Bouwen met gevoel : Erfgoed en stads- en dorpsontwikkeling STUDIEBEZOEK GENT EN OMGEVING - 29 oktober 2011
Bouwen met gevoel : Erfgoed en stads- en dorpsontwikkeling STUDIEBEZOEK GENT EN OMGEVING - 29 oktober 2011
Organisatie studiedag in opdracht van Provincie West-Vlaanderen gebiedsgerichte werking Westhoek Woumenweg 100, 8600 Diksmuide
Augustus - Oktober 2011
Organisatie studiedag in samenwerking met Stad Gent dienst Monumentenzorg en Architectuur Veldstrat 55, 9000 Gent
uitgevoerd door maat-ontwerpers, Blekerijstraat 75, bus4, 9000 Gent www.maat-ontwerpers.be
1/ ARCHITECTUURBEZOEK HEDENDAAGSE ARCHITECTUUR EN WEDEROPBOUWERFGOED
DATUM EN TIMING
Wederopbouwarchitectuur De Westhoek is de regio die het sterks getekend werd door de bombardementen van de eerste Wereldoorlog. Tijdens de na-oorlogse periode zagen beleidsmakers in de vernieling van grote delen van de bebouwing een kans om de platgebombardeerde dorpskernen te herdefiniëren. De oorlogsvernietiging liet toe om de bestaande ruimtelijke structuur her aan te leggen en zelfs te verfraaien. Het gebouwde patrimonium werd daarbij in een korte periode herbouwd volgens een coherente bouwstijl. Deze architectuur is tot op vandaag sterk aanwezig in het beeld van de dorpen in de Westhoek. Ze bepaalt 90 jaar later nog steeds de aanblik van talrijke gemeenten langsheen de voormalige frontlijn. Deze wederopbouwarchitectuur heeft een belangrijke erfgoedwaarde.
Het studiebezoek vindt plaats op zaterdag 29 oktober 2011. De dag bestaat uit volgende onderdelen:
Problematiek Maar de wederopbouwdorpen komen vandaag in aanvaring met de behoeften van de 21e eeuw. Gewijzigde gezinssamenstelling, hedendaagse comforteisen en een ander bouwbudget en woonwensen leiden tot een aanpassing van het bestaande woningpatrimonium. De meeste van deze gebouwen voldoen immers niet meer aan de hedendaagse eisen inzake comfort , duurzaamheid en functionaliteit. Ondermeer daarom wordt er doorlopend verbouwd en gesloopt. Deze ingrepen gebeuren helaas vaak met de grootste onverschilligheid ten aanzien van het verleden. Hierdoor verdwijnt langzaam maar zeker de identiteit, de eigenheid en de leesbaarheid van het gebouw, de straat, de wijk, het dorp.
Hedendaagse antwoorden De vraag die zich tegenwoordig stelt is waar en hoe er aan het waardevolle,maar nauwelijks beschermde, patrimonium vanuit de wederopbouwperiodeverder gebouwd en verbouwd kan worden. Hoe verhoudt het behoud van de architecturale waarden zich tot nieuwe architecturale behoeften? De Westhoek wil verantwoord met het verleden omgaan en tegelijkertijd ruimte bieden aan nieuwe ontwikkelingen. Want het is perfect mogelijk om de noodzakelijke nieuwe ontwikkelingen met het wederopbouwpatrimonium van de streek te verzoenen. Een doordachte en kwaliteitsvolle hedendaagse architectuuringreep biedt dikwijls een belangrijke meerwaarde. Hoe dat kan, tonen we u tijdens dit studiebezoek. U krijgt Een rondleiding met een aantal plaatsbezoeken waar concrete architecturale ingrepen worden toegelicht.
START van het studiebezoek - 07.30u vertrek Diksmuide - 08.00u vertrek Ieper KOFFIEPAUZE - 09.00u welkomstkoffie
DEEL1/ toelichting Gent - 09.15u inleiding door Jo Lefebure Dienst Monumentenzorg en Architectuur Stad Gent Hotel D’Haene Steenhuyze, Veldstraat 55
DEEL2/ wandeling historisch centrum Gent - 10.15u wandeling langs cases in de Kuip van Gent met nadruk op het inpassen van diverse woonprojecten in een historische context LUNCHPAUZE - 12.30u lunchpauze in Bord’eau, Oude Vismijn, St-Veerleplein 5, Gent (09 223 20 00)
DEEL3/ bustocht rand van Gent - 14.00u start bustocht met enkele stops in Meulestede, St-DenijsWestrem en De Pinte KOFFIEPAUZE - 16.00u koffiepauze ‘t Gildenhuis, Pintestraat 4, De Pinte (09/ 282 71 11) DEEL4/ bustocht Oost-Vlaamse dorpen - 16.30u vertrek De Pinte - 17.00u aankomst Machelen-aan-de-Leie + bezoek - 17.30u vertrek Machelen-aan-de-Leie - 18.15u aankomst Avelgem + bezoek - 18.45u vertrek EINDE van het studiebezoek - 19.30u aankomst Diksmuide - 20.00u aankomst Ieper
BEGELEIDERS
PRAKTISCHE AFSPRAKEN
Externe begeleiders: Jo Lefebure & Patrick De Rycke (Dienst Monumentenzorg en Architectuur, stad Gent)
Voor bijkomende vragen of mocht u de groep tijdens het studiebezoek uit het oog zijn verloren, kan u steeds contact opnemen met: Peter Vanden Abeele (Maat-ontwerpers) op 0494 30 85 19
Peter Vanden Abeele & Frédéric Rasier (Maat-ontwerpers)
Interne begeleiders: Filip Boury & Bern Paret (dienst gebiedsgerichte werking Westhoek, Provincie West-Vlaanderen) afbeelding: Studio’s Ballets C de la B en Lod, Bijlokesite Gent De Vylder-Vinck-Taillieu Architecten Foto: Filip Dujardin
5
2/ PROGRAMMA VOORMIDDAG WANDELING HISTORISCH CENTRUM GENT Van 10.15u tot 12.30u: wandeling langs cases in de Kuip van Gent met nadruk op het inpassen van diverse woonprojecten in een historische context
vertrekpunt: Dienst Monumentenzorg en Architectuur Stad Gent, Hotel D’Haene Steenhuyze, Veldstraat 55
projecten: 1. KoBra project, (ROBBRECHT & DAEM), Korenmarkt – Emile Braunplein - bouwjaar 2010-2012 2. Groot Vleeshuis (COUSSEE & GORIS), Groentenmarkt 7 - bouwjaar 2002 3. Woonproject BsS, Baron Sans Sou (FRANK DELMULLE), Pluimstraat 13 - bouwjaar 1998 4. Woning Van Hee (MARIE-JOSE VAN HEE), Varkensstraat 7 - bouwjaar 1997 5. Woning Derks-Lowie (MARIE-JOSE VAN HEE), Tinnenpotstraat 17 - bouwjaar 1986 6. Woning Leeuws-Croes (MARIE-JOSE VAN HEE), Pluimstraat 7- bouwjaar 2002 7. Woon- en parkeergebouw Ramen (NOLLET & HUYGHE), Ramen/ Brouwersstraat – bouwjaar 2007 8. Kantoorgebouw Volksvermogen (PATRICK LEFEBURE), Ravensteinstraat 2 – bouwjaar 2008 9. Dakopbouw (VINCENT VAN DUYSEN), Korenlei 17-19 – bouwjaar 2006 10. Hof van Gruutuuse (PATRICK LEFEBURE), Korenlei 15 – bouwjaar 2001 11. Mariott hotel (STUDIEBUREAU ARROW), Korenlei 10 – bouwjaar 2009 12. Oude Vismijn (BONTINCK + DENC!-STUDIO), Sint-Veerleplein 5 - bouwjaar 2011 eindpunt: Bord’eau, Oude Vismijn, St-Veerleplein 5, Gent
3
4-6
E
7
2
8-11
1 S
7
2. HERAANLEG KORENMARKT-BRAUNPLEIN
2. GROOT VLEESHUIS
Ontwerp : Robbrecht en Daem + Tritel Met het project KOBRA zet de stad Gent de vernieuwing van haar centrum voort. De komende jaren worden de Korenmarkt, het Emile Braunplein, de Belfortstraat en hun omgeving aangepakt. Er komt nog meer ruimte om te wandelen, te winkelen en te bezichtigen. De voorbije jaren werden verschillende plaatsen vernieuwd: het Sint-Baafsplein in 1993, de Groentenmarkt in 1995 en de Gras- en Korenlei in 1999. In 1997 voerde Gent het mobiliteitsplan in en realiseerde zo het grootste, aaneengesloten voetgangersgebied van Vlaanderen. Het nieuwe ontwerp herstelt het plein volledig in zijn oude glorie. Het tram- en busknooppunt verschuift naar de Cataloniëstraat, met extra haltes in de Veldstraat en de Sint-Niklaasstraat. Er komt publiek sanitair, en onder de Sint-Michielshelling komt een fietsenstalling voor 200 fietsen. Het volledige gebied krijgt een aanleg zonder niveauverschillen. De keuze van de materialen waarborgt een evenwicht tussen functionaliteit, esthetiek en aanlegtechniek. Het gebruik van fietsvriendelijke materialen werd uitdrukkelijk naar voren geschoven als aandachtspunt. De bevloering van de Korenmarkt wordt uitgevoerd in gresmaterialen en definieert door zijn texturen twee subruimten: het bredere pleindeel tussen de Sint-Niklaaskerk en het vroegere postgebouw, en het nauwere noordelijke pleindeel waar vooral terrassen gelegen zijn. Dit tweeledige plein wordt ook letterlijk bepaald door twee zuilvormige kunstwerken van 22 meter hoog die de totale ruimtelijkheid polariseren. Een tweede fase vernieuwt het Emile Braunplein en de Belfortstraat. In het ontwerp krijgt het Emile Braunplein twee niveaus. Een verhard plein zal plaats bieden aan een fonkelnieuwe polyvalente stadshal. De stadshal herdefinieert verdwenen pleinen: het Goudenleeuwplein en de Poeljemarkt. Een fietsenstalling, publiek sanitair en artiestenruimtes komen ondergronds, onder de open stadshal. Een halfondergronds grand café geeft uit op een lagergelegen park. Dat stadsparkje of Green is het tweede niveau. Het wordt afgebakend met een stenen muur. Trappen en hellingen verbinden de Green met het hoger gelegen straatniveau.
