NOTA
Boudewijnlaan 30, 4de verdieping, 1000 BRUSSEL Tel: 02-553 17 11, Fax 02-553 17 12 E-mail:
[email protected] www.vlaanderen.be/wetsmatiging
Brussel, 13 juni 2007
Bottom-up Quick Scan Administratieve Lasten Landbouwers Finaal rapport Uitgevoerd door IDEA Consult
NOTA
INHOUD 1
Inleiding
4
2
Aanpak van het project
6
3
Samenvatting resultaten quick scan
9
3.1
De opinie van de Vlaamse landbouwers over de problematiek van de administratieve lasten
9
3.2
Samenvattend overzicht informatieverplichtingen
10
3.3
Resultaten quick scan meting van de administratieve lasten
13
3.4
Gedetecteerde knelpunten en suggesties
18
4
Quick scan meting van de administratieve lasten
30
4.1
Inleiding
30
4.2
De opinie van de Vlaamse landbouwers over de problematiek van de administratieve lasten 30
4.3
Het beroep op externe ondersteuning
33
4.4
Globale quick scan inschatting van de administratieve lasten
35
4.5
Quick scan inschatting van de administratieve lasten per informatieverplichting
40
5
Bedrijfstoeslagregeling en verzamelaanvraag
45
5.1
Toeslagregeling
45
5.2
Verzamelaanvraag
50
6
Subsidies in kader van beheerovereenkomsten
57
6.1
Subsidies plantaardige eiwitbronnen
57
6.2
Subsidies groenbedekker
59
6.3
Subsidies onkruidbestrijding
61
6.4
Subsidies bescherming genetische diversiteit rundvee, schapen en geiten
62
6.5
Beheerovereenkomsten VLM
65
7
Subsidies en reglementering biologische landbouw
70
7.1
Reglementering biologische productiemethode
70
7.2
Hectaresteun biologische productiemethode
72
7.3
Subsidies voor omschakelingsplannen en bedrijfsbegeleiding
74
7.4
Aanvraag uitzondering zaaizaad biologische productiemethode
75
8
Vestigings- en investeringssteun (VLIF)
78
8.1
Aanvragen VLIF-steun
78
8.2
Bijhouden bedrijfseconomische boekhouding
84
9
Overige subsidies
88
9.1
Subsidie voor het bebossen van landbouwgronden
88
9.2
Premie voor energiegewassen
90
9.3
Steunregeling lijnzaad en spelt
92
9.4
Slachtpremie kalveren
95
2
NOTA
9.5
Aanvraag zoogkoeienpremie
9.6
Zorg en activering zorgvragers
10
Mest
96 100
103
10.1 Aanvraag van een mestbanknummer
103
10.2 Jaarlijkse aangifte aan de mestbank
105
10.3 Melden van substitutie
112
10.4 Burenregeling
114
10.5 Bijhouden van register(s) en bijhorende documenten
116
10.6 Inscharingscontract opmaken
121
10.7 Aanvraag overdracht nutriëntenhalte
123
10.8 Opmaak nutriëntenbalansstelsel
126
10.9 Aanvraag voor uitstel superheffing
128
11
Melk- en zoogkoeienquotum
130
11.1 Overdrachten melkquotum
130
11.2 Register rechtstreekse verkoop melk
134
11.3 Overdrachten zoogkoeienquotum
136
12
Voedselveiligheid
139
12.1 Inleiding
139
12.2 Dierengezondheid
139
12.3 Dierlijke productie
140
12.4 Plantaardige productie
142
12.5 Autocontrole en sectorgidsen
142
13
Statistiekverplichtingen: de nationale landbouwtelling (NIS)
144
14
Milieuvergunning en MER
147
14.1 Milieuvergunning
147
14.2 Opmaak van een project-MER
159
15
Water
164
15.1 Jaarlijkse aangifte heffing op grondwaterwinning en heffing op waterverontreiniging
164
15.2 Ingebruikname of stopzetting grondwaterwinning
167
16
Bijlage 1: Niet opgenomen informatieverplichtingen
169
17
Bijlage 2: gecontacteerde personen
174
17.1 Gecontacteerde personen binnen de administraties
174
17.2 Gecontacteerde personen binnen de landbouworganisaties
175
18
Bijlage 3: Enquête
177
19
Bijlage 4: Analyse AL per type en grootte bedrijf
183
3
NOTA
1 Inleiding In verschillende beleidsbrieven en beleidsnota’s van ministers van de Vlaamse Regering werd het initiatief aangekondigd om de landbouwregelgeving verder te vereenvoudigen en de administratieve lasten voor de landbouwers terug te dringen. In dat kader gaf de dienst Wetsmatiging aan IDEA Consult de opdracht voor het uitvoeren van een quick scan van de administratieve lasten die het resultaat zijn van de regelgeving opgelegd aan de landbouwers in Vlaanderen. De finale doelstelling van de opdracht was om een aantal voorstellen voor administratieve vereenvoudiging van de regelgeving voor de landbouwer naar voor te brengen. Om tot die doelstelling te komen hebben we: -
de informatieverplichtingen opgelegd aan de landbouwers geïnventariseerd en geanalyseerd,
-
de landbouworganisaties alsook individuele landbouwers bevraagd over de knelpunten op het gebied van de administratieve lasten,
-
een enquête opgezet om het belang van de problematiek in kaart te brengen en de nodige informatie te verzamelen voor een feitelijke administratieve lastenmeting.
Dit finaal rapport bevat de resultaten van deze quick scan van de administratieve lasten van de Vlaamse landbouwers. In het volgende hoofdstuk bespreken we de aanpak die werd gevolgd voor de uitvoering van deze quick scan. Vervolgens geven we in hoofdstuk 3 een samenvattend overzicht van de resultaten, zowel van de administratieve lastenmeting als van de geïdentificeerde knelpunten en suggesties. Hoofdstuk 4 bevat meer detail over de enquêteresultaten met betrekking tot het belang van de problematiek van de administratieve lasten in het algemeen en de generieke knelpunten. In dit hoofdstuk zijn ook de gedetailleerde resultaten opgenomen van de quick scan administratieve lastenmeting. De hoofdstukken 5 tot 15 bevatten de meer gedetailleerde beschrijving van de informatieverplichtingen, de parameterinformatie die werd verzameld, alsook de specifieke knelpunten en suggesties. Hoofdstukken 16 tot 19 bevatten een aantal bijlagen. Een belangrijke opmerking bij aanvang van dit rapport betreft het feit dat er momenteel belangrijke wijzigingen worden voorbereid of geïmplementeerd die hun impact zullen hebben op de administratieve lasten van de landbouwers. We vermelden er enkele, bij wijze van voorbeeld en zonder volledigheid te beogen: -
In 2007 zal de éénmalige perceelsregistratie (EPR) worden geïmplementeerd. Tot vorig jaar moesten landbouwers van ieder bewerkt perceel jaarlijks twee maal aangifte doen: één keer om allerhande premies te krijgen en één keer voor de mestbank. Door de uitwisseling van gegevens tussen de betrokken administraties zal voortaan één aangifte volstaan. Er komt ook een unieke identificatie van de landbouwbedrijven waarbij drie “nieuwe” gemeenschappelijke nummers zullen worden toegekend ter vervanging van vijf huidige nummers. We mogen verwachten dat EPR, nadat de kinderziekten bij een eerste implementatie zijn overwonnen, tot een feitelijke administratieve vereenvoudiging zal leiden.
-
Er is een nieuw mestdecreet waarvan de uitvoeringsbesluiten in voorbereiding zijn. Omdat informatieverplichtingen typisch deel uitmaken van de uitvoeringsbesluiten is het nog niet helemaal duidelijk wat de implicaties zullen zijn van het nieuwe decreet op de administratieve lasten van de landbouwers.
-
In 2007 is ook een nieuwe programmaperiode van start gegaan voor het programma duurzame plattelandsontwikkeling. In het kader daarvan zullen sommige subsidiemaatregelen verdwijnen, andere zullen worden aangepast en nieuwe maatregelen geïntroduceerd. Ook dit zal een invloed hebben op de administratieve lasten van de landbouwers die gebruik willen maken van deze maatregelen.
-
Er is ook recent een e-loket Landbouw en Visserij van start gegaan van waaruit land- of tuinbouwers van thuis uit allerhande bedrijfsgerelateerde zaken kunnen terugvinden en afhandelen. Zo kan men zijn meest recente bedrijfsgegevens consulteren alsook allerhande aanvragen elektronisch beheren en indienen via het internet.
-
Ook Europees staat administratieve vereenvoudiging hoog op de politieke agenda. In het recent aangekondigde actieplan voor administratieve vereenvoudiging behoort “landbouw en landbouwsubsidies” tot één van de prioritaire domeinen waarop actie zal worden ondernomen.
4
NOTA
Omdat veel informatieverplichtingen in de landbouwsector hun oorsprong vinden in Europese wetgeving, is dit een belangrijk contextgegeven. Er zijn dus de afgelopen jaren al een aantal initiatieven genomen en andere zijn in voorbereiding, waarvan we mogen hopen dat ze tot een daling van de administratieve lasten voor de landbouwers zullen leiden. In die context willen we met dit rapport, waarin nog een hele lijst met knelpunten maar ook suggesties voor vereenvoudiging staan, een constructieve boodschap brengen om de bestaande dynamiek voor administratieve vereenvoudiging te versterken. Tenslotte, dit project is het eerste meetproject administratieve lasten in Vlaanderen waarbij “bottom up” gewerkt is, met name vanuit de informatieverplichtingen waarmee de individuele landbouwer te maken heeft. Er is dus niet vertrokken vanuit een specifieke wet of wetgevingsdomein zoals gebruikelijk bij een administratieve lastenmeting. Die aanpak is slechts mogelijk mits de medewerking van alle betrokken actoren. Daarom willen we de verschillende gecontacteerde administraties bedanken, de drie landbouworganisaties (Boerenbond, Algemeen Boerensyndicaat en Vlaams Agrarisch Centrum) alsook de gecontacteerde landbouwers voor hun actieve en constructieve medewerking aan dit project. Omwille van de zeer uitgebreide en complexe regelgeving en dit in verschillende wetgevingsdomeinen zouden we dit project nooit tot een goed einde hebben gebracht zonder hun medewerking. Onze bijzondere dank gaat ook uit naar de heer Jozef Sannen, hoofd dienstbetoon van de Boerenbond, en zijn medewerkers voor de praktische ondersteuning bij de organisatie van de enquête.
5
NOTA
2 Aanpak van het project De aanpak van dit project viel uiteen in twee grote fasen: eerst een kwalitatieve quick scan, vervolgens uitgebreid tot een kwantitatieve quick scan. Elk van deze twee fasen kan verder worden opgesplitst in een aantal stappen zoals Figuur 1 duidelijk maakt. Figuur 1: Aanpak van het project
6
NOTA
Voor de uitvoering van de kwalitatieve quick scan, die werd uitgevoerd in de periode van half oktober tot half december 2006, zijn we vertrokken van de ruime inventaris zoals die werd samengesteld met de medewerking van de cel Juridische Dienstverlening van het Departement Landbouw en Visserij en van de landbouworganisaties (Boerenbond, Algemeen Boerensyndicaat en Vlaams Agrarisch Centrum). Vervolgens hebben we voor de informatieverplichtingen opgenomen in deze ruime inventaris de achterliggende wetgeving en/of de beschikbare informatie op websites opgezocht. De verzamelde informatie werd gescreend op basis van onder andere de volgende vragen: -
Hebben de verplichtingen betrekking op de individuele landbouwers?
-
Wat zijn precies de informatieverplichtingen opgelegd aan de individuele landbouwers?
-
Wat is de aard van de informatieverplichtingen (registers bijhouden, formulieren invullen, éénmalige overeenkomst afsluiten, …)?
-
Wat is de periodiciteit van de informatieverplichting (éénmalig, periodiek weerkerend (dagelijks, maandelijks, jaarlijks, …), afhankelijk van een gebeurtenis)?
-
Zijn er formulieren en/of handleidingen beschikbaar?
-
Is er een afstemming/overlap verzamelaanvraag)?
met
andere
informatieverplichtingen
(bijvoorbeeld
de
De resultaten van deze screening op basis van desk research, in het bijzonder met betrekking tot de praktische invulling van de informatieverplichtingen, hebben we afgetoetst met de bevoegde administraties. Zij werden ook bevraagd over informatie die we nog ontbraken, in het bijzonder het aantal landbouwers waarop de informatieverplichtingen van toepassing zijn. In totaal hebben we bijna 50 personen binnen de verschillende administraties gecontacteerd en bevraagd. De lijst is opgenomen in hoofdstuk 16. Ook de landbouworganisaties hebben we opnieuw bevraagd met betrekking tot de volledigheid van de inventaris, de complexiteit van de informatieverplichtingen voor de landbouwers en eventuele knelpunten en suggesties voor verbetering. Tenslotte hebben we ook 7 individuele landbouwers gecontacteerd. Qua omvang en aard van hun landbouwactiviteit was er een redelijke verscheidenheid (een heel groot bedrijf, de overige middelgrote bedrijven, exclusief akkerbouw, gemengd akkerbouw en vleesvee, melkvee of varkens). Ook zij werden bevraagd (sommige face-to-face, andere telefonisch) over de praktische implicaties van de informatieverplichtingen waarmee zij ervaring hadden, de knelpunten en eventuele oplossingen. Gegeven het beperkte aantal was het niet de bedoeling een werkelijk representatief beeld te krijgen, maar vooral om meer “feeling” te krijgen met de beleving in de praktijk van een aantal informatieverplichtingen. De resultaten van deze kwalitatieve quick scan werden opgenomen in een interim-rapport dat we presenteerden op een stuurgroepvergadering in december 2006. Daar werd beslist om de inventarisatie en analyse te vervolledigen en te verfijnen alsook om een feitelijke kwantitatieve quick scan raming te maken van de administratieve lasten. Die werd uitgevoerd in de periode van half januari tot half maart 2007. Daartoe hebben we in eerste instantie opnieuw contact opgenomen met de verantwoordelijke administraties om de inhoud van het interim-rapport te valideren en de ontbrekende informatie te vervolledigen. De al geïdentificeerde knelpunten en suggesties werden voor validatie en aanvulling ook nog eens voorgelegd aan de drie landbouworganisaties: Boerenbond, Algemeen Boerensyndicaat en Vlaams Agrarisch Centrum. Bij de Boerenbond gebeurde dit tijdens een workshop op 26 januari 2007, met de provinciale verantwoordelijken van het dienstbetoon. Vervolgens hebben we ook nog een ruimere bevraging georganiseerd van de landbouwers aan de hand van een enquête. De enquête bestond uit volgende onderdelen (zie bijlage 3 in hoofdstuk 18 voor de volledige vragenlijst van de enquête):
7
NOTA
-
een inleidende vraag over de problematiek van de administratieve lasten van de landbouwers;
-
enkele vragen die toelaten een globale inschatting te maken van de administratieve lasten van de landbouwers op basis van de totale tijd die ze er zelf aan besteden alsook omwille van hun uitgaven voor externe ondersteuning;
-
een hele reeks vragen waarbij voor specifieke informatieverplichtingen gevraagd werd naar de benodigde tijd voor het vervullen ervan, per eenheid of per tijdsperiode, alsook de mate waarin men voor die informatieverplichting beroep doet op externe ondersteuning;
-
een vraag over het relatieve belang van een aantal generieke knelpunten, geïdentificeerd in de eerste fase van het project;
-
tenslotte een aantal vragen naar de persoonlijke gegevens van de invuller en zijn landbouwactiviteiten.
De enquête werd onder elektronische vorm toegestuurd aan een bestand van 1411 emailadressen waarover de Boerenbond beschikt. Omdat het profiel van landbouwers met een emailadres waarschijnlijk niet helemaal representatief is, werd de enquête ook nog eens toegestuurd met de reguliere post aan een steekproef van 1000 landbouwers uit het Boerenbond ledenbestand van landbouwers in hoofdberoep. Bij de steekproeftrekking werd een representatieve regionale spreiding 1 volgens provincie nagestreefd . De respons bedroeg 416 antwoorden wat overeenstemt met een responsgraad van ruim 17 %. Dit is een bevredigend antwoordpercentage gegeven de beperkte doorlooptijd van de enquête (slechts 2 2 weken) en, bijgevolg, de beperkte opvolgingsmogelijkheden . Tenslotte werden de tijdsparameters verzameld via de enquête gecombineerd met de eerder verzamelde parameterinformatie om een feitelijke meting uit te voeren van de globale administratieve lasten van de landbouwers alsook van de administratieve lasten verbonden aan een lijst van specifieke informatieverplichtingen. Op te merken valt dat het gaat om een quick scan raming van de administratieve lasten. Omdat we voor een groot aantal informatieverplichtingen tijdsparameters moesten verzamelen, is geopteerd voor een enquête. Daarbij zijn we ons bewust van de mogelijke nadelen van deze aanpak, in bijzonder het feit dat we in vergelijking met bijvoorbeeld een persoonlijk of telefonisch interview, minder controle hebben over wat de respondent allemaal beschouwt als administratieve lasten. De informatieverplichting kan in een schriftelijke enquête immers slechts op een bondige wijze omschreven worden daar waar ze tijdens een interview verder kan worden uitgelegd. Mogelijks is er 3 ook sprake van een non response bias .
1 2
Omwille van privacy redenen konden geen andere populatiekenmerken in rekening worden gebracht bij de steekproeftrekking. Er verscheen tweemaal een oproep tot deelname in het weekblad Boer en Tuinder en er werd een herinneringsmail gestuurd.
3
Men spreekt van een “non response bias” indien de antwoorden van diegenen die niet hebben geantwoord, significant zouden verschillen van de antwoorden van diegenen die wel hebben geantwoord.
8
NOTA
3 Samenvatting resultaten quick scan 3.1
De opinie van de Vlaamse landbouwers over de problematiek van de administratieve lasten
Zoals blijkt uit de resultaten in Tabel 1 zijn ruim 80 % van de respondenten het eens tot helemaal eens met de stelling dat de administratieve verplichtingen tot de belangrijkste problemen behoren waarmee ze in hun beroep te maken hebben. Bijna alle respondenten zijn het eens tot helemaal eens met de stelling dat deze administratieve verplichtingen de afgelopen jaren nog zijn toegenomen. Tenslotte is ruim 80 % van de respondenten het oneens tot helemaal oneens met de stelling dat de overheid de afgelopen jaren belangrijke inspanningen heeft geleverd om de administratieve verplichtingen voor de landbouwers te verminderen. Samengevat komen deze resultaten erop neer dat in de ogen van de landbouwers hun administratieve verplichtingen een belangrijk probleem zijn, dat dit probleem nog is verergerd de laatste jaren en dat de overheid er te weinig aan doet. Tabel 1: Administratieve verplichtingen als probleem voor de landbouwer – globaal beeld
1.
2.
3.
helemaal oneens
oneens
geen mening
eens
helemaal a gemiddeld eens
De administratieve verplichtingen waaraan ik als landbouwer moet voldoen, behoren tot de belangrijkste problemen waarmee ik in mijn beroep te maken heb.
1,5%
11,4%
5,7%
47,0%
34,4%
1,08
403
De afgelopen jaren zijn de administratieve verplichtingen waaraan ik als landbouwer moet voldoen, toegenomen.
1,2%
1,0%
0,7%
27,4%
69,6%
1,62
404
De overheid heeft de afgelopen jaren belangrijke inspanningen geleverd om de administratieve verplichtingen voor de landbouwers te verminderen.
35,2%
47,0%
9,6%
7,6%
0,5%
-1,10
405
n
a
gemiddelde score met helemaal oneens = -2, oneens = -1; geen mening = 0, eens = 1 en helemaal eens = 2
De resultaten in Tabel 2 tonen aan dat van de opgegeven knelpunten, waarvan sommige de problematiek van de administratieve lasten stricto sensu overstijgen, de steeds veranderende wetgeving waardoor de landbouwers zich steeds opnieuw moeten informeren, het meest werd aangekruist én ook de laagste score heeft. Dit knelpunt wordt dus ook, gemiddeld gesproken, als het belangrijkste knelpunt beschouwd. Het knelpunt dat de verschillende regels die landbouwers moeten naleven te streng zijn in verhouding tot de risico’s, staat als tweede gerangschikt. Als derde volgt het knelpunt dat de controles waarmee landbouwers te maken hebben, overdreven streng zijn. Op basis van de score wisselen beide knelpunten van plaats.
9
Tabel 2: De belangrijkste problemen inzake administratieve verplichtingen
NOTA
Rang
a
Knelpunt
n
Score
1
De wetgeving verandert voortdurend waardoor je je als landbouwer steeds opnieuw moet informeren.
241
1,63
2
De verschillende regels die je als landbouwer moet naleven, zijn veel te streng in verhouding tot de risico’s die je landbouwactiviteit veroorzaakt.
204
2,08
3
De controles waarmee je als landbouwer te maken hebt, zijn overdreven streng.
139
1,85
4
Je moet als landbouwer vaak informatie aan de overheid bezorgen die al bij een andere overheid beschikbaar is of die je al eerder aan de overheid hebt bezorgd.
122
2,19
5
Er bestaan zoveel verschillende premies en subsidies met verschillende voorwaarden en procedures dat je er als landbouwer niet meer wijs uit geraakt.
93
2,54
6
Je moet als landbouwer veel aanvragen indienen in het voorjaar (april-mei) terwijl dat net een erg drukke periode is.
89
1,98
7
Je hebt als landbouwer te veel verschillende nummers (producentennummer, veebeslagnummer, mestbanknummer, productie-eenheidsnummer, BTW-nummer enzovoort).
55
2,24
8
Als je informatie nodig hebt over een bepaalde administratieve verplichting, is de overheid moeilijk bereikbaar of word je niet goed geholpen.
48
2,23
9
De registers die je als landbouwer moet invullen sluiten onvoldoende aan bij de informatie die je zelf bijhoudt voor je eigen bedrijfsvoering.
29
2,31
10
Er is een grote overlapping tussen de gegevens die je als landbouwer moet bijhouden voor de overheid en de gegevens die je moet bijhouden in het kader van lastenboeken.
28
2,49
b
a
Rangschikking op basis van het aantal keren dat het knelpunt werd aangeduid.
b
Gemiddelde score met 1 = belangrijkste probleem, 2 = tweede belangrijkste probleem en 3 = derde belangrijkste probleem
3.2
Samenvattend overzicht informatieverplichtingen
Tabel 3 bevat een samenvattend overzicht van de informatieverplichtingen die verder in deze quick scan werden onderzocht. Deze inventaris van informatieverplichtingen werd samengesteld op basis van de volgende criteria: Ze hebben betrekking op de landbouw. Wetgeving met betrekking tot de visserij- of bosbouwsector werd uitgesloten. Binnen de landbouwsector werden ook de verplichtingen die eerder specifiek zijn 4 voor de tuinbouwsector en/of de fruitteelt buiten beschouwing gelaten . Het moet gaan om landbouwspecifieke wetgeving. Informatieverplichtingen waaraan de landbouwer onderworpen is maar niet, of slechts in beperkte mate, vanuit zijn specifieke activiteit als landbouwer, werden niet opgenomen in de beperkte inventaris. Een voorbeeld hiervan zijn de informatieverplichtingen in het kader van de BTW-wetgeving waaraan de landbouwer onderhevig is als BTW-plichtige. Dit tweede criterium is echter niet altijd even gemakkelijk toepasbaar. Dit geldt bijvoorbeeld voor milieuverplichtingen waar de grens niet altijd even duidelijk te trekken is. Zo is de milieuvergunning geen specifieke verplichting voor de landbouwsector. Toch hebben we ze opgenomen omdat bepaalde Vlarem rubrieken specifiek van toepassing zijn op landbouwactiviteiten. Ze hebben betrekking op de individuele landbouwer. Wetgeving of informatieverplichtingen die niet of slechts in zeer beperkte mate betrekking hebben op individuele landbouwers werden niet opgenomen. Zo werd de wetgeving uitgesloten die betrekking heeft op de erkenning van bijvoorbeeld fokkersverenigingen of op fasen verder in de keten zoals de handel van landbouwproducten.
4
In de tuinbouw- en fruitteeltsector bestaan er bijvoorbeeld specifieke regelingen voor de inzet van tijdelijke arbeidskrachten.
10
Het gaat om informatieverplichtingen. Wetgeving met uitsluitend inhoudelijke verplichtingen of met louter definitiebepalingen werd niet weerhouden voor de ruime inventaris.
NOTA
Voor elk van deze verplichtingen geven we de volgende informatie: -
-
Bev. = Bevoegdheid: o
F = Federaal
o
V = Vlaams
Klasse: o
Klasse A: De informatieverplichting en de manier waarop ze moet toegepast worden, komt voort uit regelgeving op Europees niveau.
o
Klasse B: De informatieverplichting komt voort uit Europese regelgeving, maar de implementatie en de bepaling van de toepassingsmodaliteiten (manier) gebeurt op Belgisch/Vlaams niveau. Hier worden ook wetgevingen opgenomen die meer informatieverplichtingen opnemen dan strikt vereist door de Europese regelgeving.
o
Klasse C: De informatieverplichting en de manier waarop ze moet toegepast worden, komt enkel voort uit Belgische/Vlaamse regelgeving
o
Mix = gemengd
Deze A-B-C-indeling is een classificatie die ook door de Europese Commssie wordt gebruikt. Maar het onderscheid tussen deze klassen is niet altijd even gemakkelijk te maken omdat de indeling voor interpretatie vatbaar is. -
-
-
-
-
Aard IV = Aard van de informatieverplichting o
A = Actief: de landbouwer moet informatie overmaken aan de overheid
o
P = Passief: de landbouwer moet informatie ter beschikking houden
o
G = Gemengd: sommige van de onderliggende informatieverplichtingen/handelingen vereisen dat de landbouwer informatie overmaakt aan de overheid, anderen niet.
Init = initiatief o
LB = Landbouwer: het is de landbouwer die het initiatief neemt om aan de informatieverplichting te voldoen
o
ADM = administratie: het is de administratie die de landbouwer uitnodigt om aan zijn informatieverplichting te voldoen (hierbij dient de landbouwer nog steeds zelf aan de informatieverplichting te voldoen, maar hier geeft de overheid een duidelijk signaal aan de landbouwer dat hij hiertoe verplicht is / uitgenodigd wordt)
o
G = Gemengd: voor sommige van de onderliggende informatieverplichtingen/handelingen ligt het initiatief bij de landbouwer, voor andere bij de administratie
Sub = subsidie o
J = Ja: aan de informatieverplichting is een subsidie verbonden
o
N = Nee: aan de informatieverplichting is geen subsidie verbonden
Uitb = uitbesteding: de landbouwer besteedt de naleving van de informatieverplichting uit o
N = (bijna) nooit
o
S = soms
o
R = regelmatig
o
A = altijd
# = aantal landbouwers dat aan de informatieverplichting moet voldoen o
C1 < 100, C2 < 1000, C3 < 10.000, C4 < 25.000, C5 = ongeveer alle landbouwers
11
NOTA
-
Per = periodiciteit waarmee de landbouwer aan de informatieverplichting(en) moet voldoen o
E = eenmalig
o
WJ = jaarlijks weerkerend
o
WF = frequent (= meerdere keren per jaar) weerkerend
o
AFH = afhankelijk van het voorkomen van een bepaald feit
Tabel 3: Overzicht inventaris informatieverplichtingen Overzicht informatieverplichtingen Toeslagregeling & verzamelaanvraag Toeslagregeling overdrachten toeslagrechten aanvraag overdracht aan reserve Verzamelaanvraag Subsidies in kader van beheerovereenkomsten Beheerovereenkomsten duurzame landbouw (ALT) Bedrijfsgebonden productie van plantaardige eiwitten Groenbedekking Mechanische onkruidbestrijding Bescherming genetische diversiteit rundvee, schapen en geiten Beheerovereenkomsten VLM VLM (zonder BO water) VLM – BO water Subsidies en reglementering biologische landbouw Reglementering biologische productiemethode Hectaresteun voor biologische productiemethode Subsidies voor omschakelingsplannen en bedrijfsbegeleiding Aanvraag uitzondering zaaizaad biologische productiemethode VLIF Aanvraag VLIF-steun Bijhouden bedrijfseconomische boekhouding Overige subsidies Steun voor de bebossing van landbouwgronden Steun voor energiegewassen Steunregeling lijnzaad en spelt Slachtpremie kalveren Aanvraag zoogkoeienpremie Subsidies voor de zorg en activering van zorgvragers op land- of tuinbouwbedrijven
bev.
klasse
aard IV
init
sub
uitb
#
Per
V V V
A B B
A A G
LB LB ADM
N N N
S N S
C2 C1 C5
AFH WJ WJ
V V V
A A A
G A G
LB LB LB
J J J
R R R
C2 C3 C2
WJ WJ WJ
V
B
A
LB
J
N
C2
WJ
V V
B B
G G
LB LB
J J
S S
C2 C3
AFH AFH
V V
B A
G A
LB LB
N J
N R
C2 C2
WF WJ
V
B
A
LB
J
N
C1
AFH
V
A
A
LB
N
N
C2
AFH
V V
B B
G P
LB G
J N
S R
C5 C5
AFH WF
V V V V V
B B B B B
A G A A A
G LB LB LB G
J J J J J
N R R R R
C1 C2 C2 C3 C3
AFH WJ WJ AFH WJ
V
C
G
LB
J
N
C2
AFH
V V V V V V
C B B B B B
A A A A P A
LB ADM LB LB LB LB
N N N N N N
N R N N S N
C5 C5 C2 C3 C5 C2
E WJ AFH AFH WF AFH
Mest Aanvraag van een mestbanknummer Jaarlijkse aangifte aan de Mestbank Melden van substitutie Burenregeling Register(s) bijhouden Inscharingscontract opmaken
12
NOTA
Overzicht informatieverplichtingen Aanvraag overdracht nutriëntenhalte Opmaak nutrientenbalansstelsel Aanvraag uitstel superheffing Melk- en zoogkoeienquotum Overdrachten melkquotum Register rechtstreekse verkoop melk Overdrachten zoogkoeienquotum a Voedselveiligheid
bev. V V V
klasse B B B
aard IV A A A
init LB LB LB
sub N N N
uitb N R N
# C1 C1 C1
Per AFH WJ AFH
V V V
A A B
A G A
G LB G
N N N
R N N
C3 C2 C2
AFH WF AFH
Dierengezondheid Dierlijke productie Plantaardige productie Autocontrole en sectorgidsen Statistiekverplichtingen Nationale landbouwtelling (NIS) Milieuvergunning en MER
F F F F F
C
A
ADM
N
S
C5
WJ
Milieuvergunning Opmaak project-MER Water
V V
mix B
A A
LB LB
N N
A A
C5 C1
WJ WJ
V V
B B
A A
ADM LB
N N
S R
C5 C3
WJ AFH
Jaarlijkse aangifte heffing op grondwater en heffing op waterverontreiniging Ingebruikname of stopzetting grondwaterwinning
a De analyse van deze federale informatieverplichtingen gebeurde minder gedetailleerd. Vandaar dat de informatie in de tabel onvolledig is.
3.3
Resultaten quick scan meting van de administratieve lasten
3.3.1 GLOBALE QUICK SCAN INSCHATTING VAN DE ADMINISTRATIEVE LASTEN In de enquête werd, alvorens in te gaan op de specifieke informatieverplichtingen die een landbouwer moet voldoen, eerst een globale inschatting gevraagd van de tijd die landbouwers aan het vervullen van hun administratieve verplichtingen besteden alsook van hun uitgaven voor externe ondersteuning met betrekking tot hun administratieve verplichtingen. De totale administratieve lasten ramen we dan als de som van de administratieve lasten die gepaard gaan met de tijd die de landbouwers zelf besteden aan het vervullen van hun administratieve verplichtingen en de uitgaven die ze hebben gedaan voor externe ondersteuning. Bij deze globale inschatting hoort de belangrijke opmerking dat deze vermoedelijk vertekend is naar boven en wel om twee redenen. Vooreerst omdat het voor de landbouwer niet evident is zulk een globale inschatting te maken van alle informatieverplichtingen tezamen. Een tweede reden is dat we bij deze globale inschatting minder controle hebben over wat de landbouwer allemaal als administratieve verplichtingen beschouwt. Met betrekking tot de benodigde tijd die de landbouwers zelf besteden aan het vervullen van hun administratieve verplichtingen, komen we op een gemiddelde per landbouwer van ongeveer 5u30 per week. Indien we deze tijdsinschatting vermenigvuldigen met de andere parameters ramen we de administratieve lasten die gepaard gaan met de tijd die de landbouwers zelf besteden aan het vervullen van hun administratieve verplichtingen op ongeveer 264 miljoen euro per jaar. Dit stemt overeen met gemiddeld 7.668 € per landbouwer per jaar.
13
NOTA
Tabel 4: Globale inschatting administratieve lasten - tijdsbestedingskosten Tijdsbesteding per landbouwer (u/week, gewogen a gemiddelde ) 5,46
Uurtarief
Periodiciteit
Tijdsbestedingskosten per jaar en per landbouwer
Aantal landbouwers
Totale tijdsbestedingskosten per jaar
27 €
52 weken
7.668 €
34.410
263.840.929 €
a
Dit is een gewogen gemiddelde van de gemiddelde tijdsbesteding opgegeven door de landbouwers die de enquête elektronisch invulden (5,33 u/week) en door de landbouwers die de enquête schriftelijk invulden (5,96 u/week), op basis van 361 observaties.
Deze berekening hebben we ook gedaan voor de kosten voor externe ondersteuning (uitbestedingskost). Op basis van de beschikbare antwoorden komen we op een gemiddelde van ongeveer 966 € per jaar en per landbouwer. Indien we dit extrapoleren naar de Vlaamse landbouwerspopulatie (waarbij we een ‘uitbestedingsratio’ van 90% hanteren), komen we op een totale uitbestedingskost van ongeveer 30 miljoen euro per jaar.
Tabel 5: Globale inschatting administratieve lasten - uitbestedingskosten Uitbestedingskost per jaar en per a landbouwer
n
965,6 €
327
Aantal b landbouwers (0,9 * 34.410 =) 30.969
Totale uitbestedingskosten per jaar 29.903.646 €
a Dit is een gewogen gemiddelde van de gemiddelde uitbestedingskost opgegeven door de landbouwers die de enquête elektronisch invulden (935,5 € per jaar) en door de landbouwers die de enquête schriftelijk invulden (1080 € per jaar) én die beroep doen op externe ondersteuning.
b
Omdat 10 % van de landbouwers zijn administratieve verplichtingen volledig zelf uitvoert, wordt een correctie uitgevoerd op het aantal landbouwers.
De totale administratieve lasten van de landbouwers in Vlaanderen ramen we aldus op ongeveer 294 mio € per jaar of gemiddeld 8.537 € per landbouwer. In de enquête hebben we voorts enkele profielvragen gevoegd, om na te gaan in welke mate dat de administratieve lasten beïnvloed worden door deze kenmerken (de leeftijd, de scholingsgraad, de complexiteit van het bedrijf, de grootte van het bedrijf en het internetgebruik van de respondent). Met uitzondering van de grootte van het bedrijf (zie Tabel 6), vinden we geen duidelijk verband tussen de omvang van de administratieve lasten en de verschillende profielkenmerken. Waarschijnlijk is de relatie tussen de omvang van de administratieve lasten en de profielkenmerken complexer en niet te vatten in een één op één relatie. Een multivariaat analyse viel echter buiten het bestek van deze quick scan-meting.
Tabel 6: Globale inschatting administratieve lasten per landbouwer– volgens grootte Grootte Klein Middelgroot Groot Totale groep
Tijdsbesteding per landbouwer (u/week) 5,24 6,05 8,75 5,46
Tijdsbestedingskost per landbouwer (per jaar) 7.362 € 8.487 € 12.279 € 7.668 €
Uitbestedingskost per landbouwer (per jaar)
Totale administratieve lasten per landbouwer (per jaar)
1.043 € 1.234 € 884 € 966 €
8.300 € 9.597 € 13.074 € 8.537 €
3.3.2 QUICK SCAN INSCHATTING VAN DE ADMINISTRATIEVE LASTEN PER INFORMATIEVERPLICHTING Naast een globale inschatting van de tijd per week en de kosten voor externe ondersteuning op jaarbasis, werd aan de respondenten ook gevraagd een tijdsinschatting te geven voor een aantal specifieke informatieverplichtingen. Deze specifieke informatieverplichtingen werden vooral
14
5
NOTA
geselecteerd op basis van het aantal betrokken landbouwers en de beschikbaarheid van frequentieparameters. Voor elk van deze verplichtingen werd de landbouwers gevraagd om, voor die verplichtingen die op hun van toepassing zijn, hun tijdsbesteding per week of per dossier aan te geven. De totale tijdsbestedingskost die overeenstemt met deze lijst van gemeten informatieverplichtingen, komt op een bedrag van ruim 82 mio euro. Wanneer we dit bedrag vergelijken met de globale inschatting van de totale tijdsbestedingskosten (260 mio euro) dat valt het verschil als volgt te verklaren. Zoals al eerder aangegeven, is de globale inschatting waarschijnlijk een overschatting. Maar belangrijk is ook te vermelden dat het hier om een beperkte lijst van informatieverplichtingen gaat (cfr scope van de inventaris). Vele informatieverplichtingen, zowel landbouwspecifiek maar zeker ook de niet-landbouwspecifieke, hebben we niet gemeten op het niveau van de individuele informatieverplichtingen, maar zijn naar verwachting wel meegenomen door de landbouwers wanneer zij werden gevraagd een globale inschatting te maken.
Tabel 7: Administratieve lasten per informatieverplichting– tijdsbestedingskosten aantallen / frequenties
Totale tijdsbestedingskost
Tijdsbestedingskost per landbouwer/ aanvraag
per aanvraag
27.465
1.609.706 €
58,6 €
1,19
per aanvraag
3.957
126.812 €
32,0 €
Aanvraag van toeslagrechten uit de nationale reserve
0,93
per aanvraag
161
4.038 €
25,1 €
Invullen van teeltfiches en bewaren van zaaizaadcertificaten
0,32
per week
8.674.411 €
448,16 €
Aanvraag van een beheerovereenkomst en subsidie duurzame landbouw bij de Administratie Land- en Tuinbouw (ALT) (voor productie van plantaardige eiwitbronnen, groenbedekkers, mechanische onkruidbestrijding, hectaresteun voor biologische landbouw, …)
0,95
per aanvraag
11.860
303.720 €
25,6 €
Aanvraag van een beheerovereenkomst en subsidie bij de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) (voor natuur, water, botanisch beheer, erosiebestrijding, perceelsrandenbeheer, weidevogels, kleine
1,19
per aanvraag
3.329
106.742 €
32,1 €
Informatieverplichting
tijd in u
eenheid
Aanvraag van premies via de verzamelaanvraag
2,17
Aanvraag van overdracht van toeslagrechten
periodiciteit
52
19.356
a
5 Informatieverplichtingen die van toepassing zijn op een klein aantal landbouwers werden niet opgenomen in de enquête omdat de kans klein was een voldoende aantal respondenten te hebben voor deze informatieverplichtingen en hun belang in termen van administratieve lasten bovendien relatief klein is.
