BOVENREGIONAAL RECHERCHE OVERLEG JAARVERSLAG 2011
JAARVERSLAG 2011
JAARVERSLAG 2011
PAG. 3 Bovenregionaal Bovenregionale Bovenregionale Bovenregionale Bovenregionale Bovenregionale Bovenregionale Bovenregionale
Recherche Overleg | Jaarverslag 2011 Recherche Amsterdam-Amstelland Recherche Haaglanden Hollands Midden Recherche Midden-Nederland Recherche Noord- en Oost-Nederland Recherche Noordwest Nederland Recherche Rotterdam-Rijnmond Recherche Zuid-Nederland
PAG. 4
Stafbureau Bovenregionaal Recherche Overleg P/a Dienst IPOL Postbus 3016 2700 KX Zoetermeer Dienst IPOL: C.G. Naaktgeboren, specialist expertise M.C. van Leeuwen, specialist expertise/stafbureau MK Openbaar Ministerie: Mr. P.J.J. van Hagen, landelijk coördinerend officier van justitie F.A.P.P. van Eenbergen, senior beleidsmedewerker Mr. E.M. Bader, beleidsmedewerker L. van den Oord, managementassistente Mr. D.W.J.C. van der Kolk, beleidsmedewerker Aan dit jaarverslag hebben tevens meegewerkt: Mr. O.J. Beckers, landelijk coördinerend officier van justitie transportcriminaliteit (paragraaf 2.5) H. Siebelink MSc (Functioneel Parket; hoofdstuk 4) Speciale dank voor hun bijdragen (hoofdstukken 5 tot en met 11) aan dit jaarverslag: H.W. van Rijssel (BR Rotterdam-Rijnmond) E. Langedijk (BR NwN) M.L. Gerits (BRZN) Mr. A.J.M. van Rutten (BR Haaglanden/Hollands Midden) Drs. S.C.H. Vandermullen (BR Midden Nederland) I. Otten-van der Vegt (BRNON) Drs. J. Geitenbeek/L. van Gemeren (BR Amsterdam-Amstelland)
Opmaak & druk: DeltaHage b.v. Den Haag
’s-Hertogenbosch, juli 2012 Copyright © 2012 BRO Behoudens de door de wet gestelde uitzonderingen, alsmede behoudens voor zover in deze uitgave nadrukkelijk anders is aangegeven, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigden/of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, het zij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het BRO. Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden de auteur(s) en de redactie geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de opgenomen gegevens houden zij zich gaarne aanbevolen.
jAArverslAG 2011
PAG. 5
BovenreGionAAl recherche overleG
PAG. 6
De ontwikkelingen m.b.t. het politiebestel hebben de Bovenregionale Recherche (BR) er in 2011 niet van weerhouden veel strafrechtelijke onderzoeken uit te voeren “die er toe doen”. Een breed scala aan misdrijven op het vlak van middencriminaliteit, zware en middelzware fraude en ketengerelateerde milieucriminaliteit kregen aandacht vanwege de inbreuk op de maatschappelijke veiligheid en integriteit. Voor de burger is het in Nederland daardoor een stukje veiliger. De prioriteiten van het Bovenregionaal Recherche Overleg (BRO) zijn: overvallen, ladingdiefstallen en woninginbraken. De beleidsinvesteringen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie werpen hun vruchten af in die zin dat de formatie t.b.v. de aanpak van ladingdiefstallen en het instellen van een Nationale Stuurploeg Overvallen effect hebben. In 2011 is door de BR ongeveer 30 % van de netto voor middencriminaliteit beschikbare opsporingscapaciteit besteed aan overvalonderzoeken. Daarnaast is ook de opsporing van delicten met betrekking tot kinderpornografie door de BR gecontinueerd. 10 % van de netto opsporingscapaciteit werd besteed aan onderzoeken naar kinderpornografie. In het bijzonder de inspanningen van de BR NON ten behoeve van de gecoördineerde landelijke aanpak zijn daarbij veelbetekenend. Ondertussen is de anticipatie op de ontwikkelingen naar een nieuw politiebestel redengevend dat de BR-eenheden en de arrondissementsparketten zich steeds meer richten op dat wat belangrijk is in het eigen bewakingsgebied. Daarmee is de focus op de landelijke sturing en de ontwikkeling van nieuwe beleidsinitiatieven verminderd. Evenwel is de vanuit het stafbureau BRO gefaciliteerde besluitvorming in het keuzeproces van de BR-eenheden, ondersteund door IPOL, nog immer in lijn met de beoogde werkzaamheden. Graag wil ik een ieder die zich ook in 2011 weer met volle kracht heeft ingezet voor de bestrijding van de bovenregionale criminaliteit van harte bedanken. 2012 zal normaal gesproken het laatste jaar zijn waarin de BR haar betekenisvolle rol in de aanpak van bovenregionale middencriminaliteit, zware en middelzware fraude en ketengerelateerde milieucriminaliteit heeft kunnen spelen. Ik wens het personeel van de BR een uitstekende overgang naar de Nationale Politie! mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen Voorzitter BRO
PAG. 7
voorwoord
inhoudsoPGAve
Lijst van afkortingen ................................................................................................................................................... 10
PAG. 8
Managementsamenvatting .......................................................................................................................................... 12 Hoofdstuk 1. De organisatiestructuur van het Bovenregionaal Recherche Overleg ..................................................... 14 1.1 Inleiding.......................................................................................................................................................... 14 1.2 Organisatieontwikkelingen van het BRO en het stafbureau BRO ................................................................... 14 1.2.1 Het BRO ................................................................................................................................................ 14 1.2.2 Het stafbureau BRO .............................................................................................................................. 14 1.3 Het werkveld van de Bovenregionale Recherche ........................................................................................... 15 Hoofdstuk 2. Ontwikkelingen in 2011 ......................................................................................................................... 18 2.1. Sturing door het BRO .................................................................................................................................... 18 2.1.1. De monitor BRM ................................................................................................................................. 18 2.1.2. Capaciteit onder druk .......................................................................................................................... 18 2.2. De BR en de intensiveringsprogramma’s/Operatie Opsporing ..................................................................... 19 2.3. De aanpak van de landelijke werkvoorraad kinderporno ............................................................................. 19 2.4. De aanpak van overvallen door de BR en de Nationale Stuurploeg Overvallen........................................... 20 2.5. Transportcriminaliteit en het projectteam ladingdiefstallen.......................................................................... 22 Hoofdstuk 3. Opsporings- en vervolgingsresultaten ................................................................................................... 26 3.1. Onderzoeksvoorstellen .................................................................................................................................. 26 3.1.1. Ingediende onderzoeksvoorstellen middencriminaliteit ....................................................................... 26 3.1.2. Ingediende onderzoeksvoorstellen financiële criminaliteit .................................................................. 28 3.2. Lopende onderzoeken in 2011 ...................................................................................................................... 28 3.2.1. Onderzoeken middencriminaliteit ........................................................................................................ 28 3.2.2. Onderzoeken financiële criminaliteit ................................................................................................... 30 3.3. Opsporingsresultaten.................................................................................................................................... 32 3.4. Capaciteitsinzet en doorlooptijd ................................................................................................................... 34 3.5. Bestuurlijke rapportages............................................................................................................................... 36 3.6. Vervolgingsresultaten ................................................................................................................................... 38 Hoofdstuk 4. Milieu..................................................................................................................................................... 42 4.1. Inleiding ........................................................................................................................................................ 42 4.2. Ontwikkelingen in 2011................................................................................................................................. 42 4.2.1. Doorontwikkeling Milieukamer en overlegstructuren .......................................................................... 42 4.2.2. Versterkingsprogramma Strafrechtelijke Milieuhandhaving ................................................................. 43 4.3. Opsporings- en vervolgingsresultaten .......................................................................................................... 43 4.3.1. Ingediende onderzoeksvoorstellen ...................................................................................................... 43 4.3.2. Lopende onderzoeken in 2011 ............................................................................................................ 44 4.3.3. Opsporingsresultaten .......................................................................................................................... 44 4.3.4. Capaciteitsinzet ................................................................................................................................... 44 4.3.5. Bestuurlijke rapportages ..................................................................................................................... 44 4.3.6. Vervolgingsresultaten .......................................................................................................................... 46 Hoofdstuk 5. Bovenregionale Recherche Amsterdam-Amstelland ............................................................................... 50 5.1. Profiel............................................................................................................................................................ 50 5.2. Onderzoek middencriminaliteit ..................................................................................................................... 50 5.3. Onderzoek horizontale fraude ...................................................................................................................... 51
Hoofdstuk 7. Bovenregionale Recherche Midden Nederland....................................................................................... 62 7.1. Profiel............................................................................................................................................................ 62 7.2. Onderzoeken middencriminaliteit ................................................................................................................. 62 7.3. Onderzoek horizontale fraude ...................................................................................................................... 63 Hoofdstuk 8. Bovenregionale Recherche Noord- en Oost-Nederland .......................................................................... 66 8.1. Profiel............................................................................................................................................................ 66 8.2. Onderzoeken middencriminaliteit ................................................................................................................. 67 8.3. Onderzoeken horizontale fraude .................................................................................................................. 69 8.4. Onderzoek ketengerelateerde milieucriminaliteit .......................................................................................... 70 8.5. Pilot FinEC .................................................................................................................................................... 70 Hoofdstuk 9. Bovenregionale Recherche Noordwest Nederland ................................................................................. 74 9.1. Profiel............................................................................................................................................................ 74 9.2. Onderzoeken middencriminaliteit ................................................................................................................. 74 9.3. Onderzoeken horizontale fraude .................................................................................................................. 75 9.4. Onderzoeken ketengerelateerde milieucriminaliteit ...................................................................................... 76 Hoofdstuk 10. BR Rotterdam-Rijnmond ....................................................................................................................... 80 10.1. Profiel .......................................................................................................................................................... 80 10.2. Onderzoeken middencriminaliteit................................................................................................................ 81 10.3. Onderzoeken horizontale fraude ................................................................................................................. 82 10.4. Onderzoeken ketengerelateerde milieucriminaliteit .................................................................................... 83 10.5. Pilot FinEC ................................................................................................................................................... 83 Hoofdstuk 11. BR Zuid-Nederland ................................................................................................................................ 88 11.1. Profiel........................................................................................................................................................... 88 11.2. Onderzoeken middencriminaliteit ................................................................................................................ 89 11.3. Onderzoeken horizontale fraude ................................................................................................................. 90 11.4. Onderzoeken ketengerelateerde milieucriminaliteit ..................................................................................... 91 11.5. Pilot FinEC ................................................................................................................................................... 91 Bijlage 1 ..................................................................................................................................................................... 94 Bijlage 2 ..................................................................................................................................................................... 96
PAG. 9
Hoofdstuk 6. Bovenregionale Recherche Haaglanden/Hollands Midden ..................................................................... 54 6.1. Profiel............................................................................................................................................................ 54 6.2. Onderzoeken middencriminaliteit ................................................................................................................. 54 6.3. Onderzoeken horizontale fraude .................................................................................................................. 56 6.4. Onderzoeken ketengerelateerde milieucriminaliteit ...................................................................................... 58
lijsT vAn AfkorTinGen
PAG. 10
BOA BIBOB BOB BOD BOOM BR BR MN BR NON BR NwN BR ZN BR ZW BRO BRT BRZO BZK CIE CITES CIZ CJIB CSV EAB EVOA FFW FINEC FIOD FIU FMP FNA FP FTE HOvJ HRM IBGW ICT IFT IGZ ILT-IOD IMT IP IRC ISO KB KBB KC KLPD KMar MK MO NFI NR NSO NVWA-IOD OM OMKP
Buitengewoon Opsporingsambtenaar Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur Bijzondere Opsporingsbevoegdheden Bijzondere Opsporingsdienst Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie Bovenregionale Recherche Bovenregionale Recherche Midden Nederland Bovenregionale Recherche Noord- en Oost Nederland Bovenregionale Recherche Noordwest Nederland Bovenregionale Recherche Zuid Nederland Bovenregionale Recherche Zuid-West Nederland (=BR Rotterdam Rijnmond) Bovenregionaal Recherche Overleg Bovenregionaal Recherche Team Besluit risico zware ongevallen 1999 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Criminele Inlichtingen Eenheid Convention on International Trade in Endangered Species of wild fauna and flora Centrum Indicatiestelling Zorg Centraal Justitieel Incasso Bureau Crimineel Samenwerkingsverband Europees Aanhoudingsbevel Europese Verordening inzake de Overbrenging van Afvalstoffen Flora- en faunawet Financieel-economische criminaliteit Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst Financial Intelligence Unit Fraudemeldpunt Fluïde Netwerken Aanpak Functioneel Parket Full-time equivalent (aanduiding voor personeelsterkte) Hoofdofficier van Justitie Human Resources Management Interregionaal Bureau Geld- en Waardeverkeer Informatie- en communicatietechnologie Interregionaal Fraude Team Inspectie voor de Gezondheidszorg de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Inspectie Leefomgeving en Transport Interregionaal Milieu Team Internet Protocol Internationaal Rechtshulpcentrum Interregionaal Selectie Overleg Korpsbeheerder (burgemeester) Korpsbeheerdersberaad Korpschef Korps Landelijke Politie Diensten Koninklijke Marechaussee Milieukamer modus operandi (specifieke werkwijze van een pleger) Nederlands Forensisch Instituut Nationale Recherche Nationale Stuurploeg Overvallen Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit – Inlichtingen- en Opsporingsdienst Openbaar Ministerie Openbaar Ministerie Kernberaad Politie
SIT SMK TBS TGO TIOC TOM TUL UWV VenJ VROM VROM-IOD vz WACN WAO WIA WOD WODC
Observatie Team Opnemen van Vertrouwelijke Communicatie Plaats Delict Persoonsgebonden Budget (College van) procureurs-generaal plaatsvervangend Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen Rechtshulpverzoek Regionaal Informatie- en Expertise Centrum Regionaal Milieu Team secretaris Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (ressorterend onder het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid), sinds 1 januari 2012 opgegaan in de Inspectie SZW. Snelle interventie Team Strategische Milieukamer Ter beschikking stelling Team Grootschalige Opsporing Team Informatie & Operationele Coördinatie Taakstraf Openbaar Ministerie Tenuitvoerlegging (van voorwaardelijke straf ) Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen Ministerie van Veiligheid & Justitie Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (sinds 14-10-2010 opgegaan in het Ministerie van Infrastructuur en Milieu) Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de VROM-Inspectie (inmiddels ILT-IOD) voorzitter West-Afrikaanse Criminele Netwerken Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen Werken onder Dekmantel Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Veiligheid en Justitie
PAG. 11
OT OVC PD PGB PG’s Plv PIJ RHV RIEC RMT secr SIOD
mAnAGemenTsAmenvATTinG 2011
PAG. 12
Onderzoeksvoorstellen – Ingediende en toegewezen onderzoeksvoorstellen 2011 (totaal) ..................................................................... 115 – ingediende onderzoeksvoorstellen middencriminaliteit ....................................................................................... 63 – ingediende onderzoeksvoorstellen middelzware financiële criminaliteit ............................................................. 24 – ingediende onderzoeksvoorstellen zware financiële criminaliteit ......................................................................... 11 – ingediende onderzoeksvoorstellen milieucriminaliteit ......................................................................................... 17 Onderzoeken – lopende onderzoeken in 2011 (totaal) ................................................................................................................174 – onderzoeken middencriminaliteit ......................................................................................................................... 92 – onderzoeken middelzware financiële criminaliteit ............................................................................................... 36 – onderzoeken zware financiële criminaliteit .......................................................................................................... 17 – onderzoeken milieucriminaliteit ........................................................................................................................... 29 – beëindigde onderzoeken in 2011 (totaal) ........................................................................................................... 112 – beëindigde onderzoeken middencriminaliteit ...................................................................................................... 59 – beëindigde onderzoeken middelzware financiële criminaliteit ............................................................................ 23 – beëindigde onderzoeken zware financiële criminaliteit ......................................................................................... 9 – beëindigde onderzoeken milieucriminaliteit ........................................................................................................ 21 Opsporingsresultaten in 20111 – opgeloste strafbare feiten2 ................................................................................................................................ 764 – aantal aangehouden verdachten........................................................................................................................ 326 – aantal verdachten in procesdossier ................................................................................................................... 397 – aantal ontnemingvoorstellen ............................................................................................................................... 88 – bedrag voorgestelde ontnemingen .................................................................................................. € 13.954.829 – bedrag in beslag genomen gelden ..................................................................................................... € 7.079.662 – bestuurlijke rapportages ........................................................................................................................................ 5 Vervolgingsresultaten in 20111 – aantal door OM vervolgde verdachten................................................................................................................231 – duur in totaal opgelegde gevangenisstraffen (in jaren) ...................................................................................315,4 – werkstraf (in uren) ........................................................................................................................................... 6097 – totaalbedrag opgelegde geldboetes .....................................................................................................€ 3.415.569 – totaalbedrag ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel ............................................................... € 1.176.700 – totaalbedrag toegekende schadevergoeding ........................................................................................€ 2.146.742
1
Hierin zijn niet meegenomen de resultaten in het kader van de landelijke aanpak kinderporno (zie paragraaf 2.3), nu dit de cijfers in vergelijking met voorgaande jaren ernstig zou vertekenen.
2 Gerelateerd aan opgeloste aangiften; daar bij milieuonderzoeken veelal geen sprake is van aangiftegerelateerde delicten, betreft dit het aantal strafbare feiten exclusief de onderzoeken naar milieucriminaliteit. De overige aantallen onder de kop Opsporingsresultaten in 2011 zijn wel inclusief milieu.
hoofdsTuk 1 | de orGAnisATiesTrucTuur vAn heT BovenreGionAAl recherche overleG
hoofdsTuk 1 | de orGAnisATiesTrucTuur vAn heT BovenreGionAAl recherche overleG 1.1 Inleiding
PAG. 14
In 2003 werd door de ministers van BZK en Justitie besloten tot het oprichten van bovenregionale rechercheteams. Verspreid over Nederland zijn samenwerkingsverbanden ingericht tussen (twee of meer) aangrenzende regio’s en zijn opsporingsteams gevormd, telkens bestaande uit politiemensen van de aangesloten regio’s. Bij de betrokken regio’s is hiertoe 1% van de capaciteit afgeroomd. Aan het oprichten van deze teams lag de constatering ten grondslag dat er door de politieregio’s in het algemeen onvoldoende capaciteit werd ingezet voor de opsporing van vormen van zogenoemde middencriminaliteit waarbij de daders in meerdere regio’s misdrijven plegen. De bovenregionale rechercheteams zijn dan ook specifiek opgericht om middencriminaliteit in een bovenregionale verschijningsvorm aan te pakken. Ter bestrijding van de zogenaamde horizontale fraude werden bovendien de interregionale fraudeteams (IFT’s) bij de bovenregionale recherche (BR) ondergebracht. Om te waarborgen dat de opsporingscapaciteit van de BR daadwerkelijk voor bovenregionale middencriminaliteit en horizontale fraude wordt ingezet, is de besluitvorming rond toewijzing van onderzoeken belegd bij het Bovenregionaal Recherche Overleg (BRO) bestaande uit twee hoofdofficieren van justitie, twee korpschefs en twee korpsbeheerders.1 Leidend voor de besluitvorming van het BRO is een aantal criteria2 waaraan een onderzoek dient te voldoen, wil het aan de BR worden toegewezen. In 2005 werden ook de interregionale milieuteams (IMT’s) bij de bovenregionale recherche ondergebracht. De besluitvorming omtrent de IMT-onderzoeken is belegd bij de Milieukamer; sinds 2010 wordt deze besluitvorming ondersteund door het stafbureau BRO.3 In dit jaarverslag wordt door het BRO verantwoording afgelegd over de inzet van BR-capaciteit. Tevens worden relevante ontwikkelingen beschreven met betrekking tot het BRO, de BR en het stafbureau BRO. Bijdragen per afzonderlijke BR-eenheid zijn onderdeel van dit jaarverslag.4 1.2 Organisatieontwikkelingen van het BRO en het stafbureau BRO5 1.2.1. Het BRO Het BRO is samengesteld in lijn met de bestuurlijke driehoeken van de regio’s. In 2011 bestond het BRO uit: – Mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, hoofdofficier van het arrondissementsparket ’s-Hertogenbosch (voorzitter);
– Mr. G.T. Hofstee, hoofdofficier van het arrondissementsparket Amsterdam (plaatsvervangend voorzitter); – E.C. Bakker, korpsbeheerder van de politieregio Gooi en Vechtstreek (tot 1 maart 2011); – Drs. H.M.F. Bruls, korpsbeheerder van de politieregio Limburg Noord (vanaf 1 mei 2011); – P.J. Aalbersberg, korpschef van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, en – C.J. Heijsman, korpschef van de regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland. Als adviserende leden namen deel: – Mr. P.J.J. van Hagen, landelijk coördinerend BR-officier van justitie; – Drs. L.J. Brinkman EMPM, hoofd Dienst IPOL (KLPD); – F.A.P.P van Eenbergen, senior beleidsmedewerker stafbureau BRO; – Mr. E.M. Bader, beleidsmedewerker stafbureau BRO, en – L. Zweep Msc, beleidsmedewerker/criminoloog stafbureau BRO. Nagenoeg wekelijks zijn door het BRO een of meer beslissingen genomen met betrekking tot onderzoeksvoorstellen.6 Het BRO heeft verder in 2011 overleg gevoerd over algemene, beleidsmatige aangelegenheden. De belangrijkste agendapunten waren: – het (door)ontwikkelen van de monitor bovenregionale middencriminaliteit; – de ontwikkelingen omtrent de herziening van het politiebestel; – de vaststelling van de prestatieverwachtingen 2012 van de BR; – de rol van de BR bij het bestrijden van kinderporno7; – de (door)ontwikkeling van een Fluïde Netwerken Aanpak8, en – de geïntensiveerde aanpak van overvallen door de BR onder sturing van een Nationale Stuurploeg Overvallen (NSO)9. 1.2.2. Het stafbureau BRO Het stafbureau BRO bestond in 2011 uit de volgende personen: Openbaar Ministerie: – Mr. P.J.J. van Hagen, landelijk coördinerend BR-officier van justitie; – F.A.P.P. van Eenbergen, senior beleidsmedewerker; – Mr. E.M. Bader, beleidsmedewerker; – L. van den Oord, managementassistente; – L. Zweep Msc, beleidsmedewerker/criminologe (tot 1 oktober 2011); – Mr. D.W.J.C. van der Kolk, beleidsmedewerker; Dienst IPOL (KLPD):
1 In 2011 is dit feitelijk ingevuld door één korpsbeheerder, in de vacature van de tweede korpsbeheerder is vanuit het KBB niet voorzien. 2 Het dient te gaan om a. tactische en financiële opsporingsonderzoeken, alsmede het afhandelen van internationale rechtshulpverzoeken, naar vormen van middencriminaliteit die criminele groeperingen betreffen die in verschillende politieregio’s actief zijn of criminele verschijnselen betreffen die zich in samenhang voordoen in het gehele land en de regionale recherchedienst van een politieregio gedurende te lange tijd te zwaar zouden belasten, b. het verrichten van zware en middelzware opsporingsonderzoeken, alsmede het afhandelen van internationale rechtshulpverzoeken naar horizontale fraude in het samenwerkingsgebied of binnen het toegewezen taakaccent. De taakafbakening van de BR vloeit enerzijds voort uit de taakomschrijving van de Nationale Recherche en anderzijds uit de werkzaamheden van de regionale recherche. Het gaat om aangiftegerelateerde criminaliteit, strafbare feiten waarvan bedrijfsleven en burgers het slachtoffer zijn. Daarnaast worden aspecten meegenomen als criminaliteitsbeeld, ernst, omvang en zichtbaarheid van de criminele activiteiten, inspanningen door de andere rechercheniveaus (nationaal en regionaal), de beschikbare BR-capaciteit en de benodigde onderzoekscapaciteit. De onderzoeken hebben een doorlooptijd van maximaal 6 maanden. [Bronnen: Instructie bovenregionale rechercheonderzoeken van het College van Procureurs-generaal; Regeling nationale en bovenregionale recherche]
De werkzaamheden binnen het stafbureau BRO beslaan onder meer het opstellen van beleidsnotities ter voorbereiding en ondersteuning van besluitvorming door het BRO, maar ook het omtrent BR-aangelegenheden verstrekken van informatie aan en advisering van de betrokken ministeries, arrondissementsparketten, het College van procureurs-generaal en het Parket-Generaal, Landelijk Parket, Functioneel Parket, het OMKP, de Board Opsporing en overige ambtelijke overlegstructuren of –organisaties, alsmede branchegerelateerde organisaties. Daarnaast fungeert het stafbureau BRO in voorkomende gevallen als coördinatie- en informatiepunt ten behoeve van besluitvorming door de gezamenlijke BR-eenheden. Sinds 2010 is de besluitvorming omtrent de toewijzing van rechercheonderzoeken aan de BR-eenheden door het BRO gemandateerd aan het stafbureau BRO. Het BRO wordt van ieder besluit in kennis gesteld en kan desgewenst interveniëren. In politiek of anderszins meer gevoelige dossiers wordt het BRO eerst geconsulteerd of verzocht om besluitvorming. In verband met de synchronisatie van de BRO- en MKprocedures worden door het stafbureau BRO/MK10 op vergelijkbare wijze de onderzoeksvoorstellen ten behoeve van de IMT’s beoordeeld. Naast de sturing op vanuit de bovenregionale stuur-/ préweeggroepen ingediende BR-onderzoeken is er ook sprake van top down-sturing door het BRO en de MK, nu vanuit het BRO/MK ook IPOL-préweegdocumenten of prioriteitsadviezen ter projectvoorbereiding of operationeel onderzoek worden toegewezen aan de BR. Structurele overleggen waarbij het stafbureau BRO is betrokken zijn onder meer de vergaderingen van het BRO, het BR Platform, het BR Hoofdenoverleg en de Operationele overleggen middencriminaliteit en fraude. Naast deze structurele overleggen vond er ad-hoc afstemming plaats met onder andere het Parket-Generaal, officieren van justitie van de centrumparketten, de BR-hoofden en de dienstleiding IPOL. Aan het BR-platform, dat onder voorzitterschap staat van de landelijk coördinerend BR-officier van justitie, wordt deelgenomen door de BR-officieren van justitie van de centrumparketten, de BR-hoofden, leden van het stafbureau BRO en vertegenwoordigers van het ParketGeneraal, het Functioneel Parket en de ministeries van Veiligheid en Justitie en van BZK. In het Platform worden uiteenlopende ontwikkelingen en beleidsonderwerpen besproken. In 2011 kwamen onder meer de navolgende onderwerpen aan de orde:
– de hervorming van het politiebestel; – de geïntensiveerde aanpak van overvallen; – de productie van bestuurlijke rapportages door de BR, en – de aanpak van kinderpornozaken. 1.3 Het werkveld van de Bovenregionale Recherche Conform de doelstelling heeft de BR in 2011 primair onderzoeken verricht in het kader van de handhavingsthema’s die op het gebied van middencriminaliteit spelen. Naast traditionele aandachtsvelden als woning- en bedrijfsinbraken, ramkraken, overvallen en voertuigdiefstallen, betreft dit ook bijvoorbeeld computercriminaliteit (met name klassieke delicten in een nieuwe gedaante, zoals oplichting via internet en verspreiding van kinderporno) en de aanpak van criminele allochtone jongeren en veelplegers (via dadergerichte aanpakstrategieën). De IFT’s hebben hun taakstelling in de afhandeling van onderzoeken naar horizontale fraude, dat wil zeggen fraude tussen burgers of bedrijven onderling, dit in tegenstelling tot de verticale fraude waarbij betrokkenheid van overheden centraal staat. Fraudevormen als faillissementsfraude, hypotheekfraude, skimming en bancaire fraude behoren tot de standaardonderzoeken van de BR. De BR vervult niet alleen op operationeel niveau een belangrijke rol in de bestrijding van horizontale fraude. Ook het uitleren van expertise op dit terrein kan tot de nadrukkelijke taakvelden van de BR worden gerekend. Naast de IFT’s zijn ook de Fraudemeldpunten (FMP), hoewel formeel OM-gelabeld, veelal ondergebracht in de BR-structuur.11 Naast middencriminaliteit en fraude behoort ook milieucriminaliteit tot het werkveld van de BR. De IMT’s verrichten onderzoeken naar bovenregionale en/of ketengerelateerde milieucriminaliteit.12 Het handhavingsthema ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel maakt waar mogelijk standaard onderdeel uit van de onderzoeksvoorstellen van de BR. In lijn van de werkwijze van de BR wordt het “afnemen” als doel gezien, waaronder naast verbeurdverklaring of strafrechtelijke ontneming ook fiscale en civielrechtelijke acties vallen.13 Bovendien geldt daarbij dat er aandacht wordt besteed aan het opsporen van en beslag leggen op vermogensbestanddelen, zodat er betere verhaalsmogelijkheden zijn voor het executeren van ontnemingssancties. Internationale samenwerking krijgt al jaren vorm door uitvoering van buitenlandse rechtshulpverzoeken14. Er moet dan sprake zijn van een bovenregionaal karakter,
3 Zie daaromtrent hoofdstuk 4. 4 Zie de hoofdstukken 5 tot en met 11. 5 Zie ook bijlage 1. 6 Dit geschiedt via een model van gemandateerde besluitvorming (zie nader paragraaf 1.2.2). 7 Zie paragraaf 2.3. 8 Zie paragraaf 2.1.1. 9 Zie paragraaf 2.4.
PAG. 15
– Drs. P.W. van der Beek, adviseur expertise, en – C. Naaktgeboren, specialist expertise.
PAG. 16
bijvoorbeeld strafbare feiten die zich als patroon voordoen in heel Nederland of een bepaalde streek en/of steeds opnieuw door het buitenland onder de aandacht worden gebracht en daarom efficiënter gecombineerd kunnen worden aangepakt, dan telkens ad hoc op regionaal niveau. Verder worden rechtshulpverzoeken afgedaan waarbij de aan Nederland gevraagde onderzoekshandelingen aansluiten bij een door de BR uitgevoerd onderzoek of passend zijn binnen de onderzoeksthematiek van de BR. In 2011 werden zo door de BR diverse rechtshulpverzoeken uitgevoerd. In een aantal gevallen werd bovendien door onderzoeksteams een rechtshulpverzoek aan het buitenland gedaan. Daarnaast wordt vanuit het BRO voorgestaan dat bij onderzoeken naar grensoverschrijdende vormen van (midden)criminaliteit contact met de autoriteiten van (mogelijk) betrokken andere landen wordt gezocht om te bezien of er sprake kan zijn van een vorm van gezamenlijk onderzoek met de (andere) betrokken landen. De aanpak van criminaliteit door de BR kenmerkt zich door een aanpak die niet alleen is gericht op het opsporen en aanhouden van verdachten ter vervolging, maar ook op het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. In zogenoemde bestuurlijke rapportages15 worden hiertoe door de BR adviezen vastgelegd met betrekking tot het nemen van technische of procedurele maatregelen, die de gelegenheid tot het plegen van de strafbare feiten beperkt. Daarbij wordt met name een rol toegedicht aan overheidsinstanties, maar ook aan het bedrijfsleven (eventueel brancheorganisaties). Onze samenleving wordt geconfronteerd met (veranderende) verschijningsvormen van criminaliteit (bijvoorbeeld oplichting, kinderporno en heling via internet) die andere of nieuwe eisen stellen aan de opsporing. Ook de criminelen zelf dwingen de politie tot een andere aanpak. Ze zijn zich in toenemende mate bewust van de opsporingsmethodieken waarover de politie kan beschikken. Dit vergt niet alleen een andere aanpak van de criminelen als zodanig, maar doet ook een beroep op de inventiviteit van de opsporingsinstanties. Vanouds beschouwen de BR en het BRO het als een taak om te komen tot innovatieve aanpak bij het opsporen van verdachten. De BR is in zoverre ook te beschouwen als een platform op dit gebied. De eenheden wisselen namelijk onderling opsporingservaringen en best practices uit om te komen tot optimale opsporing. Daarnaast leidt de bovenregionale opsporing door de BR onder meer ook tot verbeteringen in de wederzijdse informatiedeling met de regio’s en tot (betere) procedures omtrent samenwerking.
