Bouwhistorisch onderzoek
BOUWHISTORISCHE VERKENNING
Adres Status Periode Onderzocht door Auteur Datum
: Oude Adorperweg 4 : Gemeentelijk Monument (voorbescherming) : 15-jan-2007 : Frank van der Waard, Joris van Haaften, Marcel Verkerk, Henk Wierts (archiefonderzoek) en Frits Vrede (houtmonsteronderzoek) : Marcel Verkerk, inhoudelijke begeleiding Frank van der Waard : Groningen, 25 juli 2007
Afb. 1. Aanzicht Oude Adorperweg 4 met op de voorgrond de loop van het Selwerderdiepje. Foto: Marcel Verkerk, dienst RO/EZ.
Inleiding Deze bouwhistorische verkenning is uitgevoerd ten behoeve van het project Bouwhistorisch Boerderijonderzoek in de gemeente Groningen. Dit is het tweede project in het kader van de cultuurhistorische inventarisatie van het hele grondgebied van de gemeente Groningen die tot doel heeft de cultuurhistorische kwaliteiten in beeld te brengen. Op basis van het gehanteerde selectiecriteria kwam de boerderij in aanmerking voor een bouwhistorische verkenning.
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
Daarnaast is de boerderij onlangs verkocht en hebben de nieuwe eigenaren verbouwplannen. De bouwhistorische verkenning bevat een korte schets van de bouwgeschiedenis van het pand, een beschrijving van het exterieur en het interieur en een waardestelling. Het onderzoek richt zich in hoofdzaak op het gebouw zelf, waarbij in beperkte mate gebruik is gemaakt van schriftelijke bronnen en oud kaartmateriaal. De bouwgeschiedenis wordt daarom in hoofdlijnen weergegeven. Ook is het mogelijk dat achter de huidige voorzetwanden en verlaagde plafonds oudere constructies en interieurafwerkingen verborgen zitten. Voor het onderzoek naar de bouwgeschiedenis is gebruik gemaakt van het bouwdossier van de dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken van de Gemeente Groningen dat teruggaat tot omstreeks 1900. Tevens zijn hulpkaarten en bijbehorende veldwerken van het kadaster geraadpleegd die de ontwikkeling van de hoofdvorm van de boerderij vanaf 1830 tot heden weergegeven. De oudste kaart van dit gebied dateert uit 1734 en is gemaakt door landmeter Henricus Teijsinga in opdracht van Thomas van Seeratt, Rentmeester der Provincie vaste goederen1. Gebleken is dat de getekende landmeterskaarten uit deze tijd overeen komen met de huidige percelering en dus betrouwbaar zijn. Of dit ook geldt voor de getekende bebouwing is nog onduidelijk2. Voor de globale datering van het metselwerk is gebruik gemaakt van de tabel “gedateerde baksteenformaten in de gemeente Groningen” van de sectie bouwhistorie van de afdeling Wonen & Monumenten van de gemeente Groningen. Voor de datering van monumentale bomen is gebruik gemaakt van het rapport “Overzicht particuliere monumentale bomen in aantallen in de gemeente Groningen”. Uitgave nr. 3 van de Historische Kring Ubbega genaamd “Harssens, Boerderijen en bewoners” vermeldt de bewonersgeschiedenis van de boerderij3. Een uittreksel hiervan is als bijlage opgenomen.
Gehanteerde begrippen De beschrijving van de boerderij wordt opgesplitst in een beschrijving van het woongedeelte en die van het bedrijfsgedeelte. Ook wordt met deze begrippen woon- en bedrijfsgedeelte soms de plaats van een onderdeel aangegeven namelijk aan de kant van het woongedeelte, woonkant, of aan de kant van het bedrijfsgedeelte ook wel bedrijfskant genoemd. “Voor”, “achter”, “links” en “rechts” is gezien vanaf de voorgevel van het woongedeelte. De gebinten van de hoofdschuur zijn oplopend genummerd vanaf het woongedeelte naar de achtergevel van het bedrijfsgedeelte. Uitgangspunt bij de beschrijving van de diverse gevels is met het gezicht naar deze gevel toe. 1
Schroor, M., De Atlas der Provincielanden van Groningen (1722 – 1736) (Groningen, 1996). Op blz 9-13 wordt uitgelegd waarom deze kaarten gemaakt zijn. Genoemd wordt : De kerstvloed van 1717 en de overstroming van 1719; de kosten om de dijken te herstellen en het afwijzen van de tot dan toe gevoerde administratie waarin de provincie inkomsten misliep. In het ‘Rapport tot het redres en verbetering van deese provincie finances’ opgemaakt 12 juni 1720 wordt gebrek aan kennis omtrent de waarde, de gesteldheid, de grootte en de ligging van deze voormalige kloosterlanden als oorzaak genoemd. Besloten wordt om de voormalige kloosterlanderijen in kaart te brengen. Rentmeester Thomas van Seeratt krijgt namens de provincie deze taak toegewezen en besteed het carteren uit aan Hindrik Warner Folckers en na diens dood in 1730 aan Henricus Teijsinga. De kaarten van Teijsinga bevatten meer informatie dan die van Folckers. Zijn kaarten worden gekenmerkt door fraaie gekalligrafeerde beginletters en –zinnen, terwijl op de kaart zelf in de percelen het type grondgebruik en/of kwaliteit van het perceel werd aangegeven. In totaal zijn door Folckers ruim 110 kaarten vervaardigd en door Teijsinga ruim 60. Op 25 maart 1736 overleed Thomas van Seeratt waarmee aan de grote karteringsgolf een einde kwam. 2 De door Teijsinga gemaakte kaarten zijn door de stichting Monument & Materiaal gescand en gepast op de huidige kaart. Gebleken is dat de kaarten in bijna alle gevallen precies geplaatst konden worden. Met name het gebied ten noorden van de stad genaamd ‘Koningslaagte’ is vandaag de dag nog precies hetzelfde als door Teijsinga getekend is in 1734. Onduidelijk is of dit ook geld voor de weergegeven bebouwing. Niet bekend is of hier reeds onderzoek naar gedaan is waaruit de betrouwbaarheid blijkt. 3 Miedema-Sikkens, A en R. de Lange, Harssens, Boerderijen en bewoners. (2005)
2
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
E B C
A D Afb. 3. Luchtfoto Koningslaagte 2006. Duidelijk zichtbaar is de loop van de oude Hunze die door het landschap meandert. A = Oude Adorperweg 4; B = Wolddijk; C = spoorlijn Groningen – Delfzijl, aanleg 1887; D = Oude Adorperweg; E = Winsumerweg. Foto: afdeling GEO-informatie gemeente Groningen.