15
aantallen / frequenties
Totale tijdsbestedingskost
Tijdsbestedingskost per landbouwer/ aanvraag
per aanvraag
4.707
306.879 €
65,2 €
0,37
per aanvraag
6.162
62.159 €
10,1 €
Invullen van register dierlijke productie en bewaren van benodigde documenten
0,46
per week
52
24.100
15.489.627 €
642,72 €
Invullen van voederregister per diersoort en bewaren van facturen en berekeningen
0,46
per week
52
4.484
2.886.333 €
643,70 €
Invullen van een begrazingsregister
0,04
per week
52
2.000
115.633 €
57,82 €
Invullen van een bemestingsregister
0,18
per week
52
1.800
459.636 €
255,35 €
Invullen van register voor de exploitant van een mestverwerkingseenheid
0,01
per week
52
217
2.105 €
9,70 €
Jaarlijkse mestbankaangifte door de producenten of gebruikers
2,08
per aangifte
33.003
1.855.689 €
56,2 €
Jaarlijkse mestbankaangifte door de exploitant van een verwerkingseenheid
1,13
per aangifte
217
6.590 €
30,4 €
Jaarlijkse perceelsregistratie voor mestbank
1,70
per registratie
33.220
1.524.474 €
45,9 €
Aanvraag van een burenregeling
1,03
per aanvraag
13.487
374.011 €
27,7 €
Aanvraag van een overdracht nutriëntenhalte
3,02
per aanvraag
500
40.793 €
81,6 €
Aanvraag van een overdracht melkquotum
1,45
per aanvraag
10.282
403.308 €
39,2 €
Invullen van het register rechtstreekse verkoop van melk en bewaren van bewijsstukken
0,02
per week
700
24.550 €
35,07 €
Aanvraag van een overdracht van premiequota voor zoogkoeien
1,55
per aanvraag
472
19.748 €
41,8 €
tijd in u
eenheid
Aanvraag van VLIF-steun
2,41
Aanvraag van de slachtpremie kalveren
Informatieverplichting
periodiciteit
NOTA
landschapselementen, …)
52
16
NOTA
aantallen / frequenties
Totale tijdsbestedingskost
Tijdsbestedingskost per landbouwer/ aanvraag
per aanvraag
264
5.581 €
21,1 €
1,00
per enquête
34.410
931.867 €
27,1 €
Aanvraag van een milieuvergunning klasse 1
5,82
per aanvraag
453
71.106 €
157,1 €
Aanvraag van een milieuvergunning klasse 2
4,40
per aanvraag
1.551
184.215 €
118,8 €
Melding van een milieuinrichting klasse 3 of mededeling kleine verandering
1,86
per melding
97.415 €
50,3 €
Invullen van register waterverbruik
0,06
per week
33.872
2.849.784 €
84,13 €
Jaarlijkse aangifte grondwaterheffing en heffing op waterverontreiniging
0,71
per aangifte
34.410
656.208 €
19,1 €
Invullen van diergeneesmiddelenregist er "in" en bewaren van documenten
0,34
per week
52
7.022
3.368.811 €
479,75 €
Invullen van diergeneesmiddelenregist er "uit" en bewaren van documenten
0,35
per week
52
7.022
3.405.303 €
484,95 €
Invullen van permanent register runderen
0,39
per week
52
25.514
13.994.094 €
548,49 €
Invullen van permanent register varkens
0,25
per week
52
6.144
2.153.384 €
350,49 €
Invullen van Aujeszky vaccinatie-register varkens
0,21
per week
52
3.241
972.738 €
300,14 €
Melding van geboorte, sterfte, vertrek, … (Sanitel)
0,51
per week
52
27.277
19.370.528 €
710,14 €
Aanvraag van een sanitair attest voor varkenshouders
0,74
per aanvraag
774
15.369 €
19.9 €
Informatieverplichting
tijd in u
eenheid
Aanvraag van een herziening van het quotum zoogkoeien
0,78
Jaarlijkse nationale landbouwtelling in mei
periodiciteit
1.935 52
a
Aangezien we geen exacte aantallen hebben van het aantal landbouwers die deze fiches en certificaten dienen bij te houden, hebben we ons gebaseerd op het aantal keer dat deze verplichting als relevant werd aangevinkt in de enquête (56%): 0,56 * 34.410 = 19.356 betrokkenen
Het is duidelijk dat de verschillende vormen van registratie (de registers dierlijke productie, het permanent register runderen, het diergeneesmiddelenregister, de teeltfiches, het voederregister, het register waterverbruik, de verzamelaanvraag, perceelsaangiftes, de NIS-telling, ...) de belangrijkste oorzaken zijn van administratieve lasten, specifiek voor de landbouwsector, De meeste zaken dienen hierbij immers meerdere malen per jaar of per maand uitgevoerd te worden; wat uiteraard de totale kost aanzienlijk beïnvloedt. Voor verplichtingen in het kader van subsidie- of vergunningsaanvragen ligt de frequentie veel lager; waardoor de jaarlijkse administratieve lasten
17
(ten opzichte van de totale lasten) relatief lager zijn. Dit neemt echter niet weg dat deze aanvragen voor de landbouwer zeer belastend kunnen overkomen op het moment van de aanvraag.
NOTA
3.4
Gedetecteerde knelpunten en suggesties
3.4.1 INLEIDING De onderstaande lijst bevat een overzicht van de knelpunten en, soms, bijhorende suggesties die werden genoteerd tijdens de contacten met de landbouworganisaties en de individuele landbouwers. Eerst lijsten we een aantal knelpunten en bijhorende suggesties op die generiek van aard zijn. Een aantal hiervan werden ook voorgelegd aan de landbouwers voor hun oordeel met betrekking tot hun relatief belang. Sommige van deze knelpunten overstijgen de problematiek van de administratieve lasten in strikte zin. De volgende paragraaf bevat de knelpunten en suggesties die specifiek zijn voor de geïnventariseerde informatieverplichtingen. Deze laatste werden geschikt onder de verschillende thema’s. Bij deze oplijsting van knelpunten en suggesties horen twee belangrijke voorafgaandelijke opmerkingen. Vooreerst: door de scope van de inventarisatie waarbij de aandacht vooral is uitgegaan naar de informatieverplichtingen die hun oorsprong vinden in Vlaamse wetgeving, komen er in deze overzichten weinig of geen knelpunten voor die hun oorsprong vinden in federale materies. Dit betekent uiteraard niet dat die er niet zouden zijn. Een tweede opmerking betreft de haalbaarheid van sommige suggesties. De bevoegde administraties hebben nog niet allemaal kunnen reageren op de suggesties die zijn opgenomen. Wanneer dat al wel is gebeurd, hebben we hun eventuele commentaren en bedenkingen opgenomen als opmerkingen bij de knelpunten en suggesties. 3.4.2 GENERIEKE KNELPUNTEN EN SUGGESTIES
Knelpunt: Steeds veranderende regelgeving en weinig klantgerichte communicatie -
De wetgeving verandert voortdurend waardoor de landbouwers zich steeds opnieuw moeten informeren.
-
De landbouwers worden verondersteld alles te weten terwijl de administraties slechts specialist moeten zijn op hun specifiek terrein.
-
De administraties nemen niet de finale verantwoordelijkheid over de volledige juistheid van de toelichtingsbrochures die ze opmaken. De naleving van de instructies in de toelichtingsbrochures biedt dus geen rechtszekerheid voor de landbouwer.
-
Soms interpreteren verschillende buitendiensten dezelfde regels op een verschillende manier.
Suggesties: -
Minder wijzigingen van de wetgeving.
-
Een loket waar landbouwers met al hun vragen terecht kunnen en waar ze effectief worden geholpen.
-
De naleving van de instructies in de toelichtingsbrochures moet de landbouwer de zekerheid bieden dat hij correct handelt.
Opmerking: -
De administratie merkt hierbij op dat de toelichting die zij ter beschikking stelt niet kan gelijkgesteld worden met een reglementair besluit, namelijk een door de regelgever
18
uitgevaardigd besluit dat een rechtsregel formuleert en dat een algemene draagwijdte heeft. Knelpunt: Geen unieke identificatie
NOTA
-
Landbouwers beschikken over veel verschillende “nummers”. Een gecontacteerde landbouwer sprak van 12 verschillende nummers die hij had.
Suggesties: -
Afstemming en vermindering van het aantal nummers waarover landbouwers beschikken: productie-eenheidsnummer, veebeslagnummer, mestbanknummer, producentnummer, BTWnummer, … (In het kader van EPR is hiermee een begin gemaakt).
- Het gebruik van identificatiestickers die op formulieren kan worden gekleefd. Knelpunt: Internet en online applicaties niet voor iedereen dé oplossing -
De landbouwers moeten niet over internet beschikken, maar in de praktijk wordt daar bijna wel van uitgegaan. Wanneer het voedselagentschap een aankondiging doet wordt bijvoorbeeld verwezen naar het internet voor bijkomende informatie.
-
Ongeveer de helft van de respondenten op de enquête heeft geen internet of gebruikt het niet voor het vervullen van zijn administratieve verplichtingen. Ongeveer een kwart maakt er passief gebruik van, dwz voor het afhalen van informatie. Nog eens een kwart maakt er actief gebruik van, dwz voor het indienen van aanvragen ed.
Suggesties: -
Gratis internet voor de landbouwers. Opleiding internet op maat voor de landbouwers Alternatieven blijven voorzien
Knelpunt: Samenloop van informatieverplichtingen in zelfde periode -
Vele aangiftes moeten worden voorbereid en vervolgens effectief ingediend in apil-mei terwijl dit één van de drukste periodes is van het jaar.
-
Indien verzamelaanvraag op 2 april zou moeten worden ingediend, dan zijn teeltplannen nog niet definitief (in het bijzonder in de akkerbouw), zodat nadien meer wijzigingen nodig zijn.
Suggesties: -
Spreiding aangiftes over het jaar indien mogelijk of integratie.
-
Verzamelaanvraag later indienen wanneer teeltplannen (bijna) definitief zijn zodat er minder wijzigingsaanvragen moeten worden ingediend.
Knelpunt: Controlestress -
Controles leveren de landbouwers veel stress op. Ze zijn vaak overdreven streng. Het is ook zo dat men praktisch gezien nooit met alles helemaal in orde kan zijn.
-
Het lijkt erop dat de administratie eerder zoekt naar zaken die het dossier kunnen tegenhouden, in plaats van te vertrekken vanuit de idee welke zaken in orde moeten zijn om het dossier goed te keuren.
-
De verschillende regels die landbouwers moeten naleven, zijn vaak veel te streng in verhouding tot de risico’s die de landbouwactiviteiten met zich meebrengen.
Suggesties: -
Administratie ook een ondersteunende rol geven en minder de klemtoon leggen op controle alleen door inzet van bedrijfsplanners die landbouwers adviseren omtrent wat ze niet goed doen. Vervolgens de tijd geven aan landbouwers om zich aan te passen. Men zou kunnen opteren om enkel boetes uit te schrijven wanneer ze zich niet aanpassen. Een eerste controle zou adviserend kunnen zijn terwijl er pas boetes kunnen volgen na een tweede controle.
19
NOTA
-
Anderzijds kan men ook opteren om enkel sancties te nemen indien de reële situatie bewijst dat een bepaalde verplichting niet is nageleefd; in plaats van een boete uit te schrijven op basis van een niet volledig ingevuld register (terwijl de inhoudelijke verplichting wel werd nageleefd).
-
Meer algemeen: wanneer probleemsituaties zich slechts in beperkte mate voordoen, dan is een proactieve opvolging vanuit de administratie efficiënter dan het opzetten van een controlesysteem dat van toepassing is op alle landbouwers.
Opmerkingen: Bij deze knelpunten en suggesties werden door de betrokken administratie de volgende opmerkingen gemaakt: -
Mogelijks heeft de landbouwer deze knelpunten gesignaleerd met alle controles in het achterhoofd. Dus ook die van het FAVV, de BTW, de belastingen, … en niet alleen mbt de Vlaamse materies. Het zal de landbouwer maar beperkt soelaas bieden wanneer alleen op het terrein van de controle op GLB-steun actie wordt ondernomen.
-
Het is voor de gecontroleerde moeilijk om correct in te schatten hoeveel controles nodig zijn. Die controles worden niet uitgevoerd om de landbouwer bij te scholen, maar om de openbare middelen te beschermen tegen onterechte uitgaven. Het leereffect, het menselijk karakter, … zijn aspecten die belangrijk zijn en waar aandacht voor moet zijn, maar maken niet het doel uit van de controle.
-
Wat de Europese steun (rechtstreekse steun en steun voor agromilieumaatregelen) betreft, heeft het Vlaamse betaalorgaan zeer weinig marge om een eigen controlebeleid te voeren. In de huidige reglementering (de controleverordening, geconsolideerde versie 25/03/2005) is het verplicht om een controlesysteem te hebben. Ook hier ligt een publieke verantwoording van de bestede middelen (de Europese steun) aan de basis van deze verplichtingen.
-
Voor wat de randvoorwaarden betreft, komt het systeem voor bedrijfsadvisering tegemoet aan de vraag naar meer ondersteuning. Ook binnen de Mestbank wordt informatieverstrekking en bedrijfsbegeleiding verder structureel ingebed.
-
Verder zullen er blijvend inspanningen worden gedaan om de landbouwers zo goed mogelijk te informeren over de premie- en randvoorwaarden en inzake de mestwetgeving, langs diverse kanalen. Actuele initiatieven: uitgebreide toelichting, persberichten, vorming van fieldmen, gepersonaliseerde mailings, opbellen van bepaalde doelgroepen.
-
Tenslotte dient de fase van advisering plaats te vinden vóór de eigenlijke controle. Dit belet niet dat een controleagent op een algemene vraag moet kunnen antwoorden of doorverwijzen naar de te contacteren persoon. Dat laatste is echter het geven van informatie, wat niet het geven van advies omvat.
-
De mestbank past nu reeds in zekere mate het handhavingsinstrumentarium gedifferentieerd toe i.f.v. de soort en graad van overtreding. Zo worden oa. bij initiële en beperkte mestbalansoverschrijdingen waarschuwingsbrieven gestuurd.
Knelpunt: Verscheidenheid aan registerformaten -
De meeste administratie gaat in het bijhouden van lijsten en registers, die elk op verschillende formulieren ingevuld moeten worden, terwijl deze soms gelijkaardige gegevens bevatten.
-
De meeste administraties eisen dat de registers op hun eigen papier worden opgemaakt, terwijl de meeste boeren die data wel in de (elektronische) boekhouding bijhouden.
-
Het gebruik van online formulieren lost deze problemen niet helemaal op want het blijft dubbel werk: men dient de data over te typen, desgevallend ook nog af te printen en op te sturen of af te geven aan het betreffende loket.
Suggesties: -
Alle registerverplichtingen afstemmen op eenzelfde software die door de overheid aangeboden wordt
20
-
Meer vrijheid laten met betrekking tot de wijze waarop registers worden bijgehouden
NOTA
Opmerkingen: -
De Mestbank merkt op dat het nu reeds wordt toegestaan dat de registers op een ander (evt. digitaal) format kunnen bijgehouden worden, voor zover de gevraagde gegevens van het register expliciet terug te vinden zijn op het document (resp. uitprint van het bestand).
Knelpunt: Administraties niet steeds klantvriendelijk -
De bereikbaarheid van de overheid laat soms te wensen over. Dat is zeker problematisch als de doorlooptijd voor de landbouwer beperkt is. Zo werd er bijvoorbeeld een mailing uitgestuurd in verband met EPR net voor de kerstvakantie en kregen de landbouwers 2 weken om te antwoorden. Maar de administratie was tijdens de kerstvakantie moeilijk bereikbaar terwijl men toch veel vragen kon verwachten.
-
Een klantvriendelijke overheid verschaft tijdig de nodige informatie. Dit is niet steeds het geval. Zo werd bijvoorbeeld in december een overzicht van de bemestingsregimes per perceel van de mestbankaangifte van dat jaar naar de landbouwers gestuurd. Bovendien wisten de boeren begin 2007 nog niet hoeveel ze zouden mogen bemesten in 2007: de normen mest (uitscheiding per rund) waren nog niet bekend. Deze zouden worden/zijn gewijzigd in januari 2007. Omdat deze normen naar verwachting lager zouden liggen, is dit problematisch voor de landbouwers voor hun bedrijfsplanning.
Suggesties: -
De administraties moeten beter bereikbaar zijn, zeker op momenten waarop men kan verwachten dat de landbouwers informatie zullen vragen.
-
Wijzigingen moeten tijdig worden beslist en vastgelegd in wetgeving (zodat deze tijdig gecommuniceerd kan worden naar de landbouwer toe).
Opmerkingen: -
Wat de timing betreft van de mailing in verband met EPR, vermeldt de betrokken administratie dat het decreet dat rechtsgrond biedt voor EPR pas is goedgekeurd in het Vlaams Parlement op 22 december 2006.
-
De betrokken administratie vermeldde in haar reactie op het gebrek aan klantvriendelijkheid de belangrijke inspanningen die in het kader van het EPR-project werden geleverd (geïndividualiseerde mailings, zitdagen, persberichten, vormingen voor landbouwconsulenten).
-
De Mestbank merkt op dat het overzicht van de bemestingsregimes een louter informatieve zending betreft die gebaseerd is op de gegevens die de landbouwers in de loop van 2006 aan de Mestbank hebben verstrekt. In jaren van continu beleid is dit ook interessante info voor de planning van de bemesting in het volgende jaar. 2007 zal zoals in de inleiding ook aangegeven een overgangsjaar zijn gelet op de goedkeuring van een nieuw mestdecreet op 22 december 2006 dat in uitvoering ging op 1/1/07. De administratie kan de nieuwe normen en regels pas communiceren als ze tijdig in wetgeving (decreet én uitvoeringsbesluiten) is vastgelegd.
Knelpunt: Onvoldoende transparantie bij betalingen -
Gebrek aan transparantie bij betalingen of bepaling van premiebedragen, bijvoorbeeld de afrekening van de toeslagrechten, de berekening van de mestheffing, de verantwoording van premieverlies, de betalingen in het kader van de beheerovereenkomsten, de berekening van de premiebedragen toen de tabaks- en suikerpremie werden ontkoppeld, enz… Vooral de zeer gespreide betalingsmomenten en de onduidelijke verbanden tussen de overschrijvingen en de notificaties werden hier als probleem gesignaleerd.
21
Suggestie
NOTA
-
Meer gestructureerde en minder versnipperde betalingsmomenten, met een duidelijke koppeling tussen het (moment van het) gestorte bedrag en de notificatie. Deze notificatie neemt bij voorkeur de vorm aan van overzichtelijke uittreksels met de nodige toelichting in een toegankelijke taal.
Opmerking: -
De betrokken administratie merkt op dat de notificatie van de betalingen werd/wordt ontwikkeld in samenspraak met de landbouworganisaties.
-
Wat de mestheffing betreft, merkt de Mestbank op dat de berekening van de mestheffing (productieheffing, superheffingen, ..) in een bijlage bij het aanslagbiljet uitvoerig wordt uitgelegd. Voor eventueel bijkomende info kan de landbouwer ook steeds terecht bij de ambtenaren van de Mestbank in de provinciale afdelingen.
Knelpunt: Omslachtige melding van wijzigingen en stopzettingen -
De melding van wijzigingen en stopzettingen is een omslachtige bedoening omdat men dat bij bijna alle administraties afzonderlijk moet doen.
-
Zelfs de overzetting van een landbouwactiviteit naar de echtgenote bij overlijden is enorm qua administratie. Het lijkt alsof er geen verschil is met de overdracht naar een vreemde. De BTWadministratie vraagt ook onmiddellijk wat er gaat gebeuren met de activiteit.
Suggestie: -
Een meldpunt waar men terecht kan om wijzigingen, stopzettingen en dergelijke te melden (nu moet je deze bij verschillende administraties gaan melden).
-
De overzetting bij overlijden zou met één melding/signaal moeten kunnen waarna alles automatisch aangepast wordt. Eventueel zelfs een automatische overgang naar bijv. de weduwe.
Opmerking: -
-
De administratie merkt op dat het vereenvoudigen van de procedures ingeval van een overdracht bij een overlijden niet zo evident is omdat er moet geweten zijn wie de erfgenamen zijn. Dit is nodig om de handtekeningen van de erfgenamen te kunnen verzamelen (wat volgens de erfrechtregels nodig is om bepaalde rechten over te zetten). De Mestbank merkt op dat zij bij elke identificatiewijziging bedrijfsgericht een informatief overzicht aanreikt aan overnemer en overlater welke de administratieve en inhoudelijke bepalingen zijn waaraan men in hun specifieke situatie moet voldoen.
Knelpunt: Nutteloze registers? -
Het bijhouden van registers voor administratieve controle lijkt niet altijd even zinvol. Soms zal de situatie op het terrein ok zijn, maar krijgt de landbouwer toch een boete wanneer het register niet goed is ingevuld. En indien het register wel goed is ingevuld, worden door de administratie vaak toch nog andere gegevens gebruikt voor de controle. Het zal ook voorkomen dat de landbouwer zijn registers doet kloppen.
Suggestie: -
Een systematische screening van alle registerverplichtingen op hun noodzakelijkheid
Knelpunt: Subsidies – de bomen en het bos -
Voor de meeste boeren blijven de talrijke verschillende soorten subsidies, in het bijzonder in het kader van de verschillende beheerovereenkomsten, een niet onbelangrijke bron van verwarring.
22
Zij zien door het bos soms de bomen niet meer. Het feit dat niet alle informatie op de betrokken websites geactualiseerd is aan de laatste aanpassingen van de geldende wetgeving, zorgt voor de (on)nodige complexiteit / verwarring
NOTA
Suggesties: -
Om de landbouwer iets gemakkelijker en sneller wegwijs te maken in de mogelijkheden en voorwaarden van de verschillende beheerovereenkomsten, zou men ervoor kunnen opteren om het internetloket eHorizon nóg gebruiksvriendelijker te maken. Een mogelijke piste hiertoe is ervoor te zorgen dat de landbouwer niet eerst voor elke soort beheerovereenkomst de bijhorende fiches moet lezen om na te gaan voor welke beheerovereenkomst hij mogelijks in aanmerking komt. Zo kan men bijvoorbeeld een soort boomstructuur uitwerken die de betrokken landbouwer, volgens de voorwaarden van de verschillende beheerovereenkomsten in vraagantwoordvorm, leidt naar de (lokale en Vlaamse) beheerovereenkomst(en) die op zijn gronden van toepassing kunnen zijn.
-
Voorts lijkt het opportuun om alle samenvattingen (pakketten, voorwaarden,..) zo snel mogelijk af te stemmen op de geldende wetgeving, m.a.w. om alle publieke websites te actualiseren met de laatste nieuwe informatie (continue opvolging). Ook een afstemming tussen eHorizon en andere ‘landbouwersloketten’ lijkt een belangrijke stap om de landbouwer op een efficiënte manier door de mogelijkheden van het Vlaamse landbouwbeleid te leiden.
-
Een meer interactief en/of pro-actief beleid in het kader van de beheerovereenkomsten kan hier soelaas bieden. Hier kunnen de bedrijfsplanners, waarvan het optreden positief gewaardeerd wordt door de landbouworganisaties, een belangrijk rol spelen. Dankzij de directe link tussen bedrijfsplanners en de werking / promotiemateriaal van de regionale landschappen, zijn deze ‘fysieke hulplijnen’ immers redelijk bekend. Samen met het feit dat deze planners ook actief landbouwers (zullen) opzoeken, kan een systematische en geografisch goed verspreide inzet van deze bedrijfsplanners (i.s.m. de betrokken federaties, buitenbesturen en agentschappen) een deel van de ‘inwerkingskosten’ bij de landbouwers wegnemen.
3.4.3 KNELPUNTEN EN SUGGESTIES PER INFORMATIEVERPLICHTING
Knelpunten
Suggesties
Toeslagregeling -
Wijzigende voorwaarden voor de nationale reserve jaarlijkse analyse van de voorwaarden nodig wijzigende aanvraagformulieren – geen automatische herziening
-
De voorwaarden voor de nationale reserve voor meerdere jaren vastleggen
-
Alle bewijsstukken inzake de overdracht van deze rechten dienen door de begunstigde bij het dossier gevoegd te worden
-
Zuivere toetsing op aanwezigheid (door de overheid) o.b.v. identificatienummers van de documenten
-
Het aangeven van het juiste perceelsnummer ipv vereiste toevoeging fotoplan (voorwaarde: uniform gebruik van perceelscodes, ikv EPR)
-
De regels voor de overdracht van toeslagrechten (vooral de rechten die worden toegekend uit de Nationale Reserve) zijn bijzonder complex
-
(Europese regelgeving - de complexiteit van deze regels door diverse lidstaten zijn aangekaart bij de diensten van de Europese Commissie)
-
Weinig overzichtelijke afrekening van de toeslagrechten (format + verschillende afrekeningen op onduidelijke tijdstippen een belangrijk(er) knelpunt)
-
Vereenvoudigen van de presentatie van het eindafrekeningsformulier van de toeslagrechten
-
Hanteren van een overzichtelijk tijdsschema van het opsturen van deze afrekeningen, duidelijke
23
Knelpunten
Suggesties link maken met het storten van de bijdrages
NOTA
Verzamelaanvraag -
Dubbele administratie met andere informatieverplichtingen
-
Geconcerteerd gebruik van de gegevens uit deze verzamelaanvraag (en de mestbank) bij andere administraties / agentschappen / overheden
-
Omdat steeds meer premies gekoppeld zijn aan de verzamelaanvraag is het correct invullen ervan een complexe zaak geworden. Vele landbouwers bereiden de verzamelaanvraag weliswaar zelf voor, maar laten deze dan toch nog nakijken om zeker te zijn dat men alles correct heeft ingevuld. Vooral omdat de regels elk jaar wijzigen en sommige combinaties niet toegestaan zijn en andere wel. Anderzijds is het feit dat men enkel de wijzigingen moet aanbrengen een belangrijke vereenvoudiging tegenover vroeger.
-
Stabilisering van de wetgeving (daar waar mogelijk in het kader van Europese verplichtingen), en/of eventueel een actievere houding vanuit Vlaanderen op het moment van de opmaak van de Europese basisverordening om de stabiliteit op dat niveau te verzekeren.
-
Bij noodzakelijke wijzigingen de landbouwers tijdig informeren over wat er zal veranderen en in brochures ook duidelijk aangeven wat de wijzigingen precies zijn (evt. het basisdocument behouden, met een update-lijst van gewijzigde punten)
-
In september een herinneringsbrief sturen naar de landbouwers met een overzicht van de percelen die ze hebben ingediend voor de subsidie groenbedekker. Daarop zouden ze dan op een gebruiksvriendelijke manier de eventuele wijzigingen kunnen aanduiden.
-
De implementatie van een systeem van continue registratie
-
Afschaffen teeltfiches en enkel controle via staalname bij vermoeden van niet-naleving
-
Deze beheerovereenkomsten zijn vorig jaar al grotendeels administratief vereenvoudigd, maar
-
De veranderingen in de regels voor de verzamelaanvraag zijn vaak pas erg laat bekend en ook de administratie is dan niet altijd voorbereid.
-
Wijzingen in de wetgeving en de toelichting worden steeds vertaald in een nieuw document, zodat de landbouwer zelf moet uitzoeken waar de verschillen met vroeger liggen
-
Er wordt veel verwacht van de eenmalige perceelsregistratie (EPR) maar de landbouwers vrezen voor de afstemming van de percelen tussen de aangifte voor de mestbank en die voor de verzamelaanvraag.
Beheerovereenkomsten ALV Subsidies groenbedekker -
Groenbedekking mag niet worden gemaaid voor 15 februari maar sommige gronden zijn gevoelig voor uitdroging en worden daarom beter vroeger geploegd zodat de grond kan inzakken vooraleer te zaaien.
-
Invullen wijzigingsaanvraag: gegevens uit verzamelaanvraag moeten hier worden hernomen.
Subsidies onkruidbestrijding -
Het bijhouden van de teeltfiche biedt geen garanties op de naleving van verplichtingen.
Beheerovereenkomsten VLM -
Het afsluiten van verschillende hoofdovereenkomsten gedurende één
24
Knelpunten
Suggesties
NOTA
kalenderjaar vergt mogelijks een dubbele administratie - informatieplicht
-
een volledige benutting en koppeling met het EPR-systeem (via decreet goedgekeurd ter implementatie op Vlaams niveau in december 2006) biedt hier nog verdere mogelijkheden
De doorlooptijd voor opstellen overeenkomst erosiebestrijding was bij een gecontacteerde landbouwer erg lang waardoor aanvangsdatum opschoof van 1 januari naar 1 april (terwijl administratie een jaar eerder ter plaatse was geweest). Administratie vond dit geen probleem maar voor landbouwer wel problematisch omdat dit betekent dat overeenkomst ook eindigt op 1 april hetgeen te laat is om te kunnen zaaien.
Beheerovereenkomsten algemeen -
De aanvraag- en uitbetalingsprocedures voor de beheerovereenkomsten van ALV en die van VLM zijn niet geheel dezelfde. Zo dienen voor sommige beheerovereenkomsten van VLM nog aparte betalingsaanvragen te worden gestuurd.
-
De beheerovereenkomsten VLM verder integreren in de verzamelaanvraag waarbij aangifte in de verzamelaanvraag tevens geldt als betalingsaanvraag (m.a.w. aligneren met het systeem van de ALV-beheerovereenkomsten) .
-
Rijksregisternummer of kopie paspoort opvragen ipv geboorte-akte
-
Onderzoeken welke documenten rechtstreeks van (bij) een andere instantie/overheid bekomen (getoetst op hun aanwezigheid) kunnen worden (bijv. bij mestbank, MIB,…)
-
Enkel hernieuwing van invulling vereisen bij ‘oude’ dossiers (bijv. > 2 jaar)
-
Enkel informatiefiche laten invullen bij grotere dossiers
Subsidies en reglementering biologische landbouw Subsidies voor omschakelingsplannen en bedrijfsbegeleiding -
De bedrijfsbegeleiders dienen hun bezoek bij de landbouwer een week op voorhand te melden bij de administratie opdat deze haar controles zou kunnen plannen. Deze tijdsperiode is erg lang gegeven het landbouwgebeuren.
VLIF – steunaanvraag & boekhouding -
-
Toegevoegde waarde bij te voegen documenten niet altijd even duidelijk
Het aanvraagformulier en de informatiefiches dienen steeds volledig ingevuld te worden bij een nieuwe aanvraag, zelfs indien dit in hetzelfde jaar gebeurt als de vorige aanvraag en onafhankelijk van de grootte van de investering.
6
-
De gegevens van de boekhouding, het bedrijfsadvies, de informatiefiches en de begroting staan los van elkaar
-
Consequenter gebruik maken van een (recent) bedrijfsadvies bij de invulling van de informatiefiche en de inschatting van de levensvatbaarheid
-
De gegevens van de bedrijfseconomische boekhouding kunnen niet op een efficiënte manier gebruikt worden voor andere
-
Afstemming softwaresystemen van de boekhouding en aanvraagformulieren / webinterfaces; zodat de noodzakelijke gegevens
6 Het dossieronderzoek vereist immers relatief actuele gegevens (veesamenstelling, teeltplan, financieel economische situatie, …)
25
NOTA
Knelpunten
Suggesties
informatieverplichtingen (men dient nog veel handmatig uit het boekhoudprogramma te halen om de gegevens dan in te vullen op een hele reeks verschillende formulieren) -
Het bijhouden van een bedrijfseconomische boekhouding vraagt veel werk met weinig toegevoegde waarde voor de landbouwer indien er geen advisering aan gekoppeld wordt.
gemakkelijker gebruikt (opgevraagd en ingevoegd) kunnen worden.
-
Bijhorend professioneel advies
-
Aanpassing van het aangifteformulier aan de huidige wetgeving en geografische toepassingen
-
Bestemming opzoeken via kadastergegevens
-
Schrappen van vak 8 (onderhoudswerken) in het formulier
Overige subsidies Subsidie bebossing landbouwgronden ANB -
De complexiteit van de aanvraag is sterk afhankelijk van de inspanningen die de betrokken buitendienst doet
-
Het huidige aanvraagformulier vraagt nog steeds dat er een kadastraal plan bijzit en een voor eensluidend verklaard afschrift van de belastingsaangifte
-
Toegevoegde waarde van bepaalde velden in de aanvraag is niet altijd even duidelijk
Steun voor energiegewassen -
Deze maatregel staat nog niet op punt. Veel administratie, cfr oogstaangifte en verwerking bewijzen in geval van zelfverwerking. Er zijn ook nog fiscale knelpunten.
Zorg en activering zorgvragers Vanuit de administratie werden volgende suggesties gedaan: -
Automatisch invullen van de aanvraag in een internet-toepassing. Daarbij stelt zich evenwel het probleem van de toevoeging van de verplichte bijlagen, bijvoorbeeld het aanslagbiljet van de belastingen.
-
Automatische registratie via internet met als voordelen minder papier en minder fraudegevoelig
-
Onderzoek naar de mogelijkheid van gegevensuitwisseling m.b.t. veestapel tussen Sanitel en VLM voor alle veeteeltbedrijven (want op dit moment zijn alleen rundveegegevens voldoende verfijnd voor gebruik door Mestbank)
-
Indien Sanitel en Mestbank op dezelfde manier omgaan met diergegevens en verschillende diercategorieën kan dit heel wat cijferwerk besparen aan de veehouders.
-
Gegevens over veevoedergebruik bij veevoederbedrijven halen (dit is voorzien vanaf 1/1/2007 (nieuw mestdecreet))
Mest Mestbankaangifte -
-
Gegevens m.b.t. veestapel worden voor veeteeltbedrijven die geen runderen kweken ook bij Sanitel gevraagd
Gegevens over het veevoedergebruik komen van bij de veevoederbedrijven en moeten vervolgens worden overgemaakt aan de
26
Knelpunten
Suggesties
mestbank.
NOTA
-
De regelgeving zou voorzien dat de mestbankaangifte moest worden ingediend tegen 15 maart, terwijl op het formulier 15 februari stond. Naast het gebrek aan conformiteit met de regelgeving stelt zich het praktische probleem dat bij de mestbankaangifte vaak attesten moeten toegevoegd worden van de veevoederfabrikanten. Die zijn gebruikelijk pas beschikbaar tegen eind januari zodat er weinig tijd rest voor de opmaak en indiening van de mestbankaangifte tegen 15 februari.
-
Afstemming van brochures en formulieren op wettelijke bepalingen. Volgens de mestbank is de verschuiving naar 15 februari echter in overleg met/op vraag van de landbouworganisaties (en veevoederfabrikanten) gebeurd. 15 februari had als doel om de landbouwers aan te sporen hun mestbankaangifte zo vroeg mogelijk in te dienen (betreft gegevens vorig jaar) en overlapping te vermijden met andere administratieve verplichtingen die volgen in de drukkere periode van zaaien en planten . Alle mestbankaangiftes die 15 maart binnen waren zijn wettelijk in orde.
Burenregeling -
In jaar t sluit men contract af, in jaar t + 1 moet men aangeven hoeveel dieren je had het jaar voordien. Soms zal dit niet overeenstemmen met wat in contract voorzien was, hetgeen kan resulteren in niet bewezen mestafzet waarop een boete kan worden geheven. Het gevolg is dat de landbouwer er minder en minder de verantwoordelijkheid wil voor opnemen.
-
Eigenlijk noteert de administratie alleen maar de burenregeling, en keurt ze die niet goed. De administratie neemt met andere woorden geen verantwoordelijkheid. De mestbank merkt hierbij evenwel op dat de overheid niet over alle informatie beschikt om een burenregeling goed te keuren. Zo zijn het aantal dieren, het gebruik van chemische meststoffen, de aanvoer van andere meststoffen niet gekend op het moment van afsluiten van de burenregeling.
Bijhouden van registers en bijhorende documenten -
Sommige landbouwers die willen in aanmerking komen voor een bepaald keurmerk (vb. groenten onder Flandria-label) dienen soms aan gelijkaardige informatieverplichtingen te voldoen om dit keurmerk te behouden. Ook in de aardappelsector wordt gevraagd bemestingsgegevens perceelsgewijs bij te houden.
-
Er zou een afstemming kunnen gebeuren tussen de registratieverplichtingen bij de Mestbank en verplichtingen voor andere instanties vb. Flandria, aardappelsector, …
-
Een gecontacteerde landbouwer moet in het kader van zijn beheerovereenkomst water een bemestingsregister bijhouden. Er was hiervoor geen model beschikbaar zodat hij zelf een ontwerp had gemaakt op computer. Dit werd niet aanvaard.
-
De VLM zou een elektronisch format kunnen aanleveren voor het bijhouden van registers (hier zou aan gewerkt worden momenteel).
-
Toelating geven voor het bijhouden van bemestingsgegevens op een manier naar keuze. Volgens de Mestbank wordt dit nu reeds toegestaan, voor zover de gevraagde gegevens van het register expliciet terug te vinden zijn op het document (resp. uitprint van het bestand).
-
Volgens de landbouworganisaties worden de cijfers in de registers de facto niet gebruikt door de mestbank voor haar controles. Ze zou zich beroepen op cijfers van Sanitel en eigen berekeningen op basis van het
27
NOTA
Knelpunten
Suggesties
veevoedergebruik. Dit zou betekenen dat de registers eigenlijk voor niets dienen. Maar wanneer ze niet ingevuld zijn, worden er wel boetes opgelegd. Opmerking: Het dierregister voor rundvee is afgeschaft vanaf 1/1/2007 Inscharingscontract -
Er wordt vaak geen inscharingscontract opgesteld wanneer het gaat om een korte periode. Dit stelt tevens een probleem met het activeren van toeslagrechten, zelfs al lopen er slechts één à twee maand runderen op van een andere boer.
Aanvraag voor uitstel superheffing -
Er zijn superheffingen opgelegd, jaren na datum. De landbouwers waren niet op de hoogte dat dit ging komen en konden hun bedrijfsvoering niet bijsturen.
-
Verwittig landbouwers tijdig zodat deze hun bedrijfsvoering kunnen bijsturen (zou voorzien zijn in het nieuwe mestdecreet).
-
De mogelijkheid om na 5 jaar superboetes op te leggen is niet redelijk.
-
Boetes slechts mogelijk tot één jaar terug.
-
Vrijstelling van sommige mestgerelateerde informatieverplichtingen voor landbouwers die over ruim voldoende grond beschikken in verhouding tot hun aantal dieren (m.a.w., wanneer er geen bedrijfsoverschotten zijn die moeten afgezet worden bij collega’s landbouwers).
-
Een gebruiksvriendelijker register, bijvoorbeeld in Excel.