Ontwerp : Coussée en Goris In 2000 kregen Ralf Coussée en Klaas Goris de opdracht een tijdelijk promotiecentrum voor streekproducten te ontwerpen in het Groot Vleeshuis, een middeleeuwse verkoopshal in het centrum van Gent. Een gedeelte van het vleeshuis, zo’n 193 vierkante meter van de totale 900 vierkante meter was enkele jaren eerder gerestaureerd en leek de plek bij uitstek om streekproducten aan te prijzen. Coussée en Goris stelden echter voor zich niet tot dit gerestaureerde deel te beperken maar tot diep in het monument door te dringen. De architecten concentreerden het commerciële programma, berekend op de capaciteit van een toeristenbus, in een autonoom paviljoen dat bijna de volledige lengte van het gebouw benut. De beslissing om zich bovendien te beperken tot een van beide beuken, laat het dakgebinte goed zichtbaar en maakt een publieke passage mogelijk doorhee, het gebouw. Wegens de moeilijke toegankelijkheid van het beschermde monument en de beperkte draagkracht van de grond kozen de architecten voor een ter plaatse monteerbaar glazen balkvolume met een lichte, stalen structuur. Het paviljoen staat los van de grond op rails. Het is ‘anders’ dan de omgeving: licht, transparant, glimmend. Het tast het monument niet aan, maar maakt het verkoopbaar, zoals in een etalage. De inkomsas geeft uit op een winkelruimte met oplichtende toog, waar de lokale delicatessen zijn uitgestald en de streekbieren op vat staan. In de verbruikersruimte kan men Gent rustig degusteren met onbelemmerd zicht op de historische omkadering of op een promotiefilm, geprojecteerd op een uit het plafond gerold scherm. Tegelijkertijd wordt de bezoeker als consument te kijk gezet bij zijn introductie tot de stad en haar lekkers. Aansluitend verlaten de bezoekers het paviljoen langs de centrale toegang om vanuit het Vleeshuis de voet de stad verder te verkennen. Het paviljoen wordt zo het nieuwe ‘binnen’ van het Vleeshuis. De vleeshal wordt een betreedbaar ‘buiten’, deel van de binnenstad en opnieuw openbaar.
3
4
3. COLLECTIEF WOONPROJECT BARON SANS SOU Ontwerp : Frank Delmulle Dit woongeheel van acht appartementen in het Prinsenhof, één van de historische en meest fijnmazige woonbuurten van de Gentse binnenstad, maakte al van bij de aanvang veel controverse los en heeft een lange weg afgelegd om daadwerkelijk gebouwd te worden. De tegenstand richtte zich zowel op de concrete architecturale verschijningsvorm, als op de schaal en inplanting van het ontwerp. Beide aspecten zouden volstrekt vreemd zijn aan het authentiek karakter van de omliggende wijk. Maar is het niet twijfelachtig om de stedenbouwkundige structuur van het Prinsenhof zo te prijzen en te knuffelen? Hoe intact is die nog na de talloze renovaties en nieuwbouw die er gaandeweg uitgevoerd zijn? Is de korrelgrootte wel nog zo klein en fixeert men zich niet te veel op beeldwaarde? Er heeft zich in het Prinsenhof een opmerkelijke sociale verschuiving voorgedaan, waarvan men de gevolgen misschien niet altijd onder de ogen wil zien. Frank Delmulle kreeg aanvankelijk de opdracht van een viertal bevriende gezinnen die besloten hadden in de binnenstad gezamenlijk hun woning op te trekken. Het inmiddelijks gerealiseerde ontwerp breng acht middelgrote appartementen onder in twee bouwvolumes, één langs elk van beide straten waartussen het terrein gelegen is. Middenin bevindt zich een gemeenschappelijke binnentuin, en dwars er door ligt een pad dat beide straten verbindt. Het is aan de bewoners om dat pad al dan niet door buitenstaanders te laten gebruiken, maar in elk geval blijft er doorheen de hekkens een vrije zichtlijn van de ene naar de andere straat gewaarborgd. De wooneenheden zelf zijn in beide volumes telkens bereikbaar via een volledig beglaasde circulatietoren. De meeste appartementen beschikken over een gulle buitenruimte en vooral deze in het lagere bouwvolume langs de Pluimstraat zijn goed betrokken op de binnentuin. De aangename collectieve tuin vormt een waardevol alternatief voor de gebruikelijke versnippering in individuele tuintjes en koertjes. De breuk die het project betekent met het omliggende weefsel vertaalt zich doelbewust in de architecturale uitwerking. Zo vormt het hoofdvolume langs het Prinsenhof en ondubbelzinnige onderbreking van de straatwand. De kloof over de volle hoogte die als doorgang naar het binnengebied fungeert, de articulatie van de twee autonome bouwvolumes aan weerszijden, en de schaalloze abstractie van het gevelontwerp dragen daar duidelijk aan bij. De collage van materialen zoals Engelse zwarte plaveien, cederbeplanking en reglitpanelen zoekt evenmin rechtstreekse aansluiting bij de context. Men kan het ontwerp van Frank Delmulle bezwaarlijk nobel noemen, daarvoor is het te uitgelaten en te opzichtig. Zo’n esthetische beoordeling weegt evenwel niet op tegen de waarde van het geslaagde typologisch experiment dat door de bewoners geapprecieerd wordt. Wanneer we het menen met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en het wonen in en om de stadskern willen stimuleren, dan is dit woonproject daar een concrete invulling van. Het is verleidelijk genoeg om de uitdaging met het wooncomfort van de suburbane verkaveling aan te gaan.
4. WONING VAN HEE-ADRIAENS 5. WONING DERKS-LOWIE 6. WONING LEEUWS-CROES Ontwerp : Marie-José Van Hee De drie woningen liggen allen in een dicht bebouwde woonbuurt van de Gentse binnenstad. WONING 1. Waar vroeger vier kleine rijhuisjes stonden bevindt zich nu een ruim L-vormig bouwvolume dat een patio of een binnenhof omgeeft. De grijs gekaleide gevel, sober maar eigenzinnig, past naadloos in het straatbeeld. De ramen, hoog geplaatst in het gevelvlak, laten geen inkijk toe maar verlichten ‘s avonds wel volop de straat. De diepe kroonlijst, boven het kavelbrede bandraam trekt de hoogte van de naburige huizen door en herleidt het bandraam tot een schaduw- of een lichtstrook. Een ruime woonhal domineert het gelijkvloers. Aan de straatzijde, boven een kastenwand met egale beplanking, tekenen zich diepe raamnissen af, geritmeerd door betonnen portieken. Het geheel verleent dikte en diepte aan de gevel en creëert een gevoel van beschutting. Aan de andere zijde van de woonkamer openen drie deurramen breeduit op het binnenhof dat aan twee kanten omgeven is door een gaanderij. Deze vormt een brede veranda aan de kant van de straatvleugel met de woonhal en een smallere passage aan de kant van de dwarse vleugel met de keuken en de douchekamer. De betonnen kolommen van de gaanderij lijken wandvlakken. Hun cadans wijzigt om de hoek: dwars op de straatvleugel parallel met de dwarsvleugel. Dit subtiele visuele spel daagt de typologische referentie naar het kloosterhof met kruisgang uit. Een bouw en een waterbekken zorgen voor een perfecte vertikaal-horizontaal compositie van de licht verhoogde binnentuin. Voorbij de achterste tuinmuur geeft het huis nog een geheim prijs: de echte tuin vol bessen, bloemen, groenten en kruiden als een natuurlijke tegenpool van Latijnse patio. Binnen het huis verbinden looplijnen en gangen drie trappen geplaatst in het hoek- en de eindpunten van het L-vormige plan. De meervoudige circulatie stelt de centraliteit van de woonhal en het binnenhof bij. WONING 2. Op het perceel gelegen op de hoek van een woonstraat en een doodlopend straatje stonden vroeger twee kleine huizen. Het ontwerp voor deze woning betekende voor MJVH het begin van een lange reeks. In die tijd, de vroege jaren tachtig, gold het symmetrische plan als teken van architectonische autonomie. Voor MJVH was de architectuur van Palladio de inspiratiebron. Het perfect geometrische plan kan het moeiteloos vinden met de assymetrie van het wonen en de stad. De frontale gevelopbouw is slechts zijdelings waarneembaar en integreert zich perfect in het straatprofiel. Voor- en achtergevel komen ondanks hun gelijkaardige opbouw heel verschillend over: de voorgevel oogt trots en terughoudend, de achtergevel sierlijk en zuiders. Achteraan het perceel herneemt een carport met atelier erboven de drieledige gevelopbouw en vormt samen met het hoofdvolume een aangename patio. Binnenin verzoent een uitgekiende planopbouw geometrische zuiverheid met wooncomfort. Het symmetrische plan geeft niet meteen alle geheimen prijs. De statige centrale trap splitst op de tweede verdieping plots in twee afzonderlijke vleugels zonder evidente bestemming. Beide vleugels leiden naar een ruime dakkamer die, als een huis in het huis, de verwonderde bezoeker vergast op zichten naar de stad, op twee zijwaartse terrassen en op nog een eigen nokkamertje. WONING 3. Ergens halverwege de Pluimstraat bevindt zich een onopvallende bepleisterde gevel, die op een vanzelfsprekende wijze aansluit op de belendende gevels. De woning is opgebouwd uit twee aaneengeschakelde bouwvolumes van die bouwlagen, elk met een eigen zadeldak. Het voorste volume beslaat de helft van de perceelsbreedte, het achtervolume heeft de breedte van het volledige perceel. Hierdoor ontstaat een voorhof langsheen de straat. Via een smalle doorsteek langsheen de zijkant staat het voorhof in verbinding met de woonkoer achteraan, die de volledige perceelsbreedte beslaat. De drieledige opbouw van woonkoer, voor- en achtervolume is de basisfiguur waarop MJVH diverse overgangen tussen binnen- en buitenruimten, tussen het private en het publieke domein, ontwerpt. Door middel van de ruimtelijke opbouw, de detaillering en de materialiteit van het gebouw nuanceert ze deze overgangen verder. MJVH introduceert een spel van bevestigen en ontkennen van grenzen. Zo doet de bel-etage verdieping van het voorvolume, in combinatie met de grof bepleisterde straatgevel, een afstand ontstaan tussen het publieke domein van de steeg en de private sfeer van het huis. Langsheen het voorhof wordt hetzelfde volume echter uitgewerkt als een houten wand met kasten die tot in de
9
toegangshal doorlopen., waardoor er juist een verbinding ontstaat met de sfeer en de activiteiten van het huis. Ook de toegang tot de woning is een complex spel van overgangen. De woning wordt benaderd via een pad in de voorhof, dat wordt onderbroken door een eenvoudige drempel en een grote houten deur, die uitgeeft in de hal. Via een volgende deur bereikt men de eetruimte en de keuken aan de leefkoer. Deze opeenvolging van ruimtes zou kunnen doen vermoeden dat er duidelijke barrières zijn tussen de straat en het huis. Niets is echter minder waar. MJVH heeft de ruimtes zo ontworden dat ze in elkaar kunnen overvloeien. De deuren zijn vormgegeven als grote pivoterende vlakken die volledig kunnen wegdraaien en de leefruimte en de woonkoer met elkaar verbinden. dit continuüm wordt versterkt door de vloeren die naadloos in elkaar overgaan. Het resultaat is een complex en contradictorisch verband tussen privé en publiek. Binnen de woning zet MJVH dit spel verder.
