etnische samenleving 2010 is uitgebreid met cijfers en ontwikkelingen die aansluiten bij de programma’s van Kleurrijk Brabant. Tegelijkertijd met deze monitor brengt het PON in opdracht van de provincie Noord-Brabant een strategische verkenning Kleurrijk Brabant uit, met aanknopingspunten voor beleid. De resultaten van deze monitor zijn bruikbaar voor een nadere uitwerking van het provinciale beleid op het gebied van de multi-etnische samenleving. Door de verbreding van de monitor met thema’s die aansluiten bij Kleurrijk Brabant ontstaat er samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen van de provincie. Ook gemeenten en organisaties hebben te kennen gegeven dat ze deze informatie regelmatig inzetten bij hun beleidsactiviteiten op het terrein van de multi-etnische samenleving. Het PON doet ten behoeve van de monitor zelf geen onderzoek maar maakt gebruik van gegevens die door derden zijn verzameld, zoals het Centraal Bureau voor de Statistiek en Centrale Financiën Instellingen (van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap). Er zijn wel secundaire analyses verricht op bestaand materiaal. Een deel van de cijfers uit deze monitor is ook te vinden op www.socialeatlasbrabant.nl, een databank met cijfers over het sociale domein in Brabant die door het PON is opgezet.
1
Inleiding
5
1.2 Definitie CBS De cijfers van het CBS hebben betrekking op de geregistreerde bevolking van Nederland. In principe wordt iedereen die voor onbepaalde tijd in Nederland woonachtig is, opgenomen in de basisadministratie van de woongemeente. Voor de gegevens over de samenstelling van de bevolking is gebruik gemaakt van de website van het CBS (Statline). Voor de gegevens in de eerste monitoren heeft het CBS ‘maatwerk’ geleverd (op verzoek geleverde databestanden), maar die dienst is niet meer leverbaar. In de vorige monitor werd gebruik gemaakt van de meest recente cijfers die via Statline zijn te vinden. In de zevende editie van de monitor heeft het Centrum voor Beleidsstatistiek van het CBS in opdracht van het PON tabellen samengesteld over nietwesterse allochtonen in Noord-Brabant, waar mogelijk per COROP-gebied. Voor een toelichting op de cijfers zie bijlage A. Per onderwerp kan het meeste recente jaar verschillen. Omdat cijfers die afkomstig zijn van verschillende bronnen of bestanden kunnen afwijken, is het mogelijk dat de gepresenteerde cijfers afwijken van die in de vorige monitor. 1
In deze monitor gaan we uit van onderstaande definitie(s) : Het CBS rekent personen tot de allochtonen als ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen personen die zelf in het buitenland zijn geboren (eerste generatie) en personen die in Nederland zijn geboren (tweede generatie). De herkomstgroepering wordt bepaald aan de hand van het geboorteland van de persoon zelf (eerste generatie) of dat van de moeder (tweede generatie), tenzij de moeder in Nederland is geboren. In dat geval is gerubriceerd naar het geboorteland van de vader. Als het gaat om allochtonen maakt het CBS onderscheid tussen westerse en nietwesterse allochtonen. Tot de categorie ‘niet-westers’ behoren allochtonen uit Turkije, Afrika, LatijnsAmerika en Azië met uitzondering van Indonesië en Japan. Op grond van hun sociaal-economische en sociaal-culturele positie worden allochtonen uit deze twee landen tot de westerse allochtonen gerekend. Tot de categorie ‘westers’ behoren allochtonen uit Europa, Noord-Amerika, Oceanië, Indonesië en Japan. In deze rapportage ligt het accent op de niet-westerse allochtonen in Noord-Brabant, zowel van de eerste als tweede generatie. Daarbinnen gaat de aandacht vooral uit naar de vier etnische groepen die in NoordBrabant het grootst zijn: Turken, Marokkanen, Surinamers, en Antillianen/Arubanen. Van de overige niet-westerse allochtonen is het land van herkomst niet gelijk aan Turkije, Marokko, Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba.
1
www.cbs.nl.
6
Brabant en zijn kleurrijke samenleving
1.3 Niet-westerse allochtonen per provincie Op 1 januari 2010 heeft Nederland 16.574.989 inwoners, een stijging van 1,3% ten opzichte van 2007, toen Nederland 16.357.992 inwoners telde. In alle provincies is het aantal inwoners gestegen, behalve in Limburg. In Limburg is het aantal inwoners met ruim 5.000 gedaald ten opzichte van 2007. Landelijk gezien is het aandeel allochtonen gestegen van 10,6% in 2007 naar 11,2% in 2010. Het aandeel allochtonen is in alle provincies gestegen. De niet-westerse allochtonen bestaan voor 65% uit de vier groepen die al lang in Nederland aanwezig zijn: Turken (383.957), Marokkanen (349.005), Surinamers (342.279), en (in mindere mate) Antillianen/Arubanen (138.420). In tabel 1 worden de twaalf Nederlandse provincies onderling vergeleken op het aandeel niet-westerse allochtonen in 2010 en 2007. Uit de tabel blijkt dat de verschillen per provincie erg groot zijn. Vanouds zijn de niet-westerse allochtonen geconcentreerd in het westen des lands en daarbinnen in de grote steden. Tot 2005 had Zuid-Holland het grootste aandeel niet-westerse allochtonen. Daarna is die koppositie overgenomen door Flevoland, met 18,7% niet-westerse allochtonen in 2010. Drenthe blijft onder aan de lijst staan met 3,2% niet-westerse allochtonen. Noord-Brabant staat met 7,8% net als in voorgaande jaren op de vijfde plaats. Vier provincies, Zuid-Holland, Flevoland, Noord-Holland en Utrecht, zitten boven het landelijk gemiddelde van 11,2%, de overige provincies zitten daar (ver) onder. Tabel 1 Aantal inwoners en aandeel niet-westerse allochtonen per provincie Aantal inwoners 2010
% Niet-westerse allochtonen 2010
% Niet-westerse allochtonen 2007
387.881
18,7
17,5
Zuid-Holland
3.505.611
18,1
17,2
Noord-Holland
2.669.084
16,9
16,1
Utrecht
1.220.910
11,8
11,2
Noord-Brabant
2.444.158
7,8
7,4
Overijssel
1.130.345
7,2
6,9
Gelderland
1.998.936
6,6
6,2
Groningen
576.668
5,8
5,4
Limburg
1.122.701
5,6
5,2
Zeeland
381.409
4,8
4,6
Friesland
646.305
3,6
3,4
Drenthe
490.981
3,2
3,0
16.574.989
11,2
10,6
Flevoland
Nederland Bron: CBS Statline
1
Inleiding
7
8
Brabant en zijn kleurrijke samenleving
2 Bevolkingsopbouw allochtonen in Noord-Brabant 2.1 Aantal allochtonen in Noord-Brabant Op 1 januari 2010 telde de provincie Noord-Brabant 2.444.158 inwoners. Dat zijn er 25.116 meer dan in 2007. Van de Brabantse inwoners is 84% van Nederlandse herkomst. Voor de overige inwoners van de provincie wordt onderscheid gemaakt in westerse en niet-westerse allochtonen: 8,2% van de inwoners van Brabant heeft een westerse achtergrond en 7,8% is van niet-westerse herkomst. In bijlage B en C staan de niet-westerse en westerse allochtonen uitgesplitst naar land van herkomst. Het grootste deel van de toename van de Brabantse bevolking wordt veroorzaakt door de stijging van het aantal allochtonen: het aantal allochtonen is met 22.549 gestegen ten opzichte van 2007. Het aandeel niet-westerse allochtonen stijgt wat meer dan het aandeel westerse allochtonen. Bij de westerse allochtonen is, net als in de vorige periode, de meest opvallende verandering de toename van het aantal Polen van zo’n 9.000 in 2007 tot bijna 15.000 in 2010. Bij de niet-westerse allochtonen valt op dat, na een daling in de periode 2005-2007, het aantal Somaliërs is toegenomen met 45%. Tabel 2 Aantal niet-westerse en westerse allochtonen in Noord-Brabant, 2010, 2007 en 2005 2010
2007
2005
Niet-westers
190.745
178.332
173.683
Westers
199.721
189.585
186.867
Totaal allochtonen
390.466
367.917
360.550
2.444.158
2.419.042
2.411.359
Noord-Brabant Bron: CBS Statline
In deze rapportage zoomen we nader in op de allochtonen van niet-westerse herkomt. De vier grootste groepen in Noord-Brabant zijn Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen/Arubanen. Dat was ook in de jaren daarvoor het geval. Deze groepen vormen tezamen bijna tweederde deel van het aantal niet-westerse allochtonen in Brabant.
2
Bevolkingsopbouw allochtonen in Noord-Brabant
9
Figuur 1
Aandeel vier grootste groepen niet-westerse allochtone bevolkingsgroepen op het totaal aantal niet-westerse allochtonen, 2010
26,3
Turken
35,4
Marokkanen Surinamers Antillianen
20,6
overig
7,8 9,9
Het aantal inwoners uit de vier grootste herkomstlanden is in de afgelopen drie jaar met 3,8% gestegen. De grootste stijging komt van de Marokkaanse doelgroep. Dat was in de vorige periode ook het geval. Tabel 3 Vier grootste groepen niet-westerse allochtonen in Noord-Brabant (2010 en 2007) Aantal 2010
Aantal 2007
Toe/afname %
Turken
50.103
48.360
+ 3,6
Marokkanen
39.255
37.301
+ 5,3
Surinamers
18.972
18.769
+ 1,1
Antillianen/Arubanen
14.884
14.310
+ 4,0
123.214
118.740
+ 3,8
Totaal Bron: CBS Statline
2.2 Leeftijdsopbouw en sekse Leeftijdsopbouw In de volgende tabellen staan de percentages Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen/Arubanen vermeld, ingedeeld in vijf leeftijdscategorieën. Ook de percentages van alle niet-westerse allochtonen en van alle inwoners van Noord-Brabant staan vermeld. De eerste tabel geeft de situatie weer in 2010, in de tweede tabel staan de cijfers van 2007. In de laatste kolom staat het totale aantal personen per groep weergegeven.
10 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Tabel 4 Leeftijdsverdeling (procentueel) van de vier grootste allochtone groepen, alle niet-westerse allochtonen en de totale bevolking van Noord-Brabant, 2010 en 2007 2010
0-14 %
15-24 %
25-44 %
45-64 %
65+ %
Totaal N
Turken
25,3
18,0
37,2
14,9
4,6
50.103
Marokkanen
31,2
17,2
33,5
13,3
4,8
39.255
Surinamers
21,1
16,7
32,6
24,4
5,2
18.972
Antillianen/Arubanen
24,3
20,3
32,5
19,5
3,4
14.884
Totaal n-w allochtonen
27,0
17,9
35,4
16,0
3,7
190.745
Totaal Noord-Brabant
17,3
12,0
26,5
28,6
15,7
2.444.158
2007
0-14 %
15-24 %
25-44 %
45-64 %
65+ %
Totaal N
Turken
27,8
17,6
38,3
12,4
3,8
48.360
Marokkanen
32,4
17,8
33,9
12,1
3,8
37.301
Surinamers
22,9
17,9
33,2
21,4
4,6
18.769
Antillianen/Arubanen
26,3
20,8
32,8
17,5
2,6
14.310
Totaal n-w allochtonen
28,9
18,4
35,4
14,1
3,1
178.332
Totaal Noord-Brabant
17,9
11,7
28,2
27,6
14,6
2.419.042
Bron: CBS Statline
Niet-westerse allochtonen vormen een veel jongere bevolkingsgroep dan de autochtone Nederlanders. Ook tussen de allochtone groepen zijn verschillen in leeftijdsopbouw te constateren. Deze verschillen hangen onder andere samen met hun migratiegeschiedenis. Veel Turken en Marokkanen kwamen al in de jaren zestig naar Nederland. Afghanen, Iraniërs en Irakezen komen sinds de tweede helft van de jaren tachtig naar ons land. De populatie niet-westerse allochtonen in Brabant is gemiddeld jonger dan de totale groep inwoners: 44,9% is jonger dan 25 jaar, terwijl van alle Brabanders 29,3% jonger dan 25 jaar is. De verschillen worden wel ieder jaar wat kleiner. Ten opzichte 2007 is dat ook het geval, toen ging het om respectievelijk 47,3% en 29,6%. 19,7% van de niet-westerse allochtonen is 45 jaar of ouder, terwijl dat bij alle inwoners van Brabant 44,3% is. Ook in deze leeftijdsgroep is te zien dat de percentages dichter bij elkaar liggen. Het aandeel 45-plussers neemt in beide groepen toe.
