Bouwhistorisch onderzoek
BOUWHISTORISCHE VERKENNING
Adres Status Periode Onderzocht door Auteur Datum
: Wolddijk 103 : Per 13 september 2006 Gemeentelijk Monument Voorbescherming : 29 oktober 2004 : Frank van der Waard, Marcel Verkerk en Henk Wierts (archiefonderzoek) : Marcel Verkerk, inhoudelijke begeleiding Frank van der Waard : Groningen, 22 februari 2007
Afb. 1. Aanzicht Wolddijk 103, foto: Imre van der Gaag, dienst RO/EZ.
Inleiding Deze bouwhistorische verkenning is uitgevoerd ten behoeve van het project Bouwhistorisch Boerderijonderzoek in de gemeente Groningen. Dit is het tweede project in het kader van de cultuurhistorische inventarisatie van het hele grondgebied van de gemeente Groningen die tot doel heeft de cultuurhistorische kwaliteiten in beeld te brengen. Op basis van het gehanteerde selectiecriteria kwam de boerderij in aanmerking voor een bouwhistorische verkenning.
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Wolddijk 103
De bouwhistorische verkenning bevat een korte schets van de bouwgeschiedenis van het pand, een beschrijving van het exterieur en het interieur en een waardestelling. Het onderzoek richt zich in hoofdzaak op het gebouw zelf, waarbij in beperkte mate gebruik is gemaakt van schriftelijke bronnen en oud kaartmateriaal. De bouwgeschiedenis wordt daarom in hoofdlijnen weergegeven. Ook is het mogelijk dat achter de huidige voorzetwanden en verlaagde plafonds oudere constructies en interieurafwerkingen verborgen zitten. Voor het onderzoek naar de bouwgeschiedenis is gebruik gemaakt van het bouwdossier van de dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken van de Gemeente Groningen, dat teruggaat tot omstreeks 1900. Tevens zijn hulpkaarten en bijbehorende veldwerken van het kadaster geraadpleegd die de ontwikkeling van de hoofdvorm van de boerderij vanaf 1830 tot heden weergegeven. De oudste kaart van dit gebied dateert uit 1734 en is gemaakt door landmeter Henricus Teijsinga in opdracht van Thomas van Seeratt, Rentmeester der Provincie vaste goederen1. Gebleken is dat de kaarten van Teijsinga en Folckers zeer betrouwbaar zijn2. Voor de globale datering van het metselwerk is gebruik gemaakt van de tabel “gedateerde baksteenformaten in de gemeente Groningen” van de sectie bouwhistorie van de afdeling Wonen & Monumenten van de gemeente Groningen. Voor de datering van monumentale bomen is gebruik gemaakt van het rapport “Overzicht particuliere monumentale bomen in aantallen in de gemeente Groningen”
Gehanteerde begrippen De beschrijving van de boerderij wordt opgesplitst in een beschrijving van het woongedeelte en die van het bedrijfsgedeelte. Ook wordt met deze begrippen woon- en bedrijfsgedeelte soms de plaats van een onderdeel aangegeven namelijk aan de kant van het woongedeelte of aan de kant van het bedrijfsgedeelte ook wel bedrijfskant genoemd. “Voor”, “achter”, “links” en “rechts” is gezien vanaf de voorgevel van het woongedeelte. De gebinten van de hoofdschuur zijn oplopend genummerd vanaf het woongedeelte naar de achtergevel van het bedrijfsgedeelte. Uitgangspunt bij de beschrijving van de diverse gevels is met het gezicht naar deze gevel toe. Situering Wolddijk 103 is een boerderij van het type kop-romp gelegen in een gebied dat tegenwoordig bekend is als ‘Koningslaagte’, aan de noordkant van de gemeentegrens tussen de spoorlijn Groningen – Delfzijl en de Wolddijk, de weg van het buurtschap Noorderhoogebrug naar Westerdijkshorn. De boerderij ligt verhoogd, is zuidwest-noordoost gesitueerd en ligt aan de noordkant van een grote trapeziumvormige, bijna volledig omgrachtte boerenplaats. Hierbij is het woongedeelte op het westen en de hoofdschuur op het oosten georiënteerd. Via een iets hoger gelegen oprit met aan beide kanten een boomsingel is de boerenplaats vanaf de Wolddijk bereikbaar. De boerenplaats heeft halverwege een sloot die west-oost ligt en daardoor de 1
Schroor, M., De Atlas der Provincielanden van Groningen (1722 – 1736) (Groningen, 1996). Op blz 9 wordt uitgelegd wat de aanleiding was voor het maken van deze kaarten . Genoemd wordt : De kerstvloed van 1717 en de overstroming van 1719; de kosten om de dijken te herstellen en het afwijzen van de tot dan toe gevoerde administratie waarin de provincie inkomsten misliep. In het ‘Rapport tot het redres en verbetering van deese provincie finances’ opgemaakt 12 juni 1720 wordt gebrek aan kennis omtrent de waarde, de gesteldheid, de grootte en de ligging van deze voormalige kloosterlanden als oorzaak genoemd. Besloten wordt om de voormalige kloosterlanderijen in kaart te brengen. Dit heeft geresulteerd in een 2 De door Teijsinga gemaakte kaarten zijn door de stichting Monument & Materiaal gescand en gepast op de huidige kaart. Gebleken is dat de kaarten in bijna alle gevallen precies geplaatst konden worden. Met name het gebied ten noorden van de stad genaamd ‘Koningslaagte’ is vandaag de dag nog precies hetzelfde als door Teijsinga getekend is in 1734. Onduidelijk is of dit ook geld voor de weergegeven bebouwing. Het is ons niet bekend of de betrouwbaarheid van deze kaarten op dit laatste punt onderzocht is.