10 Het OM-deel van het stafbureau BRO fungeert sinds 2010 eveneens als stafbureau MK, gezamenlijk met M.C. van Leeuwen, specialist expertise van de Dienst IPOL. 11 Het in stand houden van een fraudemeldpunt als nadrukkelijke taak voor de BR vloeit ook voort uit artikel 8 van de Regeling nationale en bovenregionale recherche. 12 Voor wat betreft de IMT-activiteiten wordt verwezen naar hoofdstuk 4. 13 Gedacht kan worden aan vormen van publiek-private samenwerking (PPS) tussen BR en brancheorganisaties. 14 Bij een aantal BR-eenheden is organisatorisch tevens een IRC ondergebracht. 15 Zie paragrafen 3.5 en 4.3.5.
hoofdsTuk 2 | onTwikkelinGen in 2011
hoofdsTuk 2 | onTwikkelinGen in 2011
2.1 Sturing door het BRO
PAG. 18
2.1.1 De monitor BRM Sinds 2006 maakt de Dienst IPOL van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) in opdracht van het BRO het tactische monitorbericht bovenregionale middencriminaliteit (monitor BRM). De monitor vervult een radarfunctie op vormen van bovenregionale middencriminaliteit en past binnen de beleidscyclus van het Nationaal Intelligence Model (NIM) van de Nederlandse politie. Het doel van de monitor is de tactische besluitvorming op nationaal niveau te ondersteunen. Op basis van actuele en betrouwbare informatie en analyses, dienen rationele onderzoekskeuzes gemaakt te worden. De monitor biedt overzichten van diverse vormen van middencriminaliteit. Door dit op een consistente manier inzichtelijk te maken worden de diverse criminaliteitsgebieden met elkaar vergeleken. Primair zijn deze analyses bedoeld om het BRO inzicht te verschaffen in de aard en omvang van de verschillende vormen van middencriminaliteit. Het ontwikkelen van analyses met een dadergerichte focus heeft in de monitorberichten een prominente plaats gekregen. In 2010 heeft het team Overzicht en Inzicht van de Dienst IPOL hiervoor een nieuwe methode ontwikkeld: de Fluïde Netwerken Aanpak (FNA). De definitie van een fluïde netwerk is een sociaal-crimineel netwerk van personen afkomstig uit dezelfde buurt, wijk, stad of regio, dat zich in wisselende samenstelling schuldig maakt aan verschillende vormen van criminaliteit. Met de FNA wil de Dienst IPOL een landelijk overzicht van bovenregionaal opererende fluïde netwerken creëren. Dit overzicht is vervolgens geschikt om te adviseren in de aanpak van die criminele netwerken waarvan de maatschappij de meeste overlast ervaart. In 2011 is deze FNA doorontwikkeld naar de standaardanalyse op de drie door het BRO geprioriteerde aandachtsvelden overvallen, woninginbraken en ladingdiefstallen. In de in 2011 uitgebrachte monitoren BRM zijn volgens deze methodiek 23 netwerken beschreven. Vanuit deze netwerkanalyses kan het BRO besluiten om op een daaruit gesignaleerde dadergroep een opdracht tot projectvoorbereiding weg te zetten bij een BR-eenheid. Ontwikkelingen rond andere criminaliteitsgebieden zoals ramkraken, bedrijfsinbraken en voertuigcriminaliteit worden niet meer nadrukkelijk beschreven in de monitor, maar maken nog wel onderdeel uit van een brede kwantitatieve scan. 2.1.2 Capaciteit onder druk Het BRO is ook in 2011 in toenemende mate geconfronteerd met claims op het reservoir van ervaren BRrechercheurs ten behoeve van andere onderzoeken dan naar bovenregionale middencriminaliteit en horizontale fraude. Voor een deel is dit toe te schrijven aan de
omstandigheid dat bijvoorbeeld in het kader van een programmatische aanpak soms ook een aandeel van de BR wordt verwacht. Voor een ander deel houdt dit verband met verschillende definities die worden gehanteerd en door het gebruik in beleidsdocumenten van begrippen als “bovenregionale samenwerkingsverbanden”, die soms één op één worden vertaald met “bovenregionale recherche”. Ook worden wel eens met een oog op de BRcapaciteit voorstellen geformuleerd voor de aanpak van een criminaliteitsprobleem dat op landelijk of regionaal niveau onvoldoende aandacht krijgt. Een belangrijk voorbeeld daarvan is de in paragraaf 2.3 nader behandelde landelijke aanpak van de werkvoorraad kinderpornozaken. Een ander voorbeeld betreft de reservering van het cluster Breda van de BRZN ten behoeve van de aanpak van de georganiseerde criminaliteit rond hennepteelt in Noord-Brabant. Door een aantal gewelddadige incidenten die in relatie werden gebracht met de georganiseerde criminaliteit rond de hennepteelt is in december 2010 door de minister van VenJ in overleg met de burgemeesters van de 5 grootste Brabantse gemeenten besloten om een taskforce in te richten. Deze Taskforce B5 kent een multidisciplinaire samenstelling met vertegenwoordiging uit de gemeenten Tilburg, Breda, Eindhoven, Helmond en ‘s-Hertogenbosch, het OM, de politie, de Koninklijke Marechaussee en de Belastingdienst. Als doelstelling is een intensivering van de bestuurlijke en justitiële aanpak van de (drugsgerelateerde) georganiseerde misdaad in Noord-Brabant geformuleerd. De uitvoering van deze doelstelling geschiedt onder meer door het organiseren van één operationeel politieteam dat langdurig de georganiseerde hennepteelt aanpakt.1 Door het BRO is ingestemd met de inzet van een operationeel cluster van de BRZN binnen de formatie van dat team, bedoeld om opsporingsonderzoeken te verrichten naar een aantal benoemde CSV’s op het gebied van de georganiseerde hennepteelt.2 Verder ontving het BRO ook in 2011 verzoeken tot de inzet van BR-personeel in TGO’s of andere onderzoeken. Vooral bij de stedelijke (“grijze”) BR-eenheden, welke steeds een geïntegreerd onderdeel vormen van de regionale recherche, wordt het tekort aan regionale recherchecapaciteit tamelijk eenvoudig gecompenseerd met de tijdelijke inzet van BR-personeel. Maar ook de afzonderlijk gestructureerde capaciteit van de “groene” BR-eenheden wordt soms aangesproken vanwege de urgentie van regionale (TGO-) onderzoeken. Via dergelijke bijstandsverzoeken aan het BRO is er in 2011 onder meer BR-capaciteit beschikbaar gesteld ten behoeve van het onderzoek naar de zware overval op een gelddepot in Amsterdam (TGO Nepos) en het vervolgonderzoek naar de vuurwerkramp in Enschede. Ook in het kader van de sturing op overvalonderzoeken door
1 Andere getroffen maatregelen betreffen de inzet van de NR en de KMar, een actief vervolgingsbeleid door het OM, bestuurlijke maatregelen als sluiting van coffeeshops en drugspanden en verscherpte inzet van de BIBOB-mogelijkheden, fiscale naheffingen door de Belastingdienst en intensivering van het afnemen van crimineel vermogen (brief Minister van VenJ aan de Tweede Kamer d.d. 3 december 2010). Dit alles geschiedt in het kader van een “georganiseerde overheid tegenover de georganiseerde criminaliteit” (citaat van de minister van VenJ in: Tweede Kamer vergaderjaar 2011-2012, 29 911, nr. 60 Verslag van een algemeen overleg d.d. 1 februari 2012). Zie ook het artikel “Operatie Sneeuwvlok” in: Opportuun jaargang 18 nummer 2 (februari 2012), pagina 22. 2 Zie voor meer informatie omtrent de inzet van de BRZN in het kader van de Taskforce B5 het eigen jaarverslag 2011 van de BRZN. 3 Zie omtrent de NSO verder paragraaf 2.4
De BR-structuur is echter opgericht vanwege de gebleken achterblijvende aanpak van middencriminaliteit, in het bijzonder wanneer er daarbij sprake was van een bovenregionaal karakter. De beslissingsstructuur (BRO), de werkwijze en de criteria die worden gehanteerd (met name ten aanzien van de maximale onderzoeksduur)4 moeten veiligstellen dat zo veel mogelijk onderzoeken in het segment middencriminaliteit kunnen worden verricht met de beschikbare capaciteit. Er bestaat overigens geen sluitende definitie van middencriminaliteit. In het algemeen gaat het om zogenoemde aangiftecriminaliteit, derhalve feiten waar burgers en het bedrijfsleven direct mee geconfronteerd worden of hinder van ondervinden. Onderzoeken naar zware georganiseerde criminaliteit leggen door hun aard zowel qua menskracht als tijdsduur een te groot beslag op de BR-capaciteit en behoren tot het taakveld van de NR en de afdelingen zware criminaliteit van de politieregio’s. Via de exclusieve toewijzingsrol van het BRO wordt er voor gezorgd dat de BR-capaciteit ook daadwerkelijk zo veel mogelijk beschikbaar blijft voor datgene waartoe deze in het leven is geroepen. 2.2 De BR en de intensiveringsprogramma’s/Operatie Opsporing In 2011 zijn de drie intensiveringsprogramma’s5 cybercrime, financieel-economische criminaliteit (FinEC) en georganiseerde misdaad afgerond6. Vele binnen deze programma’s ontwikkelde visies, werkprocessen, structuren, opleidingen en middelen zijn inmiddels geïncorporeerd en veelal gestandaardiseerd binnen de werkwijze van de politie, het OM of het bestuur, of worden in 2012 voortgezet binnen (vooral) het programma Ondermijning.7 De BR heeft in het kader van de intensiveringprogramma’s deelgenomen aan diverse proeftuinen of projecten. In 2011 heeft de BR NwN verder geparticipeerd in de proeftuin omtrent internetgerelateerde fraude en heling (resulterende in het veelbezochte Meldpunt Internetoplichting). De BRZN heeft vanuit haar geledingen de kwartiermaker geleverd voor de voorbereidingen van het
Landelijke Skimmingpoint8; ook operationeel levert de BR hieraan een bijdrage door het verrichten van door dit Landelijke Skimmingpoint aangedragen onderzoeken. De aanbevelingen uit de bestuurlijke rapportage van de bij de BRNON gedraaide proeftuin Mezel9 (naar het fenomeen duplovoertuigen) zijn in 2011 geconcretiseerd in onder meer publieksvoorlichting en het overnemen van aanbevelingen door de grote Automotive verzekeraars.10 Het FinEC-programma is in 2011 voortgezet in het ketenprogramma Afpakken. De ervaringen uit onder meer de drie FinEC-pilots bij de BR NON, de BRZN en de BR Rotterdam-Rijnmond zijn daarin meegenomen, en aanbevelingen zijn beschreven in de in 2011 uitgebrachte nieuwe editie van het Kookboek met recepten tegen Fout geld. De BRNON heeft een nadrukkelijke rol gespeeld bij de totstandkoming van het landelijke Convenant Aanpak Verzekeringsfraude.11 2.3 De aanpak van de landelijke werkvoorraad kinderporno Aanleiding en start In juni 2009 besloot het BRO gedurende twee jaar BRcapaciteit beschikbaar te stellen voor de aanpak van de werkvoorraad12 kinderporno. Dit besluit kwam voort uit toezeggingen door de minister van Justitie aan de Tweede Kamer13 en een verzoek van de Regiegroep Kinderporno om een bijdrage te leveren aan de aanpak van de oplopende werkvoorraad kinderporno. De werkvoorraad bedroeg op dat moment ongeveer 800-1000 regionale en landelijke zaken. De Regiegroep beoogde een samenwerkingsverband tussen de BR en de politieregio’s bij de verwerking van de werkvoorraad.14 Deze samenwerking werd ingegeven door het feit dat de aanpak van kinderporno niet tot de reguliere taken van de BR behoort. Daarom beschikte de BR ook niet over de vereiste zedenexpertise. Sinds januari 2010 zijn alle BR-eenheden operationeel actief op het “dossier kinderporno”. De BR NON verzorgt ten behoeve van alle BR-eenheden de centrale intake van de onderzoeksdossiers en verzorgt de voorbereiding, de registratie en het uitzetten van de onderzoeken. Door de BR-eenheden is geïnvesteerd in de opleiding van hun personeel ten einde deze bulkvoorraad aan kinderpornozaken te kunnen verwerken. In 2011 is door het BRO
4 In 2011 is naast de onderzoeksduur ook de begroting in fte-uren als een bepalende sturingsfactor gehanteerd (zie verder hoofdstuk 3, paragraaf 4). 5 Bij de politie bekend onder de benaming Operatie Opsporing. 6 Een beschrijving van deze intensiveringsprogramma’s en de rol van de BR daarbij is terug te lezen in voorgaande jaarverslagen BRO. 7 Het landelijke opsporings- en vervolgingsbeleid zal de komende jaren gestalte krijgen via een drietal pijlers: aanpak van Veelvoorkomende Criminaliteit, aanpak van High Impact Crime en aanpak van Ondermijning (Georganiseerde misdaad)(zie het OM-visiedocument Perspectief op 2015 en het stategiedocument Strategie aanpak criminaliteit 2011-2015 van de Raad van Korpschefs). 8 Dit platform betreft een samenwerkingsverband van de bancaire sector, politie en OM om alle kennis en informatie over skimming te bundelen en landelijk en internationaal ter beschikking te stellen, en is fysiek ondergebracht bij de politie Midden- en West-Brabant te Breda. Er wordt nauw samengewerkt met de Electronic Crimes Taskforce van de KLPD, het IBGW, de BR ZW en BR ZN en Europol (bronnen: Nieuwsbrief Intensiveringsprogramma’s (OM) december 2011 en Nieuwsbrief Operatie Opsporing, jaargang 4 nummer 6 (december 2011)). Zie ook het artikel “Lastig, als je niet kan pinnen” in: Opportuun (relatiemagazine Openbaar Ministerie) jaargang 18 nummer 4 (april 2012). 9 Zie het jaarverslag BRO 2010, hoofdstuk 6 (beschrijving bestuurlijke rapportage Mezel) en Jaarverslag BRO 2009, hoofdstuk 11 (beschrijving onderzoek Mezel). 10 Bron: Nieuwsbrief Intensiveringsprogramma’s (OM) juni 2011. 11 Bron: Nieuwsbrief Intensiveringsprogramma’s (OM) februari 2011. 12 De ‘werkvoorraad’ is het geheel van zaken die zijn ingenomen maar (nog) niet zijn afgehandeld, inclusief de zaken die al in behandeling zijn. 13 Tweede Kamer vergaderjaar 2008-2009, Handelingen nr. 54 d.d. 12-02-2009. 14 Zoals beschreven in het Plan van aanpak van de Landelijke Regiegroep Kinderporno.
PAG. 19
de onder BRO-mandaat fungerende Nationale Stuurploeg Overvallen (NSO) is een aantal keren BR-capaciteit toegevoegd aan regionale overvallenteams.3
PAG. 20
besloten om de inzet van BR-capaciteit bij de aanpak van kinderporno te verlengen tot tenminste 2012.15 Overigens is de betrokkenheid van de BR bij het thema kinderporno breder dan de landelijke aanpak van downloaders. Eerder al was met name de BR Rotterdam betrokken bij de thematische aanpak van kinderporno, en werd in dit kader ook geparticipeerd in de proeftuin Zambezi.16 De BRZN verrichte een uit de regio Limburg Zuid overgenomen onderzoek naar een modellenbureau dat ook kinderpornografische opnamen produceerde (BRZ151).17 De BR NwN heeft in onderzoek Santiago de praktijken van de (toenmalig) voorzitter van de vereniging Martijn onderzocht, hetgeen heeft geresulteerd in een veroordeling door de rechtbank Haarlem tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zijn computers periodiek moet laten controleren door de politie.18 Zaken - Downloaders De werkvoorraad kinderporno bestaat uit zowel zaken bij de regio als zaken bij het KLPD. De zaken bij het KLPD betreffen veelal creditcardnummers en/of IP-adressen van Nederlandse inwoners die op een (vaak buitenlandse) website kinderpornografisch materiaal hebben aangekocht. Het gaat dan om grote hoeveelheden dossiers die in één keer worden overgedragen aan de Nederlandse politie. Voor de BR fungeerde het onderzoek Storm als een startpunt. Daarin kwamen 800 creditcardnummers voor waarmee kinderporno was aangekocht, welke nummers te herleiden waren tot ongeveer 200 individuen op Nederlandse bodem. Daarna zijn er nog meerdere van dergelijke “containerdossiers” uitgezet bij de diverse BR-eenheden.19 Ook in 2011 hebben op tientallen adressen zoekingen plaatsgevonden en zijn vele verdachten aangehouden en gehoord. Om de slagkracht in de aanpak van kinderporno te vergroten is er in een aantal gevallen voor gekozen om met de betrokken regio(‘s) een afzonderlijk kinderpornoteam op te zetten (zoals bij de BR Haaglanden en de BR Midden-Nederland; in 2012 wordt ook bij de BRZN en de BR NON een dergelijk team ingericht). Bij de BR NON, waar met het dossier Astral als eerste
ervaringen werden opgedaan met de aanpak van kinderporno-downloaders, is in 2011 door een recherchekundige aan de hand van de Astralzaken een studie verricht naar daderprofielen van kinderporno-downloaders. Hieruit kunnen selectiecriteria worden vastgesteld ten behoeve van prioritering bij de aanpak van grote hoeveelheden kinderpornozaken.20 Dezelfde recherchekundige heeft ook de eerste fase van het Astral-onderzoek geëvalueerd en heeft aanbevelingen geformuleerd met betrekking tot de aanpak van en sturing op zo’n grote hoeveelheid kinderpornodossiers.21 Deze aanbevelingen zijn ter kennis gebracht van de Nationale Stuurploeg Kinderporno.22 2.4 De aanpak van overvallen door de BR en de Nationale Stuurploeg Overvallen Het fenomeen “overvallen” heeft al gedurende enige jaren bijzondere aandacht van de bovenregionale recherche en het BRO. Na een thematische aanpak van overvallen23, en aansluitend een project Intensivering Bovenregionale Opsporing Overvallen24, is sinds 1 januari 2011 de onder mandaat van het BRO gepositioneerde Nationale Stuurploeg Overvallen (NSO) actief. De NSO25 besluit op basis van prioriteitsadviezen die de Dienst IPOL maakt op overvallen van de categorie 326, over de inzet van de BR op het betreffende onderzoek.27
15 Zie omtrent de rol van de BR bij de aanpak van kinderporno ook het artikel “Alert op misbruik” in: Blauw jaargang 7, nr. 17/18 (24 september 2011), pag. 48. 16 Zie paragraaf 2.1.2 en hoofdstuk 13 van het BRO jaarverslag 2009. Een aantal resultaten van de in oktober 2011 afgesloten proeftuin Zambezi zijn terug te vinden in de Nieuwsbrief Operatie Opsporing van juni 2011 en de Nieuwsbrief Intensiveringsprogramma’s (OM) van december 2011. 17 Zie hoofdstuk 11 van dit jaarverslag. 18 LJN: BT9003, Rechtbank Haarlem 18-10-2011, 15/741046-10. 19 Tot en met 31 december 2011 waren door de BR NON in totaal 893 dossiers uitgezet bij de zeven BR-eenheden (bron: tabel 4 in het BR NON jaarverslag 2011, pag. 18). 20 J. Snijders – Kijk op de kijker, onderzoek naar downloaders van kinderporno (Deventer, mei 2011). 21 J. Snijders – Zedenrechercheur overbelast? Evaluatie van het onderzoek Astral naar de inzet van zedenspecialisten (Zwolle, april 2011). 22 De Nationale Stuurploeg Kinderporno is geformeerd ten einde binnen de kaders van de toekomstige Nationale Politie onder meer een landelijke sturing te verwezenlijken op de aanpak van kinderporno. 23 Zie jaarverslag BRO 2008, paragraaf 1.3.2 en jaarverslag BRO 2009, paragraaf 2.1.2. 24 Zie jaarverslag BRO 2010, paragraaf 2.4. 25 Ingesteld conform aanbeveling 17 in het Actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit van de Taskforce Overvallen (januari 2011). 26 Via de systematiek van vroegsignalering wordt een gepleegde overval door de regio zo snel mogelijk aan de Dienst IPOL gemeld, waarna het incident beoordeeld wordt op de zwaarte (categorie 1, 2 of 3). Bij de zwaarste categorie (3) is sprake van een grote mate van georganiseerdheid van de dadergroep. Veelal zal zo’n dadergroep ook bovenregionaal actief zijn, waardoor deze categorie 3 het meest aangewezen is om onder de caseload van de BR te worden gebracht. 27 Dat laat overigens onverlet dat de BR ook vanuit de “bottom up”-lijn overvalonderzoeken kan opstarten, hetgeen in 2011 ook in een aantal gevallen is gebeurd, onder meer v.w.b. overvallen op woningen (waaronder ook ripdeals), een categorie die bij de NSO-monitoring (behoudens de toetsing van de categorie 2-lijst) minder frequent voorkomt.
De NSO bestond in 2011 uit: – Mr. P.J.J. van Hagen, landelijk coördinerend BR-officier van justitie (vz.) (tot 1 november 2011); – Mr. F.A.M. Pommer, landelijk coördinerend officier van justitie overvallen (vz.) (sinds 1 november 2011; lid NSO sinds 1 augustus 2011); – dhr. G.Th. den Uyl, plv. korpschef Zuid-Holland-Zuid (lid) (tot 15 november 2011); – H.A.M. Schalken, plv. korpschef Brabant Zuid-Oost (lid) (sinds 15 november 2011); – mw. drs. L.J. Brinkman EMPM, hoofd Dienst IPOL (lid); – dhr. T. Koopman, hoofd BR MN (adviserend lid); – dhr. J. van der Stap, landelijk overvalcoördinator (adviserend lid); – L. Zweep Msc, criminoloog stafbureau BRO (secr.) (tot 1 oktober 2011), en – Mr. E.M. Bader, beleidsmedewerker stafbureau BRO (secr.) (sinds 1 oktober 2011). In de tweewekelijkse NSO-vergaderingen wordt de actuele stand van zaken besproken van de bij de NSO in monitoring zijnde overvalonderzoeken van de categorie 3, zoals deze in onderzoek zijn bij de BR-eenheden of bij de regionale overvalteams/recherche. Nieuwe overvalonderzoeken van deze categorie worden door de Dienst IPOL gemeld bij het stafbureau BRO door middel van een prioriteitsadvies, waarna deze worden besproken in de eerstvolgende NSO-vergadering. Aan de hand van de eveneens besproken lijst met categorie 2-overvallen, zoals deze voor iedere NSO-vergadering door de Dienst IPOL wordt opgesteld, kunnen nieuwe onderzoeken worden “opgewaardeerd” naar categorie 3 en daarmee aan de monitoring door de NSO worden toegevoegd. Het stafbureau BRO bevraagt, via tussenkomst van de Landelijk Overvalcoördinator of rechtstreeks, de regionaal overvalcoördinatoren naar de voortgang en verwerkt dit in voortgangsrapportages en een Zicht op Zaken-lijst. Het NSO heeft een bemiddelende rol indien er knelpunten op capacitair niveau worden geconstateerd en kan bijvoorbeeld voor de regionale recherche bijstand vanuit de BR bewerkstelligen of een onderzoek volledig door de BR laten overnemen. In 2011 zijn 57 dossiers (waarbij ieder dossier uit meerdere overvallen kan bestaan) door de NSO gemonitord, waaronder de zware overvallen op gelddepots in Amsterdam (in onderzoek bij de regio Amsterdam-Amstelland, met bijstand door de BR Amsterdam) en Rotterdam (in onderzoek bij de BR Rotterdam). De meeste onderzoeken
die door de NSO zijn gemonitord betreffen overvallen op geldtransporten, juweliers en supermarkten. Op initiatief van de NSO is eind 2011 een bestuurlijke rapportage opgesteld omtrent het fenomeen “overvallen op geldlopers (bij het vullen van geldautomaten) vanuit naastgelegen leegstaande panden”, welke rapportage in januari 2012 is aangeboden aan banken, geldtransporteurs en betrokken overheidsinstanties. Door de NSO is ook bijgedragen aan de aanpak van overvalcriminaliteit door het opstellen van een plan van aanpak m.b.t. een “bovenregionale top X”, als onderdeel van het “Donkere Dagen Offensief ”28. Binnen deze aanpak zijn van een aantal zwaar recidiverende overvalplegers ketendossiers opgesteld om een geïntensiveerde aandacht voor deze subjecten te bewerkstelligen, zeker in de najaars-/winterperiode die traditiegetrouw gepaard gaat met een toename van het aantal overvallen. Vanuit de bevindingen uit de NSO-vergaderingen is in april 2011 door de NSO een brief opgesteld, gericht aan diverse bij de aanpak van overvallen betrokken instanties en colleges, waarin een aantal knelpunten zijn gesignaleerd en aanbevelingen tot verbetering worden gedaan. Als belangrijkste knelpunten werden benoemd: – Problemen in de informatiehuishouding. Onvolledige registratie van overvallen in de politiesystemen leidt tot problemen in de informatievoorziening, maakt het moeilijk verbanden tussen zaken bloot te leggen en beperkt de sturingsmogelijkheden op landelijk niveau. – Wisselende voortgang in de oprichting en invulling van overvallenteams en high impact crime teams in de regio’s. Hierdoor sluit de aanpak van categorie 3 overvallen onvoldoende aan bij een dekkende aanpak van categorie 1 en 2 zaken. – Diversiteit in de positionering en taken van de regionale overvalcoördinatoren. Het ontbreekt in een aantal regio’s aan een centraal en eenduidig aanspreekpunt voor de NSO, de Dienst IPOL en de BR. Dit heeft gevolgen voor de informatiedeling en de sturing. – Wisselende bekendheid met het bestaan van de NSO in de regio’s. Onbekendheid met de NSO bij de onderzoeksleiding in de regio’s leidt soms tot weerstand tegen NSO-bemoeienis en bemoeilijkt de monitoring en sturing.29 Een vijftal “operationele versnellers” zijn door de NSO in de brief van april 2011 benoemd: 1. Versterking van de heterdaadkracht door feitelijk gebruik van meldkamerreactieplannen bij overvallen, waaronder het “drie ringenmodel”. 2. Verbetering van PD- en buurtonderzoek en volledige uitvoering daarvan (inclusief gedegen getuigenverhoor) in alle gevallen.
28 Zie de rubriek “4 Vragen” in: Opportuun (relatiemagazine Openbaar Ministerie) jaargang 17 nummer 10 (oktober 2011), waarin de landelijk coördinerend officier van justitie overvallen (thans tevens voorzitter NSO) het Donkere Dagen Offensief toelicht.
PAG. 21
Daarnaast heeft de NSO tot taak problemen en tekortkomingen in het sturings- en informatieproces te signaleren richting de portefeuillehouders, de Board Opsporing en het College van procureurs-generaal.
PAG. 22
3. Gebruik van de Checklist Overvallen en registratie in de politiesystemen op basis daarvan (inclusief bijwerking bij voortgang onderzoek). 4. Realisatie van overvalcoördinatie in de regio’s binnen de juiste discipline en op het juiste niveau, te weten binnen de opsporing en met zeggenschap. 5. Inzet van alle strafvorderlijke mogelijkheden in de opsporing van overvallen (zoals bijvoorbeeld doorzoekingen die naast directe bewijsvergaring verbanden met meerdere overvallen zichtbaar kunnen maken). In september 2011 heeft er een tussentijdse evaluatie plaatsgevonden van het functioneren van de NSO. In de door het stafbureau BRO opgestelde rapportage worden een aantal knelpunten uit de brief van april 2011 herhaald; daarnaast is als signaal beschreven de opvallende oververtegenwoordiging van verdachten uit de regio Amsterdam bij de bovenregionale overvallen. De belangrijkste aanbevelingen uit het evaluatierapport betreffen: 1. Verbeteringen in de informatiepositie en –huishouding. De eerste drie “operationele versnellers” uit de brief van april 2011 verdienen hierbij aandacht, maar ook het verbreden van de sturingsmogelijkheden op operationele analyses uit de regio. 2. Uniformiteit in de positionering en taken van de overvalcoördinator. De overvalcoördinatoren dienen overal dezelfde taken, bevoegdheden en mandaten te krijgen. De overvalcoördinator zou in alle regio’s binnen de opsporing gepositioneerd moeten worden, en op een zodanig niveau dat deze kan bewerkstelligen dat het onderwerp in alle onderdelen van het korps dezelfde prioriteit krijgt. 3. Geen sturing zonder doorzettingsmacht en zeggenschap. Toekomstige nationale stuurploegen zouden gepositioneerd moeten worden met zeggenschap, doorzettingsmacht en een mandaat dat is afgestemd op de taak die is toegewezen. Daarmee wordt sturing geoptimaliseerd en raakt de discussie niet afgeleid van de inhoud: optimalisering van de criminaliteitsbestrijding. 4. meer wetenschappelijk onderzoek naar de Amsterdamse overvalproblematiek. Er zou specifiek onderzoek moeten worden gedaan naar de prevalentie van Amsterdamse daders en facilitators in georganiseerde overvalcriminaliteit, alsmede naar de achterliggende oorzaken daarvan, ten behoeve van een gerichter preventief beleid.30 De NSO heeft aangegeven dat om meer effectiviteit te bewerkstelligen uit zijn sturende rol het verbreden van het mandaat een belangrijke factor is. In 2012 zal de NSO, anticiperend op de ontwikkelingen rond de Nationale Politie, vanuit zijn rol zich inspannen om deze verbreding te realiseren en aldus zijn positionering te versterken.
2.5 Transportcriminaliteit en het projectteam ladingdiefstallen Eén van de criminaliteitsvormen waar de BR zich vanaf het ontstaan op richt is het fenomeen ladingdiefstallen. Een substantieel deel van de ladingdiefstallen wordt gepleegd in de zuidelijke provincies van Nederland. Al sinds de oprichting van de Bovenregionale Recherche Zuid-Nederland (BRZN) in 2004 is het thema ladingdiefstallen daarmee een van haar speerpunten. In 2007 is binnen de BRZN het Projectteam ladingdiefstallen in het leven geroepen. Dit team bestaat sinds 1 januari 2011 uit een Basisteam en een Snelle Interventie Team (SIT). De per 1 mei 2010 aangestelde landelijk coördinerend officier van justitie voor transportcriminaliteit is naast een aantal coördinerende taken belast met de aansturing van het Projectteam ladingdiefstallen. SIT-zaken worden opgepakt na goedkeuring van de chef opsporing en de landelijk coördinerend officier van justitie voor transportcriminaliteit, daartoe gemandateerd door het BRO. In de loop van 2011 is de werkwijze van en de taakverdeling binnen het Basisteam en het SIT steeds effectiever geworden. Dit heeft zijn vruchten afgeworpen. In 2011 hebben in samenwerking met het KLPD en diverse politieregio’s tientallen aanhoudingen plaatsgevonden van ladingdieven en personen die deze vorm van diefstal hebben gefaciliteerd. Hiermee is aangetoond dat de gecombineerde aanpak van projectmatig werken en snelle interventie een doeltreffende is. Mede door deze werkwijze en de onderlinge samenwerking is het aantal aangiften transportcriminaliteit in 2011 ten opzichte van 2010 gedaald. Deze daling is met name in de laatste maanden van het jaar ingezet.31 Juist in deze periode heeft het Projectteam de meeste successen geboekt. In het laatste kwartaal van het jaar zijn twee projectmatige onderzoeken afgerond (met in totaal zeventien aanhoudingen) en zijn verschillende aanhoudingen verricht in SIT-zaken. Ook heeft het SIT verschillende rechtshulpverzoeken uitgevoerd. De ingezette samenwerking met de verschillende dienstonderdelen van het KLPD is in 2011 verder geïntensiveerd en er zijn projecten gestart om de regio’s te betrekken bij de aanpak van ladingdiefstal. Dit laatste enerzijds om de problematiek ook daar onder de aandacht te brengen, maar anderzijds ook om bestaande kennis en expertise die aanwezig is bij BRZN en KLPD te delen met de regiopolitie. Dit heeft er onder meer in geresulteerd dat onder verantwoordelijkheid van de politie Limburg-Noord actienachten zijn gehouden op een Truckstop in Venlo. Deze Truckstop was in 2011 hotspot nummer 1 op ladingdiefstal. Tijdens
29 Aan de verbetering van de bekendheid en daarmee het draagvlak van de NSO is aandacht besteed door onder meer de presentatie van de NSO tijdens de landelijke themamiddag overvallen op 5 oktober 2011 te Dordrecht. Sinds eind 2011 worden door de landelijk coördinerend officier van justitie overvallen en de landelijk overvalcoördinator frequent de regio’s bezocht, waardoor de bekendheid met de NSO inmiddels sterk is verbeterd. 30 De NSO constateert dat een aantal gesignaleerde knelpunten ook in 2012 nog steeds opgeld doet. Dit is door middel van een brief d.d. 2 april 2012 weer onder de aandacht gebracht van de portefeuillehouders bij OM en politie. 31 Criminaliteitsrapportage van ladingdiefstallen in de wegtransportsector 2011 – KLPD (februari 2012)
In 2011 heeft de minister van Veiligheid en Justitie bepaald dat het Projectteam ladingdiefstallen en de landelijk coördinerend officier van justitie transportcriminaliteit ook in 2012 gecontinueerd zullen worden. Voor de periode na 2012 zal moeten worden bezien op welke wijze de aanpak van transportcriminaliteit binnen de Nationale Politie geborgd kan worden en hoe het OM daarop aangesloten kan blijven. De landelijk coördinerend officier van justitie zal hiertoe advies uitbrengen aan het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie.
PAG. 23
deze nachten, waarin naast de regio is geparticipeerd door verschillende dienstonderdelen van het KLPD, de KMar en het Projectteam ladingdiefstallen, zijn vijf aanhoudingen verricht. Deze aanpak is inmiddels als “best-practice” aangemerkt. Andere regio’s zijn of worden door het Projectteam benaderd om soortgelijke acties te gaan draaien. Naar aanleiding van deze acties is begin 2012 door de BRZN een bestuurlijke rapportage gemaakt.
PAG. 24
hoofdsTuk 3 | oPsPorinGs- en vervolGinGsresulTATen
hoofdsTuk 3 | oPsPorinGs- en vervolGinGsresulTATen
tabel 1 - ingediende en toegewezen onderzoeksvoorstellen middencriminaliteit
PAG. 26
BR A’dam
BR Haagl
BR MN
BR NON
BR NwN
BR ZW
BR ZN
Totaal
2005
8
7
n.v.t.
21
8
6
3
53
2006
9
6
n.v.t.
14
8
6
4
47
2007
3
6
n.v.t.
12
3
4
4
32
2008
3
4
2
16
6
3
10
44
2009
5
6
6
7
7
7
9
47
2010
5
5
7
13
8
3
12
53
2011
2
6
6
8
9
9
23
63
3.1 Onderzoeksvoorstellen
het BRO (zie tabel 1 en tabel A in bijlage 2). Bij de ingediende voorstellen zijn de bij de BR in onderzoek zijnde kinderpornodossiers in het kader van de aanpak landelijke werkvoorraad (zie paragraaf 2.3) overigens niet vermeld als individuele dossiers, maar als clusters van dossiers. Gelet op het volume van deze dossiers zou dit anders een ernstige vertekening te weeg brengen in de meerjarenvergelijking. Het hoge aantal nieuwe onderzoeken bij de BRZN wordt verklaard uit de inzet van het Bredase cluster in de aanpak van de hennepproblematiek in Noord-Brabant (zie paragraaf 2.1.2).
Door of namens de hoofdofficieren van justitie van de centrumparketten kunnen volgens vaste procedures onderzoeksvoorstellen worden ingediend bij het BRO. Voor spoedeisende zaken bestaat een bijzondere (snelle) procedure. De procedures staan beschreven in het procedurehandboek BRO. Naast deze onderzoeken vanuit de centrumparketten wijst het BRO vanuit haar sturende rol ook top down onderzoeken toe aan de BR, veelal op basis van door de Dienst IPOL vanuit de monitor BRM (zie paragraaf 2.1.1) opgestelde préweegdocumenten of ten behoeve van de NSO opgestelde prioriteitsadviezen (zie paragraaf 2.4). De in dit hoofdstuk weergegeven cijfers hebben steeds betrekking op de BR-onderzoeken betreffende middencriminaliteit en horizontale fraude.1 De beschikbare cijfers omtrent de milieuonderzoeken zijn verwerkt in hoofdstuk 4.
Van de 63 ingediende voorstellen middencriminaliteit hebben er 44 betrekking op de klassieke BR-criminaliteitsgebieden zoals bedrijfs- en woninginbraken, overvallen, ramkraken, (winkel)diefstal, voertuigdiefstal en ladingdiefstal, alsmede het samenhangende delict heling. Deze delicten vallen onder het verzamelbegrip vermogenscriminaliteit (zie grafiek 1). De resterende 19 onderzoeksvoorstellen hebben betrekking op kinderporno (4)2, oplichting (1), hennepcriminaliteit (13) en skimming (1) (zie grafiek 2).
3.1.1 Ingediende onderzoeksvoorstellen middencriminaliteit In 2010 zijn er 63 onderzoeksvoorstellen op het gebied van bovenregionale middencriminaliteit aangeboden aan
tabel 2 - ingediende en toegewezen onderzoeksvoorstellen middelzware financiële criminaliteit BR A’dam
BR Haagl
BR NON
BR NwN
BR ZW
BR ZN
Totaal
2005
12
6
20
4
7
6
55
2006
4
5
10
5
10
4
38
2007
13
5
7
9
10
1
45
2008
11
2
7
2
0
3
25
2009
3
2
4
6
8
5
28
2010
1
3
4
2
4
9
23
2011
1
4
5
3
2
9
24
1 In de managementsamenvatting zijn wel de totaalcijfers inclusief milieu weergegeven. De cijfers in hoofdstuk 3 en de corresponderende tabellen in bijlage 2 kunnen afwijken van de gepresenteerde resultaten in eigen BR-jaarverslagen of andere BR-verantwoordingsdocumenten; de in dit jaarverslag opgenomen resultaten betreffen steeds cijfers zoals deze bij het BRO uit ingediende voortgangs- en eindrapportages en maandelijkse capaciteitsoverzichten bekend zijn en deze cijfers zijn door de betreffende BR-eenheden desgevraagd gecontroleerd en geaccordeerd. De vervolgingsresultaten zijn ten behoeve van dit jaarverslag opgevraagd bij de betreffende arrondissementsparketten of het Functioneel Parket. 2 Exclusief de dossiers uit de aanpak landelijke werkvoorraad kinderporno als beschreven in hoofdstuk 2, paragraaf 2.3.
aantal ingediend gediende onderzoeksvoorstellen orstellen
PAG. 27
1. ingediende en toegewezen onderzoeksvoorstellen middencriminaliteit: vermogensdelicten 20 16
Totaal 2007 T t l 2008 Totaal
12
Totaal 2009
8
Totaal 2010
4
Totaal 2011
0
type delict
Grafiek 1
aantal ingediende aa nde ond onderzoeksvoorstellen en
2. ingediende en toegewezen onderzoeksvoorstellen middencriminaliteit: overige delicten 14 12
Totaal 2007
10
Totaal 2008
8
Totaal 2009
6
Totaal 2010
4
Totaal 2011
2 0
type delict
Grafiek 2
tabel 3 - ingediende en toegewezen onderzoeksvoorstellen zware financiële criminaliteit
PAG. 28
Totaal
BR A’dam
BR Haagl
BR NON
BR NwN
BR ZW
BR ZN
5
4
2
0
1
4
16
2005 2006
9
5
3
3
2
3
25
2007
6
4
4
3
5
2
24
2008
3
4
4
3
1
1
16
2009
6
3
2
1
2
3
17
2010
5
2
2
1
1
2
13
2011
2
2
4
2
1
0
11
3.1.2 Ingediende onderzoeksvoorstellen financiële criminaliteit In 2011 zijn er 24 onderzoeksvoorstellen met betrekking tot middelzware horizontale fraude aangeboden (zie tabel 2 en tabel B in bijlage 2) en elf voorstellen met betrekking tot zware horizontale fraude (zie tabel 3 en tabel C in bijlage 2).
opsporingsonderzoeken die door de zeven BR-eenheden zijn uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn gestart, beëindigd of doorgelopen in 2011. De onderzoeken die in 2011 zijn beëindigd of nog operationeel zijn, kunnen ook vóór 2011 zijn gestart. De aangegeven getallen betreffen het absolute aantal lopende onderzoeken.
De meeste onderzoeksvoorstellen van het IFT/BRT betreffende fraude hadden in 2011 betrekking op faillissementsfraude, oplichting, valsheid in geschriften, verduistering en beleggingsfraude (zie grafieken 3 en 4).
3.2.1. Onderzoeken middencriminaliteit Er zijn 63 nieuwe opsporingsonderzoeken naar middencriminaliteit gestart (zie tabel 1). Het aantal lopende onderzoeken in 2011 betrof 92. Hiermee is het aantal lopende onderzoeken in 2011 fors gestegen ten opzichte van 2010. De BRZN is een bepalende factor in deze door de inzet van een voltallig cluster ten behoeve van de aanpak van hennepgerelateerde criminaliteit3. Het aantal beëindigde onderzoeken in 2011 bedraagt 59 (zie tabel 4).