woning Derks woning Derks- –Lowie Lowie De woning ligt in een van de oudste wijken van de Gentse binnenstad. Op het perceel gelegen op de hoek van een woonstraat en een doodlopend straatje stonden vroeger twee kleine huizen. Het ontwerp voor deze woning betekende voor MJVH het begin van een lange reeks. In die tijd, de vroege jaren tachtig, gold het symmetrische plan als teken van architectonische autonomie. Voor MJVH was de architectuur van Palladio de inspiratiebron. Het perfect geometrische plan kan het moeiteloos vinden met de assymetrie van het wonen en de stad. De frontale gevelopbouw is slechts zijdelings waarneembaar en integreert zich perfect in het straatprofiel. Voor- en achtergevel komen ondanks hun gelijkaardige opbouw heel verschillend over: de voorgevel oogt trots en terughoudend, de achtergevel sierlijk en zuiders. Achteraan het perceel herneemt een carport met atelier erboven de drieledige gevelopbouw en vormt samen met het hoofdvolume een aangename patio. Binnenin verzoent een uitgekiende planopbouw geometrische zuiverheid met wooncomfort. Het symmetrische plan geeft niet meteen alle geheimen prijs. De statige centrale trap splitst op de tweede verdieping plots in twee afzonderlijke vleugels zonder evidente bestemming. Beide vleugels leiden naar een ruime dakkamer die, als een huis in het huis, de verwonderde bezoeker vergast op zichten naar de stad, op twee zijwaartse terrassen en op nog een eigen nokkamertje.
7. WOON- EN PARKEERGEBOUW RAMEN Ontwerp : Nollet & Huyghe Het architectenbureau Nollet en Huyghe stelt een bijzonder nuchter ontwerp voor dat het stedelijk weefsel tracht te herstellen zonder daarbij de stadsbewoner de nodige individualiteit te ontzeggen. In Ramen, een verborgen straatje in de Gentse binnenstad, lag lange tijd een vergeten open perceel waar de stad een van haar publieke parkings uitbaatte. In 2000 schreef de stad er een wedstrijd uit voor het ontwerp van een ondergrondse parking en de inrichting van de bovengrond met een kantoorgebouw voor het gemeentelijk parkeerbedrijf en ongeveer vijftien koopwoningen. De architectuurwedstrijd werd gewonnen door Thomas Nollet en Hilde Huyghe. Langs de Brouwersstraat zijn door Nollet en Huyghe tien gelijke kavels uitgetekend, waarop telkens een rijwoning van drie verdiepingen met private tuin staat. De rijwoningen zijn samen met drie bevriende architectenbureaus - Els Claessens en Tania Vandenbussche architecten, Jan Demuynck en Sabine Van Meerbeek, en Karel Vandenhende - uitegwerkt binnen een duidelijk eenvormig architectuuridioom. Zo werd voor de woningen naar de nodige diversiteit gestreefd - een troef van het oorspronkelijke masterplan - zonder daarbij de harmonie van het geheel uit het oog te verliezen. Het resultaat is minder individualistisch dan aanvankelijk kon worden verwacht. het is een woonstraat die de verschillen subtiel opzoekt, maar toch bijzonder trouw binnen de krijtlijnen van het masterplan kleurt - als een staalkaart van verschillende bakstenen uit eenzelfde catalogus. Aan Ramen wordt het bouwblok verder afgelijnd met twee verdiepingslagen waarin vier appartementen zijn ingericht. Onder deze appartementen door opent het bouwblok zich genereus naar de straat. Een opengewerkt gelijkvloers met publiek sanitair leidt naar een klein binnenplein, eveneens bereikbaar vanuit de Brouwersstraat via een doorsteek aan de ingang van de ondergrondse parkeergarage. In deze doorsteek bevindt zich de toegang tot een bovengelegen duplex appartement met een eigen inpandig terras. De ondergrondse parkeergarage telt 280 plaatsen en werd via splitlevels uitgewerkt over zes bouwlagen, elk met een eigen kleur. Twee voetgangersingangen zorgen voor een natuurlijke lichtinval. Boven de in- en uitrit zijn twee massieve kantoorlagen opgetrokken, eveneens in een variant van de typische baksteen, die de ingang van de publieke parkeergarage, op de hoek van Ramen en Brouwersstraat, duidelijk markeren.
3
4
3/ PROGRAMMA NAMIDDAG BUSRIT RAND VAN GENT Van 14.00u tot 18.30u: bustocht met enkele stops in Meulestede, StDenijs-Westrem, De Pinte, Machelen-aan-de-Leie en Avelgem.
1-4
projecten Meulestede: 1. Lokaal dienstencentrum Meulestede, (noA ARCHITECTEN) 2. Collectief woonproject Loods 22, (COMPAGNIE O. ARCHITECTS) 3. Collectief woonproject Neo, (NERO) 4. kavelproject, (AGSOB) 5. Kantoorgebouw, (WIM GOES)
5 6
7 8
projecten Gent + St-Denijs-Westrem 6. studio’s Lod + Ballets C de la B, (DE VYLDER-VINCK-TAILLIEU) 7. kantoor en showroom Linq, (NU ARCHITECTUURATELIER) 8. Woonzorgcentrum Kasteel+, (PATRICK LEFEBURE)
9 project De Pinte 9. Collectief woonproject De Woongaard, (ABSCIS ONTWERPGROEP)
11
10
project Machelen-aan-de-Leie 10. Museum Roger Raveel, (BEEL-ACHTERGAEL)
12
project Avelgem 11. Cultureel Centrum, (DIERENDONCK-BLANCKE)
11
1. LOKAAL DIENSTENCENTRUM DE WATERSPIEGEL
3. COLLECTIEF WOONPROJECT LOODS 22
Ontwerp : noA Architecten In opdracht voor het OCMW Gent wordt in de wijk Meulestede het Lokaal Dienstencentrum De Waterspiegel gepland. Het gebouw huisvest een lokaal dienstencentrum voor OCMW Gent met administratieve, recreatieve en educatieve ruimtes. Deze nieuwbouw wil ondersteuning bieden om de buurtbewoners, en in het bijzonder de senioren, langer kwaliteitsvol en zelfstandig te laten thuiswonen. Het dienstencentrum wil een trefpunt in de buurt zijn, activiteiten organiseren, informatie verstrekken en activiteiten organiseren. Het bouwen in een park verlangt een paviljoenachtig gebouw waarvan alle zijden evenwaardig zijn. De footprint van het gebouw lijkt op een blad dat van de boom viel. Een bestudeerd kleurenschema zorgt voor een geleidelijke overgang van de overheersende gevelkleur afhankelijk van de context, straat of park.
Ontwerp : Compagnie O. Dit project omvat de restauratie en reconversie van de als monument beschermde loods 22 aan de Voorhaven in de Gentse Muide-Meulestede wijk. Deze loods vormt samen met loodsen 20 en 23 de enige overgebleven constructies op de kades van de Voorhaven. Ze werden op het eind van de 19de eeuw opgetrokken als op- en overslagloods van katoen die massaal aangevoerd werd om de op volle toeren draaiende Gentse textielindustrie te voeden. Halfweg de 20ste eeuw verloren ze hun functie ten voordele van de noordwaartse uitbreiding van de haven, met zware aftakeling en zelfs gedeeltelijke afbraak (van loodsen 21 en 24) tot gevolg. Dankzij nieuwe visies over de reconversie van industriële sites en de gestructureerde en voortdurende inzet van het private initiatief ontstond er eind jaren 80 een fundamentele kentering aan de Voorhaven. Verschillende pakhuizen werden ondertussen herbestemd en brachten nieuwe impulsen in de wijk. Met de reconversie van de loods 22 en de aanpalende Loods 23 worden de meest prominente artefacten van het industrieel verleden volledig geherwaardeerd. De loods meet 100 bij 40 meter en dit over 3 bouwlagen. De halfondergrondse baksteen kelder draagt een uiterst lichte, hyperstatische stalen bovenbouw. Het dakvlak wordt gevormd door een dubbele rij Polonceau spanten die telkens 20m overspannen. Een rondom rond 5m uitkragende luifel (om het katoen tijdens laden en lossen tegen regen te beschermen) draagt bij tot het zeer specifieke silhouet van de loods. De gelijkvloerse verdieping is bestemd voor handel en diensten die vanaf de half-bovengrondse sokkel rondom toegankelijk zijn. De ruimtes kijken uit over de kades, de voorhaven en de wijk. De verdieping biedt ruimte aan 20 woonlofts, ontsloten vanuit 2 inkompartijen. Elke ingreep moet zich meten met enerzijds de dominante logica van de structuur: een strak kolommen-en balkengrid en anderzijds de schaal van de loods en de site: industrieel en groots.
2. COLLECTIEF WOONPROJECT NEO Ontwerp : Nero De straatwand van de Voorhavenlaan wordt gesloten met een nieuwe 60m brede invulling, bestaande uit 17 woonunits. In dit 19e eeuwse havengebied, nu een ietwat ruwe buurt, komt er een langzame maar zekere ontwikkeling op gang: loodsen en opslagruimtes worden omgebouwd tot kantoren en lofts. Er werd gezocht naar vormen van nieuw stedelijk wonen met verscheidene typologieën voor een uiteenlopend doelpubliek. Het volume omvat twee maal twee bouwlagen met in totaal 17 duplex-casco woonruimtes, van 170m² tot 235m². Ten westen biedt de voorgevel met z’n grote raampartijen zicht op het water van de Voorhaven, terwijl de achtergevel uitkijkt over een grote gemeenschappelijke binnentuin. Iedere unit heeft een grote privé-buitenruimte, hetzij een gelijkvloerse tuin achteraan, hetzij een dakterras aangevuld met kleinere terrassen aan de westzijde. Een ondergrondse garage voor 46 wagens en een ruime fietsenstalling vervolledigen het idee over hedendaags wonen in de stad.
4. KAVELPROJECTEN
fietsenstalling. Ook de maximale bouwkost is vastgelegd. De rijwoning moet realiseerbaar zijn voor een prijs van 1.000 tot 1.100 euro per m2 brutovloeroppervlakte, en in deze prijs zijn erelonen, studiekosten en btw inbegrepen. Daardoor wordt de woning niet duurder dan wat je zou betalen voor de aankoop en de renovatie van een oude rijwoning in de negentiende-eeuwse gordel.