2
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Wolddijk 103
plaats bijna in tweeën deelt. De erfbeplanting bestaat uit boomsingels, ten zuiden van het woongedeelte een aantal linden en fruitbomen. In de noordwest hoek van de boerenplaats ligt een dam en een stukje onverharde weg met aan de zuidkant een boomsingel. Dit is de toegang van de boerenplaats zoals die op de kaart van 1734 is aangegeven. Verder is op afbeelding drie in paars een aantal bijgebouwen getekend die niet meer aanwezig zijn. Ten noorden van de hoofdschuur ligt een bijschuur met de achtergevel in het verlengde van die van de hoofdschuur. Deze bijschuur, met de nok evenwijdig aan die van de hoofdschuur, dateert uit de twintigste eeuw en wordt hierna niet verder beschreven. Aan de zuidkant van de hoofdschuur iets van de achtergevel af staat een stookhut die ook niet verder beschreven wordt.
10 3
Afb. 3. Luchtfoto Wolddijk 103; foto: afdeling GEO-informatie gemeente Groningen.
Structuur De boerderij kent een ingewikkelde hoofdvorm als gevolg van een aantal verbouwingen in de afgelopen twee eeuwen. Het grondplan van de boerderij bestaat uit een rechthoekige hoofdschuur met in het verlengde zuidelijk (rechts) van de middenas een woongedeelte dat uit drie rechthoeken bestaat. Één grote rechthoek, hierna voorhuis genoemd, met links daarvan twee kleinere, hierna keuken en melkenkelder genoemd, waarbij uit één hoek van de melkenkelder een hap gehaald is. De laatste twee vertrekken vormen samen een ר-vorm zodanig dat de keuken vanaf het voorhuis tegen de hoofdschuur ligt Afb. 4. Wolddijk 103. Rechterkant achterste echter niet tot aan diens linkerzijgevel en dat de deel voorhuis. melkenkelder tegen het voorhuis ligt tot aan diens Foto: Marcel Verkerk, dienst RO/EZ. voorgevel met linksvoor de eerder genoemde hap. De plattegrond heeft dus links en rechts een ongelijk aantal krimpen; links drie en rechts één. Het voorhuis bestaat uit drie verschillende dakvormen. Aan de voorkant een éénlaags deel met een soort piramide-achtig dak eindigend met een schoorsteen. Daarachter een éénlaags deel voorzien van een zadeldak met een iets lager gelegen nok, evenwijdig aan die van de hoofdschuur. De rechter kant van dit laatste deel heeft twee bouwlagen en is afgewerkt met de laatste dakvorm; een plat dak.
3
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Wolddijk 103
Aan de linkerkant, ter plaatse van de melkenkelder, is het dakvlak doorgetrokken. De keuken ligt volledig onder het voordakschild van de hoofdschuur. De hoofdschuur is vier vakken lang, heeft lage zijgevels, een hoge achtergevel en is voorzien van een schilddak3. Zowel aan de voor- als de achterkant eindigt het dakvlak met een uilenbord, bekleed met modern plaatmateriaal. Op het uilenbord aan de achterkant staat een vierkante houten piron.
Daken Het dak van het woongedeelte is volledig gedekt met een moderne sneldekker. Op het linkerdakvlak na is het dak van de hoofdschuur met riet gedekt. Over alle dakvlakken zijn asbest golfplaten aangebracht die vanaf de nok tot aan de goot liggen. Op de nok van de hoofdschuur staan twee ventilatieschoorstenen.