3.2 Lopende onderzoeken in 2011 In deze paragraaf staat een nadere beschrijving van de
Tabel 4 - operationele en beëindigde onderzoeken middencriminaliteit BR A’dam
BR Haagl
BR MN
BR NON
BR NwN
BR ZW
BR ZN
Totaal
Operationeel 2006
11
7
nvt
17
10
7
8
60
Operationeel 2007
6
9
nvt
14
5
6
8
48
Operationeel 2008
4
5
2
18
9
5
13
56
Operationeel 2009
6
8
8
10
9
9
14
64
Operationeel 2010
8
6
8
17
9
7
16
71
Operationeel 2011
5
8
12
14
14
10
29
92
Beëindigd 2006
8
5
nvt
8
15
5
5
46
Beëindigd 2007
5
7
nvt
2
12
2
4
32
Beëindigd 2008
2
5
nvt
7
14
3
7
38
Beëindigd 2009
3
7
5
6
6
5
10
42
Beëindigd 2010
6
5
3
11
4
6
11
46
Beëindigd 2011
4
7
8
9
8
5
18
59
3 Zie paragraaf 2.1.2 en hoofdstuk 11.
aantal ingediende a ende on onderzoeksvoorstellen llen
10 8
Totaal 2007
6
Totaal 2008 Totaal 2009
4
Totaal 2010
2
Totaal 2011
0
type delict
Grafiek 3
4. ingediende en toegewezen onderzoeksvoorstellen zware financiële criminaliteit
aantal ingediende a nde ond onderzoeksvoorstellen len
10 8
6
Totaal 2007
4
Totaal 2009
Totaal 2008 Totaal 2010
2
Totaal 2011
0
type delict
Grafiek 4
PAG. 29
3. ingediende en toegewezen onderzoeksvoorstellen middelzware financiële criminaliteit
Tabel 5 - operationele en beëindigde onderzoeken middelzware financiële criminaliteit
PAG. 30
BR A’dam
BR Haagl
BR NON
BR NwN
BR ZW
BR ZN
Totaal
Operationeel 2006
10
7
17
5
13
5
57
Operationeel 2007
14
5
8
11
13
4
55
Operationeel 2008
11
3
10
4
1
4
32
Operationeel 2009
9
2
8
8
8
6
41
Operationeel 2010
3
3
5
6
8
12
37
Operationeel 2011
2
4
7
5
7
11
36
Beëindigd 2006
8
7
14
3
6
3
41
Beëindigd 2007
12
5
7
10
13
3
50
Beëindigd 2008
5
3
3
1
1
3
15
Beëindigd 2009
6
2
7
5
7
4
31
Beëindigd 2010
3
3
3
4
2
10
25
Beëindigd 2011
2
4
4
4
3
6
23
3.2.2. Onderzoeken financiële criminaliteit Er zijn 24 onderzoeken naar middelzware financiële criminaliteit en 11 naar zware financiële criminaliteit gestart (zie tabellen 2 en 3). Het aantal lopende fraudeonderzoeken in 2011 betrof 53 (36 middelzwaar en 17 zwaar). Het aantal beëindigde onderzoeken in 2011 bedraagt 32 (zie tabellen 5 en 6). Een vergelijking over de jaren 2007 tot en met 2011 is weergegeven in de grafieken 5, 5a en 5b.
In de cijfers m.b.t. fraudeonderzoeken is een belangrijke ontwikkeling te zien. In de beginjaren van de BR (periode tot 2008) is het aantal verrichte fraudeonderzoeken aanzienlijk hoger dan de periode vanaf 2008. Uitgangspunt voor een IFT-onderzoek was dat dit een doorlooptijd had van maximaal zes maanden. Dit uitgangspunt is echter de laatste jaren niet meer houdbaar gebleken. De vormen en ernst van financiële criminaliteit waar onze samenleving steeds vaker mee geconfronteerd wordt is duidelijk veranderd, en de BR is daarin mee geëvolueerd.
Tabel 6 - operationele en beëindigde onderzoeken zware financiële criminaliteit BR A’dam
BR Haagl
BR NON
BR NwN
BR ZW
BR ZN
Totaal
Operationeel 2006
11
5
3
4
3
4
30
Operationeel 2007
9
5
6
2
5
3
30
Operationeel 2008
5
5
4
4
5
3
26
Operationeel 2009
7
5
4
1
5
3
25
Operationeel 2010
9
3
3
1
3
3
22
Operationeel 2011
3
4
4
2
3
1
17
Beëindigd 2006
6
3
1
3
2
2
17
Beëindigd 2007
7
3
6
2
1
1
20
Beëindigd 2008
4
3
4
4
2
3
20
Beëindigd 2009
6
5
3
1
4
1
20
Beëindigd 2010
8
1
3
1
1
3
17
Beëindigd 2011
0
3
3
1
1
1
9
PAG. 31
5. aantal operationele en beëindigde onderzoeken
aantal ntal ope operationele onderzoeken eken
100 operationeel zware financiële criminaliteit
90 80
beëindigd zware financiële criminaliteit
70 60
operationeel middelzware financiële criminaliteit
50 40
beëindigd middelzware financiële criminaliteit
30 20
operationeel middencriminaliteit
10 0 2007
2008
2009 jaren
2010
2011
beëindigd middencriminaliteit
Grafiek 5
5a. totaal operationele onderzoeken middencriminaliteit per BR aantal ntal ope operationele onderzoeken oeken
35 30 25
2007 2008
20
2009
15
2010 2011
10 5 0
BR A'dam BR Haagl BR Midden BR NON BR-eenheid
BR NW
BR R'dam
BR ZN Grafiek 5a
PAG. 32
Door “learning by doing”, maar ook door investering in opleidingen en het werven van zij-instromers met een financiële achtergrond, hebben de IFT’s zich ontwikkeld tot belangrijke expertise-eenheden. Het gevolg daarvan is dat met name de zwaardere en meer ingewikkelde onderzoeken aan de BR worden toebedeeld. Daarmee samenhangend zijn ook de doorlooptijden substantieel langer, hetgeen ook weer van invloed is op het aantal onderzoeken dat een IFT op jaarbasis kan verrichten. De dalende cijfers zijn dus geen signaal dat de BR minder fraudeonderzoeken is gaan verrichten, maar wordt verklaard uit de gestegen zwaarte (en daarmee benodigde capaciteitsinzet en langere doorlooptijden) van de onderzoeken. Bovendien worden er in steeds meer middencriminaliteits- en fraudeonderzoeken ontnemingsrapportages of –processen-verbaal opgemaakt. Hiervoor wordt veelal capaciteit ingezet van de financiële rechercheurs, hetgeen ten koste gaat van de beschikbare capaciteit voor de fraudeonderzoeken sec. 3.3 Opsporingsresultaten Voor de weergave van de resultaten van de onderzoeken van de BR-eenheden wordt uitgegaan van een aantal meetbare elementen. Een van de belangrijkste aspecten is het aantal opgeloste aangiften/strafbare feiten. Opgeloste
feiten zijn die feiten die in de politieregistratiesystemen als opgelost worden geregistreerd. Verder zijn relevante vergelijkingspunten het aantal aangehouden verdachten, het aantal in het einddossier opgevoerde verdachten en de gegevens omtrent ontnemingsvoorstellen. Het verslagjaar 2011 is, strikt gekeken naar de cijfers, voor de BR niet onverdeeld succesvol geweest. Het aantal opgeloste aangiften en het aantal aangehouden verdachten is sterk gedaald ten opzichte van voorgaande jaren (zie tabel 7). Dit is deels verklaarbaar uit hetgeen hierboven al is vermeld met betrekking tot de ontwikkeling rond het aantal verrichte fraudeonderzoeken. Doordat een aantal zware, zeer langdurige fraudeonderzoeken zijn verricht (waarvan een deel nog doorloopt in 2012) worden de totaalcijfers met betrekking tot opsporingsresultaten sterk gereduceerd. Het gestegen aantal afgesloten middencriminaliteitsonderzoeken kan daarvoor onvoldoende compensatie bieden, te meer nu ook bij de middencriminaliteitsonderzoeken in vergelijking met voorgaande jaren relatief veel onderzoeken zijn afgesloten zonder resultaat of met een beperkt aantal opgeloste aangiften en/of aangehouden verdachten. Een positieve ontwikkeling is de stijging in het aandeel van de conservatoire beslagleggingen. De hoogste ontnemingsbedragen komen voort uit de onderzoeken Audi, Bentlos, Mercedes II en Yellowstone (allen van de BR NON) en
Tabel 7 - opsporingsresultaten Bedrag inbeslaggenomen gelden
Bedrag ontneming
Aantal ontnemingsvoorstellen
Aantal verdachten in procesdossier
Aantal aangehouden verdachten
Aantal opgeloste aangiftes
BR-eenheid BR A’dam
0
2
0
0
€0
€0
BR Haagl
34
53
51
12
€ 535.609
€0
BR MN
50
18
17
5
€ 165.000
€0
BR NON
245
85
101
35
€ 8.576.326
€ 4.207.802
BR NwN
14
8
7
0
€0
€ 1.303.720
BR ZW
75
32
25
3
€ 45.924
€ 558.600
BR ZN
346
93
130
31
€ 4.559.038
€ 967.400
Totaal 2011
764
291
331
86
€ 13.881.897
€ 7.037.522
Totaal 2010
1140
447
492
78
€ 20.792.554
€ 4.487.432
Totaal 2009
1613
266
358
99
€ 24.349.360
€ 18.604.958
Totaal 2008
1064
332
303
77
€ 11.907.297
€ 2.361.620
Totaal 2007
1907
661
609
119
€ 11.187.401
€ 1.612.640
Totaal 2006
2336
834
849
81
€ 12.384.733
€ 860.360
al operationele onderzoeken eken aantal opera
25 20 2007
15
2008 2009
10
2010 2011
5 0
BR A'dam
BR Haagl
BR NON
BR NW
BR-eenheid
BR R'dam
BR ZN
Grafiek 5b
6. verdeling capaciteitsinzet 2011 (excl. BRZN en BR NwN) fraude 33%
middencriminaliteit 50%
milieu 17% Grafiek 6
PAG. 33
5b. totaal aantal operationele onderzoeken financiële criminaliteit per BR
PAG. 34
onderzoek BRZ175 van de BRZN. Voor de meer gedetailleerde resultaten per BR–eenheid wordt verwezen naar de tabellen D tot en met J in bijlage 2. 3.4 Capaciteitsinzet en doorlooptijd Met betrekking tot de doorlooptijden is in 2004 gesteld dat de maximale duur van een BR-onderzoek zes maanden zou mogen bedragen, dit om de beschikbare capaciteit voor bovenregionale middencriminaliteit zo efficiënt mogelijk te kunnen benutten en er zorg voor te dragen dat deze recherchecapaciteit niet wordt ingezet voor andersoortige, vaak langdurige onderzoeken op het niveau van zware criminaliteit (zie ook paragraaf 2.1.2). In de ontwikkeling van de BR kan echter worden waargenomen dat de gepleegde criminaliteit en de dadergroepen aanzienlijk complexer zijn geworden, hetgeen het verrichten van een rechercheonderzoek daarnaar niet altijd meer doet passen in de oorspronkelijke uitgangspunten van de Instructie bovenregionale rechercheonderzoeken uit 2004. Dit geldt zeker ook voor de middelzware en zware fraudeonderzoeken. Ook daarbij wordt een verzwaring van criminaliteitsvormen gezien, hetgeen er toe heeft geleid dat de oorspronkelijk bepaalde doorlooptijden al een aantal jaren niet langer gerealiseerd konden worden. Door het BRO is dan ook besloten om minder nadrukkelijk te sturen op doorlooptijden sec, maar eerder te sturen op resultaatsverwachtingen in relatie tot de beschikbare recherchecapaciteit. Naast de toetsing van de inzet van capaciteit in onderzoeken in fte-normen in relatie tot de doorlooptijd, wordt ook de urenverantwoording als methodiek gehanteerd, waarbij een onderzoek niet wordt begroot op de inzet van een aantal fte’s gedurende een vooraf bepaalde periode, maar wordt begroot op fteuren. Dit maakt het mogelijk om het aantal beschikbare fte’s flexibeler in te zetten binnen de onderzoeken en de personeelsinzet per onderzoek veel nauwgezetter te administreren, hetgeen ook het BRO in staat stelt de inzet van BR-capaciteit nauwkeuriger te monitoren (waarbij nog wel wordt gestuurd op de feitelijke duur van het onderzoek, maar ook de urenuitputting een relevante factor wordt in de sturing). Deze methodiek maakt het mogelijk dat onderzoeken ogenschijnlijk langer duren (berekend in aantal weken of maanden), maar in de urenberekening ruimschoots binnen het equivalent van de doorlooptijdenbegroting4 blijven. Een en ander maakt het echter minder relevant om nog langer een meerjarenvergelijking op doorlooptijden te presenteren, nu nog niet alle BR-eenheden via een urenbegroting werken en onderlinge vergelijkingen daardoor erg lastig zijn. Het BRO heeft derhalve besloten om een
dergelijke vergelijking niet langer op te nemen in het jaarverslag. Capaciteitsinzet Het Stafbureau BRO heeft maandelijks op basis van de door de BR-eenheden verstrekte informatie de inzet voor BR-onderzoeken gecontroleerd. Daarbij is geconstateerd dat de werkelijk beschikbare capaciteit vrijwel uitsluitend is ingezet voor de juiste BR-onderzoeken (zie de tabellen R en S in bijlage 2). Hierbij werd vooral gelet op de daadwerkelijk voor opsporingsonderzoeken beschikbare menskracht. Op dringend verzoek van de politieregio’s is er met instemming van het BRO wel een aantal malen collegiale bijstand verleend, in onder andere TGO’s. Daarbij is wel steeds wederkerigheid van de ingezette capaciteit met de betreffende regio afgesproken. Sinds 2011 wordt door twee van de zeven BR-eenheden de capaciteitsinzet niet langer verantwoord in fte’s, maar in een urenverantwoording (zie ook hiervoor). Nu echter met twee grootheden wordt gewerkt die onderling moeilijk vergelijkbaar blijken, kan geen totaaloverzicht van alle BR-eenheden worden berekend. Gekozen is derhalve om in grafiek 6 uitsluitend de vijf BR-eenheden BR Amsterdam-Amstelland, BR Rotterdam-Rijnmond, BR Haaglanden, BR NON en BR MN op te nemen. Voor de capaciteitsinzet per thema binnen de deelgebieden middencriminaliteit en financiële criminaliteit zijn de gegevens van deze vijf BR-eenheden gerelateerd in de grafieken 7 en 8.5 Voor wat betreft de BR NwN en de BRZN zijn deze gegevens terug te vinden in de grafieken 7a en 8a. In 2011 is weer zwaar op overvallen ingezet. Daarmee is blijvend gevolg gegeven aan het belang dat vanaf 2008 al werd gegeven aan dit onderwerp. Daarnaast hadden voertuigcriminaliteit/ladingdiefstallen, kinderporno en woning- en bedrijfsinbraken het afgelopen jaar veel aandacht van de BR. Bij de BRZN is veel capaciteit ingezet op het thema hennepgerelateerde criminaliteit (zie paragraaf 2.1.2 en hoofdstuk 11). Op het gebied van financiële criminaliteit (grafiek 8 en tabel S in bijlage 2) is de meeste capaciteit ingezet op witwassen, bancaire fraude en oplichting. Er is in vergelijking met voorgaande jaren relatief weinig capaciteit ingezet op hypotheekfraude. De in grafiek 8 genoemde PGB-fraude heeft betrekking op een grootschalig onderzoek door de BR Rotterdam-Rijnmond naar frauduleuze handelingen met persoonsgebonden budgetten (PGB); dit onderzoek wordt in 2012 afgerond. Door de BR Rotterdam is in de opgave van de fraudecijfers geen specificatie naar thematiek vermeld bij de middelzware
4 X fte x Y maanden. 5 Hoewel de BR MN in 2011 in het kader van de inrichting van een eigen IFT ook een aantal fraudeonderzoeken heeft verricht, zijn daarvan geen gegevens omtrent capaciteitsinzet verstrekt, en derhalve is deze inzet niet meegenomen in grafiek 8.
overvallen
28,0%
voertuigcriminaliteit
8,0%
kinderporno
10,5%
bedrijfsinbraken
15,0%
woninginbraken
20,0%
ramkraken
6,0%
computervredebreuk oplichting
3 0% 3,0% 1,0%
TGO/bijstand
5,5%
divers/onbekend
Grafiek 7
3,0%
7a. verdeling capaciteitsinzet middencriminaliteit 2011 (BRZN en BR NwN) hennep
24,0%
overvallen
20,5%
voertuigcriminaliteit
7,5%
kinderporno
12,0%
bedrijfsinbraken
5,0%
woninginbraken
2,0%
ramkraken
Grafiek 7a
4,0%
ladingdiefstallen
25,0%
8. verdeling capaciteitsinzet fraude 2011 (excl. BRZN en BR NwN) advance fee fraude telecomfraude beleggingsfraude internetfraude hypotheekfraude witwassen bankfraude oplichting PGB-fraude skimming interne betrokkenheid faillissementsfraude verduistering valsheid in g geschrifte divers
1,0%
3,5%
9,0% 9 0%
5,0%
2,0%
15,0%
3,0%
3,5% 3 5% 0,5%
2,5%
8,0%
9,5%
23,0%
4,5%
10,0%
Grafiek 8
PAG. 35
7. verdeling capaciteitsinzet middencriminaliteit 2011 (excl. BRZN en BR NwN)
PAG. 36
fraudeonderzoeken; deze capaciteit is dientengevolge ondergebracht bij het thema divers. 3.5 Bestuurlijke rapportages Een effectieve bestrijding van criminaliteit vergt meer dan alleen strafrechtelijke opsporing en vervolging. Door het in beeld brengen van criminele structuren in de legale bovenwereld kunnen via preventieve (bestuurlijke) maatregelen barrières worden opgeworpen tegen het in stand houden van criminele netwerken of het ontstaan van nieuwe criminele netwerken of processen. Een belangrijk instrument daarbij is de bestuurlijke rapportage of het bestuurlijk dossier. Een bestuurlijke rapportage wordt opgesteld om het openbaar bestuur te informeren over een concreet feit of een misstand, zodat deze in staat wordt gesteld om (bestuurlijke) maatregelen te treffen. Bestuurlijke dossiers leggen een crimineel fenomeen bloot waarbij aandacht wordt gevraagd voor structurele knelpunten en kwetsbaarheden in legale maatschappelijke processen, die zich lenen voor een andere dan strafrechtelijke aanpak.6 Een van de doelstellingen bij BR-onderzoeken is -waar mogelijk- steeds een advisering te doen met betrekking tot te treffen preventieve maatregelen. Dit kan bijdragen aan het structureel terugdringen van het onderzochte criminaliteitsfenomeen. Idealiter geschiedt deze advisering al lopende het opsporingsonderzoek door directe contacten met betrokken overheden of brancheorganisaties. Daarnaast wordt ten behoeve van een bredere toepassing gebruik gemaakt van het schriftelijk vastleggen van dergelijke preventieadviezen in bedoelde branchegerichte of bestuurlijke rapportages/-dossiers. In 2011 zijn twee afschriften van bestuurlijke en/of branchegerichte rapportages/dossiers ingestuurd naar het BRO op het gebied van horizontale fraude. Er is één bestuurlijke rapportage ontvangen op het gebied van middencri-
minaliteit. De aanbevelingen uit de bestuurlijke rapportages zijn kort samengevat weergegeven in tabel 8. Bestuurlijke rapportage payrollfraude De payrollbranche is relatief nieuw en heeft de laatste jaren een sterke ontwikkeling doorgemaakt. Een payrollbedrijf speelt een belangrijke rol in loonadministratie en neemt het werkgeverschap over. Feitelijk is het personeel in dienst van een payrollbedrijf, terwijl de werkvloer ergens anders is. Het payrollbedrijf schiet het loon van de werknemer(s) voor om het vervolgens door te berekenen aan de opdrachtgever. Onder payrollfraude kan worden verstaan het oplichten van payrollbedijven doordat de opdrachtgever de salarissen van al dan niet gefingeerde werknemers laat uitbetalen via een payrollbedrijf maar vervolgens de daartoe ingediende facturen van het payrollbedrijf niet betaald. De aan de “werknemers” betaalde salarissen blijken veelal te zijn doorgestort naar een rekening van de opdrachtgever, waarna dit geld ten eigen nutte wordt aangewend. Gezien de media-aandacht voor dit nieuwe fenomeen (onder andere via het TROS TV-programma “Opgelicht?!”), de grote nadelige financiële gevolgen, de imagoschade voor de branche en de maatschappelijke onrust heeft de BR NON een bestuurlijk dossier opgemaakt rondom payrollfraude. De BR NON organiseerde op 13 juli 2011 een expertmeeting om meer zicht te krijgen op het fenomeen en om een goede set maatregelen en werkmethoden te kunnen samenstellen in samenwerking met betrokken (externe) partijen. Zowel een branchevereniging, een kredietverzekeraar, een gemeente, het Openbaar Ministerie en de politie zaten aan tafel. Er werd uitgebreid gesproken over (de omvang van) het fenomeen. Daarnaast bracht een brainstormsessie over mogelijke maatregelen of barrières interessante suggesties naar voren. Vooraf aan de bijeenkomst waren interviews afgenomen met onder andere gedupeerde bedrijven en de advocatuur. De uitkomsten van zowel de expertmeeting als nader
Tabel 8 - bestuurlijke rapportages middencriminaliteit en fraude BR-eenheid
Onderwerp
Aanbeveling(en)
BR NON, onderzoek Dollar (i.s.m. politieregio Drenthe)
Payroll-fraude
Aanbevelingen m.b.t. voorlichting payrollbedrijven, brancheverenigingen, kredietverzekeraars, politie, OM e.a. met betrekking tot deze vorm van fraude.
BR Rotterdam, onderzoek Marque
PGB-fraude
1. Aanbevelingen gericht op de verbetering van controle op de juiste uitvoering van de wetgeving m.b.t. de persoonsgebonden budgetten. 2. Aanbevelingen m.b.t. informatieverstrekking uit medische dossiers in het geval van fraudeverdenkingen.
BR Haaglanden, onderzoek Brons
Overvallen
Aanbevelingen m.b.t. een registratiesysteem voor sieraden.
6 Nieuwsbrief Operatie Opsporing, jaargang 4 nummer 5 (oktober 2011). Naast de bestuurlijke rapportages en –dossiers worden ook branchegerichte rapportages opgesteld, deze worden eveneens in deze paragraaf vermeld.
PAG. 37
8a. verdeling capaciteitsinzet fraude 2011 (BRZN en BR NwN) beleggingsfraude internetfraude
1,5% 1,0%
phishing
2,5%
hypotheekfraude
12,0%
witwassen
7,5%
bankfraude
35,0%
oplichting
22,5%
skimming
4,5%
interne betrokkenheid
8,0%
diverse/bijstand
5,5%
Grafiek 8a
9. aantal vervolgde verdachten
aantal vervolgde verdachten chten
350 300 250 aantal vervolgde verdachten
200 150 100 50 0
2007
2008
2009 jaren
2010
2011 Grafiek 9
PAG. 38
onderzoek zijn door de BR NON verwerkt in het bestuurlijke dossier. 7 Bestuurlijke rapportage PGB-fraude In het kader van het onderzoek Marque van de BR Rotterdam-Rijnmond is in 2011 door de criminologe van het stafbureau BRO, in samenspraak met de BR, het OM Rotterdam en de SIOD, een bestuurlijke rapportage opgesteld m.b.t. fraude met persoonsgebonden budgetten.8 Gedurende het onderzoek daarnaar kwamen diverse knelpunten in het aanvraag- en toekenningsproces omtrent WAO/ WIA-uitkeringen en persoonsgebonden budgetten (PGB) naar boven die aanleiding vormden tot het opstellen van de bestuurlijke rapportage. Daarnaast wordt in de rapportage aandacht besteed aan de problematiek rond de regelgeving en jurisprudentie m.b.t. professioneel verschoningsgerechtigden. Het Nederlandse strafvorderlijk systeem geeft onvoldoende opsporingsmogelijkheden indien de verschoningsgerechtigde zelf verdachte is van een strafbaar feit, gepleegd in de uitoefening van zijn beroep. De bestuurlijke rapportage bevat verder een aantal aanbevelingen in de richting van betrokken organisaties als UWV, CIZ, IGZ en de Zorgkantoren, vooral gericht op de verbetering van controle op de juiste uitvoering van de regelgeving m.b.t. de persoonsgebonden budgetten. Daarnaast worden aanbevelingen geformuleerd om duidelijkheid te creëren in de lastige materie van het medisch beroepsgeheim en de daaruit voortvloeiende (on)mogelijkheden m.b.t. informatieverstrekking uit medische dossiers in het geval van fraudeverdenkingen, zowel richting politie of justitie als ook tussen uitvoeringsorganen onderling. Bestuurlijke rapportage onderzoek Brons Uit het Haagse onderzoek Brons naar (onder meer) overvallen op juwelierszaken bleek dat het veelal lastig is om over gedetailleerde gegevens van weggenomen sieraden bij juweliers te beschikken, nu juweliers in vooral het laag- maar ook het middensegment vanuit een kosten-
batenanalyse en/of risicoanalyse vaak besluiten niet over te gaan tot de aanschaf van preventieve middelen. Registratie van sieraden kan als preventieve maatregel gelden. Om de registratie van sieraden bij juweliers uit het laagen middensegment te stimuleren kan het Schadefonds Geweldsmisdrijven een rol vervullen. Aanbevolen wordt dan ook om een dergelijke maatregel mee te nemen in de lijst van maatregelen waarvoor een tegemoetkoming in de gemaakte kosten kan worden verzocht bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Een dergelijke registratie van sieraden dient te worden gekoppeld aan een keurmerk en/of een sieradenkaart. Als onderdeel van de te ontwikkelen kwaliteitseisen dient ook een eenduidige, eenvoudige en betaalbare landelijke software “registratie sieraden” te worden ontwikkeld. 3.6 Vervolgingsresultaten Door de verschillende parketten in Nederland zijn in 2011 vele verdachten uit BR-onderzoeken vervolgd. De cijfers van het Openbaar Ministerie zijn per BR-eenheid weergegeven in de tabellen K tot en met Q, opgenomen in bijlage 2. Het Openbaar Ministerie heeft in 2011 met betrekking tot 233 verdachten een vervolgingsbeslissing genomen. De meeste verdachten werden gedagvaard en ook veroordeeld. Er werd bijna 313 jaren aan gevangenisstraffen opgelegd. De gevangenisstraffen varieerden van enkele weken tot negen jaar. Er werd ook voor ongeveer 3,4 miljoen euro aan geldboetes en ruim 5500 uren aan taakstraffen opgelegd. Ter toelichting geldt dat onder geldboetes ook zijn begrepen de OM-transacties en verbeurdverklaringen en onder werkstraffen zowel de bij vonnis als op een TOM-zitting of anderzins door het OM opgelegde taakstraffen (werk- en leerstraffen). Er werden ontnemingvorderingen ingesteld voor ruim 1,1 miljoen euro. Ten slotte werden schadevergoedingsmaatregelen opgelegd en civiele vorderingen toegewezen tot een totaalbedrag van ongeveer 2,1 miljoen euro. In vergelijking met het vorige verslagjaar is het aantal vervolgde verdachten enigszins gestegen. Daarmee samenhangend is ook het aantal jaren gevangenisstraf gestegen, evenals (in ieder geval ten opzichte van 2010) het aantal uren werkstraf. Opvallend is de enorme stijging van het bedrag aan geldboetes (vooral ten gevolge van de vervolgingsbeslissingen in de onderzoeken Montage (BR Amsterdam) en Windveer (BR NON)) en ook het bedrag van de schadevergoedingsmaatregelen is gestegen; de ontnemingsresultaten daarentegen vallen lager uit ten opzichte van 2010 (zie grafieken 9, 10 en 11).
7 Bron: Nieuwsbrief BR NON, juli 2011 8 Binnen dit strafrechtelijk onderzoek, opgestart in 2009, zijn in 2011 meerdere verdachten (waaronder de verdachte psychiaters) aangehouden, maar nu het onderzoek nog doorloopt in 2012 is het niet nader beschreven in hoofdstuk 10 en zijn de opsporingsresultaten niet opgenomen in tabel I van bijlage 2. De bestuurlijke rapportage is tussentijds gepubliceerd in maart 2011 en kan derhalve wel gelden als resultaat uit het verslagjaar.
PAG. 39
10. opgelegde sancties
jaren gevangenisstraf gevange / uren werkstraf rkstraf / bed bedrag geldboetes
400 350 300
jaren gevangenisstraf
250 200
uren werkstraf (x100)
150 100
bedrag geldboetes (x1000)
50 0 2007
2008
2009 jaren
2010
2011
Grafiek 10
11. ontnemingen en schademaatregelen
emingen/ n schademaatregelen gelen bedrag ontneminge x10 x10000
450 400 350
bedrag ontnemingen (x10.000)
300 250 200
bedrag opgelegde schademaatregelen (x10.000)
150 100 50 0
2007
2008
2009
jaren
2010
2011 Grafiek 11
PAG. 40
hoofdsTuk 4 | milieu
hoofdsTuk 4 | milieu
4.1 Inleiding
PAG. 42
Omdat in 2008 is besloten de procedure rond de IMTonderzoeken zo veel mogelijk af te stemmen met de BRO-procedure voor BRT- en IFT-onderzoeken, is sinds 2009 de daadwerkelijk synchronisatie van deze procedures ter hand genomen. De leden van de Milieukamer (MK) nemen deel aan de vergaderingen van het BRO, er is een nieuw procedurehandboek Milieukamer samengesteld, de stafbureaus BRO en MK zijn samengevoegd en de besluitvorming omtrent IMT-onderzoeken is gestroomlijnd met de BRT-/IFT-procedure. Ten slotte is besloten om het onderwerp milieu op te nemen in het jaarverslag BRO om aldus een completer beeld te schetsen van de activiteiten van de Bovenregionale Recherche. De Milieukamer1 bestond in 2011 uit: – mr. A.H. van Wijk, hoofdofficier van het Functioneel Parket (voorzitter) (tot 1 mei 2011); – mr. M.J. Bloos, hoofdofficier van het Functioneel Parket (voorzitter) (sinds 1 mei 2011); – J.A. van den Berg, korpschef van de regiopolitie Kennemerland. De Milieukamer wordt ondersteund door een stafbureau, in 2011 bestaande uit: – M.C. van Leeuwen, specialist expertise Dienst IPOL; – OM-deel van het stafbureau BRO (zie paragraaf 1.2.2). 4.2 Ontwikkelingen in 2011 4.2.1. Doorontwikkeling Milieukamer en overlegstructuren In navolging van de aanbevelingen van de commissieMans2 en het onderzoek-De Ridder3 is er in 2010 overleg geweest met de partners om te komen tot een zogenoemde Strategische Milieukamer (SMK). Daarmee wordt invulling gegeven aan de behoefte om op strategisch niveau de prioriteiten voor de opsporing van milieucriminaliteit te kunnen bepalen. De Strategische Milieukamer kan voorzien in een gemeenschappelijk beleid in de vorm van een handhavingsprogramma ten aanzien van de landelijke prioriteiten, alsmede een gemeenschappelijke intelligence-agenda. De opzet van zo’n Strategische Milieukamer is in 2011 verder uitgewerkt; sinds november 2011 functioneert de SMK, bestaande uit de leden van de Milieukamer en beleidsverantwoordelijke Inspecteurs-generaal van de ILT-IOD en de NVWA-IOD. De SMK is in de door de besluitvorming over de Nationale Politie ontstane discussie omtrent de inbedding van de milieucapaciteit in de toekomstige politieorganisatie en de daarbij te ontwikkelen sturingsconcepten nadrukkelijk in positie gebleven.4
Naast de Strategische Milieukamer bestaat het MKO (Milieukamer Overleg), waarin naast de Milieukamer ook de VROM-IOD, NVWA-IOD en de Dienst IPOL vertegenwoordigd zijn. Ten behoeve van het MKO vindt voorbereiding plaats door het FP (de afdeling Beleid & Strategie en het Team Informatie en Operationele Coördinatie (TIOC)) en het POL-BOD overleg. Het MKO heeft in 2011 driemaal plaatsgevonden. In dit overleg is onder meer de (her)prioritering op de thema’s stookolie, asbest en covergisting aan de orde geweest. In het MKO is verder besloten omtrent een eenduidige definiëring van de gehanteerde strategische, tactische en operationele informatieproducten. Aan de Milieukamer is een exclusieve sturende rol toebedeeld in het beoordelen, prioriteren en toewijzen van onderzoeken aan de IMT’s. Om beter te kunnen sturen op de vanuit de ISO’s5 aangedragen onderzoeksvoorstellen, veelal gebaseerd op in de betrokken regio’s gemaakte keuzes, heeft de Dienst IPOL sinds 2005 in opdracht van de Milieukamer periodiek een “tactische monitor milieu” (TMM) opgesteld. In deze monitor worden de in de ISO’s, BOD-en en binnen de Dienst IPOL beschikbare gegevens bij elkaar gebracht, waardoor een landelijk beeld ontstaat van ontwikkelingen en verbanden. Hierdoor is het mogelijk vanuit de regio’s aangedragen onderzoeksvoorstellen te plaatsen in een landelijke context, criminaliteitstendensen te signaleren, prioritering aan te brengen in de onderzoeksvoorstellen en op basis daarvan aan de IMT’s onderzoeken op te dragen; tevens kunnen criminaliteitsvormen worden aangewezen waarop door IMT’s door middel van een thematische aanpak gerechercheerd kan worden. In 2010 is besloten om deze TMM door te ontwikkelen tot een kwaliteitsmonitor strafrechtelijke milieuhandhaving, zoals opgenomen in het versterkingsprogramma (zie paragraaf 4.2.2). De nieuwe milieumonitor zal van meer strategische aard zijn. In 2011 is gewerkt aan de doorontwikkeling van zo’n monitor; door de SMK zal in 2012 nadere besluitvorming omtrent vaststelling en operationalisering van de nieuwe monitor plaatsvinden. In 2011 is er daarom geen reguliere TMM meer verschenen. Vermeld kan nog worden dat in 2011 ook het functioneren van de ISO’s onder de loep is genomen.6 De aangegeven verbeterpunten zijn meegenomen in de verdere besluitvorming omtrent professionalisering van het weeg- en sturingsproces. Er is met medewerking van het IMT Rotterdam en het FP (TIOC) een ‘kwaliteitsdocument ISOproces” en een uniform preweegdocument opgesteld. Uiteindelijk zal hiermee in de gehele sturingsketen (van ISO tot SMK) eenduidigheid bestaan bij de strafrechtelijke aanpak van de milieucriminaliteit.
1 Ingevolge artikel 9a van de Regeling nationale en bovenregionale recherche bestaat de Milieukamer uit de HOvJ van het FP (tevens voorzitter), een korpsbeheerder en een korpschef. In de vacature van een korpsbeheerder ten behoeve van de MK is niet voorzien. 2 Rapport van de Commissie Herziening Handhavingsstelsel VROM-regelgeving (juli 2008). 3 Rapport Grip op milieuzaken, Evaluatie van de strafrechtelijke milieuhandhaving (uitgave WODC, februari 2009). 4 De visie op de milieutaak in de toekomstige politieorganisatie is neergelegd in de “Waterlijn Milieu, de 12 druppels die het verschil gaan maken” (zie de Extra Editie van de Nieuwsbrief Milieu omtrent Organisatiekaders Milieu Nationale Politie (uitgave Politieacademie) van januari 2012.
Het versterkingsprogramma loopt tot 1 januari 2013. De verantwoording voor de deelprojecten die dan nog niet zijn afgerond zal worden overgedragen aan de Strategische Milieukamer (SMK). Aan de bestuurlijke kant bestaat ook een versterkingsprogramma milieuhandhaving (PUmA: Programma Uitvoering met Ambitie) dat zich met name bezig houdt met de totstandkoming van Regionale uitvoeringsdiensten (RUD).9 Het OM is hier ook bij betrokken, vanwege het belang van de RUD-en voor het OM. 4.3 Opsporings- en vervolgingsresultaten10
4.2.2. Versterkingsprogramma Strafrechtelijke Milieuhandhaving In 2009 is een start gemaakt met het strafrechtelijke versterkingsprogramma milieuhandhaving naar aanleiding van de bevindingen uit het rapport ‘Grip op milieuzaken’7 en de kabinetsreactie daarop. Het versterkingsprogramma is een samenwerkingsverband tussen de ministeries van Veiligheid en Justitie en van Infrastructuur en Milieu, het Openbaar Ministerie, de politie en de twee BOD-en van ILT en NVWA. Het doel van deze samenwerking is te komen tot een effectievere uitvoering van de strafrechtelijke milieuhandhaving. Belangrijke acties voor de politie en het OM zijn het opstellen van een criminaliteitsbeeldanalyse, het opzetten van een proefopstelling voor de aanpak van zware milieucriminaliteit, het monitoren van de kwaliteit van de strafrechtelijke milieuhandhaving en het verbeteren van de informatiehuishouding en informatie-uitwisseling tussen politie en BOD-en en met het bestuur. De verschillende acties zijn in projecten verdeeld waarvan de voortgang gemonitord wordt door een stuurgroep binnen het strafrechtelijk versterkingsprogramma. Daar waar mogelijk wordt bij de verschillende projecten aansluiting gezocht bij bestaande initiatieven. Tezamen met de bestuurlijke kolom is een project opgestart dat zich buigt over de rolverdeling straf/bestuur in de milieuhandhaving.8 Verder is het OM nauw betrokken bij de invoering van de bestuurlijke strafbeschikking milieu per 1 mei 2012. De bedoeling is dat het bestuur met dit instrument in handen daadwerkelijk een groter aandeel levert bij de milieuhandhaving zodat politie en OM zich op de zware en middelzware zaken kunnen gaan richten.