Afb. 4. Landmeterskaart door H. Teijsinga gemaakt in 1734. Oude Adorperweg 4 ligt bij de letter M. De huidige percelering is nagenoeg onveranderd. Afbeelding: 817N1047n57.tif Groninger Archieven.
3
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
Situering Oude Adorperweg 4 is een boerderij van het type kop-romp4 gelegen in een gebied dat tegenwoordig bekend is als ‘Koningslaagte’, aan de Oude Adorperweg, ten westen van de spoorlijn Groningen – Delfzijl en ten noorden aan het Selwerderdiepje. De boerderij is zuidoost - noordwest georiënteerd en ligt iets verhoogd op een boerenplaats met een grillig verloop. Hierbij is het woongedeelte naar het zuidoosten en de hoofdschuur naar het noordwesten gericht. De boerenplaats heeft aan de noordoost kant een brede sloot die aansluit op het oude Selwerder diep. Verder heeft deze boerenplaats een waardevolle erfbeplanting bestaande uit bomen aan de straat- en achterkant en aan de voorkant fruitbomen. Op de boerenplaats zijn een aantal bijgebouwen geplaatst. Rechts naast het woongedeelte staat een stookhut met zadeldak tussen topgevels met de nok evenwijdig aan die van het woongedeelte; aan de rechterkant van de boerderij een losstaande bijschuur die met een gang toegankelijk is vanuit de hoofdschuur; daar weer rechts van staat een éénlaags bijgebouw met lessenaars dak; aan de achterkant staat een éénlaags bijschuurtje met zadeldak tussen topgevels met de nok evenwijdig aan die van de hoofdschuur. Slechts de stookhut wordt hierna verder omschreven.
4
Afb. 6. Luchtfoto Oude Adorperweg 4; foto: afdeling GEO-informatie gemeente Groningen.
Structuur Het grondplan van de boerderij bestaat uit een rechthoekige hoofdschuur met in het verlengde, zuidelijk van de middenas een rechthoekig woongedeelte bestaande uit een éénlaags voorhuis met aan de noordkant (= rechts) een uitkubbing voor een melkenkelder5. Het woongedeelte is iets geschoven in de hoofdschuur, tot aan het voorste gebint, en heeft op die plek aan de linkerkant een krimp. Aan de rechterkant heeft de rechthoek van het woongedeelte twee inwendige sprongen. De eerste is een krimp omdat de voorgevel van de melkenkelder ongeveer 80 cm naar achteren ligt ten opzichte van die van het voorhuis. De tweede wordt veroorzaakt door een toegang ter hoogte van de voorgevel van de hoofdschuur die, om voldoende hoogte te krijgen, naar binnen is geplaatst.
4
Gekozen is om de boerderij aan te duiden als type kop-romp. Weliswaar komt uit de analyse van de oorspronkelijke plattegrond naar voren dat achter de voorkamer mogelijk een smallere hals heeft gestaan, zodat hier feitelijk sprake is van een type kop-hals-romp. Maar doordat dit in de huidige bouwvolume onherkenbaar is, is gekozen voor het type kop-romp. 5 Afmetingen: hoofdschuur 19 x 16,1 m; voorhuis 10,4 x 6,2 m; melkenkelder 5,2 x 2,1 m; bijschuur 19 x 9 m. (lxb)
4
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
Het voorhuis heeft een zadeldak met de nok evenwijdig aan die van de hoofdschuur en aan de voorkant een afgewolfd dakvlak met een schoorsteen. Halverwege het linker dakvlak bevindt zich een schoorsteen en daarachter een dakkapel. De hoofdschuur is drie vakken lang, heeft lage zij muren, een hoge achtergevel en is voorzien van een schilddak. Beide nokeinden hebben een driehoekig uilenbord met daarop een houten piron.
De éénlaags stookhut heeft een zadeldak tussen twee topgevels met de nok evenwijdig aan het woongedeelte. Op de voorste nokeinde staat een schoorsteen. De top van de voorste topgevel is opnieuw opgetrokken en heeft een moderne rollaag.
Daken Afb. 7. De stookhut gezien naar achteren. Het dak van het woongedeelte is volledig Foto: Marcel Verkerk, dienst RO/EZ. gedekt met een blauw geglazuurde verbeterde holle pan. Dat van de hoofdschuur is gedekt met riet en heeft rondom aan de onderkant de voor Groningen kenmerkende pannenstrook. Aan de zichtkant, dit is de rechterzij- en achterkant, ligt een blauw geglazuurde oud-hollandse pan en aan de andere zijden een rode oud-hollandse pan. Bijzonder zijn de glazen pannen die in de pannenstrook boven de voorgevel van de hoofdschuur liggen. Dergelijke pannen zijn zeldzaam. Het dak van de stookhut is gedekt met een rode oud-hollandse pan.
Afb. 8. Voordakschild hoofdschuur met riet gedekt en aan de onderkant de voor Groningen kenmerkende pannenstrook. In deze pannenstrook liggen drie glazen pannen. Foto: Marcel Verkerk, dienst RO/EZ. 5
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
Bouwgeschiedenis De stad Groningen ligt op het einde van de Hondsrug met ten oosten het Hunzedal en ten westen het Reitdiepdal en de Drentse A. De oude rivier de Hunze meandert naar het noorden van de stad, in het gebied dat tegenwoordig bekend is als Koningslaagte, en komt ter hoogte van het noordelijk gelegen dorp Wierum uit in het Reitdiep. Doordat de percelering in de Koningslaagte de afgelopen eeuwen onveranderd is, is de loop van de Hunze en de middeleeuwse verkaveling hier nog steeds goed te volgen. In dit gebied ligt een grote lus die later, ter hoogte van de boerderij Oude Adorperweg 4, is afgesneden6. De vroegste bewoners in dit gebied hebben ongetwijfeld de hoogste plek opgezocht. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat de verhoogde boerenplaatsen op de hoger gelegen oeverwallen vermoedelijk al eeuwenlang bewoond zijn. Hoewel het land vóór 1594 eigendom was van het klooster van Selwerd en de bewonersgeschiedenis teruggaat tot 1632, is de boerderij Oude Adorperweg 4, genaamd ‘de Oude Nadorst’, tussen 1830 en 1884 in één fase gebouwd met gebruikmaking van oudere onderdelen op de plaats van een voorganger. Het pand is daarna door de jaren heen een aantal malen verbouwd waarbij de buitenkant niet veel gewijzigd is. Aan de binnenkant zijn nog de volgende bouwfasen te herkennen: een verbouwing in de hoofdschuur omstreeks ca. 1900; een grote interne verbouwing van het woongedeelte tussen 1930-1950 en een verbouwing als gevolg van het moderniseren van de agrarische bedrijfsvoering. Nadat een pand in andere handen komt volgt vaak een (ingrijpende) verbouwing. In dit geval mogelijk nadat Roelf Reinders Kuipers in 1872 de nieuwe eigenaar is. Hergebruikte onderdelen mogelijk van een voorganger: Zowel het woongedeelte als de hoofdschuur hebben een aantal onderdelen die ouder zijn dan het midden van de 19de eeuw en hergebruikt zijn. Dit zijn: de twee balken in de voorkamer; de staanders en korbeels van de achterste drie van in totaal vier gebinten van de hoofdschuur die vermoedelijk uit de tweede helft van de 17de eeuw dateren; vermoedelijk het muurwerk van de voor- en rechterzijgevel van de hoofdschuur dat uit het eind van de 18de of het begin van de 19de eeuw kan dateren. Daarnaast is een zéér bijzondere 17de eeuwse eikenhouten zespaneels deur aanwezig als toegang naar de melkenkelder. De deur is aan de onderzijde ingekort. In de gemeente Groningen zijn tot nu toe zes adressen bekend waarin dit type deur aanwezig is7. Wat opvalt is dat deze panden allemaal in de belangrijkste straten van de middeleeuwse stad Groningen liggen. Johan de Haan schrijft over de 17de eeuwse binnendeuren: “De zeventiende-eeuwse binnendeuren dien in Groningen bewaard bleven, zijn zonder uitzondering fraai uitgevoerde paneeldeuren, die tot het mooiste en duurste behoorden wat er op dat gebied in Groningen werd gemaakt. De paneeldeur heeft een constructie die rust op het principe van stijl- en regelwerk waarin panelen ‘opgesloten’ zijn.”8. Het is daarom zéér bijzonder dat deze deur in een boerderij is aangetroffen. Is deze boerderij in het verleden zo belangrijk geweest?