Bouwgeschiedenis Het gebied ‘Koningslaagte’ is een oud cultuurlandschap met een hoge cultuurhistorische waarde omdat het slotenpatroon in ieder geval nog hetzelfde is als in 1734, maar zeer zeker veel ouder. Tussen de 10de en de 12de eeuw is het gebied opnieuw verkaveld door de aanleg van de Wolddijk4. Dit is de uitkomst van de analyse van de archeologische opgravingen uitgevoerd op de nabij gelegen boerenplaats, Westerseweg 2, in 2003 en 2004. Hier is een slootpatroon ontdekt uit de 9de/10de eeuw dat een totaal andere verkaveling weergeeft. Uit dezelfde periode stammen ook de oudste bewoningssporen. Ook schriftelijke bronnen gaan ver terug. De eerste keer dat de Wolddijk beschreven wordt is in de Vita sancti Walfridi die uit de twaalfde eeuw dateert. Daarnaast is de aanwezigheid van de oude Hunze een aanwijzing dat dit gebied al sinds lang bewoond is. Dat de boerenplaats onderdeel uitmaakt van de kloostergoederen van het voormalige klooster van Selwerd duidt eveneens op een lange bewoningsgeschiedenis. De boerderij is bekend onder de naam ‘Blauwhuis’5. Vooralsnog zijn géén bouwsporen ouder dan de 16de eeuw aangetroffen. De boerderij Wolddijk 103 is in een aantal bouwfasen tot stand gekomen. De oudste bouwfase dateert uit het eind van de 17de eeuw of het begin van de 18de eeuw en bestaat uit de middelste drie gebinten van de hoofdschuur. Dit op basis van de rechthoekige afmeting van zowel de staanders als de dekbalken en de gebruikte houtsoort. De gebinten behoren daarmee, voor zover nu bekend, tot de vijf oudste binnen de gemeentegrenzen. Het is vooralsnog onduidelijk hoe het woongedeelte er in die tijd heeft uitgezien. De oudste onderdelen van het woongedeelte dateren uit de 18de eeuw en bestaan uit de zolderbalken met een kwartbolle profilering in de achter kamer en de natuurstenen onderdorpels met neuten voorzien van kapellen. 1734. Op een door Henricus Teijsinga in 1734 gemaakte kaart zijn zowel de hoofdvorm van de boerderij als de omliggende landerijen afgebeeld (zie afb. 7 en de uitsnede hiernaast)6. Het betreft een boerderij van het type kop-hals-romp waarbij het woongedeelte dan ook al op het westen ligt en een zogenaamde ‘Friese’ schuur op het oosten. Ook de vorm van de boerenplaats is thans nog dezelfde als op die kaart. Teijsinga tekent een éénlaags voorhuis met een zadeldak tussen twee topgevels met daarachter een éénlaagse hals waarbij de nok lager ligt dan die van het voorhuis. 3
Afmetingen: hoofdschuur 25,8 x 17,8 m; voorhuis 11,5 x 5,8 m; melkenkelder 8,5 x 5,6 m; keuken 7,3 x 2,9 m; bijschuur 12,6 x 6,8 m. 4 Kortekaas, G. K. Helfrich, Jaarverslag archeologie 2003, in: Hervonden stad 2004. (Groningen, 2004). 25-27. Kortekaas, G., Jaarverslag archeologie 2004, in: Hervonden stad 2005. (Groningen, 2005). 22-35. 5
Vriendelijke mededeling van dhr. Haan (bewoner) of dhr. Everts (Wolddijk 95)
6
Schroor, M., De Atlas der Provincielanden van Groningen (1722 – 1736) (Groningen, 1996) kaart 61.
4
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Wolddijk 103
E B C
D A Afb. 6. Luchtfoto Koningslaagte. Duidelijk zichtbaar is de loop van de oude Hunze die door het landschap meandert. A = Wolddijk 103; B = Wolddijk; C = spoorlijn Groningen – Delfzijl, aanleg 1887; D = Oude Adorperweg; E = Winsumerweg. Foto: afdeling GEO-informatie gemeente Groningen.
Afb. 7. Kaart gemaakt door Henricus Teijsinga in maart 1734. Het verkavelingspatroon is nog precies zo aanwezig. Wolddijk 103 is de boerenplaats met de letter E. Links op de kaart is de toegang tot deze boerenplaats getekend, vanaf de Oude Adorperweg via de Wiler laan Bron: Groninger Archieven nr. 817N1047n57. 5
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Wolddijk 103
Het lijkt alsof er aan de voorgevel géén uitkubbing aanwezig is voor een melkenkelder. Uit het kleurverschil kan opgemaakt worden dat het voorhuis gedekt is met rode pannen terwijl de hals en de schuur met riet gedekt zijn met aan de onderkant een pannenstrook. Verder lijkt het alsof de zuidgevel van voorhuis en hals in één lijn ligt tot aan de krimp van de schuur. Het voorhuis heeft vier vensters in de zuidgevel en twee in de westgevel terwijl de hals twee vensters en een toegang heeft. De toegang is te herkennen aan de grote zwarte vlek. Het is goed mogelijk dat de zolderbalken van de achterste kamer van het voorhuis dan al aanwezig zijn. Teijsinga geeft op zijn kaart ook aan dat deze boerenplaats vanaf de westkant te bereiken is, namelijk vanaf de huidige Oude Adorperweg via de zogenaamde Wilker laan. Dit laantje is tevens oprit naar de boerderijen Oude Adorperweg 5 (Wilkershuis), Wolddijk 97 en Wolddijk 99.