2
Bevolkingsopbouw allochtonen in Noord-Brabant
11
Er zijn ook enkele verschillen waar te nemen bij het vergelijken van de leeftijdsopbouw van de vier grootste allochtone groepen afzonderlijk met die van alle nietwesterse allochtonen. Het aandeel Marokkanen in de leeftijdscategorie tot 15 jaar is wat groter dan bij de andere groepen. Antillianen/Arubanen zijn sterker vertegenwoordigd in de leeftijdscategorie 15-24 jaar, Turken zijn wat meer vertegenwoordigd in de categorie 25-44 jaar en er zijn in verhouding meer Surinamers in de categorie 45-64 jaar. Sekse In tabel 5 staat weergegeven hoe de sekseverdeling is bij Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen/Arubanen. Ook wordt de sekseverdeling weergegeven van alle niet-westerse allochtonen en van de totale Brabantse bevolking. De tabel geeft de situatie weer in 2010 en 2007. Tabel 5 Sekseverdeling van de vier grootste allochtone groepen, alle niet-westerse allochtonen en de totale bevolking van Noord-Brabant, 2010 en 2007 % Mannen
% Vrouwen
2010
2007
2010
2007
Turken
51,7
51,8
48,3
48,2
Marokkanen
51,5
51,7
48,5
48,3
Surinamers
49,2
48,9
50,8
51,1
Antillianen/Arubanen
50,2
50,0
49,8
50,0
Totaal n-w allochtonen
51,0
50,9
49,0
49,1
Totaal Noord-Brabant
49,9
49,9
50,1
50,1
Bron: CBS Statline
In Brabant is het aandeel vrouwen iets groter dan het aandeel mannen. Dat was ook in 2007 het geval. Bij niet-westerse allochtonen is dat net omgekeerd: er zijn iets meer mannen dan vrouwen. Het verschil is iets groter geworden ten opzichte van 2007. De situatie is niet voor alle etnische groepen gelijk. Bij Turken en Marokkanen is het aandeel mannen groter dan het aandeel vrouwen. Bij Antillianen/Arubanen is dat in iets mindere mate het geval. Bij Surinamers is het aandeel vrouwen groter.
2.3 Spreiding over Noord-Brabant Allochtonen zijn niet gelijk over het land verdeeld. Ook de spreiding over gemeenten en regio’s in Noord-Brabant is niet gelijk. In bijlage D staan de percentages en de aantallen allochtonen vermeld per gemeente in Noord-Brabant in 2010. Ook het percentage allochtonen in 2007 wordt vermeld. De gemeenten zijn gerangschikt naar het aandeel allochtonen op de totale bevolking van die gemeente in 2010.
12 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Het aandeel allochtonen varieert sterk: van 16,4% in Eindhoven tot 1,2% in de gemeenten Mill en Sint Hubert en Aalburg. Bij de meeste gemeenten is het aandeel allochtonen (enigszins) toegenomen of gelijk gebleven ten opzichte van 2007. In de volgende gemeenten is het aandeel niet-westerse allochtonen gedaald: Etten-Leur, Dongen, Bernheze, Baarle-Nassau en Hilvarenbeek. In bijlage E wordt per gemeente een vergelijking gemaakt tussen het aantal nietwesterse allochtonen in 2010 en 2007. De gemeenten zijn gerangschikt op alfabetische volgorde. Ook in de vorige monitor stond Eindhoven bovenaan de lijst met het grootste aandeel niet-westerse allochtonen en had Aalburg het kleinste aandeel allochtonen. Daar tussenin is de volgorde ten opzichte van 2007 enigszins gewijzigd. In bijlage F wordt de rangorde vergeleken. De eerste acht gemeenten zijn dezelfde als in 2007. De vier gemeenten die daarop volgen zijn onderling van plaats gewisseld. Gemeenten die meer dan twee plaatsen op de ranglijst zijn gestegen zijn: Gilze en Rijen, Grave, Bladel en Reusel-de Mierden. In deze gemeenten is het aandeel allochtonen meer dan gemiddeld toegenomen. De gemeenten die meer dan twee plaatsen zijn gezakt zijn: Dongen, Bernheze, Bergeijk, Baarle-Nassau en AlphenChaam. Deze gemeenten zagen het aandeel allochtonen meer dan gemiddeld dalen. De volgende pagina bevat een kaart van Brabant met de gemeenten, ingekleurd naar aandeel allochtonen. Er worden vijf categorieën onderscheiden. Er zijn twaalf gemeenten met meer dan 8% allochtonen, zeven gemeenten met 6 tot 8% allochtonen, zeven gemeenten met 4 tot 6% allochtonen, negentien gemeenten met 2 tot 4% allochtonen en drieëntwintig gemeenten met minder dan 2% allochtonen. De pagina daarna bevat eveneens een kaartje van Brabant. Daarop zijn de gemeenten ingekleurd naar de grootste doelgroep niet-westerse allochtonen die in de betreffende gemeente woonachtig is. Het is niet verwonderlijk dat het in de meeste gemeenten (81%) om één van de vier grootste doelgroepen gaat die in Brabant aanwezig zijn: Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen/ Arubanen. In tweeëntwintig gemeenten vormen de Turken de grootste groep en in twaalf gemeenten zijn de Marokkanen in de meerderheid. Daar zitten in ieder geval de twaalf gemeenten bij met het hoogste percentage niet-westerse allochtonen. In negentien gemeenten vormen de Surinamers de grootste groep. In twee gemeenten, Son en Breugel en Cranendonck vormen Antillianen/Arubanen de grootste groep. Tot slot is in dertien gemeenten een andere doelgroep het grootst. In BaarleNassau, Bergeijk en Hilvarenbeek gaat het om inwoners uit Afghanistan. In AlphenChaam is de grootste groep van Chinese herkomst. In Vught en Werkendam gaat het om Irakezen. In Eersel, Grave, Heeze-Leende, Mill en Sint Hubert, Reusel-de Mierden en Sint Anthonis vormen Somaliërs de grootste groep.
2
Bevolkingsopbouw allochtonen in Noord-Brabant
13
14 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
2
Bevolkingsopbouw allochtonen in Noord-Brabant
15
De twaalf gemeenten met het grootste aandeel allochtonen staan in onderstaande figuur weergegeven. De gemeenten zijn gerangschikt naar aandeel allochtonen op 1 januari 2010. Ook de percentages van 2007 staan weergegeven. Figuur 2
De twaalf gemeenten met het hoogste percentage allochtonen, 2010 en 2007
Eindhoven Tilburg Bergen op Zoom
Roosendaal Helmond Breda Den Bosch Oss Oosterhout Cuijk Veghel Etten-Leur 0
5
10
2010
15
20
2007
In de volgende tabel wordt weergegeven hoe de verdeling is van allochtonen over de vijf grootste Brabantse steden Eindhoven, Tilburg, Breda, ’s-Hertogenbosch en Helmond in vergelijking tot de overige gemeenten in de provincie. Daaruit blijkt dat het aandeel allochtonen in de steden met 13,1% veel groter is dan in de overige gemeenten van Brabant, met een gemiddeld aandeel van 5,1%. In 2007 was dat ook het geval, alleen waren toen de percentages wat lager (respectievelijk 12,4 % en 4,9%).
Tabel 6 Aantal en aandeel allochtonen in de vijf steden en de overige gemeenten in Noord-Brabant 2010 Inwoners
Niet-westerse allochtonen
% 2010
819.859
107.249
13,1
Overige gemeenten
1.624.299
83.496
5,1
Noord-Brabant
2.444.158
190.745
7,8
Vijf steden
Bron: CBS Statline
16 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
In tabel 7 staat de verdeling weergegeven van allochtonen over de vier Brabantse COROP-regio’s. Midden-Brabant heeft het grootste aandeel allochtonen, op de voet gevolgd door West-Brabant. Noordoost-Brabant heeft het kleinste aandeel allochtonen, en zit als enige regio onder het Brabantse gemiddelde. In 2007 waren de percentages lager, maar was de verhouding tussen de vier regio’s hetzelfde. Tabel 7 Aandeel allochtonen in de vier COROP-regio’s, 2010 Inwoners
Aantal niet-westerse allochtonen
% Allochtonen
Midden-Brabant
457.776
39.332
8,6
West-Brabant
614.243
51.669
8,4
Zuidoost-Brabant
735.164
58.758
8,0
Noordoost-Brabant
636.975
40.986
6,4
2.444.158
190.745
7,8
Noord-Brabant Bron: CBS Statline
2
Bevolkingsopbouw allochtonen in Noord-Brabant
17
18 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
3 Onderwijs Dit hoofdstuk geeft cijfers weer van het aandeel allochtonen in het basisonderwijs en in het voortgezet onderwijs in Noord-Brabant. Voor de Brabantse cijfers wordt waar mogelijk een vergelijking gemaakt met voorgaande jaren. De gegevens zijn afkomstig van de afdeling Centrale Financiën Instellingen (Cfi) van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Allereerst worden enkele landelijke ontwikke2 lingen geschetst.
3.1 Landelijke ontwikkelingen Opleiding is bepalend voor de kansen die mensen hebben in de samenleving op velerlei terreinen, zoals werk, een goed inkomen en een volwaardige deelname aan het maatschappelijke en politieke leven. Een lage opleiding en een gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal worden beschouwd als belangrijke obstakels voor de integratie van allochtonen in de samenleving. Hoewel de trends een positieve ontwikkeling laten zien, is het onderwijsniveau van niet-westerse allochtonen lager dan dat van autochtonen. Leerlingen met een niet-westerse achtergrond beginnen hun schoolloopbaan in het basisonderwijs met een aanzienlijke achterstand. Hoewel de aanvangsachterstanden voor Turkse en Marokkaanse kinderen langzaam kleiner worden, is de kloof met autochtone niet-achterstandsleerlingen nog erg groot. Dit is vooral op het gebied van taal het geval. Een positieve ontwikkeling is dat kinderen van Turkse en Marokkaanse herkomst relatief vaak deelnemen aan voor- en vroegschoolse programma’s en dat hun bezoek aan peuterspeelzalen spectaculair is toegenomen. De hoop is dat deze ontwikkelingsstimulering de aanvangsachterstand in het basisonderwijs verder zal terugdringen. Ook aan het einde van het basisonderwijs is er nog sprake van een grote achterstand van niet-westerse leerlingen, met name in taal. Leerlingen van Turkse afkomst hebben de grootste taalachterstand. Zij verlaten het basisonderwijs met het gemiddelde taalniveau van een autochtone niet-achterstandsleerling in groep 6. Door de tijd genomen worden taalprestaties wel beter - het meest bij Marokkaanse leerlingen -, maar het gaat langzaam. Veel sneller gaat het op het gebied van rekenen. Leerlingen van Marokkaanse en Turkse afkomst hebben hun rekenachterstand ten opzichte van autochtone niet-achterstandsleerlingen in dertien jaar tijd ongeveer gehalveerd. Leerlingen van Antilliaanse herkomst scoren het zwakst in rekenen.
2
3
Gijsberts, M. & Dagevos, J., Jaarrapport Integratie 2009, Sociaal en Cultureel Planbureau, december 2009.