In het verslagjaar richtten de BR-eenheden zich op verschillende criminaliteitsgebieden binnen het milieuveld (zie tabel 11 in paragraaf 4.3.2). Het IMT verricht onderzoeken naar bovenregionale en/of ketengerelateerde milieudelicten. Ketengericht betekent in dit kader “van productie tot afval”; in die keten vinden er veel stappen plaats waar milieuovertredingen kunnen plaatsvinden. Dit maakt dergelijke milieuonderzoeken op zich al vaak complex. Voor de toewijzing van IMT-onderzoeken gelden een aantal specifieke criteria: – er dient sprake te zijn van georganiseerde of organisatiecriminaliteit; – het milieu is stelselmatig verontreinigd of aangetast; – er is een multidisciplinair, complex of langdurig rechercheonderzoek nodig; – commune delicten (fraude, omkoping, oplichting) vormen belangrijke bestanddelen, en – interregionaal of internationaal van omvang. 4.3.1. Ingediende onderzoeksvoorstellen In het verslagjaar 2011 zijn door de gezamenlijke IMT’s 17 nieuwe onderzoeksvoorstellen ingediend (zie tabel 9). Deze hebben vooral betrekking op de thema’s afval (6 projectvoorstellen) en vuurwerk (4). Daarnaast zijn er twee onderzoeken gestart met betrekking tot milieuaspecten bij grote bedrijfsbranden, waaraan het IMT Zuid respectievelijk Amsterdam bijstand hebben verleend (Chemie-Pack te Moerdijk en Diergaarde Chemical Storage in het Westelijk Havengebied te Amsterdam) en
Tabel 9 - In 2011 lopende onderzoeken milieucriminaliteit BR A’dam
BR Haagl
BR NON
BR NwN
BR ZW
BR ZN
Totaal
Nieuw
7
3
1
2
2
2
17
Operationeel
8
6
1
5
5
4
29
Beëindigd
7
5
0
4
3
2
21
5 Interregionaal Selectie Overleg, de (boven)regionale (pré-)weegploeg voor de milieuonderzoeken. 6 J.W. van Veenendaal/J. Liezen - Het ISO-sturingsproces bekeken (uitgave Versterkingsprogramma Milieucriminaliteit/FP (TIOC)/Milieu Expertise Centrum (MEC) februari 2011). Bevindingen uit het n.a.v. deze rapportage op 20 april 2011 georganiseerde werkcongres zijn vermeld in de Nieuwsbrieven Milieu (uitgave Politieacademie) van mei 2011 en juli 2011. 7 Zie noot 3. 8 Zie de Notitie verkenning verhouding en afstemming bestuur - Openbaar Ministerie, Bouwstenen voor een gemeenschappelijke visie d.d. 26 september 2011. 9 Zie de website www.uitvoeringmetambitie.nl en het artikel “RUD-vorming nadert voltooiing” in: Handhaving jaargang 26, nummer 5 (oktober 2011).
PAG. 43
In 2011 is het kennisplatform “Financieel rechercheren milieu” gezamenlijk opgericht door de Dienst IPOL en het IMT Amsterdam-Amstelland. Deze werkgroep heeft als doelstelling het financieel rechercheren op het terrein van milieucriminaliteit te monitoren, zo nodig aanbevelingen te doen en kennis en ervaring te delen. Aan deze werkgroep wordt deelgenomen door financieel specialisten die direct dan wel indirect zijn verbonden met interregionale milieuteams (IMT’s). Ook enkele regionale milieuteams (RMT’s) zijn vertegenwoordigd, evenals financieel specialisten van de NVWA-IOD, de ILT-IOD en het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM).
Tabel 10 - Ingediende en toegewezen onderzoeksvoorstellen milieucriminaliteit
PAG. 44
BR A’dam Afval algemeen
BR Haagl
BR NON
BR NwN
BR ZW
BR ZN
1
Afval - Olie
1
Afval - Water
1
Afval - EVOA
1
Totaal 2009
Totaal 2010
Totaal 2011
3
1
1 1
2
1 2
1
Afval - Covergisting
1
2
1
Afval - Slib
1
0
Inrichting - Olie
1
0
Inrichting - Brand
1
Bodem
1
Asbest Vuurwerk
2
1 1
3
1
3
4
1
2
4
4
Natuur - Hout
1
1
0
Natuur - Kaviaar
1
3
Natuur - Dieren/FFW-CITES Totaal
1
1 7
3
1
een drietal onderzoeken op het terrein van de groene milieuwetgeving (betreffende illegale handel in pijlgifkikkers en wildvang vogels)(tabel 10) 4.3.2. Lopende onderzoeken in 2011 In totaal waren er in 2011 bij de IMT’s 29 onderzoeken operationeel. Daarvan zijn er 21 in het verslagjaar (grotendeels) afgerond. Uit tabel 11 en grafiek 12 blijkt dat het zwaartepunt van de IMT-inzet, evenals voorgaande jaren, gelegen is bij onderzoeken op de thema’s afval, asbest en vuurwerk; in 2011 was er daarnaast ook sprake van een verhoogde inzet op de groene milieuwetgeving. 4.3.3. Opsporingsresultaten In tabel 12 zijn de totaalresultaten verwoord van de opsporingsinspanningen van de IMT’s met betrekking tot de in 2011 beëindigde onderzoeken. In bijlage 2, tabellen T tot en met Y, zijn de resultaten per BR gerelateerd. 4.3.4. Capaciteitsinzet Aan de hand van de maandelijkse capaciteitsoverzichten die door de BR-eenheden aan de stafbureaus BRO en MK worden aangeleverd, kan berekend worden hoe de beschikbare opsporingscapaciteit is ingezet in 2011.
1
1
2
2
2
0
1
1
3
17
16
17
De ingezette IMT-capaciteit kan nader worden uitgesplitst naar de hoofdthema’s zoals weergegeven in grafiek 13. Gelet op de bij de BRZN in gebruik zijnde capaciteitsverantwoording in fte-uren (zie paragraaf 4 van hoofdstuk 3) is de capaciteitsinzet van deze BR niet meegenomen in grafiek 13.11 In bijlage 2, tabel Z, is de capaciteitsinzet per BR weergegeven, inclusief de BRZN. 4.3.5. Bestuurlijke rapportages Zoals al vermeld in paragraaf 5 van het vorige hoofdstuk is één van de doelstellingen van de BR om daar waar mogelijk steeds een advisering te doen met betrekking tot te treffen preventieve maatregelen die kunnen bijdragen aan het structureel terugdringen van het onderzochte criminaliteitsfenomeen. Dit geldt ook voor de onderzoeken door het IMT. Zeker bij milieudelicten is ook vaak sprake van het ontduiken of omzeilen van complexe wettelijke regelingen en administratieve procedurevoorschriften; een bestuurlijk dossier kan een zinvol instrument zijn om het bestuur te informeren en te adviseren tot aanscherping van wetgeving, procedures en toepassing van controlebevoegdheden. In het verslagjaar zijn door de Milieukamer twee bestuurlijke dossiers ontvangen, beide van het IMT Haaglanden. De aanbevelingen uit die bestuurlijke dossiers zijn kort samengevat weergegeven in tabel 13.
10 De cijfers in hoofdstuk 4 en de corresponderende tabellen in bijlage 2 kunnen afwijken van de gepresenteerde resultaten in eigen BR-jaarverslagen of andere BR-documenten; de in dit jaarverslag opgenomen resultaten betreffen steeds cijfers zoals deze bij het BRO/MK uit ingediende voortgangs- en eindrapportages en maandelijkse capaciteitsoverzichten bekend zijn en deze cijfers zijn door de betreffende BR-eenheden gecontroleerd en geaccordeerd. De IMT-vervolgingsresultaten zijn ten behoeve van dit jaarverslag verstrekt door het Functioneel Parket. 11 Bij de BR NwN is dezelfde urenverantwoording in gebruik, maar v.w.b. de IMT-onderzoeken is over 2011 ook de capaciteitsinzet in fte-normen beschikbaar gesteld aan het BRO, derhalve is de capaciteitsinzet van de BR NwN wel opgenomen in de grafiek.
BR A’dam Afval algemeen
BR Haagl
BR NON
BR NwN
BR ZW
BR ZN
1
Afval - Olie
1
Afval - EVOA
1
1
1
Totaal 2009
Totaal 2010
Totaal 2011
3
3
1
5
1
1
3
2
3
Afval - Slib
2
0
Afval - Bruin/ Witgoed
1
0
Afval - Water
1
1
Afval - Accu
0
1
Afval - Covergisters
1
1
2
2
Inrichting algemeen
1
1
0
Inrichting - Olie
1
1
0
Inrichting - Brand
1
2
1 5
7
4
7
6
7
Natuur - Hout
1
2
0
Natuur - Kaviaar
1
1
0
2
1
5
4
3
31
29
Asbest
1
Vuurwerk
3
Natuur - Dieren/FFW-CITES
2
1 4
1
Bodem
1
2
Totaal
8
6
1 1
5
3 5
4
33
12. Operationele onderzoeken milieucriminaliteit 8
aantal al onder onderzoeken
7 6 5
2010
4
2011
3 2 1 0
onderwerp
Grafiek 12
PAG. 45
Tabel 11 - overzicht operationele onderzoeken milieucriminaliteit
PAG. 46
4.3.6. Vervolgingsresultaten Tenslotte zijn de resultaten vermeld van de in 2011 door het FP12 genomen vervolgingsbeslissingen in IMT-onderzoeken, voor zover bekend (zie tabel 14). In onderzoek Vlier (BR NwN) zijn een groot aantal verdachten vervolgd, maar nu het een themaonderzoek betrof naar asbestverwijdering13 met een groot aantal losse dossiers is niet eenvoudig te achterhalen welke vervolgingsbeslissing per individuele verdachte is genomen in het verslagjaar. In de tabel wordt derhalve volstaan met een algemene opmerking, en de vervolgingsresultaten zijn derhalve ook niet vermeld bij de totaalcijfers in de managementsamenvatting. Tabel 12 - opsporingsresultaten milieucriminaliteit BR-eenheden
Aantal aangehouden verdachten
Aantal verdachten in procesdossier
Aantal ontnemingsvoorstellen
Bedrag ontneming
Bedrag inbeslaggenomen gelden
BR A’dam
0
0
0
€0
€0
BR Haagl
9
10
1
onbekend
€0
BR NON
0
0
0
€0
€0
BR NwN
10
10
1
€ 72.932
€ 42.140
BR ZW
13
38
0
€0
€0
BR ZN
3
8
0
€0
€0
Totaal 2011
35
66
2
€ 72.932
€ 42.140
Totaal 2010
51
183
11
€ 4.107.762
€ 2.000
13. verdeling capaciteitsinzet milieu 2011 (excl. BRZN) TGO/bijstand afval (water) afvalstoffen algemeen
7 0% 7,0% 2,5% 1,5%
vuurwerk
11,5%
olie (afvalstoffen)
26,5%
EVOA
8,5%
asbest (afvalstoffen)
9,0%
Cites/FFW
15,0%
verontreinigde grond
6,0%
afval (vetten)
4,0%
stroperij diverse
7,0% 1,5%
12 Alle IMT-onderzoeken worden voor wat betreft de vervolgingsbeslissing afgedaan door de vier Handhavingseenheden van het Functioneel Parket. 13 Voor een beschrijving van het onderzoek Vlier wordt verwezen naar het jaarverslag BRO 2009, hoofdstuk 12.
Grafiek 13
BR Eenheid
Onderwerp
Aanbevelingen
BR Haaglanden, onderzoek Francium
CITES - illegale invoer kikkers
Aanbevolen wordt om CITES een negatief advies te doen uitbrengen m.b.t. de handel in (de specifieke soort) pijlgifkikkers afkomstig van wildvang, tot tegenonderzoek heeft aangetoond dat in herkomstlanden op grote schaal wordt gekweekt (en er dus geen sprake blijkt van wildvang).
BR Haaglanden, onderzoek Curium
Bodem
Aanbevelingen m.b.t.: 1. aanpassing definities in wetgeving en protocollen m.b.t. bodemonderzoek. 2. vastleggen van audits van certificerende instellingen in een centrale database. 3. het instellen van een (straf )punten- en sanctiesysteem, en verplichting tot het doen van aangifte bij de politie, bij geconstateerde overtredingen.
Tabel 14 - vervolgingsresultaten milieucriminaliteit Naam onderzoek
Criminaliteitsgebied
Aantal verdachten
Vervolgingsresultaten
Ontnemingsmaatregel
Larix (BR NwN)
Vuurwerk
13
24 mnd gs, wrvn 12 mnd gs vw
€ 31.878
transactie € 7500 240 uur werkstraf + 6 mnd gs vw 80 uur werkstraf + 2 mnd gs vw transactie € 640 transactie € 600 transactie € 340 vrijspraak transactie € 500 sepot geen bewijs transactie € 350 transactie 120 uur werkstraf (2 x) Vlier (BR NwN)
Asbest
onb (± 30)
transacties, variërend van € 400 tot € 5000, en aantal verdachten op zitting geweest (vonnissen onb).
PAG. 47
Tabel 13 - Bestuurlijke rapportages milieucriminaliteit
PAG. 48
hoofdsTuk 5 | BovenreGionAle recherche AmsTerdAm-AmsTellAnd
hoofdsTuk 5 | BovenreGionAle recherche AmsTerdAm-AmsTellAnd
PAG. 50
5.1 Profiel Verzorgingsgebied: politieregio’s Amsterdam-Amstelland en Gooi- en Vechtstreek1 Beheerkorps: Amsterdam-Amstelland Centrumparket: Arrondissementsparket Amsterdam Formatieve sterkte: 71 fte Werklocaties: Amsterdam Werkterreinen: bovenregionale middencriminaliteit, middelzware en zware horizontale fraude, bovenregionale ketengerelateerde milieucriminaliteit; landelijke expertisetaken op het gebied bancaire fraude/integriteit.
5.2 Onderzoek middencriminaliteit In het verslagjaar 2011 kon slechts een gering aantal onderzoeken op het terrein van bovenregionale middencriminaliteit worden afgesloten. Dit betrof onderzoeken die al in 2010 waren gestart en in de eerste helft van 2011 werden afgerond. De volledige BRT-capaciteit is sinds de tweede helft van 2011 ingezet in een tweetal grotere onderzoeken (waaronder bijstand aan het TGO Nepos, het onderzoek naar de overval op het gelddepot van Brinks in Amsterdam), die voorgezet worden in 2012. Trajanus (overvallen) – het vervolg – Dit overvallenonderzoek, gestart in 2010, is in 2011 afgerond.2 Het onderzoek was gericht op een aantal overvallen op geldlopers, gepleegd op het moment dat zij de opbrengst van supermarkten op kwamen halen. De vaste MO was dat de supermarkten weken achtereen werden afgelegd. Zodra er zicht was op een vast patroon met betrekking tot de geldinstelling, werd een gestolen scooter met behulp van een bestelauto “koud gezet”. De verdachten betrof een aantal Marokkaanse jongeren uit Amsterdam-Oost. Om zicht te krijgen op de verdachten en bewijs te vergaren in deze zaken is er gebruik gemaakt van onder andere observaties, telefoon- en internettaps. Hieruit bleek dat één van de verdachten op zoek was naar een bestelauto. Hier is door het onderzoeksteam op 1 voor wat betreft de middencriminaliteit behoort de regio Gooi- en Vechtstreek tot het verzorgingsgebied van de BR Midden-Nederland. 2 Een beknopte eerste beschrijving is terug te vinden in hoofdstuk 7 van het jaarverslag BRO 2010.
Al snel bleek dat de bestelauto voor het voorbereiden van overvallen gebruikt werd. Deze verdachte werd samen met een andere verdachte op heterdaad bij een voorbereiding van een overval te Delft aangehouden. Uiteindelijk werden meerdere zaken bewijsbaar verklaard en werden de verdachten door de rechtbank Amsterdam veroordeeld voor straffen van respectievelijk zeven jaar, zes jaar, 4½ jaar, acht maanden en twee maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf en het terugbetalen van bijna € 45.000 aan een supermarkt in Zaandam. De rechtbank Amsterdam heeft de verkoop van de bestelauto aan de verdachte rechtmatig bevonden, nu er naar de mening van de rechtbank geen sprake was van pseudokoop of pseudodienstverlening en er dus ook geen bevel daartoe hoefde te zijn gegeven, zoals door de raadsman wel was bepleit.3
delijk naar schatting 2,5 miljoen euro aan oplichtingsgelden hebben weggesluisd naar onder meer Spanje en Nigeria. Dit gebeurde deels door de gelden te investeren in de handel in vrachtauto’s en vrachtauto-onderdelen vanuit Nederland naar Nigeria en in aankopen van onroerend goed in Nigeria. Inmiddels zijn er zeventien verdachten aangehouden en gehoord. Een verdachte is nog voortvluchtig. Twee verdachten hebben inmiddels terechtgestaan voor wat betreft de verdenking van handel in verdovende middelen, namelijk de invoer in Nederland van ruim 2,5 kilo cocaïne. Zij zijn veroordeeld tot 30 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Van de genoemde verdachten betroffen er zeven katvangers. Deze verdachten worden ervan verdachten hun bankrekeningen ter beschikking te hebben gesteld aan de vermoedelijke oplichters om hun criminele geldstromen te verhullen. Door de recherche zijn twee panden en een auto in beslag genomen ter waarde van circa 700.000 euro. Daarnaast zijn buitenlandse tegoeden van de verdachten bevroren. Het financieel onderzoek wordt in 2012 nog voortgezet.
5.3 Onderzoek horizontale fraude 13Count (WACN/witwassen) Als gevolg van een strafrechtelijk onderzoek naar oplichting (WACN-fraude), ondergronds bankieren en witwassen is een moneytransferkantoor in Amsterdam-Zuidoost gesloten. Rechercheurs van de financiële recherche van de Amsterdamse politie (BFER-IFT) hebben in het kader van dit onderzoek vanaf november 2011 acht verdachten aangehouden. Daarnaast zijn een bedrijfspand en vijf woningen doorzocht. Het onderzoek richtte zich op de verdenking dat de eigenaar van dit kantoor opzettelijk betrokken was in het wegsluizen van gelden naar Nigeria waarvan hij wist dat deze uit oplichting voortkwamen. Hij wordt er ook van verdacht zelf rechtstreeks bij de oplichting betrokken te zijn geweest. Slachtoffers in onder meer Tsjechië, Denemarken, Australië en de Verenigde Staten werden vanuit Amsterdam benaderd met listige en op het oog lucratieve financiële voorstellen. De politie heeft beslag gelegd op de administratie van het bedrijf en de boekhouding van de ondergrondse bankier. Het financiële onderzoek heeft tot dusver blootgelegd dat de verdachten vanuit dit pand, waar een vestiging van het moneytransferconcern was gehuisvest, vermoe3 LJN:BU8781,Rechtbank Amsterdam, 28-11-2011; Zie ook de publicatie in het tijdschrift Blauw jaargang 8, nr. 3 (februari 2012), pagina 32.
PAG. 51
geanticipeerd. Door het team werd een dergelijke auto aangeschaft en voorzien van volgapparatuur en opnameapparatuur voor vertrouwelijke communicatie. Deze auto werd vervolgens via internet te koop aangeboden. Hierop is gereageerd door de verdachte, die de auto gekocht heeft. Middels tussenkomst van een team van Werken Onder Dekmantel is de auto verkocht aan de verdachte.
PAG. 52
hoofdsTuk 6 | BovenreGionAle recherche hAAGlAnden/hollAnds midden
hoofdsTuk 6 | BovenreGionAle recherche hAAGlAnden/hollAnds midden
PAG. 54
6.1 Profiel Verzorgingsgebied: Beheerkorps: Centrumparket: Formatieve sterkte: Werklocaties: Werkterreinen1:
politieregio’s Haaglanden en Hollands Midden. Haaglanden Arrondissementsparket ’s-Gravenhage 83 fte Leidschendam bovenregionale middencriminaliteit, middelzware en zware horizontale fraude, bovenregionale keten gerelateerde milieucriminaliteit.
6.2 Onderzoeken middencriminaliteit Brons (overvallen/bedrijfsinbraken) Dit onderzoek heeft betrekking op een reeks ramkraken, bedrijfsinbraken en overvallen, gepleegd door een groep jeugdige verdachten. De groep werd ervan verdacht dat zij door het hele land opereerde en ook eenmaal toesloeg in België. Het Brons onderzoek is gestart n.a.v. zes strafbare feiten en vier verdachten. Zij zouden zich schuldig hebben gemaakt aan o.a. carjacking, diefstal van auto’s, kleding en elektronische apparatuur en bedrijfsovervallen in o.a. Bodegraven, Zeist en Deventer. Tijdens het onderzoek deed zich nog een reeks van vergelijkbare strafbare feiten voor. Ook is gerechercheerd op een aantal woninginbraken.
men” voor de gestolen auto. Op 6 november 2010 hield het arrestatieteam vijf vermoedelijke bendeleden aan bij deze garagebox. Dat gebeurde toen zij terugkeerden van een ramkraak bij een elektronicazaak in Breda. Hier waren de daders met weer een gestolen auto de winkel binnengereden. Tijdens hun aanhouding waren de verdachten in het bezit van een deel van de buit, die een totale waarde van zo’n 80.000 euro had. In de beginfase van het onderzoek is prioriteit gegeven aan het onder controle krijgen van de hoofdverdachte en het vaststellen van de identiteit van de overige verdachten. Het onderzoek werd door de wijkagenten van politieregio Utrecht, wijkteam Zuid, gevoed met informatie. Zij waren bekend met deze criminele groepering en hadden een uitstekende informatiepositie. In gezamenlijkheid is een professionele samenwerking ontstaan. In verband met de inbraak in Turnhout in België is contact gelegd met de Federale Gerechtelijke Politie in Turnhout. Ook deze samenwerking is goed verlopen.
Zo werd de groep ervan verdacht dat zij op 18 oktober 2009 in Beverwijk een man beroofde van zijn auto. Deze auto werd enkele dagen later gebruikt als vluchtauto na een ramkraak op een elektronicazaak in Bodegraven. Hierbij gebruikten de daders een tweede gestolen auto. Weer enkele dagen later werd er een diefstal door middel van braak op een kledingzaak in Turnhout, België gepleegd. Hierbij werd voor vele duizenden euro’s aan merkkleding gestolen. Ook werd er niet lang hierna van een kledingzaak in Barneveld met een moker de etalageruit vernield en gingen de daders er met voor duizenden euro’s aan exclusieve baby- en kinderkleding vandoor.
Tevens is de samenwerking gezocht met de Federatie Goud en Zilver. Het was gebleken dat overvallen juweliers geen goed ingevuld inkoop –en verkoopregister bijhielden. Ook konden deze juweliers niet aangeven welke juwelen/sieraden (behoudens een enkel uniek en afwijkend exemplaar) weggenomen zijn. Een bestuurlijk dossier werd opgesteld.
Een garagebox in Soest vormde de uitvalsbasis van de verdachten. Tevens diende deze garagebox als “onderko-
Uiteindelijk zijn met de aanhouding van zeven leden van de groep vijftien zaken tot opheldering gebracht.
1 Voor meer informatie omtrent deze onderwerpen verwijzen wij u naar het eigen jaarverslag 2011 van de BR Haaglanden/Hollands Midden.
Casarca (woninginbraken) Sinds 2009 was het aantal woninginbraken in Leidschendam-Voorburg en buurgemeenten in de regio Hollands Midden explosief gestegen. Dit leidde tot een verhoogd gevoel van onveiligheid bij burgers en bewoners en een stijgende economische en imagoschade. Vastgesteld werd dat een aantal verdachten al in een eerder stadium werd aangehouden, maar recidiveerde. Bij de start van Casarca werden diverse technische acties uitgevoerd met als doel tegen de kernverdachten bewijs te vergaren. Ook werden al gepleegde strafbare feiten, waar de verdachten mogelijk bij betrokken waren, tegen het licht gehouden en waar mogelijk gevoegd bij het onderzoek. De kernverdachten bleken inmiddels door de wol geverfd. Omdat zij eerder in aanraking waren geweest met politie en justitie was hun kennis van diverse opsporingsmethodieken zo uitgebreid dat dit hen in staat stelde de meest gangbare methodieken te ontwijken. Verdachten wisselden regelmatig van mobiele telefoon en simcards. Daarnaast werd in wisselende samenstelling gebruik gemaakt van wisselende (huur)auto’s. Besloten werd apparatuur aan te brengen in een van de huurauto’s. Inmiddels was aan de hand van tapgesprekken een uitgebreide stembibliotheek aangelegd. Op basis hiervan zou stemherkenning kunnen plaatsvinden.
2 LJN: BR1290, Rechtbank ’s-Gravenhage 01-07-2011, 09/754199-10; 09/650024-11
Aan de hand van peilbakengegevens bleek deze inzet succesvol, er kon een causaal verband worden aangetoond tussen een aantal woninginbraken in Leidschendam-Voorburg en de aanwezigheid van het bebakende voertuig. Verder werd in een van de voertuigen o.a. een experimentele cameraregistratie van inzittenden geplaatst. Deze werd echter door een kernverdachte ontdekt en samen met de daaraan gekoppelde interface met geheugencapaciteit verwijderd. Direct werd door het onderzoeksteam het betreffende voertuig opgespoord en in beslag genomen. De OVC-apparatuur bleek nog in tact. In combinatie met overige gegevens konden achttien woninginbraken aan vijf verdachten worden gekoppeld. In totaal kon tegen zeventien verdachten proces-verbaal worden opgemaakt aangaande betrokkenheid bij woninginbraken. Het einddossier omvat 32 zaakdossiers betreffende woninginbraak/heling en één zaakdossier betreffende wederrechtelijke vrijheidsberoving c.q. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (binnen de relatiesfeer). Op 27 september 2011, 4 oktober 2011 en 11 oktober 2011 vonden de aanhoudingen van de kernverdachten plaats. Buurtbewoners werden op de hoogte gesteld van de aanhoudingen. Door de aan het opsporingsonderzoek toegevoegde financieel rechercheur werd onderzoek verricht naar het individueel wederrechtelijk verkregen voordeel. Er zijn twaalf ontnemingsrapportages opgesteld waarbij het totaal van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gesteld op € 193.109. KEA (aanpak criminele jeugdgroep) Begin 2010 is een criminaliteitsanalyse opgemaakt over problematische jeugdgroepen. Geconcludeerd werd dat in de regio Haaglanden sprake was van elf criminele jeugdgroepen, 33 overlastgevende groepen en 25 hinderlijke jeugdgroepen. De totale criminele jeugdgroep Delftselaan, waarop het onderzoek Kea zich richtte, bestond uit plus minus veertig personen, waarvan dertien personen de harde kern vormden. In de analyse werd geconcludeerd dat de leden van de groep verantwoordelijk waren voor een groot aantal diefstallen uit woningen, bedrijven en voertuigen. Ook intimidatie van buurtbewoners, straatroven en drugsdealen op straat waren activiteiten waar deze jongeren zich mee bezig hielden. Verder bleek dat de harde kern zich ook in andere regio’s schuldig maakte aan soortgelijke strafbare feiten. Naast de materiële schade tastte de aard van de gepleegde feiten het gevoel van veiligheid in grove mate aan.
PAG. 55
Op 16 en 17 juni 2011 moesten de verdachten zich voor de rechter verantwoorden. Ze hoorden straffen van minimaal zes maanden en maximaal 4,5 jaar tegen zich eisen. De rechter besloot anders, en legde vrijdag 1 juli 2011 hogere straffen op dan de officier had geëist. Drie verdachten moeten vijf jaar gevangenisstraf uitzitten, en één verdachte is veroordeeld tot 4,5 jaar cel. Eén verdachte is vrijgesproken.2
PAG. 56
Het onderzoek was een co-productie met Bureau De Heemstraat dat onder de naam Mammoet eveneens onderzoek verrichtte naar de groep. Doel van Kea was: – een duurzame ontwrichting van de criminele jeugdgroep Delftselaan; – inzicht in het helerscircuit van de Delftselaangroep opdat strafrechtelijke en bestuursrechtelijke maatregelen getroffen kunnen worden; – het ontnemen van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Voor de opsporing en bewijsvergaring is gebruik gemaakt van taplijnen en bakens. Bij het Kea-team waren uiteindelijk ruim twintig dossiers in behandeling. In juni 2011 vonden de eerste twee veroordelingen plaats. Beide veroordeelden werd diefstal en heling van zeven bromfietsen ten laste gelegd. De officier van justitie eiste – naast o.a. gevangenisstraf – een meldplicht en een locatieverbod. Het oordeel van de rechter viel echter lager uit. Ook werd het geëiste locatieverbod niet opgelegd. Om ruchtbaarheid te geven aan gedane aanhoudingen verschenen in samenwerking met het project Mammoet en de afdeling Communicatie van de Politie Haaglanden diverse artikelen in zowel de regionale als de landelijke dagbladen. Om buurtbewoners te laten zien wat de politie aan de problematiek doet, werd informatie over bijvoorbeeld aanhoudingen en veroordelingen gemeld op billboards in de wijk. Aanhoudingen zelf werden – waar mogelijk – zichtbaar voor de hele buurt verricht. Op deze manier wil de politie het vertrouwen van buurtbewoners vergroten en de aangifte-, meldings- en verklaringsbereidheid doen toenemen. Sommige mensen durfden, uit angst voor de groep, informatie niet met de politie te delen. Uiteindelijk werden door de BR 24 verdachten aange-
houden, dan wel gehoord. Zij hielden zich voornamelijk bezig met inbraken, hennepteelt, drugsdealen en diefstal en heling van gestolen bromfietsen. Bij o.a. twee doorzoekingen werden achttien motoren in beslag genomen waarvan er minstens tien van diefstal afkomstig bleken te zijn. 6.3 Onderzoeken horizontale fraude Rozenboom (diplomafraude) Dit onderzoek werd gestart nadat de gemeente Den Haag aangifte had gedaan van valsheid in geschrift. Nadat een vrouw, die in het kader van een aanvraag om een kinderdagverblijf te kunnen beginnen, per mail een diploma “sociaal pedagogisch werker” verzond aan de gemeente, maar weigerde het origineel te tonen, ontstond argwaan. De gemeente belde vervolgens de onderwijsinstelling die op het diploma stond vermeld. Toen werd duidelijk dat de persoon in kwestie het diploma nooit heeft behaald. Uiteindelijk bleek de van de vervalsing van dit diploma verdachte persoon vanaf 2010 ruim 140 diploma’s te hebben opgemaakt. De Amsterdamse verdachte bood de diploma’s online aan en garandeerde daarbij levering binnen drie dagen. Bij afname van meer dan twee diploma’s verstrekte hij bovendien kortingen. Om aan een vals diploma te komen moesten de klanten een standaard formulier met gegevens opsturen. Zo konden klanten bijvoorbeeld hun cijferlijst naar eigen idee invullen. De verdachte stuurde dan per mail een voorbeeld. Na goedkeuring werd het diploma afgedrukt en voorzien van een stempel en handtekening. Vervolgens sprak de verdachte af met de klant in bijvoorbeeld een hotel in Amsterdam of op treinstations in Den Haag en Utrecht. De valse diploma’s varieerden van havo- en vwo-diploma’s, verschillende mbo- en hbo-diploma’s tot universitaire masterdiploma’s in accountancy, rechtsgeleerdheid en geneeskunde. De verdachte hanteerde vaste prijzen voor de diploma’s, variërend van € 250 voor een middelbare school- of mbo-diploma tot € 750 voor een universitaire titel. De rechter veroordeelde de 24-jarige verdachte op 9 november 2011 tot zestien maanden gevangenisstraf, waarvan zes voorwaardelijk. De rechter achtte alle twintig feiten op de dagvaarding bewezen, en bepaalde dat de verdachte onder reclasseringstoezicht kwam te staan. Voorts was de rechtbank van oordeel dat het wederrechtelijk verkregen voordeel kon worden geschat op € 17.500,- welk bedrag aan de Staat dient te worden betaald ter ontneming van dit voordeel.3 Ook maakten de afnemers van de diploma’s onderdeel uit van het onderzoek. Hen werd oplichting ten laste gelegd. Werkgevers werden hiervan op de hoogte
3 LJN: BU3822, Rechtbank ‘s-Gravenhage, 09-11-2011, 09/754018-11
gesteld. Volgens de ZSM-procedure4 zijn in september en oktober 2011 op twee zittingen een tiental personen, die ervan werden verdacht diploma’s te hebben afgenomen, veroordeeld tot werkstraffen. Verder hebben nog ongeveer vijftig andere afnemers van de valse diploma’s een OM-strafbeschikking gekregen, in totaal ten bedrage van ruim € 37.000. Twintig afnemers van diploma’s zijn of worden in 2012 nog vervolgd. Esp (looncarrousselfraude) Op 3 juni 2009 werd door een aantal banken gezamenlijk aangifte gedaan ter zake van valsheid in geschrift en oplichting dan wel poging daartoe, met een feitelijk schadebedrag van € 565.470,77. De schade zou kunnen oplopen tot een potentiële schade van € 805.297. De aangifte betrof het op frauduleuze wijze aanvragen van kredieten en hypotheken die in een aantal gevallen ook zijn verstrekt. De strafbare feiten waren gepleegd in de periode 2008/2009. Tijdens het onderzoek, dat op 1 maart 2010 startte, bleek dat in oktober 2008 vier zogenaamde sealbagstortingen5 waren gedaan bij een van de kantoren van een bank in Den Haag. Het totaal van deze stortingen zou € 27.495 bedragen. Na telling van de inhoud bleken de opgegeven bedragen niet overeen te komen met de inhoud van de sealbags. In werkelijkheid bestond de storting uit een bedrag van a 20. Het bedrag van € 27.495 was inmiddels via de rekening van het bedrijf van verdachte doorgeboekt naar rekeningen bij drie verschillende banken. Uit verder onderzoek kwam naar voren dat een groot aantal rekeningnummers en rekeninghouders mogelijk betrokken was bij een zogenoemde “looncarrouselfraude”. Het rekeningverloop vertoonde een transactiebeeld dat erop duidt dat er vermoedelijk sprake was van het (over)boeken van fictieve salarissen. Over een
Als tussenpersoon bij de hypotheekaanvragen werd gebruik gemaakt van een adviesbureau op het gebied van hypotheken, pensioenen en assurantiën, waarbij het vermoeden bestond dat een van de voormalige werknemers van dit bureau een schakel was in die hypotheekaanvragen. Het onderzoek was gericht op de strafrechtelijke vervolging van verdachten inzake krediet- en hypotheekfraude, valsheid in geschrift en oplichting c.q. pogingen daartoe. Een resultaat van het onderzoek was de uiteindelijke aanhouding van een boekhouder, werkzaam in Den Haag, die de facilitator was voor het verstrekken van loonstroken en werkgeversverklaringen van schijnbedrijven om daarmee een hypotheek of krediet te verkrijgen. Tevens vorderde hij, voor deze schijnbedrijven, bij de belastingdienst omzet- en loonbelasting terug. Er zijn twintig van dergelijke (schijn)bedrijven onderzocht; er werden zes verdachten aangehouden (waaronder de boekhouder), drie andere verdachten werden aangehouden en overgedragen aan de vreemdelingendienst omdat zij illegaal in Nederland verbleven. Een van de verdachten werd begin 2012 in Chicago aangehouden en overgedragen aan Nederland. In totaal zijn 23 personen als verdachte gehoord. Tegen twee verdachten is een rechtshulpverzoek opgemaakt om hen in Duitsland aan te houden en te horen. Voor alle betrokken banken is het Esp-onderzoek aanleiding geweest om bestaande protocollen aan te scherpen en beleid te veranderen.
4 Politie, OM en ketenpartners pakken met ZSM veelvoorkomende misdrijven op daadkrachtige wijze aan. In de ZSM-werkwijze beslissen zij na aanhouding van de verdachte zo spoedig mogelijk over het afdoeningstraject. Waar mogelijk wordt direct een afdoeningsbeslissing genomen (bron: factsheet ZSM (http://www.om.nl/onderwerpen/zsm/@158586/ factsheet-zsm). 5 Contant geld kan in een sealbag worden afgestort via een sealbagautomaat bij de bank. Het gestorte bedrag kan vooraf door de bank als voorboeking op de rekening worden bijgeschreven. Na ontvangst van de sealbag wordt de inhoud geteld. Eventuele verschillen tussen de telling en het voorgeboekte bedrag worden achteraf gecorrigeerd (bron: Jaarverslag BR Haaglanden 2011).
PAG. 57
langere periode werden geldbedragen vanuit het bedrijf van verdachte op rekeningen van de inmiddels overige verdachten gestort. Hiermee werd de suggestie gewekt dat dit salarisbetalingen zijn en de rekeninghouders een vaste bron van inkomsten hadden, bedoeld om de kredietverstrekker te bewegen een krediet te verstrekken. Bij de daadwerkelijke kredietaanvraag werden vervalste stukken overlegd, waarmee bij de kredietverstrekker het beeld van een vaste inkomstenbron werd versterkt. Verdere analyse resulteerde in een lijst van vijftien personen die in verband konden worden gebracht met het bedrijf van verdachte en tevens onderling met elkaar in verbinding stonden door o.a. regelmatig terugkomende geldstortingen. Ook bleek dat er in deze “looncaroussel” overeenkomsten waren tussen personen en bedrijven, bedrijven onderling en personen onderling. Gegevens werden gedeeld zoals telefoonnummers, adressen en postbusnummers. Meerdere personen uit de analyse hadden een eenmanszaak en waren ook in loondienst bij andere bedrijven uit het onderzoek. Uit ervaring met eerdere opsporingsonderzoeken bestond het vermoeden dat veelal gebruik werd gemaakt van valse/fictieve identiteiten.