10 3
Afb. 8. Eerste kadastraal minuutplan Wolddijk 103. Bron: Groninger Archieven.
Omstreeks 1830 Op het eerste kadastraal minuutplan is een plattegrond getekend van een voorhuis met achterliggende schuur. De huidige achtergevel van de schuur staat op dezelfde plaats als omstreeks 1830. Zowel links als rechts is één krimp waarbij de rechterkrimp tegenwoordig op dezelfde plaats ligt. De afstand vanaf de voorgevel tot aan die krimp is, omstreeks 1830, 18 meter7. De afstand vanaf voorgevel tot aan de linkerkrimp is ca. 11 m. De totale lengte van voorhuis + schuur is ca. 43 m. Zowel het voorste als achterste gebint zijn dan al aanwezig. Deze kunnen horen bij het jaartal 1790 dat op de sluitsteen in de achtergevel staat, als dit ten minste slaat op een verbouwing van de schuur. Aan de noordkant van het woongedeelte is een vierkant getekend wat misschien een stookhut is. Tegen de hoofdschuur is aan de noordkant een bijschuur geplaatst. Bij het vergelijken van de huidige contouren met die van omstreeks 1830 kan geconcludeerd worden dat er dan al een melkenkelder is. Het is onduidelijk hoe lang en breed deze is.
7
De kadastrale minuut van omstreeks 1830 is door de afdeling GEO-informatie van de gemeente Groningen ingepast en gelegd onder de huidige situatie. In het systeem is een mogelijkheid aanwezig om afstanden te meten. Zo is de afstand gemeten vanaf voorgevel tot krimp.
6
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
1853- 1855 Volgens een opmeting van het kadaster wordt het voorhuis in 1853 naar links verbreed8. Mogelijk heeft het oude voorhuis plaats gemaakt voor een dwarshuis van 8 x 14,2 m, een ontwikkeling die in de 19de eeuw niet ongebruikelijk is9. De oorspronkelijke krimp aan de linker kant komt iets verder naar achteren te liggen, 13,7 m vanaf de voorgevel. De totale lengte van de boerderij blijft 43 m. Dit vermoedelijke dwarshuis wordt bereikt via een middengang die thans nog aanwezig is.
Wolddijk 103
Afb. 9. Kadastrale hulpkaart 1854. Bron Kadaster.
Afb. 10. Kadastrale hulpkaart 1855, Wolddijk 103. Bron Kadaster.
In 1855 is het gebied om de boerderij ingemeten10. Het betreft een grensverandering. De huidige oprit vanaf de Wolddijk naar de boerenplaats wordt aangelegd. Hiermee komt de oorspronkelijke toegang vanaf de westkant te vervallen. De huidige dam is echter nog aanwezig, inclusief een boomsingeltje. Op de zuidwest hoek van de boerenplaats wordt een 8-kantig bouwwerk geplaatst van 5 x 5 m, wat mogelijk een tuinhuisje is. 1900 In maart 1900 bezoekt het kadaster de boerderij opnieuw11. Op het veldwerk staat “Gedeeltelijke slooping en vereeniging.” Het voorste deel van ca. 6 x 14 m wordt na 50 jaar gesloopt. Indien hier
Afb. 11. Kadastrale hulpkaart 1900. Bron Kadaster.
8
Volgens hulpkaart 26 en bijbehorend veldwerk 10 gemeente Bedum sectie G, opgemaakt en deugdelijk verklaard Appingedam den 29 july 1854 staat op het veldwerk vermeld “Bijbouw 1853”. 9 Vergelijk Westerseweg 2: dwarshuis (7,8 x 13 m) nieuw gebouwd in 1857. Groningerweg 46, dwarshuis (ca. 8 x 14 m) nieuw gebouwd in 1877. 10 Volgens hulpkaart 29 en bijbehorend veldwerk gemeente Bedum sectie G, opgemaakt en deugdelijk verklaard Appingedam den 16 mei 1855. 11 Volgens hulpkaart 121 en bijbehorend veldwerk 28 gemeente Bedum sectie G, opgemaakt en deugdelijk verklaard Appingedam april 1900.