Onderwijs
19
Ook de Cito-scores gaan omhoog, het meest onder leerlingen van Marokkaanse herkomst, die inmiddels zelfs bijna op het niveau van de best presterende herkomstgroep, de Surinaamse leerlingen, scoren. De betere prestaties uiten zich in de gestage toename van het aandeel leerlingen dat minimaal een havo-advies krijgt. De verbetering van prestaties aan het einde van het basisonderwijs zien we terug in het voortgezet onderwijs. Doordat echter ook autochtone Nederlandse leerlingen steeds vaker naar havo/vwo gaan, neemt de achterstand van niet-westerse herkomstgroepen maar langzaam af. De havo/vwo-deelname van leerlingen van Turkse en Marokkaanse herkomst is nog altijd maar half zo hoog als die van de autochtone Nederlandse leerlingen, van wie bijna de helft naar havo/vwo gaat. Leerlingen met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond doen het in dit opzicht beter, maar ook zij staan toch nog op een flinke achterstand. Bij enkele van de kleinere niet-westerse groepen is daarentegen in het geheel geen sprake van achterstand; bijna twee op de drie leerlingen van Chinese origine zit op havo/vwo en ook leerlingen van Iraanse herkomst doen het zeer goed. De schoolloopbaan van niet-westerse leerlingen in het voortgezet onderwijs verloopt minder goed: de leerlingen blijven vaker zitten, slagen minder vaak voor het eindexamen en vertrekken vaker voortijdig uit het onderwijs. Leerlingen van Turkse herkomst lopen het vaakst aan tegen problemen als zitten blijven en niet slagen voor het eindexamen. Dit kan te maken te hebben met de taalachterstand waarmee zij van de basisschool komen. Als leerlingen uit de niet-westerse herkomstgroepen een diploma halen in het voortgezet onderwijs, dan stromen ze in groten getale door naar het vervolgonderwijs, meer nog dan autochtone Nederlandse leerlingen. Een positieve ontwikkeling is verder dat het voortijdig schoolverlaten in het voortgezet onderwijs de afgelopen jaren is verminderd bij leerlingen uit de niet-westerse herkomstgroepen. In het mbo echter stagneert de daling van het voortijdig schoolverlaten bij verschillende nietwesterse herkomstgroepen. In het hoger onderwijs hebben de niet-westerse herkomstgroepen sinds het midden van de jaren negentig een stevige inhaalslag gemaakt. De instroom van jongvolwassenen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond is verdubbeld en ook bij de groep met een Surinaamse achtergrond is de instroom flink toegenomen. Het verschil in instroom met de autochtone Nederlanders is nu dan ook duidelijk geringer dan medio jaren negentig. De zogenaamde doorstroom in de beroepskolom (van vmbo naar mbo, en van mbo naar hbo) heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de toegenomen deelname van niet-westerse groepen aan het hoger onderwijs. Maar liefst de helft van de eerstejaars hbo-studenten met een Turkse, Marokkaanse of Surinaamse achtergrond komt uit het mbo. Net als in het voortgezet onderwijs en in het mbo verloopt de studie in het hoger onderwijs minder goed bij studenten uit de niet-westerse groepen: ze studeren minder vlot en vallen vaker uit. Het gemiddelde opleidingsniveau onder niet meer schoolgaande allochtonen stijgt langzaam maar zeker. Dat komt vooral omdat steeds meer allochtonen hun volledige opleiding in Nederland hebben gevolgd (de tweede generatie neemt toe).
20 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Allochtonen van de eerste generatie zijn doorgaans (veel) lager opgeleid. Ondanks de stijging blijft het opleidingsniveau van niet-westerse allochtonen ruim achter bij dat van autochtone Nederlanders. Dit geldt het meest voor Turken en Marokkanen. Het niveau van een startkwalificatie (een diploma op mbo 2-, havo- of vwo-niveau) is niet weggelegd voor veel niet-westerse jongvolwassenen. Nog niet de helft van de Turken en Marokkanen tussen de 20 en 35 jaar die niet meer naar school gaan, en iets meer dan de helft van de Surinamers en Antillianen in deze leeftijdscategorie, heeft een startkwalificatie. De tweede generatie heeft wel veel vaker dan de eerste generatie het niveau van een startkwalificatie behaald. Gunstig is ook dat sinds het begin van de jaren negentig het aandeel niet-westerse allochtonen met een startkwalificatie gestaag is toegenomen.
3.2 Basisonderwijs In 2010 zijn er 893 scholen voor basisonderwijs in Noord-Brabant. In 2007 waren dit er nog 914. Het aantal leerlingen op die scholen tezamen bedraagt 224.935, een afname ten opzichte van 2007 met 3.081 leerlingen. Deze trend is in het hele land te zien en zal de komende jaren ook doorzetten. Een recente analyse van het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) wijst uit dat de komende vijf jaar het aantal basisschoolleerlingen gemiddeld met 7% zal dalen. In de drie noordelijke provincies, 3 Gelderland en Limburg bedraagt de daling zelfs 12%. Ook in het speciaal onderwijs daalt het aantal leerlingen. Het speciaal basisonderwijs telt in 2010 6.596 leerlingen. Dit is een afname ten opzichte van 2007, toen dit er nog 6.950 waren. Van de 6.596 leerlingen zijn er 1.068 van allochtone afkomst, dat is 16,2%. Dit is een stijging ten opzichte van de 11,9% in 2007. Niet alleen het totaal aantal leerlingen op basisscholen daalt. Uit de cijfers van het Cfi blijkt dat ook het aantal en aandeel allochtone leerlingen in het basisonderwijs is afgenomen ten opzichte van 2007. Met allochtone leerlingen worden hier zowel leerlingen uit niet-westerse als enkele westerse herkomstlanden bedoeld (zie tabel 9). Tabel 8 Herkomstlanden allochtone leerlingen basisonderwijs 2010, 2007 en 2005
Aantal basisscholen Aantal leerlingen Aantal allochtone leerlingen Percentage allochtone leerlingen
2010
2007
2005
893
914
924
224.935
228.016
230.466
20.337
23.573
25.781
9,0%
10,3%
11,2%
Bron: www.basisgegevensonderwijs.nl 2009/2010 (CfiDUO).
3
3
De Volkskrant, 25 oktober 2010.
Onderwijs
21
Voorheen registreerde het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zogenaamde cumileerlingen. Deze registratie is afgeschaft. Wel geeft het Cfi op verzoek inzicht in de belangrijkste herkomstlanden van basisschoolleerlingen. In de volgende tabel staat het aantal leerlingen vermeld voor de herkomstlanden die door het Cfi worden geregistreerd. Het gaat om niet-westerse en enkele westerse herkomstlanden. Tabel 9 Herkomstlanden allochtone leerlingen basisonderwijs 2010, 2007 en 2005 Land
Aantal 2010
Aantal 2007
Aantal 2005
Turkije
5.450
6.442
7.312
Marokko
5.018
5.616
5.614
Overige landen (niet-Engelstalig)
4.818
4.865
5.021
Vluchtelingen
1.445
2.083
2.432
Suriname
1.256
1.647
1.896
Nederlandse Antillen/Aruba
900
1.132
1.468
Voormalig Joegoslavië
634
776
977
Spanje
210
255
309
Italië
181
228
262
Portugal
155
182
198
Molukse eilanden
100
151
n.b.
Griekenland
89
121
165
Tunesië
71
63
112
Kaapverdische eilanden
10
12
15
20.337
23.573
25.781
Totaal Bron: www.basisgegevensonderwijs.nl 2009/2010 (CfiDUO)
Niet iedere basisschool in Noord-Brabant heeft evenveel allochtone leerlingen. In de volgende tabel wordt weergegeven hoe de allochtone leerlingen over de basisscholen zijn verdeeld.
22 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Tabel 10
Verdeling allochtone leerlingen over de basisscholen, 2010 en 2007
Aandeel allochtone leerlingen op een basisschool
Aantal scholen 2010
Aandeel scholen 2010
Aantal scholen 2007
Aandeel scholen 2007
100%
2
0,2
3
0,3
90-100%
7
0,8
8
0,9
80-90%
4
0,4
6
0,7
70-80%
12
1,3
9
1,0
60-70%
10
1,1
19
2,1
50-60%
18
2,0
15
1,6
40-50%
17
1,9
19
2,1
30-40%
26
2,9
28
3,1
20-30%
41
4,6
52
5,7
10-20%
92
10,3
112
12,3
0-10%
541
60,6
533
58,3
Niet bekend
123
13,8
110
12,0
Totaal
893
100
914
100
Bron: Cfi
Ruim tien jaar geleden waren er in Brabant acht scholen met uitsluitend allochtone leerlingen, inmiddels zijn dat er twee. Daarnaast zijn er 11 scholen met tussen de 80 en 100% allochtone leerlingen, dat waren er twintig. Bij 5,8% van de scholen is meer dan de helft van de leerlingen van allochtone herkomst. In 2007 was dat 6,6%. Er is dus een lichte daling te zien van het aantal scholen waarvan meer dan de helft van de leerlingen van allochtone herkomst is, alsmede een daling van het aantal scholen met meer dan 80% allochtone leerlingen.
3.3 Voortgezet onderwijs In 2010 zijn er in Noord-Brabant 90 scholen voor voorgezet onderwijs met 164 vestigingen. In 2007 waren er nog 173 vestigingen. De scholen hebben tezamen 142.628 leerlingen, een toename ten opzichte van 2007 met 992 leerlingen. Het SBO voorspelt dat de daling van het aantal basisschoolleerlingen vanaf 2015 ook het middelbaar onderwijs zal treffen. In tabel 11 staan de leerlingen van het voortgezet onderwijs weergegeven naar land van herkomst. 82,7% van de leerlingen is autochtoon. 16,9% van de leerlingen is van allochtone herkomst. Daarvan heeft 6,1% een westerse en 10,8% een nietwesterse achtergrond. De Turkse leerlingen vormen met ruim vierduizend leerlingen de grootste groep niet-westerse allochtonen, gevolgd door de Marokkaanse leerlingen met ruim drieduizend. Ten opzichte van 2007 zien we in de verdeling nagenoeg geen veranderingen.
3
Onderwijs
23
Tabel 11
Aantal en aandeel leerlingen voortgezet onderwijs naar land van herkomst, 2010 en 2007
Leerlingen naar land van herkomst
Aantal leerlingen 2010
%
Aantal leerlingen 2007
%
117.940
82,7
118.153
83,4
Allochtoon westers
8.696
6,1
8.409
5,9
Turks
4.200
2,9
4.042
2,9
Marokkaans
3.150
2,2
2.905
2,1
Surinaams
1.353
0,9
1.330
0,9
Antilliaans
1.238
0,9
1.207
0,9
Niet-westers overig
5.464
3,8
5.137
3,6
587
0,4
450
0,3
142.628
100
141.633
100
Autochtoon
Herkomst onbekend Totaal Bron: Cfi
Zoals eerder vermeld blijkt uit landelijk onderzoek dat het onderwijsniveau van nietwesterse allochtonen nog altijd lager is dan dat van autochtonen. Ook in Brabant is dat het geval, zo blijkt uit de volgende tabel. Daarin staan de leerlingen naar land van herkomst weergegeven per onderwijstype. Niet-westerse allochtonen zijn sterk in het praktijkonderwijs vertegenwoordigd. Het aandeel niet-westerse allochtonen in het vmbo (kader- en basisberoepsgerichte leerweg) is ruim tweeënhalf keer groter dan hun aandeel in het vwo (4-6). Tabel 12
Leerlingen per onderwijstype naar land van herkomst, 2010
Leerlingen per onderwijstype naar land van herkomst
Pro
Brj 1-2 %
Vmbo kl/bl %
Vmbo gl/tl %
Havo 4-5 %
Vwo 4-6 %
Vo Vavo %
%
Autochtoon
64,7
82,0
77,8
82,2
86,0
87,5
68,6
5,6
6,2
5,5
6,0
5,6
6,1
8,8
10,9
3,1
5,8
3,2
1,9
0,9
5,5
Marokkaans
7,1
2,3
3,9
2,6
1,6
0,7
4,6
Surinaams
2,1
1,0
1,5
1,1
0,7
0,6
2,4
Antilliaans
2,9
0,8
1,3
0,9
0,7
0,6
1,0
Niet-westers overig
6,6
4,0
4,1
3,5
3,5
3,3
8,7
Herkomst onbekend
0,3
0,6
0,2
0,5
0,1
0,2
0,2
3.113
57.526
14.198
16.712
16.693
19.129
904
Allochtonen westers Turks
Totaal (N) Bron: Cfi
24 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Uitleg afkortingen: Pro: praktijkonderwijs Brj 1-2: brugjaar 1 en 2 Vmbo kl/bl: kaderberoepsgerichte en basisberoepsgerichte leerweg Vmbo gl/tl: gemengde en theoretische leerweg Havo 4-5: havo leerjaar 4 en 5 Vwo 4-6: vwo leerjaar 4 t/m 6 Vo (vavo): voortgezet onderwijs uitbesteed aan Voortgezet Algemeen Volwassenen Onderwijs
Er is in Brabant geen enkele school voor voortgezet onderwijs zonder allochtone leerlingen. Het aandeel allochtone leerlingen varieert heel sterk: van 3,0% op een school in Ravenstein tot 68,5% op een school in Eindhoven. Bijna tweederde van de scholen heeft 0% tot 20% allochtone leerlingen, 6 scholen hebben meer dan 50% allochtone leerlingen. Tabel 13 Verdeling allochtone leerlingen over scholen voor voortgezet onderwijs, 2010 Aandeel allochtone leerlingen
Aantal scholen 2010 N
Aandeel scholen 2010 %
0
0
0-10%
42
25,6
10-20%
65
39,6
20-30%
27
16,5
30-40%
17
10,4
40-50%
7
4,3
50-60%
4
2,4
60-70%
2
1,2
164
100
0%
Totaal Bron: Cfi
Vergelijken we de scholen in de vijf grote steden met de scholen in de overige gemeenten in Brabant, dan blijkt dat meer dan de helft van de scholen in de steden meer dan 20% allochtone leerlingen heeft. In de overige Brabantse gemeenten ligt dat heel anders: daar heeft een vijfde van de scholen meer dan 20% allochtone leerlingen.