Afb. 9. De 17e eeuwse zespaneels deur naar de melkenkelder. De onderste twee panelen zijn ingekort evenals de onderregel. Foto: Marcel Verkerk, dienst RO/EZ.
6
van den Broek, J., Groningen, een stad apart. Proefschrift. (Groningen, 12 april 2007). 212. Van den Broek noemt dat het niet bekend is wanneer deze afsnijding – door menselijke hand of langs natuurlijke weg – tot stand is gekomen. 7
Deze adressen zijn: Oude Ebbingestraat 91; Oude Boteringstraat 72; Folkingestraat 23; Oude Kijk in’t Jatstraat 8; Oude Boteringestraat 27. Daarnaast is in de provincie een voorbeeld bekend: de kelderdeur van de pastorie van Eexta. 8 Haan, J.de, Hier ziet men uit paleizen, het Groninger interieur in de 17e en 18e eeuw. (Assen, 2005). 106-110.
6
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
De dekbalken hebben kenmerken die erop duiden ze hergebruikt zijn. Deze kenmerken zijn: meerdere toognagels bij de verbinding staander/dekbelk; de uiteinden hebben aan de deelkant een ongebruikelijk diepe keep voor de ‘ploat’. Daarnaast zijn de huidige gebinten niet te plaatsen in de contouren zoals getekend op de eerste kadastraal minuutplan van omstreeks 1830. Op basis van een analyse van de gebinten en oud kaartmateriaal is aangenomen dat het hier een nieuwbouw betreft met hergebruikte elementen. Toekomstig bouwhistorisch onderzoek bij verbouwingen zou dit kunnen bevestigen of uitsluiten. Het is mogelijk dat van de voorganger nog een strook muurwerk resteert. Dit is het onderste muurwerk van de voor- en rechterzijgevel van de hoofdschuur. Nader bouwhistorisch onderzoek moet dit bevestigen. Hoofdvorm voorganger.
Afb. 10. Detail kaart 61 van Oude Adorperweg genaamd De Oude Nadorst, Schroor, M., De Atlas der Provincielanden van Groningen (1722 – 1736) (Groningen, 1996).
Van de voorganger zijn een tweetal schriftelijke bronnen bekend waardoor we een beeld krijgen van diens hoofdvorm; een landmeterskaart uit 1734 en de eerste kadastraal minuutplan van ca 1830. Op de, door H. Teijsinga in 1734, gemaakte landmeterskaart is de bebouwing in perspectief getekend (afb. 10). De vorm van de huidige boerenplaats is nog steeds dezelfde als in 1734. Teijsinga heeft de boerenplaats ingevuld met bomen. Duidelijk is te zien dat Teijsinga een éénlaags, bijna vierkant pand tekent voorzien van een rieten schilddak met de nok evenwijdig aan de straat en aan de onderkant een pannenstrook. De getekende gevel, de zuidgevel, heeft in het midden een toegang met links drie en rechts vier vensters. Het woongedeelte lag aan deze kant.
7
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
4
Afb. 11. Eerste kadastraal minuutplan omstreeks 1830 Oude Adorperweg 4. Afbeelding: afdeling GEO-informatie gemeente Groningen.
De tweede schriftelijke bron is de eerste kadastraal minuutplan van omstreeks 1830. Hierop is een contour getekend die overeenkomt met de hoofdvorm die door Teijsinga is aangegeven. Helaas zijn van de oudste kadasterkaarten géén veldwerken bewaard gebleven zodat de werkelijke maten slechts bij benadering gegeven kunnen worden; 19m breed en 20,5m diep; in vergelijking met de huidige maten van de hoofdschuur 16,1m breed en 19,m diep. Mogelijk dat het oudste muurwerk van de hoofdschuur, zijnde de rechterzijgevel en de voorgevel, oorspronkelijk bij de bijna vierkante voorganger hoorde. Op de minuutplan is zowel aan de oost- als aan de westkant een sprong in de gevel te zien. Dit zou heel goed bij de scheiding van woon- en bedrijfsgedeelte kunnen horen. Hierna wordt uiteengezet dat de huidige gebinten niet bij de voorganger gehoord kunnen hebben. Wanneer we het oudste gebint, met een afstand tussen de staanders van 5,75m, plaatsen in een schuur van 19m breed minus 2 x dikte buitengevel = 0,5m én 2 x de dikte van de staanders = 2 x 0,45m = 0,9 m is 17,6m dan geeft dit een beukmaat van 5,9 – 5,75 – 5,9m = 17,6m. In de gemeente Groningen staan géén schuren waarbij de zijbeukmaat groter is dan de middenbeukmaat. Ook is een zijbeukmaat van 5,9 m tot dusver slechts gemeten bij de gesloopte hoofdschuur van de boerderij Westerseweg 2. Deze schuur was veel groter; 22 m breed en 40 m diep, had een afstand tussen de staanders van 9,20m en een nokhoogte van 12 m. Daarnaast zou de dakhelling beduidend flauwer zijn. Ook dit is niet aannemelijk. De conclusie kan voorlopig niet anders zijn dan dat de huidige gebinten bij de nieuwbouw van de boerderij in de tweede helft van de 19de eeuw geplaatst zijn. Vanuit het kadasteronderzoek is nog een bijzondere vondst te melden. Dit betreft een meting gedaan in 1837 van het zuidelijk deel van de boerenplaats (afb.12). Bijzonder hieraan is dat in het archief zeer weinig hulpkaarten aanwezig zijn uit de periode 1830 – 1850/1860. Vanaf 1860 zijn, voor wat de gemeente Groningen betreft, vaak wel gegevens aanwezig. Opvallend is dat op de kaart zowel de “vroegere toestand” als de “latere toestand” aangegeven. Er is nog niet gewerkt met kleuren. Ook interessant zijn de gegevens die onderaan staan en iets zeggen over het perceel en de eigenaar. Dit deel is de tuin, eigenaar is Reinder Jan Kuipers, landbouwer te Harsens. De bebouwing op dit perceel is op de “latere toestand” niet meer aanwezig en zal gesloopt zijn.