7
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Wolddijk 103
inderdaad een dwarshuis heeft gestaan kan een verklaring voor het slopen te maken hebben met ongelijke zetting van de fundering wat geresulteerd heeft in scheurvorming. Dezelfde problematiek heeft gespeeld bij het in 2003 gesloopte dwarshuis aan de Westerseweg 2. Dit dwarshuis is gedeeltelijk op oude en nieuwe fundamenten gebouwd waardoor de hoek rechtsvoor 20 cm weggezakt is. Dit zakken is vermoedelijk al vrij snel na de nieuwbouw begonnen. Duidelijk is dat deze ingrijpende verbouwing geleid heeft tot de huidige piramide-achtige dakvorm van het voorhuis. Zowel de voorgevel als alle gevels aan de linkerkant van de boerderij zijn in rood aangegeven wat duidt op een nieuwe situatie. De rechterzijgevel van het voorste deel van het voorhuis is ouder en is in ieder geval blijven staan. Zoals net genoemd dateren de plaatsen van de krimpen aan de linkerkant uit deze periode. Bedacht moet worden dat de muur van de krimp vooraan in de melkenkelder op de plaats staat van de achtergevel van het vermoedelijke dwarshuis. Door de ontwikkelingen in de landbouw verdwijnt het dorsblok en vindt het karnen in de zuivelfabrieken plaats. In de loop van de 20ste eeuw vertrekt ook het personeel van de boerderij en krijgen een aantal vertrekken een andere bestemming. Op 11 juni 1953 wordt een bouwvergunning afgegeven12. Wat destijds is uitgevoerd is niet bekend. Een aantal buitenmuren van zowel het woongedeelte als de hoofdschuur zijn vernieuwd. In dezelfde periode of kort daarna wordt ook het achterste deel van het voorhuis opgehoogd met een bouwlaag en afgewerkt met een plat dak. In de tweede helft van de 20ste eeuw wordt de koestal verwijderd en worden de koeien ondergebracht in de tasvakken. De traditionele manier van stallen in Groningen, namelijk met de kop naar de gevel, maakt plaats voor het onderbrengen van vee in een loopstal. Voor de opslag van hooi wordt in de tasvakken een zolder aangebracht.
Afb. 12. Wolddijk 103. Hoofdschuur met loopstal in de tasvakken. Foto: Marcel Verkerk, dienst RO/EZ.
Beschrijving exterieur Woongedeelte Het woongedeelte is in verschillende bouwfasen tot stand gekomen. Dit is aan de verschillende gevels af te lezen, enerzijds door afwijkende steensoorten en anderzijds een afwerking is aangebracht. Zo is het muurwerk van de keuken opgebouwd met hergebruikte stenen, moderne goot en dito vensters. Het muurwerk van de melkenkelder is in de eerste helft van de 20ste eeuw opgetrokken met een machinale steen en heeft in de linkerzijgevel drie vensters waarvan een aantal zijn hergebruikt. Een aantal heeft Afb. 13. Voorhuis Wolddijk 103. houten diefijzers en is voorzien van een Foto: Marcel Verkerk, dienst RO/EZ. zogenaamde duivejager profilering. De voor- en rechterzijgevel zijn gedeeltelijk voorzien van een stuclaag met een natuursteenimitatie blokkenpatroon. Dit betreft het voorste deel van het voorhuis. De afwerking kent een bouwfaseverschil omdat het stucwerk aan de rechterzijgevel een frijnslag heeft die aan de voorkant ontbreekt. Hieruit wordt geconcludeerd dat de afwerking van de rechterzijgevel ouder is dan die van 12
Op een in 1954 gemaakte inventarisatie door de toenmalige gemeente Bedum staat vermeldt: “11/6-53 T.A. Hoekstra, Bouwverg. afgegeven”. De familie Hoekstra bewoonde de boerderij die eigendom was van J.J. Beukema, Verl. Hereweg 185 te Groningen.
8
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Wolddijk 103
de voorgevel. In het afgewerkte deel van de rechterzijgevel liggen twee vensters met kozijnen die met een pen-en-gat verbinding in elkaar zijn gezet en voorzien zijn van een duivejager-profilering. De brede vensterbanken zijn gemaakt van natuursteen en hebben aangehakte neuten met kappellen. In de voorgevel liggen vanaf links een kelder venster met daar recht boven een zaadvenster; een hoog Hvenster, vervolgens twee asymmetrisch geplaatste H-vensters en daarboven twee zaadvensters die niet in dezelfde lijn liggen. De onderkanten van de H-vensters liggen op dezelfde hoogte. Het achterste deel van het voorhuis is opgemetseld in de eerste helft van de 20ste eeuw met een machinale steen. Rondom zijn moderne goten aangebracht. In de rechterzijgevel ligt tegen de krimp een toegang die bestaat uit een 19de eeuws kozijn met geprofileerd kalf, natuurstenen dorpel en neuten die eveneens voorzien zijn van kappellen.