3
Onderwijs
25
Tabel 14 Verdeling allochtone leerlingen over scholen B5 en overige gemeente, 2010 Aandeel allochtone leerlingen 2010
Scholen B5
Overige scholen
N
%
N
%
0%
0
0
0
0
0-10%
4
6,0
38
39,2
10-20%
27
40,3
38
39,2
20-30%
14
20,9
13
13,4
30-40%
12
17,9
5
5,2
40-50%
5
7,5
2
2,1
50-60%
4
6,0
0
0
60-70%
1
1,5
1
1,0
Totaal
67
100
97
100
Bron: Cfi
26 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
4 Arbeidsmarktpositie De arbeidsmarktpositie omvat diverse elementen: de arbeidsmarktparticipatie (beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt), de aard van de functies waarin men werkzaam is, de geregistreerde werkloosheid en de werkloosheidsduur. Ook biedt dit hoofdstuk inzicht in de uitkeringspositie. Het UWV Werkbedrijf (voorheen Centrum voor Werk en Inkomen) registreert sinds 2006 geen etniciteit meer, waardoor zij geen recente gegevens van allochtonen in Noord-Brabant beschikbaar hebben. Daarom hebben we het Centraal Bureau voor de Statistiek gevraagd om enkele tabellen te leveren die niet via CBS Statline beschikbaar zijn. In dit hoofdstuk geven we landelijke en Brabantse cijfers weer. 4 We starten met een overzicht van landelijke ontwikkelingen.
4.1 Landelijke ontwikkelingen Tot zo’n tien tot vijftien jaar geleden was de arbeidspositie een centrale indicator waaraan de integratie van niet-westerse allochtonen werd afgemeten. De afgelopen jaren is in de politieke en maatschappelijke discussie de aandacht meer verschoven in de richting van sociaal-culturele vraagstukken. Dat lijkt niet terecht. De achterstand van niet-westerse migranten en hun nakomelingen op de arbeidsmarkt is nog steeds groot en hun positie staat vanwege de verslechterde economische omstandigheden stevig onder druk. Bovendien, zo blijkt uit de Discriminatiemonitor van het SCP, speelt discriminatie door werkgevers nog steeds een rol. De arbeidsmarktpositie van niet-westerse migranten reageert sterk op conjuncturele schommelingen. In het eerste kwartaal van 2010 was 14% van de niet-westerse allochtonen werkloos, tegen 5% van de autochtone Nederlanders. De cijfers van de allochtonengroepen onderling verschillen nauwelijks van elkaar. Dat was in de jaren negentig duidelijk anders. De werkloosheid onder autochtone vrouwen is hoger dan die onder autochtone mannen. Bij niet-westerse allochtonen verschilt dit per groep: voor Surinaamse en Antilliaanse vrouwen is dit niet het geval, onder Turkse en Marokkaanse vrouwen is de werkloosheid wel hoger dan onder mannen.
4
4
Gijsberts, M. En J. Dagevos, Jaarrapport Integratie 2009, Sociaal en Cultureel Planbureau, december 2009. Merens, A. en B. Hermans (red.), Emancipatiemonitor 2008, Sociaal en Cultureel Planbureau, februari 2009. Nievers, E. en I. Andriessen (red.), Discriminatiemonitor niet-westerse migranten op de arbeidsmarkt 2010, Sociaal en Cultureel Planbureau, september 2010. Keuzenkamp, S. en A. Merens (red.), Sociale atlas van vrouwen uit etnische minderheden, Sociaal en Cultureel Planbureau, 2006. FORUM, 4e en 5e FORUM-Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009, maart 2010.
Arbeidsmarktpositie
27
Lager opgeleiden voelen sterker de gevolgen van de conjuncturele schommelingen dan hoger opgeleiden. Dat geldt zowel voor autochtonen als voor allochtonen, zij het op een verschillend niveau. Problematisch is de omvang van de jongerenwerkloosheid: 21% van de niet-westerse jongeren is werkloos, tegen 10% van de autochtone jongeren. De werkloosheid onder Marokkaanse en Antilliaanse jongeren is het grootst. De combinatie van veel jongeren en veel lager opgeleiden leidt er toe dat de niet-westerse groepen buitengewoon vatbaar zijn voor economische tegenwind. Het aandeel werkenden onder migranten en hun nakomelingen is de afgelopen jaren aanzienlijk gestegen. Toch blijft het aandeel niet-westerse allochtonen met een betaalde baan (van 12 uur of meer per week) ver achter bij het aandeel autochtonen. Iets meer dan de helft (55%) van de niet-westerse allochtonen werkt, tegen 69% van de autochtone Nederlanders. De hoge werkloosheid en uitkeringsafhankelijkheid zijn belangrijke factoren achter dit verschil. Een andere belangrijke oorzaak is de lage participatie van niet-westerse vrouwen, met uitzondering van de Surinaamse vrouwen, die in dezelfde mate als autochtone vrouwen een betaalde baan hebben. Ook de participatiegraad van niet-westerse jongeren is aanzienlijk lager dan die van autochtone jongeren. De Surinamers hebben de hoogste netto participatie, gevolgd door de Antillianen. De arbeidsmarktpositie van Turken en Marokkanen is aanzienlijk verbeterd, hoewel het verschil met autochtone Nederlanders nog steeds heel groot is. Verklaringen hiervoor zijn te vinden in de migratiegeschiedenissen van groepen niet-westerse allochtonen en een gemiddeld lager opleidingsniveau van de meeste niet-westerse bevolkingsgroepen. Ook de arbeidsdeelname van allochtone vrouwen nam de afgelopen jaren toe. Bij Turkse en Marokkaanse vrouwen verdubbelde de arbeidsdeelname zelfs en ligt nu rond de 40%. Toch blijft het verschil met autochtone en Surinaamse vrouwen aanzienlijk (60%). Er worden vijf niveaus onderscheiden waarop mensen hun beroep uit kunnen oefenen, van elementair tot wetenschappelijk niveau. Allochtonen zijn duidelijk opgeschoven in de beroepenhiërarchie. Naar verhouding is deze ontwikkeling het sterkst bij Turken en Marokkanen te zien. De afname van het aandeel werkenden in de lagere niveaus wordt niet veroorzaakt door een afname van dergelijke banen in de beroepenstructuur. Het aantal laaggeschoolde banen is constant gebleven, het 5 aandeel op het totaal aantal banen is wel gedaald. De verschuivingen hebben te maken met het gestegen opleidingsniveau. De ontwikkelingen aan de bovenkant laten eenzelfde beeld zien, er is de afgelopen jaren duidelijk een middenklasse ontstaan onder migrantengroepen. Uit de registers van de Kamer van Koophandel blijkt dat er in 2009 in Nederland 70.000 ondernemers van niet-westerse afkomst zijn. Dit aantal is de afgelopen tien jaar sterk toegenomen, een stijging van 136%. Etnische ondernemers houden het ook steeds langer vol. Veel van hen zijn van Turkse afkomst. De toename is groter onder allochtonen dan onder autochtonen. Aan etnisch ondernemerschap hangt traditioneel het beeld van een sterke vertegenwoordiging in de detailhandel en de
5
SCP, Minder werk voor laagopgeleiden?, juni 2010.
28 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
horeca. Maar de brancheverschillen tussen niet-westerse allochtonen en autochtonen worden kleiner. De vertegenwoordiging in de detailhandel verschilt nauwelijks, in de horeca is het aandeel etnische bedrijven wel groter dan het aandeel autochtone bedrijven. Verder doen zich forse verschillen voor in de bouw (hoewel het aandeel allochtone bedrijven snel toeneemt) en in ‘advies’ (administratieve, economische en rechtskundige diensten, reclame- en ingenieursbureaus). Er bestaan verschillen tussen allochtonengroepen: zo zijn twee derde van de Chinese bedrijven horecabedrijven en zijn Antilliaanse bedrijven vaak actief in de bouw. De positie van een groepering op de inkomensladder is de resultante van de werkloosheidsgraad, de mate van uitkeringsafhankelijkheid, het niveau van het werk en de mate waarin leden van een groep succesvol ondernemer zijn. Armoede is in Nederland tussen 2000 en 2007 afgenomen. Dit geldt zowel voor autochtone als allochtone huishoudens. Maar veel personen uit de minderheden bevinden zich in een precaire situatie. Van de grotere allochtone groepen komt armoede het vaakst voor bij Marokkaanse huishoudens. 6 Een recent verschenen SCP-onderzoek toont aan dat niet-westerse allochtonen minder kans hebben op blijvende uitstroom uit armoede. Voor de kans op snelle en definitieve uitstroom uit armoede is het van belang of men kenmerken heeft die de kansen op de arbeidsmarkt verhogen. Vooral de etnische herkomst is belangrijk. Autochtone Nederlanders hebben een vijf maal grotere kans om blijvend boven de lage-inkomensgrens uit te komen dan niet-westerse allochtonen.
4.2 Arbeidsmarktpositie De arbeidsmarktpositie is de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt ofwel het aantal personen dat actief is op de arbeidsmarkt (of als werkzoekende is ingeschreven), afgezet tegen het totaal aantal personen in de leeftijd van 15-64 jaar. Uit de vorige monitor bleek dat de situatie van de beroepsbevolking en de situatie op de arbeidsmarkt in Noord-Brabant niet veel afwijkt van de gemiddelde situatie in Nederland. De arbeidsmarktparticipatie van allochtonen is de afgelopen jaren aanzienlijk gestegen, zo blijkt uit het Jaarrapport Integratie 2009 van het SCP. Toch is de arbeidsmarktparticipatie van allochtonen over het algemeen aanmerkelijk lager dan die van autochtonen. In 2009 had 46% van de niet-westerse allochtonen van 15-64 jaar in Nederland een betaalde baan (van 12 uur of meer per week). In 2005 was dat nog 41%. Daar tegenover staat 69% van de autochtonen met een betaalde baan. Voor 2009 wordt in tabel 15 de Brabantse beroepsbevolking vergeleken met de beroepsbevolking van Nederland. Er wordt ook onderscheid gemaakt tussen autochtonen en (westerse en niet-westerse) allochtonen.
6
4
Hoff, S., Uit de armoede werken, Sociaal en Cultureel Planbureau, september 2010.
Arbeidsmarktpositie
29
De bruto en netto participatiegraad zijn in Noord-Brabant iets hoger dan landelijk het geval is. De bruto en netto participatiegraad van Brabantse niet-westerse allochtonen is iets lager dan landelijk het geval is, voor autochtonen geldt het omgekeerde. De bruto en netto participatiegraad van autochtonen ligt fors hoger dan dat van allochtonen. Dat geldt zowel voor Brabant als voor Nederland. Tabel 15 Beroepsbevolking Noord-Brabant en Nederland, 2009 Noord-Brabant 2009
Nederland 2009
Bevolking 15-64 jaar
1.623.000
10.992.000
Werkzame beroepsbevolking 15-64 jaar
1.113.000
7.456.000
autochtonen
955.000
6.074.000
westerse allochtonen
91.000
690.000
niet-westerse allochtonen
67.000
692.000
512.000
3.534.000
autochtonen
402.000
2.619.000
westerse allochtonen
46.000
353.000
niet-westerse allochtonen
64.000
562.000
53.000
376.000
autochtonen
37.000
246.000
westerse allochtonen
5.000
45.000
niet-westerse allochtonen
11.000
85.000
47.000
383.000
autochtonen
32.000
242.000
westerse allochtonen
6.000
48.000
niet-westerse allochtonen
9.000
93.000
412.000
2.775.000
autochtonen
333.000
2.131.000
westerse allochtonen
35.000
260.000
niet-westerse allochtonen
44.000
384.000
3,3
3,4
71,8
71,3
autochtonen
72,4
72,0
niet-westerse allochtonen
61,0
61,4
68,6
67,8
autochtonen
69,7
69,2
niet-westerse allochtonen
52,4
54,6
Niet-werkzame beroepsbevolking 15-64 jaar
Werkloze beroepsbevolking 15-64 jaar
Niet beroepsbevolking wil werk > = 12 uur
Niet beroepsbevolking wil geen werk > = 12 uur
% Werklozen 15-64 jaar Bruto participatiegraad (%)*
Netto participatiegraad (%)*
Bron: CBS (EBB 2009), * CBS Statline
30 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Uitleg begrippen: Beroepsbevolking: alle personen van 15-64 jaar die ten minste 12 uur per week werken of werk aanvaard hebben waardoor ze ten minste 12 uur per week gaan werken of verklaren ten minste 12 uur per week te willen werken, daarvoor beschikbaar zijn en activiteiten ontplooien om voor ten minste 12 uur per week werk te vinden. Bruto participatiegraad: het aandeel van de (werkzame en werkloze) beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking. Netto participatiegraad: het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking.