8
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
Afb. 12. De oudste verwijzing in het kadaster van Oude Adorperweg 4 dateert van 31 juli 1837 en betreft het onderste deel van de boerenplaats zijnde de tuin. Eigenaar is Reinder Jan Kuipers, landbouwer te Harsens Hulpkaart nr 1, Sectie D: Kadaster Groningen.
Nieuwbouw tweede helft 19de eeuw. Tussen 1830 en 1884 is de huidige boerderij gebouwd. Bij het kadaster is een kaart aanwezig gedateerd 15 januari 1884 waarop de contouren van de boerderij gemeten zijn en vervolgens in rood zijn getekend (rode lijnen betekent nieuw). Ook is de stookhut aangegeven. De contour van de huidige boerderij is nog onveranderd. Grote delen van het muurwerk horen bij deze bouwfase; de achtergevel en het bovenste deel van de rechterzijgevel van de hoofdschuur, de koestalmuur, vermoedelijk het muurwerk van het voorhuis en het muurwerk van de melkenkelder. Uit de bouwhistorische analyse is de indeling van het woongedeelte gereconstrueerd. De plattegrond van het voorhuis had net als nu een Afb. 13. Hulpkaart Sectie D, opgemaakt en deugdelijk gemaakt 25 jan. 1884. Kadaster Groningen. In rood is voorkamer en een achterkamer. Het verschil is de de nieuwe situatie aangegeven, in blauw de plaats van de tussenmuur. Deze lag oorspronkelijke. Zwart is onveranderd. oorspronkelijk verder naar achteren, ter hoogte van de achterwand van de melkenkelder. Deze conclusie is gebaseerd op drie aanwijzingen. Allereerst het smallere voorste zolderbalkje van de achterkamer en het bijbehorende sprongetje aan de binnenkant van de linkerzijgevel. Het sprongetje geeft de plaats van de oorspronkelijke wand aan.
9
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
Het smallere zolderbalkje lag op deze achterwand en kon wat afmeting betreft dus afwijken. Ten tweede ontstaat in de voorste kamer op deze manier een regelmatige afstand van 1,72 – 1,77m tussen de balken. Als laatste wordt de indeling van de bedsteewand veel gebruikelijker en evenwichtiger. Aan twee kanten een bedstee met daartussen een servieskast en daarachter een inloopkast. Dat in de buitengevel in het laatste balkvak ook een venster lag is zeer aannemelijk. Achter de pleisterlaag is dit bouwspoor misschien nog aanwezig. De achterste kamer lag oorspronkelijk tot aan de krimp en was de centrale ruimte. Van hieruit kon de koestal, het voorste tasvak (toegang later dichtgezet), de verkeersruimte achter de melkenkelder en de voorkamer bereikt worden. Of hier vroeger de keuken was gesitueerd lijkt aannemelijk maar is niet geheel duidelijk. Ook is het onduidelijk of er oorspronkelijk een toegang in de linkerzijgevel was. Vooralsnog lijkt de huidige toegang in de rechterzijgevel oorspronkelijk de enige toegang geweest te zijn. Ook omdat de achterkamer dan erg klein is. Doordat tussen 1930 en 1950 de dwarsgang is aangebracht schoof de achterkamer op ten koste van de voorkamer. Rond 1900 is de hoofdschuur intern verbouwd. De meidenkamer is verplaatst naar de huidige plek onder de karnmolen. Het karnen gebeurde op de fabriek waardoor deze ruimte ‘vrij’ kwam. Vermoedelijk lag de meidenkamer oorspronkelijk in het voorste tasvak tegen de gangmuur en de koestalmuur. Een aftekening is hier nog zichtbaar op beide muren. Nadat de familie Bierling in 1938 de boerderij heeft gekocht wordt het woongedeelte intern verbouwd en wordt ook de kapconstructie vernieuwd. In de linkerzijgevel komt een toegang met daarachter een dwarsgang. De tussenmuur komt verder naar voren. Of de tussenmuur oorspronkelijk een brandgevelmuur is geweest is niet meer te achterhalen. Alle bouwsporen zijn verdwenen. Vanuit de dwarsgang leidt een nieuwe trap naar de zolder. In de linkerzijgevel wordt een nieuw venster geplaatst en om de bouwsporen te maskeren wordt het voorhuis gepleisterd. Ook wordt in deze periode de kapconstructie van het voorhuis vervangen, wordt de zolder bereikbaar gemaakt vanuit de dwarsgang en wordt in de zolder een kamer afgetimmerd. Het is goed mogelijk dat het kastdeurtje op de zolderkamer hergebruikt is en oorspronkelijk in de bedstee van de voorkamer zat. In de loop van de twintigste eeuw verdwijnt het personeel van de boerderij en krijgt de meidenkamer een andere bestemming. In de tweede helft van de twintigste eeuw wordt de naastgelegen veeschuur gebouwd en neemt de veestapel toe. De paardenstal in de hoofdschuur maakt plaats voor een melklokaal.
10
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
Afb. 14. Voorgevel en linkerzijgevel Oude Adorperweg 4. Foto’s: Marcel Verkerk, dienst RO/EZ.