Ontwerp : diverse architecten Decennia lang investeert de Stad Gent in de herwaardering van haar negentiende-eeuwse gordel. Aanvankelijk door her en der een straat opnieuw aan te leggen, een speelpleintje in te passen, een stadskanker weg te werken en deze te vervangen door een sociaal huisvestingsproject. Het effect van deze verspreide verbeteringen reikt echter nauwelijks verder dan de ingreep zelf. Hoewel deze ingrepen de wijk fundamenteel vernieuwen en er de leefkwaliteit sterk verhogen, wijzigen ze weinig aan de kwaliteit van de woningen zelf. En met die woonkwaliteit is het slecht gesteld in de oude stadsgordel. De wijken staan vol met kleine arbeiderswoningen die op het einde van de negentiende eeuw door de grootindustriëlen inderhaast werden gebouwd voor het werkvolk. Het overgrote deel van deze woningen kampt met een gebrekkig wooncomfort. De woningen beschikken niet over degelijk uitgerust sanitair, noch over centrale verwarming of een eigen buitenruimte. In de smalle straten zijn de woningen met een gemiddelde gevelbreedte van vier meter donker en klein. Een grote uitdaging voor het Gentse stadsvernieuwingsbeleid. Natuurlijk wordt er ook geïnvesteerd in deze woningen. De stadsvernieuwingsprojecten zetten, naast de grote ingrepen, ook in op de renovatie van de individuele woning. Een uitgebreid stelsel van premies moet bewoners én huurders aanzetten tot het verbeteren van hun woning. Maar vaak blijft dit beperkt tot het isoleren van het dak, het aanbrengen van dubbel glas, het vernieuwen van de technieken en het plaatsen van een nieuwe keuken of badkamer. De intrinsieke gebreken van de negentiende-eeuwse rijwoning blijven daardoor bestaan. Met het project Stedelijke woonkavels wil de stad een stap verder gaan en volop inzetten op het herdenken en herbouwen van de individuele rijwoning. In verschillende bouwblokken in de oude stadsgordel beschikt het Stadsontwikkelingsbedrijf AG SOB over gronden. Op die kavels wil AG SOB vernieuwende, kwalitatieve stadswoningen laten realiseren. Die stadswoningen moeten aantrekkelijk zijn voor jonge gezinnen en de concurrentie aankunnen met de vrijstaande woning met tuin in de stadsrand. Voor jonge gezinnen is het immers moeilijk een comfortabele en vooral betaalbare woning te vinden in de stad. Zowel het ontwerp van de rijwoning, als de prijs en de wijze van toewijzing van de bouwgrond worden op hen afgestemd.
De inzet van de ontwerpwedstrijd is de negentiende-eeuwse rijwoning te herdenken en fundamentele oplossingen voor te stellen voor de gebrekkige woonkwaliteit ervan. De drie grote uitdagingen die daarbij steeds terugkeren, zijn voldoende ruimte bieden, licht binnenbrengen en een relatie aangaan met de straat. Aan de ontwerpers werd gevraagd om in een minimum aan ruimte een maximum aan woongelegenheid te realiseren. Geen kamertjes noch koterijen. Het merendeel van de ontwerpvoorstellen kiest voor een open en vrij plan. De benedenverdieping loopt van straat tot tuin en dit over de volledige breedte van de woning. In de open ruimte is aan de straatzijde plaats voor een keukeneiland, een trap, een kastenwand,… Deze elementen worden tot een functionele kern gegroepeerd. De rijwoning van denc!-studio illustreert dit op de meest letterlijke manier: in de ruimte is een ‘box’ geschoven die van aan de straat tot in de living doorloopt. In het ontwerp van S.T.Ar.T. architecten is de functionele kern herleidt tot een absoluut minimum. Het is een fijn meubel geworden waar de basisvoorzieningen en de leidingen in verwerkt zitten. Het resultaat is een open structuur die door de toekomstige bewoners nog sterk bepaald kan worden. BARAK introduceert een duidelijk andere vorm van flexibiliteit: geen open plan, maar integendeel een typische aaneenschakeling van kamers, heel eigen aan de negentiende-eeuwse rijwoning. Op de benedenverdieping komen er vijf in sequentie, op de verdiepingen telkens nog twee. Deze negen kamers kunnen naar believen ingericht en ingevuld worden. Aan het gevraagde programma wordt zo een ruimte toegevoegd die dienst doet als ‘joker’. Ze kan tot alles dienen: atelier, praktijkruimte, bureau,…
In de ontwerpen komen verschillende oplossingen aan bod om de natuurlijke lichtinval centraal in de woning te verbeteren. Het zijn steevast variaties op het thema van het bovenlicht: gaande van lichtkoepels verspreid in het dak van de achterbouw die direct licht werpen op de leefruimte eronder, tot een lichtstraat of patio net op de grens tussen hoofdgebouw (de keuken) en achterbouw (de leefruimte). Op die plaats kan het licht binnenvallen tot in het donkerste deel van de woning. In het ontwerp van URA geeft de patio licht aan zowel de eetruimte en de zitruimte, als aan een nis waar plaats is voor een bureautje, een leesbank en een boekenkast. TEEMA architecten creëert een binnentuin midden in de woning waardoor die een deel uitmaakt van de leefruimte en omgekeerd. De leefruimte verkrijgt zo een buitenklimaat. De open ruimte loopt bovendien van straat tot tuin en wordt een doorzonwoning. Architecten Els Claessens en Tania Vandenbussche voorzien een bovenraam, maar dan wel bewust dwars op de achtergevel. Daardoor wordt het hogere raam een essentieel onderdeel van het dak. Door de verspringende dakhoogtes worden de inkom, de eetplaats en de zithoek - hoewel samen één grote, open leefruimte - van elkaar afgebakend. In de gevel wordt een groot raam geplaatst dat licht maar ook zicht, over de trapaanzet heen, in de keuken brengt. Tegelijk regelt het raam het zicht van de straat in de woning.
Om de kwaliteit van de woningen te bevorderen, organiseerde AG SOB een architectuurwedstrijd. Op basis van een portfolio en een eerste schets werden uit een dertigtal inzendingen zeventien ontwerpbureaus geselecteerd. Deze bureaus maakten allemaal een voorontwerp. Tien ontwerpen werden weerhouden. Aan de ontwerpbureaus werd geen concrete site of bouwkavel opgedragen, maar er werden wel duidelijke richtlijnen voor een prototypisch rijwoning gestipuleerd. De rooilijn, kroonlijst en achterbouwlijn zijn bepalend als stedenbouwkundige randvoorwaarden, zoals dat bij een reële kavel het geval zou zijn. Het prototype is vijf meter breed, drie bouwlagen hoog en heeft een plat dak. Op de gelijkvloerse verdieping mag er tot vijftien meter Aan tien ontwerpbureaus gaf AG SOB diep(AG Stads gebouwd worden, op de verdiepingen tot zeven meter. De woning ontwikkelings bedrijf Gent) de moetopdracht een vernieuwend ontwerp te maken kunnen dienen voor een gezin met kinderen. Er moet plaats zijn voorvoor de stedelijke rijwoning. Vervolgens verkocht drie slaapkamers, aangename leefvertrekken en voldoende bergdatzelfde bedrijf tien kavels in de negentienderuimte. Men vraagt in het bijzonder om ruimte te voorzien voor een eeuwse gordel van de stad, en legde de koop-
tekst peter vanden abeele
dossier
lustigen op om één van de tien ontwerpen te realiseren. Zo werd het project ‘Stedelijke woonkavels’ een experiment in stadsvernieuwing op maat van de individuele bouwheer.
1
A+221
4 74 8
A+221
d o ss i e r
Werken aan de gordel Decennialang investeert de Stad Gent in de herwaardering van haar negentiende-eeuwse gordel. Aanvankelijk door her en der een straat opnieuw aan te leggen, een speelpleintje in te passen, een stadskanker weg te werken en deze te vervangen door een sociaal huisvestingsproject. Het effect van deze verspreide verbeteringen reikt echter nauwelijks verder dan de ingreep zelf. Met projecten als ‘Zuurstof voor de Brugse Poort’, ‘Bruggen naar het Rabot’ en ‘Ledeberg Leeft’ verandert het stadsbestuur resoluut van strategie. De beschikbare middelen worden aangewend binnen één wijk om daar het stedelijke weefsel structureel aan te pakken. Er wordt voornamelijk ingezet op het publieke domein. De stad realiseert aantrekkelijke parken en pleinen, betere verbindingen met andere wijken, vlotter openbaar vervoer en ondersteunende gemeenschapsvoorzieningen. Dit gaat gepaard met ‘grote’ ingrepen in het
2
dossier
bebouwde weefsel. Bouwblokken worden ontpit, leegstaande fabriekspanden gesloopt en hardnekkige stadskankers worden afgebroken. Hoewel deze ingrepen de wijk fundamenteel vernieuwen en er de leefkwaliteit sterk verhogen, wijzigen ze weinig aan de kwaliteit van de woningen zelf. En met die woonkwaliteit is het slecht gesteld in de oude stadsgordel. De wijken staan vol met kleine arbeiderswoningen die op het einde van de negentiende eeuw door de grootindustriëlen inderhaast werden gebouwd voor het werkvolk. Het overgrote deel van deze woningen kampt met een gebrekkig wooncomfort. De woningen beschikken niet over degelijk uitgerust sanitair, noch over centrale verwarming of een eigen buitenruimte. In de smalle straten zijn de woningen met een gemiddelde gevelbreedte van vier meter donker en klein. Een grote uitdaging voor het Gentse stadsvernieuwingsbeleid.
3
Bouwheer gezocht! Natuurlijk wordt er ook geïnvesteerd in deze woningen. De stadsvernieuwingsprojecten zetten, naast de grote ingrepen, ook in op de renovatie van de individuele woning. Een uitgebreid stelsel van premies moet bewoners én huurders aanzetten tot het verbeteren van hun woning. Maar vaak blijft dit beperkt tot het isoleren van het dak, het aanbrengen van dubbel glas, het vernieuwen van de technieken en het plaatsen van een nieuwe keuken of badkamer. De intrinsieke gebreken van de negentiende-eeuwse rijwoning blijven daardoor bestaan. Met het project ‘Stedelijke woonkavels’ wil de stad een stap verder gaan en volop inzetten op het herdenken en herbouwen van de individuele rijwoning. In verschillende bouwblokken in de oude stadsgordel beschikt het Stadsontwikkelingsbedrijf AG SOB over gronden. Op die kavels wil het vernieuwende, kwalitatieve stadswoningen laten realiseren. Die stadswoningen moeten aantrekkelijk
zijn voor jonge gezinnen en de concurrentie aankunnen met de vrijstaande woning met tuin in de stadsrand. Voor jonge gezinnen is het immers moeilijk een comfortabele en vooral betaalbare woning te vinden in de stad. Zowel het ontwerp van de rijwoning, als de prijs en de wijze van toewijzing van de bouwgrond worden op hen afgestemd.