Het aandeel niet-westerse allochtonen op de werkzame beroepsbevolking ligt in Noord-Brabant met 6% lager dan landelijk (9,3%). Per COROP-regio zijn de verschillen heel groot. In West-Brabant is het aandeel niet-westerse allochtonen op de werkzame beroepsbevolking met 7% het hoogst, in Noordoost-Brabant is het aandeel het laagst.
Tabel 16
Aandeel autochtonen en allochtonen op de werkzame beroepsbevolking
Nederland Noord-Brabant West Midden Noordoost Zuidoost
% Autochtoon
% Niet-westerse allochtoon
% Westerse allochtoon
81,5 85,8
9,3 6,0
9,3 8,2
83,6 85,9 87,9 86,1
7,0 6,1 4,8 5,9
9,4 8,0 7,3 8,0
Bron: CBS (EBB 2009)
Van de Brabantse niet-westerse allochtonen met een betaalde baan is zo’n 24% van Turkse komaf, 21% is Marokkaans, 13% Surinaams, 10% Antilliaans/Arubaans en bijna een derde komt uit een ander niet-westers land. Landelijk liggen de percentages iets anders: 21% is Turks, 16% Marokkaans, 23% Surinaams en 8% is Antilliaans/Arubaans. Surinamers doen het in verhouding het best. 7
Diverse onderzoeksbevindingen uit de Discriminatiemonitor van het SCP wijzen erop dat discriminatie van niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt met name de toetreding tot de arbeidsmarkt (instroom) en het verkrijgen van een vast dienstverband belemmert. Uit tests is gebleken dat bij gelijke geschiktheid van kandidaten werkgevers vaker voor een autochtone Nederlander kiezen dan voor een nietwesterse allochtoon. De Marokkaanse en Antilliaanse groep lijkt het meest met discriminatie te worden geconfronteerd. Turkse werknemers worden gezien als
7
4
Nievers, E. en I. Andriessen, Discriminatiemonitor niet-westerse migranten op de arbeidsmarkt 2010, Sociaal en Cultureel Planbureau, 2010.
Arbeidsmarktpositie
31
harde werkers. Surinamers worden beschouwd als goed geïntegreerd, zij hebben een goede beheersing van de Nederlandse taal.
4.3 Beroepsniveau, beroepsrichting en dienstverband Het beroepsniveau drukt de kwalificaties en vaardigheden uit die nodig zijn voor het uitoefenen van een beroep. Er worden vijf niveaus onderscheiden, die lopen van elementair tot wetenschappelijk niveau. Werkende allochtonen schuiven steeds meer op in de beroepenhiërarchie. De afhankelijkheid van de onderkant van de arbeidsmarkt neemt af. Naar verhouding is deze ontwikkeling het sterkst zichtbaar bij Turken en Marokkanen. Bij autochtonen gaat het om een lichte afname. Deze afname wordt vooral veroorzaakt door het stijgende opleidingsniveau. De ontwikkelingen aan de bovenkant van de beroepenstructuur vertonen hetzelfde beeld: allochtonen bezetten steeds vaker hogere en wetenschappelijke beroepen. Dat wordt vooral veroorzaakt door het stijgende opleidingsniveau van de tweede generatie. Bij de tweede generatie Antillianen is het aandeel werkenden met een hoger of wetenschappelijk beroep groter dan bij autochtonen. Uit landelijk SCP-onderzoek blijkt dat de verschillen in beroepsniveau tussen mannen en vrouwen zijn de afgelopen jaren aanzienlijk verkleind. Dit geldt vooral voor Turken en Marokkanen. Bij zowel mannen als vrouwen is een forse groei te zien in het niveau waarop zij werken, maar bij de vrouwen was de toename nog groter dan bij de mannen. Hun aandeel in middelbare en hogere functies is substantieel toegenomen. Bij de andere groepen vrouwen is de stijging iets minder groot, maar wel sterker dan bij mannen. Hoewel de verschillen in beroepsniveau tussen vrouwen uit verschillende groepen zijn afgenomen, zijn ze nog aanzienlijk. De beroepsniveaus van de Antilliaanse vrouwen lijken het meest op die van autochtone vrouwen. Ongeveer de helft van de vrouwen van Turkse en Marokkaanse herkomst werkt aan de onderkant van de beroepenstructuur. In tabel 17 wordt het beroepsniveau (onderverdeeld in laag, midden en hoog) van autochtonen en allochtonen vergeleken. Zowel landelijke als Brabantse cijfers wijzen uit dat het beroepsniveau van allochtonen lager is dan van autochtonen: bijna de helft van de allochtonen heeft een laag beroepsniveau, terwijl dat bij autochtonen ongeveer 30% is. Het beroepsniveau van zowel autochtonen als allochtonen in Noord-Brabant is iets lager dan dat van de Nederlanders.
32 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Tabel 17
Beroepsniveau Nederland en Noord-Brabant Autochtonen %
Niet-westerse allochtonen %
laag midden hoog
28,7 39,0 32,3
47,1 32,9 20,0
laag midden hoog
30,3 40,0 29,7
49,2 32,3 18,5
Nederland
Noord-Brabant
Bron: CBS (EBB 2009)
Bekijken we de cijfers per COROP-regio dan zien we grote verschillen. WestBrabant heeft het grootste aandeel allochtonen met een laag beroepsniveau (55%). Dat percentage is groter dan gemiddeld in Noord-Brabant en landelijk het geval is. In Noordoost- en Zuidoost-Brabant is het aandeel allochtonen met een hoog beroepsniveau groter dan in de twee andere COROP-regio’s. Tabel 18
Beroepsniveau naar COROP*-regio Noord-Brabant West %
Midden%
Noordoost %
Zuidoost %
laag midden hoog
31,0 40,0 28,9
30,4 39,2 30,4
30,3 41,8 27,9
29,5 38,9 31,6
Niet-westerse allochtonen laag midden hoog
55,0 30,0 15,0
46,2 38,4 15,4
50,0 28,6 21,4
42,1 36,8 21,1
Autochtonen
Bron: CBS (EBB 2009)
De meeste autochtonen en allochtonen werken in de marktsector, zo blijkt uit de volgende tabel. Dat geldt in Nederland en in Noord-Brabant. Allochtonen zijn in verhouding iets meer in de marktsector vertegenwoordigd dan autochtonen en minder in de publieke sector.
4
Arbeidsmarktpositie
33
Tabel 19
Beroepsrichting Nederland en Noord-Brabant Autochtonen %
Allochtonen %
Nederland overheid, onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg marktsector onbekend
31,1 61,6 7,4
24,9 67,5 7,7
Noord-Brabant overheid, onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg marktsector onbekend
28,0 64,6 7,3
19,7 71,2 9,1
Bron: CBS (EBB 2009)
Een groot deel van de allochtone werkenden heeft een flexibele baan. Daar is de afgelopen jaren niet zo veel in veranderd. Deze groep bestaat veelal uit jongeren en lager opgeleiden. Zij zijn woonachtig in steden met een grote dienstensector, waar veel laaggekwalificeerd werk in flexibele dienstverbanden wordt aangeboden. Een opvallende ontwikkeling is die van het zelfstandig ondernemerschap. Gegevens over zelfstandig ondernemerschap zijn ontleend aan de registers van de Kamer van Koophandel. Het voordeel daarvan is dat ze een recent beeld geven. Het gaat om personen die zich inschrijven, het zegt niets over de levensvatbaarheid van een bedrijf. In 2008 telde Nederland 70.000 ondernemers van niet-westerse afkomst. Het aantal autochtone ondernemers bedroeg 622.500. De meeste niet-westerse ondernemers zijn van Turkse afkomst. In verhouding zijn dat er evenveel als autochtonen. Het aandeel ondernemers is het grootst onder de Chinezen. Zelfstandig ondernemerschap komt in verhouding bij Marokkanen weinig voor. Het aantal migrantenondernemers is de afgelopen jaren enorm toegenomen. De toename is veel groter dan onder autochtonen. Daardoor nadert het aandeel ‘zelfstandige’ allochtonen het aandeel autochtonen, met name in Noord-Brabant. Het ondernemerschap kan beïnvloed worden door het economisch getij. Uit recente 8 cijfers blijkt dat de economische crisis de ondernemerszin in Brabant niet heeft aangetast. Het aantal beginnende ondernemers is in 2010 in vergelijking met vorig jaar flink gestegen: in het tweede kwartaal van 2009 kwamen er 2.440 starters bij, in diezelfde periode in 2010 waren dat er 2.921. Vooral in de dienstensector, het vervoer en de detailhandel is het aantal starters hoog. Forum laat in de monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt zien dat het aantal allochtone ondernemers in Nederland het afgelopen jaar licht is gestegen, terwijl het aantal autochtone ondernemers is gedaald. Met name het aantal Turkse ondernemers is toegenomen. Uit tabel 20 valt af te lezen wat voor dienstverband werkenden hebben. Verreweg de meeste mensen met een baan zijn als werknemer in dienst. Dat is in Noord-Brabant niet anders dan in Nederland. Niet-westerse allochtonen werken iets minder vaak als zelfstandige (met of zonder personeel) dan autochtonen.
8
Brabants Dagblad, 9 augustus 2010. Cijfers zijn afkomstig van de Kamer van Koophandel Brabant.
34 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Tabel 20
Dienstverband Nederland en Noord-Brabant Autochtonen %
Allochtonen %
85,7 9,0 4,7 0,6
89,1 6,8 3,5 0,6
85,9 8,7 4,9 0,5
89,6 7,5 2,9 -
Nederland werknemer zelfstandige zonder personeel zelfstandige met personeel zelfstandige met/zonder personeel onbekend Noord-Brabant werknemer zelfstandige zonder personeel zelfstandige met personeel zelfstandige met/zonder personeel onbekend Bron: CBS (EBB 2009)
Maken we onderscheid naar branches dan zien we grote verschillen bij de horeca, de bouw en de zakelijke diensten. De vertegenwoordiging in detailhandel verschilt nauwelijks meer van die van autochtonen. Ook tussen migrantengroepen bestaan verschillen: zo zijn twee derde van de Chinese bedrijven horecabedrijven en zijn Antillianen vaak actief in de bouw.
4.4 Werkloosheid 9
Volgens (landelijke) cijfers van het CBS over het eerste kwartaal van 2010 is 14% van de niet-westerse allochtonen werkloos. In diezelfde periode in 2009 was dat nog 10%. De werkloosheid onder autochtonen is in die periode beduidend minder sterk gestegen: van 3,6% naar 5,1%. De werkloosheid is onder alle etnische groepen gegroeid. Surinamers kennen de laagste werkloosheid. Een jaar geleden waren in verhouding meer allochtone mannen werkloos dan vrouwen, nu is dat verschil verdwenen. Jongeren hebben meer last van de crisis. Terwijl de werkloosheid onder autochtone jongeren steeg van 9% naar 12%, steeg de werkloosheid onder allochtone jongeren in diezelfde periode van 19% naar 25%. De werkloosheid lijkt hoger opgeleiden wat minder te raken: zij zijn minder vaak werkloos dan laagopgeleide allochtonen. Zij zijn echter nog steeds vaker werkloos dan laag opgeleide autochtonen. Buiten de Randstad is de werkloosheid onder allochtonen dubbel zo hoog. Tabel 15 laat zien dat het werkloosheidspercentage in 2009 in Noord-Brabant een tiende procentpunt lager ligt dan het landelijk percentage. Van de Brabantse werklozen is 20% van niet-westerse herkomst. In tabel 21 geven we de geregistreerde werkloosheid in 2009 weer naar etniciteit voor de vier regio’s in Noord-Brabant. Daaruit valt op te maken dat de verschillen groot zijn: in Midden-Brabant is het aandeel werklozen van niet-westerse herkomst het grootst. Dat aandeel is twee keer zo groot dan in Noordoost- en Zuidoost-Brabant. 9
FORUM, Allochtonen op de arbeidsmarkt, 5e monitor, juli 2010.