Beschrijving exterieur woongedeelte Voorhuis Het éénlaags voorhuis is twee venstertraveeën breed en volledig bepleisterd. Mogelijk maskeert de pleisterlaag dichtgezette openingen in het muurwerk. In de voorgevel zijn de twee venstertraveeën asymmetrisch geplaatst en bestaan uit H-vensters met daar recht boven een liggend zaadvenster voorzien van een verticale middenroede. Het kozijnhout van de H-vensters heeft een kwartbolle profilering en dateert uit de 19de eeuw. Verder zijn nog twee keer twee gevelankers aangebracht; twee aan weerszijden ter hoogte van de onderkant van de zaadvensters en twee die iets lager liggen tussen de vensters voor de ondersteuning van het rookkanaal. Aan de bovenkant wordt de voorgevel afgesloten door een moderne goot die gesteund wordt met gietijzeren gootbeugels. De linkerzijgevel heeft vanaf de voorgevel gezien twee H-vensters, verder naar achteren een samengesteld venster en bijna tegen de krimp een toegang met bovenlicht. Het kozijnhout van de Hvensters heeft een kwartbolle profilering en dateert uit de 19de eeuw. De toegang heeft een deur die omstreeks de jaren 30 van de 20ste eeuw stamt. Het samengestelde venster dateert vermoedelijk eveneens uit deze periode. Ook aan deze kant zijn gevelankers zichtbaar. De voorste twee liggen aan weerszijde van het tweede venster vanaf de voorgevel, de overige vanaf het samengesteld venster tot aan de toegang. Melkenkelder Het muurwerk van de melkenkelder bestaat uit schoon metselwerk dat in één bouwfase is opgetrokken in kruisverband en past bij een datering uit de tweede helft van de 19de eeuw9. Hierin zijn drie liggende vensters aangebracht die allemaal een verticale middenroede hebben; één in de voorgevel en twee in de rechterzijgevel. Het kozijnhout van deze vensters is in elkaar gezet met pen-en-gat verbinding en gesloten met houten toognagels. Boven het keldervenster in de voorgevel ligt een kleine rechthoekige opening waarin glas zit dat rechtstreeks aansluit op het muurwerk. Hierdoor is het niet helemaal donker als de luiken aan de binnenkant gesloten zijn. Naast het achterste venster ligt een waterput om het hemelwater in op te vangen.
9
Baksteenformaat 22,5 x 10-11 x 5,2 cm met een tienlagenmaat van 60,5 – 61,5 cm.
11
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
Afb. 15. Achtergevel Oude Adorperweg 4. Foto: Marcel Verkerk, dienst RO/EZ.
Beschrijving exterieur hoofdschuur Het metselwerk van de hoge achtergevel is opgetrokken in kruisverband met een oranje-rode handvormsteen10. Dit muurwerk past bij een datering uit de tweede helft van de 19de eeuw. De gevel eindigt met een moderne goot en heeft aan beide zijkanten een schuin lopend stuk metselwerk dat afgedekt is met een rollaag. Op de beide snijpunten van goot en rollaag staat een nieuw gemetselde piron die ook wel tempeltje genoemd wordt. Deze tempeltjes zijn zeldzaam in Groningen11. Vanaf links liggen achtereenvolgens: een gietijzeren vierruits venster; grote dubbele deeldeuren tot aan de onderkant van de goot; een in het metselwerk ingebroken toegang; een gietijzeren rondboog venster; een toegang tot de koestal met een halfrond bovenlicht; een gietijzeren rondboog venster. Tussen de toegang tot de koestal en die naar de deel zijn ankers aangebracht die niet op één lijn liggen. Ook onder de rechter rollaag is een anker ingemetseld. Het muurwerk van de achtergevel is een aantal plekken opnieuw aangebracht. De hele hoek links van de deeldeuren en een langgerekt deel boven de koestaldeur zijn vernieuwd. De lage rechterzijgevel heeft over de hele lengte een horizontale bouwnaad. Deze bouwnaad is eveneens in de voorgevel van de hoofdschuur aanwezig. Het muurwerk onder deze bouwnaad heeft een afmeting van 21 x 10 x 4,5 en een tienlagenmaat van 54 cm. Dit kan uit het eind van de 18de of het begin van de 19de eeuw horen. Daarboven is metselwerk aanwezig met een steenformaat van 25,5 x 12,5 x 5,2 cm en een negenlagenmaat van 57 cm. Rekening houdend met een extra steen- en voegdikte geeft dit een tienlagenmaat van ca. 63 cm. Hebben we hier te maken met een oudere bouwfase of is bij het opmetselen van beide muren begonnen met hergebruikte stenen en vervolgens overgegaan op nieuwe? In deze gevel zijn een aantal ankers opgenomen. De pannen liggen tot over het muurwerk.
10 11
Baksteenformaat 22,5 x 11 x 5,1 cm met een tienlagenmaat van 56 cm. Havik, P.W., Boerderijen in Groningen. (Utrecht, 1988). 61
12
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
De voorgevel van de hoofschuur is eveneens laag en heeft links een vierruits venster en verder naar rechts twee ankers. Zoals hierboven reeds is genoemd is de hoek met de rechterzijgevel in verband gemetseld en is de horizontale bouwnaad ook hier aanwezig. De lage linkerzijgevel is in de 20ste eeuw opnieuw opgetrokken in kruisverband, heeft een aantal ankers en wordt afgesloten door een moderne bakgoot die steunt op uitgemetselde klossen.
Afb. 16. Waarderingsplattegrond woongedeelte. Rood = hoge monumentwaarde; groen = positieve monumentwaarde; geel = indifferente monumentwaarde Tekening: Marcel Verkerk, dienst RO/EZ.