PAG. 58
Paddestoel (skimming)6 Een ogenschijnlijk simpele inbraak in een woning in Pijnacker-Nootdorp begin 2011 leidde uiteindelijk naar een internationaal opererende Roemeense criminele organisatie die zich in heel Nederland bezighield met skimming. Onder meer door een goede samenwerking met de Roemeense autoriteiten werden zes in dit onderzoek verdachte personen in Roemenië aangehouden. Nog twee verdachten werden aangehouden na het uitvaardigen van een Europees Aanhoudingsbevel. Daarnaast ontdekte het onderzoeksteam tijdens een huiszoeking een compleet skimlaboratorium.7 Bij aanvang van het onderzoek werden 1334 telefoongesprekken beluisterd, vertaald en uitgewerkt. Uit een eerste ruwe schets van deze tapgesprekken ontstond het vermoeden dat de verdachten zich bezighielden met onder meer het incasseren van moneytransfers (witwassen), het plaatsen van skimapparatuur en het pinnen met geskimde bankpassen. Ook ontstond het vermoeden dat men in heel Nederland op zoek was naar geldautomaten om te pinnen met geskimde passen. Het betrof een groep van minimaal vijftien personen. Uit de tapgesprekken bleek dat er met regelmaat werd gesproken over het genereren van geld door middel van pinnen en het ronselen van mensen die worden betaald om hun naam op te geven teneinde met die identiteit geld op te nemen en geldbedragen te versturen via moneytransfers. Uit de tapgesprekken bleek ook dat de subjecten onderling elkaars identiteit aannemen om geld op te nemen. In februari 2011 vond een incident plaats in Holland Casino in Rotterdam, een van de bezoekers trachtte geld te pinnen met valse bankpassen. Er bleek een connectie te zijn met de subjecten in Paddestoel. In een later stadium vonden er ook skimincidenten plaats in o.a. Rotterdam, Eindhoven en Amsterdam. Na de aanhouding van een aantal verdachten bij (pogingen tot) woninginbraken werd duidelijk dat er werd gewerkt in “cellen”, waarbinnen verschillende verdachten eigen rollen vervulden. Uit nader onderzoek kwam naar voren dat er dagelijks in heel Nederland skimapparatuur geplaatst werd door negen “cellen” en dat er gecasht werd in het buitenland, waaronder de Dominicaanse Republiek. Een cel bestaat uit een aantal deelnemers in een hiërarchische structuur. Van leidinggevende tot technisch personeel tot plaatsers van skimmapparatuur en “reguliere” onderhoudsmonteurs. Andere deelnemers houden zich dan weer specifiek bezig met het stelen van pinpassen en/of woninginbraken. Gedurende de loop van het onderzoek is intensief contact onderhouden met het Roemeense onderzoeksteam. De hoofdverdachten van het onderzoek Paddestoel werden
ook door de Roemeense autoriteiten gemonitord. Het Roemeense team had twaalf hoofdverdachten in beeld inzake het ongeoorloofd doorgeven van gegevens van gefraudeerde/geskimde kaarten, het verwerven, voorhanden hebben en vervaardigen van apparatuur bestemd voor skimmen en handelingen binnen een criminele organisatie. Gedurende het onderzoek bleek dat er in Nederland meerdere onderzoeksteams bezig waren met onderzoeken naar skimincidenten. Met deze onderzoeksteams is meerdere malen intensief overleg geweest. Op vrijdag 9 december 2011 is een conferentie gehouden bij Eurojust in Den Haag. Daarin is samen met de Roemenen en de drie onderzoeksteams besproken in welke vorm samenwerking tot de beste resultaten zal leiden. Begin 2012 werd in Roemenië de beslissing genomen over een datum van aanhoudingen/doorzoekingen en tevens waar de vervolging zal gaan plaatsvinden. Dit resulteerde op 16 januari 2012 in vijftien aanhoudingen in vier plaatsen in Roemenie. Twee verdachten worden in Nederland vervolgd, de overigen in Roemenië. Daarnaast zijn vier verdachten aangehouden voor heling/diefstal, die ook in Nederland vervolgd zullen worden (de verdachten van eerder gepleegde woninginbraken die de aanleiding vormden voor het onderzoek). 6.4 Onderzoeken ketengerelateerde milieucriminaliteit Curium (valsheid in geschrift/bodem) Curium is een onderzoek naar de onjuistheid van keuringsrapportages van partijen grond. Deze rapportages tonen de kwaliteit van vervuilde grond aan en zijn beslissend voor de wijze van toepassing van vervuilde grond. In de rapportage opgemaakt door het verdachte bedrijf dat onderzocht werd zaten veel fouten. Betreffend bedrijf, een bodemintermediair, heeft in opdracht van derden bodemonderzoeken verricht naar de kwaliteit van grond. Hierbij werden strafrechtelijke handelingen verricht, zoals het valselijk en onjuist opmaken van rapporten en het verrichten van bodemonderzoeken in strijd met de geldende voorschriften (normdocumenten). De start van het onderzoek betrof een partij grond met een onjuist keuringsrapport van de Delftweg te Rijswijk uit eind 2008. In een later stadium kwam meer informatie beschikbaar en werden recente zaken uit de omgeving van Utrecht aan het onderzoek toegevoegd. In dit onderzoek zijn zowel bij het bevoegde gezag als bij het bedrijf onderzoeksrapporten gevorderd. Uit de analyse en interpretatie van deze omvangrijke hoeveel-
6 De opsporingsresultaten van dit onderzoek zijn niet opgenomen in tabel E van bijlage 2, nu dit onderzoek weliswaar grotendeels in 2011 heeft plaatsgevonden, maar pas in 2012 definitief is afgesloten. 7 Actualiteitenprogramma Nieuwsuur besteedde donderdag 9 februari 2012 aandacht aan dit onderzoek (http://nieuwsuur.nl/archief/2012-02-09).
Het onderzoek is afgesloten met een bestuurlijke rapportage.8 Francium (illegale invoer van tropische kikkers) Door de bestuurder van een bedrijf werden gekweekte pijlgifkikkers van het soort Oophaga pumilio/Dendrobates pumilio (aardbeikikker) via een website te koop aangeboden. Deze kikkersoort plant zich in gevangenschap zeer moeizaam voort. Hierdoor onstond het vermoeden dat de aangeboden kikkers van wildvang afkomstig waren. Door de aanwezigheid van toxines (gif ) op de huid van deze gifkikkers kan bevestigd worden dat zij van wildvang afkomstig kunnen zijn.9
onderzoeken onderbouwd te worden dat het kweken met deze gifkikkers op grote schaal niet waarschijnlijk is en dat gekweekte exemplaren geen of weinig gif bevatten. Vanuit het onderzoek Francium kon geen onderzoek bij kweker(s) in Panama plaatsvinden om de omstandigheden en kwantiteit van het kweken met deze kikkersoort vast te (laten) stellen. In het bestuurlijk dossier gericht aan het secretariaat van CITES te Leiden wordt opgemerkt dat het onwaarschijnlijk is dat in Panama op grote schaal met deze kikkersoort gekweekt wordt. In het bestuurlijke dossier wordt aanbevolen om een onderzoek door deskundigen in Panama bij de kweker(s) te laten plaatsvinden om vast te stellen of daar op grote schaal met deze specifieke gifkikkersoort gekweekt kan worden. Indien een dergelijk onderzoek niet mogelijk is, wordt aanbevolen om via de internationale CITES-autoriteiten wereldwijd een negatief advies tot de handel in dit soort gifkikker te verstrekken, tenzij onafhankelijke deskundigen kunnen vaststellen dat in Panama daadwerkelijk op dergelijke grote schaal gekweekt wordt met de Oophaga pumilio.
Tijdens het onderzoek Francium en ook het daaraan voorafgaande onderzoek Buckskin is meerdere keren getracht de via de website te koop aangeboden exemplaren aan te kopen. Uiteindelijk zijn door middel van pseudokoop zes gifkikkers aangekocht. Deze zijn door het NFI onderzocht. Hierbij werd vastgesteld dat vijf van de zes gifkikkers meerdere soorten alkaloïde toxines (gif ) op de huid hadden. Door de verkoper werd een nummer van het CITES-importdocument aan de koper verstrekt waarop vermeld stond dat de gifkikkers gekweekt waren en uit Panama afkomstig waren. De importeur van de gifkikkers is gevestigd in Duitsland. De verdachte werd verhoord en hij ontkende dat de gifkikkers, die hij te koop aanbood en verkocht had, van wildvang afkomstig waren. In informatiedocumenten van de kweker in Panama staat vermeld dat op er grote schaal gekweekt wordt, namelijk 13.500 exemplaren op jaarbasis. Uit literatuuronderzoek blijkt dat het kweken van deze kikkersoort moeizaam is. De in de informatiedocumenten weergegeven kweekomstandigheden maken het niet aannemelijk dat op grote schaal met deze kikkersoort gekweekt wordt. In Francium diende door middel van wetenschappelijke 8 Zie nader hoofdstuk 4, paragraaf 4.3.5. 9 Pijlgifkikkers afkomstig van nakweek bevatten volgens de meeste literatuur vaak geen of een sterk verminderde hoeveelheid gif.
PAG. 59
heid documenten kwamen twee onderzoeksrapporten naar voren waaruit bleek dat er niet volgens de normdocumenten was gehandeld. In eerste instantie gaven meer rapporten het beeld dat er niet volgens de wet- en regelgeving was gehandeld, maar bij nader onderzoek bleek dat door veranderde wetgeving er in die gevallen geen sprake was van strafbare feiten. Van ieder rapport diende te worden vastgesteld welke normdocumenten van toepassing waren. In totaal zijn er in het onderzoeksdossier vijf zaaksdossiers gevoegd van bodemonderzoeken en onderzoeksrapporten die niet aan de eisen voldeden. De twee betrokken directeuren van de holding van het bedrijf zijn als verdachten gehoord.
PAG. 60
hoofdsTuk 7 | BovenreGionAle recherche midden-nederlAnd
hoofdsTuk 7 | BovenreGionAle recherche midden-nederlAnd
PAG. 62
7.1 Profiel Verzorgingsgebied: Beheerkorps: Centrumparket: Formatieve sterkte: Werklocatie: Werkterreinen:
politieregio’s Utrecht, Gooi- en Vechtstreek en Flevoland Utrecht Arrondissementsparket Utrecht 43 fte Soest bovenregionale middencriminaliteit (en horizontale fraude door het IFT i.o.)
De ambitie van de BR MN tot op heden is om een volwaardige BR te vormen. Echter met de komst van de Nationale Politie is op het gebied van milieu en internationale rechtshulpverzoeken in 2011 niet geïnvesteerd. Wel heeft de BR veel aandacht besteed aan de inrichting van het IFT i.o., de aanpak van overvallen en de oprichting van het Kinderporno team Midden Nederland. Het Interregionaal Fraude Team i.o. In 2011 is de inrichting van het IFT i.o. op sterkte gebracht tot twaalf fte. Het team is inmiddels volledig inzetbaar voor het uitvoeren van fraudeonderzoeken. Daarnaast wordt door het tactische team (middencriminaliteit) gebruik gemaakt van hun expertise. Opvallend is de diversiteit aan onderzoeken die het team inmiddels heeft opgepakt zoals acquisitiefraude, hypotheekfraude, faillissementsfraude en de OV chipkaartfraude. Mede hierdoor hebben de medewerkers een ruime ontwikkeling doorgemaakt op deze thema’s en is het netwerk en het aantal ketenpartners op korte termijn aanzienlijk uitgebreid. Dit geldt ook voor de aanvullende methoden van onderzoek die toegepast kunnen worden door het team. 7.2 Onderzoeken middencriminaliteit BRMN05 (ramkraken) Dit onderzoek is gestart in januari 2010 en is, met een tussentijdse schorsing van ruim drie maanden, afgerond in juli 2011. De aanleiding van het onderzoek werd gevormd door twee verdachten uit Almere die zich bezig
hielden met bedrijfsinbraken in meerdere politieregio’s. Het ging in totaal om veertien bedrijfsinbraken. Een deel van deze inbraken had een overeenkomstige modus operandi. Het doelwit was vaak een gok/speelhal. In deze gevallen werd gebruik gemaakt van een gestolen ramauto, waarbij de voorpui van de betreffende bedrijven werd geramd. Hierdoor ontstond grote materiële schade. In de betreffende speel/gokhal werden gokkasten opengebroken. De daders vertrokken met het muntgeld uit de met mokers opengebroken speelautomaten. Naast overeenkomsten in modus operandi werd de veronderstelling dat dezelfde daders verantwoordelijk zijn voor de benoemde feiten, versterkt door historische telecomanalyse en een anonieme melding. Verder was er nog een aantal bedrijfsinbraken met een andere modus operandi, waarbij de grootste gemene deler overeenkomstige DNA en/of dactysporen waren. Door het onderzoeksteam is €23.100 in beslag genomen ten behoeve van ontneming. In mei 2011 zijn de twee verdachten door het onderzoeksteam aangehouden ter zake zeventien zaaksdossiers. BRMN06 (overvallen) Op donderdag 28 oktober 2010 heeft er een gewapende overval plaatsgevonden op een juwelier in Driebergen. De verdachten reden na de overval weg in een gestolen Volvo. Op de A12 bij Maarn kon de politie een eerste verdachte aanhouden. Daarbij werden schoten gelost op de auto. Even later werd de tweede verdachte in het bos
Verder is gebleken dat de eigenaar van het originele (door de dadergroep op die Audi’s valselijk gebruikte) kenteken bekeuringen ontving voor overtredingen die niet door hem gepleegd waren. Het betrof snelheidsovertredingen waarbij snelheden tot 192 km per uur waren geregistreerd. Het is ambtshalve bekend dat bij het plegen van ramkraken en bedrijfsinbraken gebruik wordt gemaakt van snelle Audi`s, balken met T-stukken en, in het geval van plofkraken, er gasflessen gebruikt worden om geldautomaten op te blazen. bij Maarn aangetroffen dankzij de inzet van een politiehelikopter. De derde verdachte werd met hulp van een politiehond aangehouden bij het oude station Maarn. Speurhonden bleven daarna zoeken omdat de politie niet helemaal zeker was dat alle verdachten waren aangehouden. Uiteindelijk leidde dat tot nog een vierde arrestatie. Door een snelle informatieoverdracht over de overval had de BR MN de mogelijkheid in een vroeg stadium aan te sluiten bij het regionale onderzoeksteam. Hierdoor was direct een koppel betrokken bij de aanhouding en insluiting van de verdachten. Een ander koppel heeft meegedacht over tactiek en strategie. Kort na de overval informeerde ook de Dienst IPOL de BR over de overval en de koppeling met andere overvallen waardoor de bovenregionale component werd bevestigd. Het onderzoek heeft uiteindelijk de aangehouden verdachten niet nader kunnen “linken” aan die andere overvallen. De vier voornoemde verdachten zijn allen veroordeeld voor de overval op de juwelier te Driebergen (zie tabel M van bijlage 2). De verkoopwaarde van de terug gevonden buit bedroeg € 95.790. BRMN1105 (ramkraken) In maart 2011 is informatie binnen gekomen omtrent het gebruik van twee garageboxen waarbij in de nachtelijke uren personen met voertuigen die garageboxen in- en uitreden en waarbij tevens goederen overgeladen werden.
In april is een Audi uit de garagebox in de gemeente Rosmalen geweest. Hierbij is vastgesteld dat die Audi, voorzien van een OT-baken, bij een poging tot plofkraak van een geldautomaat van de Rabobank is gebruikt. Hierbij zijn eveneens extreem hoge snelheden (van meer dan 250 km per uur) gemeten en is door observatie de identiteit vastgesteld kunnen worden van vier tot vijf verdachten die gebruik maakten van de Audi in Rosmalen. Door de inzet van verschillende bijzondere opsporingsmiddelen konden daarna zes verdachten worden aangehouden. Deze verdachten hadden kort daarvoor een plofkraak in Sint Odiliënberg (Limburg) gepleegd. Ze werden bij terugkomst bij de garagebox aangehouden, terwijl zij nog in het bezit waren van de buit. Bij doorzoekingen werden verschillende vuurwapens en munitie aangetroffen. Vijf verdachten in dit onderzoek zijn inmiddels veroordeeld tot meerjarige gevangenisstraffen, de zesde verdachte is een boete opgelegd. 7.3 Onderzoek horizontale fraude IFT 1102 (valsheid in geschrifte/oplichting) Door een bank en een administratiekantoor is aangifte gedaan van valsheid in geschrift en/of oplichting door een bedrijf dat handelde in computers en onderdelen en daarnaast ICT consultancy aanbood. Aan het bedrijf zijn door de Rabobank verschillende kredieten verstrekt waaronder een privékrediet. De verstrekkingen hebben
PAG. 63
Uit nader onderzoek door het district bleek dat er niet nader geïdentificeerde personen zich in en bij de garageboxen ophielden en gebruik maakten van Audi`s. Uit waarnemingen is naar voren gekomen dat personen daar ook gebruiksvoorwerpen zoals een balk met T-stuk, voorhamers, jerrycans en een cilindervormige fles verplaatsten. Tevens werd het kenteken van één van de Audi`s gezien onder verdachte omstandigheden op een industrieterrein te Harderwijk en waarschijnlijk bij een plofkraak bij een Rabobank te Hoenderloo.
PAG. 64
plaatsgevonden op basis van vervalste jaarstukken, valse facturen en een vervalst taxatierapport. Het betreffende bedrijf bestond uit drie vennoten. Gedurende het onderzoek is gebleken dat één vennoot per 1 april 2008 is uitgetreden. Derhalve is het aannemelijk dat deze vennoot niet betrokken is geweest bij de vermoedelijk gepleegde strafbare feiten ten behoeve van de financieringsaanvragen van het bedrijf in oktober 2008. Het interregionaal fraudeteam heeft onderzoek gedaan naar valsheid in geschrifte en/of oplichting door de twee overgebleven vennoten van het bedrijf. Gedurende het onderzoek is uit de gegevens van de Belastingdienst onder andere gebleken dat het bedrijf geen omzet heeft aangegeven. Dit in tegenstelling tot de genoemde omzet in het bij de bank ingediende jaarbericht 2007 van het bedrijf. Ook zijn er onjuistheden geconstateerd door de Belastingdienst bij het onderzoek naar facturen, die gebruikt zijn door het administratiekantoor voor het doen van aangifte. De verdachten zijn aangehouden en vervolgens verhoord. Uit de getuigenverhoren is vernomen dat de twee verdachten het taxatierapport van het pand en het jaarbericht 2007 van het bedrijf in samenspraak hebben vervalst. En dat zij deze stukken gebruikt hebben voor het afsluiten van de kredieten en een leaseovereenkomst. Eén van de verdachten heeft tevens verklaard dat hij het vervalste jaarbericht 2007 ook heeft gebruikt ter verkrijging van een (privé) hypotheek. Gedurende het onderzoek is uit de bankgegevens van het bedrijf en uit de verklaringen van de verdachten gebleken dat één van de verdachten in de periode van het bedrijf grote geldbedragen heeft onttrokken en dat hij dit geld voor privédoeleinden heeft gebruikt. De andere verdachte lijkt in deze periode meer geld in het bedrijf te hebben ingebracht dan eruit te hebben onttrokken. Hij heeft aangegeven dat hij zelf meerdere kredieten heeft afgesloten en dat hij deze kredieten heeft ingebracht in het bedrijf. Ook heeft hij verklaard dat zijn zus voor hem een krediet heeft afgesloten en dat hij dit krediet vervolgens ook in het bedrijf heeft ingebracht.
hoofdsTuk 8 | BovenreGionAle recherche noord- en oosT-nederlAnd
hoofdsTuk 8 | BovenreGionAle recherche noord- en oosT-nederlAnd
PAG. 66
8.1 Profiel Verzorgingsgebied: politieregio’s Fryslân, Groningen, Drenthe, IJsselland, Twente, Gelderland-Midden, Flevoland1, Noord- en Oost-Gelderland en Gelderland-Zuid Beheerkorps: IJsselland Centrumparket: Arrondissementsparket Zwolle-Almelo Formatieve sterkte: 170,1 fte (incl. IRC en TES) Werklocaties: Doorwerth, Goor, Groningen en Zwolle Werkterreinen2: bovenregionale middencriminaliteit, middelzware en zware horizontale fraude, bovenregionale ketengerelateerde milieucriminaliteit, internationale rechtshulp (IRC), Team Executie Strafvonnissen (TES); landelijke expertisetaken op de gebieden: elektronische communicatiefraude en verzekerings fraude. Als tijdelijk werkterrein heeft de BRNON een coördinerende taak in de aanpak landelijke werkvoorraad kinderporno. De BR NON is verder betrokken bij diverse (landelijke) innovatieve ontwikkelingen zoals Vastgoed Intelligence Center (VIC)3, Track in samenwerking met Dienst Justis4 en de landelijke Kamer van Koophandel.
Internationale Rechtshulp Het Internationaal Rechtshulp Centrum Noord- en OostNederland (IRC NON) maakt sinds 2005 onderdeel uit van de BR NON en houdt zich bezig met inkomende en uitgaande rechtshulpverzoeken. Het kan daarbij gaan om een uitleveringsverzoek, een verzoek tot het verzamelen van bewijs en/of overdracht of de overname van strafvervolging. Het IRC NON registreert, toetst, coördineert, adviseert en zet verzoeken uit naar andere teams. Wordt er een verzoek gedaan vanuit Europa voor bijvoorbeeld een doorzoeking in Nederland, dan zorgt een verbindingsambtenaar van het IRC NON voor een snelle inzet van een officier van justitie en/of rechter-commissaris en de benodigde politiecapaciteit.
een onderzoek, dat via Zweden en Duitsland leidde naar een 42-jarige verdachte uit het Drentse NieuwSchoonebeek, die als opdrachtgever voor dit drugstransport kon worden aangemerkt. Het IRC NON assisteerde om dit grensoverstijgende onderzoek succesvol af te ronden. De Drent bleek bij het IRC NON geen onbekende. Hij kwam naar voren in meerdere rechtshulpverzoe-
Het aantal inkomende rechtshulpverzoeken is in 2011 uitgekomen op in totaal 8.105 stuks. Het aantal uitgaande rechtshulpverzoeken kwam uit op 3.340. In 2011 werd onder meer rechtshulp verleend in een onderzoek naar aanleiding van de aanhouding in Zweden begin 2010 van een 30-jarige vrachtwagenchauffeur waarbij maar liefst 90 kilo hasj en tien kilo amfetamines in zijn reservewiel werd aangetroffen. Dit was aanleiding voor 1 De behandeling van midcri-onderzoeken geschiedt v.w.b. de regio Flevoland door de BR Midden-Nederland. 2 Voor meer informatie omtrent deze onderwerpen verwijzen wij u naar het eigen jaarverslag 2011 van de BR NON. 3 Het VIC is een landelijk strategisch samenwerkingsverband van verschillende overheidsdiensten, zoals de Belastingdienst, de FIOD, het Openbaar Ministerie, de Politie en de FIU, gericht op de aanpak van de georganiseerde misdaad, fraude en misbruik van vastgoed. Hierbij wordt in een innovatieve laboratoriumachtige omgeving data van de Belastingdienst, het Openbaar Ministerie, de politie en andere organisaties, maar ook vanuit openbare bronnen verzameld, gestructureerd, vergeleken en geanalyseerd. 4 De Justitiële uitvoeringsdienst Toetsing, Integriteit en Screening (Justis) is de screeningsautoriteit van het Ministerie van Justitie en Veiligheid op het gebied van integriteit. Integriteit is een maatstaf om betrouwbaarheid en kwaliteit van het functioneren van personen en organisaties te beoordelen. De Dienst Justis toetst of personen relevante antecedenten hebben die het uitoefenen van een bepaald beroep of werk in de weg staan. Daarnaast toetst de Dienst Justis of partijen die bepaalde verklaringen, vergunningen en subsidies aanvragen, aan integriteitseisen voldoen. Bij de afdeling TRACK informatie verstrekking (TIV) kunnen bepaalde instanties, zoals de politie en de Belastingdienst, informatie opvragen over bedrijven en personen die bij (de oprichting van) een bv of nv zijn betrokken.
werden bij de productie van synthetische drugs. Ook verrichte hij diverse logistieke en financiële handelingen om de drugshandel mogelijk te maken. Na zijn veroordeling mocht hij op een gegeven moment op weekendverlof, waarna hij de benen nam. Het TES wist hem, met hulp van hun Spaanse collega’s van de Gruppo Fugitivo, op te sporen. Hij had zich in de loop der jaren niet alleen een nieuwe naam aangemeten, maar onderging ook een behoorlijke uiterlijke verandering. Hij werd uiteindelijk in juni op het vliegveld van Barcelona door de Spaanse autoriteiten aangehouden. Inmiddels zit hij zijn strafrestant uit van bijna drie jaar.6
Executie van strafvonnissen Het Team Executie Strafvonnissen (TES) is een samenwerkingsverband tussen de BR NON en het OM ZwolleAlmelo. Het team bestaat uit 15 medewerkers van politie- en 6,5 (fte) van justitiezijde. Beide instanties werken samen bij het opsporen van veroordeelden waarvan geen bekende woon- of verblijfplaats geregistreerd is. Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) levert zaken aan bij het TES. In de opsporing wordt samengewerkt met politieregio’s, de CIE, het KLPD en Nederlandse liaisons in het buitenland. Na binnenkomst van zaken via het CJIB maakt het TES aan de hand van het strafrestant een tweedeling. Zaken waarin de veroordeelde 300 dagen of meer moet uitzitten, gaan in “actieve opsporing”. Voor veroordeelden die tussen de 120 en 300 dagen moeten uitzitten, wordt een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) of een internationaal opsporingsbevel uitgevaardigd. Veroordeelden met minder dan 120 dagen straf worden door de regiopolitie opgespoord. Een EAB is beneden de 120 dagen niet mogelijk. In juni is bekend geworden dat het TES ook na 1 september 2011 haar belangrijke werk voort kan zetten. De financiering is vooralsnog verlengd tot en met 31 december 2013 of tot het moment dat het team elders wordt ondergebracht en bekostigd binnen de Nationale Politie.
Negen jaar na zijn veroordeling door het Antwerpse hof van beroep is een Belgische ex-rijkswachter opgepakt door het TES. Dit gebeurde op verzoek van de autoriteiten in België. De verdachte was jarenlang een van de bekendste rijkswachters van Antwerpen. Hij maakte naam in België in de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Hij legde zich toe op containertrajecten waarmee criminele organisaties hard- en softdrugs naar Nederlandse en Belgische havens brachten. In de jaren negentig werd de Belg echter steeds vaker omgeven met schandalen en verdenkingen van corruptie, nog vóór zijn veroordeling. In 2002 kwam een einde aan zijn carrière. De “superflik” werd tot vijf jaar cel veroordeeld wegens betrokkenheid bij de smokkel van twee containers vol hasj in 1995 en 1996. Na de uitspraak vluchtte hij en verschool zich een tijdlang in Angola, waar hij als beveiligingsagent voor een diamantmijn zou hebben gewerkt. Na enkele jaren keerde hij terug naar Europa, Nederland welteverstaan, vanwaar hij makkelijker contact kon houden met zijn familie. Het TES arresteerde hem op dinsdag 15 maart 2011 in een appartementje in Zwijndrecht. De verdachte had gehoopt tot september 2012 uit handen van het gerecht te kunnen blijven. Dan zou zijn straf verjaard zijn en had hij als vrij man naar België kunnen terugkeren. Maar dat liep allemaal anders, mede dankzij het TES.7
In 2011 werden 522 zaken afgedaan. Daarnaast zijn 415 nieuwe zaken ingestroomd. In totaal werd in 481 zaken een Europees Aanhoudingsbevel opgemaakt. Er werden in zowel binnen- als buitenland 230 aanhoudingen verricht, ter executie van 204 jaar gevangenisstraf. Eind 2011 waren 1.450 dossiers in behandeling. Een mooi voorbeeld van het functioneren van het TES betreft de opsporing van een 35-jarige Nederlander in Spanje. De crimineel, bekend van de Nationale Opsporingslijst, werd in 2005 in Nederland veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor zijn betrokkenheid bij drugssmokkel. Hij was al bijna zes jaar spoorloos, maar dankzij intensief speurwerk van het TES kon hij in Spanje gelokaliseerd worden. De verdachte maakte zich schuldig aan het leveren van stoffen die gebruikt 5 Bron: Nieuwsbrief BR NON, juli 2011 6 Bron: Nieuwsbrief BR NON, juli 2011. 7 Bron: Nieuwsbrief BR NON, april 2011.
8.2 Onderzoeken middencriminaliteit Benz (oplichting) Op basis van informatie vanuit politieregio Friesland kon in mei worden gestart met dit onderzoek. In totaal werden zes aangiften onder de loep genomen. De verdachte maakte zich schuldig aan verschillende vormen van oplichting. Zo verkocht hij auto’s aan gedupeerden, waarbij hij na de aanbetaling de auto niet leverde. Ook verkocht hij als een soort bemiddelaar auto’s voor andere personen. Benadeelden ontvingen in deze gevallen geen geld voor de “vermeende” verkoop, maar zagen daarnaast ook de auto niet terug. De verdachte uit Acht-
PAG. 67
ken van met name Scandinavische landen. De man was blijkbaar al langere tijd actief in het drugscircuit. Het IRC NON nam onder andere vier getuigenverklaringen op, organiseerde twee videoconferenties, zette een doorzoeking op touw en hielp de collega’s door inlichtingen te verstrekken. Mede hierdoor kon uiteindelijk worden vastgesteld dat de verdachte naar Duitsland was verhuisd, alwaar hij werd aangehouden. De Drent werd overgeleverd aan Zweden en in 2011 veroordeeld tot veertien jaar gevangenisstraf.5 De chauffeur en de koerier werden veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk tien en zeven jaar.
PAG. 68
karspelen werd in juli aangehouden op verdenking van oplichting en verduistering. Hij bleek geen onbekende voor de politie in Friesland. Hiermee is in dit onderzoek nauw samengewerkt. De verdachte werd al eerder veroordeeld voor oplichting en had daarvoor nog een vonnis openstaan van ongeveer negen maanden. Er werd een bedrag van ruim 44.000 euro wederrechtelijk verkregen vermogen teruggehaald. Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken, het OM is hiertegen in hoger beroep gegaan. Buick en Subaru (bedrijfsinbraken) De onderzoeken Buick en Subaru werden in juli 2010 gestart naar aanleiding van informatie over bedrijfsinbraken afkomstig vanuit de politieregio Noord- en OostGelderland. Buick richtte zich op de helers, Subaru op de stelers. In februari konden de eerste verdachten uit Arnhem worden aangehouden. Het viertal brak vanaf juni 2009 in bij voornamelijk hoveniersbedrijven. De buit bestond uit de betere merken tuingereedschap en elektrisch gereedschap. Vooral bladblazers, boormachines en cirkelzagen waren geliefd. De inbraken vonden plaats door heel Nederland. In totaal werden, met ondersteuning van diverse politieregio’s, zeven woningen en twee loodsen doorzocht. Dit gebeurde op locaties in Arnhem en Tubbergen. Tijdens de zoekingen werden administratie en drie dure auto’s in beslag genomen. Daarnaast werden diverse gereedschappen aangetroffen. Een deel daarvan stond als gestolen geregistreerd. Naast de aandacht voor de inbraken werd er in dit onderzoek extra aandacht besteed aan de financiële gangen van de verdachten. Uiteindelijk kon een bedrag van ruim 170.000 euro wederrechtelijk verkregen vermogen worden teruggehaald. Ook werd beslag gelegd voor een bedrag van 120.000 euro. In totaal werden acht ontnemingrapportages opgesteld. Met beide onderzoeken werden in totaal 32 zaken opgehelderd. Twee verdachten uit het onderzoek Buick werden al in 2011 veroordeeld. Eén verdachte kreeg 36 maanden gevangenisstraf waarvan zes maanden voorwaardelijk. Een tweede verdachte kreeg negen maanden waarvan twee voorwaardelijk en een ontnemingvordering van € 1.662,50. Iveco (autodiefstallen) In februari 2011 werd gestart met dit onderzoek naar grootschalige autodiefstallen gepleegd door Litouwers. Politieregio Twente constateerde een toename van diefstallen van de automerken BMW en Honda. Het onderzoek werd hierop overgedragen aan de BR NON. In oktober konden twee mannen uit Litouwen worden aangehouden in Wierden. Het tweetal maakte zich schuldig aan de diefstal van tientallen auto’s van voormelde merken in het hele land. Bij een doorzoeking
in de verblijfplaats van de verdachten werd een aanzienlijk geldbedrag aangetroffen. Ook werden diverse spullen, die mogelijk gekoppeld konden worden aan de autodiefstallen, in beslag genomen. Van de modus-operandi werd een ervaringsdocument opgesteld, inclusief een barrièremodel om deze vorm van criminaliteit meer tegen te gaan. Dit document is begin 2012 beschikbaar gesteld aan belanghebbenden. DKW (overvallen) DKW betrof een onderzoek naar overvallen op meerdere geldtransporten in Zwolle, Doetinchem en Leerdam en is in augustus 2010 bij de BR NON binnengekomen door middel van een prioriteringsadvies vanuit het KLPD. In januari 2011 konden twee verdachten worden aangehouden in hun woonplaats Amsterdam. De medewerkers van waardetransportbedrijven (geldlopers) transporteerden geld om de geldautomaten bij te vullen in een zogenaamde “plofkoffer”. Deze koffer werd vanaf de geldauto naar de bijvulruimte van de geldautomaat gebracht. Op het moment dat de medewerkers van de waardetransportbedrijven, en soms ook medewerkers van de betreffende bank, in de bijvulruimte waren, verschaften de verdachten zich door middel van geweld toegang tot deze ruimte. Bij de overval in Doetinchem werd gedreigd met een vuurwapen. De overval in Leerdam was een poging. Bij doorzoekingen in de woningen van de verdachten werden inbrekerswerktuigen, mobiele telefoons, computerapparatuur, administratie en een vuurwapen met munitie in beslag genomen. Er werd een bedrag van ruim 42.000 euro wederrechtelijk verkregen vermogen berekend. Ook werd (conservatoir) beslag gelegd voor een bedrag van bijna 5.000 euro. Aanpak downloaders kinderporno Het kinderpornoteam van de BR NON is sinds 2009 actief. Zij doet onderzoek naar het downloaden van kinderporno op basis van onder andere informatie van het KLPD en de noordelijke en oostelijke politieregio’s. Sinds de start leidde dit inmiddels tot tachtig aanhoudingen en doorzoekingen. Er werden vele duizenden filmpjes en plaatjes met kinderporno aangetroffen. Het kinderpornoteam werkt met een zogenaamde carrouselaanpak waarbij de benodigde disciplines zijn ondergebracht in één team. Het gaat dan om leiding, digitale expertise, een gecertificeerd zedenspecialist en tactisch rechercheurs welke zijn opgeleid tot selecteur. Gedurende 2011 werden 40 onderzoeken afgerond. In totaal werden daarbij 37 aanhoudingen verricht. De afgeronde onderzoeken werden uitgevoerd onder de namen Krammer (5), Kaag (1), Hidden (1), Supra (5) en Charly (28).8
8 De BR NON vervult verder een coördinerende rol in de aanpak van kinderporno door alle BR-eenheden (zie hoofdstuk 2, paragraaf 2.3).