4
Arbeidsmarktpositie
35
Tabel 21
Geregistreerde werkloosheid naar etniciteit in Noord-Brabant, 2009 Totaal
Niet-westerse allochtonen
% Niet-westerse allochtonen
13.000
3.000
23
8.000
3.000
38
Noordoost-Brabant
12.000
2.000
17
Zuidoost-Brabant
17.000
3.000
18
West-Brabant Midden-Brabant
Bron: CBS (EBB 2009)
4.5 Duur werkloosheid Niet alleen de omvang van de werkloosheid, ook de duur vormt een indicatie van de arbeidsmarktpositie. In tabel 22 wordt de werkloosheidsduur weergegeven van autochtone en allochtone werkzoekenden. Het gaat om landelijke en Brabantse cijfers (2009). In 2009 telde Nederland 376.000 werklozen, waarvan 53.000 Brabanders. Uit de cijfers blijkt dat Nederlandse autochtonen iets minder lang werkzoekend zijn dan Nederlandse allochtonen: 55% van de autochtone werkzoekenden is minder dan 6 maanden werkzoekend, van de allochtonen is dat 50%. Cijfers voor Brabant laten een ander beeld zien. De verschillen tussen autochtonen en allochtonen zijn klein. Het grootste verschil zit in de groep die langer dan twee jaar werkloos is, waarbij het aandeel autochtonen juist groter is dan het aandeel allochtonen. Tabel 22
Duur werkloosheid, 2009
Duur werkloosheid
Autochtonen Nederland N=246.000
Allochtonen Nederland N= 85.000
Autochtonen Noord-Brabant N=37.000
Allochtonen Noord-Brabant N=11.000
0-6 maanden
54,7
50,0
59,5
60,0
6-12 maanden
17,6
18,6
18,9
20,0
12-24 maanden
11,0
15,1
8,1
10,0
>= 24 maanden
16,7
16,3
13,5
10,0
Bron: CBS (EBB 2009)
4.6 Personen naar uitkeringspositie Een andere manier om de omvang van economische inactiviteit te bezien is de mate waarin allochtonen zijn aangewezen op een uitkering. Bij werkloosheid gaat het om personen zonder werk, die wel op zoek zijn naar een baan. Mensen die zijn aangewezen op een uitkering hebben een ander perspectief. Bijvoorbeeld omdat zij een arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben hoeven zij niet meer op zoek naar werk.
36 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
In de volgende tabel staat de uitkeringspositie weergegeven van personen van 15 tot en met 64 jaar. Het gaat om een WW-uitkering, een bijstandsuitkering en een AO-uitkering. Ook het aantal personen dat geen uitkering ontvangt staat vermeld. We zien dat het verschil tussen allochtonen en autochtonen groot is. Het aandeel niet-westerse allochtonen dat een uitkering ontvangt is veel groter dan het aandeel autochtonen dat een uitkering ontvangt. In Noord-Brabant is het aandeel allochtonen met een uitkering twee maal zo groot als het aandeel autochtonen. Het grootste verschil zit in de bijstandsuitkering. Daarnaast valt het grotere aandeel Brabantse allochtonen met een WW-uitkering op. De uitkeringsafhankelijkheid bij de klassieke groepen (Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen/Arubanen) is substantieel groter dan van autochtonen (voor cijfers zie bijlage G). Turken zijn meer vertegenwoordigd in de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Dat is al lange tijd het geval. Marokkanen doen een groter beroep op de bijstandsuitkeringen dan de andere klassieke groepen. Het aandeel bijstandsuitkeringen heeft een relatie met werkloosheid: als de werkloosheid daalt, wordt de kans op afhankelijkheid van een bijstandsuitkering kleiner. Antillianen/Arubanen doen het minst een beroep op een uitkering, maar nog altijd veel meer dan autochtone Nederlanders. Tabel 23
Uitkeringssituatie Nederland en Noord-Brabant
Nederland autochtonen westerse allochtonen niet-westerse allochtonen Noord-Brabant autochtonen westerse allochtonen niet-westerse allochtonen
WWuitkering %
AOuitkering %
Bijstandsuitkering %
Geen uitkering %
4,4 3,9 5,3 6,5
7,3 7,5 6,9 6,8
3,7 2,2 4,4 13,0
84,7 86,4 83,4 73,6
4,7 4,2 6,2 8,5
7,3 7,4 6,9 7,0
2,9 1,8 4,3 12,5
85,1 86,6 82,7 72,0
Bron: CBS (SSB 2009)
We zijn ook nagegaan of er verschillen zijn tussen de vier Brabantse COROPregio’s. In de volgende tabel staat het aandeel autochtonen en niet-westerse allochtonen weergegeven. In bijlage G is de complete tabel te vinden met ook de percentages voor de hele regio en voor westerse allochtonen. In grote lijnen liggen de verhoudingen ongeveer gelijk aan de situatie voor Brabant als geheel. Er zijn enkele opvallende verschillen. Het aandeel allochtonen met een WW-uitkering is in West-Brabant hoger dan gemiddeld en is in Noordoost-Brabant het laagst. Het aandeel allochtonen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering is in Noordoost-Brabant het grootst en ook groter dan het aandeel autochtonen. MiddenBrabant kent het grootste aandeel allochtonen met een bijstandsuitkering. In Zuidoost-Brabant is het aandeel autochtonen zonder uitkering lager dan gemiddeld.
4
Arbeidsmarktpositie
37
Tabel 24
Uitkeringssituatie naar COROP*-regio Noord-Brabant
Brabantse COROP-regio’s
WWuitkering %
AOuitkering %
Bijstandsuitkering %
Geen uitkering %
West autochtonen allochtonen
4,2 9,1
7,0 5,7
1,8 12,7
87,1 72,5
Midden autochtonen allochtonen
4,0 8,7
6,8 5,8
1,8 14,1
87,3 71,4
Noordoost autochtonen allochtonen
4,0 7,9
8,1 9,7
1,5 11,0
86,4 71,4
Zuidoost autochtonen allochtonen
4,5 8,2
7,4 7,2
2,2 12,2
85,9 72,4
Bron: CBS (SSB 2009) * COROP is bepaald op basis van de woonplaats op 1 januari 2009
38 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
5 Participatie en zorg In dit hoofdstuk komen enkele cijfers aan bod die raakvlakken hebben met de programma’s Kleurrijk Brabant Zorgt en Kleurrijk Brabant Ontmoet. Om aan te sluiten bij deze thema’s is het CBS gevraagd om Brabantse cijfers te leveren over participatie, vrijwilligerswerk en zorg. Deze cijfers staan in dit hoofdstuk centraal. We starten met landelijke ontwikkelingen zoals geschetst door het SCP.
5.1 Landelijke ontwikkelingen Het SCP geeft in het Jaarrapport Integratie 2009 enkele bevindingen weer die betrekking hebben op de sociaal-culturele positie en de leefsituatie van allochtonen. We geven de belangrijkste bevindingen kort weer. Door lidmaatschappen, buurtcontacten en vrijwilligerswerk komen mensen met elkaar in aanraking die elkaar anders niet zo snel ontmoet zouden hebben. Vanuit deze bindingen tussen mensen komt solidariteit voort, een belangrijke voorwaarde 10 voor de sociale cohesie van de samenleving. Er is in de jaren 1994-2006 weinig veranderd in de mate waarin niet-westerse allochtonen en autochtone Nederlanders informele sociale contacten met elkaar onderhouden. Sommige bevindingen wijzen zelfs op een afname van de vrijetijdscontacten tussen deze groepen. De ontmoetingskansen nemen af door de snellere groei van de niet-westerse bevolking ten opzichte van de westerse bevolking, met name in gemeenten met substantiële migrantengroepen en de toegenomen woonconcentratie van niet-westerse groepen. Mogelijk spelen ook het verharde maatschappelijke klimaat en de ongunstige wederzijdse beeldvorming een rol. Er zijn wel verschillen tussen de groepen te constateren: Marokkanen en Surinamers zijn wat vaker vrijetijdscontacten gaan onderhouden met autochtone Nederlanders, bij Antillianen is weinig veranderd en Turken zijn zich wat meer gaan richten op leden van de eigen groep. Voor een gunstige ontwikkeling is een goede gezondheid van groot belang. Mensen met gezondheidsproblemen hebben een grotere kans dat zij niet kunnen deelnemen aan activiteiten die van belang zijn voor hun ontwikkeling. Hoewel het met een groot deel van de allochtone jongeren goed gaat, hebben kinderen en jongeren van nietwesterse allochtonen nog steeds een achterstand ten opzichte van hun autochtone leeftijdgenoten als het gaat om hun fysieke gezondheid. Zij zijn over het algemeen minder tevreden over hun gezondheid. Kinderen van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse herkomst rapporteren vaker overgewicht dan autochtone kinderen. Naast sociaaleconomische verschillen spelen mogelijk ook culturele
10
5
Hartog, J. den en L. Sontag, Samen leven. Resultaten van de derde monitor sociale participatie in Noord-Brabant, PON 2009.
Participatie en zorg
39
verschillen in voedings- en bewegingspatronen een rol. Kinderen van niet-westerse allochtonen hebben over het algemeen wat minder vaak lichaamsbeweging en zijn minder vaak lid van een sportvereniging. Dat laatste geldt met name voor meisjes. Kinderen van niet-westerse herkomst rapporteren vaker externaliserend probleemgedrag, zoals agressie, grensoverschrijdend gedrag en problemen met leeftijdgenoten dan autochtone kinderen. Ook psychosomatische klachten komen vaker voor. Deels kunnen deze verschillen verklaard worden door verschillen in sociaaleconomische positie en gezinsomstandigheden maar ook migratiefactoren spelen waarschijnlijk een rol. Tot slot drinken Turkse en Marokkaanse jongeren minder vaak alcohol en roken Marokkaanse jongeren minder dan jongeren uit andere herkomstgroepen.
5.2 Vrijwilligerswerk en lidmaatschap In Nederland doen in 2009 ongeveer 2.660.000 mensen vrijwilligerswerk. In NoordBrabant zijn dat er zo’n 397.000. Het aandeel vrijwilligers op de hele bevolking is in Noord-Brabant en Nederland gelijk. Dat blijkt ook uit de PON-monitor Samen Leven. Het aandeel allochtonen van de degenen die vrijwilligerswerk verrichten is in NoordBrabant met 3,8% een stuk lager dan de 5,5% in Nederland. Als we kijken naar de vier grootste groepen allochtonen zijn in Nederland de meeste vrijwilligers te vinden onder de Surinamers. In Noord-Brabant zijn de Turken het vaakst vrijwilliger. Tabel 25 Vrijwilliger Aantal vrijwilligers x 1.000
% Vrijwilligers
2.322 203 147
86,9 7,6 5,5
357 26 15
89,7 6,5 3,8
Nederland autochtonen westerse allochtonen niet-westerse allochtonen Noord-Brabant autochtonen westerse allochtonen niet-westerse allochtonen Bron: CBS (EBB 2009)
40 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Tabel 26
Aandeel niet-westerse allochtonen dat vrijwilligerswerk doet naar herkomstland
Niet-westers allochtonen
% Vrijwilligers
Nederland Turken Marokkanen Surinamers Antillianen/Arubanen Overige niet-westerse landen
18,4 14,3 23,8 8,2 35,4
Turken Marokkanen Surinamers Antillianen/Arubanen Overige niet-westerse landen
25,0 12,5 18,8 12,5 31,3
Noord-Brabant
Bron: CBS (EBB 2009)
Van de autochtonen in Nederland is 37% lid van een sportvereniging, het aandeel allochtonen ligt met 35% slechts iets lager. Voor Noord-Brabant liggen de verhoudingen heel anders: 43% van de autochtonen is lid van een sportvereniging tegenover nog geen kwart van de allochtonen. Tabel 27
Lid sportvereniging % Personen met lidmaatschap
Nederland autochtonen niet-westerse allochtonen
37,3 35,4
autochtonen niet-westerse allochtonen
43,4 23,5
Noord-Brabant
Bron: CBS POLS module Maatschappelijke Participatie & Milieu 2008
5.3 Zorggebruik Om na te gaan of het zorggebruik van allochtonen afwijkt van dat van autochtonen geven we inzicht in het aandeel personen dat contact heeft met een zorgverlener (tabel 28) en het aantal contacten per persoon (tabel 29). Het gaat om tandarts, huisarts, specialist en fysiotherapeut. Daarnaast staat in tabel 28 ook het aandeel personen weergegeven dat is opgenomen in een ziekenhuis en in tabel 29 het aantal ziekenhuisopnamen per 100 personen. Er zijn alleen landelijke cijfers beschikbaar. Uit de cijfers valt op te maken dat het aandeel allochtonen dat een huisarts bezoekt iets groter is dan het aandeel autochtonen. Voor de overige zorgverleners is het zorggebruik van allochtonen lager. Met name bij fysiotherapie is een groot verschil te constateren. Allochtonen hebben met alle zorgverleners ook minder contact per persoon dan autochtonen.