-
De geboorteakte vervangen door de opgave van het rijksregisternummer
Mest: algemeen -
Waarom zijn landbouwers die meer dan genoeg grond hebben toch onderworpen aan dezelfde mestreglementeringen? Hoewel er zich geen mestproblematiek stelt komen ook zij in moeilijkheden als ze de administratieve verplichtingen niet nakomen.
Melk- en zoogkoeienquotum Register rechtstreekse verkoop melk -
Het register zoals beschikbaar op het internet lijkt niet gebruiksvriendelijk (totalen en stock worden bijvoorbeeld niet automatisch berekend).
-
Het register moet op weekbasis worden bijgehouden terwijl Europa alleen maandelijkse totalen vraagt.
Overdrachten zoogkoeienquotum -
Het toevoegen van de geboorteakte voor het aantonen van de leeftijd is omslachtig.
Statistiekverplichtingen -
Voor veel landbouwers lijkt de NIS-telling een dubbele oefening. Ook de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) en ABKL beschikken immers over soortgelijke cijfers rond areaal en veestapel. Daarom zien landbouwers het nut van deze telling niet in. Ook al omdat de gegevens pas met veel vertraging beschikbaar zouden zijn. De bijkomende gegevens (zoals over de opvolging of het aantal tractoren op het bedrijf) zouden toch ook schriftelijk kunnen worden opgevraagd.
-
NIS-enquête afstemmen op de data die bij VLM en/of ABKL beschikbaar zijn (voorwaarde: regeling informatiegebruik uitwerken (ikv privacy, unieke identificatie van landbouwers en percelen,…))
-
Geen on-line applicatie mogelijk, gemeente
-
Invulling enquête via webinterface; deze interface
28
Knelpunten
Suggesties
NOTA
voegt dit zelf in o.b.v. het (eerst met de landbouwer samen gecontroleerde) enquêteformulier -
Voor de meitelling moet men persoonlijk naar de gemeente gaan. In sommige gemeenten kan dat zelfs alleen op afspraak.
-
De periode van de meitelling is voor de landbouwers erg druk. Het invullen kost al gauw twee uur voorbereiding en dan nog de verplaatsing naar de gemeente.
moet tevens gemakkelijk import vanuit bedrijfseconomisch boekhoudsysteem toelaten.
Milieuvergunning -
Steeds veranderende wetgeving
-
Het openbaar onderzoek wordt niet steeds gebruikt zoals het moet: soms telt men alleen de bezwaren zonder naar de inhoud te kijken. Op die manier wordt het een populariteitstest.
-
Kleine veranderingen worden soms niet meegedeeld want “dat is om problemen vragen”
-
Volgens de landbouworganisaties is de procedure van wijziging van milieuvergunning omslachtig. Er zou vaak een nieuwe milieuvergunning moeten worden aangevraagd omdat de opstelling van dieren in een bestaande stal of een verbouwing van een stal wordt aanzien als een grote verandering. Volgens de administratie evenwel kunnen de meeste veranderingen, indien het geen verhoogde mestproductie impliceert, via een mededeling kleine verandering gebeuren. Ook indien een oude stal wordt afgebroken en een nieuwe wordt gezet waarbij het aantal dieren gelijk blijft.
-
De klasse-indelingen voor landbouwbedrijven zijn niet correct omdat de milieu-impact wordt overschat. Bijgevolg zijn de bijhorende inspanningen om een milieuvergunning te krijgen niet proportioneel. Een landbouwer met MV klasse 1 bijvoorbeeld wordt op dezelfde manier behandeld als bijvoorbeeld een petrochemisch bedrijven. Een landbouwbedrijf met twee mazouttanks bijvoorbeeld is klasse 1, net zoals een tankstation aan de autostrade.
-
Landbouwers zijn niet steeds op de hoogte van het verstrijken van hun milieuvergunning
-
Stoppen verandering van wetgeving
-
Verduidelijking en eenvormige interpretatie met betrekking tot milieuvergunningsplichtig en/of meldingsplichtig zijn van regelmatig voorkomende wijzigingen in landbouwactiviteit (bijvoorbeeld verbouwing stal)
-
Klasse-indeling voor landbouwbedrijven herbekijken in het licht van milieu-impact en risico
-
Misschien kunnen voor de landbouwsector, of voor bepaalde type-bedrijven, integrale milieuvoorwaarden worden gespecifieerd, zoals die recent ook voor een aantal andere sectoren werden vastgelegd. Hier zou nog werk van gemaakt kunnen worden tegen 2011 wanneer alle milieuvergunningen moeten worden vernieuwd.
-
Pro-actief verwittigen van de landbouwers over het verstrijken van hun milieuvergunning (zoals momenteel reeds gedaan wordt door de VLM)
-
Betere afstemming tussen project-MER en hernieuwing vergunning
Project-MER -
Bij vernieuwing van de vergunning is een MER rapport soms overbodig omdat de omstandigheden bijna niet gewijzigd zijn
29
NOTA
4 Quick scan meting van de administratieve lasten 4.1
Inleiding
In dit hoofdstuk geven we de meer gedetailleerde resultaten van de quick scan meting van de administratieve lasten. Eerst behandelen we evenwel de resultaten van de enquête met betrekking tot een aantal stellingen over de problematiek van de administratieve lasten voor de landbouwers. Ook de resultaten over het relatief belang van de eerder geïdentificeerde algemene knelpunten komen hierbij aan bod. Vervolgens bekijken we de resultaten van de vraag over het beroep dat landbouwers doen, al dan niet, op externe ondersteuning voor het vervullen van hun administratieve verplichtingen. In de paragrafen 4 en 5 komen dan de eigenlijke resultaten van de quick scan meting van de administratieve lasten aan bod. In paragraaf 4 maken we een globale inschatting, in paragraaf 5 schatten we de administratieve lasten verbonden aan een aantal specifieke informatieverplichtingen. Deze schattingen zijn enerzijds gebaseerd op de tijdsparameters verzameld in de enquête (zie bijlage 3), anderzijds op de parameters verzameld op basis van de contacten met de betrokken administraties en/of publieke documenten zoals jaarverslagen, activiteitenverslagen etc. Op te merken valt dat alle cijfers die gebaseerd zijn op de enquêteresultaten een gewogen gemiddelde zijn van de antwoorden op de enquête die per email werd verstuurd en van de antwoorden op de schriftelijke enquête. De weging stemde overeen met het aandeel van de landbouwers in hoofdberoep in het ledenbestand van de BB mét email (die allemaal een uitnodiging kregen om de enquête in te vullen) en zonder email (waaruit een steekproef werd getrokken).
4.2
De opinie van de Vlaamse landbouwers over de problematiek van de administratieve lasten
Uit de resultaten weergegeven in Tabel 8 blijkt dat ruim 80 % van de respondenten het eens tot helemaal eens is met de stelling dat de administratieve verplichtingen tot de belangrijkste problemen behoren waarmee ze in hun beroep te maken hebben. Bijna alle respondenten zijn het eens tot helemaal eens met de stelling dat de administratieve verplichtingen waaraan ze als landbouwer moeten voldoen, de afgelopen jaren nog zijn toegenomen. Tenslotte is ruim 80 % van de respondenten het oneens tot helemaal oneens met de stelling dat de overheid de afgelopen jaren belangrijke inspanningen heeft geleverd om de administratieve verplichtingen voor de landbouwers te verminderen. Samengevat komen deze resultaten erop neer dat in de ogen van de landbouwers hun administratieve verplichtingen een belangrijk probleem zijn, dat dit probleem nog is verergerd de laatste jaren en dat de overheid er te weinig aan doet. Tabel 8: Administratieve verplichtingen als probleem voor de landbouwer – globaal beeld
1.
2.
3.
helemaal oneens
oneens
geen mening
eens
helemaal a gemiddeld eens
De administratieve verplichtingen waaraan ik als landbouwer moet voldoen, behoren tot de belangrijkste problemen waarmee ik in mijn beroep te maken heb.
1,5%
11,4%
5,7%
47,0%
34,4%
1,08
403
De afgelopen jaren zijn de administratieve verplichtingen waaraan ik als landbouwer moet voldoen, toegenomen.
1,2%
1,0%
0,7%
27,4%
69,6%
1,62
404
De overheid heeft de afgelopen jaren belangrijke inspanningen geleverd om de administratieve verplichtingen voor de landbouwers te verminderen.
35,2%
47,0%
9,6%
7,6%
0,5%
-1,10
405
n
a
gemiddelde score met helemaal oneens = -2, oneens = -1; geen mening = 0, eens = 1 en helemaal eens = 2
30
NOTA
De mate waarin de landbouwers het eens of oneens zijn met de stellingen blijkt slechts in beperkte mate te variëren volgens hun leeftijd (zie Tabel 9). Het lijkt erop dat de jongste en de oudste leeftijdscategorie minder uitgesproken zijn in hun opinie terwijl de leeftijdscategorieën van 40 tot 49 jaar en van 50 tot 59 jaar de meest uitgesproken opinie hebben. Tabel 9: Administratieve verplichtingen als probleem voor de landbouwer – volgens leeftijd a (gemiddelde scores )
1.
De administratieve verplichtingen waaraan ik als landbouwer moet voldoen, behoren tot de belangrijkste problemen waarmee ik in mijn beroep te maken heb. n
2.
De afgelopen jaren zijn de administratieve verplichtingen waaraan ik als landbouwer moet voldoen, toegenomen. n
3.
b
b
De overheid heeft de afgelopen jaren belangrijke inspanningen geleverd om de administratieve verplichtingen voor de landbouwers te verminderen. n
b
gemiddeld (totaal)
< 30 jaar
30 – 39 jaar
40 – 49 jaar
50-59 jaar
≥ 60 jaar
1,08
0,85
1,03
1,14
1,16
0,92
403
17
81
162
87
34
1,62
1,49
1,56
1,70
1,61
1,39
404
17
81
162
89
34
-1,10
-0,81
-0,95
-1,17
-1,16
-1,00
405
17
82
163
87
34
a
gemiddelde score met helemaal oneens = -2, eens = -1; geen mening = 0, eens = 1 en helemaal eens = 2
b
aantal respondenten dat op deze vraag heeft geantwoord, volgens leeftijdsklasse
Uit Tabel 10 blijkt evenmin een uitgesproken relatie tussen de mate waarin de landbouwers het eens of oneens zijn met de stellingen en hun scholingsniveau.
31
NOTA
Tabel 10: Administratieve verplichtingen als probleem voor de landbouwer – volgens a b scholingsniveau (gemiddelde scores )
1.
De administratieve verplichtingen waaraan ik als landbouwer moet voldoen, behoren tot de belangrijkste problemen waarmee ik in mijn beroep te maken heb. n
2.
De afgelopen jaren zijn de administratieve verplichtingen waaraan ik als landbouwer moet voldoen, toegenomen. n
3.
c
c
De overheid heeft de afgelopen jaren belangrijke inspanningen geleverd om de administratieve verplichtingen voor de landbouwers te verminderen. n
c
gemiddeld (totaal)
LO-LM
HM-A
HM-NA
HO-A
HO-NA
1,08
1,17
1,08
1,25
0,72
0,73
403
98
138
67
53
34
1,62
1,58
1,62
1,69
1,61
1,18
404
97
140
68
54
32
-1,10
-1,07
-1,06
-1,25
-0,96
-1,01
405
97
141
67
53
34
a
Met LO - LM = lager onderwijs of lager middelbaar, HM-A = hoger middelbaar in een agrarische richting, HM-NA = hoger middelbaar in een niet agrarische richting, HO-A = hoger onderwijs in een agrarische richting en HO-NA = hoger onderwijs in een niet-agrarische richting. b gemiddelde score met helemaal oneens = -2, eens = -1; geen mening = 0, eens = 1 en helemaal eens = 2 c aantal respondenten dat op deze vraag heeft geantwoord, volgens scholingsniveau
De landbouwers werden ook gevraagd de drie belangrijkste knelpunten aan te duiden in een lijst van 10 knelpunten met betrekking tot hun administratieve verplichtingen. Deze 10 algemene knelpunten, die soms de problematiek van de administratieve lasten strictu sensu overstijgen, waren gedistilleerd uit de gesprekken met landbouwers en landbouworganisaties. De knelpunten in Tabel 11 staan gerangschikt volgens het aantal keren dat ze werden aangekruist door de respondenten, zonder rekening te houden met het feit of ze werden aangeduid als het belangrijkste, het tweede of het derde belangrijkste probleem. De resultaten in Tabel 11 tonen aan dat de steeds veranderende wetgeving waardoor de landbouwers zich steeds opnieuw moeten informeren, het meest werd aangekruist als knelpunt én ook de laagste score heeft. De score houdt wél rekening met de relatieve belangrijkheid van het probleem. Dit knelpunt wordt dus ook, gemiddeld gesproken, als het belangrijkste knelpunt beschouwd. Het knelpunt dat de verschillende regels die landbouwers moeten naleven te streng zijn in verhouding tot de risico’s, staat als tweede gerangschikt. Als derde volgt het knelpunt dat de controles waarmee landbouwers te maken hebben, overdreven streng zijn. Op basis van de hun score wisselen beide knelpunten van plaats.
32
Tabel 11: De belangrijkste problemen inzake administratieve verplichtingen
NOTA
rang
a
Knelpunt
N
score
1
De wetgeving verandert voortdurend waardoor je je als landbouwer steeds opnieuw moet informeren.
241
1,63
2
De verschillende regels die je als landbouwer moet naleven, zijn veel te streng in verhouding tot de risico’s die je landbouwactiviteit veroorzaakt.
204
2,08
3
De controles waarmee je als landbouwer te maken hebt, zijn overdreven streng.
139
1,85
4
Je moet als landbouwer vaak informatie aan de overheid bezorgen die al bij een andere overheid beschikbaar is of die je al eerder aan de overheid hebt bezorgd.
122
2,19
5
Er bestaan zoveel verschillende premies en subsidies met verschillende voorwaarden en procedures dat je er als landbouwer niet meer wijs uit geraakt.
93
2,54
6
Je moet als landbouwer veel aanvragen indienen in het voorjaar (april-mei) terwijl dat net een erg drukke periode is.
89
1,98
7
Je hebt als landbouwer te veel verschillende nummers (producentennummer, veebeslagnummer, mestbanknummer, productie-eenheidsnummer, BTW-nummer enzovoort).
55
2,24
8
Als je informatie nodig hebt over een bepaalde administratieve verplichting, is de overheid moeilijk bereikbaar of word je niet goed geholpen.
48
2,23
9
De registers die je als landbouwer moet invullen sluiten onvoldoende aan bij de informatie die je zelf bijhoudt voor je eigen bedrijfsvoering.
29
2,31
10
Er is een grote overlapping tussen de gegevens die je als landbouwer moet bijhouden voor de overheid en de gegevens die je moet bijhouden in het kader van lastenboeken.
28
2,49
b
a
Rangschikking op basis van het aantal keren dat het knelpunt werd aangeduid.
b
Gemiddelde score met 1 = belangrijkste probleem, 2 = tweede belangrijkste probleem en 3 = derde belangrijkste probleem
4.3
Het beroep op externe ondersteuning
Uit de resultaten in Tabel 12 blijkt dat slechts 10 % van de respondenten al zijn administratieve verplichtingen als landbouwer vervult zonder een beroep te doen op externe ondersteuning (zie vraag 3 van de enquête). Er blijkt geen systematisch verband, indien afzonderlijk bekeken, met de leeftijd van de respondent, noch met de scholingsgraad of het internetgebruik.
33
Tabel 12: Het beroep op externe ondersteuning – globaal en volgens profielkenmerk neen
90,0%
10,0%
jonger dan 30
83,0%
17,0%
17
30-49 jaar
95,4%
4,6%
81
40-49 jaar
87,0%
13,0%
164
50-59 jaar
90,0%
10,0%
89
60 jaar of ouder
94,7%
5,3%
34
lager onderwijs of lager middelbaar
86,8%
13,2%
100
hoger middelbaar, agrarisch
94,0%
6,0%
141
hoger middelbaar, niet-agrarisch
91,5%
8,5%
67
hoger onderwijs, agrarisch
82,8%
17,2%
54
hoger onderwijs, niet-agrarisch
98,1%
1,9%
33
geen internet
94,9%
5,1%
79
internet maar niet voor adm. verplichtingen
91,7%
8,3%
87
passief internet gebruik
81,6%
18,4%
106
actief internet gebruik
95,1%
4,9%
117
globaal
NOTA
n
ja
volgens leeftijd
volgens scholingsniveau
volgens internetgebruik
In Tabel 13 geven we de resultaten weer met betrekking tot het beroep op externe ondersteuning per informatieverplichting. Voor wat het aanvragen van subsidies en vergunningen betreft, is het sterk afhankelijk van de specifieke subsidie of vergunning. De aanvraag van milieuvergunningen wordt door meer dan 80 % van de respondenten volledig overgelaten aan een extern adviesbureau. Ook voor de aanvraag van VLIF-steun doet een groot aantal respondenten beroep op externe ondersteuning. Omgekeerd zijn er aanvragen, zoals de aanvraag voor de overdracht van premiequota voor zoogkoeien, de aanvraag herziening van het quotum zoogkoeien of de aanvraag van een natuurvergunning, waarvoor (bijna) geen van de respondenten een beroep doet op externe ondersteuning. Ook voor het invullen van registers en de in de tabel vermelde aangiftes en meldingen doen de respondenten nauwelijks beroep op externe ondersteuning, met uitzondering van de mestbankaangifte. Tabel 13: Het beroep op externe ondersteuning – per informatieverplichting Aanvragen van subsidies en vergunningen
niet
gedeeltelijk
volledig
n
Aanvraag van premies via de verzamelaanvraag Aanvraag van overdracht van toeslagrechten Aanvraag van toeslagrechten uit de nationale reserve Aanvraag van een beheerovereenkomst en subsidie duurzame landbouw bij de administratie Land- en Tuinbouw (ALT) Aanvraag van een beheerovereenkomst en subsidie bij de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) Aanvraag van VLIF-steun Aanvraag van een overdracht nutriëntenhalte Aanvraag van een overdracht van premiequota voor zoogkoeien
27% 28% 36%
30% 33% 19%
43% 38% 45%
376 228 130
46%
23%
31%
228
48% 14% 20% 100%
22% 32% 19% 0%
30% 54% 61% 0%
157 259 132 40
34
NOTA
Aanvraag van een herziening van het quotum zoogkoeien Aanvraag van een overdracht melkquotum Aanvraag van een sanitair attest voor varkenshouders Aanvraag van een milieuvergunning klasse 1 Aanvraag van een milieuvergunning klasse 2 Melding van een milieu-inrichting klasse 3 of mededeling kleine verandering Aanvraag van een natuurvergunning Aanvraag van een burenregeling Invullen van registers Invullen van een register dierlijke productie en bewaren van de nodige documenten Invullen van een voederregister per diersoort en bewaren van facturen en berekeningen Invullen van een begrazingsregister Invullen van een bemestingsregister Invullen van het register voor de exploitant van een mestverwerkingseenheid Invullen van het register rechtstreekse verkoop van melk en bewaren van bewijsstukken Invullen van een diergeneesmiddelenregister 'in' en bewaren van documenten Invullen van een diergeneesmiddelenregister 'uit' en bewaren van documenten Invullen van een permanent register runderen
100% 31% 69% 15% 20%
0% 26% 0% 0% 0%
0% 43% 31% 85% 80%
43 152 75 97 93
46% 77% 58%
20% 23% 25%
34% 0% 16%
87 32 177
niet
gedeeltelijk
volledig
n
75%
15%
10%
304
76%
14%
10%
186
81%
10%
10%
97
65%
17%
17%
188
100%
0%
0%
25
100%
0%
0%
45
100%
0%
0%
246
100%
0%
0%
216
100%
0%
0%
204
Invullen van een permanent register varkens
100%
0%
0%
117
Invullen van een Aujesky vaccinatieregister varkens
100%
0%
0%
105
Invullen van teeltfiches en bewaren van zaaizaadcertificaten
100%
0%
0%
222
Invullen van een register waterverbruik
71%
0%
29%
145
Aangiftes en meldingen
niet
gedeeltelijk
volledig
n
Jaarlijkse mestbankaangifte door de producenten of gebruikers Jaarlijkse mestbankaangifte door de exploitant van een verwerkingseenheid
24%
26%
49%
394
100%
0%
0%
17
Jaarlijkse nationale landbouwtelling in mei Melding van geboorte, sterfte, vertrek, … van een rund (Sanitel)
90% 100%
4% 0%
7% 0%
369 276
4.4
Globale quick scan inschatting van de administratieve lasten
4.4.1 INLEIDING In de enquête werd, alvorens in te gaan op de specifieke informatieverplichtingen die een landbouwer moet voldoen, eerst een globale inschatting gevraagd van de tijd die landbouwers aan het vervullen van hun administratieve verplichtingen besteden alsook van hun uitgaven voor externe ondersteuning met betrekking tot hun administratieve verplichtingen. Zo werd gevraagd hoeveel tijd men gemiddeld per week ongeveer besteedde aan de verschillende administratieve verplichtingen en hoeveel euro betaald werd voor de vergoeding van eventuele externe ondersteuning bij deze taken. Op basis van deze enquêtevragen (vragen 2 en 4, zie bijlage 3), hebben we gemiddelde waarden berekend per respondent, waarbij de extreem hoge of lage waarden werden weggelaten. De totale administratieve lasten ramen we dan als de som van de administratieve lasten die gepaard gaan met de tijd die de landbouwers zelf besteden aan het vervullen van hun administratieve verplichtingen en de uitgaven die ze hebben gedaan voor externe ondersteuning.
35
NOTA
Bij deze globale inschatting hoort de belangrijke opmerking dat deze vermoedelijk vertekend is naar boven en wel om twee redenen. Vooreerst omdat het voor de landbouwer niet evident is zulk een globale inschatting te maken van alle informatieverplichtingen tezamen. Gegeven dat al de administratieve verplichtingen als erg storend worden ervaren, zal een landbouwer meer dan waarschijnlijk de benodigde tijd om aan al deze verplichtingen te voldoen eerder over- dan onderschatten. Een tweede reden is dat we bij deze globale inschatting minder controle hebben over wat de landbouwer allemaal als administratieve verplichtingen beschouwt. Hoewel we voorafgaand aan deze vraag een omschrijving geven van wat we als administratieve verplichtingen beschouwen, zal de landbouwer meer dan waarschijnlijk ook rekening houden met wat in zijn ogen misschien administratieve verplichtingen zijn, maar die dat niet zijn volgens de definitie van administratieve verplichtingen. Deze opmerkingen moeten ook in het achterhoofd worden gehouden wanneer de resultaten van deze globale inschatting worden vergeleken met de inschattingen per informatieverplichting. 4.4.2 GLOBALE INSCHATTING - TOTAAL Met betrekking tot de benodigde tijd die de landbouwers zelf besteden aan het vervullen van hun administratieve verplichtingen, komen we op een gemiddelde per landbouwer van ongeveer 5u30 per week. Het gaat om een gewogen gemiddelde van de gemiddelde tijden, rekening houdend met de wijze waarop de enquête werd ingevuld (op papier of elektronisch). Om van deze gemiddelde tijdsbesteding per landbouwer per week te komen tot een globale inschatting in euro op jaarbasis voor alle landbouwers samen, hebben we bijkomend de volgende parameters in rekening gebracht: -
een tarief per uur van 27 € (Dit is het standaarduurtarief van de dienst Wetsmatiging voor de 7 landbouwsector );
-
er zijn 34.410 landbouwbedrijven in Vlaanderen (bron: NIS, 2005) ;
-
er zijn 52 weken in een jaar.
8
Aldus ramen we de administratieve lasten die gepaard gaan met de tijd die de landbouwers zelf besteden aan het vervullen van hun administratieve verplichtingen op ongeveer 264 miljoen euro per jaar. Dit stemt overeen met gemiddeld 7.668 € per landbouwer per jaar.
Tabel 14: Globale inschatting administratieve lasten - tijdsbestedingskosten Tijdsbesteding per landbouwer (u/week, gewogen a gemiddelde ) 5,46
Uurtarief
Periodiciteit
Tijdsbestedingskosten per jaar en per landbouwer
Aantal landbouwers
Totale tijdsbestedingskosten per jaar
27 €
52 weken
7.668 €
34.410
263.840.929 €
a
Dit is een gewogen gemiddelde van de gemiddelde tijdsbesteding opgegeven door de landbouwers die de enquête elektronisch invulden (5,33 u/week) en door de landbouwers die de enquête schriftelijk invulden (5,96 u/week), op basis van 361 observaties.
Deze berekening hebben we ook gedaan voor de kosten voor externe ondersteuning (uitbestedingskost). Op basis van de beschikbare antwoorden komen we op een gemiddelde van ongeveer 966 € per jaar en per landbouwer. Indien we dit extrapoleren naar de Vlaamse landbouwerspopulatie (waarbij we, op basis van het bekomen resultaat van vraag 3 van de enquête, een ‘uitbestedingsratio’ van 90% hanteren) komen we op een totale uitbestedingskost van ongeveer 30 miljoen euro per jaar.
7
We gebruiken dit standaardtarief omdat het gebaseerd is op een berekeningswijze die ook voor andere sectoren wordt gehanteerd.
8
Dit is ook de definitie, zoals gebruikt door APS (zie: http://aps.vlaanderen.be/sgml/reeksen/1574.htm) en in het Landbouwrapport 2005 van ALV (hfdst 1.2, p 47).
36
NOTA
Tabel 15: Globale inschatting administratieve lasten - uitbestedingskosten Uitbestedingskost per jaar en per a landbouwer
n
965,6 €
327
Aantal b landbouwers (0,9 * 34.410 =) 30.969
Totale uitbestedingskosten per jaar 29.903.646 €
a Dit is een gewogen gemiddelde van de gemiddelde uitbestedingskost opgegeven door de landbouwers die de enquête elektronisch invulden (935,5 € per jaar) en door de landbouwers die de enquête schriftelijk invulden (1080 € per jaar) én die beroep doen op externe ondersteuning. b Omdat 10 % van de landbouwers zijn administratieve verplichtingen volledig zelf uitvoert, wordt een correctie uitgevoerd op het aantal landbouwers.
De totale administratieve lasten van de landbouwers in Vlaanderen ramen we aldus op ongeveer 294 mio € per jaar of gemiddeld 8.537 € per landbouwer. Hierbij valt op te merken dat dit een schatting is gebaseerd op de veronderstelling dat de antwoorden van de respondenten representatief zijn voor de gehele populatie van de landbouwers in Vlaanderen. 4.4.3 GLOBALE INSCHATTING VOLGENS PROFIELKENMERKEN In de enquête hebben we voorts enkele profielvragen gevoegd, om na te gaan in welke mate dat de administratieve lasten beïnvloed worden door deze kenmerken. In de volgende paragrafen geven we de resultaten weer van deze analyse, waarbij we de bovenstaande gemiddelden opsplitsen naar verschillende categorieën (leeftijdsgroep, opleidingsniveau, complexiteit van het landbouwbedrijf etc). Telkens werd weergegeven wat de gemiddelde tijdsbestedingskost en uitbestedingskost is per deelgroep (wederom gewogen volgens het aandeel landbouwers dat via mail of brief is aangesproken). Om de totale administratieve lasten per deelgroep te berekenen hebben we opnieuw rekening gehouden met de uitbestedingsratio van 90 %. Met uitzondering van de grootte van het bedrijf, vinden we geen duidelijk verband tussen de omvang van de administratieve lasten en de verschillende profielkenmerken. Waarschijnlijk is de relatie tussen de omvang van de administratieve lasten en de profielkenmerken complexer en niet te vatten in een één op één relatie. Zo hangt bijvoorbeeld de scholingsgraad vermoedelijk samen met de leeftijd én de complexiteit van het bedrijf én de grootte én het internetgebruik. Enkel een multivariaatanalyse waarin al die mogelijks verklarende factoren samen worden bekeken, kan hierover uitsluitsel geven. Globale administratieve lasten volgens leeftijdscategorie Tabel 16: Globale inschatting administratieve lasten volgens leeftijdscategorie leeftijd < 30 jaar
Tijdsbesteding per landbouwer (u/week) 6,27
tijdsbestedingskost per landbouwer (per jaar) 8.804 €
30 - 39 jaar
6,78
9.513 €
40 - 49 jaar 50 - 59 jaar ≥ 60 jaar Totale groep
6,11 5,43 4,65 5,46
8.576 € 7.621 € 6.523 € 7.668 €
% 4,5 % 22,4 % 43,2% 22,4% 7,4%
uitbestedingskost per landbouwer (per jaar)
%
1.048 €
4,2%
1.077 €
21,3%
1.050 € 958 € 602 € 966 €
43,2% 21,6% 9,7%
Totale administratieve lasten per landbouwer 9.747 € 10.482 € 9.521 € 8.483 € 7.064 € 8.537 €
37
Globale administratieve lasten volgens scholingsgraad
NOTA
Tabel 17: Globale inschatting administratieve lasten volgens scholingsgraad Scholingsgraad HO-NA HO-A HM-NA HM-A LO-LM Totale groep
Tijdsbesteding per landbouwer (u/week) 8,68 5,90 7,79 5,29 4,93 5,46
Tijdsbestedingskost per landbouwer (per jaar) 12.192 € 8.289 € 10.941 € 7.428 € 6.927 € 7.668 €
% 9,4% 13,9% 17,7% 35,2% 23,8%
Uitbestedingskost per landbouwer (per jaar) 1.220 € 802 € 1.065 € 1.004 € 851 € 966 €
% 8,5% 11,6% 17,0% 38,4% 24,5%
Totale AL per landbouwer 13.289 € 9.011 € 11.900 € 8.332 € 7.693 € 8.537 €
a Met LO - LM = lager onderwijs of lager middelbaar, HM-A = hoger middelbaar in een agrarische richting, HM-NA = hoger middelbaar in een niet agrarische richting, HO-A = hoger onderwijs in een agrarische richting en HO-NA = hoger onderwijs in een niet-agrarische richting.
Globale administratieve lasten volgens aantal activiteiten op het bedrijf In deze paragraaf hebben we de landbouwbedrijven uit de enquête gebundeld volgens het aantal activiteiten binnen één bedrijf, om een zicht te krijgen op de link tussen de opgegeven tijdsbesteding en uitbestedingskosten en de ‘complexiteit’ van het bedrijf. Hierbij beschouwen we landbouwbedrijven met een groter aantal verschillende activiteiten als meer complexe bedrijven waarbij we ons bewust zijn van de beperkingen van deze indicator. De activiteiten die hier van toepassing zijn, zijn: -
-
melkvee vleesvee: runderen vleesvee: kalveren weiland veevoeder voor eigen gebruik akkerbouw (niet veevouder voor eigen gebruik) zeugen vleesvarkens
Tabel 18: Globale inschatting administratieve lasten volgens aantal activiteiten Aantal activiteiten 1 of 2 activiteiten 3 activiteiten 4 activiteiten 5 activiteiten 6, 7 of 8 activiteiten Totale groep
Tijdsbesteding per landbouwer (u/week) 4,56 6,45 6,44 5,73 6,01 5,46
Tijdsbestedingskost per landbouwer (per jaar) 6.404 € 9.059 € 9.040 € 8.043 € 8.435 € 7.668 €
% 20,1% 24,9% 24,9% 19,5% 10,7%
Uitbestedingskost per landbouwer (per jaar) 927 € 1.037 € 825 € 1.121 € 915 € 966 €
% 20,1% 24,9% 27,2% 18,2% 9,6%
Totale AL lasten per landbouwer 7.238 € 9.992 € 9.782 € 9.052 € 9.258 € 8.537 €
38
9
NOTA
Globale administratieve lasten volgens grootte van bedrijf
Ook werd, per activiteit, een analyse gemaakt volgens de grootte van het bedrijf. Voor deze analyse werden de bedrijven volgens hun aantal dieren en hectares geordend in oplopende volgorde, waarna we de eerste 40% van de bedrijven van de steekproef (dus met het kleinste aantal dieren/hectares) als ‘klein’ definieerden, en de laatste 10% als ‘groot’. Voor bedrijven met melkvee bijvoorbeeld werden zo bedrijven met minder dan 55 dieren als klein beschouwd en bedrijven met meer dan 150 dieren als ‘groot’. Tabel 19: Globale inschatting administratieve lasten volgens grootte van bedrijf Tijdsbesteding per landbouwer (u/week)
Tijdsbestedingskost per landbouwer (per jaar)
Klein bedrijf
5,24
7.362 €
Middelgroot bedrijf
6,05
8.487 €
Groot bedrijf
8,75
12.279 €
Totale groep
5,46
7.668 €
Grootte
% (n)
Uitbestedingskost per landbouwer (per jaar)
% (n)
Totale administratieve lasten per landbouwer
1.043 €
47,6%
8.300 €
1.234 €
19,8%
9.597 €
884 €
32,8%
13.074 €
36,1 % 51,1 % 12,5 %
966 €
8.537 €
In tegenstelling tot de andere analyses tussen één profielkenmerk en de opgegeven tijdsbesteding, kan men hier een duidelijke link zien tussen de grootte van het bedrijf en de gemiddelde tijdsbesteding. Een opmerking die we hierbij willen maken (op basis van onze contacten met de verschillende administraties en landbouworganisaties) is dat deze grotere bedrijven hun verplichtingen ook typisch beter vervullen.
Globale administratieve lasten volgens Internetgebruik Tabel 20: Globale inschatting administratieve lasten volgens internetgebruik Internetgebruik Geen internet Internet, maar geen gebruik voor AL Passief gebruik (afhalen info etc) Actief gebruik Totale groep
Tijdsbesteding per landbouwer (u/week) 4,69
18,9%
Uitbestedings -kost per landbouwer (per jaar) 856 €
21,1%
Totale administratieve lasten per landbouwer 7.361 €
7.640 €
23,4%
982 €
23,6%
8.524 €
10.447 € 8.245 € 7.668 €
27,3% 30,4%
1.109 € 1.018 € 966 €
24,9% 30,4%
11.445 € 9.161 € 8.537 €
Tijdsbestedingskost per landbouwer (per jaar)
% (n)
6.591 €
5,44 7,44 5,87 5,46
% (n)
Uit deze resultaten blijkt duidelijk dat landbouwers die het internet enkel gebruiken om zich te informeren, het meeste tijd besteden aan hun administratieve verplichtingen. Diegenen die het actief gebruiken, spenderen beduidend minder tijd aan het vervullen van hun informatieverplichtingen. De reden waarom beide categorieën van internetgebruik nog altijd hoger scoren dan de categorieën ‘geen internet’ of ‘geen internetgebruik’; ligt mogelijks in het feit dat deze laatsten doorgaans een minder groot of complex bedrijf zullen hebben, waardoor hun administratieve verplichtingen per definitie lager liggen. Een dergelijke verdere analyse van deze resultaten behoort echter niet tot de scope van deze studie.
9
De details van deze berekeningen zijn terug te vinden in bijlage 4.
39
NOTA
4.5
Quick scan inschatting van de administratieve lasten per informatieverplichting
Naast een globale inschatting van de tijd per week en de kosten voor externe ondersteuning op jaarbasis, werd aan de respondenten ook gevraagd een tijdsinschatting te geven voor een aantal specifieke informatieverplichtingen. Deze specifieke informatieverplichtingen werden geselecteerd op basis van het aantal betrokken landbouwers en de beschikbaarheid van frequentieparameters. Immers, de kans dat men onder de respondenten een landbouwer treft die ervaring heeft met een informatieverplichting die slechts op een heel klein aantal landbouwers in de populatie betrekking heeft, is erg klein. Dus niet alle informatieverplichtingen uit het eerdere overzicht komen in deze lijst terug. Deze verplichtingen werden voor de enquête verdeeld in drie grote ‘blokken’ van administratieve verplichtingen: “subsidies en vergunningen”, “registers” en “aangiftes en meldingen”. Voor elk van deze verplichtingen werd de landbouwers gevraagd om, voor die verplichtingen die op hun van toepassing zijn, hun tijdsbesteding per week of per dossier aan te geven, alsook aan te geven in welke mate ze voor die specifieke verplichting beroep deden op externe ondersteuning. Op basis van deze resultaten werden de gemiddelde tijdsbestedingen per informatie verplichting berekend (opnieuw met een correctie voor het aantal landbouwers die per mail hadden geantwoord en met het weglaten van extreme waarden). Deze gemiddelde waarden hebben we dan vermenigvuldigd met de betrokken aantallen/frequenties (waarvan de details weergegeven zijn in de volgende hoofdstukken), zodat we uiteindelijk op een inschatting van de totale tijdsbestedingskost per jaar komen, per informatieverplichting en voor alle landbouwers in Vlaanderen. Ook hier hebben we het standaarduurtarief van 27€ gehanteerd. Tabel 21 heeft betrekking op een aantal informatieverplichtingen die hun oorsprong vinden in Vlaamse wetgeving. Het gaat om een totaal bedrag van ruim 39 mio euro. Tabel 22 op een aantal informatieverplichtingen die hun oorsprong vinden in federale wetgeving. De totale tijdsbestedingskosten die hiermee overeenstemmen bedragen ongeveer 43 mio euro. Tabel 21: AL per informatieverplichting (Vlaamse wetgeving) – tijdsbestedingskosten Informatieverplichting
tijd in uren
eenheid
aantallen / frequenties
Totale tijdsbestedingskost
Tijdsbestedingskost per landbouwer/ aanvraag
Aanvraag van premies via de verzamelaanvraag
2,17
per aanvraag
27.465
1.609.706 €
58,6 €
Aanvraag van overdracht van toeslagrechten
1,19
per aanvraag
3.957
126.812 €
32,0 €
Aanvraag van toeslagrechten uit de nationale reserve
0,93
per aanvraag
161
4.038 €
25,1 €
Invullen van teeltfiches en bewaren van zaaizaadcertificaten
0,32
per week
8.674.411 €
448,16 €
Aanvraag van een beheerovereenkomst en subsidie duurzame landbouw bij de Administratie Land- en Tuinbouw (ALT) (voor productie van plantaardige eiwitbronnen, groenbedekkers, mechanische onkruidbestrijding, hectaresteun voor
0,95
per aanvraag
303.720 €
25,6 €
periodiciteit
52
19.356
a
11.860
40
tijd in uren
eenheid
aantallen / frequenties
Totale tijdsbestedingskost
Tijdsbestedingskost per landbouwer/ aanvraag
Aanvraag van een beheerovereenkomst en subsidie bij de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) (voor natuur, water, botanisch beheer, erosie-bestrijding, perceelsrandenbeheer, weidevogels, kleine landschapselementen, …)
1,19
per aanvraag
3.329
106.742 €
32,1 €
Aanvraag van VLIFsteun
2,41
per aanvraag
4.707
306.879 €
65,2 €
Aanvraag van de slachtpremie kalveren
0,37
per aanvraag
6.162
62.159 €
10,1 €
Invullen van register dierlijke productie en bewaren van benodigde documenten
0,46
per week
52
24.100
15.489.627 €
642,72 €
Invullen van voederregister per diersoort en bewaren van facturen en berekeningen
0,46
per week
52
4.484
2.886.333 €
643,70 €
Invullen van een begrazingsregister
0,04
per week
52
2.000
115.633 €
57,82 €
Invullen van een bemestingsregister
0,18
per week
52
1.800
459.636 €
255,35 €
Invullen van register voor de exploitant van een mestverwerkingseenheid
0,01
per week
52
217
2.105 €
9,70 €
Jaarlijkse mestbankaangifte door de producenten of gebruikers
2,08
per aangifte
33.003
1.855.689 €
56,2 €
Jaarlijkse mestbankaangifte door de exploitant van een verwerkingseenheid
1,13
per aangifte
217
6.590 €
30,4 €
Jaarlijkse perceelsregistratie voor mestbank
1,70
per registratie
33.220
1.524.474 €
45,9 €
Aanvraag van een burenregeling
1,03
per aanvraag
13.487
374.011 €
27,7 €
Informatieverplichting
periodiciteit
NOTA
biologische landbouw, …)
41
NOTA
Informatieverplichting
tijd in uren
eenheid
aantallen / frequenties
Totale tijdsbestedingskost
Tijdsbestedingskost per landbouwer/ aanvraag
Aanvraag van een overdracht nutriëntenhalte
3,02
per aanvraag
500
40.793 €
81,6 €
Aanvraag van een overdracht melkquotum
1,45
per aanvraag
10.282
403.308 €
39,2 €
Invullen van het register rechtstreekse verkoop van melk en bewaren van bewijsstukken
0,02
per week
700
24.550 €
35,07 €
Aanvraag van een overdracht van premiequota voor zoogkoeien
1,55
per aanvraag
472
19.748 €
41,8 €
Aanvraag van een herziening van het quotum zoogkoeien
0,78
per aanvraag
264
5.581 €
21,1 €
Jaarlijkse nationale landbouwtelling in mei
1,00
per enquête
34.410
931.867 €
27,1 €
Aanvraag van een milieuvergunning klasse 1
5,82
per aanvraag
71.106 €
157,1 €
Aanvraag van een milieuvergunning klasse 2
4,40
184.215 €
118,8 €
Melding van een milieuinrichting klasse 3 of mededeling kleine verandering
1,86
97.415 €
50,3 €
Invullen van register waterverbruik
0,06
per week
33.872
2.849.784 €
84,13 €
Jaarlijkse aangifte grondwaterheffing en heffing op waterverontreiniging
0,71
per aangifte
34.410
656.208 €
19,1 €
periodiciteit
52
453
per aanvraag
1.551
per melding 1.935 52
a Aangezien we geen exacte aantallen hebben van het aantal landbouwers die deze fiches en certificaten dienen bij te houden, hebben we ons gebaseerd op het aantal keer dat deze verplichting als relevant werd aangevinkt in de enquête (56%): 0.56 * 34.410 = 19.356 betrokkenen
Ook voor wat betreft een aantal van de federale verplichtingen, hebben we tijdsinschattingen bekomen via de enquête. Deze inschattingen vatten we, samen met het aantal betrokken landbouwers en frequenties (bron: FAVV), afzonderlijk samen in de onderstaande tabel.