Mercedes (optiefraude) – het vervolg In mei 2011 konden zes fraudeurs door een omvangrijk onderzoek van de BR NON in de kraag gevat worden. Tijdens het onderzoek werkte het rechercheteam intensief samen met politieregio’s Gelderland-Midden en Utrecht. Het aangehouden zestal wordt verdacht van miljoenenfraude bij twee Nederlandse banken. In december 2010 werden al dertien personen aangehouden naar aanleiding van het onderzoek Mercedes. Toen leek het te gaan om een fraudebedrag van 5,6 miljoen euro.9 Uiteindelijk deden de twee betrokken banken een vijftal soortgelijke aangiften. Dit leidde tot het onderzoek Mercedes 2 door het BR NON-team in Doorwerth. In totaal bleek de groep verdachten bijna 45 miljoen euro verduisterd te hebben. Hiervan konden de banken in goede samenwerking met een aantal autoriteiten in het buitenland meer dan 41 miljoen euro tijdig blokkeren. Daarnaast werd tijdens de actiedag voor miljoenen beslag gelegd, waardoor er nu “nog maar” één miljoen zoek is. In Mercedes 2 kwamen ook de zes in mei aangehouden personen naar voren. Zij worden gezien als de kopstukken van de criminele fraudeorganisatie. De fraudeurs maakten gebruik van een gat in het internetbeleggingssyteem bij de twee banken. De verdachten maakten misbruik van het verschil in tijd tussen het plaatsen van een optieorder en de daadwerkelijke afrekening van de opties. Voordat de bank kon afrekenen, was het geld al naar diverse buitenlandse bankrekeningen doorgesluisd. Er werden bankrekeningen gebruikt in ondermeer Hongarije, Luxemburg, België en Duitsland. Inmiddels is het systeem van alle banken in Nederland aangepast waardoor het wegsluizen van bedragen op deze manier niet meer mogelijk is. De BR NON nam tijdens de zoekingen in het midden van ons land tien auto’s, twee vrachtwagens, één shovel, twee scooters én een buitenjacuzzi in beslag. Daarnaast werd er beslag gelegd op meerdere huizen ter waarde van negen ton, diverse bouwkavels en een bankrekening met een saldo van 70.000 euro. Eén van de verdachten had nog een vordering van 270.000 euro openstaan. Ook op dat geld werd beslag gelegd. Tot slot werden er luxegoederen als flatscreens en een vuurwapen in beslag genomen. In totaal werden 36 verdachten aangehouden en er werd voor ruim 1.2 miljoen euro conservatoir beslag gelegd. Bentlos (beleggingsfraude) In februari 2011 werd vanuit de politieregio Twente een zwaar fraude onderzoek gestart naar onder andere verduistering en/of oplichting in een grootschalige beleggingsfraudezaak waarbij gedupeerden voor ruim twee miljoen euro werden opgelicht. Het rechercheteam van de BR NON onderzocht twintig aangiften uit het hele 9 Zie Jaarverslag BRO 2010, hoofdstuk 10, paragraaf 3.
land, onder andere uit Haarlem, Zutphen, Almelo, Vriezenveen, Lemele, Sneek, Coevorden en Balkbrug. Dit heeft geresulteerd in de aanhouding in juli van vier personen afkomstig uit Winterswijk en Ommen. Al in een eerder stadium werden vijf woningen en een opslagruimte doorzocht. Daarbij werden bedrijfsadministratie en computerapparatuur voor nader onderzoek in beslag genomen. Het verdachte viertal haalde gedupeerden over om te beleggen in obligaties met een hoog rendement. Gedupeerden investeerden onder andere met de overwaarde van hun huis. De ingelegde gelden werden, naar zeggen van de verdachten, ondergebracht in onroerend goed in binnen- en buitenland. De uitbetalingen van de rendementen verliepen zeven tot twaalf maanden volgens afspraak. Na deze periode stopten de uitbetalingen zonder toelichting. In deze zaak kon ruim 2,4 miljoen euro wederrechtelijk verkregen vermogen worden berekend. Hiertoe werden vier ontnemingrapportages opgesteld. In totaal werden 25 zaken opgehelderd. Yellowstone (faillissementsfraude) Dit zware fraude onderzoek werd in samenwerking met de FIOD uitgevoerd. In juli konden vijf verdachten worden aangehouden op verdenking van deelname aan een criminele organisatie die zich bezig hield met faillissementsfraude, valsheid in geschrifte, witwassen en belastingfraude. Door middel van advertenties in kranten en via internetsites werden vanaf 2008 en in georganiseerd verband bedrijven opgekocht die nagenoeg bankroet waren. Er werd faillissementsfraude gepleegd bij vijf rechtspersonen in Nederland. Het ging om een slachterij uit ’s-Graveland, een groothandel in sanitaire artikelen uit de gemeente Haaren, een internationaal transportbedrijf uit Almelo en twee rechtspersonen bij een financieel adviesbureau uit Goes. De verdachten kochten op papier de bedrijven op voor één euro, terwijl het vermoeden bestond dat de eigenaren van de bedrijven tussen de 10.000 en 25.000 euro aan de verdachten betaalden om ze van hun “probleem BV’s” af te helpen. Vervolgens werden de nog aanwezige bezittingen van de bedrijven te gelde gemaakt. Dit ging ten koste van schuldeisers, die nauwelijks of geen geld meer uit de failliete boedel konden halen. De vermoedelijke hoofdverdachte stond ingeschreven in de Duitse plaats Kranenburg, maar verbleef, net als de overige vier verdachten, gewoon in Nederland. Bij doorzoekingen van hun woningen en van bedrijven in Zwolle, Duiven, Oudewater en ’s-Graveland werden administratie en digitale gegevensdragers in beslag genomen. De politie Gelderland-Midden heeft verder beslag kunnen leggen op ruim twee kilo XTC. In dit onderzoek werd fors geïnvesteerd in het afpakken
PAG. 69
8.3 Onderzoeken horizontale fraude
PAG. 70
van crimineel vermogen. Het Bureau Ontneming Openbaar Ministerie (BOOM) is hiertoe een financieel onderzoek gestart en kon alvast beslag laten leggen op onder andere onroerend goed, tien personenauto’s en sieraden. In totaal kon ruim 2,3 miljoen euro wederrechtelijk verkregen vermogen worden berekend. Daarnaast werd voor ruim 3,5 miljoen euro conservatoir beslag gelegd. Hiertoe werden drie ontnemingrapportages opgesteld. In totaal werden acht zaken opgehelderd. Volvo (krediet- en hypotheekfraude) In september 2010 werd gestart met dit middelzware fraude onderzoek naar krediet- en hypotheekfraude. Op verzoek van politieregio Twente heeft de BR NON een twintigtal aangiften vanaf 2006 onderzocht waarbij de strafbare feiten werden gepleegd in onder andere Enschede, Almelo, Lelystad, Almere en Arnhem. In januari 2011 konden twee mannen worden aangehouden. Zij waren afkomstig uit Enschede. Zij sloten voor particulieren hypothecaire leningen en/of kredieten af bij een bank. Doel van de leningen/kredieten was veelal de verbouwing van een woning. Het geld werd echter in veel gevallen niet voor de verbouwing gebruikt. De mannen werden ervan verdacht met valse papieren bouwdepots leeg te halen en het geld op hun privérekening te storten. Daarnaast haalden zij klanten over een zogenaamde levensverzekering of arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten, soms in de vorm van een koopsompolis. De betalingen werden gedaan op privérekeningen van één van de verdachten. In werkelijkheid werden de verzekeringen echter niet afgesloten. Bij doorzoekingen werden schilderijen, sieraden, drie auto’s, twee caravans, een motorboot en contant geld in beslag genomen. Ook op een woning werd beslag gelegd. Uiteindelijk werd een berekening van wederrechtelijk verkregen vermogen ten bedrage van € 225.000,= opgesteld. Er werden 24 zaken opgelost.
gegevens in beslag genomen. In november 2011 hebben aanhoudingen plaatsgevonden. De aangehouden verdachten werkten of werken voor de raffinaderij. Alle verdachten hadden vermoedelijk kennis van de strafbare feiten, gaven er opdracht toe of waren in een positie dat zij de strafbare feiten hadden kunnen stoppen, maar dit niet hebben gedaan. Het onderzoek wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met het Regionaal Milieuteam (RMT) IJsselland, het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM-IOD)11. Het IMT NON werkt met volledige capaciteit aan het inmiddels enorm omvangrijke procesdossier. Het onderzoek wordt medio 2012 afgerond. 8.5. Pilot FinEC
8.4 Onderzoek ketengerelateerde milieucriminaliteit Nevita III (afvalstoffen) Het Interregionaal Milieuteam Noord- en Oost-Nederland (IMT NON) doet al meer dan twee jaar onderzoek naar een raffinaderij in Groningen, die onder andere afvalolie bewerkt.10 Het vermoeden bestaat dat de raffinaderij de milieuwetgeving niet naleeft én dat er illegaal chemische afvalstoffen in olie en brandstoffen weggemengd worden. Ook zou het bedrijf analyses van afvalstromen, begeleidingsdocumenten en facturen vervalsen. In maart 2010 bracht het IMT NON voor het eerst een bezoek aan het terrein en de gebouwen van de raffinaderij. In april 2011 vond een tweede doorzoeking plaats, vooral gericht op hoe het bedrijf omging met chemische afvalstoffen. Bij deze doorzoeking werden administratieve en digitale
Met behulp van de FinEC-pilot “Geld in-zicht!” wilde de BR NON een impuls geven aan het aanpakken van financieel-economische criminaliteit. De pilotperiode liep van juli 2010 tot en met eind 2011. Periodiek werd in rapportages verantwoording afgelegd over de stand van zaken. De zes deelprojecten hadden betrekking op Milieu, Verzekeringsfraude, Misbruik van rechtspersonen, Inzicht & Informatie, HRM en Communicatie. Decharge FinEC-pilot In november werd aan de BR NON decharge verleend. Door de leden van de stuurgroep FinEC werd geconcludeerd dat bijna alle resultaten op formatie, opleidingen, maatregelen en resultaten waren gehaald. De overtuiging bestond dat de nog openstaande punten voor het einde van het jaar zouden worden gehaald. Hiermee werd de
10 Zie ook Jaarverslag BRO 2010, hoofdstuk 10, paragraaf 4. 11 Dit is inmiddels de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT-IOD ), onderdeel van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, geworden.
Globale verantwoording op de thema’s: Deelproject 1 FinEC en milieu: In ieder nieuw (milieu) onderzoek wordt gekeken naar een optimale toepassing van financieel rechercheren, witwassen, ontnemen en conservatoir beslag. Daarnaast wordt een bewuste afweging gemaakt of er een bestuurlijke aanpak wordt geïnitieerd en of communicatie als middel wordt ingezet in het kader van “tegenhouden”. Deelproject 2 Verzekeringsfraude: Vanuit het samenwerkingsconvenant dat al was opgesteld tussen de politie (BR NON) en het Verbond van Verzekeraars, Zorgverzekeraars Nederland, Openbaar Ministerie en het Parket Zwolle (FMP) om meer grip te krijgen op dit type fraude, is er een notitie opgesteld die de fenomenen binnen de verzekeringsbranche beschrijft. Daarnaast werd het zware fraudeonderzoek Austin (fraude autoruitherstelschade) gekoppeld aan dit deelproject van waaruit in april 2012 een bestuurlijk dossier is opgesteld. Deelproject 3 Misbruik van rechtspersonen: Er zijn drie fraudeonderzoeken gerelateerd aan dit thema opgepakt. De ervaringen uit het zware fraudeonderzoek Bentlos (beleggingsfraude) worden samen met een literatuurstudie en een aantal interviews meegenomen in een bestuurlijk dossier van het deelproject “misbruik van rechtspersonen”. Daarnaast is er samenwerking gezocht met nieuwe partners als het Vastgoed Intelligence Centre (VIC) en het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC) Noord en Oost. Ook is nauwe betrokkenheid geweest bij de ontwikkelingen rondom de wet Herziening Toezicht Rechtspersonen (HTR) van het Ministerie van VenJ zodat bij de invoering van de wetgeving op 1 juli 2011 het automatische toezicht zo goed mogelijk van start kon gaan. En er werd geïnvesteerd op meldingen ongebruikelijke transacties (zogenaamde FIU - Financial Intelligence Unit - meldingen). Deelproject 4 FinEC Inzicht en Informatie: Dit project is
afgerond. Alle politieregio’s in NON werden bezocht en alle BR NON informatieproducten werden FinEC proof gemaakt. Hierdoor wordt onder andere in elk fraude- en middencriminaliteit(pre)weegdocument FinEC informatie meegenomen. Deelproject 5 HRM: Om de crimineel in zijn portemonnee te raken, was extra kennis op financieel gebied nodig. Daarvoor werden 169 collega’s opgeleid en werden zeven nieuwe medewerkers met een financiële achtergrond aangetrokken. In relatief korte tijd hebben deze nieuwe medewerkers hun meerwaarde al bewezen en dankzij het “buddy-systeem” waren ze al snel ingeburgerd in de organisatie. Deelproject 6 Communicatie: Op het gebied van communicatie werden diverse middelen ingezet om de FinECboodschap zowel intern als extern over te brengen. Aan medewerkers werd onder andere een FinEC informatiepakket uitgedeeld. Naast de interne en externe berichtgeving heeft de BR NON tevens op een tweetal momenten diverse partners bijeen gebracht om met elkaar van gedachten te wisselen over financieel opsporen. Operationele resultaten: Voor ontneming en beslag werden cumulatieve doelstellingen geformuleerd, respectievelijk € 19.000.000 en € 7.500.000. De resultaten worden ook cumulatief verantwoord. Het financiële resultaat van de FinEC-pilot in 2011 kan worden opgesplitst in twee delen: gerealiseerd en verwacht. Het ‘gerealiseerde deel’ van de cijfers heeft betrekking op onderzoeken die ook daadwerkelijk in 2011 werden afgerond. Het ‘verwachte deel’ van de cijfers betreft onderzoeken die nog niet werden afgerond of waarover nog beslissingen moeten worden genomen. Het gerealiseerde bedrag ontneming kwam cumulatief uit op € 13.630.463. Dit bedrag kan nog oplopen met een “verwacht deel’ naar € 24.348.954. Het bedrag voor beslag kwam cumulatief uit op € 6.952.765. Ook dit bedrag kan nog oplopen met een “verwacht deel” naar € 9.916.475. In totaal werden 33 ontnemingrapportages opgesteld.
Resultaten ontneming en beslag. De bedragen zijn afgerond12 Resultaat A Gerealiseerd in 2010
Resultaat B Gerealiseerd in 2011
Resultaat C Cumulatief gerealiseerd (2010 en 2011 samen)
Resultaat D Verwacht (berekend in 2011)
Resultaat E Resultaten C en D samen
€ 19.000.000 (9 miljoen en 10 miljoen)
€ 5.054.137
€ 8.576.326
€ 13.630.463
€ 10.718.491
€ 24.348.954
€ 7.500.000 (3 miljoen en 4 ½ miljoen)
€ 2.442.698
€ 4.510.067
€ 6.952.765
€ 2.963.710
€ 9.916.475
Onderwerp
Cumulatieve doelstelling 2010 en 2011 samen
Ontneming (wederrechtelijk verkregen voordeel) Conservatoir/ klassiek en beslag door derden)
12 Dit is met uitzondering van afgehandelde onderzoeken downloaders kinderporno. Bij deze groep valt geen financieel bezit te ontnemen.
PAG. 71
pilot overgedragen aan de staande organisatie van de BR NON. Tevens werd groen licht gegeven voor het in gang zetten van de structurele financiering van de versterking van zeven FinEC experts.
PAG. 72
hoofdsTuk 9 | BovenreGionAle recherche noordwesT nederlAnd
hoofdsTuk 9 | BovenreGionAle recherche noordwesT nederlAnd
PAG. 74
9.1 Profiel Verzorgingsgebied: politieregio’s Noord-Holland Noord, ZaanstreekWaterland, Kennemerland en Utrecht1. Beheerkorps: Kennemerland Centrumparket: Arrondissementsparket Haarlem Formatieve sterkte: 69,55 fte Werklocaties: Heemskerk Werkterreinen: bovenregionale middencriminaliteit, middelzware en zware horizontale fraude, bovenregionale ketengerelateerde milieucriminaliteit, landelijke expertisetaken op de gebieden: bancaire en creditcardfraude. Daarnaast is de proeftuin internetgerelateerde fraude ondergebracht bij deze BR.
Proeftuin internetgerelateerde fraude Het meldpunt internetoplichting verzorgt de landelijke intake van oplichting via online handelssites en valse websites via het portaal www.mijnpolitie.nl. Gedupeerden van deze vorm van oplichting kunnen op een laagdrempelige wijze melding en aangifte doen van internetoplichting. In 2011 hebben meer dan 30.000 gedupeerden melding van internetoplichting gedaan. Het meldpunt verzorgt niet alleen de landelijke intake, maar analyseert en coördineert ook de binnengekomen meldingen en vormt clusters die in aanmerking komen voor een strafrechtelijk onderzoek. Vooraf heeft het meldpunt met het Openbaar Ministerie criteria afgesproken. Tot dusver heeft het meldpunt uit de 30.000 meldingen meer dan 175 onderzoeken geselecteerd. Het gaat hierbij om onderzoeken waar op grond van analyse vele meldingen aan te koppelen zijn. Zodra de voorbereiding van het strafrechtelijk onderzoek is afgehandeld wordt het dossier overgedragen aan het politiekorps van de regio waarbinnen de verdachte woonachtig is. In 2011 is op deze site een checkfunctie toegevoegd. Consumenten kunnen met de checkfunctie zien of de verkopende partij (particulier of winkel) betrouwbaar is. Deze checkfunctie biedt de consumenten de mogelijkheid om te controleren of zij online veilig kunnen (ver)kopen. 9.2 Onderzoeken middencriminaliteit Praag (overvallen) De BR NwN heeft onderzoek Praag gestart naar aanleiding van een overval op vrijdagochtend 18 juni 2010 op
de souvenirwinkel annex juwelier op het terrein van het openluchtmuseum de Zaanse Schans. Rond 9.45 uur kwamen drie gemaskerde mannen met een vuurwapen de juwelierszaak binnen en bedreigden het personeel. De overvallers sloegen de vitrinekasten in en stalen diverse sieraden. Een medewerker probeerde de overval te voorkomen. Hij kwam in gevecht met een van de overvallers en raakte hierbij gewond aan zijn benen. De drie gewapende mannen gingen er vervolgens op een bromfiets vandoor die korte tijd later werd teruggevonden in Zaandam. Het is onbekend hoe de overvallers verder zijn gevlucht. Tijdens de overval waren diverse klanten aanwezig in de zaak. Behalve de medewerker raakte niemand gewond. Het onderzoek heeft niet tot aanhouding van de daders geleid. Wel werd op 6 april 2011 nagenoeg de gehele buit van deze overval bij een juwelier in Amsterdam in beslag genomen. Daarnaast werd bij deze juwelier nog een grote partij andere sieraden aangetroffen die eveneens van diefstal afkomstig bleek. De juwelier werd als heler aangehouden. Washington (overvallen) Op 10 januari 2011 werd door drie verdachten weer een overval gepleegd op dezelfde juwelier van de Zaanse Schans te Zaandam. Personeel werd bedreigd met een vuurwapen en vitrines werden met hamers ingeslagen. Direct na de overval vluchtten de drie verdachten op een scooter. Zij werden achtervolgd door de politie waarbij de verdachte die als achterste op de scooter zat, een vuurwapen richtte op de politie. De scooter
1 Politie Utrecht is nog vertegenwoordigd in het Interregionaal Fraude Team en het Interregionaal Milieu Team van deze BR. De Utrechtse capaciteit t.b.v. middencriminaliteit behoort tot de BR Midden-Nederland.
Door de Nationale Stuurploeg Overvallen2 werd het advies gegeven om de overval gepleegd op 18 juni 2010 (onderzoek Praag) in het onderzoek te betrekken i.v.m. de overeenkomsten in beide zaken. Aan het advies is gevolg gegeven. Er zijn diverse getuigen (aanvullend) gehoord. Dit resulteerde in de verdenking dat er sprake was van een vierde dader die in een vluchtauto heeft gewacht. Dit verklaart ook waarom dat voertuig, eerder ontvreemd met gebruikmaking van de originele contactsleutel, afgesloten werd aangetroffen en er geen sleutel in de nabije omgeving of bij de drie aangehouden verdachten werd aangetroffen. Diverse forensische sporen werden veiliggesteld in de vluchtauto. Deze zijn ingezonden naar het NFI om de identiteit van de vierde dader te achterhalen. Onderzoek heeft echter geen resultaat opgeleverd. De vierde dader is niet bekend geworden. Nieuwe overval Een “nieuwe” overval werd aan onderzoek Washington toegevoegd. Dit naar aanleiding van een DNA hit op een van de drie verdachten. Het betrof een poging overval op een supermarkt in Koog aan de Zaan op 27 december 2010. De overval werd gepleegd door twee verdachten en het slachtoffer werd door beide verdachten met vuurwapens bedreigd. Het DNA van de verdachte werd aangetroffen op een tierap waarmee het slachtoffer was vastgebonden. Op 29 december 2010 heeft een poging gewapende overval door twee daders plaatsgehad op een supermarkt in Wormer. Een vrouw werd bedreigd en doordat zij heel hard gilde sloegen de daders op de vlucht. Deze poging overval was soortgelijk als de poging overval op de supermarkt in Koog aan de Zaan. Een bivakmuts werd tijdens de vlucht achter gelaten. De uitslag van het NFIonderzoek op het DNA van de drie verdachten was echter negatief. Ook de overval van 18 juni 2010 (onderzoek Praag) kon niet gekoppeld worden aan deze drie verdachten en blijft dus onopgelost. Zurich (ramkraken, bedrijfs- en woninginbraken) Dinsdag 20 december 2011 heeft de Bovenregionale Recherche Noordwest Nederland twee Alkmaarders van 42 en 35 jaar aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij een ramkraak die dezelfde ochtend omstreeks 06:00 uur was gepleegd bij een bedrijf in elektronica in Heerhugowaard. De gestolen buit van deze ramkraak 2 Zie hoofdstuk 2, paragraaf 2.4
PAG. 75
reed kort daarna tegen een boom waarbij de drie verdachten in een sloot belandden. De verdachten vluchtten een weiland in waar zij werden aangehouden. Buitgemaakte sieraden en een vuurwapen werden in beslag genomen.
bestond o.a. uit de gehele voorraad iPads, MacBooks en iMac’s. De aanhoudingen komen voort uit een ingesteld onderzoek naar het plegen van snelkraken, ramkraken, bedrijfsen woninginbraken in Friesland, Noord-Holland, IJsselland en Gelderland en heling van gestolen goederen. Direct na de aanhoudingen werden invallen gedaan in woningen en bedrijfspanden. Hierbij werden diverse gestolen goederen, afkomstig van ramkraken, snelkraken en inbraken in beslag genomen. Daarnaast werden veel verdovende middelen aangetroffen en twee mobiele XTC-installaties waaronder één tabletteermachine in een speciaal voor dit doel geprepareerde aanhangwagen. Het aantal aanhoudingen in deze zaak is inmiddels opgelopen naar acht. Het team heeft 62 zaken in het onderzoek betrokken. Het onderzoek loopt door in 2012. 9.3 Onderzoeken horizontale fraude Lire (bancaire fraude) Aanleiding voor het onderzoek Lire was een aangifte van een van de grotere Nederlandse banken. Blijkens deze aangifte, alsmede de aangiften door enkele individuele rekeninghouders, is het vermoeden dat er grote geldbedragen frauduleus zijn overgeboekt (of geprobeerd zijn over te boeken) van rekeninghouders van de bank door middel van telefonische opdrachten. De bedragen werden overgeboekt naar zogenoemde katvangers. Dit zijn personen die hun privé- dan wel hun bedrijfsbankrekening ter beschikking stellen teneinde de fraudegelden te ontvangen waarna deze gelden, al dan niet door hen zelf, worden opgenomen. In een aantal van de gevallen werd het geldbedrag vervolgens doorgeboekt naar andere katvangers. Het onderzoek heeft geleid tot het aanhouden van drie hoofdverdachten op 13 september 2011. Bij de daarop volgende doorzoekingen trof het arrestatieteam in de woning van één van hen onder meer een vuurwapen en munitie aan.
PAG. 76
De mannen worden verdacht van oplichting, witwassen en deelname aan een criminele organisatie. Uit het onderzoek is gebleken dat zij zich bezighielden met grote financiële transacties, waarbij zij gebruik maakten van verschillende speciaal daartoe opgerichte bedrijven. In een aantal gevallen kon direct een financieel gedupeerde worden achterhaald, bij verschillende andere transacties is de herkomst van het geld nog niet helder. In augustus 2011 werd gedurende het onderzoek duidelijk dat toen inmiddels voor een bedrag van tenminste twintig miljoen euro en mogelijk zelfs 25 miljoen euro van en naar de diverse gebruikte rekeningen is geboekt. Zodra het geld voor de verdachten in “veilige haven” was, werd het, meestal in het buitenland, gecasht. Met deze bedragen werd ook getracht goudaankopen te verrichten bij goudbanken in België en Duitsland. Voor de onderlinge contacten maakten de verdachten gebruik van alle mogelijke middelen op het gebied van mobiele telefonie en digitale communicatie, zoals Wifinetwerken op anonieme plekken en verbrokkelde en versluierde communicatie via SMS, e-mail en spraak. Hierdoor zijn gedurende het onderzoek een aantal belemmeringen/beperkingen in het telecomonderzoek zichtbaar geworden als gevolg van de snel voortschrijdende technologische ontwikkelingen m.b.t. mobiele en digitale communicatie. Deze knelpunten zijn in de meeste gevallen overigens op praktische wijze opgelost c.q. omzeild. Als vervolg op de aanhouding van de drie hoofdverdachten kon het onderzoeksteam een dozijn andere personen horen als verdachten. Het onderzoek is in 2012 voortgezet.
zijn via internetbankieren grote sommen geld over te boeken naar katvangers. De geronselde katvangers verklaarden via gaychat-sites in contact te zijn gekomen met een ronselaar op internet. Overeenkomst bij drie katvangers was het gebruik van hetzelfde mobiele telefoonnummer. Een door de bank ingehuurd IT-securitybedrijf heeft een profiel (adres) geplaatst op zo’n gaychat-site en is zodoende in contact gekomen met een ronselaar. Door middel van een lokmail is men in staat gebleken het gebruikte IP-adres van deze ronselaar te achterhalen. Naar aanleiding van het bovenstaande heeft de bank op 8 december 2010 het Fraude Meldpunt van de Regiopolitie Kennemerland telefonisch geïnformeerd en een uitdrukkelijk verzoek gedaan een strafrechtelijk onderzoek in te stellen. Het Interregionaal Fraudeteam heeft aansluitend een onderzoek ingesteld met de naam Mark met als doel het achterhalen van de persoon die gebruik maakte van eerder genoemd IP-adres om zodoende bij de verdachte(n) te komen die de eerder omschreven strafbare feiten (overtredingen van de artikelen 326 (oplichting), 138a/b (computervredebreuk) en 420bis (witwassen) van het Wetboek van Strafrecht) heeft/hebben verricht. Via nader onderzoek naar het IP-adres en een later daaraan gekoppeld WOD-traject kon de hoofdverdachte worden achterhaald. 9.4 Onderzoeken ketengerelateerde milieucriminaliteit
Mark (bancaire fraude/phishing) Met de veroordeling door de rechtbank Haarlem op 8 september 20113 van een 23-jarige verdachte uit Nieuwegein is het onderzoek Mark afgerond. De man had zich tegenover de rekeninghouders van een bank voorgedaan als bankmedewerker en hen overgehaald geld over te maken naar zijn bankrekening. Op deze manier had hij meer dan 100.000 euro ontvangen. Hoewel de officier van justitie een straf van achttien maanden had geëist, veroordeelde de rechtbank de man tot een gevangenisstraf van twee jaar en tevens tot het betalen van een schadevergoeding van € 89.000, - aan de bank. De rekeninghouders worden door de bank schadeloos gesteld. Sinds juni 2009 was een groot aantal klanten van de betreffende bank slachtoffer geworden van phishing. De phishing vond plaats door het verzenden van e-mails naar willekeurige adressanten door onbekende verdachten. Met de phishingmails wordt naar username en wachtwoord gevist zodat onbekende verdachten in staat 3 LJN: BS8878, Rechtbank Haarlem, 08-09-2011, 15/740013-11 4 Zie Jaarverslag BRO 2010, hoofdstuk 11.
Taxus (illegaal vuurwerk) – het vervolg4 – In 2011 is het onderzoek Taxus (inbeslagname van een container met daarin 14.000 kg illegaal vuurwerk en aanhouding van vier verdachten) afgerond. Tegen één van de deze verdachten is een Strafrechtelijk Financieel onderzoek ingesteld. Er is een rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (kasopstelling) opgemaakt waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel is bepaald op € 72.932. Braam (illegaal vuurwerk) In dit onderzoek werd gekeken naar de “tussen”-handelaren in de illegale vuurwerkmarkt die zich vooral concentreert op het internet. Deze handel vindt plaats op diverse fora en de daar achterliggende gegevensuitwisselingen. Het doel van het project Braam was eerst het inzichtelijk maken van landelijke netwerken die zich bezig hielden met verkoop op internet van zeer gevaarlijk vuurwerk.
Ceder (illegale handelingen professioneel vuurwerk) Dit vuurwerkonderzoek had betrekking op een professionele gebruiker (beziger), waarvan het vermoeden bestond dat deze zich, behalve met zijn legale vuurwerkshows, ook bezig hield met illegale activiteiten in de vorm van het in- en uitvoeren van vuurwerk en het tijdens het geven van vuurwerkshows ”afromen van vuurwerk”, ten behoeve van zijn eigen (illegale) voorraad, vuurwerkshows en verkoop.
het LMIP (Landelijk Meld- en InformatiePunt Vuurwerk5 van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu). Vanwege de verwevenheid tussen legale en illegale vuurwerkactiviteiten werd begonnen met brancheverkenning, met als doel verkrijging van inzicht in de gunning, offrering, facturering etc. van vuurwerkshows. Daaruit bleek dat de gebruikelijke manier van gunning en facturering van vuurwerkshows nauwelijks of geen mogelijkheden biedt om strafbare feiten in de sfeer van “vuurwerk afromen” aan het licht te brengen. Dit omdat bij gunning, offrering en facturering veelal algemene termen worden gebezigd en niet altijd concrete hoeveelheden of aantallen worden genoemd.6 Door voornoemde constateringen kon gedurende het onderzoek Ceder het vermoeden dat verdachte zijn legale vuurwerkactiviteiten wist te verweven met illegale handelingen niet worden omgezet in strafrechtelijk bewijs.
Voor een juiste interpretatie van het hele proces rond vuurwerkshows (aanvraag vergunning, controle op shows etc.) werd – onontbeerlijke - externe expertise ingeroepen en werd samenwerking gezocht met een BOA-toezichthouder van de Vliegende brigade Vuurwerk (VbV) van de Inspectie Leefomgeving en Transport (voormalig VROM). Dit leidde tot nog meer signalen van verwevenheid tussen legale en illegale vuurwerkactiviteiten van de verdachte en zijn bedrijf. Vastgesteld werd dat de monitoring van vuurwerkshows nog complexer is dan aanvankelijk was verondersteld, onder meer door (in ieder geval ten tijde van de looptijd van onderzoek Ceder) geconstateerde onvolkomenheden in de monitoring via het web applicatiesysteem FLITS (Firework Lifecycle Information and Tracing System) van
5 Sinds 1 januari 2012 geheten het Meld- en Informatiecentrum (MIC). 6 Uit de publicatie Staat van Toezicht Themarapportage Vuurwerk van de VROM-Inspectie (publicatienummer VROM 9290) uit 2009 blijkt al dat “niet altijd (…) al het vuurwerk waarvan gemeld is dat het bij evenementen wordt afgestoken, daadwerkelijk (wordt) afgestoken. Overgebleven vuurwerk moet weer ‘teruggemeld’ worden bij het LMIP. Er is een kans dat dit ‘overgebleven’ vuurwerk weglekt naar de illegaliteit” en “Bij driekwart van de evenementen zijn kritische opmerkingen te noteren over de uitvoering door de bezigers. Het betreft met name aspecten als (…) afwijkend vuurwerk ten opzichte van de aanvraag en de ontbrandingstoestemming, onduidelijkheid bij de wijze van retourtransport van niet-functionerend en/of overtollig vuurwerk”.
PAG. 77
Op basis van deze analyse zijn er in totaal zes processen-verbaal met restinformatie verstrekt aan diverse regionale milieuteams, (inter)regionale vuurwerkteams en de VROM-IOD ten behoeve van operationele opsporingsonderzoeken. Eind 2011 is het onderzoek om capacitaire redenen geschorst. In 2012 zal nadere besluitvorming omtrent de voortzetting van dit onderzoek plaatsvinden.
PAG. 78
hoofdsTuk 10 | BovenreGionAle recherche roTTerdAm-rijnmond
hoofdsTuk 10 | BovenreGionAle recherche roTTerdAm-rijnmond 1
PAG. 80
10.1 Profiel Verzorgingsgebied: politieregio’s Rotterdam-Rijnmond en Zuid-HollandZuid Beheerkorps: Rotterdam-Rijnmond Centrumparket: Arrondissementsparket Rotterdam Formatieve sterkte: 92 fte Werklocaties: Rotterdam (3 locaties) en Ridderkerk Werkterreinen: bovenregionale middencriminaliteit, middelzware en zware horizontale fraude, bovenregionale ketengerelateerde milieucriminaliteit, internationale rechtshulp (IRC).
Organisatie Binnen het beheerkorps Rotterdam-Rijnmond vormt de BR een van de eenheden van de Regionale Recherche Dienst. Zij profiteert daarbij van de samenwerking op het gebied van bijvoorbeeld projectvoorbereiding, opleidingen en planning. Daarnaast gaat samenwerking verder. Niet alleen op het gebied van ondersteuning, maar ook rond bepaalde thema’s wordt verbinding gezocht met de omgeving. Zowel op tactisch als op thematisch rechercheren vindt er een krachtenbundeling plaats om het effect van de inspanningen te optimaliseren. Daarnaast is er een directe verbinding met het korps Zuid-Holland Zuid, die vooral tot uiting komt op het gebied van projectverwerving, informatie-uitwisseling en ondersteuning. Internationale rechtshulp (IRC) Mensenvlees in de aanbieding Via de Duitse politie werd het IRC attent gemaakt op een e-mailadres uit Nederland, via welk adres een persoon zich had gemeld op een kannibalenforum. Op dit forum van Google Groups in de deelgroep “Girlmeat” had een “meisje” zich aangeboden om zich te laten ombrengen, zich te laten rijgen aan een spit en vervolgens kon haar vlees opgegeten worden. Bij deze advertentie zat ook een foto van een meisje. Men vermoedde dat het ging om een ongeveer 16-jarig meisje uit de omgeving van Rotterdam. Na onderzoek door Digitale Opsporing op het forum en de internetsite “Girlmeat” bleek dat het daadwerkelijk om een kannibalen-internetsite ging. Op deze site en 1 In de praktijk ook vaak aangeduid als BR Zuid West.
het forum worden stukken mensenvlees aangeboden voor verschillende bedragen. Het IP-adres dat op 30 november 2011 gebruikt werd, bleek van een gebruiker uit Schiedam. Twee rechercheurs en een digitaal rechercheur bezochten het desbetreffende adres in Schiedam en daar bleek een ogenschijnlijk keurig gezin te wonen met twee kleine kinderen. Toen de vader werd geconfronteerd met de bovengenoemde feiten, gaf hij toe dat hij dit bericht op het “Girlmeat”-forum had geplaatst. Zijn reden was om het onderwerp kannibalisme te onderzoeken en de verwerpelijkheid aan te kaarten. Hij had ook de foto van het toen 16-jarig meisje gebruikt. De man vertelde ongeveer tien jaar geleden ook een eigen “onderzoek” te hebben gestart naar kinderpornografie. Daarbij zou hij internetsites met kinderporno hebben bezocht en alle sitenamen hebben aangeleverd bij de politie. In die tijd had hij de desbetreffende foto van dat meisje “gekregen”, welk hij nu weer gebruikte voor zijn onderzoek naar kannibalisme. Het meisje zou dus nu een jaar of 27 zijn. Haar identiteit is nog niet bekend, maar het onderzoek wordt voortgezet. Oma als koerier De politie in Innsbruck (Oostenrijk) deed onderzoek naar een lokale drugshandelaar en vroegen het IRC in Rotterdam om assistentie. De 80-jarige moeder van de verdachte zou per trein naar Nederland komen om de drugsvoorraad aan te vullen. Oma werd op een station in Rotterdam opgehaald door de vermoedelijke leverancier en het leek of ze elkaar erg goed kenden. Vervolgens
een ingesteld beroep tegen de TBS maatregel). Om zijn verblijfplaats te achterhalen werden door het team bijzondere opsporingsmethoden ingezet. Dit leidde snel tot aanhouding van de verdachte. Bij zijn aanhouding, in een woning van een vriend in Rotterdam, bleek dat hij weer kinderporno aan het downloaden was. Inmiddels zit hij weer in voorlopige hechtenis.
10.2 Onderzoeken middencriminaliteit Simmel (woninginbraken) In januari 2011 werd onder de onderzoeksnaam Simmel een onderzoek ingesteld naar een cluster/serie woninginbraken die in de periode van 29 augustus 2010 tot 6 april 2011 werd gepleegd in vijftien gemeenten in Nederland. Bij al deze woninginbraken werd door de dader(s) de toegang tot de woningen verkregen door “hengelen” of “flipperen”. Door de dader(s) werden vervolgens vanuit deze woningen onder meer bankpassen, mobiele telefoontoestellen, identiteitsbewijzen, autosleutels en auto’s ontvreemd. Uit onderzoek was gebleken dat de dader(s) in sommige gevallen kort na gepleegde woninginbraken daadwerkelijk met de ontvreemde bankpassen geld opnamen bij pinautomaten. Op 6 april 2011 werd een man aangehouden als verdacht van zijn betrokkenheid bij een cluster van zes woninginbraken in de gemeenten Bladel, Den Bosch, Nijmegen, Raamsdonkveer, Waalre en Weert. In totaal werd in deze gemeenten in 33 woningen met behulp van dezelfde modus operandi ingebroken. Bij twee woninginbraken werd tevens een personenauto weggenomen. Verder bleek de verdachte de status ongewenst vreemdeling in Nederland te hebben en was hij al meerdere malen Nederland uitgezet. Op 2 december 2011 werd door de zaaksofficier van justitie in zijn requisitoir betreffende alle voornoemde feiten acht jaar gevangenisstraf geëist. Daarnaast werd door de zaaksofficier een ontnemingsvordering aanhangig gemaakt. De verdachte werd op 22 december 2011 door de rechtbank veroordeeld tot negen jaar gevangenisstraf en een schadevergoedingsmaatregel ten bedrage van ruim € 3700. Gagel II (kinderporno) In november 2011 werd onder de onderzoeksnaam “Gagel II” een vervolgonderzoek ingesteld naar de verblijfplaats van een door het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage geschorste veroordeelde. Binnen onderzoek “Gagel I” werd deze persoon door de Rechtbank Rotterdam veroordeeld ter zake grootschalig bezit van kinderporno, alsmede verspreiding en productie van kinderporno tot een gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging.2 Uit een ingesteld onderzoek bleek dat de verdachte zich niet hield aan de schorsende voorwaarden (schorsing wegens
Bellini (voertuigcriminaliteit) Tussen augustus 2009 en oktober 2010 werden door de Bovenregionale Recherche Zuid West twee onderzoeken gedraaid op een tweetal groeperingen die zich bezighielden met het stelen, dupliceren (omkatten) en verkopen van auto’s.3 Beide onderzoeken zijn met positief resultaat afgesloten. Tijdens voornoemde onderzoeken werd door de Bovenregionale Recherche Zuid West veel kennis en ervaring opgedaan met betrekking tot de aanpak van deze problematiek. Gedurende beide onderzoeken werd er nauw samengewerkt en zijn er goede contacten ontstaan met de online handelssite Marktplaats.nl. Begin maart 2011 werd de politie benaderd door personeel van Marktplaats nu zij het vermoeden hadden dat er zogenaamde duplovoertuigen op de site van Marktplaats werden geplaatst. Door de groepering die zich bezig houdt met het klonen van voertuigen wordt een voertuig gestolen, dan wel via heling verkregen. Vervolgens wordt bij dit voertuig een vergelijkbaar rijdend exemplaar gezocht. Het gestolen voertuig wordt vervolgens voorzien van de identiteit van het rijdende voertuig. Het chassisnummer en het kentekenbewijs worden veranderd. Daarnaast worden onderhoudsboekje en dergelijke vervalst waarna het gekloonde voertuig via een advertentie te koop wordt aangeboden. De prijs van het gekloonde voertuig is vaak iets gunstiger dan soortgelijke voertuigen die te koop worden aangeboden. Indien de koop is gesloten en het voertuig via de Rijksdienst voor het Wegverkeer op naam is gezet is lijkt er in eerste instantie niets aan de hand. Na enige dagen echter ontvangt de eigenaar van het originele voertuig een brief van de Belastingdienst waarin staat dat hij wegens de verkoop van zijn voertuig een deel van zijn betaalde motorrijtuigenbelasting terugkrijgt. Na onderzoek blijkt vervolgens dat zijn voertuig is gekloond. Uit onderzoek bij Marktplaats bleek dat er vier voertuigen op dergelijke wijze werden aangeboden. Op 23 mei 2011 bleek dat er een bezichtiging plaats zou gaan vinden van een voertuig in Vlaardingen. Dit voertuig werd later in beslag genomen en bleek te zijn gekloond. De uiteindelijke koop van het voertuig ging niet door omdat de aspirant koper door had dat het om een gekloond voertuig ging.