Beschrijving interieur woongedeelte Begane grond De plattegrond van het woongedeelte wordt gevormd door twee achter elkaar liggende kamers, daarachter een dwarsgang en rechts daarvan, tot aan het inspringende muurwerk, een melkenkelder en daarachter een vertrek dat als verkeersruimte dienst doet. De hele zolderbalklaag ligt haaks op de nok, dus van links naar rechts. Opvallend is dat de dragende zijmuur tussen voorkamer en melkenkelder niet doorgezet is in de achterkamer maar verder naar binnen ligt waardoor de verkeersruimte breder is dan de melkenkelder. Ter plaatse van de verkeersruimte kragen de zolderbalken over de dragende muur. Over de uiteinden van deze balken (20,5 x 11,5 cm) ligt een plaat (14 x 9 cm), daarover drie lagen metselwerk, vervolgens een muurplaat (14x9 cm) en de sporenparen. Links achter de dwarsgang ligt aan de koestalzijde een voormalige keukenruimte en daarachter een puthok. Doordat het woongedeelte iets in de hoofdschuur geschoven is liggen de dwarsgang, een deel van de achterste kamer en een deel van de verkeersruimte in de hoofdschuur. Voorste kamer. De voorste kamer heeft een houten vloer die verzakking vertoont. Twee forse balken (26x16,5cm en 29x15,5cm) liggen op grote afstand van elkaar. De voorste balk ligt op 1,72m vanaf de voorgevel en de tussenmaat naar de tweede balk is 1,77 m. Tussen de vensters van de voorgevel staat een moderne
13
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
schouw. Een bedstedenwand, met een ongebruikelijke indeling, ligt tegen de muur met de melkenkelder. Vanaf de voorgevel dubbele deurtjes, dan één deur naar een grote ruimte en een open kast. Uit de indeling valt op te maken dat hierin gewijzigd is. Veel voorkomend is een bedstedenwand met twee bedsteden en daartussen een ondiepe kast en een inloopkast. Achterste kamer. De achterste kamer heeft een houten vloer. Drie balken dragen de zoldervloer. De voorste is smaller en kleiner uitgevoerd en heeft niet de grove duivejager profilering van de andere twee (20,5 x 11,5 cm). Ter hoogte van de voorste smalle zolderbalk is een ondiepe sprong in de linkerzijgevel zichtbaar. De lijsten om de beide deurkozijnen dateren uit de 19de eeuw. Dwarsgang. Op de vloer van de dwarsgang liggen beige tegels die uit de jaren vijftig van de 20ste eeuw dateren. De wanden hebben een lambrisering van lichtblauwe tegels met daarboven een pleisterlaag. Ook deze tegels passen bij een datering uit de jaren vijftig van de 20ste eeuw. In de dwarsgang komen vier binnendeuren uit; één naar de achterkamer, één voor een trapopgang naar de verdieping, één naar de verkeersruimte die achter de melkenkelder ligt en één naar een ruimte die in het verlengde van de koestal ligt waarin een keukenblok staat. In de achterwand lag oorspronkelijk nog een toegang die thans is dichtgezet en afgewerkt. Dit is een toegang naar het eerste tasvak en vanaf die kant is te zien dat deze toegang bij het oorspronkelijke metselwerk hoort. Verkeersruimte. De vloer van de verkeersruimte bestaat uit cement met een rode afwerking. Deze manier van afwerking komt voor vanaf de tweede helft van de 19de eeuw. Alle wanden zijn afgewerkt met een pleisterlaag. Twee zolderbalken, voorzien van een kwartbolle profilering, overspannen de ruimte van links naar rechts. Aan de linkerkant liggen de balken nauwelijks in het muurwerk, dit is de tussenmuur naar de achterkamer. Hieruit kan geconcludeerd worden dat deze balken secundair zijn aangebracht. Melkenkelder De toegang van de melkenkelder wordt gevormd door één van de meest bijzondere onderdelen van de boerderij. Het is een zespaneels deur die uit de 17de eeuw dateert en verderop beschreven wordt. Tegen de muur van het woongedeelte ligt over de hele lengte een bank (hoog en breed 43 cm). Zowel de vloer als de bovenkant van deze bank bestaat uit rode plavuizen (21,5 x 21,5 cm) die in halfsteens verband gelegd zijn. Bij de toegang, in de hoek van de buitengevel ligt een put. In het muurwerk boven de toegang is een kozijn aanwezig dat slechts te zien is vanaf de schuur. Zo is de ruimte boven de melkenkelder toegankelijk. Hieruit valt op te maken dat de zoldervloer van de verkeersruimte later is aangebracht. De zespaneels deur is zeldzaam. Op zes adressen binnen de gemeente Groningen zijn dergelijke deuren aangetroffen. Opvallend is de overeenkomst tussen al deze deuren. De onderdorpel is minder hoog dan de bovendorpel en de onderste twee panelen zijn bijna vierkant. De deur bestaat uit twee stijlen, een boven- en onderdorpel en twee doorlopende middendorpels. De middenstijl bestaat uit drie delen die even hoog zijn als de panelen. zijn die gepend en met twee houten toognagels bevestigd zijn in twee stijlen. Drie middenstijlen hebben dezelfde hoogte als de panelen en zijn gepend en met twee houten toognagels bevestigd in de dorpels. De panelen bestaan uit een rechte bossing en een vlak kussen. De rand van het kussen is voorzien van een facet.
Verdieping Een smalle trap met onderkwart leidt naar de verdieping en komt uit bij een toegang naar een afgetimmerde kamer voorzien van een dakkapel. In de kamer is een kast aangebracht met een deur uit de 19de eeuw. Deze kamer is afgaand op het timmerwerk en de dakkapel rond het midden van de 20ste eeuw aangebracht. Voordat het eind van de trap bereikt is, ligt zowel naar de hoofdschuur als naar de voorkant van het woongedeelte een smalle toegang. Om daar te komen is dus een ongebruikelijke opstap nodig.
14
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
De zolder heeft een borstwering van drie stenen hoog met daarop een muurplaat. Hierop staan sporenparen die gekoppeld zijn met een haanhout. Alle haanhouten zijn aan de bedrijfskant gespijkerd. Op een aantal sporen zijn inkepingen aanwezig die duiden op hergebruik. De sporenparen worden aan weerszijden gesteund door een gording die geschoord wordt vanaf de zolderbalken. Aan de voorkant is een gesleept schoorsteen kanaal op sloffen aangebracht. Dit schoorsteenkanaal dateert uit de tweede helft van de 20ste eeuw terwijl de sloffen ouder zijn. Ook halverwege de linkerzijgevel ligt een modern schoorsteenkanaal. Opmerkelijk is dat de kap géén verzakking vertoont in tegenstelling tot de begane grond. In de 20ste eeuw heeft een grote verbouwing plaats gevonden waarbij de kap opnieuw in elkaar is gezet, twee nieuwe schoorsteenkanalen en een dakkapel zijn aangebracht, en een kamer is afgetimmerd.
Afb. 17. Waarderingsplattegrond woongedeelte. Rood = hoge monumentwaarde; groen = positieve monumentwaarde; geel = indifferente monumentwaarde Tekening: Marcel Verkerk, dienst RO/EZ.
Beschrijving interieur hoofdschuur De rechthoekige hoofdschuur is in de tweede helft van de 19de eeuw in één fase gebouwd, met gebruikmaking van oudere gebinten vermoedelijk uit de tweede helft van de 17de eeuw, en bestaat uit vier achter elkaar geplaatste zogenaamde dekbalkgebinten die zodanig tussen de zijmuren geplaatst zijn dat gesproken kan worden van een driebeukige hoofdopzet. De linkerbeuk is de voormalige koestal, de rechterbeuk is de deel en in de middenbeuk vormen de gebinten drie tasvakken, in het Gronings ‘goul’ genoemd. In het achterste tasvak was vroeger de paardenstal gesitueerd. Deze paardenstal is in de tweede helft van de 20ste eeuw opgedeeld in twee vertrekken waarbij de rechter een eigen toegang kreeg.