42
NOTA
Tabel 22: AL per informatieverplichting (Federale wetgeving) – tijdsbestedingskosten periodiciteit
aantallen / frequenties
Totale tijdsbestedingskost
Tijdsbestedingskost per landbouwer/ aanvraag
0,34
per week
7.022
3.368.811 €
479,75 €
Invullen van diergeneesmiddelenregister "uit" en bewaren van documenten
0,35
per week
7.022
3.405.303 €
484,95 €
Invullen van permanent register runderen
0,39
per week
25.514
13.994.094 €
548,49 €
Invullen van permanent register varkens
0,25
per week
6.144
2.153.384 €
350,49 €
Invullen van Aujeszky vaccinatie-register varkens
0,21
per week
3.241
972.738 €
300,14 €
Melding van geboorte, sterfte, vertrek, … (Sanitel)
0,51
per week
27.277
19.370.528 €
710,14 €
Aanvraag van een sanitair attest voor varkenshouders
0,74
per aanvraag
774
15.369 €
19,9 €
Informatieverplichting
tijd in uren
Invullen van diergeneesmiddelenregister "in" en bewaren van documenten
Het totaal bedrag aan tijdsbestedingskosten dat we hebben gemeten op het niveau van individuele informatieverplichtingen bedraagt dus ongeveer 82 mio euro. Wanneer we dit bedrag vergelijken met de globale inschatting van de totale tijdsbestedingskosten (260 mio euro) dat valt het verschil als volgt te verklaren. Zoals al eerder aangegeven, is de globale inschatting waarschijnlijk een overschatting. Maar belangrijk is ook te vermelden dat het hier om een beperkte lijst van informatieverplichtingen gaat (cfr scope van de inventaris). Vele informatieverplichtingen, zowel landbouwspecifiek maar zeker ook de niet-landbouwspecifieke, hebben we niet gemeten op het niveau van de individuele informatieverplichtingen, maar zijn naar verwachting wel meegenomen door de landbouwers wanneer zij werden gevraagd een globale inschatting te maken. Op basis van indicatieve tijdsinschattingen van SBB hebben we voor een aantal informatieverplichtingen ook een schatting kunnen maken van de kosten voor externe ondersteuning. Hierbij hebben we gewerkt met een uurtarief van 60 € voor de basisdiensten en een tarief van 75€ voor gespecialiseerde diensten zoals milieuvergunningen. Dit zijn gemiddelde waarden op basis van de tarieven van verschillende dienstverleners.
43
Tabel 23: AL per informatieverplichting – uitbestedingskosten aantal minuten per dossier
aantallen / frequenties
Totale uitbestedingskost
Uitbestedingskost per landbouwer/ aanvraag
90
27.465
2.471.820 €
90 €
Aanvraag van een beheerovereenkomst en subsidie duurzame landbouw bij de Administratie Land- en Tuinbouw (ALT) (voor productie van plantaardige eiwitbronnen, groenbedekkers, mechanische onkruidbestrijding, hectaresteun voor biologische landbouw, …)
22,5
11.860
266.850 €
23 €
Aanvraag van een beheerovereenkomst en subsidie bij de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) (voor natuur, water, botanisch beheer, erosie-bestrijding, perceelsrandenbeheer, weidevogels, kleine landschapselementen, …)
22,5
3.329
74.903 €
23 €
Jaarlijkse mestbankaangifte door de producenten of gebruikers
120
33.003
3.960.360 €
120 €
Jaarlijkse perceelsregistratie voor mestbank
15
33.220
498.296 €
15 €
Aanvraag van een milieuvergunning klasse 1
900
453
Aanvraag van een milieuvergunning klasse 2
750
1.551
Jaarlijkse aangifte grondwaterheffing en heffing op waterverontreiniging
30
34.410
NOTA
Informatieverplichting
Aanvraag van premies via de verzamelaanvraag
509.175 € 1.454.188 € 1.032.300 €
1.125 € 938 € 30 €
Het totaal bedrag aan uitbestedingskosten dat we hebben gemeten op het niveau van individuele informatieverplichtingen bedraagt ruim 10 mio euro. Wanneer we dit bedrag vergelijken met de globale inschatting van de uitbestedingskosten (bijna 30 mio euro) valt het verschil te verklaren op basis van dezelfde redenen als deze die we vermeldden bij de vergelijking van de tijdsbestedingskosten
44
NOTA
5 Bedrijfstoeslagregeling en verzamelaanvraag 5.1
Toeslagregeling
5.1.1 TOELICHTING
Algemeen Na de hervorming van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn de verschillende premiestelsels grondig veranderd. Ontkoppeling is het kernwoord van de hervorming en betekent dat de uitbetaalde steun los staat van de omvang van productie. De meeste premies die de landbouwer tot nu toe als rechtstreekse steun ontving, zijn vervangen door één enkel steunbedrag (toeslag), de zogenaamde 'bedrijfstoeslag'. De bekendste premies die in de bedrijfstoeslag zijn opgenomen, zijn de graan-, stieren- en ooienpremie alsook de slachtpremie volwassen runderen. Alle ontkoppelde steunmaatregelen worden opgenomen in de bedrijfstoeslag die bestaat uit individueel toegekende toeslagrechten. Binnen de bedrijfstoeslag kunnen drie soorten toeslagrechten onderscheiden worden, namelijk gewone toeslagrechten, braakleggingstoeslagrechten en speciale toeslagrechten. Om een bedrijfstoeslag uitbetaald te krijgen, dient de landbouwer, naast de verplichting om te voldoen aan bepaalde ‘randvoorwaarden’, zijn toeslagrechten te activeren via de verzamelaanvraag. Dit wordt besproken in het volgende deel. Enkele specifieke handelingen met betrekking tot deze toeslagregeling situeren zich rond de overdracht van toeslagrechten, en het verkrijgen van 10 toeslagrechten uit de nationale reserve :
Overdracht Vanaf vorig jaar (2006) kunnen toeslagrechten, nadat ze definitief zijn toegekend aan de landbouwer, overgedragen worden aan een collega-landbouwer of de nationale reserve. Er zijn verschillende types overdrachten van toeslagrechten mogelijk: -
definitieve overdracht van toeslagrechten zonder gelijktijdige verkoop van grond
-
definitieve overdracht van toeslagrechten met gelijktijdige verkoop van grond
-
tijdelijke overdracht van toeslagrechten met gelijktijdige verhuur van grond
- Vrijwillige afstand van toeslagrechten aan de reserve Dit is een aparte procedure die de verzamelaanvraag steeds dient vooraf te gaan (om deze overgedragen rechten te kunnen activeren): er gebeurt geen automatische overdracht van de toeslagrechten bij bijvoorbeeld bedrijfsovernames of –voortzettingen. Aanvraag nationale reserve Elk jaar wordt een nationale reserve voorzien om extra toeslagrechten toe te kennen aan specifieke categorieën van landbouwers. Onder bepaalde voorwaarden kan een landbouwer bijgevolg éénmaal per jaar een aanvraag indienen om toeslagrechten uit de nationale reserve te verkrijgen. Volgende landbouwers kwamen reeds in aanmerking voor de nationale reserve: -
Landbouwers die tijdens of na de referentieperiode hebben geïnvesteerd in gebouwen bestemd voor de rundvee- en/of schapenhouderij;
10
Een eventuele herziening van voorlopige toeslagrechten (en referentiegegevens) was enkel mogelijk in het eerste jaar van dit systeem (indieningsperiode liep van nov. 2004 tot mei 2005), om eventuele wijzigingen tussen 2002 en 2005 recht te zetten, en wordt daarom niet verder besproken.
45
-
Landbouwers die vóór, tijdens of na de referentieperiode landbouwgronden hebben geërfd, gekregen, gekocht of voor tenminste 6 jaar hebben gepacht;
NOTA
-
Landbouwers die minder hectaren dan toeslagrechten hebben omwille van specifieke nadelen: de landbouwer heeft sinds de referentieperiode ongewild hectaren verloren waardoor hij er nu onvoldoende heeft om al zijn toeslagrechten te activeren. Deze categorieën kunnen jaarlijks wijzigen volgens de wensen van de lidstaten zelf (dit wordt niet bepaald in de verordening)
Wetgeving Vlaamse wetgeving: -
Besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2005 tot instelling van een bedrijfstoeslagregeling en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en tot toepassing van de randvoorwaarden, gewijzigd bij het B.V.R van 13 januari 2006 en 8 september 2006
-
Ministerieel Besluit van 13 januari 2006 betreffende de overdracht van toeslagrechten (+ het Ministerieel besluit van 5 april 2006 tot wijziging van dit M.B)
-
Ministeriële besluiten van 22 november 2005 betreffende de opbouw en het gebruik van de nationale reserve met betrekking tot de bedrijfstoeslagregeling en betreffende de berekening en herziening voorlopige toeslagrechten ( + bijlagen B.1 – B.3)
-
Ministerieel besluit van 25 november 2005 betreffende de vaststelling van de modaliteiten van het besluit van de Vlaamse Regering tot instelling van een bedrijfstoeslagregeling en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en tot toepassing van de randvoorwaarden
De overdrachtmodaliteiten van de toeslagrechten vinden hun basis in het M.B. van 13 januari / 5 april 2006, wat dan weer de Europese MTR-verordening (i.k.v. pijler 1 van het GLB) in uitvoering brengt: -
Verordening n° 1782/2003 van de raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (V1782/2003), gewijzigd bij V864/2004 en V2183/2005, met diens (meermaals gewijzigde) uitvoeringsverordeningen V2237/2003, V795/2004, V796/2004 en V1973/2004.
De overdrachtregeling kunnen we dan ook beschouwen als een Klasse A-verplichting, en de nationale-reserve-regeling als een Klasse B-verplichting. Formulieren en/of handleidingen De overdracht van toeslagrechten dient via volgende formulieren geregeld te worden: -
Formulier V.1: Definitieve overdracht van toeslagrechten zonder gelijktijdige verkoop van grond (art 9 van M.B. van 13/01/2006)
-
Formulier V.2: Definitieve overdracht van toeslagrechten met gelijktijdige verkoop van grond (art 11 van M.B. van 13/01/2006)
-
Formulier V.3: Tijdelijke overdracht van toeslagrechten met gelijktijdige verhuur van grond (art 11 van M.B. van 13/01/2006)
- Formulier V.4: Vrijwillige afstand van toeslagrechten aan de reserve Deze formulieren zijn terug te vinden op het internet (http://mtr.landbouwvlaanderen.be/formulieren.html) Voor de (modaliteiten van de) nationale reserve wordt jaarlijks een toelichtingsnota met de voorwaarden opgesteld, ook te vinden op de MTR-site.
46
NOTA
Voor de aanvraag van toeslagrechten uit de nationale reserve zijn er, afhankelijk van de situatie waarin de begunstigde zich bevindt, verschillende formulieren beschikbaar. Voor de reservecampagne 2006 waren dit de volgende: -
Formulier R.1 (onderverdeeld in drie categorieën): begunstigden voor de ontkoppeling van de premie voor tabak
-
Formulier R.2 (drie categorieën): begunstigden van de compensatiesteun voor cichoreiwortelen voor de inulineproductie
-
Formulier R.3: begunstigden van de compensatiesteun voor suikerbieten
-
Formulier R.4: landbouwers die uiterlijk op 15 mei 2004 grond hebben geërfd, gekregen of gekocht, die op 2 mei 2005 nog verhuurd was en die pas voor het eerst in de verzamelaanvraag van 2006 door hen aangegeven wordt.
-
Formulier R.5: landbouwers die in 2006 minder hectaren hebben dan toeslagrechten omwille van een specifiek nadeel (aanvraag compressie van toeslagrechten)
Bevoegde administratie Vlaamse Overheid, Agentschap Landbouw & Visserij (ALV), afdeling MIB. De aanvraag dient gericht te worden aan de buitendiensten MIB.
Gecontacteerde personen Mevr. Chantal Dufour en Mr Bart De Waele (ALV, MIB) Mevr. Kristien Vaes (buitendienst MIB Antwerpen)
5.1.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN Voor de overdracht van de toeslagrechten dient het betreffende formulier (afhankelijk van het type overdracht, zie supra) ingevuld te worden, en dienen de nodige documenten in bijlage toegevoegd te worden (overzicht van de toeslagrechten en eventuele bewijsstukken voor de voorziene 11 uitzonderingsgevallen (V.1), een kopie van de verkoopsakte (V.2) , of een kopie van het betrokken verhuurcontract (V.3)). Het aanvraagformulier voor de nationale reserve (in 2006: R.1 – R.5) moet aangetekend verstuurd worden naar, of afgegeven zijn tegen ontvangstbewijs op de buitendienst van ALV, afdeling MIB. Bij dit aanvraagformulier dienen steeds de nodige documenten toegevoegd te worden die de hoedanigheid van de aanvrager kunnen aantonen. Zo dient (bij wijze van voorbeeld) bij R.1, eerste categorie, een fotokopie toegevoegd te worden van de verleden notariële erfenis- of schenkingsakte en/of een attest van de rijksdienst pensioenen (bij pensionering), een verhuurcontract of schriftelijke verklaring en een fotoplan (waarbij het betrokken perceel omlijnd is). Ook bij de andere formulieren dienen typisch aankoopcontracten, fotoplannen, bepaalde verklaringen etc toegevoegd worden.
5.1.3 PARAMETERINFORMATIE
Aantal actoren & aanvragen In totaal zijn er in Vlaanderen ongeveer 460.000 toeslagrechten toegekend aan ongeveer 26.500 landbouwers. 99% van deze toeslagrechten zijn gewone toeslagrechten.
11
Bij de overdracht van toeslagrechten met grond geldt immers de (Europese) verplichting om dit “gelijktijdig” te doen met de grondoverdracht. Deze vereiste is het makkelijkst te concretiseren door opname van de overdracht van deze toeslagrechten in de notariële akte die voor de vervreemding van de landbouwgrond wordt opgesteld.
47
In 2006 zijn er 3.957 aanvragen ingediend voor overdrachten binnengekomen (in heel Vlaanderen), waarvan er momenteel 3.663 dossiers zijn aanvaard.
NOTA
Met betrekking tot de aanvraag voor rechten uit de nationale reserve, werden er in 2006 161 aanvragen ingediend bij het MIB. (Deze cijfers zouden een goede inschatting geven (in grootte-ordes) van de aantallen voor de voorbije en de volgende jaren) Periodiciteit Vanaf de definitieve toewijzing van de toeslagrechten (1 januari 2006) mogen de toeslagrechten op elk moment van het jaar worden overgedragen. De formulieren voor de nationale reserve dienen (voorwaardelijk) jaarlijks ingevuld en opgestuurd te worden (vóór een welbepaalde datum).
Complexiteit / uitbesteding Dankzij de activering via de verzamelaanvraag zijn de basishandelingen met betrekking tot dit toeslagrechtensysteem relatief eenvoudig, en alleszins administratief minder belastend dan een gekoppeld subsidiesysteem. Enkel de verhandeling van de rechten brengt iets meer administratie met zich mee, aangezien dit typisch verschillende partijen betrekt, waaronder ook (te vergoeden) notarissen. Wat betreft de overdrachten van gronden, ligt de grootste administratieve complexiteit in het juridisch correct afhandelen van de overdracht. De koppeling met het toeslagrechtensysteem is daarbij ‘slechts’ een bijkomende procedure ‘in de marge’, wat evenwel nog een extra (pro-actieve) actie van de verschillende betrokkenen vergt. De vereiste documenten bij de aanvraag van toeslagrechten uit de nationale reserve brengen echter wél zeer specifieke, met het systeem gerelateerde, administratieve lasten met zich mee. Dergelijke zaken worden doorgaans niet uitbesteed.
5.1.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN Bij de aanvraag voor overdracht van toeslagrechten, worden redelijk wat gegevens en bewijsstukken van de indieners zelf vereist, zelfs indien deze documenten reeds op een eerder moment door de betrokkene aan een andere overheid werden overgemaakt, of indien deze gegevens in het bezit zijn van gespecialiseerde hypotheek- of registratiekantoren. Zo kan MIB uit haar identificatiebestand wel afleiden wat de rechtsvorm van een landbouwbedrijf is, maar niet wie de beherende vennoot is. Dit moet dus nog in de statuten nagekeken worden bij de buitendiensten (op basis van de statuten van (en bij) de landbouwers). Zoals reeds aangegeven in de toelichting bij dit deel, wordt elk jaar een nationale reserve voorzien om toeslagrechten toe te kennen aan specifieke categorieën van landbouwers. De voorwaarden voor de nationale reserve worden in de Vlaamse regelgeving echter gekoppeld aan een aanvraagjaar/campagnejaar, waardoor deze van jaar tot jaar kunnen wijzigen (deze waren/zijn ingeval van de campagnejaren 2005 en 2006 en het komende campagnejaar 2007 alleszins al verschillend). De betreffende formulieren kunnen zich daarom ook slechts beperken tot het bewuste aanvraagjaar, waardoor deze geen doorwerking kunnen hebben naar eventuele volgende aanvraagjaren. Anderzijds worden volgens de landbouworganisaties ook relatief frequent nieuwe formulieren 12 opgemaakt, waarbij soms enkel de aanduiding van het jaartal verschilt. Het gebruik van een ‘oud’ formulier is hierbij niet toegestaan, wat soms op onbegrip stuit bij de landbouwers, die deze nieuwe formulieren niet altijd tijdig op de website terugvinden.
12
Volgens de administratie worden enkel nieuwe formulieren opgemaakt indien er wijzigingen aan de voorwaarden zijn (omwille van wijziging door Europese Commissie), wat tot op heden nog maar éénmaal gebeurd is.
48
NOTA
Wat betreft de betalingen (voorschotten), werden verschillende knelpunten aangereikt. Het is immers zo dat deze premiebetalingen op verschillende momenten worden uitgevoerd: ste
de
-
Voorschot voor campagne 2006 op 14/12/2006: 1 Afrekening na saldobetaling in 2 trimester 2007 (zie http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/nieuws/07/0309.html)
-
Voorschot rundveepremies: eind november van het campagnejaar
-
Voorschot bedrijfstoeslag 23/12/2005: 1 afrekening begin februari (Zie http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/nieuws/05/1223.html)
ste
Bij de uitvoering van deze betalingen wordt er steeds onmiddellijk een persbericht uitgestuurd met algemene informatie over de betaling Het probleem voor de landbouwers zou liggen in de timing en de structuur van het eindafrekeningsformulier. Zo werd dit formulier vorig jaar pas 12 maanden na het begin van de betalingen opgestuurd, waardoor de landbouwers geen zicht hebben op de oorsprong/reden van de bedragen op hun rekening. Daarbij lijkt de veelheid van informatie die de landbouwer op dat formulier wenst, blijkbaar moeilijk te verenigen met duidelijkheid van een dergelijk overzicht: jaarlijks komen er tal van vragen binnen ter verduidelijking van het afrekeningsformulier. Voorts werden ook de betalingen door verschillende betrokkenen bestempeld als ‘zeer ondoorzichtig’ (cfr de regeling om 4% van het afgehouden bedrag in juli terug te betalen, en de rest in blokken van 20% te betalen). Tenslotte blijkt MIB met ongeveer hetzelfde probleem als SI te kampen, met name de steeds strenger wordende eisen van de auditors, die de controles uitvoeren. De voorwaarden van de toeslagrechten zijn immers wel bepaald, maar Europa vermeldt niet hoe deze moeten gecontroleerd worden.
5.1.5 SUGGESTIES & RANDVOORWAARDEN VOOR VEREENVOUDIGING Wat betreft de voorwaarden voor het verkrijgen van rechten uit de nationale reserve, kan men deze voor meerdere jaren vastleggen in de Vlaamse regelgeving, waardoor de eventuele begunstigden niet elk jaar moet onderzoeken of hij (nog) in aanmerking komt voor de nationale 13 reserve , en, indien hij vorig jaar dit ‘voorrecht’ genoot, mogelijks niet opnieuw dit formulier dient in te vullen. Men kan in dat geval de toekenning van de rechten misschien automatisch verlengen of ze via een vereenvoudigde procedure laten aanvragen. Hier kan men de bedenking maken dat deze regeling ‘slechts’ over een beperkt aantal aanvragen per jaar gaat (145 in 2006), waardoor het voorstel in eerste instantie minder impact lijkt te hebben. Men dient er echter rekening mee te houden dat dit aantal enkel de landbouwers omvat die onder de voorwaarden vallen en de aanvraag indienen: een veel groter aantal landbouwers dient de steeds veranderende wetgeving er elk jaar op na te slaan om na te gaan of ze mogelijks onder de vereisten vallen. Deze ‘kennisname’ van de wetgeving valt ook onder de definitie van administratieve lasten, en maakt dus, samen met al de andere aanpassingen en toevoegingen van regelgevingen die van toepassing zijn op landbouwers, een niet onbelangrijke last uit. Een andere suggestie hierbij situeert zich binnen het EPR-verhaal. Momenteel dient bij de aanvraag voor de nationale reserve een fotoplan bijgevoegd te worden, waar het betrokken perceel op aangeduid wordt. Dit in tegenstelling tot de informatievereisten bij de overdrachten bij tijdelijke verhuur: hiervoor wordt een éénduidige plaatsbepaling gevraagd (de landbouwer wordt de keuze gelaten hoe hij dit aangeeft: via perceelsnummer, aangeven dat dit hetzelfde is als vorig jaar,…). Deze piste kan men ook bewandelen voor de handelingen in het kader van de nationale reserve. Met betrekking tot de bewijsstukken en andere gegevens voor het overdrachtsdossier, kan vooreerst het principe van éénmalige informatievraag toegepast worden: enkel informatie die nog niet 13
Vanaf 2007 zijn de budgetten geregionaliseerd. Er wordt sindsdien gesproken van ‘reserve’ ipv ‘nationale reserve’. Aangezien dit rapport een ex-post analyse is over de verplichtingen van de voorbije jaren, opteren we hier echter om de term ‘nationale reserve’ te laten staan.
49
NOTA
is opgevraagd door een overheidsinstantie, mag opgevraagd worden. Hiertoe dienen dan de nodige garanties geboden te worden om de vastgelegde termijnen te kunnen halen. Vanaf het moment dat de overdrachtsaanvraag is ingediend, beschikt de administratie immers (slechts) over een termijn van 6 weken, om de voorwaarden van overdracht in het dossier te controleren. Deze termijn is vastgelegd bij verordening en is te beschouwen als een vervaltermijn: de administratie kan de termijn zelf niet schorsen omdat zij mogelijks gegevens via andere overheden niet tijdig zou verkrijgen. Een globale en sluitende toepassing van digitale informatiestromen (cfr e-gov) is dus een noodzakelijke voorwaarde om deze vereenvoudiging te realiseren. Voorts zouden formulieren beter zoveel mogelijk doorlopen over de jaren heen en ‘herhaald’ gebruik toegelaten (zoals nu het geval is bij de overdrachtformulieren van de toeslagrechten). Indien toch wijzigingen nodig zijn, dient ervoor gezorgd te worden dat deze tijdig op de website terug te vinden zijn. Voor de nationale reserve was dit in het verleden onmogelijk, omdat via de reserve ook gedeeltelijk de overgang naar de ontkoppelde premies werd opgevangen (vb. investering in grond en gebouwen). Vanaf 2007 valt die categorie binnen de aanvragen voor de reserve weg en voor compressie is het zo dat er weinig is gewijzigd in vergelijking met voorgaande jaren. Het R.2-formulier in 2007 is nieuw. De reserve-enveloppe zal beslissen of dat formulier ook meerdere jaren gebruikt kan worden. Met betrekking tot de afrekeningsformulieren kwam de suggestie naar voor om alles in één keer te betalen, en/of met op voorhand een (duidelijke) toelichting bij deze bedragen. Dit hoeft niet noodzakelijk bij elke betaling te gebeuren, maar wel bij voorkeur vóór de betaling uitgevoerd wordt. Men kan zich tevens de vraag stellen of het niet mogelijk is om de privaatrechterlijke overeenkomsten, vereist voor elke overdracht van toeslagrechten, niet door de betrokkenen zelf bij te laten voegen in het dossier, maar dit door de controlerende administratie op te laten vragen bij de hypotheek- of registratiekantoren. Hiertoe dient men natuurlijk de nodige toelatingsprocedures uit te werken met betrekking tot de databanken van de hypotheekkantoren of registratiekantoren (de federale overheden die mogelijks ook over deze documenten beschikken). De uitwisseling van informatie moet alleszins ook toelaten om een inhoudelijke toetsing van de aangebrachte stavingstukken te doen (wat niet door hypotheekbewaarder of registratiekantoorhouder gebeurt - dit gebeurt vaak op basis van documenten die zich op het ogenblik van verificatie nog niet in handen van de hypotheekbewaarder/ registratiekantoor bevinden). Voorts dienen alle pistes van digitalisering en informatie-uitwisseling onderzocht te worden. Hierbij denken we bijvoorbeeld aan de problematiek van het (fysisch, bij de landbouwer) opvragen van de statuten van een landbouwbedrijf: mogelijks zijn die zaken ook digitaal op te vragen, of is die informatie te vinden in andere databanken (bijv. bij ALV-SI, ikv VLIF-steun). Tenslotte lijkt het opportuun om de rol en de informatievereisten van de auditors kritisch te analyseren vanuit het oogpunt van administratieve vereenvoudiging (doch binnen het kader van de nieuwe controleverordening): men dient na te gaan welke informatie nodig is om de voorwaarden vanuit de verschillende wetgevingen na te gaan, wat hiervan reeds ergens beschikbaar is, en hoe relevante en niet-beschikbare informatie op de meest efficiënte wijze kan opgevraagd of verkregen kan worden.
5.2
Verzamelaanvraag
5.2.1 TOELICHTING
Algemeen Ten gevolge van de invoering van de bedrijfstoeslagregeling (Mid Term Review) is in 2005 de oppervlakteaangifte vervangen door de verzamelaanvraag. Via deze verzamelaanvraag, moeten alle
50
NOTA
14
percelen die de landbouwer in gebruik heeft, aangegeven worden (zelfs wanneer deze niet in aanmerking komen voor het activeren van toeslagrechten of indien de landbouwer zijn toeslagrechten in 2006 niet wenst te activeren). Deze aanvraag bundelt zo de informatie die dient doorgegeven te worden in het kader van de bedrijfstoeslagregeling en enkele aan productie gekoppelde regelingen. De landbouwer dient via de verzamelaanvraag m.a.w.: -
zijn toeslagrechten te activeren met subsidiabele percelen en gewassen en zo zijn bedrijfstoeslag aan te vragen; ! Voor alle toeslagrechten geldt dat zij vervallen aan de reserve indien ze drie jaar na elkaar niet worden geactiveerd. Toeslagrechten konden voor de eerste maal geactiveerd worden in 2005, bijgevolg is 2007 de eerste campagne waarin toeslagrechten kunnen vervallen aan de reserve wegens niet-gebruik. Toeslagrechten die in 2007 voor het derde jaar op rij niet worden geactiveerd, worden toegevoegd aan de reserve en kunnen op geen enkele manier opnieuw aan de landbouwer toegekend worden. Toeslagrechten die uit de reserve werden toegekend (naar aanleiding van een aanvraag tot de reserve of een aanvraag als starter) moeten jaarlijks geactiveerd worden en dit gedurende de eerste 5 jaar na toekenning. Dergelijke toeslagrechten moeten dus elk jaar opnieuw geactiveerd worden tot wanneer de 5 jaar is verstreken
-
steun aan te vragen voor gekoppelde premies (zoogkoeienpremies, slachtpremie kalveren, premie voor lijnzaad en spelt, premie voor eiwithoudende gewassen, areaalsteun voor noten, steun voor energiegewassen, steun voor gedroogde voeders en de verwerking van vezelvlas en -hennep)
-
al de landbouwgronden die hij in gebruik heeft, aan te geven;
-
milieumaatregelen beheerd door het Agentschap voor Landbouw en Visserij (ALV) en de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) aan te geven ( ~ afsluiten van deze verbintenissen, en het aanvragen van uitbetalingen).
-
Percelen aan te geven in het kader van het melkquotum
-
Aan te geven of speciale toeslagrechten in dat jaar al dan niet moeten omgezet worden naar gewone toeslagrechten
De verzamelaanvraag dient ook om percelen met blijvend grasland aan te geven. Zo toont men aan dat men voldoende blijvend grasland in gebruik heeft en voldoet aan zijn referentieareaal grasland (als onderdeel van de geldende randvoorwaarden). Vanaf 2007 (in het kader van de invoering van EPR op Vlaams niveau) kan men via de verzamelaanvraag ook voldoen aan de aangifteplicht bij de Mestbank in het kader van het Mestdecreet. Als de landbouwer na de indiening van de verzamelaanvraag een reeds aangegeven perceel door omstandigheden niet meer gebruikt in het jaar van aangifte of een aangegeven gewas (door weersomstandigheden of wijziging van het teeltplan) vervangt door een ander gewas, moet hij dit onmiddellijk en in elk geval vóór controle of aankondiging van controle aan de buitendienst van ALV, afdeling MIB melden.
Wetgeving De wetgeving die van toepassing is op de toeslagregeling, bevat tevens bepalingen en bijlagen/formulieren in het kader van de verzamelaanvraag, meer bepaald het Besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2005 tot instelling van een bedrijfstoeslagregeling en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en tot toepassing van de randvoorwaarden (zoals gewijzigd bij het B.V.R van 13 januari 2006 en 8 september 2006). Dit besluit brengt de Europese MTR-verordening (Verordening n° 1782/2003 van de raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake 14
Voor dit rapport focussen we ons op de doelgroep ‘landbouwers’ binnen deze verplichting. Vanaf 2007 (in het kader van de implementatie van EPR in Vlaanderen) wordt deze aanvraag echter naar een ruimere groep gestuurd (bijv. ook Mestbankplichtigen die geen landbouwer zijn).
51
NOTA
rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers) in uitvoering. De wetgeving in het kader van de verzamelaanvraag is te categoriseren als ‘Klasse B’: de informatieverplichting komt voort uit Europese regelgeving, maar de implementatie en de bepaling van de toepassingsmodaliteiten (manier) wordt beslist op Belgisch/Vlaams niveau
Formulieren en/of handleidingen De verzamelaanvraag is een gestructureerd dossier, bestaande uit een overzichtsformulier, een identificatiedeel en twee ‘inhoudelijke’ delen (activering toeslagrechten en aanduiding gebruik percelen). Dit formulier dient voor elke exploitatie ingevuld te worden door de betrokken VA-plichtige, op basis van een bijhorend (relatief omvangrijk) toelichtingsdocument, dat mee opgestuurd wordt met de formulieren van de verzamelaanvraag zelf. Deze formulieren worden, zoals bij de belastingsaangifte, opgestuurd als kopie en origineel: de voorbereiding dient te gebeuren op de kopie (dat als duplicaat dient voor de landbouwer), de finale gegevens worden (op scanvriendelijke wijze) aangebracht op de ‘originele’ aanvraagformulieren. Afhankelijk van de situatie, dienden in 2006 ook de bijlagen ingevuld en opgestuurd te worden: -
Bijlage 11: Formulier 'Wijzigingen'
-
Bijlage 12: Verzamelaanvraag 2006 - Formulier 'Bijkomende percelen'
-
Bijlage 13: Formulier 'Wijzigingen van percelen met bijkomende bestemming "GB"
-
Bijlage 14: Formulier 'Teeltfiche Mechanische Onkruidbestrijding' (passieve verplichting)
-
Bijlage 15: Formulier 'Aanvraag tot aanpassing van het referentieareaal blijvend grasland'
-
Bijlage 16 (nu 17): Formulier 'Percelen in het buitenland'
De verzamelaanvraag 2007 werd sterk gewijzigd op tal van vlakken in het kader van de (verdere) integratie van de éénmalige perceelsregistratie (EPR). Met betrekking tot de formulieren, werden een aantal bijlages aangepast of toegevoegd. Hieronder lijsten we de nieuwe bijlages op (in te vullen en mee te geven indien relevant voor de betrokken VA-plichtige): -
Bijlage 16. Formulier ‘Overeenkomst van tijdelijke overdracht van de instandhoudingsplicht van blijvend grasland (zonder overdracht van gronden)’
-
Bijlage 18. Formulier ‘Wijzigen en/of toevoegen identificatiegegevens’
-
Bijlage 19. Formulier ‘Toekenning mandaat voor het e-loket’
-
Bijlage 20. Formulier ‘Melding teeltschade’
-
Bijlage 21. Formulier ‘Mestrechten’
Deze aanvraag kan sinds 2007 ook on-line ingevoerd worden, waardoor eventuele fouten onmiddellijk gedetecteerd worden, de behandeling door de administratie vlotter verloopt.
Bevoegde administratie Vlaamse Overheid, Agentschap Landbouw & Visserij (ALV), afdeling MIB.
Gecontacteerde personen Mr. Koenraad De Vadder (ALV-MIB).
52
NOTA
5.2.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN De verschillende delen van de verzamelaanvraag dienen door de landbouwer voorbereid (op de ‘kopie’) en ingevuld (op het ‘scanformulier’) te worden. Om het invullen van de verzamelaanvraag voor de landbouwers te vereenvoudigen, zijn de aangegeven percelen van het voorbije jaar al weergegeven. Ook bepaalde erbij horende gegevens worden al op voorhand ingevuld of bijgevoegd: perceelsnummer, identificatienummer van het perceel, fotoplan of kaart, code gewest, de referentieoppervlakte en een voorstel voor de aan te geven oppervlakte voor dat jaar. Deze gegevens dienen gecontroleerd en, indien nodig, aangepast te worden. In principe zullen de in het voorbije jaar aangegeven percelen aangeduid zijn op de voornoemde fotoplannen. Indien de landbouwer geen fotoplannen heeft ontvangen of indien een bepaald perceel dat door hem wordt gebruikt, niet op de ontvangen fotoplannen staat of kan getekend worden, moet hij de ontbrekende percelen aanduiden op topografische kaarten (NGI-kaart). Ten tijde van het indienen van de verzamelaanvraag dienen, naast het aanvraagformulier zelf, de relevante bijlages ook opgestuurd te worden (zie supra). Bijlages 11 en 13 (‘wijzigingen’) dienen, in voorkomend geval, nà het indienen van de verzamelaanvraag afzonderlijk opgestuurd te worden. De teeltfiche ‘mechanische onkruidbestrijding’ dient enkel bijgehouden te worden, de andere formulieren worden gelijktijdig met de verzamelaanvraag opgestuurd. Naast de verzamelaanvraag moeten ook de aanvragen voor niet-ontkoppelde premiestelsels (zoogkoeienpremie, slachtpremie kalveren, steun voor lijnzaad en speltzaad, verwerkingssteun voor vezelvlas en vezelhennep, noten, energiegewassen, en gedroogde voedergewassen) via de daarvoor bestemde formulieren of contracten afzonderlijk ingediend te worden bij de buitendiensten van ALVMIB uiterlijk op de ervoor vastgelegde indieningdatums. Ook nieuwe VLM-beheerovereenkomsten moeten afzonderlijk aangevraagd en afgesloten worden met VLM.