Afb. 14. Achtergevel hoofdschuur Wolddijk 103. Foto: Marcel Verkerk, dienst RO/EZ.
Hoofdschuur Het metselwerk van de hoofdschuur is rondom volledig opgemetseld met een machinale steen. De rechterzijgevel is vermoedelijk omstreeks 1930 opgetrokken en heeft een tiental gietijzeren stalraampjes. Het metselwerk bestaat uit zogenaamd Noords verband waarbij iedere laag bestaat uit een patroon van twee strekken en een kop. De achter- en linkerzijgevel zijn in de tweede helft van de 20ste eeuw opnieuw opgetrokken in staand verband en voorzien van drie betonnen vensters en een moderne Afb. 15. Jaartalsteen in de achtergevel toegang tot de koestal. Hierin zijn een aantal oude ankers en van Wolddijk 103. twee oude sluitstenen verwerkt. In het midden één met de Foto: Marcel Verkerk, dienst RO/EZ. afbeelding van een paard die oorspronkelijk boven de toegang naar de paardenstal lag en boven de toegang tot de koestal één met het jaartal 1790 en daarboven de initialen DG en RJ.
9
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Wolddijk 103
Beschrijving interieur woongedeelte Begane grond Het woongedeelte bestaat uit een voorhuis met daar haaks op aan de linkerkant een keuken en in de oksel een melkenkelder. De keuken wordt niet verder beschreven. Het voorhuis bestaat uit twee achter elkaar liggende vertrekken met daarachter een dwarsgang en over de volledige linkerkant een middengang. Deze middengang bestaat uit twee delen en eindigt merkwaardig genoeg tegen de voorgevel. Opmerkelijk is verder dat vanuit de middengang géén enkel vertrek te betreden is. Deze middengang leidt duidelijk naar een bouwdeel dat thans niet meer aanwezig is. Het achterste deel van de middengang is voorzien van een verlaagd plafond maar heeft daar boven een stenen tongewelf dat vanuit de hoofdschuur te Afb. 16. Plattegrond van het woongedeelte van Wolddijk 103 , zien is. Ook de deur die halverwege de getekend in 1954 n.a.v. een inventarisatie gedaan door de middengang ligt hoort bij de gemeente Bedum. In blauw is de contour van het voorhuis in oorspronkelijke functie van deze gang. 1853 aangegeven. De middengang is een veronderstelling. De voorste kamer heeft een verlaagd plafond, tegen de tussenwand met de achterste kamer een schouw uit de jaren 50 of 60 van de 20ste eeuw. Via een moderne deur rechts van de schouw is deze kamer ontsloten. De achterste kamer heeft een balklaag die in het zicht ligt en heeft eveneens tegen de tussenmuur een schouw. De balklaag bestaat uit twee balken en een strijkbalk tegen de tussenwand. Opmerkelijk is de enorme hart-op-hart afstand van 1,80 m tussen de balken. De muur tussen de achterste kamer en de dwarsgang is secundair aangebracht. De dwarsgang is voorzien van een verlaagd plafond. Kelder Vanuit de keuken is de melkenkelder toegankelijk. Deze toegang bestaat uit een kozijn met kwartbol profiel met een onderdorpel bestaande uit natuurstenen neuten voorzien van kappellen en een spiegelklampdeur. Zowel het kozijn als de toegang kunnen uit het eind van de 18de of het begin van de 19de eeuw dateren. De melkenkelder ligt iets verdiept en heeft een vloer die is afgewerkt met een rode cementlaag uit de eerste helft van de 20ste eeuw. Het plafond bestaat uit een balklaag met brede delen. De voorste drie balkjes hebben een afmeting van 19 x 13 cm en zijn afgewerkt met een kwartbol profiel. Verdieping Via een trap vanuit de dwarsgang is de verdieping te bereiken. Deze trap ligt in de achterste kamer tegen de middengang. Een overloop geeft toegang tot een kamer die onder het platte dak ligt en aan de voorkant een ruimte boven de voorste kamer. In deze laatste ruimte is goed te zien hoe de aansluiting met de verschillende dakvlakken en het gesleepte schoorsteenkanaal gemaakt is (afb. 17).