Prototypes Om de kwaliteit van de woningen te bevorderen, organiseerde AG SOB een architectuurwedstrijd. Op basis van een portfolio en een eerste schets werden uit een dertigtal inzendingen zeventien ontwerpbureaus geselecteerd. Deze bureaus maakten allemaal een voorontwerp. Tien ontwerpen werden weerhouden. Aan de ontwerpbureaus werd geen concrete site of bouwkavel opgedragen, maar er werden wel duidelijke richtlijnen voor een prototypisch rijwoning gestipuleerd. De rooilijn, kroonlijst en achterbouwlijn zijn bepalend als stedenbouwkundige randvoor-
4
waarden, zoals dat bij een reële kavel het geval zou zijn. Het prototype is vijf meter breed, drie bouwlagen hoog en heeft een plat dak. Op de gelijkvloerse verdieping mag er tot vijftien meter diep gebouwd worden, op de verdiepingen tot zeven meter. De woning moet kunnen dienen voor een gezin met kinderen. Er moet plaats zijn voor drie slaapkamers, aangename leefvertrekken en voldoende bergruimte. Men vraagt in het bijzonder om ruimte te voorzien voor een fietsenstalling. Ook de maximale bouwkost is vastgelegd. De rijwoning moet realiseerbaar zijn voor een prijs van 1.000 tot 1.100 euro/m2 brutovloeroppervlakte, en in deze prijs zijn erelonen, studiekosten en btw inbegrepen. Daardoor wordt de woning niet duurder dan wat je zou betalen voor de aankoop en de renovatie van een oude rijwoning in de negentiendeeeuwse gordel.
De rijwoning herbekeken De inzet van de ontwerpwedstrijd is de negentiende-eeuwse rijwoning te herdenken en fundamentele oplossingen voor te stellen voor de gebrekkige woonkwaliteit ervan. De drie grote uitdagingen die daarbij steeds terugkeren, zijn voldoende ruimte bieden, licht binnenbrengen en een relatie aangaan met de straat. Aan de ontwerpers werd gevraagd om in een minimum aan ruimte een maximum aan woongelegenheid te realiseren. Geen kamertjes noch koterijen. Het merendeel van de ontwerpvoorstellen kiest voor een open en vrij plan. De benedenverdieping loopt van straat tot tuin en dit over de volledige breedte van de woning. In de open ruimte is aan de straatzijde plaats voor een keukeneiland, een trap of een kastenwand. Deze elementen worden tot een functionele kern gegroepeerd. De rijwoning van Denc! Studio illustreert dit op de meest letterlijke manier: in de ruimte is een ‘box’ geschoven die van
5
49
50
A+221
dossier
aan de straat to het ontwerp va (voorheen St.A tionele kern he minimum. Het waar de basisvo in verwerkt zitt structuur die d nog sterk bepa ceert een duide liteit: geen ope typische aanee eigen aan de n Op de beneden in sequentie, o nog twee. Deze believen ingeri het gevraagde ruimte toegevo Ze kan tot alles bureau, enz. In de ontwerpe singen aan bod
6 CH Architecten
Barak
niveau 2
A+221
niveau 2 niveau 1
niveau 2
niveau 2 niveau 1
niveau 2
vo
niveau 1
niveau 1
niveau 0
niveau 1 niveau 0
niveau 0
PootRoegiers architecten
niveau 0
Denc! Studio
TEEMA
niveau 0
Els Claessens Tania Vandenbussche
URA
13
Eind 2008 werden tien bouwkavels van gemiddeld 170 m2 verkocht aan een prijs van 30.000 euro (of aan 181 euro/m2), een prijs die makkelijk 50 euro/m2 onder de marktprijs in Gent ligt. Geïnteresseerde gezinnen dienden een dossier samen te stellen. Op basis van criteria als werkplaats, aantal kinderen, domicilie, … werden de tien kavels toegewezen. Vervolgens dienen de kooplustigen één van de ontwerpen te realiseren. Het zijn geen sleutel-op-de-deur woningen. De bouwheer organiseert zelf de bouw van de woning en kan, in overleg met de architect, het geselecteerde ontwerp aanpassen en herdenken. AG SOB volgt het bouwproces mee op en is medeverantwoordelijk voor het realiseren van de beoogde kwaliteit. Ondertussen werden de 10 woningen verder uitgewerkt en liggen voor een aantal ervan al de bouwaanvragen klaar. Zo is Stedelijke woonkavels een mooi voorbeeld van een stadsvernieuwingsproject op maat van het individueel opdrachtgeverschap. Eind 2009 bood het stadsontwikkelingsbedrijf nog eens 12 kavels te koop aan. Met een handvol woonkavels wordt de kwaliteit van het woonpatrimonium in Gent natuurlijk nauwelijks verbeterd, zelf al brengt het AGSOB de komende jaren nog een pak kavels op de markt. Het project wil daarom vooral inspirerend werken. Tonen dat het aangenaam wonen is in een compacte rijwoning in de negentiende-eeuwse gordel. En als het daar in slaagt, en de grote interesse van kooplustigen in beide edities van het kavelproject drukken dat toch al deels uit, dan zet het ongetwijfeld ook anderen aan om in een dense stadswijk een rijwoningen te (ver)bouwen. In combinatie met een aantal andere maatregelen uit het woonbeleid dat de Stad Gent nu opzet, kan het project dan veel verder reiken dan tien woningen op tien kavels.
d o ss i e r
ot in de living doorloopt. In an Poot-Roegiers architecten Ar.T. architecten) is de funcerleidt tot een absoluut is een fijn meubel geworden oorzieningen en de leidingen ten. Het resultaat is een open door de toekomstige bewoners aald kan worden. Barak introduelijk andere vorm van flexibien plan, maar integendeel een enschakeling van kamers, heel negentiende-eeuwse rijwoning. nverdieping komen er vijf op de verdiepingen telkens e negen kamers kunnen naar icht en ingevuld worden. Aan programma wordt zo een oegd die dienst doet als ‘joker’. s dienen: atelier, praktijkruimte,
en komen verschillende oplosd om de natuurlijke lichtinval
oorgevel
5. KANTOORGEBOUW & COMPAGNIE
Nauwe straten kenmerken het weefsel van de negentiende-eeuwse stadsgordel. Door het gebrek aan private tuinen, is er veel ‘leven op straat’. In het ontwerp van de rijwoning moet daarom bijzondere aandacht geschonken worden aan de relatie met de straat. CH-architecten voorziet twee deuren in de voorgevel: enerzijds de werkelijke ingang van de woning en anderzijds een toegang naar de fietsenstalling en berging. De achterdeur, veelgebruikt en typisch voor de landelijke woning, staat broederlijk naast de eerder formele voordeur. BULK architecten trekt de straat naar binnen door de voorkamer te betegelen en ze een breed raam met zicht op straat te geven. Het lijkt een verbrede stoep, waar de fietsen staan en de jassen hangen. Enkel een gordijn scheidt die eerste ruimte van de rest van de woning. Jan De Vylder filtert het straatleven langzaam voor het de woning binnenkomt. Door de gevel te ontdubbelen, ontstaat in de ‘spouw’ vrije ruimte. De fietsen staan niet binnen, maar ook niet op staat. Doorheen de eerste gevel met claustra en grote openingen zijn de bewegingen van de bewoners achter de tweede glazen gevel zichtbaar. Guerrilla Office Architects verhoogt het niveau van de woning aan de straatzijde en trekt de gevel iets terug. Daardoor vermindert de inkijk vanop straat. De woning is heel open. Tuin en straat zijn beide deel van de woning. Bovendien is het ontwerp genereus: het geeft een deel van de eigen kavel terug aan de wijk. De verhoogde ruimte functioneert als een balkon én als een plek om even te zitten, te spelen of met de buren te praten. Zo oriënteert de woning zich niet enkel op de eigen tuin, maar ook op de buurt waar het leven zich grotendeels op straat afspeelt.
centraal in de woning te verbeteren. Het zijn steevast variaties op het thema van het bovenlicht: gaande van lichtkoepels verspreid in het dak van de achterbouw die direct licht werpen op de leefruimte eronder, tot een lichtstraat of patio net op de grens tussen hoofdgebouw (de keuken) en achterbouw (de leefruimte). Op die plaats kan het licht binnenvallen tot in het donkerste deel van de woning. In het ontwerp van URA geeft de patio licht aan zowel de eetruimte en de zitruimte, als aan een nis waar plaats is voor een bureautje, een leesbank en een boekenkast. TEEMA architecten creëert een binnentuin midden in de woning waardoor die deel uitmaakt van de leefruimte en omgekeerd. De leefruimte verkrijgt zo een buitenklimaat. De open ruimte loopt bovendien van straat tot tuin en wordt een doorzonwoning. Architecten Els Claessens en Tania Vandenbussche voorzien een bovenraam, maar dan wel bewust dwars op de achtergevel. Daardoor wordt het hogere
7
raam een essentieel onderdeel van het dak. Door de verspringende dakhoogtes worden de inkom, de eetplaats en de zithoek – hoewel samen één grote, open leefruimte – van elkaar afgebakend. In de gevel wordt een groot raam geplaatst dat licht maar ook zicht, over de trapaanzet heen, in de keuken brengt. Tegelijk regelt het raam het zicht van de straat in de woning. Nauwe straten kenmerken het weefsel van de negentiende-eeuwse stadsgordel. Door het gebrek aan private tuinen, is er veel ‘leven op straat’. In het ontwerp van de rijwoning moet daarom bijzondere aandacht geschonken worden aan de relatie met de straat. CH-Architecten voorziet twee deuren in de voorgevel: enerzijds de werkelijke ingang van de woning en anderzijds een toegang naar de fietsenstalling en berging. De achterdeur, veelgebruikt en typisch voor de landelijke woning, staat broederlijk naast de eerder formele voordeur. Bulk architecten trekt de straat naar binnen
door de voorkamer te betegelen en ze een breed raam met zicht op straat te geven. Het lijkt een verbrede stoep, waar de fietsen staan en de jassen hangen. Enkel een gordijn scheidt die eerste ruimte van de rest van de woning. Jan De Vylder filtert het straatleven langzaam voor het de woning binnenkomt. Door de gevel te ontdubbelen, ontstaat in de ‘spouw’ vrije ruimte. De fietsen staan niet binnen, maar ook niet op staat. Doorheen de eerste gevel met claustra en grote openingen zijn de bewegingen van de bewoners achter de tweede glazen gevel zichtbaar. Guerrilla Office Architects verhoogt het niveau van de woning aan de straatzijde en trekt de gevel iets terug. Daardoor vermindert de inkijk vanop straat. De woning is heel open. Tuin en straat zijn beide deel van de woning. Bovendien is het ontwerp genereus: het geeft een deel van de eigen kavel terug aan de wijk. De verhoogde ruimte functioneert als een balkon én als een plek om even te zitten, te spelen of met de buren te praten.