5.2.3 PARAMETERINFORMATIE
Aantal actoren / aanvragen De verzamelaanvraag dient verplicht ingevuld te worden door alle landbouwers die: -
hun braakleggingstoeslagrechten, gewone en speciale toeslagrechten wensen te activeren; en/of
-
steun wensen aan te vragen voor de gekoppelde premiestelsels: lijnzaad of speltzaad, gedroogde voeders, eiwithoudende gewassen, energiegewassen en noten; en/of
-
steun voor zoogkoeien of de slachtpremie voor kalveren wensen aan te vragen en beschikken over landbouwgrond; en/of
-
subsidie wensen aan te vragen voor de milieumaatregelen biologische teelt, geïntegreerde productiemethode voor pitfruit, inzaai van groenbedekkers, mechanische onkruidbestrijding of bedrijfseigen teelt van plantaardige eiwitbronnen; en/of
-
beheerovereenkomsten hebben afgesloten bij VLM; en/of in het pilootproject "éénmalige perceelsregistratie" moeten voldoen aan de aangifteplicht bij de Mestbank. 15
De voorbije jaren werden er ongeveer 27.000 verzamelaanvraagformulieren ingediend bij ALV . In 2006 werden er ook ongeveer 4.500 wijzigingen ingediend: 1.200 waarbij de oppervlakte voor het activeren van toeslagrechten wèl verhoogt (zie formulier wijzigingen – bijlage 11), en ongeveer 3.340 waarbij die oppervlakte niet verhoogt. Slechts een deel van dit aantal betreft wijzigingen met betrekking van percelen met de bestemming ‘groenbedekking (formulier 13). Wat betreft de extra bij te voegen formulieren, zijn de volgende cijfers bekend (voor de aanvraag van 2006): 26 formulieren
15
26.814 in 2004, 28.267 in 2005 en 27.313 in 2006.
53
NOTA
‘percelen in het buitenland’ en 4.603 aanvragen tot aanpassing van het referentieareaal blijvend grasland. Het aantal dossiers dat effectief verstuurd werd voor dit campagnejaar (2007) is beduidend hoger dan in de voorbije campagnes. Zo werden er 39.221 formulieren opgestuurd voor Vlaamse landbouwers/exploitanten; en 687 formulieren voor Waalse landbouwers met percelen in Vlaanderen die moeten voldoen aan MB-aangifteplicht, blijvend grasland, agromilieumaatregelen of percelen in Ven- of habitatgebieden of erosiegevoelige percelen. Dit grotere aantal VA formulieren is rechtstreeks het gevolg van de implementatie van het EPR project over heel Vlaanderen dit jaar. Tot voor kort waren er belangrijke verschillen in identificatiegegevens tussen ALV en VLM (Mestbank): obv kruiscontrole van deze verschillende identificatiegegevens werden de nodige extra exploitanten gedetecteerd, die hun percelen dienen aan te geven (ikv de toeslagregeling of het Mestdecreet). Ook werden tuinbouwers krachtens het nieuwe mestdecreet aangifteplichtig (waardoor zij dus ook een verzamelaanvraag dienen in te vullen).
Complexiteit Afhankelijk van het aantal te activeren percelen, het aantal aan te vragen of aan te geven subsidies en de eventuele ondersteuning / uitbesteding, varieert de tijd nodig voor het invullen van deze aanvraag tussen 0,5 dag tot 2 dagen.
Periodiciteit Deze aanvraag dient jaarlijks ingevuld en opgestuurd te worden; wijzigingen dienen telkens het geval zich voordoet, gemeld te worden (wat ongeveer 4.500 keer nodig was in 2006, zie supra).
Uitbesteding Uit de interviews met de landbouworganisaties en de individuele boeren bleek dat ongeveer 70% van de landbouwers zich laat bijstaan voor hun verzamelaanvragen. Dit percentage wordt ook bevestigd door de enquêtegegevens. Dit aan een gemiddeld tarief van ongeveer 60€/u. Voor bijvoorbeeld 20 hectaren dient men ongeveer 2 uur te rekenen (nà voorbereidend werk door de landbouwer).
5.2.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN De belangrijkste administratieve last is de steeds wijzigende wetgeving, en de bijhorende toelichtingen/formulieren de voorbije jaren. Ook de paragraaf die meldt dat deze nota (van 120 blz !) geen rechtswaarde heeft, zorgt voor enige frustratie bij de landbouwers waarvan sommigen deze nota elk jaar opnieuw volledig doornemen, om ‘zeker’ in orde te zijn met de vereisten van de aanvraag. Ook de plannen in de verzamelaanvraag zijn soms een bron van ergernis. Zo hebben sommige boeren een beheerovereenkomst ‘perceelsranden’, waarbij een maximumafstand van 12 meter gehanteerd wordt. De aanduiding van deze ligging is natuurlijk zeer moeilijk op grotere kaarten, waardoor er elk jaar ares verloren gaan als de landbouwer een onnauwkeurige lijn niet corrigeert (1,2 16 mm op schaal 1/10.000) . Dit alles (splitsing van percelen) is voor de landbouwer administratief bijzonder complex, terwijl de administratie dat zelf veel nauwkeuriger kan doen (via GIS zijn die splitsingen perfect te traceren). Voorts werden de verplichtingen inzake de overdracht van blijvend grasland als knelpunt gesignaleerd. In de verzamelaangifte wordt immers aangegeven hoeveel hectare blijvend grasland de landbouwer bezit, maar als gevolg van een eventuele verkoop of het verwerven van extra blijvend grasland dient een apart formulier aan de overheid te worden gegeven (wat in de ogen van de landbouwer een dubbele administratie is ten opzichte van de verzamelaangifte). De betrokken
16
Vanaf januari 2007 wordt een schaal van 1/5.000 gebruikt (zoals bij de perceelsregistratie van de VLM).
54
NOTA
administratie merkt evenwel op dat in de praktijk het echter niet zo is dat het individueel referentieareaal (het quotum op basis van een referentieareaal) en de percelen blijvend grasland in gebruik (aangegeven in de verzamelaanvraag) administratief identiek zijn. Het individueel referentieareaal wordt immers gebaseerd op de aangegeven percelen blijvend grasland in een bepaalde referentieperiode (2003). Het individueel referentieareaal is m.a.w. een “quotum” dat gekoppeld is aan de landbouwer op basis van die referentieperiode en niet aan de percelen blijvend grasland in de huidige verzamelaanvraag. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een landbouwer een perceel blijvend grasland scheurt en het elders aanlegt, waarbij het weinig waarschijnlijk is dat de oppervlakte van het gescheurde en nieuw aangelegde perceel identiek zijn. Ook is het mogelijk dat een landbouwer extra grasland inzaait (bijvoorbeeld in het kader van een beheerovereenkomst ‘perceelsrandenbeheer’) of grasland overneemt dat in 2003 gebruikt werd door een niet-landbouwer. In al deze gevallen zijn er op het niveau van de VA wijzigingen in het blijvend grasland (en alle percelen komen volledig in aanmerking voor het voldoen aan de instandhoudingsplicht), maar blijft het referentieareaal ongewijzigd. Indien nu een perceel overgaat, dan kan dit niet automatisch gekoppeld worden aan een overdracht van referentieareaal. Voorts heeft een overlater soms redenen om een perceel blijvend grasland over te dragen maar zijn referentieareaal te behouden. Ook in dat geval is er enkel een wijziging op vlak van de verzamelaanvraag. Als gevolg hiervan kan de wijziging aan het referentieareaal niet afgeleid worden uit de verzamelaanvraag, waardoor er volgens de betrokken administratie geen sprake kan zijn van een dubbele administratie. Wat wèl vereenvoudigingspotentieel biedt, is de dubbele controle bij de verzamelaangifte: bij een dergelijke wijziging door gebruiksoverdracht, dient door elk van de partijen het ‘contract’ bij de verzamelaanvraag gevoegd te worden, ondertekend door beide partijen. Als één van de partijen dit niet opstuurt, verliest de andere partij de bijhorende premie, terwijl dit mogelijks gewoon om een vergetelheid gaat. Daarbij komt dat de landbouwer-eigenaar niet altijd weet wie het perceel heeft gebruikt (en hoe), terwijl de administratie dat wèl met zekerheid weet op basis van de aangiften. Een voorbeeld-knelpunt hierbij is de schrapping van percelen. Indien men, bij de verwerking van de verzamelaanvragen, merkt dat bepaalde percelen niet meer aangegeven worden (schrapping percelen zonder ‘overname’ door een andere landbouwer in zijn verzamelaanvraag), wordt er systematisch een hele vragenlijst naar de ‘schrapper’ gestuurd. Hierbij wordt gevraagd wie de eigenaar is, wat het gebruik is (vroeger versus nu versus toekomst) etc. Meestal heeft de gebruiker / pachtnemer, of de oude eigenaar, echter weinig te maken met de (nieuwe) eigenaar, waardoor het (toekomstig) gebruik meestal niet bekend is bij de schrapper (er wordt immers ook heel wat verkocht aan immokantoren etc.). Ook als de betrokken schrapper enkel het gebruik wijzigt, lijkt het niet zeer logisch dat hij dit nog eens moet toelichten. Immers, zonder aangifte van de percelen voor landbouwgebruik, kan men geen premie bekomen, wat dus in het nadeel van de gebruiker is.
5.2.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Als basis voor de verzamelaanvraag wordt de aanvraag van het vorige jaar gebruikt. Weinig of geen van de geconsulteerden ziet belangrijke vereenvoudigingsmogelijkheden, tenzij een stabilisering van de wetgeving (en de bijhorende toelichtingen) terzake. Met betrekking tot de bijhorende toelichtingsnota, lijkt het misschien wel opportuun om deze volledig af te stemmen op de geldende wetgeving, zodat de ‘indekkings’disclaimer bij deze toelichting kan geschrapt worden. De suggesties die inzake de verzamelaanvraag naar voor komen, situeren zich vooral in de vraag om de informatie uit deze verzamelaangifte, samen met de data uit de mestbank, meer te gebruiken voor andere doeleinden, zodat de landbouwer deze gegevens niet meerdere malen per jaar dient op te geven aan verschillende instanties (bijvoorbeeld de VMM, de VLAM, …). Ook een meer flexibel optreden (bijv. met betrekking tot doorhalingen of aanduidingen op kaarten), en het klantgerichter gebruik van GIS-toepassingen, werden als wensen ge-uit door de betrokkenen. Wat betreft de problematiek inzake de (gebruiks- of eigenaars)wijziging van blijvend grasland, zou men kunnen opteren om de verplichting inzake het opsturen van de bijhorende contracten af te schaffen, en deze wijziging gewoon af te leiden uit de verzamelaanvraag. Dit dient echter met de nodige ‘alarmmechanismen’ te gebeuren: immers, de overnemende boer weet niet altijd dat dit blijvend grasland is. Wat wèl mogelijke vereenvoudigingspistes zijn, is enerzijds het laten
55
NOTA
ondertekenen van één document door beide partijen (waarbij enkel de begunstigde het meegeeft met de verzamelaanvraag), of anderzijds, het laten signaleren door de administratie dat dit blijvend grasland is, bijvoorbeeld samen met het overzicht van toeslagrechten. Bij deze laatste optie zou men dan de verplichtingen inzake het overdrachtscontract kunnen afschaffen. Meer algemeen vindt deze suggestie haar oorsprong in de bedenking dat dergelijke probleemsituaties slechts ongeveer 20% van de gevallen zullen uitmaken. Een pro-actieve opvolging vanuit de administratie lijkt daarom globaal gezien efficiënter dan het opzetten van een ‘dubbel’ controlesysteem, dat van toepassing is op àlle (dus ook de andere (80%)) landbouwers. Ook de controle van geschrapte percelen dient herbekeken te worden: wat is de toegevoegde waarde van de vermelde vragenlijst, gegeven de moeilijkheden en frustraties die men bij de betrokkenen creëert?
56
NOTA
6 Subsidies in kader van beheerovereenkomsten 6.1
Subsidies plantaardige eiwitbronnen
6.1.1 TOELICHTING Algemeen In het kader van het Vlaams Plan voor Plattelandsontwikkeling wil de Vlaamse overheid extra stimuli geven aan duurzame landbouwproductie-methoden. Op de meeste Vlaamse veeteeltbedrijven bestaat de voederwinning uit maïs en gras. Deze teelten leveren echter te weinig eiwit. Daarom wordt het rantsoen aangevuld met ingevoerd hoogwaardig soja-eiwit. De teelt van bedrijfseigen plantaardige eiwitten kan hier een bijdrage leveren tot een meer evenwichtige voederwinning. Sinds 2004 kunnen landbouwers voor deze bedrijfseigen teelt van plantaardige eiwitbronnen een subsidie aanvragen. Deze maatregel zal worden voortgezet tijdens de nieuwe programmaperiode, met evenwel een wijziging van de financiële voorwaarden. Wetgeving Europese Wetgeving: Verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 en Verordening (EG) nr. 817/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL). Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELPO) Vlaamse wetgeving: Besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit. Ministerieel Besluit van 19 december 2003 betreffende de toekenning van subsidies voor de bedrijfsgebonden productie van plantaardige eiwitbronnen. Klasse: B Formulieren/of handleidingen Formulieren en bijhorende toelichtingsbrochure verzamelaanvraag Bevoegde administratie Afdeling Markt- en Inkomensbeheer van het agentschap voor Landbouw en Visserij Gecontacteerde personen Ir. Katleen Butaye
57
6.1.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN - Invullen van verzamelaanvraag
NOTA
In het kader van de administratieve vereenvoudiging, werd deze subsidiemaatregel geïntegreerd in de verzamelaanvraag. De landbouwer moet daarom jaarlijks (vóór 2 mei) de percelen waarop hij plantaardige eiwitbronnen teelt aangeven bij de bevoegde administratie. Dit doet hij aan de hand van richtlijnen die terug te vinden zijn in de toelichtingsbrochure van de verzamelaanvraag. De eerste keer dat hij percelen aanduidt in zijn verzamelaanvraag voor de teelt van plantaardige eiwitbronnen geldt tegelijk als steunaanvraag voor een 5-jarige verbintenis. Er hoeft geen afzonderlijke bijlage worden opgesteld. De verzamelaanvraag geldt ook als betaalaanvraag. -
Bijhouden facturen en zaaizaadcertificaten De landbouwer moet de facturen en zaaizaadcertificaten gedurende ten minste vijf jaar bijhouden en bij controle kunnen voorleggen. De termijn van vijf jaar houdt verband met de looptijd van de verbintenis. In de praktijk worden bij controle enkele de documenten voor het jaar zelf opgevraagd.
-
Aanwezig zijn bij controle Naast de controle in het kader van de verzamelaanvraag was er vroeger een afzonderlijke controle van de subsidievoorwaarden waarbij de landbouwer moet aanwezig zijn. Deze controles zijn nu geïntegreerd.
6.1.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren In 2006 waren er 1668 aanvragen tegenover 1005 aanvragen in 2005. Met het ingaan van een nieuwe programmeringsperiode in 2007 zullen de voorwaarden wijzigen. De impact hiervan op het aantal aanvragen is moeilijk in te schatten. Periodiciteit Jaarlijks Complexiteit Door integratie in verzamelaanvraag relatief eenvoudig Uitbesteding Cfr. uitbesteding verzamelaanvraag 6.1.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Geen geïdentificeerd 6.1.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Geen geïdentificeerd
58
6.2
Subsidies groenbedekker
NOTA
6.2.1 TOELICHTING Algemeen In het kader van het Vlaams Plan voor Plattelandsontwikkeling wil de Vlaamse overheid extra stimuli geven aan duurzame landbouwproductiemethoden. Met deze subsidiemaatregel die bestaat sinds 1999 worden landbouwers aangemoedigd om hun percelen tijdens de winter begroeid te houden. Hierdoor wordt niet alleen erosie tegengegaan maar verbetert ook de bodemstructuur. Deze maatregel is niet meer opgenomen in het nieuwe programma en loopt dus nog maximaal 4 jaar. De maatregel wordt niet meer verlengd wegens het grote succes waardoor hij niet meer betaalbaar is geworden. Wetgeving Europese Wetgeving: Verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 en Verordening (EG) nr. 817/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL). Vlaamse wetgeving: Besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit. Ministerieel Besluit van 19 december 2003 betreffende de toekenning van subsidies voor het inzaaien van een groenbedekker. Klasse: B Formulieren/of handleidingen Formulieren en bijhorende toelichtingsbrochure verzamelaanvraag Bevoegde administratie Afdeling Markt- en Inkomensbeheer van het agentschap voor Landbouw en Visserij Gecontacteerde personen Ir. Katleen Butaye 6.2.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN - Invullen verzamelaanvraag Omwille van de administratieve vereenvoudiging, werd de subsidiemaatregel "inzaai van groenbedekker" geïntegreerd in de verzamelaanvraag. De landbouwer doet de jaarlijkse opgave van de percelen waarop hij een groenbedekker gaat zaaien aan de hand van de weergegeven richtlijnen en toelichtingen van de verzamelaanvraag. Deze formulieren met bijhorende toelichtingsbrochure worden verstuurd door het Agentschap voor Landbouw en Visserij. De eerste keer dat hij percelen aanduidt in zijn verzamelaanvraag voor de inzaai van, groenbedekking geldt tegelijk als steunaanvraag voor een 5-jarige verbintenis. Er hoeft geen afzonderlijke bijlage worden opgesteld.
59
De verzamelaanvraag geldt ook als betaalaanvraag.
NOTA
-
Indienen van een wijzigingsaanvraag Wijzigingen van de opgave van de percelen dienen vóór 7 november gemeld te worden aan de buitendienst. Het gaat hier om een afzonderlijk formulier te onderscheiden van de wijziging van de verzamelaanvraag omdat de inzaai pas in november gebeurt. Dit formulier wordt toegezonden aan de landbouwers samen met de toelichtingsbrochure (als uit te scheuren bijlage).
-
Aanwezig zijn bij controle De oppervlaktecontrole in het kader van de verzamelaanvraag en de controle op de subsidievoorwaarden zijn geïntegreerd.
6.2.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren In 2006 waren er 8594 aanvragen. In 2005 bedroeg dit aantal 7910. Periodiciteit Jaarlijks. 17
Het jaarlijks aantal wijzigingsaanvragen voor groenbedekking wordt door het departement 40 % geraamd (sterk afhankelijk van de weersomstandigheden).
op 20 tot
Tijdsbesteding en complexiteit Door integratie in verzamelaanvraag, relatief beperkt. Omdat men vaak op ogenblik van indienen van verzamelaanvraag nog niet weet waar men groenbedekkers zal inzaaien, worden er wel veel wijzigingsaanvragen ingediend. Hierop dienen de percelen te worden aangeduid die men volledig wil intrekken, toevoegen of splitsen. Uitbesteding Cfr uitbesteding verzamelaanvraag 6.2.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Invullen wijzigingsaanvraag: gegevens uit verzamelaanvraag moeten hier worden hernomen. 6.2.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING In september een herinneringsbrief sturen naar de landbouwers met een overzicht van de percelen die ze hebben ingediend voor de subsidie groenbedekker. Daarop zouden ze dan op een gebruiksvriendelijke manier de eventuele wijzgingen kunnen aanduiden.
17
Tot 2006 was het departement verantwoordelijk, in de toekomst de afdeling Markt- en Inkomensbeheer van het agentschap
60
NOTA
6.3
Subsidies onkruidbestrijding
6.3.1 TOELICHTING Algemeen In het kader van het Vlaams Plan voor Plattelandsontwikkeling wil de Vlaamse overheid extra stimuli geven aan duurzame landbouwproductie-methoden. Het doel van deze subsidie is om de landbouwers te stimuleren hun gebruik van herbiciden te beperken. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen “uitsluitend mechanische onkruidbestrijding” en “mechanische onkruidbestrijding met rijenbespuiting”. De laatstgenoemde maatregel is niet opgenomen in de nieuwe programma-periode vanaf 2007. Wetgeving Europese Wetgeving: Verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 en Verordening (EG) nr. 817/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL). Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELPO) Vlaamse wetgeving: Ministerieel Besluit van 19 december 2003 betreffende de toekenning van subsidies voor mechanische onkruidbestrijding. Klasse: B Formulieren/of handleidingen Formulieren en bijhorende toelichtingsbrochure verzamelaanvraag. De teeltfiche zit in de toelichtingsbrochure. Bevoegde administratie Afdeling Markt- en Inkomensbeheer van het agentschap voor Landbouw en Visserij Gecontacteerde personen Ir. Katleen Butaye 6.3.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN - Invullen verzamelaanvraag De perceelsopgave voor de premie voor mechanische onkruidbestrijding moet via de verzamelaanvraag gebeuren. De landbouwer moet daarom jaarlijks (vóór 2 mei) de percelen waarop hij het onkruid mechanisch zal bestrijden aangeven bij de bevoegde administratie. Dit doet hij aan de hand van richtlijnen die terug te vinden zijn in de toelichtingsbrochure van de verzamelaanvraag. De eerste keer dat hij percelen aanduidt in zijn verzamelaanvraag geldt tegelijk als steunaanvraag voor een 5-jarige verbintenis. Er hoeft geen afzonderlijke bijlage worden opgesteld. De verzamelaanvraag geldt ook als betaalaanvraag.
61
-
Melding van wijzigingen
NOTA
Alle wijzigingen dienen onmiddellijk gemeld te worden en dit vóór 31 mei (cfr. dit is de algemene melding van wijzigingen van de tov originele verzamelaanvraag). -
Bijhouden van een teeltfiche De land- of tuinbouwer moet in de loop van het seizoen een teeltfiche bijhouden (één per teelt). Deze teeltfiche bevat steeds de meest recente gegevens met betrekking tot wanneer, waar en met welk werktuig mechanische onkruidbestrijding werd toegepast en moet steeds bij controle voorgelegd kunnen worden. De fiche (1 A4) zit als bijlage in de toelichtingsbrochure bij de verzamelaanvraag.
-
Controle Jaarlijks voert het Departement Landbouw en Visserij veldcontroles met staalnames uit.
6.3.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren In 2006 waren er 1050 aanvragen tegenover 981 in 2005. In 2007 verwacht de administratie een stijging met 10 % omdat de premie omhoog zal gaan voor landbouwers die met een eigen machine werken in plaats van met een loonwerker. Periodiciteit Jaarlijks Tijdsbesteding en complexiteit Door integratie in verzamelaanvraag, relatief beperkt. Bijhouden teeltfiche wel bijkomend. Uitbesteding Cfr uitbesteding verzamelaanvraag 6.3.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Het bijhouden van de teeltfiche biedt geen garanties op de naleving van verplichtingen. 6.3.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Afschaffen teeltfiches en enkel controle via staalname bij vermoeden van niet-naleving.
6.4
Subsidies bescherming genetische diversiteit rundvee, schapen en geiten
6.4.1 TOELICHTING Algemeen Op vele Vlaamse rundveebedrijven wordt gekozen voor gespecialiseerde rundveerassen. De oude Vlaamse rassen zijn in de verdrukking geraakt en zijn met uitsterven bedreigd. In de Europese Plattelandsverordening wordt er binnen het milieuhoofdstuk plaats gemaakt voor het behoud van de genetische diversiteit. Met toestemming en financiële steun van Europa wordt sinds 1 januari nog voor 3 Vlaamse rundveerassen steun verleend om hun voortbestaan te verzekeren. Dit gebeurt in het kader van het Vlaams Plan voor Plattelandsontwikkeling. Met deze ondersteuning wil de Vlaamse
62
NOTA
overheid het economisch rendement van de moderne hoogproductieve koeien en de oorspronkelijke Vlaamse rundveerassen dichter bij elkaar brengen. Er wordt ook nog steun verleend voor 9 schapenrassen. In het verleden was er ook steun voor 2 geitenrassen maar die is uitdovend. De steun voor trekpaarden is helemaal beëindigd. Het beheer van de steunmaatregelen is uitbesteed aan erkende verenigingen. Voor de rundveerasen is dit de Vlaamse Rundveeteeltvereniging, voor de schapenrassen het Steunpunt Levend Erfgoed en de koepel Kleine Herkauwers Vlaanderen. Wetgeving Europese Wetgeving: Verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 en Verordening (EG) nr. 817/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL). Vlaamse wetgeving: Ministerieel besluit van 18 mei 2001 betreffende de toekenning van subsidies voor de bescherming van de genetische diversiteit met toepassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 december 2003 Besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit. Klasse: B Formulieren/of handleidingen De formulieren voor de contracten met de erkende verenigingen alsook voor de schuldvorderingen zijn te verkrijgen via de erkende verenigingen. Bevoegde administratie De afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ADLO) van het Agentschap voor Landbouw en Visserij van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Gecontacteerde personen Ir. Joris Nuyts 6.4.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN - Inschrijving stamboek Het gaat hier over een subsidie voor dieren van een bepaald ras. Het criterium om “het behoren tot dit ras” te beoordelen is de inschrijving in het stamboek van dat ras. De landbouwer moet dus zijn dieren laten inschrijven in het stamboek. In de regel zal hij hiermee vertrouwd zijn en dat elk jaar al doen. Als voorbeeld kunnen de schapenrassen aangehaald worden waarbij het stamboek aan de landbouwer een lijst stuurt met de ooien die de landbouwer heeft (volgens de informatie waarover het stamboek beschikt), de landbouwer vult achter die ooien de lammeren in die uit die ooien geboren zijn en waarvan hij wil dat ze ingeschreven worden in het stamboek. Via die geboorteverklaringen worden de lammeren ingeschreven in het stamboek.
-
Afsluiten van contract met erkende vereniging De landbouwer moet een contract aanvragen via de erkende verenigingen, invullen en terug opsturen. De erkende vereniging ziet de contracten na en stuurt ze door naar de Vlaamse
63
overheid. Na goedkeuring stuurt de erkende vereniging de ondertekende overeenkomst terug naar de landbouwer. De contracten gelden voor een periode van 5 jaar. -
Aanvraag uitbetaling subsidie
NOTA
Jaarlijks ontvangt de landbouwer van de vereniging een blanco schuldvordering waar hij de premie kan aanvragen. Hij dient het ingevulde formulier terug te sturen naar de vereniging die de lijsten van de landbouwers waaraan de subsidie kan worden uitgekeerd doorstuurt naar de Vlaamse overheid. Voor veerassen moet op de schuldvordering de lijst van dieren ingevuld waarmee ze denken recht te hebben op de premie. De dieren waarvoor de steun gevraagd wordt moeten in het stamboek ingeschreven zijn. De uitbetaling gebeurt door de Vlaamse overheid rechtstreeks aan de landbouwer. -
Meewerken aan controle Het eerste jaar gebeurt er steeds controle, de volgende jaren wordt er steekproefsgewijze gecontroleerd.
6.4.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren De Vlaamse Rundvee Vereniging beheert de maatregel voor de 3 rundveerassen: er lopen 115 overeenkomsten (= aantal landbouwers) voor 2846 dieren. Steunpunt Levend Erfgoed beheert de maatregel voor 8 schapenrassen : er lopen 118 overeenkomsten (= aantal landbouwers) voor 3851 dieren. De koepel Kleine herkauwers Vlaanderen beheert de maatregel voor het Belgisch melkschaap (en de witte en de hertkleurige geit, maar de steun voor die rassen is uitdovend). Er lopen 24 overeenkomsten (= aantal landbouwers) voor 201 dieren. Samengeteld gaat het om 257 overeenkomsten met landbouwers (= cumulatief aantal). In 2006 zijn er 51 nieuwe overeenkomsten afgesloten. Periodiciteit Afsluiten van contract met vereniging: ééns in de vijf jaar Aanvraag betaling: jaarlijks Controle: steekproefsgewijze (5% wordt gecontroleerd of 13 in dit geval). Tijdsbesteding en complexiteit De erkende organisaties ondersteunen uitvoering administratieve verplichtingen. Uitbesteding Via erkende organisatie 6.4.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Geen geïdentificeerd 6.4.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Geen geïdentificeerd
64
NOTA
6.5
Beheerovereenkomsten VLM
6.5.1 TOELICHTING Algemeen Sinds januari 2000 kunnen landbouwers op vrijwillige basis beheerovereenkomsten afsluiten. Deze ‘contracten’, die een looptijd hebben van vijf jaar, zijn erop gericht om de kwaliteit van het milieu, de natuur of het landschap te behouden of te verbeteren, in ruil voor een financiële tegemoetkoming. De VLM biedt verschillende beheerovereenkomsten aan, in de vorm van 25 pakketten, gebundeld in 7 beheersdoelstellingen (MB van 2005, hfdst 1): 1° de soortenbescherming (7 pakketten); 2° het perceelsrandenbeheer (2 pakketten); 3° het herstel, de ontwikkeling en het onderhoud van kleine landschapselementen (3 pakketten); 4° het botanisch beheer (6 pakketten); 5° de erosiebestrijding in potentieel en actueel erosiegevoelige gebieden (5 pakketten); 6° het verbeteren van de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater in kwetsbare zones water (1 pakket); 7° het beheer van graslanden in kwetsbare zones natuur en in kwetsbare zones ecologisch waardevolle agrarische gebieden (1 pakket). Iedereen die zijn percelen aangeeft in de Mestbank (verplicht of vrijwillig), kan een dergelijke 18 beheerovereenkomst aanvragen . Wetgeving De beheerovereenkomsten van de VLM vinden hun basis in een Besluit van de Vlaamse Regering en 19 een Ministerieel Besluit , die een Europese verordening implementeren: -
Besluit van de Vlaamse Regering en het Ministerieel Besluit van 21 oktober 2005 betreffende het sluiten van beheerovereenkomsten in uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de 20 Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling .
-
Deze regelgeving implementeert Verordeningen n° 1663/1995, en diens uitvoeringsverordening (n° 817/2004) voor beheerovereenkomsten die (deels) gefinancierd worden met Europees geld (zoals deze van de VLM).
De Vlaamse wetgeving, hier van toepassing, kan men categoriseren als een klasse B-verplichting; 21 Vlaanderen vraagt immers ook (momenteel nog) of de aanvrager ook nog bijkomende
18
In het kader van het EPR-project wordt deze regeling momenteel nog herzien.
19
Enkel de belangrijkste wetgeving wordt hier opgenomen. Voor de volledigheid vermelden we hier ook nog het besluit van de Vlaamse regering van 10 november 2000 tot vaststelling van een vergoedingenregeling ter uitvoering van artikel 15, 15bis, 15ter, 15sexies, §§ 1 en 3 en 15septies van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 26 mei 2000 ter uitvoering van sommige artikelen van hetzelfde decreet; -wat betreft de beheerovereenkomsten water en natuur en de horizontale vergoedinggewijzigd bij het Besluit van de Vlaamse regering van 16 maart 2001 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 10 november 2000 20
Dit besluit heft het vorige besluit van 10 oktober 2003 op. Dat besluit (van 2003) verving op haar beurt de eerdere besluiten van 1999 (Besluit van de Vlaamse regering van 13 april 1999 betreffende de toekenning van subsidies om landbouwproductiemethoden toe te passen en het sluiten van beheerovereenkomsten ter uitvoering van de verordening (EEG) nr. 2078/92 + het uitvoeringsbesluit van 4 juni 1999) 21
Deze extra vraag zou niet meer nodig zijn bij de volledige invoering van EPR.
65
steunmaatregelen heeft, wat niet vereist wordt door de verordening voor het verkrijgen van Europese steun.
NOTA
Formulieren en/of handleidingen Voor de beheerovereenkomsten van de VLM wordt één standaardformulier gebruikt (“aanvraag van een beheerovereenkomst”), te vinden op de formulierendeelsite van het internetloket eHorizon, waarin verschillende pakketten (gelijktijdig) kunnen worden aangevraagd, zelfs over de ‘grenzen’ van een beheersdoelstelling heen. Voor de beheerovereenkomst water dient een bemestingsregister bijgehouden te worden, waarvan het standaardformulier te vinden is op dezelfde website. Bevoegde administratie Vlaamse Landmaatschappij (VLM) Gecontacteerde personen Barbara Gellinck (VLM)
6.5.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN Voor de aanvraag van een beheerovereenkomst, dient de begunstigde het standaard aanvraagformulier volledig in te vullen, waarbij het perceelsnummer (zoals geregistreerd bij de Mestbank), de gemeente, de oppervlakte van het perceel, het nummer van het gewenste beheerspakket, de lengtes en oppervlaktes voor eventuele lijnelementen en de bedragen van andere vergoedingen voor het betreffende perceel opgegeven dient te worden. Dit formulier dient aangetekend opgestuurd naar, of afgegeven te worden aan, de buitendienst van de VLM (provincie). Tevens dient men deze aanvraag te vergezellen van de nodige bewijsstukken: -
een kaart of luchtfoto waarop op duidelijke wijze de beheersvoorwerpen zijn aangeduid waarvoor men een beheerovereenkomst aanvraagt (dit is niet nodig voor de beheerspakketten directe inzaai of maatregelen voor een verminderde bemesting in kwetsbare zones water)
-
een kopie van alle andere verbintenissen die men heeft gesloten of aangevraagd op grond van het programma voor plattelandsontwikkeling
Vanaf 2007 kan de landbouwer de betalingsaanvraag voor BO water en directe inzaai doen via de verzamelaanvraag (vorig jaar was dit ook automatisch, maar dan via de mestbankaangifte), en krijgt de landbouwer een overzicht van de percelen waarop deze beheerovereenkomsten gelden. De landbouwer dient nà de aanvraag niet meer periodiek aan administratieve verplichtingen te 22 voldoen (tijdens de 5-jarige looptijd van de BO) . Voor de nieuwe BO Water moet de begunstigde wel nog een bemestingsregister bijhouden (dient echter niet meer opgestuurd te worden, zoals bij de oude 23 beheerovereenkomst Water) . Voor de controles van de beheerovereenkomsten (cfr de 5% controle, zoals verplicht door de plattelandsverordening), is er voorts een (relatief korte) assistentie vereist bij het terreinbezoek (voorbereiding is niet nodig, deze controles zijn immers onverwacht). Voor de beheerovereenkomst water dient men daarbij verplicht een staalname te laten uitvoeren door een erkend bureau. Deze verplichting hangt af van de keuze van de landbouwer: deze laatste neemt actief contact met het labo als hij niet overbemest heeft (dus als hij vermoedt dat hij van de steun zal kunnen genieten). Als de landbouwer het nitraatresidu gaat overschrijden, ‘bestelt’ de landbouwer geen staalname. Hij heeft dan ook geen kosten die via de subsidies vergoed moeten (en kunnen) worden.
22
Vroeger was dit wel het geval (vb het berekeningsblad voor BO water en directe inzaai), nu is dat aangepast (enkel nog aangifte via de verzamelaanvraag).
23
Ook het berekeningsblad, dat vroeger ter informatie opgestuurd werd ter info (en dat moest teruggestuurd worden); werd ondertussen afgeschaft. De meeste landbouwers zijn ondertussen overgestapt naar het nieuwe systeem, dus de verplichtingen volgens het oude systeem zijn niet relevant in het kader van deze oefening.
66
NOTA
De beheerder kan tegen elke beslissing van de VLM een bezwaar indienen bij de geschillencommissie. Hij dient hiertoe een aangetekend schrijven met de motivering van zijn bezwaar te richten aan deze commissie. De informatievereisten in het kader van de beheerovereenkomsten zijn ‘gemengd’: voor sommige van de onderliggende informatieverplichtingen ligt het initiatief bij de landbouwer, voor andere bij de administratie
6.5.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal aanvragen en actoren 24
In 2006 werden er ongeveer 3.200 aanvragen ingediend voor hoofdovereenkomsten , met 9.500 aanvragen voor detailovereenkomsten (daarvan zijn er 7.900 tot een definitieve overeenkomst gekomen). Deze aanvragen werden ingediend door 2.621 landbouwers – begunstigden (een bepaalde landbouwer kan meerdere hoofdovereenkomsten afsluiten in één jaar). Een indicatie van de administratieve last op het vlak van aantallen dient gezocht te worden in de grootte-orde van 3.000: de Europese verordening vereist immers een apart aanvraagformulier per hoofdovereenkomst (meestal gaat het bij verschillende overeenkomsten over verschillende percelen, waardoor de administratieve verplichtingen (toevoegen van bijlages etc) voor de verschillende hoofdovereenkomsten sowieso op maat van het perceel gedaan moeten worden). In 2006 waren er zo 5.405 hoofdovereenkomsten ‘lopend’ (aangevraagd tijdens één van de voorbije jaren, en nog niet afgelopen of afgesloten); dit komt neer op ongeveer 15.600 detailovereenkomsten. Van deze 5.500 hoofdovereenkomsten, zijn er ongeveer 1800 beheerovereenkomsten water. Hierbij laat 95% van de landbouwers met een BO water (1.700) stalen nemen voor het verkrijgen van de betrokken subsidies. Jaarlijks zijn er gemiddeld
25
120 bezwaren die behandeld worden op de geschillencommissie.
Periodiciteit Een beheerovereenkomst bij de VLM heeft een looptijd van 5 jaar. Na deze periode dient de overeenkomst hernieuwd te worden indien de landbouwer deze subsidies wenst te blijven ontvangen (niet verplicht dus). Het bijhouden van het bemestingsregister is een continue verplichting. Complexiteit Het aanvraagformulier voor de beheerovereenkomst is relatief makkelijk in te vullen, vooral indien er nog weinig/geen andere verbintenissen aan dit perceel verbonden zijn. De tijd nodig voor een dergelijke aanvraag hangt dan ook af van het aantal en het type pakketten dat men in deze hoofdovereenkomst aanvraagt, en van de lopende maatregelen op deze percelen. Uit de cijfers van het aantal aanvragen en actoren blijkt dat er redelijk wat begunstigden zijn die gedurende één kalenderjaar verschillende hoofdovereenkomsten afsluiten. Voor dergelijke gevallen is, zoals hierboven aangegeven, een volledig nieuwe aanvraag nodig, zelfs indien bepaalde documenten reeds eerder (bij een andere aanvraag) werden toegevoegd. Anderzijds dienen de bewijsstukken niet opnieuw bijgevoegd te worden bij een hernieuwing van een beheerovereenkomst (op hetzelfde perceel). In dit geval is het voldoende om in de aanvraag zelf op te geven over welke objecten de hernieuwing gaat. Ook de staalnames voor BO water worden zo administratief eenvoudig mogelijk gehouden: VLM geeft aan waar en hoe er stalen genomen moeten worden en vraagt de resultaten rechtstreeks aan de
24 Een hoofdovereenkomst is een verzameling van verschillende beheerovereenkomsten (detailovereenkomsten) op dezelfde startdatum. BO water is altijd een aparte hoofdovereenkomst. 25
115 in 2002, 128 in 2003, 132 in 2004 en 101 in 2005.
67
labo’s. Ook het contract tussen het labo en de landbouwer wordt door de labo’s zelf opgestuurd: de landbouwer hoeft hier niets voor te ondernemen.
NOTA
Uitbesteding Het aanvraagformulier wordt doorgaans door de begunstigde zelf volledig ingevuld. Hierbij is er wel telefonische ondersteuning door de buitendiensten, of gaat men ‘fysisch’ te rade bij deze diensten. Recent worden ook steeds meer bedrijfsplanners ingezet, die de landbouwers pro-actief helpen bij het uitzoeken van de voorwaarden en de effectieve aanvraag van de beheerovereenkomst. Momenteel zijn er zo 7 bedrijfsplanners aan het werk. In 2007 worden er 5 nieuwe bedrijfsplanners aangeworven. De mate waarin deze planners ingezet (zullen/kunnen) worden om de administratieve lasten van de landbouwer over te nemen of te verlagen, is op dit ogenblik niet nog duidelijk.