15
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
In de rechter beuk is in de hoek van de voor- en zijgevel een ruimte afgetimmerd die vroeger als meidenkamer heeft gediend. In de hoek van de achtergevel en de zijgevel is kort geleden een kleine ruimte van de deel afgescheiden. In het verlengde van de koestal liggen twee rechthoekige ruimten, een puthok en een keuken, die niet via de koestal te bereiken zijn. Zoals hierboven is genoemd zijn een aantal onderdelen ouder en hergebruikt. Dit zijn de achterste drie gebinten, en een stuk van een gebintkoppelplaat (in Groningen ‘ploat’ genoemd) aan de deelzijde. Het voorste gebint is anders in elkaar gezet, is deels gemaakt van rechthoekige zolderbalken en dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw. Van de drie achterste gebinten zijn houtmonsters genomen. Onderzoek heeft uitgewezen dat het hier bij alle drie om dennenhout (grenen) gaat. De drie achterste gebinten bestaan uit behouwen, aan één kant afgeronde balken (37 x 26 cm) en staanders (ca 40 x 27 cm). De dekbalken hebben links een overstek van ca. 50 cm en rechts een overstek van ca. 25 cm. Dus aan de koestalzijde een groter overstek. De hart-op-hart afstand van de staanders (in Groningen ‘zoel’ genoemd) is 6,15m, terwijl de vakdiepte varieert van 6,00 – 4,73 – 4,60m, gezien vanaf de voorkant. De hoogte vanaf de grond tot de onderkant van de ‘ploat’ is 5,36m. De staanders zijn met een pen-en-gat verbinding met drie toognagel gekoppeld aan de dekbalk. Voor de stabiliteit zijn twee grenen rechthoekige, aan één zijde afgeronde korbeels (22 x 32 cm) met pen-en-gat verbinding met twee toognagels gekoppeld aan de staander en de dekbalk. De staanders, dekbalk en korbeels zijn Bündig gekoppeld; dit betekent dat ze aan één kant in hetzelfde vlak liggen. Hier is dat aan de kant van het woongedeelte. Aan de toognagels is te zien dat deze vanaf de woonkant zijn aangebracht. Dus de richtkant is de woonzijde. Over de uiteinden van de dekbalken liggen, vanaf het voorste tot het laatste Afb. 18. Schematische weergave van een dekbalkconstructie gebint twee “ploat’n” die de zoals deze zich in de boerderij Oude Adorperweg 4 bevindt. zijdakvlakken van de hoofdschuur Tekening: Marcel Verkerk, dienst RO/EZ. dragen. Omdat de totale lengte te groot is om in één keer te overspannen zijn een aantal lassen aangebracht. Aan de deelzijde twee, iets voor het tweede gebint en ter hoogte van het derde gebint, en aan de koestalzijde in ieder geval één, ter hoogte van het tweede gebint. Het achterste stuk van de ‘ploat’ was uit het zicht. Alle lassen zijn uitgevoerd als schuine liplassen. De rechthoekige ‘ploat’ (15 x 24 cm) is iets ingelaten in de dekbalken en vastgezet met een ijzeren pen met aan de onderkant een spleet waarin een wig is geslagen. Vermoedelijk is de ‘ploat’ voorzien van zwaluwstaartvormige kepen. Ronde windschoren die vanaf de staanders de “ploat” ondersteunen zorgen voor de stabiliteit in de langsrichting. De ronde windschoren zijn door middel van een pen-en-gat verbinding met één toognagel bevestigd aan de ‘ploat’ en aan de staander gespijkerd. Vanaf de zijmuren tot aan de “ploat” liggen oplangers en op de “ploat” staan sporenparen waarop rietlatten zijn aangebracht. De sporenparen zijn iets onder de nok door middel van een hanenbalk gekoppeld. Deze hanenbalken zijn aan de woonkant gespijkerd.
16
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
Om een grote doorbuiging van de sporen tegen te gaan is een gording aangebracht die vanaf de dekbalk geschoord wordt door twee of drie gordingstutten. De oplangers worden eveneens door een gording gesteund die vanaf de staanders geschoord wordt met twee gordingstutten. Deze gordingstutten zijn met een halfhouts verbinding aan de bovenkant van de gording bevestigd. De staanders staan op gemetselde poeren waarop een enkel naaldhouten plaatje ligt ter grootte van de poer. De drie staanders aan de deelzijde hebben, op ongeveer 10 cm boven de poer, een van voor naar achteren doorgeboord gat12. De constructie van een boerenschuur is volledig zelfdragend en kent een ruime, flexibele indeling. Uiteraard rust het dakvlak gedeeltelijk op de zijmuren maar deze situatie is niet te vergelijken met het woonhuis waarbij het gewicht van het dak volledig gedragen wordt door de buitenmuren. In het verleden is de ruimte gebruikt om de oogst in op te tassen, de koeien en paarden te stallen en de wagens en later de machines te bergen.
Afb. 19. Derde gebint naar achteren gezien. Vermoedelijk 17e eeuws hout hergebruikt tijdens de nieuwbouw in de 19de eeuw. Foto: Marcel Verkerk, dienst RO/EZ.
Details − Op het tweede gebint zijn een aantal merken aangebracht. Eén ‘W’ op de dekbalk aan de koestalzijde; een ‘W’ op de staander aan de deelzijde aan de bedrijfskant; een vlotmerk op het korbeel aan de deelzijde aan de woonkant; een vlotmerk op het midden van de dekbalk aan de woonkant. − Bij de achterste drie gebinten is de aanzet van de oorspronkelijke windschoren terug te vinden. Deze aanzet ligt op een hoogte van ca. 2,10m boven de vloer. De aanzet van de windschoor ligt ca. 65 cm lager dan de aanzet van het korbeel. Dit kan duiden op een kenmerk uit de 17de eeuw. Opmerkelijk is dat deze aanzet aan de bedrijfskant van het achterste gebint zowel aan de koestalals de deelzijde ontbreekt. Hieruit valt te concluderen dat dit gebint oorspronkelijk ook het eerste of laatste gebint was en steeds het einddakschild droeg. Hergebruikte onderdelen − Een gedeelte van de ‘ploat’ aan de deelzijde heeft een aantal pengaten die niet bij deze constructie horen. Het betreft het deel vanaf de eerste tot aan de tweede las. Aan één van de gaten valt te concluderen dat het gebint naar voren verplaatst is. De inkeping voor de dekbalk en het pengat voor een windschoor horen hierbij. Aan de voorkant zijn een drietal pengaten aanwezig waarbij één recht gehakt gat voor een staander.
12
Vermoedelijk is dit een zogenaamd richtgat dat gebruikt werd om de staander bij het oprichten van het gebint op de juiste plaats te krijgen. Met behulp van een, door het gat gestoken, ijzeren staaf kon met een aantal personen de staander op de poer worden gezet. Dergelijke gaten treffen we, voor zover nu bekend, aan bij gebinten vóór het eind van de 19de eeuw.
17
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
Afb. 20. Koestal gezien naar achteren, Oude Adorperweg 4. Foto: Marcel Verkerk, dienst RO/EZ.