Afb. 17. Aansluiting dak met gesleept schoorsteenkanaal. Foto: Marcel Verkerk, dienst RO/EZ. 10
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Wolddijk 103
Het muurwerk van de rechterzijgevel is opgetrokken uit muurwerk dat gemetseld is met een vijflagenmaat van 30-34 cm. Hierin zijn twee dichtgezette zaadvensters zichtbaar. De muurplaat van de voorgevel is 16 cm hoog en voorzien van een rode afwerking. Deze is hergebruikt. Beschrijving interieur hoofdschuur De rechthoekige hoofdschuur is in een aantal fasen gebouwd en bestaat uit vijf achter elkaar geplaatste zogenaamde dekbalkgebinten die zodanig tussen de zijmuren geplaatst zijn dat gesproken kan worden van een driebeukige hoofdopzet. De linkerbeuk is de deel, de rechterbeuk is de voormalige koestal en in de middenbeuk vormen de gebinten vier tasvakken, in het Gronings ‘goul’ genoemd. Het voorste gebint staat tegen de de muur van de keuken en de dwarsgang. In het achterste tasvak was vroeger de paardenstal gesitueerd. Alle gebinten zijn gemaakt van naaldhout. Aan de vorm en afmeting van de gebinten is op te maken dat de middelste drie ouder zijn dan het voorste en achterste gebint. Deze drie gebinten bestaan uit rechthoekige Afb. 18. Schematische weergave van een dekbalkconstructie, dekbalken (35 x 24 cm) en staanders (37 x aanwezig in de boerderij Wolddijk 103. 26 cm). De dekbalken hebben links een Tekening: Marcel Verkerk, dienst RO/EZ. overstek van 20 cm en rechts een overstek van 33 cm. Dus aan de koestalzijde een groter overstek. De hart-op-hart afstand van de staanders (in Groningen ‘zoel’ genoemd) is 6,38 m, terwijl de vakdiepte varieert vanaf de voorkant 5,91 – 5,65 – laatste twee vakken samen 11,73 m. De hoogte vanaf de grond tot de onderkant van de ‘ploat’ is 6,36 m. De staanders staan op gemetselde poeren waarop een enkel naaldhouten plaatje ligt ter grootte van de poer. De staanders zijn met een pen-en-gat verbinding met drie toognagel gekoppeld aan de dekbalk. Voor de stabiliteit zijn twee rechthoekige korbeels bevestigd die zowel aan de staander als aan de dekbalk gekoppeld is met een pen-engat verbinding met twee toognagels.
Afb. 19. Voorlaatste gebint naar achteren gezien Wolddijk 103. Foto: Marcel Verkerk, dienst RO/EZ.
Over de uiteinden van de dekbalken liggen, vanaf het voorste dakvlak van de hoofdschuur tot aan het achterste gebint twee gebintkoppelplaten (in Groningen ‘ploat’ genoemd) die de zijdakvlakken van de hoofdschuur dragen.
De ‘ploat’ heeft een rechthoekige afmeting en is aan de bovenkant afgerond (27 x 11 cm) is niet ingelaten in de dekbalken en vastgezet met een ijzeren pen met aan de onderkant een spleet waarin een wig is geslagen. Deze ‘ploaten’ dateren vermoedelijk uit het eind van de 19de of het begin van de 20ste eeuw.
11
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Wolddijk 103
Ronde windschoren die vanaf de staanders de ‘ploat’ ondersteunen zorgen voor de stabiliteit in de langsrichting. De ronde windschoren zijn door middel van een pen-en-gat verbinding zonder toognagel bevestigd aan de ‘ploat’ en aan de staander gespijkerd. Vanaf de zijmuren tot aan de “ploat” liggen oplangers en op de “ploat” staan sporenparen waarop de dakbedekking bevestigd is. De sporenparen zijn iets onder de nok door middel van een hanenbalk gekoppeld. Deze hanenbalk is aan de woonkant gespijkerd. Om een grote doorbuiging van de sporen tegen te gaan is een gording aangebracht die vanaf de dekbalk geschoord wordt door twee gordingstutten. De oplangers worden eveneens door een gording gesteund die vanaf de staanders geschoord wordt met drie gordingstutten. Deze gordingstutten zijn met een halfhouts verbinding aan de bovenkant van de gording bevestigd. De constructie van een boerenschuur is volledig zelfdragend en kent een ruime, flexibele indeling. Uiteraard rust het dakvlak gedeeltelijk op de zijmuren maar deze situatie is niet te vergelijken met het woonhuis waarbij het gewicht van het dak volledig gedragen wordt door de buitenmuren. In het verleden is de ruimte gebruikt om de oogst in op te tassen, de koeien en paarden te stallen en de wagens en later de machines te bergen. Details − De vloer van de deel bestaat grotendeels nog uit leem. Achter de deeldeuren is een klinkerbestrating aangebracht. − Via een spiegelklampdeur is de voormalige koestal vanuit het woongedeelte te bereiken. Er zijn vooralsnog géén hergebruikte onderdelen aangetroffen.