2 Voor een beschrijving van onderzoek Gagel I zie het Jaarverslag BRO 2009, hoofdstuk 13. 3 Onderzoeken Spree en Bavaro (zie voor dit laatste onderzoek de beschrijving in het Jaarverslag BRO 2010, hoofdstuk 12).
PAG. 81
ging men naar een hotel in Rotterdam. De volgende dag reisde oma weer terug naar Oostenrijk. In Innsbruck werden oma en zoon aangehouden en na huiszoeking werden 214 gram heroïne, 73 gram cocaïne en 40.000 euro aangetroffen. De lieve oude dame bleek al zeker acht keer eerder in Rotterdam te zijn geweest.
PAG. 82 Uiteindelijk werden in korte tijd drie voertuigen verkocht waarna in overleg met het OM besloten werd om de verdachten aan te houden op 28 juni 2011. Tijdens de doorzoekingen werd in de woning van een verdachte een groot aantal goederen aangetroffen en in beslag genomen die te maken hadden met de diefstal, het omkatten en het klonen van voertuigen. Ook in het voertuig en de woning van de hoofdverdachte werden diverse goederen aangetroffen die te maken hadden met het klonen van de voertuigen, zoals de laptop die was gebruikt voor het plaatsen van de advertenties op Marktplaats. Tevens werd nog een vuurwapen aangetroffen met bijbehorende munitie. Tijdens de doorzoeking van de woning van de moeder van een verdachte werd een contant geldbedrag aangetroffen van enkele tonnen. Bovendien werden er dure horloges en sieraden aangetroffen en in beslag genomen. De zittingsdatum werd gepland op donderdag 29 september 2011. Drie verdachten werden veroordeeld tot gevangenisstraffen van één tot drie jaar. Het onderzoek heeft relatief kort geduurd maar met de juiste inzet van mensen en middelen is het resultaat groot. 10.3 Onderzoeken horizontale fraude Boudin (PGB-fraude) Op 28 februari 2011 deed een zorgkantoor aangifte van o.a. valsheid in geschrifte tegen een dochter van een 90-jarige vrouw, die in 2005 een Persoonsgebonden Budget (PGB) aanvroeg voor haar verzorging. Uit het zorgdossier van het zorgkantoor blijkt dat de inwonende dochter haar verzorging verricht. In 2007 overlijdt mevrouw op de respectabele leeftijd van 92 jaar.
Er wordt echter door de dochter geen melding gemaakt van dit overlijden richting het zorgkantoor. In de periode na het overlijden tot begin 2010 blijft het zorgkantoor derhalve ongewijzigd en volgens eerder gemaakte afspraken PGB-gelden toekennen en voorschotten betalen op de rekening van de budgethouder/dochter. In dezelfde periode na het overlijden worden er in totaal vijf verantwoordingsformulieren ingediend die ingevuld en ondertekend zijn door de dochter. In 2010 constateert het zorgkantoor, bij toeval, het overlijden van mevrouw. In een telefonisch contact met de dochter verklaart zij de handtekeningen te hebben gezet en dus niet haar moeder. Verdachte heeft na onderzoek verklaard dat het geld is opgemaakt aan onder andere de uitvaart en de verbouwing van de woning. Onderzoek heeft uitgewezen dat er gedurende genoemde periode (2007-2010) € 46.000 aan wederrechtelijk verkregen voordeel is opgestreken. Er is voor dit bedrag een ontnemingvoorstel ingediend. Dit onderzoek is als leertraject opgepakt, door een zijinstromer vanuit het FinEC-programma van de Bovenregionale Recherche Zuid-West, onder begeleiding van een Financieel Recherchekundige coördinator. Athna (hypotheekfraude gerelateerd aan hennepkwekerijen) Wat in eerste aanleg een vrij eenvoudig hypotheekfraude onderzoek leek te zijn, mondde mede uit in een onderzoek naar diverse hennepkwekerijen en witwassen. Naar aanleiding van een brand in een pand in Rotterdam, veroorzaakt door een in werking zijnde hennepkwekerij, werd een nader onderzoek ingesteld door de Bovenregionale Recherche. Het pand waar de hennepkwekerij werd aangetroffen, bleek eigendom van een vriendin van de verdachte teler. Laatstgenoemde bleek zich met grootschalige hennepteelt en witwassen bezig te houden, maar ook bleek hij zich veelvuldig op te houden in een casino om te spelen volgens een door hem ontwikkeld systeem. Verder bleek uit onderzoek dat hij valse identiteiten aannam met de bedoeling om zoveel mogelijk buiten schot te blijven, en gebruik maakte van andermans bankrekeningen om zijn financiële handel en wandel ten behoeve van het witwassen mogelijk te maken. Verdachte had nog een straf open staan van één jaar en vijf maanden in Oostenrijk. Hij was niet teruggekeerd van proefverlof. Volgens de verdachte beschikt hij over een onweerstaanbare charme, waardoor iedereen hem geld en pasjes uitleende en geloofde dat hij zou terugbetalen. Ondanks de bevindingen van dit onderzoek, heeft een groot aantal mensen nog steeds vertrouwen in de man! Tijdens het onderzoek zijn er vijf hennepkwekerijen ontmanteld, die konden worden toegerekend aan verdachte. De hennepkwekerijen werden vooral in kelders en kruipruimten aangetroffen. Het onderzoek heeft uiteindelijk
10.4 Onderzoeken ketengerelateerde milieucriminaliteit Okanagan (illegale houtinvoer) Het onderzoek Okanagan werd grotendeels in 2010 uitgevoerd en begin 2011 afgerond. Het betrof een onderzoek met samenwerking tussen de Douane, de nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit en het Interregionaal Milieuteam (IMT). Dit onderzoek maakte deel uit van de proeftuin “Hout” en richtte zich op “fout hout”.4 Dit was het tweede opsporingsonderzoek naar hout en dat bleek uniek in de wereld. De Nederlandse wetgeving geeft mogelijkheden om diverse BOB-middelen in te zetten bij voldoende verdenking. Dit is dan ook veelvuldig toegepast en heeft de nodige resultaten opgeleverd. Het ging in dit onderzoek om een zeer zeldzame Mahoniesoort, die vooral bij de restaurateurs van meubels zeer geliefd is. De marktprijs voor een m² fineer kan oplopen tot meer dan 400 euro. De verdachten, zowel natuurlijke als rechtspersonen, hadden de bomen laten aanvoeren vanuit Suriname in een container. Bij een controle door de Douane, die met een verdovende middelenhond op zoek was naar cocaïne, stuitte men niet op “rot hout” wat gebruikelijk is, maar op keurig gezaagde boomdelen van een dure soort. Door de collega’s van de Douane werd het IMT in kennis gesteld, waarna naar deze illegale houthandel onderzoek werd gedaan. Uiteindelijk werden zes verdachten opgespoord en is bij diverse doorzoekingen in Nederland ruim 22 ton illegaal hout en in Duits-
land een veelvoud daarvan in beslag genomen. Er kon geen voordeelberekening gemaakt worden, omdat het hout nog niet was verkocht. De verdachten zijn nog in afwachting van hun berechting. Zaan (wildstroperij) Het onderzoek Zaan5 richtte zich op een groep personen die zich in wisselende samenstelling op grote schaal bezig hield met wildstroperij en de illegale handel in wild (producten van beschermde inheemse dieren). Deze vorm van wildstroperij vond plaats in meerdere politieregio’s zoals Zuid-Holland-Zuid, Rotterdam-Rijnmond, Zeeland, Haaglanden, Gelderland-Zuid, Utrecht en Hollands-Midden. Bij de stroperij gebruikte men verschillende vuur-
wapens. In het onderzoek is nauw samengewerkt met de regio Zuid-Holland-Zuid, de groenservice Zuid-Holland en Staatsbosbeheer. Tijdens het onderzoek bleek dat de (hoofd)verdachten zich ook bezig hielden met andere strafbare feiten, zoals grootschalige wapen- en munitiehandel, illegaal slachten, dumpen van vervuilde grond, dumpen van afval, vernieling van wegmeubilair (schade circa 18.000 euro) en illegale handel in vuurwerk. In dit onderzoek zijn in totaal 29 verdachten in beeld gekomen. Bij doorzoekingen werden uiteindelijk 28 illegale vuurwapens aangetroffen. De twee hoofdverdachten zijn in februari 2012 veroordeeld tot gevangenisstraffen van twaalf maanden (zes voorwaardelijk) respectievelijk negen maanden (drie voorwaardelijk), en werkstraffen van 114 uur. De overige verdachten zullen dit jaar nog voor de rechter dienen te verschijnen. 10.5 Pilot FinEC Vanuit het intensiveringsprogramma FinEC heeft de BR Zuid West ook in 2011 als pilotomgeving op de vier eerder gepresenteerde thema’s6 onderzoek/activiteiten verricht.
4 Zie ook het Jaarverslag BRO 2010, hoofdstuk 12, paragraaf 4, inleiding. 5 Zie omtrent dit onderzoek ook het artikel “Dit is een typisch stropershol” in: Blauw jaargang 7 nummer 7 (2 april 2011), pagina 18. 6 Zie het Jaarverslag BRO 2010, paragraaf 2.2 en hoofdstuk 12, paragraaf 5.
PAG. 83
negen zaakdossiers opgeleverd, betrekking hebbende op hennep, hypotheekfraude, identiteitsfraude, witwassen, verduistering en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Verder zijn twee ontnemingsdossiers opgemaakt tegen de verdachte vriendin (40.000 euro) en tegen de hoofdverdachte (220.000 euro).
PAG. 84
Deelproject Vastgoed: In het verzorgingsgebied is gebleken dat vastgoed vaak een cruciale en faciliterende rol speelt bij talloze criminele activiteiten, zoals mensenhandel, handel in en kweek van cannabis, fraude, witwassen en illegale verblijfsinrichtingen. Om deze problematiek aan te pakken zijn de navolgende resultaten vastgesteld en bereikt: 1. Een fenomeenstudie van “Vastgoed” (modus operandi, fraudesoorten, facilitators en mogelijkheden voor witwasaanpak) is verricht. 2. Er zijn inmiddels meerdere onderzoeken naar fraude met vastgoed gedaan. Ook op dit moment wordt een vastgoedonderzoek gedaan naar een criminele organisatie. 3. Er is de ketenaanpak Vastgoed waarbij, onder regie van het RIEC, in samenwerking met partners, gezamenlijk onderzoek wordt gedaan naar vastgoedfraude. 4. Er is een casusoverleg Vastgoed waarbij, onder regie van het RIEC, met partners informatie wordt gedeeld en waarbij wordt beoordeeld welke partner welke interventie kan plegen. 5. Bij deze ketenaanpak is nadrukkelijk een rol weggelegd voor de zij-instromers van FinEC. Deelproject ongebruikelijk bezit: Ruim 80% van de gepleegde misdrijven in Nederland heeft een financiële oorsprong. Dit wil zeggen dat het misdrijf wordt gepleegd met de intentie om er financieel voordeel mee te behalen. Het afnemen van dit crimineel verkregen vermogen sluit goed aan bij het rechtvaardigheidsgevoel van de burger. “Misdaad mag niet lonen”: In het kader van deze aanpak heeft de BR nadrukkelijk een adviestaak op het gebied van de aanpak van ongebruikelijk bezit. Deze aanpak heeft eerder geleid tot een vijftal onderzoeken in de regio Zuid-Holland Zuid waarbij het artikel witwassen als basis voor de start van het onderzoek heeft gediend. Deze werkwijze wordt momenteel in de regio Rotterdam-Rijnmond uitgerold. Deelproject skimmen: Skimmen, het kopiëren van gegevens van de magneetstrip van een betaalpas, vormt al jaren een bekend probleem. Uit analyse uitgevoerd door het bedrijf Equens was gebleken dat Rotterdam als een belangrijk knooppunt van skimorganisaties van met name Roemeense oorsprong kan worden beschouwd. Gezien de serieuze bedreiging van het betalingssysteem vroeg dit om een serieuze en gedegen aanpak. Als doelstellingen werden dan ook benoemd: de BR ZW krijgt inzicht in de opbouw van criminele skimorganisaties en ontwikkelt een efficiënte en effectieve onder-
zoeksmethode om onderzoek te doen naar individuele skim-CSV’s. Dit heeft geleid tot een fenomeenstudie van “Skimmen” (modus operandi, spelers, internationale verbanden, keuze bruggenhoofd). Hiertoe is o.a. een aantal teamleden afgereisd naar Roemenië om mogelijkheden over de internationale aanpak te inventariseren. Daarnaast zijn enkele skimonderzoeken verricht die hebben geleid tot veroordeling van de verschillende daders, maar ook tot inzichten in de werkwijze van dadergroepen. Doordat een ander fraudeonderzoek halverwege 2011 hogere prioriteit kreeg, zijn de inspanningen rond het onderwerp skimmen tijdelijk stilgelegd. Deelproject BR verbetert: De BR ZW wil zijn schaarse deskundigheid zo efficiënt en effectief mogelijk inzetten. Innovatie speelt daarin een belangrijke rol. Door problemen op te lossen met slimme ideeën, kan de BR haar werk vaak effectiever en efficiënter doen. Bijvoorbeeld door onderzoeken samen met partners te doen, door barrières op te werpen en te zoeken naar structurele oplossingen, zoals het aandragen van informatie voor aanpassing van wet- en regelgeving. De volgende activiteiten en/of resultaten zijn gerealiseerd en/of in gang gezet: 1 Relevante FinEC (opsporings-)processen en kennis zijn verbeterd, beschreven en worden geborgd. Denk hierbij met name aan producten als préweegdocument, projectplan en plannen van aanpak die voorzien zijn van een kwalitatief goed financieel plan van aanpak. Daartoe is een financieel rechercheur permanent geplaatst bij de afdeling projectvoorbereiding.7 2 Daarnaast hebben alle zij-instromers hun zetel binnen de afdeling projectvoorbereiding gekregen en zorgen zij dat hun kennis, kunde en vaardigheden beschikbaar wordt gesteld aan de voorkant van het informatieproces, zoals ten behoeve van projectvoorbereiding, het fraudeloket en de informatieorganisatie. 3 Met elkaar vormen de zij-instromers meer de som der delen en geven zij als “team Delphi” adviezen, en maken zij regelmatig deel uit van diverse onderzoeken, zoals TGO’s en zwacri-onderzoeken. 4 Met het BOOM worden tegenwoordig vooraf afspraken gemaakt voor een betere samenwerking bij het traceren van vermogen. 5 Er is een scanmogelijkheid voor bankafschriften geadopteerd en ingevoerd in de opsporingspraktijk.
7 Zie in dit kader ook het artikel “Afpakken, dat doet pas pijn” in: Blauw, jaargang 7 nummer 23 (3 december 2011), pagina 24.
Resultaat Wederrechtelijk verkregen voordeel Aantal beslagleggingen Bedrag aan beslag Aantal beslagleggingen door derden Bedrag aan beslag door derden Beslagratio
Target 2011
Resultaat 2011
€ 6.140.000
€ 9.598.621
17
42
€ 2.562.500
€ 4.003.433
4
4
€ 750.000
€ 526.020
50 %
50 %
8 De in de tabel genoemde resultaten betreffen resultaatverwachtingen aan de hand van alle in 2011 lopende (inclusief nog niet afgesloten) onderzoeken. Deze cijfers wijken sterk af van de resultaten zoals verwoord in tabel I van bijlage 2; dit wordt veroorzaakt doordat in tabel I slechts de daadwerkelijk in het verslagjaar 2011 afgeronde onderzoeken zijn opgenomen, terwijl bijvoorbeeld voor wat betreft het nog in 2012 doorlopende onderzoek Marque (PGB-fraude) alleen al een voorlopige voordeelsberekening van 7,5 miljoen euro is gemaakt.
PAG. 85
Overige resultaten in 20118:
PAG. 86
hoofdsTuk 11 | BovenreGionAle recherche Zuid-nederlAnd
hoofdsTuk 11 | BovenreGionAle recherche Zuid-nederlAnd
PAG. 88
11.1 Profiel Verzorgingsgebied: politieregio’s Limburg-Zuid, Limburg-Noord, Brabant Zuid-Oost, Brabant-Noord, Midden- en West-Brabant en Zeeland Beheerkorps: Brabant Zuid-Oost Centrumparket: Arrondissementsparket ‘s-Hertogenbosch Formatieve sterkte: 143 fte (inclusief FinEC en projectteam ladingdiefstallen). Werklocaties: ’s-Hertogenbosch, Breda, Born, Swalmen (Projectteam ladingdiefstallen) en Eindhoven Werkterreinen1: bovenregionale middencriminaliteit, middelzware en zware horizontale fraude, bovenregionale ketengerelateerde milieucriminaliteit, landelijke expertisetaken op het gebied van faillissementsfraude; ladingdiefstallen als projectopdracht.
Projectteam ladingdiefstallen2 In 2011 is door het bij de BRZN ondergebrachte projectteam ladingdiefstallen gewerkt aan vier projectmatige onderzoeken en is uitvoering gegeven aan 29 snelle interventies. Op het gebied van ladingdiefstallen zijn 170 aangiften opgelost en werden circa 40 aanhoudingen verricht. De meest in het oog springende snelle interventie betrof een door het projectteam ladingdiefstallen geïnitieerde actie op de Colombusweg te Blerick. Het tankstation/ parkeerplaats Schreurs, gelegen aan die Colombusweg te Blerick, bleek volgens het Landelijk Team Transportcriminaliteit van het KLPD een hotspot voor wat betreft het aantal ladingdiefstallen. Op initiatief van het projectteam ladingdiefstallen werd een gezamenlijke actie van vijf nachten geïnitieerd in samenwerking met het KLPD, de Koninklijke Marechaussee en de politie Blerick. Tijdens deze actie werd geconstateerd dat ongeveer 119 zeilen van vrachtauto’s waren opengesneden. Er werden vijf verdachten aangehouden. Hiervoor werd gebruik gemaakt van een lokvrachtauto van het KLPD. Deze SIT-actie (BRZ300) leverde tevens een bestuurlijke/ adviesrapportage op ten behoeve van de transportbranche, het Openbaar Ministerie en het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Tijdens deze actiedagen bleek namelijk dat slechts in zeven gevallen van de 119 pogingen ladingdiefstal aangifte was gedaan (8%). Hieruit kan de conclusie getrokken worden dat de aangiftebereidheid onder chauffeurs zeer laag is en dat het totale aantal pogingen ladingdiefstal in Nederland mogelijk vele malen hoger ligt dan de cijfers nu laten zien. In een andere SIT-actie (BRZ330) beschikte het team over
aanwijzingen dat een gestolen vrachtauto met MIELE apparatuur was uitgeladen op een terrein in Brunssum. Nader onderzoek leverde een mooi resultaat op, namelijk een loods met een gedeelte van deze MIELE apparatuur, twee in Duitsland gestolen voertuigen, een partij gestolen autobanden en onderdelen van een in Nederland gestolen Golf. In een zeecontainer werden tientallen motorblokken van dure BMW’s aangetroffen, welke vermoedelijk allemaal van diefstal afkomstig zijn. De eerste onderzoeksresultaten laten zien dat de diefstallen in België en Nederland hebben plaatsgevonden. Dit onderzoek is eind 2011 gestart en zal in 2012 worden voortgezet. Het laatste voorbeeld van een succesvolle SIT-zaak (BRZ306) betreft een beroving van een vrachtwagenchauffeur op een parkeerplaats langs de A67 bij Veldhoven. Daar was een grote partij scheermesjes uit een vrachtauto gestolen, waarbij fors geweld was gebruikt tegen de chauffeur. Doordat de bestuurder van de vrachtauto het kenteken van een door de daders gehuurd vrachtautootje had genoteerd, kon het SIT nog diezelfde dag vier verdachten aanhouden en werd de buit teruggevonden. Enkele dagen later werd ook een vijfde persoon gearresteerd. Inmiddels zijn drie van deze personen voor de overval veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden (waarvan zes maanden voorwaardelijk). Aanpak hennepproblematiek Eind 2010 werd de provincie Noord-Brabant opgeschrikt door een concentratie van een aantal zware delicten, kennelijk aan hennepteelt dan wel verdovende middelen te liëren. Zowel vanuit de publieke opinie als de lokale en nationale politiek werd om een adequate overheids-
1 Voor meer informatie omtrent deze onderwerpen verwijzen wij u naar het eigen jaarverslag 2011 van de BRZN. 2 Zie omtrent dit projectteam ook hoofdstuk 2, paragraaf 2.5, alsmede het artikel “Buit ontnemen van zeilensnijders” in: Blauw jaargang 7 nummer 11 (28 mei 2011), pagina 28.
11.2 Onderzoeken middencriminaliteit
reactie gevraagd. Deze overheidsreactie bestond uit het formeren van een Taskforce B5 en het aanstellen van een programmadirecteur vanuit het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De Taskforce B5 staat onder voorzitterschap van de burgmeester van Tilburg. In samenwerking met de vijf grote gemeenten in Noord-Brabant, de Koninklijke Marechaussee, de regionale politie, de Belastingdienst en de Nationale Recherche werd de bestuurlijke, strafrechtelijke en fiscale handhaving van het fenomeen hennep in relatie tot de georganiseerde criminaliteit gecoördineerd ter hand genomen. Aan de BRZN werd een taakveld van deze aanpak belegd, te weten de integrale strafrechtelijke opsporing van criminele samenwerkingsverbanden die uit de gezamenlijke weging en selectie van genoemde diensten als prioritair naar boven kwamen. Daarvoor zijn, in afstemming met het gezag van de BRZN, dertig medewerkers van de BRZN vrijgemaakt, aangevuld met vijftien medewerkers van de Koninklijke Marechaussee, werkzaam op dezelfde locatie.3 Onder regie van genoemde Taskforce heeft de BRZN in juni acties gehouden in onderzoek BRZ181. De BRZN beschikte over informatie dat daders zich zouden bezighouden met het inrichten en onderhouden van hennepkwekerijen en de handel in hennep. Op een woonwagenkamp in Oss werd een vrachtwagen in beslag genomen. Uit de haven in Lith werd de speedboot van een van de verdachten meegenomen. In een woning in Oss werd een pistool aangetroffen en uit een huis in Heesch nam de politie een hoeveelheid administratie mee. Verder werden twee waterscooters, enkele personenauto’s en mobiele telefoons in beslag genomen. De verdachten wordt deelname aan een criminele organisatie verweten, alsmede het voorhanden hebben van (vuur)wapens, witwassen, zware mishandeling en open-
Doordat het volledige cluster Breda in 2011 is ingezet ten behoeve van de hennepaanpak (en derhalve niet inzetbaar was voor de reguliere middencriminaliteitsonderzoeken) en er bij de andere twee clusters (Den Bosch en Born) in 2011 een aantal onderzoeken op het terrein van de bovenregionale middencriminaliteit is gestart dat nog niet in het verslagjaar kon worden afgerond, zijn er –behoudens de afzonderlijk benoemde onderzoeken door het projectteam ladingdiefstallen- over 2011 geen nieuwe onderzoeken waarover in dit jaarverslag kan worden gerelateerd. Eén in 2011 afgesloten onderzoek wordt thans “in de herhaling”4 nader besproken, nu de aanhoudingen van de verdachten weliswaar al in 2010 plaatsvonden, maar dit onderzoek pas in het eerste kwartaal van 2011 formeel werd afgerond. BRZ151 (kinderporno) Dit onderzoek richtte zich op het vervaardigen en verspreiden van pornografisch beeldmateriaal, het laten verrichten van seksuele handelingen voor een webcam alsmede het maken van pornografische films van personen die de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt. Bij aanvang van het onderzoek werd deels gebruik gemaakt van onderzoeksbevindingen van een onderzoek, onder de naam Flits, van de politieregio Limburg Zuid. Financieel onderzoek, digitaal onderzoek, inzet observatie en IP-tap leidde ertoe dat op 9 november 2010 doorzoekingen plaatsvonden in twee woningen, twee bedrijfspanden en bij twee internetserviceproviders. Tevens werden die dag twee verdachten aangehouden. Tijdens de doorzoekingen werd een grote hoeveelheid (digitale) goederen (conservatoir) in beslag genomen. Na aanhouding werden door het onderzoeksteam tientallen modellen gehoord die aangaven dat ze foto- en/ of video-opnamen hadden laten maken welke door een zedengecertificeerde collega werden beoordeeld als zijnde kinderpornografisch. Uit aangetroffen opnamen ontstond ten aanzien van de kernverdachte tevens de verdenking dat hij van een aantal modellen heimelijke opnamen had gemaakt. Daarnaast werden video-opnamen aangetroffen waarop te zien is dat deze verdachte ook zelf seksuele handelin-
3 Zie omtrent de belangrijkste opsporingsresultaten van dit hennepteam tabel J van bijlage 2. 4 Dit onderzoek BRZ151 is slechts kort aangehaald in hoofdstuk 13 van het Jaarverslag BRO 2010. Een ander middencriminaliteitsonderzoek (BRZ171; cybercrime-onderzoek naar phishing) dat in 2010 was gestart en in 2011 is afgerond is al uitgebreid beschreven in datzelfde hoofdstuk van het Jaarverslag BRO 2010.
PAG. 89
lijke geweldpleging. Er zijn zestien aanhoudingen verricht. Er werden vijf ontnemingsvoorstellen gemaakt voor een totaalbedrag van bijna 1 miljoen euro.
PAG. 90
gen verrichte met een aantal modellen waarvan er twee jonger dan zestien jaar waren. In dit dossier werden 63 vrouwen gehoord welke aangaven als model te hebben gewerkt voor de verdachten. Van 62 modellen werden beeldopnamen aangetroffen die werden beoordeeld als kinderporno. Door de verdachten werden ook internetsites geëxploiteerd waar derden (kinder-)pornografische beeldopnamen tegen betaling konden afnemen. De vervolging van de verdachten zal naar alle waarschijnlijkheid in 2012 plaatsvinden. Verkregen gegevens ten aanzien van (buitenlandse) afnemers van vermoedelijk kinderpornografisch materiaal en een aangetroffen map met Belgische modellen uit de periode 2002-2005 zijn als restinfo ter beschikking gesteld aan de Dienst IPOL. Onderzoeksinformatie met betrekking tot een persoon met de Amerikaanse nationaliteit, die in direct contact stond met de kernverdachte en een aantal modellen, is afzonderlijk ter beschikking gesteld aan de Amerikaanse autoriteiten.
het onderzoek 50 aangiften opgenomen. Ook werd er een ontnemingrapport opgemaakt. Daaruit blijkt dat de verdachte tenminste een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten van ruim € 600.000. Door de activiteiten van deze verdachte heeft het vertrouwen van tientallen benadeelden in het financiële stelsel een enorme dreun gekregen. Nog altijd is een aantal benadeelden in onzekerheid of ze bijvoorbeeld kunnen blijven wonen in hun woning. Ook het feit dat de verdachte schijnbaar moeiteloos jaren heeft kunnen frauderen baart zorgen omdat de pakkans kennelijk zeer klein is. BRZ165 (hypotheekfraude in relatie tot mensenhandel) In BRZ165 werd onderzoek verricht naar verdachten van hypotheekfraude die echter tevens slachtoffer bleken te zijn van mensenhandel (economische uitbuiting) in een lopend opsporingsonderzoek (Gouden Bergen) van de Vreemdelingenpolitie regio Limburg Noord naar een criminele organisatie, gericht op de teelt en verkoop van hennep.
11.3 Onderzoeken horizontale fraude BRZ186 (Oplichting) De verdachte in onderzoek BRZ186 betrof een directeur/ grootaandeelhouder van een assurantietussenpersoon. Vanaf 2008 wijzigde de verdachte de adresgegevens van zeventien van zijn klanten bij een verzekeringsmaatschappij. Dit werd gedaan zonder medeweten en toestemming van zijn klanten. Vervolgens heeft de verdachte in 2009/2010 van deze klanten de verzekeringspolis opgezegd en afgekocht. Middels valse stukken bewoog de verdachte de verzekeringsmaatschappij de afkoopwaarde van die polissen te storten op zijn bankrekening. De fraude werd ontdekt omdat één van de klanten die haar polis daadwerkelijk wilde afkopen en waarbij de overboeking van de bedragen uitbleef, zelf contact opnam met de verzekeringsmaatschappij. De verdachte bekende zijn manier van handelen bij de verzekeringsmaatschappij. Daarnaast kwam de verzekeringsmaatschappij met informatie dat de verdachte bij vier klanten valse nota’s had getoond en ze had bewogen om de premies voor hun polis in één keer te voldoen. Volgens de verzekeringsmaatschappij liepen deze polissen gewoon door en was er inmiddels een achterstand op de betalingen. Er werd zowel klassiek als conservatoir beslag gelegd op voorwerpen van de verdachte voor een bedrag van € 470.000. Zo werd er conservatoir beslag gelegd op de overwaarde van twee woningen, een auto, een caravan en twee elektrische fietsen. Er werd in de maand september nog een twintigtal aangiften van benadeelde klanten opgenomen door het onderzoeksteam. Totaal werden in
Op Aruba werden mensen geronseld door middel van een samenweefsel van verdichtsels en listige kunstgrepen om in Nederland huizen te kopen op basis van valse inkomensgegevens (hypotheekfraude). De Arubanen kregen niet de feitelijke beschikking over deze huizen. Zij werden in groepjes ondergebracht in derderangs pensions. In de huizen, die kadastraal geregistreerd waren op deze Arubaanse stromannen, werden door de criminele organisatie de hennepdelicten gepleegd. De hypothecaire rentebetalingen werden verricht door middel van de bankrekeningen op naam van de Arubaanse stromannen. Deze bankrekeningen werden ten behoeve van de hypotheekbetalingen gevoed via kasstortingen gedaan door de criminele organisatie. Bij het oprollen van zo’n plantage bleef de criminele organisatie buiten beeld. Ook werden de Arubanen financieel uitgebuit omdat men
ernstige milieucriminaliteit waarbij ook sprake kan zijn van aspecten gelieerd aan volksgezondheid.
Binnen de criminele organisatie was één persoon belast met de verkrijging van de huizen ten behoeve van de hennepteelt. De hoofdverdachte en zijn handlangers zijn opgepakt, evenals de door de hoofdverdachte op Aruba aangestuurde ronselaar. In dit onderzoek bleken degenen die valse gegevens verstrekten en zaken op naam kregen de feitelijke slachtoffers te zijn van de intellectuele daders.
Het FinEC-project is met succes afgerond. De doelstellingen van het project, namelijk de aanpak van fraude, het afpakken van criminele winsten en de inname van zij-instromers binnen het FinEC-domein werden vrijwel allemaal behaald. De functies van de zij-instromers zullen structureel gefinancierd worden.
11.4 Onderzoeken ketengerelateerde milieucriminaliteit BRZ81 (asbest) De hoofdverdachte uit onderzoek BRZ81 was betrokken bij asbestsaneringen en de verwijdering van het asbest. Er werden sloopwerkzaamheden uitgevoerd in strijd met wet- en regelgeving. Ook was er sprake van opslag van asbesthoudende afvalstoffen in strijd met de vergunning. De verdachte maakte gebruik van rechtspersonen die failliet waren verklaard. Hierbij werd faillisementsfraude gepleegd en gefraudeerd met documenten. Al kort na de aanvang van het onderzoek werd de hoofdverdachte aangehouden en gedetineerd gedurende de rest van de onderzoeksperiode. De inrichting van waaruit de strafbare feiten werden gepleegd is openbaar verkocht.
11.5. Pilot FinEC6
Fraudecluster Een van de doelstellingen van het FinEC-project was de oprichting van een fraudecluster. In maart 2011 is dit cluster operationeel geworden en sinds die tijd zijn vier onderzoeken opgestart, onder meer naar beleggingsfraude, verzekeringsfraude en witwassen. Ook het fraudemeldpunt werd in het cluster geïntegreerd. Hierdoor zijn kortere lijnen ontstaan en vond uitwisseling van kennis en expertise plaats, waardoor efficiënter gewerkt kon worden. Afpakken criminele winsten Door de intensivering van de FinEC-aanpak en de nadrukkelijke samenwerking met stakeholders heeft de BRZN in 2011 voor bijna € 4.000.000 aan strafrechtelijk beslag gelegd (zowel conservatoir als beslag ter verbeurdverklaring). Ten gevolge van de integrale aanpak werd door derden voor ongeveer € 2.000.000 aan beslag gelegd.
BRZ142 (illegale handel afvalstoffen) Onderzoek BRZ142 betrof een onderzoek naar afvalstromen, waarbij vetresidu als afval door middel van valse documenten een andere bestemming kreeg. Hieruit viel vervolgens financieel voordeel te behalen. Het onderzoek kende diverse verdachte natuurlijke en rechtspersonen in de productie, afvalverwerking en transportsector en is daarmee een specifiek ketengerelateerd onderzoek. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met meerdere partners, waaronder Belgische opsporingsdiensten. Het onderzoek is tijdelijk geschorst geweest in verband met bijstand aan de politie Midden- en West-Brabant voor het onderzoek naar de brand bij het bedrijf ChemiePack in Moerdijk. Hierdoor heeft het onderzoek een vertraging opgelopen en loopt het nog door in 2012.5 Zowel het onderzoek naar het incident in Moerdijk als het onderzoek BRZ142 laat zien dat door samenwerking op dit vlak een sterkere onderzoekspositie verkregen kan worden. Door bundeling van capaciteit en expertise worden betere resultaten behaald bij de opsporing van 5 Derhalve zijn de opsporingsresultaten niet opgenomen in de tabel Y van bijlage 2. 6 Een uitgebreide presentatie van deze FinEC-pilot is te vinden in hoofdstuk 13, paragraaf 5 van het Jaarverslag BRO 2010.
PAG. 91
met gebruikmaking van hun paspoorten/identiteitsbewijzen bankrekeningen opende, kredietaanvragen deed, telefoonabonnementen sloot en internetaankopen deed. Hierdoor kregen derden grote (financiële) vorderingen op deze Arubanen.
PAG. 92
Er werd voor een bedrag van ruim € 5.800.000 euro aan criminele winst berekend, terwijl het totaal van de vorderingen door zogenaamde weerbare derden ruim € 5.000.000 euro bedraagt. Overige resultaten in 20117:
Totaal aantal ontnemingen Totaalbedrag berekend voordeel Conservatoir beslag Klassiek beslag Beslag door derden Beslagratio Overig getraceerd vermogen
Doelstelling
Realisatie
50
37
€ 12.000.000
€ 10.859.039
€ 800.000
€ 2.086.899
€ 1.900.000
€ 1.875.148
€ 300.000
€ 1.676.630
25%
52%
-
€ 775.131
7 De in de tabel genoemde resultaten betreffen resultaatverwachtingen aan de hand van alle in 2011 lopende (inclusief nog niet afgesloten) onderzoeken. Deze cijfers wijken af van de resultaten zoals verwoord in tabel J van bijlage 2; dit wordt veroorzaakt doordat in tabel J slechts de daadwerkelijk in het verslagjaar 2011 afgeronde BR-onderzoeken zijn opgenomen. Ook items als bijstand aan de regionale recherche zijn in tabel J niet meegenomen.