8
Zo oriënteert de woning zich niet enkel op de eigen tuin, maar ook op de buurt waar het leven zich grotendeels op straat afspeelt.
Stadsvernieuwing op maat Eind 2008 werden tien bouwkavels van gemiddeld 170 m2 verkocht aan een prijs van 30.000 euro (of aan 181 euro/m2), een prijs die makkelijk 50 euro/m2 onder de marktprijs in Gent ligt. Geïnteresseerde gezinnen dienden een dossier samen te stellen. Op basis van criteria zoals werkplaats, aantal kinderen en domicilie werden de tien kavels toegewezen. Vervolgens dienen de kooplustigen één van de ontwerpen te realiseren. Het zijn geen sleutel-op-dedeur woningen. De bouwheer organiseert zelf de bouw van de woning en kan, in overleg met de architect, het geselecteerde ontwerp aanpassen en herdenken. AG SOB volgt het bouwproces mee op en is medeverantwoordelijk voor het realiseren van de beoogde kwaliteit. Ondertussen werden de
9
10
Jan De Vylder architecten
niveau 1
Guerrilla Office Architects
niveau 2
niveau 2
achtergevel
niveau 1
niveau 0
niveau 2
Bulk Architecten
niveau 1 niveau 0
niveau 1
niveau 0
voorgevel
niveau 0
tien woningen verder uitgewerkt en liggen voor een aantal ervan de bouwaanvragen klaar. Zo is ‘Stedelijke woonkavels’ een mooi voorbeeld van een stadsvernieuwingsproject op maat van het individueel opdrachtgeverschap. Eind 2009 bood het stadsontwikkelingsbedrijf nog eens twaalf kavels te koop aan. Met een handvol woonkavels wordt de kwaliteit van het woonpatrimonium in Gent natuurlijk nauwelijks verbeterd, zelf al brengt het AG SOB de komende jaren nog een pak kavels op de markt. Het project wil daarom vooral inspirerend werken. Tonen dat het aangenaam wonen is in een compacte rijwoning in de negentiende-eeuwse gordel. En als het daar in slaagt – en de grote interesse van kooplustigen in beide edities van het kavelproject drukken dat toch al deels uit – dan zet het ongetwijfeld ook anderen aan om in een dense stadswijk een rijwoning te (ver)bouwen. In combinatie met een aantal andere maatregelen uit het woonbeleid dat de Stad Gent nu opzet, kan het project dan veel verder reiken dan tien woningen op tien kavels.
snede
niveau 2
A+221
51
Ontwerp : Wim Goes Het verbouwde pand bevindt zich binnen een specifiek gebied: de industriegordel rond Gent, opgetrokken in de19de eeuw als antwoord op de toen grote industriële expansie. In tegenstelling tot de meeste omliggende gebouwen had het geen woon- of werkfunctie, het was namelijk een lokaal voor liberale werknemers van de omliggende bedrijven waarin avondlessen werden gegeven. Als een statig vrijstaand volume profileerde het zich naar de omringende gebouwen. Gedurende ongeveer 150 jaar werd het jammerlijk zodanig verbouwd (andere kleur, dichtgemetselde ramen en ‘zwakke’ uitbreidingen) dat het begon te verdwijnen in de massa. Wim Goes gaf het gebouw zijn oorspronkelijk volume en zijn vroegere uitstraling terug. Hij bracht het gebouw terug naar een vrij volume en herstelde zijn status door het pand een helder karakter te geven: het gebouw profileert zich als een eenheid en door het glasvolume springt het ook duidelijk in het oog. Het idee van Wim Goes om het pand terug te brengen naar zijn originele volume was een gedurfde keus. De opdracht onderschreef namelijk een zeer complex en uitgebreid programma (een statistiekenbureau, een café, vergaderruimtes en ruimtes voor activiteiten). Het ligt dan ook niet voor de hand om geen gebruik te maken van die aanwezige aanbouwen maar juist de gebruiksoppervlakte te reduceren. Het gebouw was in zijn oorspronkelijke toestand namelijk opgebouwd uit twee symmetrische zijbeuken en één middenbeuk, die de zijbeuken met elkaar verbond. Samen vormden ze een duidelijk symmetrisch balkvormig volume. Alle daarna aangebrachte annexen verbraken die symmetrie en vertoonden duidelijke verschillen met het origineel volume door andere hoogtes en verschillend stijlgebruik. De aanbouwen werden door Wim Goes weggenomen. Hij transformeerde de vrijgekomen ruimte naar een weelderige tuin. Zo kan het gebouw net als in zijn startperiode (toen gekoppeld met een koer) terug ademen en krijgt het zijn status als vrij volume terug. Enerzijds straalt het pas gerenoveerde gebouw uit naar zijn omgeving, anderzijds distantieert het zich niet van diezelfde omgeving. Het is gekenmerkt door een zekere industriële uitstraling en gaat dus perfect op in de omgeving van de Rabotwijk dat nog altijd kenmerken van een industriële periode kent. Ook de symbiose tussen verleden en toekomst, kenmerkend voor die omgeving, is verwerkt in het gebouw. Wim Goes bracht een cementbekleding aan op de nieuwe bakstenen dat vrij snel een bepaald patine ontwikkelt. Een techniek, al eerder toegepast door Dom Han Van Der Laan. Hiermee slaagt hij erin het nieuwe uit te sluiten en het gebouw te integreren in zijn omgeving. Daartegenover is de herbestemming uit nieuwe materialen opgebouwd zoals: glas, beton en metaal, die nog altijd als industrieel worden aanzien. Deze samensmelting van een rijk verleden en een veelbelovende toekomst betekent een meerwaarde voor een gedegradeerde omgeving met een historische kwaliteit. Dat het gebouw transparant, (het café en grote vensters op eerste verdiep) en niet als een bunker is opgetrokken brengt het gebouw tot leven. De beweging en de bedrijvigheid, zowel overdag als ’s avonds bepalen mee de uitstraling. Het betekent een verademing van een omgeving die vooral in zichzelf is gekeerd.
6. STUDIO’S LOD EN BALLETS C DE LA B
7. LINQ
Ontwerp : De Vylder - Vinck - Taillieu De Gentse Bijlokesite is een omvangrijk complex van gotische, barokke en negentiende-eeuwse gebouwen. De site ontstond in de dertiende eeuw als en hospitaal met cisterciënzerabdij en wordt sinds enkele jaren door de stad uitgebouwd als een belangrijke culturele pool. De Vylder-Vinck-Taillieu bouwde er de nieuwe productiestudio’s van twee internationaal gerenommeerde ensembles. In 2002 verenigen het dansgezelschap Les Ballets C de la B en de muziektheatermakers LOD hun krachten om een gedeelde repetitieplek op poten te zetten. Ze krijgen van de stad een perceel toegewezen aan de rand van de Bijlokesite en nemen architecten DVVT onder de arm om een gezamenlijk programma uit te werken en dat vervolgens mooi in te passen op het terrein. Met zeventien zijden en twee te bewaren vleugels is de voormalige School voor Vroedkunde blijkt het grillige perceel moeilijk compatibel met de wensen van de bouwheren. De oude gebouwen kunnen nooit drie studio’s met bijhorende accomodatie bevatten en een nieuwbouw met alles er op en er aan past eenvoudigweg niet op het terrein. De architecten halen het programma dan maar uit elkaar en schuiven het in de uiterste hoeken van het perceel. Een studio - met een speelvlak van 12 op 12 meter - voor elk van de partners en een derde, kleinere zaal voor intieme repetities. Wat rest van het programma verhuist in een tweede fase naar de te verbouwen School. Ook de derde zaal wordt na een herschikking van de beschikbare gronden uiteindelijk uit de eerste fase gelicht. De versnipperde opstelling blijkt een zegen op alle fronten. Ze verbeeldt perfect het ‘marriage de raison’ dat LOD en de Ballets zijn aangegaan, ze zorgt ervoor dat het gebruik van de gebouwen beter kan worden afgestemd op de lopende producties en ze sluit mooi aan op de ruimtelijke verbrokkeling die de voormalige hospitaalsite zo typeert. De zaal van LOD nestelt zich in de oksel van de aansluitende bebouwing, maar houdt subtiel zijn afstand. De andere studio onderstreept het gevelfront langs de Bijlokekaai en markeert een belangrijke doorsteek naar de kunstensite. De rest van het perceel wordt een toegankelijk binnengebied. Als een tweeling die pas bij nader inzien zijn kleine verschillen prijsgeeft, vertrekken beide volumes van een identieke - zij het gespiegelde - opstelling, subtiel vervormd door de specifieke verlangens van de gebruiker. De zalen krijgen een knik volgens de perceelsgrenzen en kijken via welgeplaatste raamopeningen uit op variabele tussenruimtes en gotische fragmenten. Aan de buitenkant zijn ze bekleed met grijze cementtegels met hier en daar een spoor van klimplanten. Aan de straatzijde geeft een uitkijkraam op hoogte elk van de zalen net voldoende smoel om de betekenisloosheid van de blinde wachtgevels te ondermijnen. Tegen deze min of meer gesloten dozen schuiven de architecten een overzichtelijke stapeling van loges en techniek aan. De beglaasde gevel torent boven het volume van de zaal uit en laat zich lezen als een technische snede van het programma. Een trap doorloopt de snede, vertrekkende vanuit een bescheiden inkomhal naast het zijtoneel, langsheen ruimtes voor artiesten en technieken op de eerste en tweede verdieping, naar een eetplaats met keuken die uitgeeft op een dakterras en via een aparte trap in verbinding staat met een leefruimte erbovenop. Het geheel filtert door zijn specifieke schikking de privacy van zijn componenten en het doorzicht naar de achtergelegen studio’s.