18
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
Waardestelling (eventueel) De boerderij is van belang vanwege: − vanwege zijn cultuurhistorische en oudheidkundige waarden, tot uiting komend in zijn ligging in een cultuurhistorisch zeer belangrijk en eeuwenoud wierdengebied in de ‘Koningslaagte’; De percelering in dit gebied is nagenoeg nog dezelfde als in 1734 dus minimaal al 270 jaar en vermoedelijk langer onveranderd; het geheel (met uitzondering van de later opgerichte moderne bedrijfsloodsen en silo’s) is van belang als karakteristiek voorbeeld van een in opzet gaaf bewaard gebleven historische boerenplaats op de plaats van een middeleeuwse gedeeltelijk omgrachte wierde; voorts is de boerderij van betekenis als herkenningspunt van de agrarische functie die dit gebied nog steeds heeft en daarmee van belang voor de geschiedenis van het wonen en de landbouw; dat op deze plek een voorganger met de naam “oude Nadorst” gestaan heeft − vanwege zijn historisch-ruimtelijke en landschappelijke waarden, deel uitmakend van een karakteristiek eeuwenoud cultuurlandschap van omgrachte boerenplaatsen, tot uiting komend in de vrij in het omringende landschap gesitueerde ligging van het complex aan het op een gedeeltelijk omgracht erf met waardevolle boombeplanting en een groot en groen voorerf, alsmede vanwege het vrije uitzicht over de landerijen met deels nog middeleeuwse verkaveling die zich ten noorden en noordoosten van de boerderij uitstrekt; − vanwege zijn bouwhistorische waarden, tot uiting komend in de massa, het casco en de structuur van de gehele boerderij met bouwdelen van verschillende ouderdom met tal van bouwsporen en historische constructies, die het resultaat vormen van eeuwenlang bouwen en verbouwen en aan de hand waarvan de bouw- en ontwikkelingsgeschiedenis afleesbaar zijn; van bijzonder belang zijn de 17de eeuwse paneeldeur naar de melkenkelder; de achterste drie gebinten die vermoedelijk uit de tweede helft van de 17de eeuw dateren; het muurwerk van rechterzijgevel en voorgevel van de hoofdschuur; het voorhuis met balklaag en muurwerk waaruit de oorspronkelijke indeling is af te lezen; de bedsteewand; de in een uitkubbing aanwezige melkkelder met plavuizenvloer en plavuizenbank; de driebeukige opzet in de hoofschuur bestaande uit koestal, tasvakken en deel; de lemen vloer in de tasvakken; de meidenkamer; de beide balken waaronder vroeger een karnmolen gestaan heeft; de gaaf bewaard gebleven koestal met bestrating, grup, koestand en koestalzolder met tegen de achtergevel een gemak; de stookhut. − vanwege zijn architectuurhistorische waarden, als redelijk gaaf bewaard gebleven representant van een boerderij van het type kop-romp en daarmee typologisch van belang voor de geschiedenis van de boerderijbouw in Groningen. Van bijzonder belang zijn de gevels en hun indeling en vensterverdeling, de originele dakbedekking op de hoofdschuur (riet met op de nokeinden houten uilenborden met een houten piron; de pannenstrook aan de onderkant bestaande uit een blauw geglazuurde oud-hollandse pan aan de zichtkant en een rode oud-hollandse pan aan de overig zijden), de achtergevel van de hoofdschuur met indeling van vensters en (deel)deuren, met gemetselde tempeltjes; inwendig nog van belang in de hals de houten bedstedenwand en een houten paneeldeur van de hals naar de melkenkelder; Afgaande op het bovenstaande heeft de boerderij een hoge monumentwaarde en heeft de boerenplaats een positieve monumentwaarde. De positieve monumentwaarde van de boerenplaats versterkt de monumentwaarde van de boerderij. Aanbevelingen − Bouwhistorisch onderzoek voorafgaand aan en tijdens eventuele breek- of sloopwerkzaamheden waarbij constructieve onderdelen in het zicht komen. Zijn er nog bouwsporen of funderingsresten van de vierkante voorganger terug te vinden? Met name in grond van het voorste tasvak in de hoofdschuur en het het onderste muurwerk van de voor- en rechterzijgevel. Is de tussenmuur tussen voor- en achterkamer nieuw aangebracht en zo ja, wanneer? Is in de linkerzijgevel een dichtgezet venster aanwezig dat oorspronkelijk hoorde bij het achterste balkvak in de voorkamer? − Archeologisch onderzoek in geval van graafwerkzaamheden op de boerenplaats om inzicht te krijgen in de ouderdom van de boerenplaats en de bewoningsgeschiedenis. − Archiefonderzoek naar de bewonersgeschiedenis om de bouwgeschiedenis beter in beeld te krijgen. Is dit in het verleden een belangrijke boerderij geweest?
19
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
Bijlage 1: bouwdossier door H. Wierts
Adres Bouwdossiernummer Archief bezoek
: Oude Adorperweg 4 : Adorp dossier Winsumerweg : 26 januari 2005
1950 B. Bierling krijgt een vergunning voor het maken van een veeschuur (zie kopie bouwtekening).
H. Wierts
20
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
Bijlage 2: uittreksel bewonersgeschiedenis gehaald uit Miedema-Sikkens, A en R. de Lange, Harssens, Boerderijen en bewoners. (2005)
Tot 1594 1594- 1775 1632 1641 1654 1682 1693 1701 1713 1720 1722 1734 1755 1775 1783 1826 1872 1884 1893 1915 1934 1938 1972 1996-2005
eigendom Klooster van Selwerd eigendom provincie huurder Tamme Allers van 9 grazen land huurder Bertelt Jacobs huurder Fredrik Arents huurder Wobrig Knevel huurder Piter Piters huurder Harmen Poules huurder Jan Jacobs huurder Hendrik Ottinga en Marie Groothuyzen (geen bewoners) huurder Lammert Lens en Marie Klasen huurder Hendrik Ottinga huurder dochter Henderika Ottinga en Albert Vos eigenaar en bewoner Albert Nienhuis en Margaretha Aling inclusief 22¾ grazen land eigenaar en bewoner Herman ten Cate en Antje Sleeswijk inclusief 28 grazen land eigenaar en bewoner Reinder Jans Kuiper inclusief 16 bunder land eigenaar Roelf Reinders Kuipers eigenaar Maria Gockinga en Jan Willem Quintus eigenaar Jan Willem Quintus eigenaar kleindochter Wibbina Geertsema en L.B. Lohman eigenaar Johan Herman Geertsema en Eskelina Henriëtte Koning eigenaar en bewoner Bernardus Bierling eigenaar en bewoner zoon Kornelis Bierling en zus Afie Bierling eigenaar en bewoner dochter Afie Bierling
21
Bijlage 3. Waarderingstekeningen. Rood = hoge monumentwaard; groen = positieve monumentwaarde; geel = indifferente monumentwaarde.
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
23
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Oude Adorperweg 4
24