BijlAGen
BijlAGe 1 i orGAnisATie- en BeslissTrucTuur vAn de BovenreGionAle recherche
De bestaansbasis voor de Bovenregionale Recherche en het BRO is gelegen in een brief van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 22 november 20021 en de Regeling nationale en bovenregionale recherche van 15 januari 20042, welke regeling op 23 september 20053 op enkele belangrijke onderdelen gewijzigd is. Met deze wijziging zijn de interregionale milieuteams en internationale rechtshulpcentra in de structuur van de bovenregionale recherche opgenomen. Aan ieder bovenregionaal rechercheteam is een interregionaal milieuteam (IMT) toegevoegd, waarmee de bovenregionale ketengerelateerde milieucriminaliteit op effectieve wijze kan worden bestreden4. Bovenregionaal Recherche Overleg (BRO) Ten behoeve van de landelijke sturing op de bovenregionale recherche, waaronder de beheersmatige en beleidsmatige afstemming tussen de bovenregionale teams, is het Bovenregionaal Rechercheoverleg (BRO) ingesteld. De taken van het BRO zijn vastgelegd in de eerder genoemde brief van de ministers en de Regeling nationale en bovenregionale recherche (verder te noemen NR en BR). In de Instructie bovenregionale rechercheonderzoeken van het College van procureurs-generaal van 27 april 2005 worden de taken en werkwijze van het BRO nader beschreven. Taken Bovenregionaal Rechercheoverleg De taken en verantwoordelijkheden van de verschillende leden van het BRO zijn omschreven in de (bijlage bij de) brief van de minister van Justitie aan de Tweede Kamer d.d. 28 november 2002: – Benoemen van de aan te pakken dadergroepen cq specifieke delictseries door BRT/IFT’s (Hovj’s). – Prioriteren van onderzoeken (Hovj’s). – Overleg over het prioriteren en toebedelen van onderzoeken met de driehoek KLPD (Hovj vz). – Identificeren van tactische informatiebehoefte (Hovj’s). – Vaststellen van de tactische beheersingsstrategie voor de aan te pakken problemen (Hovj’s/KB’s/KC’s). – Verdeling onderzoeken over de teams (Hovj’s/KC’s) waarbij een bovenregionaal rechercheteam ook kan worden belast met andere onderzoeken dan die op voorstel van de hoofdofficier van het centrumkorps. – Tijdelijke verschuiving mensen, middelen en budgetten over teams en in overleg met de betrokken driehoeken toekennen van gemeenschappelijke recherchevoorzieningen (KB’s). – Bijstellen van de operationele aanpak (voortgangsbewaking en eindevaluatie) (Hovj’s/KB’s/KC’s). – Bewaken samenhang in processen, systemen, opleidingen, etc. onderling en in overeenstemming met de nationale recherche (KB’s).
Werkwijze Bovenregionaal Rechercheoverleg – Het BRO stelt de doelstellingen, de fasering en het tijdpad van de onderzoeken vast. – Het BRO kan een genomen beslissing herzien. – De beslissing van het BRO is vertrouwelijk. – Het BRO stelt de hoofdofficier van het centrumkorps zo spoedig mogelijk in kennis van de beslissing. – De hoofdofficier van het centrumkorps stelt de autoriteiten en personen die het overigens aangaat zo spoedig mogelijk vertrouwelijk in kennis van de beslissing van het BRO. – Het BRO wordt ondersteund door een stafbureau dat tevens kan assisteren bij het indienen van onderzoeksvragen en kan adviseren over de haalbaarheid daarvan. Gezag en beheer Het BRO is geen gezagsdriehoek. De verantwoordelijkheid voor de BR-eenheden ligt bij de driehoeken van de centrumkorpsen. De hoofdofficieren van de centrumparketten dragen het gezag over de BR-eenheden. De korpsbeheerders van de centrumkorpsen hebben het beheer en de korpschefs zijn verantwoordelijk voor de uitvoering. Een goede verstandhouding tussen het BRO en de verantwoordelijken bij de BR-eenheden is van groot belang. Ingevolge het bepaalde in de Instructie bovenregionale rechercheonderzoeken bespreekt de voorzitter van het BRO periodiek de voortgang en de resultaten van de toegewezen BR-onderzoeken met de hoofdofficieren van de centrumparketten. Verder brengt de voorzitter van het BRO twee keer per jaar in de vergadering van het OMKernberaad Politie (OMKP) verslag uit van de successen en belemmeringen bij de werkzaamheden in de bovenregionale samenwerking. Tenslotte rapporteert de voorzitter een keer per jaar aan het College van procureursgeneraal over de door de BR uitgevoerde onderzoeken in de vorm van een jaarverslag. Dit jaarverslag wordt ook ter kennis gebracht van de ministers van VenJ en BZK. Ook is er een BR-platform waaraan wordt deelgenomen door officieren van justitie van de centrumparketten, de BR-hoofden, leden van het stafbureau BRO en beleidsmedewerkers van de ministeries van VenJ en BZK en het Parket-Generaal. Stafbureau BRO Het BRO wordt ondersteund door het Stafbureau BRO. Het Stafbureau BRO bestaat uit OM-medewerkers en medewerkers van het KLPD/Dienst IPOL. Er wordt gewerkt vanuit twee locaties, te weten het parket in ’s-Hertogenbosch en de vestiging van de Dienst IPOL in Zoetermeer. Het Stafbureau heeft op het gebied van de middencriminaliteit een brugfunctie tussen het BRO, de BR-eenheden, de centrumparketten, de Dienst IPOL, het ministerie van VenJ, het ministerie van BZK, het Parket-
1 Kamerstuk 2002-2003, 28 250, nr. 4, Tweede Kamer 2 Staatscourant 2004, 19
PAG. 94
3 Staatscourant 2005, 190 4 Een tweede wijziging (Regeling van 10 maart 2009, Stcrt. 62) was noodzakelijk in verband met de inrichting van de BR Midden-Nederland.
BijlAGen
PAG. 95
Generaal, het Functioneel Parket, het Landelijk Parket en de Nationale Recherche. De belangrijkste taken van het Stafbureau zijn: – ontwikkelen en bewaken van procedures voor de BR; – bevorderen van eenvormig werken binnen de BR; – bevorderen van communicatie tussen de BR-eenheden op politie- en OM-niveau; – bewaken van de BR-capaciteit; – beoordeling van en advisering en gemandateerde besluitvorming over onderzoeksvoorstellen, verlengingsverzoeken, eindverslagen en bestuurlijke rapportages betreffende bovenregionale middencriminaliteit, horizontale fraude en (in samenwerking met het stafbureau MK) ketengerelateerde milieucriminaliteit; – bewaken van de voortgang van onderzoeken; – adviseren over specifieke aan te pakken delictseries; – voeren van het secretariaat van het BRO; – het voorbereiden van strategische besluitvorming door het BRO; – ontwikkelen van en adviseren over tactische beheersingsstrategieën; – voorbereiding, afstemming en coördinatie van beleidsmatige projecten.
BijlAGe 2 i TABellen
Bedrijfsinbraken
1
Woninginbraken
2
4
Voertuigcriminaliteit
2
2
5
6
2
8
2
2
1
1
12
14
18
18
4
4
4
5
1
1
0
3
2
1
1
3
3
6
3
4
1
2
4
4
2
2
1
1
1
2
5
3
1
0
2
4
2
2
6
2
1
Afpersing/afdreiging Skimming/pinpasfraude
1
Ramkraken
2
Kinderporno Oplichting Heling
1 1
Ladingdiefstal
1
1
3
2
3
Phishing Mensenhandel
2
Vals geld
1
Witwassen
1
Hennep Totaal
2
6
6
8
Totaal 2011
8
1
Overvallen
Totaal 2010
6
1
Diefstal
Totaal 2009
6
1 3
Totaal 2008
BR ZN
BR ZW
BR NwN
BR NON
BR MN
BR Haagl
BR A’dam
Tabel A - onderzoeksvoorstellen middencriminaliteit
9
9
0
0 0
1
1
2
13
13
23
42
47
53
63
PAG. 96
1
0
7
3
2
3
1
1
1
0
2
4
4
2
3
1
4
4
7
1
1
1
1
Bancaire fraude Hypotheekfraude
2
Interne betrokkenheid Oplichting
2
Verduistering
1
1
Advance fee fraude Faillissementsfraude
1
1
4
1
5
3
7
7
3
1
1 1
1
Witwassen
1
Internetfraude
1
Computervredebreuk
1
2 1 1
Pinpasfraude/skimming
1 4
5
0
1
1
Beleggingsfraude 1
6 0
1
PGB-fraude
Totaal
0
1
Telecomfraude
Totaal 2011
2
3
2
9
1 25
1
2
1
28
23
24
BijlAGen
PAG. 97
1
Totaal 2010
2
Fraude (algemeen) Valsheid in geschrifte
Totaal 2009
Totaal 2008
BR ZN
BR ZW
BR NwN
BR NON
BR Haagl
BR A’dam
tabel B - onderzoeksvoorstellen middelzware financiële criminaliteit
Fraude (algemeen)
Totaal 2011
Totaal 2010
Totaal 2009
Totaal 2008
BR ZN
BR ZW
BR NwN
BR NON
BR Haagl
BR A’dam
tabel C - onderzoeksvoorstellen zware financiële criminaliteit
0
1
Valsheid in geschrifte
1
1
1
1
Bancaire fraude
2
2
Interne betrokkenheid
1
Hypotheekfraude
1
Oplichting
3
Phishing
1
1
4 0
2
0 5
1
0
1
0
1
0
1
0
1
1
Verduistering
3
Creditcard fraude
1
Faillissementsfraude
1
Witwassen
2
1
3
3
Verzekeringsfraude
1
1 4
1
2
2
0
1
Beleggingsfraude
2
Advance fee fraude
1
1
1
Pinpasfraude/skimming
1
Totaal
2
2
4
2
1
0
16
1
1
1
17
13
11
Bedrag inbeslaggenomen gelden
Bedrag ontneming
Aantal ontnemingsvoorstellen
Aantal verdachten in procesdossier
Aangehouden verdachten
Aantal opgeloste aangiften
Projectnaam
Criminaliteitsgebied
tabel D - opsporingsresultaten BR Amsterdam
13Electra
Overvallen
0
0
0
0
€0
€0
13Wallaroo
Overvallen
0
0
0
0
€0
€0
13Warta
Heling
0
0
0
0
€0
€0
13Montage
Witwassen
0
1
0
0
€0
€0
13Joliba
Faillissementsfraude
0
1
0
0
€0
€0
Totaal
5
0
2
0
0
€0
€0
PAG. 98
Brons
Overvallen
nb
7
Casarca
Woninginbraken
Liaan
Overvallen
0
0
Yasi
Overvallen
0
Kea
Woninginbraken
Pica Meiboom
7
Bedrag inbeslaggenomen gelden
Bedrag ontneming
Aantal ontnemings-voorstellen
Aantal verdachten in procesdossier
Aangehouden verdachten
Aantal opgeloste aangiften
Projectnaam
Criminaliteitsgebied
Tabel E - opsporingsresultaten BR Haaglanden
0
€0
12
€ 193.109
0
0
€0
€0
0
0
0
€0
€0
0
0
0
0
€0
€0
Woninginbraken
32
17
17
0
€0
€0
Oplichting (RHV)
1
2
0
0
€0
€0
zie Pica
€0
Palm
Valsheid in geschrifte
0
0
0
0
€0
€0
Magnolia
Verduistering
1
1
1
0
€0
€0
Oranjeboom
Oplichting
0
0
0
0
€ 305.000
€0
Jeneverbes
Hypotheekfraude
0
15
15
0
€ 37.500
€0
Esp
Bancaire fraude
0
6
6
0
€0
€0
Rozenboom
Documentfraude
0
5
5
0
€0
€0
Totaal
13
34
53
51
12
€ 535.609
€0
Bedrag inbeslaggenomen gelden
Bedrag ontneming
Aantal ontnemingsvoorstellen
Aantal verdachten in procesdossier
Aangehouden verdachten
Aantal opgeloste aangiften
Projectnaam
Criminaliteitsgebied
Tabel F - opsporingsresultaten BR Midden
BRMN01
Overvallen
2
4
3
3
€ 142.000
€0
BRMN04
Bedrijfsinbraken
30
4
4
0
€0
€0
BRMN05
Ramkraken
15
2
2
2
€ 23.000
€0
BRMN06
Overvallen
0
0
0
0
€0
€0
BRMN07*
Overvallen
1
4
4
0
€0
€0
BRMN1105
Ramkraken
1
2
2
0
€0
€0
BRMN1106
Overvallen
1
2
2
0
€0
€0
Totaal
7
50
18
17
5
€ 165.000
€0
BijlAGen
PAG. 99
*) zie omtrent dit onderzoek het artikel “Meekijken bij Opsporing Verzocht” in: Blauw jaargang 7 nummer 13 (25 juni 2011), pagina 18.
Aantal verdachten in procesdossier
Aantal ontnemingsvoorstellen
2
2
1
€ 44.150
€0
Heling
32
9
9
6
€ 21.700
€0
Chevrolet
Bedrijfsinbraken
67
4
4
4
€ 95.000
€0
DKW
Overvallen
2
2
2
2
€ 42.300
€ 4.915
Hengst
Woningovervallen
1
3
3
0
€0
€0
Iveco
Autodiefstallen
0
2
2
0
€0
€ 2.230
Kenworth
Oplichting
42
0
1
0
€0
€0
Subaru
Bedrijfsinbraken
0
5
4
2
€ 150.000
€ 75.000
Voertuigcriminaliteit
Buick
Bedrag inbeslaggenomen gelden
Projectnaam Benz
Bedrag ontneming
Aangehouden verdachten
6
Criminaliteitsgebied
Aantal opgeloste aangiften
Tabel G - opsporingsresultaten BR NON
Audi (ontn)
Oplichting
-
-
-
1
€ 1.136.225
€0
Kastanje (ontn)
Hypotheekfraude
-
-
-
1
€ 781.238
€0
MG
Oplichting
1
1
1
0
€0
€0
Bentlos
Beleggingsfraude
25
4
4
4
€ 2.405.094
€0
Chrysler
Internetfraude
21
1
1
1
€ 50.000
€ 50.000
Clenet
Computervredebreuk
3
7
7
0
€0
€0
Mercedes II
Optiefraude
6
36
45
8
€ 1.258.667
€ 406.467
Piaggio
Telecomfraude
7
1
4
0
€0
€0
Volvo
Hypotheekfraude
24
3
4
2
€ 225.000
€0
Yellowstone
Faillissementsfraude
8
5
8
3
€ 2.366.952
€ 3.669.190
Totaal
18
245
85
101
35
€ 8.576.326
€ 4.207.802
PAG. 100
Bedrag inbeslaggenomen gelden
Bedrag ontneming
Aantal ontnemings-voorstellen
Aantal verdachten in procesdossier
Aangehouden verdachten
Aantal opgeloste aangiften
Projectnaam
Criminaliteitsgebied
Tabel H - opsporingsresultaten BR NwN
Praag
Overvallen
0
1
1
0
€0
€0
Valencia
Ramkraken
0
0
0
0
€0
€0
Washington
Overvallen
8
4
3
0
€0
€ 1.300.000
Xanten
Plofkraken
0
0
0
0
€0
€0
Slapping
Bedrijfsinbraken
0
0
0
0
€0
€0
Dong
Bancaire fraude
0
0
0
0
€0
€0
Essonne
Bancaire fraude
0
0
0
0
€0
€0
Mark
Oplichting
6
3
3
0
€0
€ 3.720
Pond
Valsheid in geschrifte
0
0
0
0
€0
€0
12Yen
Faillissementsfraude
0
0
0
0
€0
€0
Totaal
10
14
8
7
0
€0
€ 1.303.720
Overvallen
Bellini
Voertuigcriminaliteit
Mencius
Overvallen
Simmel
Woninginbraken
Bedrag inbeslaggenomen gelden
Bedrag ontneming
Aantal ontnemings-voorstellen
Aantal verdachten in procesdossier
Aangehouden verdachten 1
3
3
0
€0
€0
28
4
4
2
-
€ 558.600
6
3
3
0
€0
€0
36
4
2
0
€0
€0
Athna
Hypotheekfraude
0
0
0
0
€0
€0
Biesmelle
Valsheid in geschrifte
0
0
0
0
€0
€0
Boudin
PGB-fraude
1
1
1
1
€ 45.924
€0
Santee I/II
Skimming
3
17
12
0
€0
€0
Totaal
8
75
32
25
3
€ 45.924
€ 558.600
BijlAGen
PAG. 101
Bawa
Aantal opgeloste aangiften
Projectnaam
Criminaliteitsgebied
Tabel I - opsporingsresultaten BR ZW/R’dam
Aantal ontnemingsvoorstellen
99
6
32
13
€ 261.224
€ 4.250
79
2
2
1
onbekend
onbekend
Bedrag ontneming
Projectnaam
Bedrag inbeslag-genomen gelden
Aantal verdachten in procesdossier
Voertuigcriminaliteit Kinderporno
Aantal opgeloste aangiften
BRZ98 BRZ151
Criminaliteitsgebied
Aangehouden verdachten
Tabel J - opsporingsresultaten BR ZN
BRZ162
Ladingdiefstallen
0
0
0
0
€0
€0
BRZ166
Woninginbraken
0
0
0
0
€0
€0
BRZ171
Cybercrime
3
11
11
0
€0
€0
BRZ179
Ladingdiefstallen
0
0
0
0
€0
€0
BRZ185
Ladingdiefstallen
79
11
11
0
€0
€ 27.000
BRZ193
Heling
0
0
0
0
€0
€0
BRZ194
Skimming
0
0
0
0
€0
€0
BRZ195
Woninginbraken
0
0
0
0
€0
€0
BRZ196
Woninginbraken
0
0
0
0
€0
€0
BRZ178*
Hennep
0
5
5
0
€0
€ 84.100
BRZ180
Hennep
0
12
23
6
€ 349.008
€ 102.493
BRZ181
Hennep
0
16
18
5
€ 981.779
€ 135.046
BRZ182
Hennep
0
1
1
0
€0
€ 470.000
BRZ184
Hennep
1
4
4
0
€0
€0
BRZ187
Hennep
0
0
0
0
€0
€0
BRZ190
Hennep
0
0
0
0
€0
€0
BRZ192
Hennep
0
0
0
0
€0
€0
BRZ198
Hennep
0
2
6
0
€0
€ 132.511
BRZ403
Hennep
0
4
2
0
€0
€0
BRZ165
Hypotheekfraude
0
0
0
0
€0
€0
BRZ167
Skimming
0
0
0
0
€0
€0
BRZ172 (RHV)
Skimming
0
0
0
0
€0
€0
BRZ173
Valsheid in geschrifte
BRZ175
Oplichting
0
0
0
0
€0
€0
22
8
4
5
€ 2.280.360
€ 12.000
BRZ176
Oplichting
0
0
0
0
€0
€0
BRZ186
Oplichting
50
1
1
1
€ 601.238
€0
BRZ301
Ladingdiefstallen
12
5
6
1
€ 85.474
€0
BRZ306
Ladingdiefstallen
1
5
4
0
€0
€0
Totaal
28
346
93
130
32
€ 4.559.083
€ 967.400
*) BRZ178 en verder betreft de door de BRZN in het kader van de opdrachtstelling vanuit de Taskforce B5 uitgevoerde henneponderzoeken (zie paragraaf 2.1.2)
PAG. 102
Tabel K - vervolgingsresultaten BR Amsterdam Naam onderzoek
Criminaliteitsgebied
Aantal verdachten
Vervolgingsresultaten
Ontnemingsmaatregel
Montreux
Oplichting
3
9 mnd gs, wrvn 3 mnd gs vw + civ.vord. € 485.407 (2 x) 8 mnd gs, wrvn 4 mnd gs vw + civ.vord. € 485.407
Montage
Witwassen
17
24 mnd gs, wrvn 6 mnd gs vw + verb.verkl. € 166.000 9 mnd gs, wrvn 3 mnd gs vw + verb.verkl. € 119.850 5 mnd gs 18 mnd gs + verb.verkl. € 447.150 8 mnd gs 30 mnd gs, wrvn 4 mnd gs vw + verb.verkl. € 96.960 9 mnd gs, wrvn 3 mnd gs vw + verb.verkl. € 1040 10 mnd gs, wrvn 4 mnd gs vw + verb.verkl. € 182.679 6,5 mnd gs + verb.verkl. € 145.800 18 mnd gs 20 mnd gs 15 mnd gs + verb.verkl. € 100.000 15 mnd gs, wrvn 3 mnd gs vw + TUL 20 uur werkstraf 20 mnd gs + verb.verkl. € 74.000 24 mnd gs 41 dgn gs + 240 uur werkstraf + 4 mnd gs vw + verb.verkl. € 110.000 sepot onvoldoende bewijs
Bancaire fraude
3
80 uur werkstraf + 2 mnd gs vw + civ.vord. € 9647 40 uur werkstraf + 1 mnd gs vw + civ.vord. € 9000 vrijspraak vervolg op volgende pagina
BijlAGen
PAG. 103
Dokos
Naam onderzoek
Criminaliteitsgebied
Aantal verdachten
Vervolgingsresultaten
Kashmir
Valsheid in geschriften
7
14 dgn gs vw
Ontnemingsmaatregel
20 uur werkstraf 40 uur werkstraf (3 x) vrijspraak 130 uur werkstraf
Travaat
€ 1.500
Interne betrokkenheid/ Spear phishing
3
25 uur werkstraf vw
Broadway
Verduistering
1
3 mnd gs vw
Macro
Advance fee fraude
1
50 dgn gs
Capitola
Hypotheekfraude
1
112 uur werkstraf
Brixton
Verduistering
1
3 mnd gs + civ.vord. € 76.117
Electra
Overvallen
3
3 jr gs
40 uur werkstraf 50 uur werkstraf
sepot onvoldoende bewijs (2 x) Trajanus
Overvallen
4
4,5 jr gs 7 jr gs 2 mnd gs 6 jr gs
Wallaroo
Overvallen
6
14 mnd gs + verb.verkl. auto 5 wkn gs (3 x) sepot onvoldoende bewijs
Presto
Advance fee fraude
1
9 jr gs (vonnis in Verenigde Staten)*
*) bron: Spits 28 februari 2011. Dit onderzoek is door de BR afgesloten in 2007. In 2008 zijn de twee hoofdverdachten aan de VS uitgeleverd (zie de vervolgingsresultaten in BRO Jaarverslag 2008, pagina 78). De tweede hoofdverdachte werd eind 2010 al veroordeeld tot 7 jaar gevangenisstraf en een schadevergoedingsverplichting van ruim tien miljoen dollar (zie het artikel “Amerikanen volgen de chain of evidence” in: Blauw jaargang 7 nummer 3 (5 februari 2011), pagina 12).
Tabel L - vervolgingsresultaten BR Haaglanden Naam onderzoek
Criminaliteitsgebied
Aantal verdachten
Vervolgingsresultaten
Brons
Overvallen
5
5 jr gs (3 x) 4 jr en 6 mnd gs vrijspraak
Ontnemingsmaatregel
PAG. 104
Tabel M - vervolgingsresultaten BR Midden Naam onderzoek
Criminaliteitsgebied
Aantal verdachten
Vervolgingsresultaten
Ontnemingsmaatregel
Bieslook
Oplichting
8
10 mnd gs vw
€ 51.865
10 mnd gs
€ 60.798
10 mnd gs
€ 61.240
4 mnd gs 1 mnd gs 240 uur werkstraf + 2 mnd gs vw 10 mnd gs, wrvn 2 mnd gs vw
BRMN01
Overvallen
4
8 mnd gs, wrvn 2 mnd gs vw
€ 25.744
20 mnd gs, wrvn 8 mnd gs vw
€ 3.000
27 mnd gs
€ 69.065
vrijspraak 23 mnd gs, wrvn 8 mnd gs vw BRMN02
Overvallen
4
€ 69.065
3 jr gs, wrvn 1 jr gs vw (2 x) 3 jr gs (2 x)
BRMN04
Woninginbraken
2
3 jr en 6 mnd gs 3 mnd gs
Overvallen
4
18 mnd jeugddetentie 15 mnd jeugddetentie, wrvn 5 mnd vw + PIJ 4 jr gs (2 x)
BijlAGen
PAG. 105
BRMN06
Tabel N - vervolgingsresultaten BR NON Naam onderzoek
Criminaliteitsgebied
Aantal verdachten
Vervolgingsresultaten
Fiat
Bedrijfsinbraken
2
80 uur werkstraf + 2 wkn gs vw
Mississipi
Oplichting
3
Ontnemingsmaatregel
vrijspraak € 19.599 € 31.178 € 5.738 Bugatti
Ladingdiefstallen
5
18 mnd gs, wrvn 6 mnd gs vw + civ.vord. € 2200 20 mnd gs + civ.vord. € 20.635 5 jr gs + civ.vord. € 9912 100 uur werkstraf 90 dgn gs
Hummer
Woninginbraken
1
17 dgn gs + 100 uur werkstraf
Amazone
Valsheid in geschriften
1
225 dgn gs, wrvn 90 dgn vw + verb.verkl. € 109.990
DKW
Overvallen
2
3 mnd gs vrijspraak
Buick
Heling
2
36 mnd gs, wrvn 6 mnd gs vw 9 mnd gs, wrvn 2 mnd gs vw
Benz
Voertuigcriminaliteit
1
vrijspraak
Vleermuis
Oplichting
1
6 mnd gs
Chevrolet
Bedrijfsinbraken
3
30 mnd gs
€ 1.663
€ 95.000
14 mnd gs 8 mnd gs Donkervoort
Bedrijfsinbraken
1
€ 28.843
Morgan
Woning-/bedrijfsinbraken
1
32 mnd gs
Windveer
Subsidiefraude
3
Transactie € 1.251.082
€ 7.115
Transactie € 170.385
€ 30.000
Transactie € 346.083
€ 30.000
PAG. 106
Audi
Oplichting
3
28 mnd gs, wrvn 10 mnd gs vw 30 mnd gs, wrvn 10 mnd gs vw 120 dgn gs, wrvn 75 dhn gs vw
Pino
Verzekeringsfraude
1
150 uur werkstraf + gb € 25.000, wrvn gb € 10.000 vw
Mezel
Woninginbraken/Voertuigcriminaliteit
14
203 dgn gs 6 jr gs
€ 138.098
3 mnd gs (2 x) 180 uur werkstraf + 6 mnd gs vw
€ 36.440
vrijspraak (3 x) 150 uur werkstraf + 3 mnd gs vw 21 mnd gs
€ 8.200
30 mnd gs
€ 28.168
15 mnd gs
€ 41.500
6 mnd gs
€ 23.400
6 mnd gs 9 mnd gs FinEC-project*
Faillissementsfraude
14
€ 12.000
80 uur werkstraf + 8 wkn gs vw 160 uur werkstraf 80 uur werkstraf (2 x) 240 uur werkstraf + 2 mnd gs vw 200 uur werkstraf + 4 mnd gs vw 150 uur werkstraf 4 mnd gs (2 x) 3 mnd gs (2 x) 120 uur werkstraf 70 uur werkstraf 220 uur werkstraf + 2 mnd gs vw
Bosuil
Internetfraude
2
24 mnd gs
€ 25.133
6 mnd gs
€ 1.320
BijlAGen
PAG. 107
*) zie het BRO jaarverslag 2009, paragraaf 2.2
Tabel O - Vervolgingsresultaten BR NwN Naam onderzoek
Criminaliteitsgebied
Aantal verdachten
Landes
Bancaire fraude
1
240 uur werkstraf + 1 jr gs vw + gb € 10.000
Tarn
Faillissementsfraude
3
Sepot geen bewijs (3 x)
Hyena 2
Advance fee fraude
1
6 mnd gs
Sarthe
Bouwdepotfraude
2
Mark
Phishing
1
Vervolgingsresultaten
€ 14.650 € 85.800 2 jr gs + schademtr. € 89.874 × verb. verkl. € 3720 vrijspraak sepot geen bewijs (2 x)
Italia
Kinderporno
6
sepot ten onrechte als verdachte aangemerkt 18 mnd gs wrvn 6 mnd gs vw OM niet ontvankelijk 30 mnd gs, wrvn 15 mnd gs vw (bijz. vw: opname 1 jr gesloten opname)
Tripoli
Kinderporno
2
Santiago
Kinderporno
1
Washington
Overvallen
3
Ontnemingsmaatregel
35 mnd gs, wrvn 15 mnd gs vw (prft. 10 jr, bijz.vw: periodieke controle computers door politie) 3 jr gs, wrvn 6 mnd gs vw (prft. 5 jr, bijz.vw: periodieke controle computers door politie) 2 jr gs 4,5 jr gs (2 x)
PAG. 108
Tabel P - vervolgingsresultaten BR Rotterdam Naam onderzoek
Criminaliteitsgebied
Aantal verdachten
Vervolgingsresultaten
Amour
Verduistering
2
transactie € 45.000
Bavaro
Voertuigcriminaliteit
4
Ontnemingsmaatregel
sepot 18 mnd gs 12 mnd gs, wrvn 6 mnd gs vw 9 mnd gs, wrvn 3 mnd gs vw (2 x) Bellini
Voertuigcriminaliteit
3
36 mnd gs
€ 138.700
24 mnd gs 12 mnd gs, wrvn 6 mnd gs vw Jamul
Skimming
1
2 jr gs
Ruhr
Skimming
6
36 mnd gs, wrvn 12 mnd gs vw 24 mnd gs, wrvn 8 mnd gs vw 480 dgn gs, wrvn 243 dgn gs vw 405 dgn gs, wrvn 90 dgn gs vw 321 dgn gs, wrvn 90 dgn gs vw 12 mnd gs
Simmel
Woninginbraken
1
9 jr gs
Teton
Overvallen
5
6 jr gs 24 mnd jeugddetentie + 8 mnd gs vw + schademtr. € 10.800 3 jr gs (2 x)
BijlAGen
PAG. 109
24 mnd gs
Tabel Q - vervolgingsresultaten BR ZN Naam onderzoek
Criminaliteitsgebied
Aantal verdachten
Vervolgingsresultaten
BRZ45
Flessentrekkerij
3
12 mnd gs, wrvn 6 mnd gs vw 18 mnd gs, wrvn 9 mnd gs vw 180 uur werkstraf + 3 mnd gs vw
BRZ64
Voertuigcriminaliteit
3
6 jr gs + schadeverg.mtr. € 41.758 2 jr gs + schadeverg.mtr. € 4656 270 dgn gs, wrvn 92 dgn gs vw + schadeverg.mtr. € 11.507
BRZ69
Woninginbraken
2
6 mnd gs, wrvn 2 mnd gs vw Sepot (vw) oud feit
BRZ73
Faillissementsfraude
3
240 uur werkstraf + 6 mnd gs vw + schadeverg.mtr. € 20.507 120 uurwerkstraf + 2 mnd gs vw + schadeverg.mtr. € 20.507 (2 x)
BRZ76
Ladingdiefstallen
2
150 uur werkstraf + 2 mnd gs vw 180 uur werkstraf + 3 mnd gs vw
BRZ92
Hypotheekfraude
1
7 jr gs (veroordeling in Duitsland)
BRZ95
Voertuigcriminaliteit
3
20 mnd gs, wrvn 5 mnd gs vw 30 uur werkstraf 160 uur werkstraf
Ontnemingsmaatregel
PAG. 110
BRZ98
Voertuigcriminaliteit
15
4 jr gs + schadeverg.mtr. € 31.729 67 dgn gs, wrvn 50 dgn vw 40 mnd gs, wrvn 24 mnd gs vw + schadeverg.mtr. € 707 30 mnd gs 197 dgn gs, wrvn 180 dgn vw + 240 uur werkstraf 24 mnd gs, wrvn 12 mnd gs vw 24 mnd gs + schadeverg.mtr. € 31.729 18 mnd gs, wrvn 8 mnd gs vw (2 x) 12 mnd gs, wrvn 4 mnd gs vw 243 dgn gs, wrvn 200 dgn vw + 180 uur werkstraf 9 mnd gs 45 dgn gs Transactie € 360 (2 x)
Hypotheekfraude
1
Sepot
BijlAGen
PAG. 111
BRZ111
BRZ145
Voertuigcriminaliteit
10
5 jr gs + schadeverg.mtr. € 71.290 30 mnd gs + schadeverg.mtr. € 43.790 7 jr gs + schadeverg.mtr. € 8575 4 jr gs + schadeverg.mtr. € 51.035 30 mnd gs + schadeverg.mtr. € 94.964 3 jr gs + schadeverg.mtr. € 8575 3 mnd gs 10 mnd gs, wrvn 5 mnd gs vw 9 mnd gs, wrvn 6 mnd gs vw + 240 uur werkstraf + schadeverg.mtr. € 500 180 uur werkstraf + 6 mnd gs vw + TUL 2 wkn gs
BRZ301
Ladingdiefstallen
5
42 mnd gs 4 jr gs (2 x) vrijspraak Gb € 180
BRZ306
Ladingdiefstallen
5
24 mnd gs, wrvn 8 mnd gs vw (3 x) sepot geen bewijs 6 mnd gs
PAG. 112
Tabel R - Percentage (afgerond) ingezette BRT capaciteit per criminaliteitsgebied per BR-eenheid BR A’dam
BR Haagl
BR MN
BR NON
BR NwN
BR ZW
ladingdiefstallen
31
overvallen
28
ram-/plofkraken
11
14,5
57
10
19
24
woninginbraken bedrijfsinbraken
72
2,5
35
kinderporno
3
53
21
16
2,5
24
voertuigcriminaliteit 13
33
27
0,5
21
1
14
9
22
29
9
7,5
hennep oplichting
29 2
1,5
computervredebreuk
9,5
divers/onbekend TGO/bijstand
BR ZN
5,5 24
3,5
7,5
5
3
Tabel S - Percentage (afgerond) ingezette IFT capaciteit per criminaliteitsgebied per BR-eenheid BR A’dam oplichting faillissementsfraude
BR Haagl
BR NON
5
62
3
10,5
verduistering
4
hypotheekfraude
6
witwassen
BR NwN
BR ZW
43 0,2
2
17
63
valsheid in geschrifte
BR ZN
18 15
interne betrokkenheid
3,5
pgb-fraude
16
9,5
42
bankfraude
16
skimming
23
93 17
6,5
creditcardfraude beleggingsfraude
10
internetfraude
2,5
2 3,3
phishing
3,5
telecomfraude
divers (incl. bijstand)
34
5 26
25
0,5
BijlAGen
PAG. 113
advance fee fraude
13
Tabel T - Opsporingsresultaten BR Amsterdam milieucriminaliteit Projectnaam
Criminaliteitsgebied
Aangehouden verdachten
Aantal verdachten in procesdossier
Aantal ontnemingsvoorstellen
Bedrag ontneming
Bedrag inbeslaggenomen gelden
13Consinus
Afval - water
0
0
0
€0
€0
13Freya
Asbest
0
0
0
€0
€0
Totaal
2
0
0
0
€0
€0
Tabel U - Opsporingsresultaten BR Haaglanden milieucriminaliteit Projectnaam
Criminaliteitsgebied
Aangehouden verdachten
Aantal verdachten in procesdossier
Aantal ontnemingsvoorstellen
Bedrag ontneming
Bedrag in-beslaggenomen gelden
Astatium
Asbest
0
0
0
€0
€0
Curium
Bodem
3
3
0
€0
€0
Iridium
Bodem grond - water
3
3
0
€0
€0
Francium
FFW - CITES
0
1
0
€0
€0
Donau
Afval - hout
3
3
1
onbekend
Totaal
5
9
10
1
€0
€0
Tabel V - Opsporingsresultaten BR NON milieucriminaliteit Projectnaam
Criminaliteitsgebied
Nevita III (loopt door in 2012)
Afval - olie
Totaal
1
Aangehouden verdachten
Aantal verdachten in procesdossier
Aantal ontnemingsvoorstellen
Bedrag ontneming
Bedrag inbeslag-genomen gelden
0
0
0
€0
€0
Aangehouden verdachten
Aantal verdachten in procesdossier
Aantal ontnemingsvoorstellen
Bedrag ontneming
Bedrag inbeslag-genomen gelden
10
10
1
€ 72.932
€ 42.140
0
0
0
€0
€0
10
10
1
€ 72.932
€ 42.140
Tabel W - Opsporingsresultaten BR NwN milieucriminaliteit Projectnaam
Criminaliteitsgebied
Taxus
Vuurwerk
Ceder
Vuurwerk
Totaal
2
PAG. 114
Tabel X - Opsporingsresultaten BR Rotterdam milieucriminaliteit Projectnaam
Criminaliteitsgebied
Aangehouden verdachten
Aantal verdachten in procesdossier
Aantal ontnemingsvoorstellen
Bedrag ontneming
Bedrag inbeslag-genomen gelden
Meander II
Afval - EVOA
0
4
0
€0
€0
Okanagan
FFW- CITES
3
5
0
€0
€0
Zaan
FFW- CITES
10
29
0
€0
€0
Totaal
3
13
38
0
€0
€0
Aantal verdachten in procesdossier
Aantal ontnemingsvoorstellen
Bedrag ontneming
Bedrag inbeslag-genomen gelden
Tabel Y - Opsporingsresultaten BR ZN milieucriminaliteit Projectnaam
Criminaliteitsgebied
Aangehouden verdachten
BRZ81
Asbest
3
8
0
€0
€0
Totaal
1
3
8
0
€0
€0
Tabel Z - Percentage (afgerond) ingezette IMT capaciteit per criminaliteitsgebied per BR-eenheid BR A’dam
BR NON
BR NwN
56 34 7
32 25
afval (vetten) asbest (afvalstoffen)
28
33 100
16
1
vuurwerk
64
5
brzo
4
verontreinigde grond
24
wildstroperij
13
TGO/bijstand divers
17 31
15
olie (afvalstoffen) afval (water)
BR ZN
3
Cites/FFW afvalstoffen algemeen
BR ZW
13
3 41
27 0
11
BijlAGen
PAG. 115
EVOA
BR Haagl
PAG. 116
JAARVERSLAG 2011
JAARVERSLAG 2011
BOVENREGIONAAL RECHERCHE OVERLEG JAARVERSLAG 2011