Ontwerp : Nu architectuuratelier In een oude verkaveling in een overstromingsgebied vlak buiten het Gentse stadscentrum liet reclamebureau Linq een bedrijfsgebouw bouwen. Deze op een hoek gelegen nieuwbouw kan in de toekomst ook als woning worden gebruikt. Van de oorspronkelijke oude villa op de kavel is alleen de fundering opnieuw gebruikt. Ook van de oude tuin is niets meer te zien. De nieuwe tuin bestaat uit een kortgeknipt tapijtachtig gazon. Het object dat er op staat oogt merkwaardig contextloos en rust op een betonnen sokkel die het net boven het niveau van de omliggende tuinen uittilt. De sokkel is gereduceerd tot een abstracte betonnen plaat, die het contrast tussen zijn schaalloze karakter als ‘ding’ en zijn heterogene omgeving benadrukt. Het eveneens sobere betonnen pad naast de haast sacraal ogende voordeur lijkt los op het gazon te liggen en versterkt dit effect. Hierboven verrijst het gebouw als een expressief, geknikt en gesloten volume dat in meerdere segmenten verdeeld is. Enkele grotere raamvlakken vormen de enige onderbreking. Na een lange voorbereidingstijd kregen de jonge architecten van Nu architectuur atelier dit nieuwe pand te ontwerpen en te bouwen. Vooraf onderzochten de architecten een aantal architectonische strategieën die in eerste instantie niet veel met de verbouwing te maken leken te hebben. Vanaf de eerste schetsen speelde het dak, dat nu eens golvend, dan weer hoekig geplooid over een ongelaagde sokkel leek te zweven, een belangrijke rol. Het uiteindelijk gerealiseerde ontwerp verruilt de formele vrijheid van de schetsen voor een geometrische opzet. Het gebouw is vormgegeven als conceptueel één onverdeelde ruimte. met een los in de ruimte geplaatste installatiekern onder één groot dak. Een huid van zwarte zink met een verfijnd patroon van staande naden is over het hele gebouw heen getrokken, waarbij geen onderscheid werd gemaakt tussen wand en dak. Het interieur, dat sterk contrasteert met de afwerking van de buitenkant, verklaart de markwaardige hoekige buitenvorm. Deze vorm lijkt volledig ten dienste te staan van een sereen witte binnenwereld met het verstilde karakter van een kunstgalerie. Het dak met zijn duidelijk afgebakende beuken geleidt de continu vloeiende ruimte en zorgt voor een informele verdeling in verschillende woon- of werkgebieden. In tegenstelling tot de duidelijk leesbare tekening van het exterieur, is aan de binnenkant elke materiaalexpressie of structuur weggewerkt achter een gladde witte pleisterlaag. Deze indruk van materiaalloosheid wordt nog versterkt door het abstract minimalistische meubilair dat de architecten speciaal voor de ruimte hebben ontworpen en waarvan ze prototypes hebben uitgevoerd. De kasten met hun minieme kleurnuances verzachten het harde wit van de wanden. Ook het daglicht dringt in verschillende kleurtinten de ruimte binnen, vanuit de driekoekige, naar het noorden gerichte lichthappers en via enkele grote panoramaramen. Voor de jonge architecten lijken vormgeving, interieurbouw en architectuur naadloos in elkaar over te gaan. Daardoor onttrekt het gebouw zich aan een aantal criteria die gebruikelijk zijn bij de beoordeling van architectuur zoals haar relatie met de context of haar bruikbaarheid. De gewichtloze en tot in alle details verzorgde verschijning van het gebouw maken het tot een autonoom object dat zijn eigen criteria formuleert. Misschien juist daardoor staat het ten dienste van gebruiker als de omgeving.
15
8. KASTEELPLUS
9. KASTEELPARK VITEUX - WOONGAARD
Ontwerp : ArchiPL Architecten Patrick Lefebure ontwierp de nieuwbouw van Kasteelplus in Sint-Denijs- Westrem. Het centrum richt zich binnen het psychiatrisch ziekenhuis Sint-Camillus op integrale verslavingszorg. Het ontwerp voor Kasteelplus toont als geen ander dat het wegnemen van de vervreemding tussen patiënt en omgeving bij uitstek een architecturale en ruimtelijke opdracht is. Kasteelplus is volwaardige afdeling van psychiatrisch ziekenhuis SintCamillus gelegen in de residentiële woonwijken in de rand van Gent. Kasteelplus voorziet in de niche van de verslavingszorg 37 bedden op een totaal van 180 bedden in het gehele psychiatrische ziekenhuis. De afzondering van de verslavingszorg binnen de psychiatrische kliniek is belangrijk aangezien de patiënten die beroep doen op verslavingszorg doorgaans in goede lichamelijke conditie verkeren, geestelijk ontwikkeld zijn en normaal aanspreekbaar zijn. Kasteelplus richt zich bovendien op een kort verblijf van 1 à 2 maanden en vrijwillige opname. Daarbij komt dat de drugseenheid zich toespitst op de leeftijdscategorie van 15 tot 25 jaar. De doelgroep laat zich dus niet gemakkelijk identificeren met geestelijke gezondheidszorg en vraagt een zo normaal mogelijk behandelingstraject. In deze context geniet de verslavingszorg binnen Sint-Camillus ook een aparte huisvesting. Het ontwerp voor de nieuwbouw onderstreept de verzelfstandiging en normalisering van de verslavingszorg op diverse manieren. Het meest opvallende element is de bouwlocatie aan de achterzijde van de groene, bosrijke campus. Kasteelplus leunt er aan bij de naastgelegen villabuurt en geniet zo van een heel residentiële leefomgeving. Deze vrije inplanting onderscheidt zich uitdrukkelijk van de andere ziekenhuispaviljoenen die op een hoopje bij elkaar gebouwd werden aan de hoofdingang. Hiermee neemt Kasteelplus ruimtelijk afstand van het klinisch instituut waarvan ze onderdeel vormt, niet zonder ook te profiteren van haar nabijheid voor logistieke ondersteuning en crisiszorg. Een bijkomende meerwaarde van de bijzondere ruimtelijke situering ligt in de mogelijkheid om de afdeling op een alternatieve manier te ontsluiten. Kasteelplus geniet vandaag een eigen ingang via een zijstraat met vrijstaande eengezinswoningen. De unieke omgevingsfactoren van Sint-Camillus worden zo benut om de patiënten in staat te stellen zich op een discrete manier aan te bieden. Door de hoofdingang van het psychiatrisch ziekenhuis te vermijden wordt de mogelijkheid tot sociale vervreemding en stigmatisering geminimaliseerd. Ook in de vormgeving van Kasteelplus werd de referentie naar een klinische infrastructuur geminimaliseerd ten voordele van een ontvankelijke, huiselijke atmosfeer. Hierbij imiteert het gebouw moeiteloos een aantal kenmerken van de typisch Vlaamse vrijstaande eengezinswoning. Het gebouw is een kubistisch volume met halfopen patio’s en dakterrassen, de gevelbekleding is uitgevoerd in traditioneel metselwerk met uitpuilende mortellagen en het geheel is omringd door een getrimd grasveld. Aan de straatzijde kreeg het centrum ongeveer dezelfde maatvoering als naburige villa’s om zich slechts naar achter toe ver uit te strekken. Ook het tennisveld – dat reeds lang bestond maar enkel gebruikt werd door buurtbewoners – voegt een extra residentieel element toe aan een aangename behandelomgeving.
Ontwerp : Abscis Architecten De opdrachtgever wenste met het uitschrijven van de opdracht “Masterplan en inrichtingsplan Kasteelpark Viteux” (Open Oproep) op het gebied van duurzame stedenbouw een voorbeeld te zijn van de manier waarop een hedendaags woonproject harmonisch aansluit bij een eigentijds erfgoedproject met een maximaal behoud van de groene ruimte rondom. Het terrein dat in woonzone gelegen is, werd door de gemeente aangekocht in 2002 om ongecontroleerde woonontwikkeling en verkaveling uit te sluiten en de waardevolle groenzone in het centrum van De Pinte te bewaren. Wegens grote financiële kosten voor het renoveren, onderhouden en exploiteren van de waardevolle gebouwen heeft de commissie Viteux geopteerd om een deel van het terrein te laten ontwikkelen onder de vorm van een publiek-private samenwerking om zo een financieel evenwicht te bekomen. Met de opmaak van een master- en inrichtingsplan werd getracht om tot een haalbaar en realistisch project te komen. Het nieuwe woonproject diende een antwoord te geven aan de toenemende vraag naar aangepaste woongelegenheden en aansluitend hierbij de opwaardering van het historisch erfgoed in een kwalitatieve openbare ruimte te bewerkstelligen. Kortom, het project diende aan alle elementen van het domein een zin- en waardevolle bestemming te geven in een harmonische samenhang, zonder dat dit een meerkost qua uitvoering en exploitatie met zich meebracht. Dit project omvat 3 essentiële onderdelen: het kasteel Viteux en bijgebouwen, de woongaard en het evenementenpark. Alle onderdelen zijn gerealiseerd via een publiek – private samenwerking, met de ambitie om tot een kwalitatief, kernversterkend project te komen in het hart van de gemeente De Pinte. In ‘de woongaard’, een project van levenslang wonen, werden 28 woningen gegroepeerd in drie bouwblokken met ondergrondse parking, opgesteld langs een noord-zuidgerichte verbindingsas (montage-as). De geschrankte inplanting van de blokken levert de appartementen voldoende privacy, veel zon en licht, en garandeert een uitzicht van de woningen naar de tuin en het park. Auto’s kunnen parkeren onder de woningen in een ondergrondse parkeergarage. Er is gestreefd naar betaalbare, eigentijdse woningen en naar een sociale mix van jonge gezinnen, senioren en personen met een handicap volgens de principes van levenslang wonen. De drie groepen woningen vertalen zich in eenvoudige volumes in genuanceerde bruine baksteen, die zich goed laten integreren in de natuurlijke kleuren van het park en aanleunen bij de gevelmaterialen in de Koning Albertlaan. Een flexibel en transparant scherm van schuivende panelen met natuurlijk vergrijzend houten lattenwerk dienen als zonweringen en zorgen voor een gevarieerd beeld, samen met de verspringende raamopeningen. Het nieuwe parkontwerp stoelt op de harmonische vormprincipes van het romantische park, maar heeft inzake vormgeving een hedendaagse inrichting meegekregen. Het park is vanuit zijn vroegere inrichting op een langzame manier getransformeerd naar het nieuwe ontwerp en dit volgens een groen- en natuurbeheersplan. Het beheersplan had tot doel een grotere natuurwaarde te realiseren met inheemse fauna en flora, maar eveneens de gebruikswaarde van het park aanzienlijk te verhogen.
10. RAVEELMUSEUM
11. DORPSKERNVERNIEUWING MACHELEN
Ontwerp : Stephane Beel Architecten Het Raveelmuseum werd zorgvuldig in de kern van Machelen-aan-deLeie geïntegreerd. Zo wordt er onder meer gebruik gemaakt van een gerestaureerde pastorie, waarin zowel dienstvertrekken als tentoonstellingsruimtes zijn ondergebracht. Het eigenlijke nieuwe museumgebouw, dat er naast werd opgetrokken, bestaat uit een reeks kubistische, ‘gekaleide’ bakstenen volumes die zich als afzonderlijke entiteiten markeren. Deze volumes zijn geplaatst in een lange, tot aan de parallel lopende straat doorgetrokken as, waardoor de aanleg van de nieuwbouw de typische structuur van een Vlaams dorpsperceel imiteert. De ostentatieve markering van de verschillende onderdelen door de hoogtevariaties speelt in op de typische achterkanten van de Vlaamse dorpsarchitectuur met zijn eindeloze uitbreidingen en aanbouwen van garageboxen, veranda’s en duivenkoten.