5
Participatie en zorg
41
Tabel 28 Zorggebruik % Personen met contact in 1 jaar
Tandarts
Huisarts
Specialist
Fysiotherapeut
Ziekenhuisopname*
78,6 74,8
72,9 76,2
41,3 38,8
20,7 14,5
7,0 6,2
Tandarts
Huisarts
Specialist
Fysiotherapeut
Ziekenhuisopname*
2,2 2,0
4,2 3,8
1,8 1,6
3,3 2,3
8,3 7,3
Nederland autochtonen niet-westerse allochtonen Bron: CBS gezondheidsenquête POLS 2008 * % Personen dat is opgenomen.
Tabel 29 Aantal contacten Aantal contacten per persoon Nederland autochtonen niet-westerse allochtonen Bron: CBS gezondheidsenquête POLS 2008 * Aantal opnamen per 100 personen.
42 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
5
Participatie en zorg
43
Bijlagen
Bijlagen
45
Bijlage A Toelichting CBS Populatie De onderzoekspopulatie zijn personen van 15-64 jaar die in 2009 in Nederland wonen. De onderzoekspopulatie van de tabel over zorg- en sportgebruik betreft in principe alle personen van 0 jaar of ouder en heeft betrekking op 2008.
Methode, operationalisering en bronbestanden Tabel 1 Kenmerken beroepsbevolking De kenmerken van de beroepsbevolking zijn samengesteld met behulp van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) 2009. De EBB is een doorlopende enquête onder personen van 15 jaar en ouder, die in Nederland wonen, met uitzondering van personen in inrichtingen en tehuizen (institutionele bevolking). De EBB is een steekproef waarop elk jaar ongeveer 90 duizend personen responderen. In de EBB zijn ophooggewichten beschikbaar die ophogen naar de populatie van personen van 15 jaar en ouder in Nederland in het betreffende jaar. De EBB is gebruikt om het beroepsniveau, de beroepsrichting en het soort dienstverband van de werkzame beroepsbevolking te bepalen. De EBB is daarnaast gebruikt om voor de nietberoepsbevolking de duur van de werkloosheid te bepalen en welk deel werk wil voor 12 uur of meer per week. De EBB is ten slotte gebruikt om vast te stellen hoeveel personen vrijwilligerswerk doen, volgens eigen opgave in de enquête. Tabel 2 Zorg- en sportgebruik De tweede tabel geeft informatie over het percentage personen dat lid is van een sportvereniging en het zorggebruik, beiden in het jaar 2008. De gegevens zijn afkomstig uit de Enquête Permanent Onderzoek LeefSituatie (POLS). Deze enquête bevat te weinig respondenten om naar lagere niveaus van regio en herkomst uit te splitsen dan in de tabel staat aangegeven. Tabel 3 Uitkeringspositie De derde tabel geeft het aantal personen weer dat in 2009 een AO-, WW-, of bijstandsuitkering ontving en het aantal personen dat gedurende het jaar geen uitkering ontving. De cijfers zijn berekend met behulp van het Sociaal Statistisch Bestand (SSB). Het SSB is een stelsel van koppelbare registers en enquêtes die onderling op elkaar zijn afgestemd en consistent gemaakt. Per jaargang worden meer dan 50 registers gebruikt. Per persoon is vastgesteld of ergens in 2009 sprake was van een AO-, WW-, of bijstandsuitkering. Een persoon kan meerdere soorten uitkeringen ontvangen en daarom meerdere keren in de tabel voorkomen. Leeftijd en woongemeente zijn vastgesteld op 1 januari 2009. Deze gegevens zijn afkomstig uit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). De GBA is een geautomatiseerd persoonsregistratiesysteem van de gemeenten, in werking sinds 1 oktober 1994. In principe staan alle inwoners van een gemeente in de basisadministratie ingeschreven. Dit bestand bevat gegevens als geboortedatum, geslacht en herkomstgroepering.
Bijlage A Toelichting CBS
47
Opmerkingen bij de tabellen De aantallen in tabel 1 zijn afgerond op 1000-tallen en de aantallen in tabel 3 op 10tallen. Omdat de EBB en POLS steekproefonderzoeken zijn en de uitkomsten een onnauwkeurigheidsmarge hebben, zijn niet alle cellen in de tabel gevuld vanwege onvoldoende betrouwbaarheid. Dit is het geval wanneer de opgehoogde aantallen zo laag zijn dat de onnauwkeurigheidsmarges te groot worden.
Begrippen Beroepsbevolking Alle personen van 15 tot 65 jaar die: tenminste twaalf uur per week werken, of werk hebben aanvaard waardoor ze tenminste twaalf uur per week gaan werken, of verklaren ten minste twaalf uur per week te willen werken, daarvoor beschikbaar zijn en activiteiten ontplooien om werk voor ten minste twaalf uur per week te vinden. Beroepsniveau De plaats in de indeling van beroepen volgens de Standaard Beroepenclassificatie 1992 (SBC 1992) van het CBS. Beroepsniveau refereert aan het eerste cijfer van de classificatie. Het niveau van een beroep is bepaald door het niveau van de meest geëigende opleiding om het beroep uit te oefenen. Beroepsrichting Hierbij wordt gebruik gemaakt van de indeling van beroepen volgens de Standaard Beroepenclassificatie 1992 (SBC 1992) van het CBS. Beroepsrichting refereert aan de eerste twee cijfers van de classificatie. Niet-beroepsbevolking Het deel van de potentiële beroepsbevolking van15 tot 65 jaar dat niet tot de beroepsbevolking behoort. Personen met AO-uitkering Persoon die op enig moment in 2009 een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO, WAZ of Wajong) ontvangt. Personen met bijstandsuitkering Persoon die op enig moment in 2009 een bijstandsuitkering (ABW/WWB of BBZ) ontvangt. Personen met WW-uitkering Persoon die op enig moment in 2009 een uitkering krachtens de Werkloosheidswet (WW) ontvangt (in het kader van ontslagwerkloosheid). Potentiële beroepsbevolking De Nederlandse bevolking tussen de 15 en de 65 jaar.
48 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Vrijwilligerswerk Geeft aan of persoon vrijwilligerswerk doet, volgens eigen opgave in Enquête Beroepsbevolking. Werkloze beroepsbevolking Personen van 15 tot 65 jaar zonder werk, of met werk voor minder dan twaalf uur per week, die actief op zoek zijn naar betaald werk voor twaalf uur of meer per week en die daarvoor direct beschikbaar zijn. Werkzame beroepsbevolking Personen van 15 tot 65 jaar die in Nederland wonen en betaald werk hebben van twaalf uur of meer per week.
Bijlage A Toelichting CBS
49
50 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Bijlage B Aantal niet-westerse allochtonen in NoordBrabant naar herkomstland Niet-westerse allochtonen
2010
2007
2005
Afghanistan
5.064
5.199
5.099
Brazilië
1.847
1.527
1.356
China
6.981
5.618
5.258
Colombia
911
708
619
Dominicaanse Republiek
788
709
659
1.563
1.462
1.425
832
739
725
Filippijnen
1.542
1.357
1.229
Ghana
1.019
938
854
Hongkong
1.757
1.778
1.790
India
1.893
1.443
1.110
Irak
4.823
3.986
3.878
Iran
2.807
2.612
2.532
137
127
120
Marokko
39.255
37.301
35.848
Nederlandse Antillen en Aruba
14.884
14.310
14.512
Pakistan
724
650
631
Somalië
4.898
3.395
3.883
Suriname
18.972
18.769
18.605
Turkije
50.103
48.360
47.244
Vietnam
3.524
3.386
3.318
Zuid-Afrika
1.660
1.536
1.497
11.776
10.882
10.565
Overig Amerika
4.014
3.512
3.249
Overig Azië
8.971
8.028
7.650
190.745
178.332
173.683
Bijlage B Aantal niet-westerse allochtonen in Noord-Brabant naar herkomstland
51
Egypte Ethiopië
Kaapverdië
Overig Afrika
Niet-westers totaal
52 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Bijlage C Aantal westerse allochtonen in Noord-Brabant naar herkomstland Westerse allochtonen
2009
2007
2005
Australië
1.870
1.828
1.800
32.874
33.252
33.563
1.681
1.637
1.644
Duitsland
40.211
40.112
40.332
Frankrijk
4.351
3.995
3.904
Griekenland
1.527
1.409
1.407
Hongarije
1.817
1.392
1.366
Indonesië
50.684
51.774
52.605
3.152
2.899
2.816
508
474
451
10.620
10.299
10.201
1.746
1.757
1.748
14.875
8.966
6.573
Portugal
2.332
1.922
1.805
Sovjet-Unie (voormalig)
7.055
5.843
5.161
Spanje
3.941
3.811
3.861
Verenigd Koninkrijk
8.489
8.128
8.171
Verenigde Staten
2.834
2.662
2.618
Overig Europa
8.437
6.710
6.148
Overig Oceanië
717
715
693
Westers totaal
199.721
189.585
186.867
België Canada en overig Noord-Amerika
Italië Japan Joegoslavië (voormalig) Oostenrijk Polen
Bijlage C Aantal westerse allochtonen in Noord-Brabant naar herkomstland
53
54 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Bijlage D Aandeel niet-westerse allochtonen per gemeente in Noord-Brabant, 2010 en 2007 Gemeente
% Niet-westerse allochtonen 2010
% Niet-westerse allochtonen 2007
Aantal nietwesterse allochtonen 2010
Aantal inwoners 2010
Eindhoven
16,4
15,2
35092
213809
Tilburg
14,1
13,4
28794
204853
Bergen op Zoom
13,3
12,8
8751
65845
Roosendaal
12,4
11,9
9625
77566
Helmond
11,6
11,2
10230
88291
Breda
10,7
10,2
18542
173299
's-Hertogenbosch
10,5
9,9
14591
139607
Oss
9,5
9,1
7317
77392
Oosterhout
9,1
8,6
4926
54136
Cuijk
8,9
8,5
2164
24433
Veghel
8,8
8,4
3279
37303
Etten-Leur
8,1
8,7
3366
41524
Gilze en Rijen
7,7
6,4
2013
25975
Waalwijk
7,3
7,0
3341
45751
Boxtel
7,0
6,8
2129
30276
Uden
6,9
6,8
2785
40536
Grave
6,9
4,5
885
12917
Halderberge
6,8
6,2
1996
29291
Geldrop-Mierlo
6,0
5,4
2279
38117
Heusden
5,7
5,6
2461
42995
Best
5,6
5,3
1634
28953
Dongen
5,4
6,2
1351
25061
Veldhoven
4,3
4,1
1873
43243
Oisterwijk
4,3
3,8
1112
25827
Vught
4,3
3,6
1087
25400
Waalre
4,1
3,8
685
16533
Moerdijk
3,6
3,2
1303
36536
Bijlage D Aandeel niet-westerse allochtonen per gemeente in Noord-Brabant, 2010 en 2007
55
Gemeente
% Niet-westerse allochtonen 2010
% Niet-westerse allochtonen 2007
Aantal nietwesterse allochtonen 2010
Aantal inwoners 2010
Goirle
3,4
3,1
781
22761
Boxmeer
3,4
3,2
958
28575
Valkenswaard
3,3
3,0
1019
30725
Loon op Zand
3,2
3,0
727
23016
Son en Breugel
3,0
2,9
471
15543
Steenbergen
2,9
2,7
666
23224
Asten
2,8
2,6
451
16335
Cranendonck
2,8
2,6
574
20343
Geertruidenberg
2,8
2,6
592
21087
Deurne
2,7
2,6
858
31526
Schijndel
2,6
2,4
594
22991
Woensdrecht
2,5
2,4
535
21635
Nuenen c.a.