6.5.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Bij de uitwerking van de nieuwe wetgeving inzake beheerovereenkomsten (BVR van 21 oktober 2005) is er veel aandacht besteed aan de administratieve procedures inzake beheerovereenkomsten. In deze nieuwe wetgeving werden dan ook verschillende administratieve vereenvoudigingen ten opzichte van de besluiten van 2003 opgenomen. Ook is er sinds augustus 2005 een internetloket (eHorizon) gelanceerd, waar alle beheerovereenkomsten die de verscheidene overheden aan de landbouwers aanbieden, terug te vinden zijn. Alle nodige informatie zit vervat in aparte fiches, met vermelding van contactgegevens en eventuele aanvraagformulieren. Dit is uiteraard al een eerste stap in de goede richting, maar voor de meeste boeren blijven de talrijke verschillende soorten beheerovereenkomsten een niet onbelangrijke bron van verwarring. Zij zien door het bos soms de bomen niet meer. Het feit dat niet alle informatie op de betrokken websites geactualiseerd is aan de laatste aanpassingen van de geldende wetgeving, zorgt voor de (on)nodige complexiteit / verwarring. Een andere recente vereenvoudiging in het kader van de beheerovereenkomsten van de VLM, is de mogelijkheid om bepaalde registers elektronisch bij te houden, zoals het bemestingsregister voor BO water (<elektronischbemestingsregister_BO_Water_nieuwe_aanpak.xls>). Dit register ontbreekt echter (vooralsnog) enkele automatiseringsmogelijkheden: bepaalde afgeleide indicatoren dienen nog door de landbouwer zelf berekend te worden. Voorts dienen bepaalde ‘vaste’ BO’s (waarbij de betrokken percelen niet mogen wijzigen binnen de BO - vb perceelsrandenbeheer) nog steeds jaarlijks aangegeven te worden om te kunnen genieten van de subsidies (terwijl dit een overeenkomst voor 5 jaar is, en dus normaal gezien ‘automatisch’ opgenomen moeten kunnen worden in het formulier van de verzamelaanvraag).
6.5.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Om de landbouwer iets makkelijker en sneller wegwijs te maken in de mogelijkheden en voorwaarden van de verschillende beheerovereenkomsten, zou men ervoor kunnen opteren om het internetloket eHorizon nóg gebruiksvriendelijker te maken. Een mogelijke piste hiertoe is ervoor te zorgen dat de landbouwer niet eerst voor elke soort beheerovereenkomst de bijhorende fiches moet lezen om na te gaan voor welke beheerovereenkomst hij mogelijks in aanmerking komt. Zo kan men bijvoorbeeld een soort boomstructuur uitwerken die de betrokken landbouwer, volgens de voorwaarden van de verschillende beheerovereenkomsten in vraag-antwoordvorm, leidt naar de (lokale en Vlaamse) beheerovereenkomst(en) die op zijn gronden van toepassing kunnen zijn. Voorts lijkt het opportuun om alle samenvattingen (pakketten, voorwaarden,..) zo snel mogelijk af te stemmen op de geldende wetgeving, m.a.w. om alle publieke websites te actualiseren met de laatste nieuwe informatie (continue opvolging). Ook een afstemming tussen eHorizon en andere ‘landbouwersloketten’ lijkt een belangrijke stap om de landbouwer op een efficiënte manier door de mogelijkheden van het Vlaamse landbouwbeleid te leiden.
68
NOTA
Een meer interactief en/of pro-actief beleid in het kader van de beheerovereenkomsten kan hier soelaas bieden. Hier kunnen de bedrijfsplanners, waarvan eerder sprake, een belangrijk rol spelen. Dankzij de directe link tussen bedrijfsplanners en de werking / promotiemateriaal van de regionale landschappen, zijn deze ‘fysieke hulplijnen’ immers redelijk bekend. Samen met het feit dat deze planners ook actief landbouwers (zullen) opzoeken, kan een systematische en geografisch goed verspreide inzet van deze bedrijfsplanners (i.s.m. de betrokken federaties, buitenbesturen en agentschappen) een deel van de ‘inwerkingskosten’ bij de landbouwers wegnemen. Voorts lijkt de (op relatief korte termijn geplande) automatisering van het bemestingsregister een belangrijke vereenvoudiging voor de landbouwers, Hierbij dienen we wel de bedenking te maken dat het bemestingsregister ook/vooral dient om na te gaan of het mestdecreet goed gevolgd werd: de bijhorende ‘lasten’ kunnen dus niet volledig toegeschreven worden aan deze beheerovereenkomst (dit register is daarbij slechts een hulpmiddel voor de landbouwer zelf om te zien of hij aan de voorwaarden van de BO voldoet, en dus subsidies kan aanvragen voor staalnames etc). Voor beheerovereenkomsten op ‘vaste percelen’ (met onderwerpen die op dezelfde percelen blijven, zie supra), lijkt het opportuun om deze reeds in te vullen in het verzamelaanvraag-formulier. Dit moet er tevens voor zorgen dat de controles meer gestructureerd / continu kunnen gebeuren. Een belangrijk contextgegeven hierbij is de nieuwe controleverordening (december 2006), die mogelijks nieuwe informatie vereist. Alle mogelijkheden in het kader van de databank van het betaalorgaan (GBCS) en de vernieuwde formulieren ikv de verzamelaanvraag, dienen er daarom op gericht te zijn zoveel mogelijk ‘achterliggende data’ uit zo weinig mogelijk op te vragen gegevens af te leiden. Hierbij denken we bijvoorbeeld aan de gemeente en de oppervlakte van het perceel, dat men dan af kan leiden uit het perceelsnummer.
69
NOTA
7 Subsidies en reglementering biologische landbouw 7.1
Reglementering biologische productiemethode
7.1.1 TOELICHTING Algemeen Marktdeelnemers, waaronder landbouwers, die zich wensen te profileren als biologisch, kunnen op de etikettering van een product of in de reclame ervoor aanduidingen aanbrengen die verwijzen naar de biologische productiemethode indien de wettelijke bepalingen zijn nageleefd. Naast de gangbare reglementering inzake voedselproductie, moet deze biologische productiemethode voldoen aan een aantal bijkomende eisen inzake milieu, dierengezondheid en dierenwelzijn, … De afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling coördineert de reglementering en erkent en voert het toezicht uit op de organisaties Integra, afdeling Blik en Ecocert Belgium. Deze erkende organisaties oefenen in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap de controle uit op de biologische marktdeelnemers. Wetgeving Europese wetgeving: Verordening (EG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen Vlaamse wetgeving: Koninklijk Besluit van 17 april 1992 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, B.S. 20 april 1992. Ministerieel besluit van 7 augustus 1997 tot vaststelling van aanvullende voorwaarden tot erkenning van organismen belast met de controle op de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen Klasse: B Formulieren/of handleidingen Niet van toepassing Bevoegde administratie Landbouw en visserij, afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Gecontacteerde personen Kris De Ridder 7.1.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN De bepalingen waaraan de biologische landbouwers dienen te voldoen zijn typisch de combinatie van alle eisen, waaronder informatieverplichtingen, die er bijvoorbeeld op milieuvlak voor landbouwers bestaan. Het zou ons daarom te ver leiden om al deze verplichtingen voor de verschillende biologische landbouwactiviteiten op te lijsten. We geven daarom slechts enkele voorbeelden van informatieverplichtingen, namelijk voor de veehouders. -
opmaak van volledige beschrijving voor eerste controle
70
NOTA
De volledige beschrijving van de eenheid die bij het begin van de toepassing van de specifieke controle op de dierlijke productie moet worden opgesteld, moet bevatten:
-
-
een volledige beschrijving van de stallen, de weidegronden, de bewegingsruimten in de open lucht, de uitlopen in de open lucht, enz. en, in voorkomend geval, de plaatsen voor opslag, verpakking en verwerking van dieren, dierlijke producten, grondstoffen en productiemiddelen;
-
een volledige beschrijving van de installaties voor de opslag van dierlijke mest.
-
De bijlage met concrete maatregelen moet omvatten:
-
een schema voor het uitrijden van mest waarover met de controleorganisatie of -instantie overeenstemming is bereikt, samen met een volledige beschrijving van het areaal dat is bestemd voor plantaardige productie;
-
in voorkomend geval, wat het uitrijden van mest betreft, de schriftelijke regelingen die zijn getroffen met andere bedrijven die aan de bepalingen van deze verordening voldoen
-
een beheersplan voor de biologische veehouderijeenheid (bv. Beheer op het gebied van voeding, voortplanting, gezondheid, enz.).
Identificatie van de dieren De dieren moeten permanent worden geïdentificeerd door middel van op elke soort afgestemde methoden: individuele identificatie bij grote zoogdieren, individuele of partijgewijze identificatie bij pluimvee en kleine zoogdieren.
-
Bijhouden veeboeken Er dienen veeboeken in de vorm van een register te worden bijgehouden, die permanent op het adres van het bedrijf beschikbaar moeten zijn voor de controle-instanties of -organisaties. In deze veeboeken, die een volledige beschrijving moeten geven van de wijze waarop het veebestand wordt beheerd, moeten de volgende gegevens worden vermeld: -
per soort, voor de dieren die op het bedrijf aankomen: herkomst en datum van aankomst, omschakelingsperiode, identificatiemerk en diergeneeskundig dossier;
-
voor de dieren die het bedrijf verlaten: leeftijd, aantal, gewicht in geval van slachten, identificatiemerk en bestemming;
-
gegevens over eventuele verliezen van dieren en de oorzaken daarvan;
-
wat het voeder betreft: soort voeder met inbegrip van voedingssupplementen, aandeel van de verschillende ingrediënten in het rantsoen, perioden waarin de dieren toegang hebben tot uitlopen, perioden van transhumance indien er op dit punt restricties bestaan;
-
wat ziektepreventie, de behandeling van ziekten en diergeneeskundige zorg betreft: datum van de behandeling, diagnose, aard van het middel waarmee het dier is behandeld, behandelingswijze, recepten van de dierenarts met de motivering daarvan en wachttijden die moeten worden aangehouden voordat de betrokken dierlijke producten in de handel mogen worden gebracht.
7.1.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren Op 1 januari 2006 waren er 234 landbouwers in Vlaanderen erkend als biologisch landbouwer. Periodiciteit Afhankelijk van de informatieverplichting
71
Tijdsbesteding en complexiteit
NOTA
Afhankelijk van de informatieverplichting Uitbesteding Afhankelijk van de informatieverplichting 7.1.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Geen geïdentificeerd 7.1.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Geen geïdentificeerd
7.2
Hectaresteun biologische productiemethode
7.2.1 TOELICHTING Algemeen In België geldt sedert 1994 een systeem waarbij Belgische landbouwers en tuinders, die de biologische productiemethode invoeren of verder toepassen en een aanvraag voor de biologische productiemethode indienen, rechtstreeks kunnen worden gesubsidieerd middels hectaresteun. Deze maatregel zal worden voortgezet tijdens de nieuwe programmaperiode, met evenwel een wijziging van de financiële voorwaarden. Wetgeving Europese Wetgeving Verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 en Verordening (EG) nr. 817/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL). Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELPO) Vlaamse wetgeving: Besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit. Ministerieel besluit van 3 oktober 2003, laatst gewijzigd bij ministerieel besluit van 1 juni 2004, betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van de biologische productiemethode met toepassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling. Klasse: B
26
26
De verordening stelt dat elke lidstaat een programma mag uitwerken met agro-milieumaatregelen.
72
Formulieren/of handleidingen
NOTA
Formulieren en bijhorende toelichtingsbrochure verzamelaanvraag, vademecum (laatste editie voor teeltjaar 2006, want wordt afgeschaft)
alsook
een
afzonderlijk
Bevoegde administratie Afdeling Markt- en Inkomensbeheer van het Agentschap voor Landbouw en Visserij. Gecontacteerde personen Ir. Katleen Butaye 7.2.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN - Registratie bij een controleorgaan De landbouwer moet zich laten registreren bij een erkend controleorgaan (Integra, afdeling Blik of Ecocert) zodat die kan nagaan of de landbouwer de eisen vastgelegd in het lastenboek bio27 landbouw effectief toepast . -
Percelen aan geven in verzamelaanvraag Deze subsidie wordt aangevraagd door alle percelen die in aanmerking komen voor de subsidie aan te geven in de verzamelaanvraag. Deze subsidie moet jaarlijks opnieuw aangevraagd worden. Deze oppervlakteaangifte geldt tegelijkertijd als uitbetalingsaanvraag.
-
Controle Door deze subsidie aan te vragen, geeft de landbouwer toestemming aan de Vlaamse overheid om, met het oog op controle, een kopie van de subsidieaanvraag voor de biologische productiemethode toe te sturen aan het erkende controleorgaan dat belast is met de controle op de toepassing van het lastenboek voor de biologische productiemethode op zijn bedrijf en waarvan de landbouwer de naam heeft opgegeven in zijn verzamelaanvraag.
7.2.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren In 2006 waren er 178 landbouwers die ze subsidie aanvroegen, in 2005 waren dit er 183. Periodiciteit Registratie bij controleorgaan: éénmalig Percelen aangeven in verzamelaanvraag: jaarlijks Tijdsbesteding en complexiteit Relatief eenvoudig door integratie in verzamelaanvraag Uitbesteding Cfr uitbesteding verzamelaanvraag 7.2.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Geen geïdentificeerd 27 De informatieverplichtingen in het kader van de registratie en attestatie als bio-landbouwer laten we buiten beschouwing.
73
7.2.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING
NOTA
Opmerking: het afzonderlijk Vademecum wordt afgeschaft zodat de landbouwer enkel de toelichtinsgbrochure bij de verzamelaanvraag moet raadplegen.
7.3
Subsidies voor omschakelingsplannen en bedrijfsbegeleiding
7.3.1 TOELICHTING Algemeen Starten met biologische productie vereist een doordachte voorbereiding en planning. De eerste jaren van de biologische productie gaan gepaard met specifieke teelttechnische en bedrijfseconomische knelpunten. Verschillende organisaties spelen hier op in en bieden betaalde voorlichting aan. De Vlaamse overheid subsidieert deze betaalde voorlichting en wil zo de drempel voor omschakeling verlagen en de biologische productie maximale slaagkansen geven. Deze subsidie werd tot nu toe voor de helft gefinancierd door de Europese overheid in het kader van het Vlaamse programma voor plattelandsontwikkeling. Deze subsidie zal niet worden hernomen in het PDPO 2007-2013 en zal gefinancierd worden via staatssteun. Er bestaan twee subsidies. Om de landbouwer een idee te geven van wat omschakeling naar de biologische productiemethode voor zijn bedrijf zou betekenen, biedt de Vlaamse overheid een subsidie aan voor het opstellen van een bedrijfsontwikkelingsplan. Een omschakelingsplan is een document op maat van het bedrijf dat de landbouwer kan helpen om de beslissing "omschakelen of niet?" te nemen. Deze subsidie aanvragen verplicht de landbouwer niet tot omschakeling. Daarnaast biedt de Vlaamse overheid ook een subsidie aan voor bedrijfsbegeleiding van bio-boeren met minimaal drie bedrijfsbezoeken per jaar. Een degelijke bedrijfsbegeleiding omvat een bespreking van de huidige bedrijfsvoering, een knelpuntenanalyse en praktische voorstellen van mogelijke oplossingen: Wetgeving Vlaamse wetgeving: Besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2001 houdende de erkenning en subsidiëring van centra voor bedrijfsbegeleiding in de biologische landbouw. Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad 28.04.2001 – C – 2001/35461 Ministerieel besluit van 20 april 2001 betreffende de voorwaarden tot het subsidiëren van bedrijfsontwikkelingsplannen en bedrijfsbegeleidingen in de biologische landbouw. Gepubliceerd in het Belgische Staatsblad 28.04.2001 – C – 2001/35334 Klasse: C (in nieuwe regeling, voorheen A) Formulieren/of handleidingen Geen geïdentificeerd Bevoegde administratie Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling - Entiteit Kwaliteit en Innovatie Gecontacteerde personen Ir. Brigitte Becu
74
7.3.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN Sluiten van overeenkomst met erkend centrum
-
NOTA
Indien een landbouwer interesse heeft voor deze subsidiemaatregel, contacteert hij een erkend centrum voor bedrijfsbegeleiding in de biologische landbouw. Enkel de door de Vlaamse overheid erkende centra komen in aanmerking. Indien hij aan de vereisten voor vergoeding voldoet, kan hij met een erkend centrum voor begeleiding in de biologische landbouw een overeenkomst aangaan. Het erkend centrum kan bij voorlegging van alle vereiste bewijsstukken de subsidie aanvragen voor het opgestelde bedrijfsontwikkelingsplan of de aangeboden bedrijfsbegeleiding. Controle
-
Er gebeurt een controle bij de landbouwer ter plaatse op het ogenblik van een bezoek door de bedrijfsbegeleider. 7.3.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren In 2006 werden 6 omschakelingsplannen gesubsidieerd (in 2005 waren het er 4) en 46 subsidies voor bedrijfsbegeleiding verstrekt (in 2005 waren het er 36). Periodiciteit Op initiatief Tijdsbesteding en complexiteit Relatief eenvoudig omdat erkend bedrijfsbegeleidingscentrum de uitvoering van de informatieverplichtingen ondersteunt. De voorlichters, werkzaam voor de bedrijfsbegeleidingscentra, 28 ervaren de administratie evenwel als onnodig zwaar . Uitbesteding Via erkend bedrijfsbegeleidingscentrum 7.3.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN De bedrijfsbegeleiders dienen hun bezoek bij de landbouwer een week op voorhand te melden bij de administratie opdat deze haar controles zou kunnen plannen. Deze tijdsperiode is erg lang gegeven het landbouwgebeuren. 7.3.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Geen geïdentificeerd
7.4
Aanvraag uitzondering zaaizaad biologische productiemethode
7.4.1 TOELICHTING Algemeen De biologische teeltmethode verplicht het gebruik van biologisch zaad en pootgoed wanneer het mogelijk is er op de markt te vinden. Omdat tot op heden er niet voor alle soorten voldoende 28
Bron: “Evaluatie als centrum voor bedrijfsbegeleiding”, Belbior vzw, 9/2/2004
75
NOTA
hoeveelheden biologisch geproduceerd zaaizaad en pootgoed van een significant aantal rassen beschikbaar is, is het mogelijk volgens welbepaalde criteria een vergunning aan te vragen om ander zaaizaad te gebruiken. Wetgeving Europese wetgeving: Verordening (EG) Nr. 1452/2003 van de Commissie van 14 augustus 2003 tot handhaving van de in artikel 6, lid 3, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2092/91 vastgestelde uitzonderingsbepaling ten aanzien van bepaalde soorten zaaizaad en vegetatief teeltmateriaal en tot vaststelling van procedurebepalingen en criteria voor die uitzonderingsbepaling Vlaamse wetgeving: Ministerieel besluit van 16 september 2005 tot vaststelling van de voorschriften betreffende uitzonderingsbepalingen voor zaaizaad en pootaardappelen in de biologische productiemethode Klasse: A Formulieren/of handleidingen Omzendbrief ABKL/NCDP/BIO-2 van 16 december 2005 betreffende de procedure voor het verlenen van vergunningen om zaaizaad en pootaardappelen te gebruiken die niet volgens de biologische productiemethode verkregen zijn (PDF-document) Ontheffingsformulier is geïntegreerd in databank met beschikbare rassen Bevoegde administratie Agentschap voor Landbouw en Visserij, Product-kwaliteitbeheer Gecontacteerde personen Kris de Ridder 7.4.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN -
Aanvraag vergunning De landbouwer kan een databank raadplegen om op een eenvoudige wijze na te gaan van welke rassen er in het Belgische grondgebied biologisch zaad- of pootgoed beschikbaar is. In geval het aanbod van biologisch zaaizaad of pootgoed niet voldoet aan hun behoefte, kan de landbouwers via deze weg een vraag voor ontheffing richten aan zijn controleorganisatie door vóór de zaai of vóór het planten, het derogatieformulier in te vullen dat hiertoe voorzien is.
7.4.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren In 2005 waren er 1645 aanvragen voor ontheffing door ongeveer 700 landbouwers Periodiciteit Telkens voor het zaaien of planten van niet biologisch zaaizaad of pootgoed. Tijdsbesteding en complexiteit Zeer beperkt door afstemming met raadpleging databank. Landbouwers die geen internet hebben, bellen naar hun controleorganisatie en indien zaad niet beschikbaar, wordt onmiddellijk de ontheffing geregeld.
76
Uitbesteding
NOTA
geen 7.4.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Geen geïdentificeerd 7.4.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Geen geïdentificeerd
77
NOTA
8 Vestigings- en investeringssteun (VLIF) 8.1
Aanvragen VLIF-steun
8.1.1 TOELICHTING Algemeen Het Vlaamse Gewest is bevoegd voor het verlenen van steun aan de investeringen (modernisering gebouwen, aankoop machines,..) en vestigingen (overname bedrijfsbekleding) in de landbouwsector. Er bestaat zowel steun voor verrichtingen gefinancierd met leningen als voor verrichtingen gefinancierd met eigen middelen. Investeringssteun wordt toegekend onder de vorm van een rentesubsidie aangevuld met een kapitaalpremie als er voor de investering een krediet afgesloten wordt. Wanneer de investering volledig gefinancierd wordt met eigen middelen wordt de steun uitsluitend verleend onder de vorm van een kapitaalpremie. Op de eerste 50.000 € vestigingskosten wordt de vestigingssteun altijd toegekend onder de vorm van een vestigingspremie en vervolgens onder vorm van een rentesubsidie voor zover er voor de bijkomende kosten een lening afgesloten wordt. Daarnaast kan het VLIF de kredieten waarborgen die een rentesubsidie genieten. Om van deze VLIF-steun te kunnen genieten, dient de aanvrager een beroepsbekwame landbouwer 29 met een levensvatbaar en vergund bedrijf te zijn, dient deze een bedrijfseconomische boekhouding bij te houden (zie verder), moet hij zich houden aan enkele minimumnormen etc. Elk van deze voorwaarden heeft een impact op de informatieverplichtingen die aan deze steun verbonden zijn. Het toekennen van deze steun (dus los van controle-activiteiten nà de toekenning) gebeurt door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) op basis van het VLIF-inlichtingsblad, het aanvraagformulier (+ bijlages) en de informatiefiche. Op deze zaken gaan we in dit deel nader in, de andere elementen (boekhouding, aangifte gebruik gronden,…) komen elders aan bod in dit rapport. Wetgeving & omzendbrieven Vlaamse wetgeving & bijhorende omzendbrieven: -
Oprichtingsdecreet van 1993 (decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994 - Belgisch Staatsblad van 29 december 1993 – art 12)
-
Besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 1996 houdende vaststelling van de regelen tot de werking en het beheer van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds
-
Besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw (gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2006); en diens Ministerieel Besluit ter uitvoering van dit BVR.
-
Omzendbrief nr 42a van 29 november 2006 over het verkrijgen van VLIF-steun door de land- en 30 tuinbouwproducenten
De besluiten van 24/11/2000 zijn opgemaakt in uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1257/1999 van 31 de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling (pijler 2 29 Veel randvoorwaarden voor het bekomen en behouden van een vergunning verzwaren bepaalde investeringsdossiers, hoewel die verplichtingen eigenlijk weinig met het bekomen van de VLIF-steun te maken hebben (dit categoriseert zich onder de algemene regelgeving, zie bespreking ‘milieuvergunning’). 30
Deze omzendbrief is de gecoördineerde versie van de laatste wijzigingen van de vorige omzendbrieven (n°31, van 4/10/2002 en n°41 van 6/10/2006)
31
Dit besluit heft het vorige besluit van 10 oktober 2003 op. Dat besluit (van 2003) verving op haar beurt de eerdere besluiten van 1999 (Besluit van de Vlaamse regering van 13 april 1999 betreffende de toekenning van subsidies om
78
NOTA
(plattelandsontwikkeling) van het Gemeenschappelijk LandbouwBeleid; en zijn te categoriseren als klasse B – wetgeving. De nadruk bij deze besluiten (en de aanpassingen ervan) ligt (ook) bij het verzamelen van informatie rond levensvatbaarheid en inkomen, wat als informatievereiste niet meer opgelegd wordt in de nieuwe PDPO-verordening.
Formulieren en/of handleidingen 32
33
34
Het model aanvraagformulier is, samen met de informatiefiche en de nodige verklaring op eer , en het inlichtingenblad (vanaf 1 januari 2007) terug te vinden op de site van het VLIF (http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/investeringen/vlifreg.html). Bevoegde administratie Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) Gecontacteerde personen Johan de Schryver, Gilbert Van den Bremt & Daniël De Laender (ALV, SI - VLIF)
8.1.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN Een aanvraag om VLIF-steun wordt ingediend door een erkende kredietinstelling op verzoek van de landbouwer of door deze laatste zelf (bij investeringen gefinancierd met eigen middelen). De procedure voor het aanvragen van steun start met het indienen van een inlichtingsblad over het bedrijf 35 en de investeringen door de kredietinstelling of de landbouwer zelf . Binnen de 6 maand na de registratiedatum van het inlichtingsblad dient men dan de definitieve aanvraag in te dienen. Daartoe worden de verklaring op eer en het aanvraagformulier volledig en juist ingevuld en worden de documenten, noodzakelijk voor de afhandeling van het dossier, verzameld, gekopieerd en bijgevoegd bij het dossier. Op het aanvraagformulier zelf (punt 10) is vermeld welke de noodzakelijke documenten zijn naar gelang de aard van de investering: -
Hoogste diploma (voor de beoordeling van de beroepsbekwaamheid).
-
Uittreksel geboorte-akte (bij vestigingssteun)
-
Attest aansluiting sociale kas zelfstandigen (voor controle sociaal statuut)
-
Overnamecontract(en) + inventaris of verslag over waarde van de aandelen (bij overname bedrijfsbekleding of aandelen)
-
Contract van samenuitbating (bij gedeeltelijke overname)
-
Pachtcontract(en) (als bewijs van bedrijfszekerheid)
-
Informatiefiche van het bedrijf (bij aanvraag steun voor investeringen of vestigingen)
-
Huwelijkscontract (bij aanvraag op naam van echtgenoot/echtgenote)
-
Statuten en oprichtingsakte (bij aanvraag door rechtspersoon)
-
Stedenbouwkundige vergunning of bouwvergunning (bij oprichting bedrijfsgebouwen of andere
36
landbouwproductiemethoden toe te passen en het sluiten van beheerovereenkomsten ter uitvoering van de verordening (EEG) nr. 2078/92 + het uitvoeringsbesluit van 4 juni 1999) 32
http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/downloads/aanvraagformuliervlifaanvraag.doc
33
http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/downloads/informatiefichevlifaanvraag.doc
34
http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/downloads/verklaringerewoordvlifaanvraag.doc
35
Sinds 1 januari 2007 mogen investeringen, waarvoor men steun wil aanvragen, niet starten vooraleer ze ter kennis gebracht werden van het VLIF door middel van een inlichtingsblad (dit is een nieuwe Europese vereiste). De registratiedatum door het VLIF van het inlichtingsblad is de aanvaarde begindatum voor de investeringen.
36
Indien men zowel activa als dieren overneemt / laat overnemen, zijn er twee aparte contracten nodig.
79
NOTA
vergunningsplichtige investeringen) -
Milieuvergunning (altijd)
-
Bouwtoelating (bij bouw op grond van derden)
-
Notarisattest of notariële akte (bij aankoop van gebouwen)
-
Looncontract (igv productie onder contract)
-
Bewijzen van productie- en emissierechten (melkquota, nutritiëntenrechten: attest bij quotumfonds of VLM voor emissierechten) (bij verhoging van capaciteit en productie)
Het dossier (het aanvraagformulier en de bijhorende documenten) dient in twee exemplaren doorgestuurd te worden naar het VLIF. Documenten die reeds bij een vorige aanvraag werden meegestuurd (bijv. ikv een vestigingsdossier), dienen niet meer opnieuw opgestuurd te worden. Ook volstaan kopies van deze documenten, zonder dat deze ‘voor eensluidend’ verklaard moeten worden bij bijv. het gemeentebestuur. Anderzijds dient bij elke aanvraag wel een informatiefiche ingevuld te worden. Deze fiche brengt de verschillende productie-elementen van het betrokken landbouwbedrijf in kaart, op basis waarvan de levensvatbaarheid ingeschat wordt.
8.1.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren en aanvragen Aangezien één aanvraag verschillende investeringsdossiers kan omvatten en één begunstigde verschillende aanvragen kan indienen, zijn verschillende ‘aantallenparameters’ hier relevant. De administratieve verplichtingen wijken immers enigszins af al naargelang de ‘historiek’ van de begunstigde (nieuwe aanvrager, aanvrager met verschillende aanvragen in één jaar etc). Op basis van een analyse van de gegevens in de VLIF-databank van de jaren 2000-2006 werden de volgende parameters bekomen: -
Gemiddeld krijgt het VLIF ongeveer 4.000 aanvragen binnen voor investeringssteun (die samen goed zijn voor ongeveer 5.300 investeringen), ingediend door ongeveer 3.500 begunstigden. Hiervan zijn er ongeveer 650 begunstigden ‘nieuw’ in de VLIF-databank (die dus alle nodige documenten moeten indienen):
Indieningsjaar
Totaal aantal ingediende dossiers
Ingediend door "nieuwelingen”
2000
1848
452
2001
4220
892
2002
3940
661
2003
3685
633
2004
4061
662
2005
4515
673
2006
4869
819
Opgelet : hierbij wordt ook als "nieuweling" beschouwd - een nieuwe rechtspersoon die voor het eerst aanvraagt terwijl de natuurlijke persoon al eerder dossiers had. - een nieuwe samenuitbating vader-zoon waar de vader eerder al apart dossiers had.
80
NOTA
-
Gemiddeld zijn er ongeveer 30% van de begunstigden die het voorgaande jaar ook steun hebben gevraagd:
Aantal keer dat een begunstigde het voorgaande jaar ook steun had aangevraagd Totaal aantal begunstigden %
-
20002001
20022001
20032002
20042003
20052004
20062005
515
1207
1092
1119
1319
1459
1784
3703
3541
3297
3638
3891
28,9%
32,6%
30,8%
33,9%
36,3%
37,5%
Voorts dient ongeveer 10% van de begunstigden meerdere aanvragen per jaar in:
Aantal aanvragers met > 1 dossier Aantal aanvragers %
2001
2002
2003
2004
2005
2006
482 3703 13,0%
367 3541 10,4%
348 3297 10,6%
395 3638 10,9%
572 3891 14,7%
602 4205 14,3%
37
-
Jaarlijks zijn er ongeveer een 200 à 250 aanvragen voor vestigingssteun . Die kan door een bepaalde begunstigde slechts éénmaal aangevraagd worden, en is dus tevens een inschatting van het aantal begunstigden.
-
Een andere interessante conclusie situeert zich op het vlak van de ‘volumes’ van de investeringsdossiers (periode 2000-2006). Zo analyseerden we de dossiers op hun grootte van investering, waaruit bleek dat meer dan 70% van de dossiers minder dan 80.000 € als investeringskost hebben:
Aantal dossiers Cumulatief %
-
<20.000 € 7132 26,6%
<60.000 € 17357 64,6%
<80.000 € 19666 73,2%
<100.000 € 20981 78,1%
<200.000 € 24038 89,5%
<600.000 € 26447 98,5%
De voorbije jaren werd zo voor ongeveer 60% van de investeringsdossiers een lening aangevraagd; bij de vestigingspremies is dit in meer dan 90% van de dossiers het geval.
Periodiciteit VLIF-dossiers kunnen het hele jaar door worden ingediend, vanaf het ogenblik dat alle noodzakelijke vergunningen en erkenningen in orde zijn. De frequentieparameter wordt m.a.w. bepaald door het aantal aanvragen per jaar (zie hierboven). Complexiteit Voor het indienen van een investerings- of vestigingsdossier, varieert de benodigde tijd tussen een paar uur (voor een simpele aanvraag) tot twee dagen (alles bij elkaar, voor een zwaarder dossier). De doorlooptijd van een dergelijke aanvraag loopt echter dikwijls op door de toe te voegen bewijsstukken. 37
Het is in deze context belangrijk op te merken dat NIS een veel ruimere definitie hanteert voor een vestiging (andere juridische entiteiten zijn soms ook ‘vestigingen’, wissel van bedrijfsleiding,..) en ook niet enkel professionele bedrijven viseert (zoals het VLIF), maar ook hobbybedrijven. Het aantal ‘vestigingen’ die uit de NIS-statistieken volgen (een 500-600-tal) is daarom veel groter.
81
NOTA
De rol van de banken is hierbij dikwijls van groot belang: veel landbouwers zijn immers ‘administratieschuw’, wat resulteert in veel opvolgingswerk (herinneringen etc). Anderzijds sturen sommige landbouwers teveel documenten op (bijv. al hun diploma’s ipv enkel het hoogste diploma), waaruit afgeleid kan worden dat bepaalde informatievereisten niet altijd even duidelijk zijn voor de doelgroep. Hierbij dient men wel op te merken dat niet alle informatie telkens opnieuw wordt gevraagd. Bij een steunaanvraag wordt zo aangegeven dat reeds ingediende documenten (ikv punt 10 van het aanvraagformulier) niet opnieuw ingediend moeten worden. Het aanvraagformulier zelf en de informatiefiches moeten wèl altijd opnieuw helemaal ingevuld worden, zelfs in hetzelfde jaar. Uitbesteding Indien een landbouwer beroep doet op een bank voor een lening, dient deze kredietinstelling de aanvraag in (invullen van aanvraagformulier en informatiefiche, actief opvragen van de nodige documenten aan de landbouwer etc). Banken vragen hiervoor gemiddeld ongeveer 250 – 300 € (afhankelijk of er al precedenten zijn, en dus welke tijd er besteed wordt aan de aanvraag). De landbouwer dient zelf nog wel de nodige documenten op te zoeken en door te geven aan de bank. Niet alle verplichtingen kunnen m.a.w. uitbesteed worden.
8.1.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Het is duidelijk dat het verzamelen en kopiëren van de nodige documenten (die bij het aanvraagformulier dienen toegevoegd te worden) enige inspanning vereist van de landbouwer. De toegevoegde waarde van bepaalde documenten (bijv. de geboorte-akte voor de bepaling van de leeftijd van de aanvrager voor vestigingssteun) is daarbij niet altijd even duidelijk. In het kader van deze oefening is het belangrijk op te merken dat reeds ingediende documenten niet opnieuw ingediend moeten worden bij een nieuwe aanvraag. Het aanvraagformulier zelf en de informatiefiches, dienen echter wèl steeds volledig ingevuld te worden bij een nieuwe aanvraag, zelfs indien dit in hetzelfde jaar gebeurt als de vorige aanvraag en onafhankelijk van de grootte van de investering (die kan variëren tussen 6.250€ tot 1.000.000€ per 38 bedrijfsleider ). Voorts lijkt voor sommigen het opgeven van inkomsten en uitgaven van één jaar (in de informatiefiche) een oefening met weinig toegevoegde waarde. Prijsverschillen kunnen al maken dat je al of niet leefbaar bent. Voorts staan de gegevens van de boekhouding, de informatiefiches en de begroting los van elkaar. Dit vanuit de idee dat de boekhouding zich focust op het verleden, de informatiefiche op het heden (huidige status), en de begroting (inschatting levensvatbaarheid etc) op de toekomst. Men kan zich echter de vraag stellen of de bedrijfsboekhoudkundige gegevens in die mate verschillen van de status op het moment van de aanvraag (m.a.w. van de gegevens die in de informatiefiche dienen te komen) 39 dat dit een actualisering nodig maakt voor een correcte inschatting van het potentieel van de aanvrager. Zeker voor kleinere dossiers lijkt deze inspanning niet altijd proportioneel met het steunbedrag en/of de doelstellingen van het project. Ook is het bedrijfsadvies een relatief ‘zelfstandige’ oefening: dit advies analyseert en groepeert de gegevens van de boekhouding zodat er bepaalde lessen op het vlak van bedrijfsvoering uit getrokken kunnen worden (in het kader van BAS zullen ook de andere modules meer in het licht gezet kunnen worden). Hoewel deze analyse interessant kan zijn voor de inschatting van het potentieel van het bedrijf (en dus voor de invulling van de informatiefiche), wordt deze informatie niet consequent gebruikt ten tijde van de steunaanvraag.
38
Belangrijk hierbij op te merken is dat een bedrijf verschillende bedrijfsleiders kan hebben.
39
Deze informatiefiches worden doorgaans (door de bank) op basis van de boekhouding ingevuld (soms echter ook nogal willekeurig), waarna de buitendiensten van het VLIF deze gegevens controleren op hun accuraatheid op het moment van de aanvraag.
82
NOTA
Tenslotte lijken de opgevraagde gegevens voor de landbouwer niet altijd even relevant. Zo lijkt het voor sommigen niet logisch dat men bijvoorbeeld voor de aankoop van een landbouwvoertuig ook allerhande data rond gronden etc dient te geven.