Ontwerp : Grontmij Machelen is ontstaan aan de oevers van de Leie. De ligging aan de Leiearm is nog altijd heel bijzonder, je kunt er picknicken, hengelen of wandelen. Achter het plein ligt Raveels ‘Muur van Verbeelding’ en wat verder het Roger Raveelmuseum. Voor de herinrichting van het dorpsplein en de centrumstraten zocht Grontmij naar een subtiel evenwicht tussen het behoud van het typische karakter en de leefbaarheid van het dorp, en de toeristische behoeften: bereikbaarheid en parkeergelegenheid. De centrale publieke ruimten zijn een vormend bestanddeel voor de ruimtelijke samenhang, de belevingswaarde en de sociale cohesie, zowel voor bewoners als voor bezoekers. Een aangepaste materiaalkeuze en het herprofileren van de openbare ruimte, aansluitend bij het lagesnelheidsprofiel, versterken het verblijfskarakter van het dorp. De materialisatie in een uniforme verharding – natuursteen van gevel tot gevel – zorgt voor een eenduidig leesbaar centrumgebied. Waar nodig wordt in enkele smalle straten, d.m.v. een boordsteen, de ruimte voor het plaatselijk wegverkeer aangegeven. Een centrale goot vangt er het water op. Dit lineaire element is ook toegepast op het Dorpsplein, het hart van het sociaal leven.
De onregelmatigheden van het terrein werden opgevangen in een klein, slechts door kleine raampjes verlicht onregelmatig vertrek met hellend vloervlak, dat tevens de knik van de as markeert. Als gevolg van deze ontwerpbeslissing is de architect er in geslaagd in alle andere ruimtes de orthogonale soberheid te behouden. toch zijn de verschillende ruimtes geïndividualiseerd en wordt de lineariteit van de gebouwenstrip doorbroken. Desondanks voelde de architect niet de behoefte om zich als ontwerper van ruimtes met sculpturale kwaliteiten boven de schilder te plaatsen. De afwisseling in de ruimtes is binnen het kader van een monografisch museum, waarin de kunstwerken elkaar in figuurlijke - maar in het geval van Raveel ook in letterlijke - zin weerspiegelen, toegestaan in zoverre ze het bekijken van kunstwerken niet in de weg staan. de individualisering van de tentoonstellingsruimtes werd ook verkregen door variaties aan belichting. Het gebruik van laterale ramen bevordert de oriëntatie van de bezoeker door zijn contact met het omliggende dorp.
Het openbaar domein is als een gedeelde ruimte opgevat. Hier is gekozen voor eenzelfde uniforme verharding in natuursteen. De autovrije ruimte geeft mogelijkheden voor ontmoetingen en ontdekkingen. Er is plaats voor een terrasje en enkele speelse elementen zoals een fontein.
Het Leieplein - de waterkant van het dorpsplein - was tot voor kort een povere asfaltvlakte. Door de reorganisatie van de parkeerplaatsen ontstond ruimte voor een kwaliteitsvolle en representatieve heraanleg van het plein. Het legt nu opnieuw contact met de Leiearm. Deze continuïteit krijgt vorm door middel van een terrasvormige afzink van het plein naar het watervlak. Deze nieuwe oever is evenwichtig ingebracht naast de groene oevers in het dorp. Op die manier versterkt het groene kader de belevingswaarde van dit herstelde, authentieke plein.
Het ontwerp is niet modisch. Het wil goede publieke ruimte maken: een degelijke bestrating, mensen tot aan het water brengen en een zitplaats aan de waterkant maken.
17
12. GEMEENSCHAPSCENTRUM SPIKKERELLE
BRONNEN
Ontwerp : Dierendonck-Blancke Naar aanleiding van de viering van 700 jaar Guldensporenslag werd Anno ‘02 opgezet, een ambitieus cultureel project van regiomarketing. Anno ‘02 besteedde naast tentoonstellingen ook aandacht aan hedendaagse architectuur. De gemeente Avelgem koesterde plannen voor de bouw van een nieuw gemeenschapscentrum en binnen het kader van Anno ‘02 werd een wedstrijd opgezet. Het Zuid-West-Vlaamse Avelgem ligt waar de taalgrens de loop van de Schelde volgt. Dierendonck-Blancke Architecten bouwden er het gemeenschapscentrum Spikerelle: een zelfbewust wit volume aan de rand van het dorp, in dialoog met kerk en kasteel. In het wedstrijdontwerp opteerden de ontwerpers resoluut voor een compacte stapeling van het relatief uitgebreide programma, dat zowel een theaterzaal met 300 plaatsen voorzag als een artiestenloge, een polyvalente zaal met foyer, een fuifzaal voor 800 personen en een autonoom jeugdhuis met café. Door alles in één witte kubus op een betonnen sokkel onder te brengen en dat volume aan de rand van het perceel in te planten, kwam er ruimte vrij voor het programmeren van buitenactiviteiten zoals barbeques of een zomerfestival. Qua schaal sluit het imposante bouwvolume aan bij de kerk en het kasteel in Avelgem. De setting voor het gebouw is prachtig. Het werd ingeplant aan de rand van het dorp op de grens met de Scheldemeersen, een beschermd natuurgebied dat gevormd wordt door het voormalige overstromingsgebied van de bovenschelde. Het is een van die zeldzame plekken waar de idylle van een dorp nog scherp van een landschap is afgelijnd. Door de met geprofileerde staalplaten kubus spierwit te schilderen trokken de architecten alle aandacht naar het gebouw en naar de grens waar het op staat: een vreemd, welhaast industrieel karakter treedt er in dialoog met de dorpskern, die niet simpelweg tot decor wordt gedegradeerd, maar zich door zijn nieuwste aanwinst plots in de tegenwoordige tijd bevindt. Buiten laten alleen de eigenzinnige raamuitsnijdingen op het gelijkvloers vermoeden dat het niet om een banaal industrieel gebouw gaat. Binnenin ontwikkelt zich een boeiend ruimtelijk spel dat voortvloeit uit de ingenieuze planopbouw en concrete preoccupaties zoals een heldere circulatie, akoestische vereisten en natuurlijke lichtinval. Op het gelijkvloers bevinden zich de kantoren, de foyer en de polyvalente zaal, die alle drie doorheen een met glas afgeschermde vide zicht hebben op de grote fuifzaal in de betonnen sokkel. Overdag valt hier natuurlijk licht binnen, terwijl glas en buitengevel ‘s nachts voor de akoestische isolatie van de fuifzaal zorgen. Behalve de fuifzaal werd in de betonnen sokkel ook het jeugdhuis annex café ondergebracht. Door de glooiing van het terrein is het mogelijk om het een eigen groot terras te geven en zowel fuifzaal als jeugdhuis van een onafhankelijke rechtstreekse toegang te voorzien. De theaterzaal ten slotte bevindt zich helemaal bovenaan in de kubus - de foyer er onder heeft een schuin oplopend plafond. Het markante spel van schuine lijnen dat de raampartijen buiten aankondigen, krijgt binnen een antwoord in de uitsnijdingen uit twee kloeke betonnen draagmuren die de theaterzaal torsen. Met deze goed uitgeruste theaterzaal maakt het gemeenschapscentrum van Avelgem alsnog een van de ambities van Anno ‘02 waar: een hoogwaardige culturele infrastructuur uitbouwen die op regionale schaal een rol kan spelen.
projecten binnenstad 1. KoBra project, (ROBBRECHT & DAEM) - http://www.gent.be/eCache/WBS/1/45/894.html 2. Groot Vleeshuis (COUSSEE & GORIS) - tekst stad Gent 3. Woonproject BsS, Baron Sans Sou (FRANK DELMULLE) - Jaarboek Architectuur 1998-1999, pg 112-113 4. Woning Van Hee (MARIE-JOSE VAN HEE) - Jaarboek Architectuur 1996-1997, pg 142-145 5. Woning Derks-Lowie (MARIE-JOSE VAN HEE) - tekst stad Gent 6. Woning Leeuws-Croes (MARIE-JOSE VAN HEE) - Jaarboek architectuur 2002-2003, pg 107-111 7. Woon- en parkeergebouw Ramen (NOLLET & HUYGHE) - A+220, “Samen sterk”, pg 46-47
projecten Meulestede: 1. Lokaal dienstencentrum Meulestede, noA ARCHITECTEN 2. Collectief woonproject Loods 22, COMPAGNIE O. ARCHITECTS - http://www.loods22.be/ 3. Collectief woonproject Neo, NERO 4. kavelproject, AGSOB - A+ 219, ”10/10”, pg 46-51 5. Kantoorgebouw, WIM GOES - Jaarboek Architectuur 2000-2001, pg 34-36 - http://jurgenvandewalle.wordpress.com/2009/01/14/zoekennaar-meer-compagnie-van-wim-goes/
projecten Gent + St-Denijs-Westrem 6. studio’s Lod + Ballets C de la B, DE VYLDER-VINCK-TAILLIEU - A+216, “Een perfect huwelijk”, pg 63-66 7. kantoor en showroom Linq, NU ARCHITECTUURATELIER - Jaarboek Architectuur 2004-2005, pg 202-205 8. Woonzorgcentrum Kasteel+, PATRICK LEFEBURE - http://www.bavo.biz/texts/view/328?CAKEPHP=6349dd1d0c9ddb 250c1e798673d67ab4 - http://www.lefebure.be/ project De Pinte 9. Collectief woonproject De Woongaard, ABSCIS ONTWERPGROEP: - www.abscis-architecten.be - Wonen in Meervoud, Groepswoningbouw in Vlaanderen 2000-2010, deeltekst “De Woongaard, De Pinte”, Janina Gosseye, pg 134-137
project Machelen-aan-de-Leie 10. Museum Roger Raveel, BEEL-ACHTERGAEL - Jaarboek architectuur 1998-1999, “Museum Roger Raveel”, pg 76-77 11. Herinrichting dorp Machelen-aan-de-Leie, GRONTMIJ - Portfolio dorpskernvernieuwing Grontmij & Libost, pg 44-45
project Avelgem 12. Cultureel Centrum, DIERENDONCK-BLANCKE - A+217, “De grens is wit geblokt”, pg 60-62 - Jaarboek architectuur 2008-2009, “Flemisch encounters of the architectural kind”pg 135-137