12
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Wolddijk 103
Waardestelling De boerderij is van belang vanwege: − vanwege zijn cultuurhistorische en oudheidkundige waarden, tot uiting komend in zijn ligging in een cultuurhistorisch zeer belangrijk en eeuwenoud wierdengebied in de ‘Koningslaagte’. Doordat de boerderij onderdeel uitmaakte van de kloostergoederen van het voormalige klooster van Selwerd betekent dit dat de bewoningsgeschiedenis in ieder geval terug gaat tot de 16de eeuw, wellicht zelfs tot de 12de eeuw. De percelering in dit gebied is nagenoeg nog dezelfde als in 1734 dus is al 270 jaar onveranderd; het geheel (met uitzondering van de later opgerichte moderne bedrijfsloodsen en silo’s) is van belang als karakteristiek voorbeeld van een in opzet gaaf bewaard gebleven historische boerenplaats op de plaats van een middeleeuwse omgrachte wierde; voorts is de boerderij van betekenis als herkenningspunt van de agrarische functie die dit gebied nog steeds heeft en daarmee van belang voor de geschiedenis van het wonen en de landbouw; − vanwege zijn historisch-ruimtelijke en landschappelijke waarden, deel uitmakend van een karakteristiek eeuwenoud cultuurlandschap van omgrachte boerenplaatsen, tot uiting komend in de vrij in het omringende landschap gesitueerde ligging van het complex op een groot omgracht erf met boombeplanting en een groot en groen zijerf, alsmede vanwege het vrije uitzicht over de landerijen met deels nog middeleeuwse verkaveling die zich in alle richtingen van de boerderij uitstrekt; de nog aanwezige oorspronkelijke toegang tot het erf vanaf de noordwestkant bestaande uit een boomsingel en een dam die nog op de kaart van 1734 is aangegeven; vanwege de hoger gelegen onverharde oprit die in 1855 is aangelegd vanaf de Wolddijk, de loop van de oude Hunze aanhoudt en aan beide kanten bomen kent; − vanwege zijn bouwhistorische waarden, tot uiting komend in de massa, het casco en de structuur van de gehele boerderij met bouwdelen van verschillende ouderdom met tal van bouwsporen en historische constructies, die het resultaat vormen van eeuwenlang bouwen en verbouwen en aan de hand waarvan de bouw- en ontwikkelingsgeschiedenis afleesbaar zijn; van bijzonder belang zijn de indeling met middengang in het voorhuis, het stenen tongewelf boven een deel van de middengang, de melkenkelder met diefijzerraam, de balklaag in de achterkamer, de constructie van de dekbalkgebinten in de hoofdschuur bestaande uit forse rechthoekig naaldhouten gebinten die uit het eind van de 17de eeuw kunnen dateren; ook de latere bouwfasen, zoals onder meer het verlengen van de hoofdschuur naar voren en achteren in 1790 zijn van bouwhistorische waarde; •
Afgaande op het bovenstaande heeft de boerderij op deze boerenplaats een hoge monumentwaarde.
Aanbevelingen − Bouwhistorisch onderzoek voorafgaand aan en tijdens eventuele breek- of sloopwerkzaamheden waarbij constructieve onderdelen in het zicht komen. − Archeologisch onderzoek in geval van graafwerkzaamheden op de boerenplaats om inzicht te krijgen in de ouderdom van de boerenplaats en de bewoningsgeschiedenis. − Bij het bouwhistorisch onderzoek antwoord krijgen op de volgende vragen of letten op de volgende onderdelen: hoofdschuur de gebinten, met name gericht op de eikenhouten staanders, de lassen van de ‘ploat’ en welke de richtkant is; woongedeelte onderzoek naar de binnenmuren om de ontwikkelingsgeschiedenis beter in beeld te krijgen. − Archiefonderzoek naar de bewonersgeschiedenis om de bouwgeschiedenis beter in beeld te krijgen.
13
Bouwhistorisch onderzoek gemeente Groningen
Wolddijk 103
Bijlage: bouwdossier Adres Bouwdossiernummer D.I.V. bezoek
: Wolddijk 103 : B 27642 : 20 oktober 2004
1978 De bewoner van de boerderij, E. Hoekzema, vraagt een subsidie aan voor het vervangen en uitbreiden van de electrische installatie. De subsidie wordt toegekend en de werkzaamheden komen in 1979 gereed. 1981 E. Hoekzema krijgt een vergunning voor het plaatsen van een berging voor landbouwwerktuigen (Romneyloods).
H. Wierts
14