8.1.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Het feit dat reeds ingediende documenten niet opnieuw bijgevoegd moeten worden bij een herhaalde aanvraag, is reeds een belangrijk aspect van administratieve eenvoud. Een stap verder zou kunnen zijn om te onderzoeken in welke mate de betrokken documenten door het VLIF op hun ‘aanwezigheid’ getoetst kunnen worden bij de instanties die deze documenten initieel aan de begunstigde hebben bezorgd. Dit kan bijv. op basis van een identificatienummer (van de begunstigde of van het document zelf) gebeuren, en eventueel –ikv privacybeperkingen- met de expliciete toelating van de begunstigde dat het VLIF (of een andere instantie) deze zaken mag opvragen/controleren. Bij deze suggestie hoort evenwel de algemene bedenking dat de aanvrager van een subsidie zich in een “zwakke” positie bevindt en er aldus van een reële keuzemogelijkheid voor het geven van toelating of niet misschien niet echt sprake is. Voorts zou men de leeftijd kunnen traceren van de aanvrager voor vestigingssteun op basis van het 40 rijksregisternummer of een kopie van een identiteitskaart, in plaats van een kopie van de geboorteakte te vereisen waarvoor de landbouwer zich naar het gemeentehuis moet verplaatsen. Wat betreft de informatiefiche en het aanvraagformulier, zijn er verschillende vereenvoudigingspistes. Zo zou men de regeling zo kunnen aanpassen dat deze formulieren enkel opnieuw ingevuld dienen te worden indien de vorige aanvraag dateert van bijv. meer dan 12 maanden geleden. Ook kan men een vereenvoudigde procedure invoeren voor kleinere dossiers, waarbij men bijvoorbeeld voor kleinere 41 dossiers geen informatiefiche dient in te vullen . Uit de aantallen, zoals beschreven bij de paragraaf ‘parameterinformatie’ blijkt duidelijk dat hier heel wat vereenvoudigingspotentieel zit. Men zou ook kunnen opteren om consequent het bedrijfsadvies mee te nemen bij de invulling van de informatiefiche en de inschatting van de levensvatbaarheid indien dit bijv. max 1 jaar oud is. Hier dient men er natuurlijk voor te zorgen dat de adviezen alle van voldoende kwaliteit zijn, wat momenteel echter niet altijd het geval blijkt te zijn: er zijn immers slechts enkele goede boekhoudkantoren die een goed advies geven. Deze ‘goede kantoren’ zijn dan wel significant duurder, waardoor doorgaans enkel geïnteresseerde boeren (die zelf gegevens en analyses willen) op hun diensten beroep doen (immers, er wordt slechts 80% van dit bedrag terugbetaald). Deze suggestie lijkt dan ook maar tot realiteit gebracht te kunnen worden wanneer de bedrijfsadviessystemen (de adviseringsdiensten) een resultaatsverbintenis zouden sluiten met de overheid. Voorts wordt dit advies momenteel maar aan 42 ongeveer 20% van de landbouwers gegeven , wat de systematische toepasbaarheid ervan voor de analyse van het landbouwbedrijf nog verder bemoeilijkt (mogelijks zullen meer adviezen gevraagd worden indien de kwaliteit ervan verhoogt, maar daartoe dienen kwaliteitseisen geïmplementeerd te worden). Tenslotte is agentschap- en afdelingsoverschrijdende informatie-uitwisseling een cruciaal aspect van administratieve vereenvoudiging. Data uit de Mestbank (vb. formulier emissierechten) en de afdeling MIB zijn immers bijzonder nuttig voor de steunaanvragen. Naast het feit dat dit voor de aanvragerbegunstigde dubbele administratie vermijdt, maakt dit ook administratieve kruiscontroles en het organiseren van gezamenlijke fysische controles door de verschillende overheidsdiensten mogelijk, wat de effectiviteit van het beleid alleen maar ten goede kan komen. Hoewel dit zeker geen sinecure
40
Om toegang te verkrijgen tot het rijksregister is er toelating vereist van de commissie ter bescherming van de privacy
41
Het is belangrijk op te merken dat deze vereenvoudigde procedure niet ingaat tegen de (nieuwe) Europese regels, die de lidstaten vrijer laten in hun steunvoorwaarden. Vanaf 2007 moet de landbouwer voor het verkrijgen van dergelijke steun immers (enkel nog) beroepsbekwaam zijn, en moet investering de performantie van het bedrijf verbeteren; de voorwaarden voor levensvatbaarheid en verzekerde afzet van productie zijn niet meer opgenomen in de verordening.
42
De voorbije jaren werden er jaarlijks ongeveer 500 steunaanvragen voor adviezen bedrijfsbeheer aangevraagd. Indien men ook de ervaringen in het kader van het milieu-advies in rekening brengt, schat men dat er ongeveer 1.700 begunstigden – landbouwers gebruik zullen maken van het modulair advies in het kader van BAS.
83
43
44
NOTA
is , lijkt een snelle en maximaal doorgedreven implementatie van de lopende acties terzake , dan ook van cruciaal belang. Met betrekking tot mogelijke suggesties tot het verminderen van het aantal/type documenten en informatie, maakte men vanuit de afdeling de bedenking dat er ook veel (andere) informatie opgevraagd wordt door de auditors, in het kader van controles bij de landbouwbedrijven (de 5% controle), controle in het kader van douane en accijnzen, interne audit etc. Zo is voor het VLIF het inkomen en de levensvatbaarheid van een bepaald bedrijf belangrijk, terwijl voor de controle van de investeringen ook betalingsbewijzen etc vereist zijn. Deze controles zijn dan vooral een toetsing op aanwezigheid van documenten, daar waar de informatie voor het bekomen van VLIF-steun inhoudelijk geanalyseerd wordt. Los van het feit of er op dat (audit-)niveau al dan niet vereenvoudigingspotentieel zit, vind de administratie het opportuun om ook deze informatievereisten in rekening te brengen bij oefeningen als deze.
8.2
Bijhouden bedrijfseconomische boekhouding
8.2.1 TOELICHTING Algemeen Een landbouwer die VLIF-steun aanvraagt, is verplicht om een bedrijfseconomische boekhouding bij te houden gedurende de ganse duur van de VLIF-steun. Een dergelijke bedrijfseconomische boekhouding onderscheidt zich van de fiscale en vereenvoudigde boekhoudingen door het feit dat in 45 een bedrijfseconomische boekhouding de verschillende teelten uitgesplitst moeten worden per tak . Deze opsplitsing maakt op haar beurt een analyse mogelijk om te zien of een bepaalde teeltkeuze of investering verantwoord is op lange termijn, aangezien deze inzicht geeft in de oorzaken van een globaal winst- of verliescijfer. In geval van rentesubsidie en waarborg moet de boekhouding bijgehouden worden tot zolang er één of andere vorm van steun loopt en steeds minimum 5 jaar. Indien alleen de kapitaalpremie uitbetaald werd moet enkel gedurende de eerste 5 jaar boekhouding bijgehouden worden. De bedrijfseconomische boekhouding kan vervangen worden door een vereenvoudigde boekhouding voor steunbedragen kleiner dan 1.250 €, of door een fiscale boekhouding bij sterk gespecialiseerde bedrijven (vb monocultuurbedrijven). De ‘standaard’-bedrijfseconomische boekhouding kan uitgebreid worden met een milieumodule. Zo kan de land- en tuinbouwer met het vermelden van enkele details een beeld krijgen van een aantal milieuparameters op zijn bedrijf (vb de mineralenbalans van zijn bedrijf en het sproeistoffen-, energieen waterverbruik). Deze moeten hem in staat stellen zijn bedrijf naar de toekomst toe langzaam aan te 46 passen aan de hogere milieueisen die meer en meer gesteld worden .
43
De ervaring van de betrokken administratie toont aan dat het rechtstreeks verkrijgen van de nodige informatie van de landbouwer voor de vlugste afhandeling van het dossier zorgen. Het is volgens de betrokken administratie niet zo evident als het lijkt om gegevens die door verschillende overheidsinstanties op elk zijn manier worden beheerd, omwille van verschillende doelstellingen, uit te wisselen. Ook moet die uitwisseling nog alle nodige verificaties op de gestelde subsidievoorwaarden en desgevallend waarborgverlening mogelijk maken
44
Bijv. de afstemming tussen de databank van het VLIF en ALV-MIB, zie ook het ICT-stuurplan 2005-2009.
45
Fiscale en bedrijfseconomische analyse zijn relatief analoog bij monocultuurbedrijven. Voorts zijn zowel bij financiële, fiscale en bedrijfseconomische boekhouding de variabele kosten en opbrengsten gelijk, enkel opsplitsing & element ‘vaste kosten’ verschilt (vb vaste kosten (boekhoudwaarde, reële waarde), interesten (reële versus fictieve),..)
46
Het verkrijgen van bedrijfstoeslagrechten is nu reeds gebonden aan het respecteren van een aantal randvoorwaarden inzake milieu.
84
Wetgeving
NOTA
Vlaamse wetgeving en bijhorende omzendbrieven:
-
Ministerieel besluit van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw + diens uitvoeringsbesluiten (laatst gewijzigd bij het Ministerieel besluit van 16 juni 2006)
-
Omzendbrief nr 42a van 29 november 2006 over het verkrijgen van VLIF-steun door de land- en tuinbouwproducenten
Deze wetgeving kan men strikt gezien categoriseren als een klasse C-wetgeving (de informatieverplichting en de manier waarop ze moet toegepast worden, komt enkel voort uit Belgische/Vlaamse regelgeving). Echter, vroeger stond er nog de voorwaarde van ‘levensvatbaarheid’ in de plattelandsverordening; waarbij men natuurlijk de vraag kan stellen of dergelijke voorwaarde geen controle op (de samenstelling van) het arbeidsinkomen vereist. Bevoegde administratie Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF), Afdeling Structuur en Investeringen van het Agentschap voor Landbouw en Visserij Gecontacteerde personen Johan de Schryver, Gilbert Van den Bremt & Daniël De Laender (ALV, SI - VLIF)
8.2.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN 47 De bedrijfseconomische boekhouding bestaat (minstens) uit : -
de opstelling van een jaarlijkse begin- en eindinventaris;
-
de systematische en regelmatige registratie van de verschillende goederen- en geldstromen (bijv. aan de hand van investerings- en betalingsbewijzen) betreffende het bedrijf in de loop van het boekjaar.
Op basis van deze boekhouding dient men jaarlijks volgende elementen op te stellen: -
een beschrijving van productiefactoren;
-
een gedetailleerde balans (activa en passiva) en een gedetailleerde exploitatierekening (kosten en opbrengsten);
-
de nodige gegevens ter beoordeling van de doeltreffendheid van de bedrijfsvoering in haar geheel, alsmede ter beoordeling van de rentabiliteit van de belangrijkste bedrijfsonderdelen.
de
algemene
bedrijfskenmerken, met
name
van
de
gebruikte
De schriftelijke vraag om de fiscale boekhouding te aanvaarden in plaats van de bedrijfseconomische wordt gericht aan de VLIF-hoofddienst en omstandig gemotiveerd. 8.2.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren Bij het VLIF zijn er momenteel ongeveer 20.000 lopende dossiers per jaar, wat ongeveer neerkomt op een 15.000 à 20.000 tal begunstigden. 5 à 10 % van de landbouwers die VLIF-steun aanvragen zijn
47
Bron: http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/downloads/vlifsteun.pdf, p. 13
85
NOTA
vennootschappen en hebben dus een fiscale boekhouding. Maar deze zijn niet allemaal monocultuurbedrijven, wat een voorwaarde is om vrijgesteld te worden van de vereiste van het houden van een bedrijfseconomische boekhouding. Daarom lijkt het aantal begunstigden met lopende dossiers een goede inschatting van het aantal landbouwers dat een bedrijfseconomische boekhouding dient bij te houden. Hoewel een dergelijke boekhouding noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering (en dus in principe niet als ‘verplichting’ aanzien zou moeten worden, zie verder), schat men in dat slechts 20% van deze begunstigden (dus ongeveer 3000 à 4000 –meestal grotere- landbouwers) op vrijwillige basis een dergelijke bedrijfseconomische boekhouding zou bijhouden. Aangezien de anderen dit doorgaans uitbesteden (zie ook verder) en weinig belang hechten aan de output van deze opdracht, geeft dit percentage tevens een indicatie van het (kleine) aantal kwaliteitsvolle boekhoudingen.
Periodiciteit Voor de bedrijfseconomische boekhouding dient men jaarlijks een begin- en eindinventaris en een balans, alsook een beschrijving van de bedrijfskenmerken en een bewijs van doeltreffendheid op te maken. Voorts dient men op continue basis goederen- en geldstromen te registreren. Complexiteit / uitbesteding Het bijhouden van de goederen- en geldstromen in het kader van de bedrijfseconomische boekhouding is voor de meeste landbouwers een relatief complex gebeuren, dat doorgaans gedeeltelijk uitbesteed wordt aan (erkende) boekhoudkantoren. Zo schat men dat ongeveer 80% van de landbouwers zich aansluiten bij een boekhoudbureau, dat deze verplichting op zich neemt op basis van een minimaal aantal gegevens dat dit bureau van de landbouwer ontvangt. Afhankelijk van dit uitbestedingspercentage, varieert de tijdsbesteding van de boer zelf van 2u/week tot 10u/week. Voor het bijhouden van een bedrijfseconomische boekhouding variëren de prijzen van 150€ tot 400€ (rekening houdende met de mogelijke subsidies voor nabesprekingen en milieumodules).
8.2.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Hoewel deze boekhouding een relatief complexe taak is, wordt het door een (relatief beperkt) aantal landbouwers wel gezien als een noodzakelijk proces voor het opvolgen van de verschillende activiteiten. De problematiek situeert zich op dit niveau vooral in het feit dat veel kleinere boeren de bedrijfseconomische boekhouding als een noodzakelijk kwaad zien, terwijl deze verplichting hen ook helpt een goede bedrijfsvoering te garanderen. Deze ‘negatieve houding’ ten opzichte van deze verplichting maakt dat een groot deel van de boekhoudingen van minimale kwaliteit is (soms op basis van fictieve data), die enkel opgemaakt wordt om VLIF-steun te krijgen. De toegevoegde waarde van dergelijke boekhoudingen is natuurlijk nihil, zowel voor de landbouwer als voor ALV-SI en is een pure administratieve last ‘strictu sensu’. Anderzijds levert deze boekhouding ook input voor andere informatieverplichtingen zodat deze tijdsbesteding niet volledig kan en mag toegeschreven worden aan de randvereiste voor het bekomen van VLIF-steun. In het kader van deze laatste opmerking, is het belangrijk te noteren dat het belangrijkste gedetecteerde knelpunt inzake deze boekhouding zich situeert op het vlak van informatiedoorstroming en e-gov: het feit dat deze gegevens uit hun boekhouding niet op een efficiënte manier gebruikt (kunnen) worden voor andere informatieverplichtingen, is voor veel landbouwers één van de voornaamste knelpunten met betrekking tot ‘administratieve vereenvoudiging’. Het gaat hier zowel over het zelf exporteren van deze data naar andere formulieren en/of registers, de dubbele opvraag van deze gegevens door andere overheidsinstellingen (vb ikv statistiekverplichtingen, verzamelaanvraag etc), of het maximaal vooraf invullen van bepaalde gegevens op basis van reeds beschikbare informatie bij ALV of andere instanties (bijv. het KBO).
86
NOTA
8.2.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Wat betreft het feit dat de bedrijfseconomische boekhouding voor veel (kleinere) landbouwers een zuivere last is, die ze niet gebruiken voor interne doeleinden, zou men eventueel kunnen nagaan of de toegevoegde waarde van een dergelijke boekhouding in een kleiner bedrijf, met ‘kleine’ investeringsbedragen inderdaad van die aard is dat deze ‘verplichting’ inderdaad als goede bedrijfspraktijk ingebed zou moeten worden. Alleszins lijkt het opportuun om de nodige maatregelen te nemen om de minimumkwaliteit van deze boekhoudingen op een aanvaardbaar niveau te brengen, om betrouwbare analyses op basis van deze informatie te kunnen garanderen. De afdeling SI gaf hierbij aan dat AM&S bezig is met het opstellen van een MB waarin dergelijke minimumnormen worden opgelijst. Ook het algemeen verplichten van een boekhouding, bedrijfseconomische of fiscale binnen BAS kan bijdragen tot het wegwerken van dit knelpunt. Daarnaast kan men ofwel iedereen verplichten een fiscale boekhouding bij te houden; ofwel kan men werken via een erkenning van alle boekhoudbureaus samen met het opleggen van één standaardboekhouding. Voor bedrijven die belangrijke investeringsvolumes laten ondersteunen via het VLIF, lijkt het weinig opportuun om een dergelijke vraag te stellen om redenen van financiële controle en transparantie, en dient men zich te focussen op het vereenvoudigen van de informatiestromen van en naar deze boekhoudsystemen. Zo werd er reeds aangegeven dat de bedrijfseconomische boekhouding mogelijkheden biedt om aan andere informatieverplichtingen sneller te voldoen. Maar momenteel dienen de gegevens nog uit het boekhoudprogramma ‘handmatig’ overgeschreven/gekopieerd te worden naar de betreffende formulieren en bestanden. Het afstemmen van de boekhoudsoftware (die gebruikt wordt door de landbouwers, doorgaans CERES) met de on-line mogelijkheden voor het doorgeven van informatie aan de verschillende instanties (vb dankzij gebruik van XBRL) lijkt hier een belangrijke stap naar administratieve lastenvereenvoudiging. Een minimumstandaard voor dergelijke standaardsoftware zou reeds in opmaak zijn. Met betrekking tot het gebruik van deze informatie voor andere doeleinden, dient onderzocht te worden of deze gegevens, mits toelating, ervoor kunnen zorgen dat de landbouwer door andere overheidsinstellingen minder bevraagd wordt.
87
NOTA
9 Overige subsidies 9.1
Subsidie voor het bebossen van landbouwgronden
9.1.1 TOELICHTING Algemeen Gronden die in landbouwgebruik zijn, of tot 5 jaar geleden in landbouwgebruik waren, komen -onder bepaalde voorwaarden- in aanmerking voor een subsidie voor bebossing. Eigenaars of pachters van deze gronden krijgen, afhankelijk van hun hoedanigheid (zie verder), voor een dergelijke bebossing een aanplantingssubsidie, een onderhoudssubsidie en een inkomenscompensatie. Aangezien deze bossen 25 jaar (of 15 jaar voor populier in agrarisch gebied) behouden en onderhouden dienen te worden, wordt deze subsidie vastgelegd via de aanvraag (waarvan de voorwaarden te vinden zijn in het subsidiebesluit). Wetgeving Vlaamse wetgeving, in uitvoering van de Europese verordening inzake plattelandsontwikkeling: Besluit van de Vlaamse Regering (van 28 maart 2003) betreffende de subsidiëring van de bebossing van landbouwgronden ter uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen. Dit besluit kan men categoriseren als een klasse B-verplichting: Vlaanderen vraagt immers meer over hoe de bebossing in elkaar zit (soorten, aantallen) dan wat vereist wordt door Europa voor het verkrijgen van Europese steun. Formulieren en/of handleidingen Voor deze subsidie-aanvraag is een standaard formulier voorzien, te vinden op de eigen website van Natuur en Bos, alsook op site van eHorizon. Bevoegde administratie De voormalige afdeling Bos en Groen, nu het Agentschap voor Natuur en Bos. Gecontacteerde personen Brenda Bussche, ANB (Vlaanderen) & Patrick Vandevelde, buitendienst ANB (Oost-Vlaanderen) 9.1.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN Het aanvragen van een subsidie voor een bebossing van landbouwgrond vereist redelijk wat gegevens, in te vullen en als bijlage mee te geven met het aanvraagformulier. Vooreerst dienen de te beplanten percelen duidelijk omschreven en aangeduid te worden op een situeringsplan. De kadastrale en de te beplanten oppervlakte, het landbouwgebruik van de voorbije jaren en de ruimtelijke bestemming dient hierbij door de betrokkene aangegeven te worden. Daarnaast wordt ook een kopie vereist van het kadastraal plan. Met deze kadastrale gegevens wordt de gewestplanbestemming opgezocht en, bijvoorbeeld via de BWK (biologische waarderingskaart), onderzocht welke vergunningen en adviezen nodig zijn.
88
NOTA
48
Indien de aanvrager een landbouwer is , heeft deze recht op drie soorten subsidies, waarbij de inkomenscompensatie hoger ligt dan bij niet-landbouwers. Gezien het belang van de hoedanigheid van de aanvrager (al dan niet verhoogde inkomenssteun), dient de landbouwer te bewijzen dat hij aan de vereisten van de gebruikte definitie voldoet. Daartoe dient een voor eensluidend verklaard afschrift van de aangifte in de personenbelasting en de berekeningsnota in het huidige aanvraagformulier bijgevoegd te worden. Op aanvraag van het Bosbeheer dient de begunstigde ook in de jaren na de aanvraag een kopie van deze aangifte op te sturen. Alle informatievereisten in het kader van de beheerovereenkomsten zijn ‘actief’ (de landbouwer moet informatie overmaken aan de overheid).
9.1.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren Jaarlijks vragen er ongeveer een 100-tal begunstigden een dergelijke subsidie aan, maar slechts een klein deel hiervan is effectief landbouwer (volgens de voorwaarden en modaliteiten van ANB). Zo waren er in 2006 slechts 4 ‘landbouwersdossiers’ van de 67 subsidie-aanvragen voor bebossing op landbouwgrond. Indien men ook de voorbije jaren in rekening brengt, komt men op een ‘gemiddelde’ 49 van 5 à 10 dossiers per jaar waarbij landbouwers de subsidie aanvragen .
Periodiciteit De aanvraag van de subsidie is uiteraard éénmalig. Afhankelijk van de controle-inspanningen van het Bosbeheer, kan er ook in de jaren volgend op de aanvraag, dus 15 tot 25 jaar, door ANB (via ALV-SI) gevraagd worden informatie door te geven (bijv. een kopie van het belastingsaanslagbiljet). Het initiatief ligt hierbij bij de administratie, die eventueel ook een controle op het terrein uitvoeren. Complexiteit & uitbesteding De complexiteit van de aanvraag is sterk afhankelijk van de inspanningen die de betrokken buitendienst doet. Zo kan een aanvraagdossier eigenlijk bijna volledig voorbereid worden door de lokale ambtenaar, waarbij de begunstigde enkel deze persoon dient te ontvangen (en rond te leiden op het betrokken perceel), de gegevens van de aanvraag en de eventuele vergunningen dient na te kijken, en de nodige gegevens dient te verzamelen. Alles bij elkaar zou dit dan ongeveer een 2 of 3-tal uur in beslag nemen. Indien de betrokkene zelf alle stappen dient te ondernemen (onderzoeken of een vergunning nodig is, deze vergunning aanvragen, het dossier invullen, kadasterplan afhalen,…), neemt een dergelijke aanvraag natuurlijk veel meer tijd in beslag (afhankelijk van de betrokken bestemming, de grootte van het perceel, de ‘medewerking’ van de buren, het soort bomen, etc).
48 Definitie landbouwer (voor deze subsidie): de persoon die een land- of tuinbouwbedrijf exploiteert met een arbeidsbehoefte van minimaal 0,5 en maximaal 10 volle arbeidskrachten (VAK) per bedrijfsleider. De landbouwer kan zowel een natuurlijke persoon als een rechtspersoon zijn. De natuurlijke persoon of de beherende vennoot, zaakvoerder, bestuur of afgevaardigd bestuurder van de rechtspersoon moet minstens 50% van zijn totale arbeidsduur besteden aan de werkzaamheden op het landof tuinbouwbedrijf en minstens 35% van zijn totale inkomen uit die activiteit halen.
Indien de betrokkene geen producentennummer heeft (niet-landbouwers), worden er ook gegevens opgevraagd voor de opmaak van een identificatienummer. Die gegevens worden dan doorgegeven aan ALV (naam, adres, rekeningnummer, aangeven of ze al dan niet landbouwer zijn, of ze dieren hebben etc). Dit is een apart formulier, nodig voor niet-landbouwers (niet-landbouwers maken echter het grootste deel uit van de doelgroep van deze subsidie). 49
Het overgrote deel van de meer omvangrijke bebossingen wordt uitgevoerd door publieke instanties (gemeenten).
89
NOTA
9.1.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Opmerking: Deze knelpunten zijn gebaseerd op de ervaringen van de voorbije jaren. De regeling van deze maatregel zal echter in grote mate aangepast worden in het kader van het nieuwe programma voor plattelandsontwikkeling (PDPO), waarvan men de goedkeuring verwacht in juni 2007 De lijst van aanbevolen herkomsten (waarvoor een extra subsidie verkregen kan worden) kan aangevraagd worden bij het Bosbeheer, maar is moeilijk te vinden op het internet. Het huidige aanvraagformulier vraagt (in theorie) nog steeds dat er een kadastraal plan bijzit en een voor eensluidend verklaard afschrift van de belastingsaangifte, terwijl dit met de huidige GIStoepassingen, respectievelijk de recente wetswijziging eigenlijk niet meer strikt nodig is. Indien de te bebossen oppervlakte een volledig perceel is, kan de juiste locatie van het betrokken perceel nochtans via de kadastrale gegevens getraceerd worden via GIS. Of de begunstigde een kadastraal plan en/of een eensluidend verklaard afschrift van de belastingsaangifte moet bijvoegen, hangt momenteel volledig af van de ‘goodwill’ van de betrokken ambtenaar bij de buitendiensten. Het hoofdbestuur merkte hierbij op dat dergelijke zaken waarschijnlijk bijna nooit meer zo opgevraagd worden, hoewel dit inderdaad nog zo in het aanvraagformulier staat. Voorts wordt in vak 4 van het aanvraagformulier naar de ruimtelijke bestemming gevraagd, terwijl dit uit de kadastergegevens volgt. Ook is de toegevoegde waarde van vak 8 (onderhoudswerken) niet geheel duidelijk, aangezien dit op voorhand (dus ten tijde van de aanvraag) niet met zekerheid kan voorspeld worden.
9.1.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Het eerste knelpunt (de moeilijk vindbare lijst van aanbevolen herkomsten) zal in het nieuwe PDPO niet meer relevant zijn, aangezien er geen extra subsidies meer gegeven worden voor deze soorten. Ook met betrekking tot toe te voegen documenten, zou dit eenvoudiger verlopen in de toekomst, aangezien deze subsidie-aanvragen vanaf de goedkeuring PDPO ook in het GBCS zullen worden 50 ingevoerd (via de verzamelaanvraag) . Vanaf dan zal het bosbeheer ook weten of er aan die grond al een beheerovereenkomst gekoppeld is of niet etc. Anderzijds is het probleem hierbij dat het Bosbeheer wel meer info nodig heeft dan dat in de verzamelaanvraag kan opgenomen worden. Dit probleem doet zich echter maar op zeer sporadische wijze voor (5 à 10 keer per jaar), en is dus geen belangrijk knelpunt wat betreft administratieve lasten / beheerskosten. Het aanpassen van het aangifteformulier aan de huidige wetgeving en geografische toepassingen lijkt evenwel nog een relevante suggestie. Zo vermijdt men immers dat bepaalde begunstigden ‘administratief belastender’ worden behandeld dan anderen; en zal het systeem als geheel efficiënter verlopen.
9.2
Premie voor energiegewassen
9.2.1 TOELICHTING Algemeen Deze premie dient voor de bevordering van de teelt van energiegewassen. Alle grondstoffen zijn hiervoor toegelaten. Het aantal eindproducten is beperkt tot biobrandstoffen en de productie van elektrische en thermische energie uit biomassa.
50
Een bedenking hierbij is dat deze ‘uniformisering’ wel enigszins negatief is voor niet-landbouwers, die vanaf dan ook onder het toepassingsgebied van de verzamelaanvraag vallen.
90
Wetgeving
NOTA
Europese wetgeving: Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 met betrekking tot de bij de titels IV en IVbis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen Vlaamse wetgeving: Ministerieel Besluit van 25 november 2005 betreffende de steun voor energiegewassen. Klasse: B Formulieren/of handleidingen Er zijn formulieren voor contract campagne en verbintenis tot zelfverwerking beschikbaar op de website. Bevoegde administratie De afdeling Markt- en Inkomensbeheer van het Agentschap voor Landbouw en Visserij. Gecontacteerde personen Belinda Cloet 9.2.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN - Afsluiten contract met inzamelaar of eerste verwerker De landbouwer sluit een contract af met de inzamelaar of eerste verwerker aan wie hij alle geoogste grondstoffen zal leveren. Het contract moet worden toegevoegd aan de verzamelaanvraag. Sinds 2007 kan een landbouwer enkel een contract “energiegewassen” sluiten met een erkende inzamelaar of eerste verwerker. -
Indienen van een verbintenisverklaring tot zelfverwerking Wanneer de landbouwer zelf de grondstoffen op zijn eigen landbouwbedrijf verwerkt, wordt hij beschouwd als inzamelaar of eerste verwerker en moet hij dus voldoen aan dezelfde voorwaarden waaraan de inzamelaar en verwerker onderworpen zijn. Zo moet de landbouwer een verbintenisverklaring indienen en zelf een borg stellen. Dit gebeurt samen met de verzamelaanvraag. Het systeem van erkenningen geldt niet voor landbouwers-zelfverwerkers.
-
Aanduiden in verzamelaanvraag In de verzamelaanvraag worden alle percelen waarvoor de premie wordt aangevraagd, aangegeven met de bijkomende bestemming "EN".
-
Oogstaangifte Na de oogst moet de landbouwer vóór 31 oktober een oogstaangifte indienen bij de buitendienst van het Agentschap voor Landbouw en Visserij.
-
Buitendienst op de hoogte brengen met het oog op schadedossier Indien de landbouwer denkt de voorgestelde rendementen niet te kunnen halen, moet hij onmiddellijk zijn buitendienst daarvan op de hoogte brengen zodat een schadedossier kan worden opgesteld.
-
Bijhouden van verwerkingsregister in geval van zelfverwerking
91
9.2.3 PARAMETERINFORMATIE
NOTA
Aantal actoren In 2005 waren er 159 landbouwers die de premie hebben aangevraagd. Sommige daarvan hebben meer dan één contract met een inzamelaar. Er waren ook 9 landbouwers-zelfverwerkers. Periodiciteit jaarlijks Tijdsbesteding en complexiteit Integratie in verzamelaanvraag maar nog bijkomende verplichtingen Uitbesteding Cfr. uitbesteding verzamelaanvraag 9.2.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Deze nieuwe steunmaatregel lijkt nog niet op punt te staan en gaat gepaard met veel administratie, cfr. oogstaangifte en verwerking bewijzen in geval van zelfverwerking. 9.2.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Geen geïdentificeerd
9.3
Steunregeling lijnzaad en spelt
9.3.1 TOELICHTING Algemeen Om de typische teelt van vlas en spelt te ondersteunen betaalt het Agentschap voor Landbouw en Visserij, afdeling Markt- en Inkomensbeheer steun uit aan alle landbouwers die lijnzaad (vlas) of speltzaad vermeerderen en hiervoor een contract hebben afgesloten met een handelaar-bereider. Met die ondersteuning wil men de zaadvoorziening voor deze typische teelten in België houden. De teelt noodzaakt extra zorg om later als zaad te kunnen gebruiken. Deze steun is nog niet ontkoppeld. Vermoedelijk zal dit in de toekomst (2009) wel gebeuren. Wetgeving Vlaamse wetgeving: Ministerieel besluit van 24 maart 2006 tot instelling van een steunregeling voor zaaizaden van de soorten Linum usitatissimum L. en Triticum spelta L. Klasse: B Formulieren/of handleidingen De steunaanvraag is gepersonaliseerd en daarom zijn er geen blancoformulieren beschikbaar. Bevoegde administratie Agentschap voor Landbouw en Visserij, afdeling Markt- en Inkomensbeheer
92
Gecontacteerde personen
NOTA
Katlijn De Cubber 9.3.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN -
Indienen vermeerderingscontract of vermeerderingsaangifte Om aanspraak te kunnen maken op de steun voor zaailijnzaad of speltzaad is het noodzakelijk om het vermeerderingscontract (tussen landbouwer en handelaar) of de vermeerderingsaangifte (wanneer landbouwer ook handelaar is) op te sturen naar de buitendienst van het Agentschap voor Landbouw en Visserij uiterlijk op 30 juni van het betrokken jaar. Vermeerderingscontracten/aanvragen kunnen tot 25 kalenderdagen na de uiterste indieningsdatum worden opgestuurd maar leiden tot afhouding van 1% steun per werkdag te laat voor de betrokken partij. Partijen waarvoor geen of het vermeerderingscontract/ -aangifte na 25 juli wordt ingestuurd (), komen niet in aanmerking voor steun.
-
Invullen verzamelaanvraag Met de verzamelaanvraag kan de landbouwer kenbaar maken dat hij de EG-steun voor de productie van zaailijnzaad of spelt wil aanvragen. De landbouwer (vermeerderaar) is verplicht om een verzamelaanvraag in te dienen waarin hij de percelen voor de productie van zaailijnzaad of spelt aangeeft met de bijkomende bestemming "Z". Zo niet zal er geen steun kunnen worden toegekend.
-
Indienen steunaanvraag De steunaanvraag zelf voor vlas of spelt wordt ingediend in het volgend kalenderjaar bij de buitendienst van het Agentschap voor Landbouw en Visserij. Deze steunaanvraag is gepersonaliseerd en zal naar elke landbouwer die een vermeerderingscontract/-aangifte heeft ingediend worden verstuurd. Er wordt per handelaar-bereider onder contract met de landbouwer een uniek steunaanvraagformulier opgemaakt waarop de gegevens van de vermeerderingspartijen bij de betrokken handelaar-bereider reeds staan voorgedrukt. De steunaanvraag (samen met de (kopieën van) certificeringsattesten en de bijhorende factuur) moet ten laatste op 15 mei van het jaar volgend op de oogst worden ingediend. Ontbrekende certificeringsattesten kunnen nog worden ingestuurd tot 31 mei van het jaar volgend op de oogst.
9.3.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren De aantallen landbouwers die steun hebben aangevraagd voor zaaizaadvermeerdering in de voorgaande jaren: 2003: 374 2004: 299 2005: 182 2006: 186 ingeschreven (nog geen steun aangevraagd) Periodiciteit jaarlijks Tijdsbesteding en complexiteit Naast het invullen van de verzamelaanvraag komen er nog een aantal verplichtingen bij kijken.
93
Uitbesteding
NOTA
In het verleden was het de handelaar die de steun aanvroeg. In 2006 was het voor het eerst de landbouwer. In de praktijk gebeurt de aanvraag in vele gevallen nog door de handelaar. 9.3.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Geen geïdentificeerd 9.3.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Geen geïdentificeerd
94
NOTA
9.4
Slachtpremie kalveren
9.4.1 TOELICHTING Algemeen De slachtpremie voor kalveren is een rechtstreekse vorm van inkomenssteun die nog niet ontkoppeld is. Mogelijks komt de ontkoppeling er naar aanleiding van de evaluatie van MTR in 2009-2010 maar daar is nog geen beslissing over genomen op Europees niveau. Wetgeving Europese wetgeving: Verordening 1782/2003 van de Raad van 29/09/2003 waarvan de uitvoeringsbepalingen vermeld zijn in de Verordening 1973/2004 van de Commissie van 29/10/2004 Vlaamse wetgeving: Ministerieel besluit betreffende de slachtpremie voor kalveren, 3 maart 2006 Klasse: B Formulieren/of handleidingen De aanvraagformulieren zijn beschikbaar op het internet. Bevoegde administratie De afdeling Markt- en Inkomensbeheer van het Agentschap voor Landbouw en Visserij. Gecontacteerde personen Ir. Lindy Van Den Bossche 9.4.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN - Indienen voor premie-aanvraag Een premieaanvraag gebeurt met het daartoe voorziene formulier. Het voorblad en de bijlage van het premieaanvraagformulier moeten correct en volledig worden ingevuld. -
Toevoegen van slachtbewijzen De nodige slachtbewijzen moeten toegevoegd worden. De aangifte van een dier in een premieaanvraag zonder slachtbewijs is een ongeldige aangifte. Er zijn 2 soorten slachtbewijzen: er wordt een onderscheid gemaakt tussen slachtlijsten enerzijds en individuele slachtbewijzen anderzijds. De slachtlijst is een document afgeleverd door het slachthuis. Dit document moet ondertekend zijn door een verantwoordelijke van het slachthuis en bevat meestal volgende gegevens: Identificatie van het slachthuis (naam, adres), indien voorkomend het EG-erkenningsnummer, officieel identificatienummer van ieder kalf, slachtdatum van de betrokken kalveren, intern slachtnummer, karkasgewicht van het kalf ( + aanduiding koud/warm gewicht). Een individueel slachtbewijs is ofwel een kopie van het paspoort met minimum de volgende gegevens nl. de landcode + werknummer van het dier, slachthuisstempel en handtekening van de keurder van het slachthuis, slachtdatum, intern slachtnummer, gewicht (+ aanduiding koud/warm gewicht). Of een weegbon van het slachthuis (warm gewicht vermeld).
95
NOTA
Gespecialiseerde slachthuizen voor kalveren bezorgen de individuele kalfgegevens aan de administratie via e-mailbestanden. Meestal maken zij een print van deze bestanden per landbouwer. Als dit document voorzien is van de handtekening van de verantwoordelijke van het slachthuis en van de identificatie van het slachthuis dan geldt dit document bovendien als slachtbewijs. Als dit document bovendien nog dezelfde inhoud en vorm heeft als de bijlage van het premieaanvraagformulier, dan hoeft de bijlage van het premieaanvraagformulier niet te worden ingevuld. Kopieën van paspoorten hoeven ook niet altijd te worden toegevoegd in een premieaanvraag. Bij gespecialiseerde slachthuizen voor kalveren worden de individuele kalfgegevens aan de administratie bezorgd via e-mailbestanden. In deze aanvragen moeten geen kopieën van paspoorten worden toegevoegd. Indien de kalveren in de premieaanvraag niet zijn afgeslacht in een gespecialiseerd slachthuis voor kalveren, moeten wel kopieën van de paspoorten bij de premieaanvraag worden gevoegd. Indien kalveren levend worden uitgevoerd naar een derde land (buiten EU) dan moet een exportbewijs voorhanden zijn in de premieaanvraag. Tot op heden werd nog nooit een premieaanvraag ingediend voor kalveren uitgevoerd naar een derde land. 9.4.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren Voor 2005 waren er 6162 premieaanvragen en dat verdeeld over 297 landbouwers. Deze hadden betrekking op ongeveer 220.000 kalveren. Periodiciteit Kan meerdere keren per jaar worden ingediend, tot 6 maanden na de slachting maat uiterlijk tot 1 maart van het jaar na de slachting. Tijdsbesteding en complexiteit Is afhankelijk van de ondersteuning door het slachthuis. Uitbesteding Via slachthuizen 9.4.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Geen geïdentificeerd 9.4.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Geen geïdentificeerd
9.5
Aanvraag zoogkoeienpremie
9.5.1 TOELICHTING Algemeen Landbouwers die op hun bedrijf een zoogkoeienbestand aanhouden, dat wordt gebruikt voor het opfokken van kalveren bestemd voor de vleesproductie, kunnen een premie voor zoogkoeien aanvragen. Daartoe dient de landbouwer wel over een zoogkoeienquotum te beschikken (zie infra).
96
Het gaat om een rechtstreekse inkomenssteun gekoppeld aan de productie. Er is momenteel nog geen sprake van ontkoppeling, mogelijks wel in de toekomst.
NOTA
Wetgeving Europese wetgeving: Verordening 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers Verordening 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IVbis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen Vlaamse wetgeving: Besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2006 tot instelling van bepaalde rundveepremies Ministerieel besluit van 3 maart 2006 betreffende de zoogkoeienpremie. Klasse: B Formulieren/of handleidingen Aanvraagformulier alsook toelichtingsnota beschikbaar op website Bevoegde administratie De afdeling Markt- en Inkomensbeheer van het Agentschap voor Landbouw en Visserij. Gecontacteerde personen Ir. Frank Steyaert 9.5.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN - Aanvraagformulier invullen en opsturen Landbouwers die in april over een zoogkoeienquotum beschikken krijgen ten laatste op 1 mei een aanvraagformulier toegestuurd. Dit moet ten laatste op 30 september aangetekend naar de provinciale buitendienst van de afdeling Markt- en Inkomensbeheer worden verzonden of er worden afgegeven tegen ontvangstbewijs. Het dubbel van het formulier dient door de producent 51 zorgvuldig te worden bewaard gedurende tenminste 3 jaar . Het formulier is grotendeels vooraf ingevuld. De landbouwer moet enkel het aantal koeien en vaarzen opgegeven waarvoor hij de premie wil aanvragen alsook een aantal kruisjes zetten in de relevante rubrieken. Wanneer van toepassing moeten er twee bijlagen toegevoegd worden aan het aanvraagformulier (in de praktijk komt dit niet zo vaak voor): o
51
een fotokopie van de derogatie. Dit is een de toestemming van de inspecteur-dierenarts voor producenten die meerdere productie-eenheden uitbaten om dieren tussen de verschillende productie-eenheden te verplaatsen zonder de aankooponderzoeken te moeten uitvoeren. Deze informatie wordt gevraagd opdat de controles zouden kunnen worden uitgevoerd zonder dat de boer daarbij aanwezig moet zijn.