2,4
2,3
532
22213
Sint-Oedenrode
2,3
2,2
413
17680
Zundert
2,3
2,0
487
21025
Gemert-Bakel
2,3
2,0
652
28763
Sint-Michielsgestel
2,2
2,1
607
28138
Bladel
2,0
1,7
387
19177
Heeze-Leende
1,9
1,8
294
15260
Rucphen
1,9
1,8
428
22484
Landerd
1,9
1,7
285
14888
Reusel-De Mierden
1,8
1,4
221
12555
Bernheze
1,7
1,8
520
29655
Drimmelen
1,7
1,6
452
26591
Someren
1,7
1,5
306
18229
Laarbeek
1,7
1,5
363
21581
Werkendam
1,7
1,5
449
26371
Bergeijk
1,6
1,6
289
18061
Eersel
1,5
1,4
275
18157
Haaren
1,5
1,4
209
13625
Sint Anthonis
1,5
1,4
183
11842
Maasdonk
1,5
1,4
170
11268
Oirschot
1,5
1,4
273
17750
Baarle-Nassau
1,4
1,5
97
6703
Alphen-Chaam
1,4
1,4
136
9436
56 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Gemeente
% Niet-westerse allochtonen 2010
% Niet-westerse allochtonen 2007
Aantal nietwesterse allochtonen 2010
Aantal inwoners 2010
Boekel
1,4
1,2
134
9772
Woudrichem
1,4
1,2
205
14430
Hilvarenbeek
1,2
1,3
179
14978
Lith
1,2
1,2
83
6651
Mill en Sint Hubert
1,2
1,1
132
11031
Aalburg
1,2
1,0
147
12614
Bijlage D Aandeel niet-westerse allochtonen per gemeente in Noord-Brabant, 2010 en 2007
57
58 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Bijlage E Aantal niet-westerse allochtonen per gemeente in Noord-Brabant, 2010 en 2007 Gemeente
Aantal niet-westerse allochtonen 2010
Aantal niet-westerse allochtonen 2007
Aalburg
147
127
Alphen-Chaam
136
134
Asten
451
421
97
97
289
290
8751
8408
520
521
1634
1530
Bladel
387
330
Boekel
134
112
Boxmeer
958
913
Boxtel
2129
2030
Breda
18542
17454
574
523
2164
2069
Deurne
858
822
Dongen
1351
1589
Drimmelen
452
413
Eersel
275
245
Eindhoven
35092
31966
Etten-Leur
3366
3549
592
538
Geldrop-Mierlo
2279
2058
Gemert-Bakel
652
563
Gilze en Rijen
2013
1634
Goirle
781
685
Grave
885
575
Baarle-Nassau Bergeijk Bergen op Zoom Bernheze Best
Cranendonck Cuijk
Geertruidenberg
Bijlage E Aantal niet-westerse allochtonen per gemeente in Noord-Brabant, 2010 en 2007
59
Gemeente
Aantal niet-westerse allochtonen 2010
Aantal niet-westerse allochtonen 2007
209
188
1996
1818
294
276
Helmond
10230
9603
‘s-Hertogenbosch
14591
13495
2461
2412
Hilvarenbeek
179
194
Laarbeek
363
327
Landerd
285
244
83
80
Loon op Zand
727
695
Maasdonk
170
161
Mill en Sint Hubert
132
123
1303
1190
Nuenen c.a.
532
531
Oirschot
273
245
Oisterwijk
1112
976
Oosterhout
4926
4598
Oss
7317
6957
221
179
9625
9222
Rucphen
428
405
Schijndel
594
559
Sint Anthonis
183
163
Sint-Michielsgestel
607
582
Sint-Oedenrode
413
373
Someren
306
272
Son en Breugel
471
448
Steenbergen
666
631
28794
27045
Uden
2785
2714
Valkenswaard
1019
925
Veghel
3279
3093
Veldhoven
1873
1776
Haaren Halderberge Heeze-Leende
Heusden
Lith
Moerdijk
Reusel-De Mierden Roosendaal
Tilburg
60 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Gemeente
Aantal niet-westerse allochtonen 2010
Aantal niet-westerse allochtonen 2007
Vught
1087
899
Waalre
685
628
3341
3201
Werkendam
449
396
Woensdrecht
535
525
Woudrichem
205
177
Zundert
487
410
190745
178.332
Waalwijk
TOTAAL
Bijlage E Aantal niet-westerse allochtonen per gemeente in Noord-Brabant, 2010 en 2007
61
62 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Bijlage F Rangorde gemeenten naar aandeel niet-westerse allochtonen, 2010 en 2007 Gemeente
2010
2007
Eindhoven
1
1
Tilburg
2
2
Bergen op Zoom
3
3
Roosendaal
4
4
Helmond
5
5
Breda
6
6
's-Hertogenbosch
7
7
Oss
8
8
Oosterhout
9
10
Cuijk
10
11
Veghel
11
12
Etten-Leur
12
9
Gilze en Rijen
13
16
Waalwijk
14
13
Boxtel
15
14
Uden
16
15
Grave
17
22
Halderberge
18
18
Geldrop-Mierlo
19
20
Heusden
20
19
Best
21
21
Dongen
22
17
Veldhoven
23
23
Oisterwijk
24
24
Vught
25
26
Waalre
26
25
Moerdijk
27
28
Goirle
28
29
Boxmeer
29
27
Bijlage F Rangorde gemeenten naar aandeel niet-westerse allochtonen, 2010 en 2007
63
Gemeente
2010
2007
Valkenswaard
30
30
Loon op Zand
31
31
Son en Breugel
32
32
Steenbergen
33
33
Asten
34
34
Cranendonck
35
35
Geertruidenberg
36
37
Deurne
37
36
Schijndel
38
38
Woensdrecht
39
39
Nuenen c.a.
40
40
Sint-Oedenrode
41
41
Zundert
42
43
Gemert-Bakel
43
44
Sint-Michielsgestel
44
42
Bladel
45
49
Heeze-Leende
46
45
Rucphen
47
46
Landerd
48
48
Reusel-De Mierden
49
59
Bernheze
50
47
Drimmelen
51
51
Someren
52
52
Laarbeek
53
53
Werkendam
54
54
Bergeijk
55
50
Eersel
56
57
Haaren
57
58
Sint Anthonis
58
60
Maasdonk
59
61
Oirschot
60
62
Baarle-Nassau
61
55
Alphen-Chaam
62
56
Boekel
63
65
Woudrichem
64
66
Hilvarenbeek
65
63
64 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Gemeente
2010
2007
Lith
66
64
Mill en Sint Hubert
67
67
Aalburg
68
68
Bijlage F Rangorde gemeenten naar aandeel niet-westerse allochtonen, 2010 en 2007
65
66 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Bijlage G Uitkeringspositie 1
2
3
Personen van 15-64 jaar naar uitkeringspositie , herkomst en regio , 2009 WWuitkering
AOuitkering
Bijstandsuitkering
Geen uitkering
486.500 346.590 55.790 84.100 18.920 13.430 17.760 7.600 26.390
818.490 657.520 73.250 87.720 29.900 19.020 20.450 4.630 13.720
407.590 193.310 46.640 167.610 27.960 33.400 23.160 12.470 70.630
9.448.970 7.618.940 883.960 945.760 190.570 155.800 194.340 74.880 330.170
77.550 57.890 8.590 11.060 3.220 1.990 1.270 940 3.630
120.610 101.880 9.590 9.140 4.120 2.060 1.170 520 1.280
47.030 24.880 5.930 16.210 3.120 3.510 1.120 1.110 7.370
1.401.590 1.192.510 115.400 93.650 24.440 17.470 10.470 8.150 33.120
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen
19.520 14.150 2.200 3.160
28.140 23.840 2.330 1.960
11.870 6.000 1.480 4.400
354.500 296.960 32.430 25.100
Midden Noord-Brabant Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen
14.260 10.440 1.440 2.370
20.870 17.770 1.530 1.580
9.590 4.760 1.000 3.830
266.990 227.180 20.380 19.430
Noordoost Noord-Brabant Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen
19.040 14.860 2.000 2.180
35.140 29.950 2.510 2.680
9.730 5.360 1.330 3.040
362.970 318.020 25.230 19.720
Zuidoost Noord-Brabant Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen
24.740 18.430 2.950 3.350
36.470 30.320 3.220 2.930
15.840 8.770 2.130 4.940
417.130 350.360 37.370 29.390
Nederland Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen Noord-Brabant Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turkije Marokko Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Overige niet-westerse landen COROP-gebieden West Noord-Brabant
Bron: CBS (SSB 2009)
1 2
Leeftijd op 1 januari 2009. Alle personen die op enig moment in 2009 een uitkering hadden worden meegeteld. Indien een persoon verschillende uitkeringen heeft gehad in 2009 (bijvoorbeeld een ww- én een bijstandsuitkering) wordt deze persoon ook vaker geteld.
3
COROP is bepaald op basis van de woonplaats op 1 januari 2009.
Bijlage G Uitkeringspositie
67
WWuitkering
AOuitkering
Bijstandsuitkering
Geen uitkering
autochtoon westerse allochtoon niet-westerse allochtoon
4,7 4,2 5,7 9,1
6,8 7,0 6,1 5,7
2,9 1,8 3,9 12,7
85,6 87,1 84,4 72,5
Midden-Brabant autochtoon westerse allochtoon niet-westerse allochtoon
4,6 4,0 5,9 8,7
6,7 6,8 6,3 5,8
3,1 1,8 4,1 14,1
85,7 87,3 83,7 71,4
Noordoost-Brabant autochtoon westerse allochtoon niet-westerse allochtoon
4,5 4,0 6,4 7,9
8,2 8,1 8,1 9,7
2,3 1,5 4,3 11,0
85,0 86,4 81,2 71,4
Zuidoost-Brabant autochtoon westerse allochtoon niet-westerse allochtoon
5,0 4,5 6,5 8,2
7,4 7,4 7,1 7,2
3,2 2,2 4,7 12,2
84,4 85,9 81,8 72,4
West-Brabant
Bron: CBS (SSB 2009)
Beroepsniveau Nederland en Noord-Brabant Nederland %
Noord-Brabant %
laag midden hoog
28,2 39,2 32,6
29,9 40,6 29,5
autochtoon westerse allochtoon niet-westerse allochtoon
30,3 34,4 35,4
33,7 33,7 32,5
Niet-westerse allochtonen autochtoon westerse allochtoon niet-westerse allochtoon
48,1 33,4 18,5
50,0 32,1 17,9
Autochtonen
Westerse allochtonen
Bron: CBS (EBB 2009)
68 Brabant en zijn kleurrijke samenleving
Beroepsniveau naar COROP*-regio Noord-Brabant West %
Midden %
Noordoost %
Zuidoost %
laag midden hoog
30,5 41,9 27,5
27,9 41,1 30,9
32,0 40,5 27,0
28,1 39,1 32,8
Westerse allochtonen autochtoon westerse allochtoon niet-westerse allochtoon
36,0 32,0 32,0
35,7 35,7 28,6
35,0 30,0 35,0
29,2 37,5 33,3
Niet-westerse allochtonen autochtoon westerse allochtoon niet-westerse allochtoon
63,2 21,0 15,8
30,0 50,0 20,0
50,0 30,0 20,0
47,1 35,3 17,6
Autochtonen
Bron: CBS (EBB 2009) * COROP is bepaald op basis van de woonplaats op 1 januari 2009
Beroepsrichting Nederland en Noord-Brabant Nederland %
Noord-Brabant %
Autochtonen overheid, onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg marktsector onbekend
31,4 61,1 7,5
28,2 63,8 8,0
Westerse allochtonen overheid, onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg marktsector onbekend
28,4 62,9 8,7
23,5 68,2 8,2
Niet-westerse allochtonen overheid, onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg marktsector onbekend
24,3 68,9 7,7
18,3 71,7 10,0
Bron: CBS (EBB 2009)
Bijlage G Uitkeringspositie
69
Dienstverband Nederland en Noord-Brabant Nederland %
Noord-Brabant %
86,8 8,4 4,5 0,3
85,6 8,8 5,3 0,3
88,2 8,9 2,9 -
90,6 5,9 3,5 -
88,4 7,4 3,9 0,3
86,7 8,3 5,5 -
Autochtonen werknemer zelfstandige zonder personeel zelfstandige met personeel zelfstandige met/zonder personeel onbekend Westerse allochtonen werknemer zelfstandige zonder personeel zelfstandige met personeel zelfstandige met/zonder personeel onbekend Niet-westerse allochtonen werknemer zelfstandige zonder personeel zelfstandige met personeel zelfstandige met/zonder personeel onbekend Bron: CBS (EBB 2009)
70 Brabant en zijn kleurrijke samenleving