Omwille van de auditprocedure, bijvoorbeeld Europese audit in 2006 had betrekking op campagnejaar 2004-2005.
97
NOTA
o
-
een kopie van de volledige VRV-jaaruitslag52 wanneer men wil dat er rekening wordt gehouden met het werkelijk melkrendement. Landbouwers die ook over een melkquotum beschikken moeten eerst voldoende koeien aanhouden voor de realisatie van dit melkquotum. Zonder aangifte van het werkelijk melkrendement wordt een standaardrendement gehanteerd dat eerder laag is waardoor relatief meer koeien niet in aanmerking komen voor de zoogkoeienpremie. Door het werkelijk melkrendement op te geven wat hoger ligt, zijn er minder koeien nodig om aan de voorwaarde te voldoen van de invulling van het melkquotum en blijven er meer koeien over die in aanmerking komen voor de zoogkoeienpremie.
Wijzigen selectie zoogkoeien Kort nadat de producent zijn premieaanvraag heeft ingediend zal via de gegevens in Sanitel worden nagegaan of er, op de indieningsdatum van de aanvraag, wel degelijk voldoende premiewaardige zoogkoeien en vaarzen in het veebeslag van de aanvrager aanwezig waren. De administratie zal via een automatische methode een selectie maken uit de aanwezige runderen via Sanitel. Het is voor deze geselecteerde of weerhouden zoogkoeien en vaarzen dat de premie uiteindelijk zal worden toegekend en uitbetaald. Een overzicht met alle weerhouden dieren zal een drietal weken na de indiening van de aanvraag naar de aanvrager worden verstuurd. Indien de aanvrager toch runderen uit het voorstel wil schrappen, bijvoorbeeld omdat er aangekochte runderen werden geselecteerd waarvan de producent op voorhand al weet dat ze niet op zijn bedrijf zullen kalven, dan moet hij die in zijn aanvraag vervangen en dit meedelen aan zijn provinciale buitendienst binnen de 10 dagen na het ontvangen van zijn ontvangstbewijs.
-
Melding gedwongen vermindering en natuurlijke omstandigheden (zonder vervanging) In geval van gedwongen vermindering of natuurlijke omstandigheid (zonder vervanging) van het 53 aantal opgegeven koeien of vaarzen , of ingeval de producent vaststelt dat hij niet binnen de 54 verplichte percentages vaarzen en zoogkoeien kan blijven , dient hij binnen de 10 werkdagen schriftelijk zijn buitendienst te verwittigen en alle bewijsstukken over te maken.
9.5.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren In 2006 waren er 6960 aanvragen. Dit aantal daalt de laatste jaren: in 2004 waren er 7509 en in 2005 waren er 7223. Dit houdt verband met de stopzettingen van rundveebedrijven en de stijging van het gemiddeld zoogkoeienquotum. Het aantal aanvragen voor wijzigingen is zeer beperkt: -
In 2006 : 67 aanvragen tot wijziging van de selectie op 6960 dossiers (1%)
-
In 2005 : 100 aanvragen tot wijziging van de selectie op 7223 dossiers (1,4%)
-
In 2004 : 157 aanvragen tot wijziging van de selectie op 7509 dossiers (2,1%)
Het aantal aanvragen tot wijziging van de selectie daalt steeds verder, en dit om de volgende redenen : -
52
het huidige systeem bestaat sinds campagne 2003. Voordien moest de landbouwers volledig zelf zijn selectie maken. In het begin van dit nieuwe systeem werd de selectie vaak onnodig gewijzigd omdat landbouwers het nieuwe systeem niet betrouwden of niet volledig begrepen.
VRV = Vlaamse Rundveeteelt Vereniging. Deze onderneming is actief op het vlak van rundveeverbetering.
53
Wanneer, bijvoorbeeld door ziekte, het minimum aantal kalveren geboren in het jaar, opgelegd door de productiviteitsvoorwaarden, niet wordt gehaald.
54
Bij een bedrijfsovername tijdens de aanhoudingsperiode moet in principe de overnemer de voorwaarden aanhouden wat niet altijd mogelijk is.
98
NOTA
-
In de voorbije jaren werd ons selectiesysteem steeds verder geoptimaliseerd, zodat de selectie door de administratie voor steeds meer landbouwers ook de optimale selectie was en er dus minder nood was om te wijzigen.
Het aantal meldingen gedwongen verminderingen en natuurlijke omstandigheden bedroeg 25 in 2004 en 26 in 2005. Periodiciteit jaarlijks Tijdsbesteding en complexiteit Het aanvragen van de zoogkoeienpremie is sterk vereenvoudigd sinds de invoering van het automatisch selectiesysteem via Sanitel. Uitbesteding Typisch geen uitbesteding (uitzonderlijk wel). Overlapping met andere informatieverplichtingen -
Permanent register runderen (Sanitel) De sleutelvoorwaarde van de procedure is de informatie van de runderen in Sanitel. Het is dan ook van cruciaal belang dat de premieaanvragers hun Sanitelverplichtingen strikt naleven, in het bijzonder het correct en tijdig melden van alle wijzigingen binnen de veestapel (geboortes, aankopen, verkopen, sterfte,…). Dankzij de technologieën die door Dierengezondheidszorg Vlaanderen beschikbaar worden gesteld (meldingen via de telefoon of via de computer) is het in principe voor iedere premieaanvrager mogelijk om aan de identificatie- en registratievoorwaarden te voldoen.
-
Verzamelaanvraag De landbouwers zijn verplicht om alle landbouwgronden die ze gebruiken aan te geven via de verzamelaanvraag. De zoogkoeienpremie kan immers enkel worden aangevraagd voor dieren die worden gehouden op het eigen bedrijf of op eigen gronden. In de premieaanvraag moet worden aangegeven of er eventueel bijkomende gronden zijn (bijvoorbeeld aangekocht sinds het indienen van de verzamelaanvraag) waarop de dieren kunnen worden gehouden.
9.5.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Geen geïdentificeerd 9.5.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Geen geïdentificeerd
99
NOTA
9.6
Zorg en activering zorgvragers
9.6.1 TOELICHTING Algemeen Vlaanderen heeft een lange traditie in het opnemen van een of andere vorm van zorg op het landbouwbedrijf. Een halve eeuw geleden was er op een groot gedeelte van de landbouwbedrijven een zorgvrager aanwezig die in het landbouwbedrijf werd opgenomen. Onder meer door de intensivering, de doorgedreven specialisatie en mechanisatie is deze traditionele taak van de landbouw stilaan verdwenen. Een groot gedeelte van de arbeidstaken kan de zorgvrager immers niet meer uitvoeren. De zorgvrager kan ingezet worden in het landbouwbedrijf, maar het gehaalde rendement is nooit dat van een arbeidskracht in de landbouw. De quasi permanente begeleiding door iemand op het landbouwbedrijf is noodzakelijk, waardoor het netto-saldo zelden positief zal zijn. Een vergoeding voor het opnemen van een zorgfunctie binnen het landbouwbedrijf is dan ook sociaal en maatschappelijk verantwoord. Om de landbouwers in deze zorgactiviteit te ondersteunen, wordt een deel van de inkomstenderving vergoed die gepaard gaat met het verstrekken van deze zorg. Wetgeving Vlaamse wetgeving: Besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2005 betreffende de toekenning van subsidies voor de zorg en activering van zorgvragers op land- of tuinbouwbedrijven met toepassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling. Ministerieel Besluit van 6 december 2005 houdende bepalingen betreffende de toekenning van subsidies voor de zorg en activering van zorgvragers op land- of tuinbouwbedrijven met toepassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling. Klasse: C Formulieren/of handleidingen Aanvraagformulier, registratieformulier en zorgboerderijovereenkomst (tevens formulier voor wijziging – stopzetting en wijziging in de planning) zijn beschikbaar op het internet. Bevoegde administratie Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ADLO) van het Departement Landbouw en Visserij van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Gecontacteerde personen Koen Wellemans 9.6.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN - Afsluiten zorgboerderij-overeenkomst Om van deze subsidie gebruik te kunnen maken, moet de land- of tuinbouwer één of meer zorgboerderij-overeenkomst(en) afsluiten met de voorziening en de zorgvrager. Deze overeenkomst waarborgt de kwaliteit van de zorg en activering, en regelt de wederzijdse rechten en plichten van de drie betrokken partijen. Een zorgboerderij-overeenkomst geldt steeds voor één zorgvrager, tenzij het over het ontvangen van groepen gaat. In dat geval is het aantal zorgvragers niet nader bepaald.
100
NOTA
Als de landbouwer niet enkel infrastructuur ter beschikking stelt maar ook aspecten van zorg en activering op zich neemt, maakt de voorziening een handelingsplan op met de landbouwer. Dit handelingsplan wordt in samenspraak met de zorgvrager opgesteld en moet door de drie partijen ondertekend worden. Dit handelingsplan maakt deel uit van de zorgboerderij-overeenkomst. In de praktijk zijn het vaak de instellingen die de landbouwers benaderen om een zorgvragen op te vangen. -
Indienen aanvraagformulier De land- of tuinbouwer moet eenmalig (= bij de eerste aanmelding) een aanvraagformulier aan de administratie bezorgen. Het aanvraagformulier moet vergezeld zijn van de volgende documenten:
-
o
een verklaring op erewoord dat de land- of tuinbouwer in hoofd- of nevenberoep is volgens de normen van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF);
o
het meest recente aanslagbiljet van de belastingen;
o
een bewijs dat de landbouwer verzekerd is voor de risico's die voortvloeien uit het verzorgen en activeren van zorgvragers op zijn bedrijf.
Invullen registratieformulier De landbouwer moet de aan- en afwezigheid van de zorgvrager dagelijks op een maandelijks registratieformulier registreren.
-
Overmaken registratieformulier voor betaling Bij het begin van elk kwartaal moet de landbouwer de registratieformulieren van het vorige kwartaal ondertekend door hemzelf, de zorgvrager en de voorziening aan de afdeling bezorgen. De betalingen volgen daarop.
-
Medewerking verlenen bij controle De afdeling kan bij de landbouwer controles uitvoeren op elementen die binnen haar bevoegdheid liggen en betrekking hebben op dit besluit. De landbouwer moet zijn medewerking hieraan verlenen.
9.6.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren Er waren op 1 november 2006 134 landbouwers die een aanvraag indienden. 121 aanvragen werden reeds goedgekeurd, 7 aanvragen waren in onderzoek en 6 aanvragen werden afgekeurd. Het aantal lopende overeenkomsten bedroeg 250. Periodiciteit Afhankelijk van de informatieverplichting: -
Afsluiten zorgboerderij-overeenkomst: éénmalig, per zorgvrager
-
Invullen aanvraagformulier: éénmalig
-
Invullen registratieformulier: dagelijks bij aanwezigheid van zorgvrager
-
Overmaken registratieformulier voor betaling: per kwartaal
-
Medewerking verlenen bij controle: De controles zijn recent gestart. Er zal 5% worden gecontroleerd.
Tijdsbesteding en complexiteit Relatief eenvoudig
101
Uitbesteding
NOTA
Initiatief ligt vaak bij zorginstelling 9.6.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Geen geïdentificeerd 9.6.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Vanuit de administratie werden volgende suggesties gedaan: -
Automatisch invullen van de aanvraag in een internet-toepassing. Daarbij stelt zich evenwel het probleem van de toevoeging van de verplichte bijlagen, bijvoorbeeld het aanslagbiljet van de belastingen.
-
Automatische registratie via internet met als voordelen minder papier en minder fraudegevoelig
102
NOTA
10 Mest 10.1 Aanvraag van een mestbanknummer 10.1.1 TOELICHTING Algemeen Als men een landbouw- of veeteeltinrichting wil starten of overnemen, dient men een mestbanknummer voor die inrichting aan te vragen. Het mestbanknummer dient bij alle andere informatieverplichtingen vermeld te worden. Wetgeving Besluit van de Vlaamse Regering van 26 mei 2000 ter uitvoering van sommige artikelen van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen. Formulieren en/of handleidingen Het aanvraagformulier is terug te vinden op de website van de VLM (Mestbank) maar kan ook via centrale e-mail of via telefoon of fax met de betrokken buitendienst aangevraagd worden. Indien via telefoon contact wordt opgenomen, kan een deel van het formulier op de buitendienst al worden ingevuld. Bevoegde administratie Mestbank, Vlaamse Landmaatschappij (VLM). Gecontacteerde personen Patrick Verstegen, Mestbank Buitendienst Oost-Vlaanderen, VLM. 10.1.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN -
Invullen van het aanvraagformulier: -
Identificatiegegevens vermelden
-
Aankruisen van situatie van aanvrager (gegevens inrichting)
-
Indien relevant, adres van de nieuwe inrichting geven
-
Indien relevant, gegevens van de overlater vermelden
-
Indien relevant, gegevens samenvoeging geven
-
Indien relevant, gegevens verplaatsing weergeven
-
Indien relevant, aankruisen van ja of neen bij vraag of men interesse heeft beheerovereenkomst met de VLM af te sluiten en bij vraag of men de beheerovereenkomsten van de overlater wenst over te nemen
-
Eventueel aanvullen van bijkomende informatie
-
Verklaring ondertekenen met naam van de aanvrager, plaats en datum van aanvraag en handtekening van de persoon belast met de dagelijkse leiding
-
Vermelden van de bijlagen
103
NOTA
-
Indien aanvraag door rechtspersoon: bijvoegen van kopie van oprichtingsakte en eventuele wijzigingen.
-
Indien minder dan 2 ha cultuurgrond in gebruik en minder dan 300 kg P2O5 uit dierlijke productie: bijvoegen van een plan met de ligging van de gronden (incl. oppervlakte en teelt) en een berekening van de dierlijke productie P2O5
-
Overmaken van het aanvraagformulier binnen de veertien dagen aan de relevante buitendienst van de VLM
10.1.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren Alle landbouwers die starten of overnemen. Dit zijn er gemiddeld 3.000 per jaar. Periodiciteit Eenmalige verplichting. Tijdsbesteding en complexiteit Als de landbouwer vooraf telefonisch contact opneemt met de Mestbank, dan wordt bij het gesprek al een deel van het formulier ingevuld. Daarna wordt het formulier naar de landbouwer opgestuurd. De landbouwer dient dan enkel nog de resterende gegevens in te vullen. De administratie schat in dat het maximaal 1 uur werk vraagt, onafhankelijk van de complexiteit van de situatie en de grootte van het bedrijf. Uitbesteding Het formulier wordt door de landbouwer zelf ingevuld. 10.1.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN Identificatiegegevens worden ook bij de registratie van de gebruikspercelen bij ALV gevraagd. Daarnaast moeten landbouwers zich ook voor Vlaamse en Federale instanties identificeren. Daarbij wordt in bestaande identificatieprocedures niet of onvoldoende gebruik gemaakt van authentieke gegevensbronnen zoals het Rijksregister en het VKBO die wel bij de lopende EPRprocedures gebruikt worden.
10.1.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Huidige vereenvoudigingen Vanaf 2007 worden de identificatiegegevens die gevraagd worden bij de perceelsregistratie van ALV (vanaf volgend jaar eenmalige perceelsregistratie) doorgegeven worden aan de Mestbank. Een groot deel van het startformulier zal op die manier al ingevuld zijn. Ook ALV zal zich al baseren op de gegevens die er zijn van het rijksregister en de kruispuntbank van ondernemingen. Andere vereenvoudigingsvoorstellen Op termijn zouden ook andere Vlaamse (en eventueel Federale) overheidsinstanties moeten aansluiten op een unieke identificatiedatabank en –systeem.
104
10.2 Jaarlijkse aangifte aan de mestbank
NOTA
10.2.1 TOELICHTING Algemeen Om het probleem van de mestoverschotten doeltreffend aan te pakken, moet men eerst een volledig inzicht hebben in de draagwijdte ervan. Pas dan kan men daadwerkelijk ingrijpen en concrete oplossingen aanreiken. De jaarlijkse aangifte is een manier om de productie en aanwending van mest in kaart te brengen. De basis voor de aangifte wordt gelegd via een register dat continu dient bijgehouden te worden (cf. infra). In de wetgeving kan men landbouwers indelen in drie soorten actoren die onderworpen zijn aan een jaarlijkse aangifte: 1. Producent 2. Gebruiker 3. Exploitant van verwerkingseenheid
55
De voorwaarden waaronder men ingedeeld wordt in één van deze drie groepen, zijn opgenomen onder ‘Aantal actoren’. Het is goed mogelijk dat een landbouwer tot alle drie groepen behoort. Sedert 1996 moeten de percelen op luchtfoto’s aangeduid worden. Sindsdien volgt de aangifte van de percelen een ander circuit. Wij zullen deze informatieverplichting dan ook apart bespreken. Vanaf volgend jaar zal de eenmalige perceelsregistratie ingevoerd worden en zal men dus niet meer jaarlijks de percelen moeten aangeven. Wetgeving Op Europees niveau werd in december 1991 de Europese Nitraatrichtlijn uitgevaardigd die bepaalt dat de basiskwaliteitsnorm van 50 mg/l nitraat in grond- en oppervlaktewater tegen 2002 bereikt moest worden in alle lidstaten van de Europese Unie (Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991). Op Vlaams niveau werd het Mestdecreet goedgekeurd op 23 januari 1991 (Decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging van meststoffen (geconsolideerde tekst). Via diverse uitvoeringsbesluiten werden de instrumenten bepaald waarmee deze basiskwaliteitsnorm zou moeten bereikt worden. Men kan er dus vanuit gaan dat de mestwetgeving overwegend tot klasse 56 B behoort. Sinds de publicatie van het mestdecreet evolueerde de mestwetgeving in snel tempo . Zo werd MAP 1 (Mest Actie Plan) ingevoerd in 1996. Deze werd in 1999 vervangen door MAP 2. MAP 2bis volgde kort daarop in 2000. Sinds januari 2007 is het nieuwe Mestdecreet (BS 29/12/2006) in voege dat belangrijke wijzigingen met zich meebrengt. Voor zover deze al bekend zijn en wellicht voor een wijziging van de administratieve lasten zullen zorgen, zullen wij ze aan het eind van dit hoofdstuk bespreken. Formulieren en/of handleidingen De producenten en de gebruikers maken gebruik van een gezamenlijk aangifteformulier. Voor de exploitant van een verwerkingseenheid bestaan een aparte aangifte. In 2006 werd voor het teeltplan dat bij de jaarlijkse aangifte door producent/gebruiker met tenminste 2 ha cultuurgronden moet worden gevoegd, een apart registratieformulier ontwikkeld. We zullen dit formulier hierna apart bespreken. Alle formulieren worden opgestuurd naar de aangifteplichtige landbouwers maar daarbij de Mestbankinfo die als een handleiding kan dienen. Geen enkel formulier is beschikbaar op de website van de Mestbank.
55
In het Mestdecreet worden sommige landbouwers onderworpen aan de mestverwerkingsplicht.
56
http://www.vcm-mestverwerking.be/map_evolutie.htm
105
NOTA
De formulieren zijn: -
Aangifteformulier producenten/gebruikers
-
Aangifteformulier exploitant mestbewerkings- en mestverwerkingseenheid
-
Registratiedossier voor percelen met als bijlage de brochure “Normen en richtwaarden” en de lijst 58 ‘Gewassen en gewascodes 2006”
57
Bevoegde administratie Mestbank, Vlaamse Landmaatschappij (VLM). Gecontacteerde personen Patrick Verstegen, Mestbank Buitendienst Oost-Vlaanderen, VLM. 10.2.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN Jaarlijkse aangifte aan de mestbank door de producenten/gebruikers -
Invullen van het aangifteformulier: -
Aanpassen van identificatie van de inrichting indien gewijzigd (Mestbanknummer, beslagnummer, adres inrichting, naam exploitant, geboortedatum exploitant, adres exploitant, telefoon, GSM, PE-nr., BTW-nr.
-
Teeltplan en oppervlakte cultuurgrond weergeven
-
-
Binnen het Vlaamse Gewest: zie aparte perceelsregistratie (cf. infra)
-
Eventueel bijkomende inlichtingen of gegevens invullen
Dierlijke mestproductie weergeven: -
-
-
Per diersoort aantal dieren invullen: -
Bij de toepassing van het forfaitaire stelsel: gemiddelde veebezetting en standplaatsen
-
Bij de toepassing van het nutriëntenbalansstelsel type mestuitscheidingsbalans subtype veevoederconvenant: gemiddelde veebezetting en standplaatsen
-
Bij de toepassing van het nutriëntenbalansstelsel type mestuitscheidingsbalans subtype regressierechte: gemiddelde veebezetting, standplaatsen en berekende uitscheidingscijfers
-
Bij de toepassing van het nutriëntenbalansstelsel type mestuitscheidingsbalans subtype andere voeder- en/of exploitatietechnieken: gemiddelde veebezetting, standplaatsen en berekende uitscheidingscijfers
Opslag meststoffen weergeven: -
Opslag van dierlijke mest: afkomst, vorm, max. opslagcapaciteit in m³, hoeveelheid mest in de inrichting en/of op de kopakker opgeslagen (in m³, in kg N en in kg P2O5)
-
Opslag van andere meststoffen: naam, vorm, aard (N-P) in pro mille, hoeveelheid mest in de inrichting en/of op de kopakker opgeslagen in ton, in kg N en in kg P2O5)
Gebruik van chemische messtoffen
57
In het Mestdecreet wordt het onderscheid tussen bewerking en verwerking gemaakt. Dit onderscheid is louter en alleen gebaseerd op de bestemming van de verwerkte producten. De afvoer van een bewerkingseenheid gebeurt naar cultuurgronden in het Vlaamse Gewest terwijl dit voor een verwerkingseenheid naar buiten het Vlaamse Gewest gebeurt. 58
http://www.vlm.be/Mestbank/Nieuws/060327+MB+perceelsregistratie.htm
106
-
NOTA
-
-
Naam, aard (N-P-K) in procent, hoeveelheid in kg, totaal gebruikte hoeveelheid (in kg N en in kg P2O5)
Aantal bijlagen, naam, plaats en datum aangeven en handtekenen
Producent of gebruiker die opteert voor het nutriëntenbalansstelstel bijlagen toevoegen:
59
moet volgende
-
Bij toepassing type mestuitscheidingsbalans subtype veevoederconvenant: attest geleverde veevoeders
-
Bij toepassing type mestuitscheidingsbalans subtype regressierechte: attest geleverde veevoeders, voederregister per diercode en berekening van mestuitscheidingscijfers
-
Bij toepassing type mestuitscheidingsbalans subtype andere voeder- en/of exploitatietechniek: volledige balansberekening van de nutriënten, begin- en eindstock van zowel dieren als voeder en berekeningswijze van de uitscheidingscijfers bij uw aangifte
Aangiftedossier voor 15 maart opsturen of tegen ontvangstbewijs overmaken aan de mestbank
Jaarlijkse aangifte aan de mestbank door de exploitant van een mestverwerkingseenheid -
-
Invullen van het aangifteformulier: -
Aanpassen van Identificatie indien gewijzigd (mestbanknummer, adres inrichting, adres exploitant, naam exploitant, geboortedatum, BTW-nr., telefoonnr., GSM)
-
Aard van de activiteit aankruisen en eventueel bijkomende inlichtingen of gegevens
-
Aanvoer tijdens productiejaar weergeven: -
Ontvangen meststoffen: soort, vorm, afkomst, hoeveelheid ontvangen meststoffen (in ton, in kg N, in kg P2O5)
-
Ontvangen andere grondstoffen: soort, vorm, afkomst, hoeveelheid ontvangen meststoffen (in ton, in kg N, in kg P2O5)
-
Afvoer tijdens productiejaar weergeven: Afvoer gewerkte producten: soort, vorm, bestemming, sector, hoeveelheid afgewerkte producten (in ton, in kg N, in kg P2O5)
-
Opslag aan het eind van het productiejaar weergeven: -
Opslag meststoffen geven: soort, vorm, opslagcapaciteit (in m³), hoeveelheid opgeslagen meststoffen op het eind van het productiejaar (in ton, in kg N, in kg P2O5)
-
Opslag andere grondstoffen: soort, vorm, opslagcapaciteit (in m³), hoeveelheid opgeslagen andere grondstoffen op het eind van het productiejaar (in ton, in kg N, in kg P2O5)
-
Opslag afgewerkte producten weergeven: soort, vorm, opslagcapaciteit (in m³), hoeveelheid opgeslagen afgewerkte producten op het eind van het productiejaar (in ton, in kg N, in kg P2O5)
-
Aantal bijlagen, naam van de aangever, plaats en datum aangeven en handtekenen
Invoegen van deel 2 van het register voor de exploitant van een verwerkingseenheid (cf. infra)
59
De landbouwer heeft de keuze tussen het forfaitaire stelsel van uitscheidingscijfers of het nutriëntenbalansstelsel. Het forfaitaire stelsel houdt algemene forfaitaire bemestingsnormen in waaraan moet voldaan worden die gebaseerd zijn op gemiddelde waarden van uitscheiding. Via het nutriëntenbalansstelsel kan de landbouwer afwijken van de forfaitaire uitscheidingscijfers door zelf te berekenen wat de reële uitscheiding is van zijn veestapel. Vooral in het geval dat welbepaalde voeders worden gebruikt die aanleiding geven tot betere uitscheidingsresultaten (Mestgids december 2000). Binnen dit stelsel kan men kiezen voor drie verschillende types: het veevoederconvenant, de regressierechte en de andere voeder- en/of exploitatietechnieken (Mestbank Info, Januari 2006).
107
-
Aangiftedossier voor 15 maart opsturen of tegen ontvangstbewijs overmaken aan de mestbank
NOTA
Jaarlijkse perceelsregistratie -
Invullen van het registratieformulier: -
Eventuele correctie van de identificatiegegevens van de inrichting zoals gekend zijn bij de Mestbank (mestbanknummer, adres, naam exploitant, woonadres exploitant, geboortedatum, telefoonnummer, GSM-nummer, ondernemingsnummer)
-
Indien aanvraag vergoeding natuur: producentennummer of niet-producentennummer invullen of corrigeren indien het nummer door de Mestbank reeds gekend is
-
Voor de percelen die reeds in 2005 geregistreerd staan en men nog in gebruik had op 31 december 2005: -
Perceelsgegevens invullen (perceelsnummer, volgnummer, perceelsoppervlakte in are, bemestbare oppervlakte in are, code hoofdteelt en code nateelt (a.d.h.v. bijlage “Gewassen en gewascodes voor 2006”))
-
Indien relevant, omcirkelen van keuzevakje bij de mogelijkheid tot aanvraag van 60 derogatie
-
Indien relevant, omcirkelen van keuzevakje bij vraag of aangevraagde verhoogde bemesting werd uitgevoerd én eventueel corrigeren van oppervlakte waarop verhoogde bemesting werd toegepast
-
Indien relevant, omcirkelen van keuzevraag bij mogelijkheid tot aanvraag verhoogde bemesting “Groente-Groente (GG) of Graszoden (GZ)
-
Indien men een perceel overdraagt volgende gegevens vermelden: - Mestbanknummer van overnemer (alternatief: naam en woonplaats of onbekend) - Maand en jaar van overdracht
-
Indien men een perceel overneemt of overdraagt volgende gegevens vermelden: - Mestbanknummer van andere partij (alternatief: naam en woonplaats of onbekend) - Maand en jaar van overdracht - Verwachtschap t.a.v. overlater invullen 61
-
Indien relevant , omcirkelen van keuzevakje bij mogelijkheid tot aanvraag van Vergoeding Natuur
-
Indien relevant , omcirkelen van keuzevakje bij de percelen waarop directe inzaai wordt toegepast
-
Indien relevant , aanduiden over welke percelen men de contractuele oppervlakte verdeelt en hierop aldus de beheervoorwaarden van BO-water toepast
62
63
60
Voor bepaalde (delen) van percelen waarop voorafbepaalde gewassen en gewascombinaties staan, kan men “derogatie” aanvragen m.a.w. aanvragen om meer dierlijke mest te gebruiken (230 kg)dan de nitraatrichtlijn voorschrijft (170 kg) in kwetsbare gebieden (http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/downloads/buitenkansen/buitenkansen6.pdf).
61
Enkel percelen waarop een bemestingsnorm van 2 GVE/ha/jaar van toepassing is, komen in aanmerking voor de vergoeding natuur (€200/ha).
62 In het kader van erosiebestrijding kan een landbouwer met een VLM een beheerovereenkomst sluiten voor directe inzaai. Enkel indien met een dergelijk contract sloot dient men te vermelden op welke percelen men dat jaar de directe inzaai toepast. 63
Indien men een beheerovereenkomst water sloot van het nieuwe type (oktober 2005 en/of januari 2006), dan ging de landbouwer voor vijf jaar het engagement aan om jaarlijks in zijn bedrijf op de minimale contractuele oppervlakte de beheervoorwaarden (140 kg/ha dierlijke N in plaats van 170kg/ha) van de overeenkomst toe te passen.
108
NOTA
-
Indien relevant: nieuwe percelen of gewijzigde bestaande percelen duidelijk aanduiden op de luchtfoto en eventueel oorspronkelijke percelen die van vorm veranderd zijn schrappen én informatie geven omtrent deze percelen: -
Perceelsgegevens invullen (volgnummer, perceelsoppervlakte in are, bemestbare oppervlakte in are, code hoofdteelt en code nateelt (a.d.h.v. bijlage “Gewassen en gewascodes voor 2006”))
-
Indien relevant, omcirkelen van keuzevakje bij de mogelijkheid tot aanvraag van 64 derogatie
-
Indien relevant, omcirkelen van keuzevakje bij vraag of aangevraagde verhoogde bemesting werd uitgevoerd én eventueel corrigeren van oppervlakte waarop verhoogde bemesting werd toegepast
-
Indien relevant, omcirkelen van keuzevraag bij mogelijkheid tot aanvraag verhoogde bemesting “Groente-Groente (GG) of Graszoden (GZ)
-
Indien men een perceel overdraagt volgende gegevens vermelden:
-
-
-
Mestbanknummer van overnemer (alternatief: naam en woonplaats of onbekend)
-
Maand en jaar van overdracht
Indien men een perceel overneemt of overdraagt volgende gegevens vermelden: -
Mestbanknummer van andere partij (alternatief: naam en woonplaats of onbekend)
-
Maand en jaar van overdracht
-
Verwachtschap t.a.v. overlater invullen 65
-
Indien relevant , omcirkelen van keuzevakje bij mogelijkheid tot aanvraag van Vergoeding Natuur
-
Indien relevant , omcirkelen van keuzevakje bij de percelen waarop directe inzaai wordt toegepast
-
Indien relevant , aanduiden over welke percelen men de contractuele oppervlakte verdeelt en hierop aldus de beheervoorwaarden van BO-water toepast
-
Indien relevant: voor percelen buiten het Vlaamse gewest (excl. gewestgrensoverschrijdende percelen): Aangeven van verbouwde oppervlakte van elke gewasgroep per gewest of land én per gemeente
66
67
-
Dossier ondertekenen (zowel percelentabel als luchtfoto’s)
-
Eventueel specifieke toelichting geven of verwijzen naar bijlagen
-
Toevoegen van bijlagen
Dossier vóór 1 mei per post overmaken aan de relevante buitendienst van de Mestbank
64
Voor bepaalde (delen) van percelen waarop voorafbepaalde gewassen en gewascombinaties staan, kan men “derogatie” aanvragen m.a.w. aanvragen om meer dierlijke mest te gebruiken (230 kg)dan de nitraatrichtlijn voorschrijft (170 kg) in kwetsbare gebieden (http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/downloads/buitenkansen/buitenkansen6.pdf).
65
Enkel percelen waarop een bemestingsnorm van 2 GVE/ha/jaar van toepassing is, komen in aanmerking voor de vergoeding natuur (€200/ha).
66 In het kader van erosiebestrijding kan een landbouwer met een VLM een beheerovereenkomst sluiten voor directe inzaai. Enkel indien met een dergelijk contract sloot dient men te vermelden op welke percelen men dat jaar de directe inzaai toepast. 67
Indien men een beheerovereenkomst water sloot van het nieuwe type (oktober 2005 en/of januari 2006), dan ging de landbouwer voor vijf jaar het engagement aan om jaarlijks in zijn bedrijf op de minimale contractuele oppervlakte de beheervoorwaarden (140 kg/ha dierlijke N in plaats van 170kg/ha) van de overeenkomst toe te passen.
109
10.2.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren
NOTA
Het mestdecreet legt enkel informatieverplichtingen op aan inrichtingen met een bepaalde grootte: 1. Producent met:
Productie van dierlijke mest >=300 kg difosforpentoxyde en;
Bijhorende oppervlakte cultuurgrond >=2 ha
2. Gebruiker met bijhorende oppervlakte cultuurgrond >= 2 ha De Mestbank beschouwt producenten en gebruikers als één categorie en dus zijn er geen gedesaggregeerde cijfers beschikbaar. 33.003 producenten/gebruikers doen een jaarlijkse 68 aangifte voor in totaal 36.688 locaties . 69
3. Exploitant van verwerkingseenheid met een verwerkingscapaciteit van dierlijke mest met equivalent aan massa met difosforpentoxyde-inhoud van meer dan 300 kg per jaar In totaal zijn een 3000tal bedrijven verwerkingsplichtig waarbij de grote meerderheid gebruik maakt van bestaande verwerkingseenheden en dus geen eigen installatie aankopen. Nu zijn er zowat 255 exploitanten van verwerkingseenheden in Vlaanderen waarvan een klein deel voederbedrijven zijn. De administratie schat in dat zo’n 80 à 90% van de exploitanten landbouwers zijn. Periodiciteit Jaarlijks Tijdsbesteding en complexiteit Volgens de administratie neemt de jaarlijkse aangifte een tweetal uur in beslag. Veel gegevens bijvoorbeeld met betrekking tot de veestapel komen uit de registers die moeten bijgehouden worden (cf. infra). De tijdsbesteding en complexiteit hangen wel af van de keuze van het bemestingsstelsel. Enkel veehouders die varkens en/of pluimvee bezitten, hebben deze keuze. Als men kiest voor het mestuitscheidingsstelsel en meer bepaald bij het type ‘regressierechte’, dan dient men zelf berekeningen te doen op basis van het voederverbruik (hoeveelheid, samenstelling) en de veebezetting. Daarbij moet de berekening ook nog als bijlage bij de aangifte worden gevoegd. Uitbesteding Jonge landbouwers en exploitanten van een klein bedrijf vullen typisch zelf hun aangifteformulier in terwijl grote bedrijven en ietwat oudere boeren dit door een externe expert (veevoerderbedrijf, boekhoudbureau, studiebureau, …) laten doen. De administratie schat in dat zo’n 25% à 50% het formulier eigenhandig invult.
68
Voor elke locatie die een “exploitatie” vormt, dient een aangifte te gebeuren. Sommige landbouwers dienen dus voor meerdere locaties aparte aangifteformulieren in te vullen.
69
Sommige inrichtingen worden verplicht een hoeveelheid mest te verwerken als het gaat om: (deel) van een veeteeltinrichting met: a. Bedrijfsmatige mestproductie MPp minstens 7.500 kg difosforpentoxyde b. En gelegen in gemeente met oorspronkelijke productiedruk van meer dan 100 kg P2O5 ofwel alle bedrijven die niet voldoen aan het voorgaande met bedrijfsmatige mestproductie in voorgaand aanslagjaar van meer dan 10.000 kg P2O5
110
10.2.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN
NOTA
Overlapping met andere informatieverplichtingen Zowel Sanitel als de Mestbank vragen gegevens met betrekking tot de veestapel op. Vanaf 2007 werd deze overlap voor rundveehouders weggewerkt (voor rundvee wordt sinds enkele maanden steeds Sanitel gebruikt). Tot en met het productiejaar 2006 kon men de toestemming aan VLM geven om gegevens met betrekking tot de veestapel bij Sanitel op te vragen. Op die manier diende men niet meer de rubriek van de dierlijke mestproductie in het aangifteformulier in te vullen. Slechts 35% maakte hier gebruik van. Daarnaast geldt deze mogelijkheid niet voor houders van varkens, pluimvee en kwekers van geiten en schapen. De oorzaak is deels te zoeken in het feit dat de gegevens die beide administraties opvragen niet helemaal dezelfde zijn. Uitvoeringstijd 70
De aangifte moet nog steeds per post gebeuren . Indieningsdatum De regelgeving zou voorzien dat de mestbankaangifte moest worden ingediend tegen 15 maart, terwijl op het formulier 15 februari stond. Naast het gebrek aan conformiteit met de regelgeving stelt zich het praktische probleem dat bij de mestbankaangifte vaak attesten moeten toegevoegd worden van de veevoederfabrikanten. Die zijn gebruikelijk pas beschikbaar tegen eind januari zodat er weinig tijd rest voor de opmaak en indiening van de mestbankaangifte tegen 15 februari. De Mestbank merkt hierbij echter op dat het vooruitschuiven van de indieningsdatum van 15/3 naar 15/2 in overleg met en op vraag van de landbouworganisaties is gebeurd, oa. om te vermijden dat de werkzaamheden rond de verzamelaanvraag samen gingen vallen met deze rond de mestbankaangifte. 10.2.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Huidige vereenvoudigingen Het invullen van de aangifte voor de mestbank is al eenvoudiger geworden omdat er nu al veel gegevens vooraf zijn ingevuld. Aangifte aan de Mestbank gebeurt samen met de aangifte van waterverontreiniging van de VMM waarbij de VLM gegevens met betrekking tot de veestapel doorgeeft vaan de VMM. De gegevens die Rendac nodig heeft voor de berekening van de heffing op het vilbeluik gebeuren nu ook al op basis van mestbankgegevens. Er is een nieuw Mestdecreet is waarin de éénmalige perceelregistratie wordt geïntroduceerd die de jaarlijkse registratie zal vervangen. Rundveebedrijven zijn vanaf productiejaar 2007 verplicht om aan de Mestbank de toestemming te geven om de gegevens m.b.t. de veestapel op te vragen bij Sanitel. Vanaf 2007 zullen gegevens van veevoederbedrijven i.v.m. leveringen aan de verschillende landbouwers normaliter rechtstreeks aan de Mestbank worden overgedragen. In uitvoering van het nieuwe mestdecreet zullen enerzijds bijkomende aangiften/aangifteplichten ontstaan, anderzijds zullen in de bestaande aangiften meer gegevens nodig zijn of gedetailleerder opgevraagd worden. Dit zal dus leiden tot een grotere administratieve belasting.
70
Het MIL-loket laat enkel toe om gegevens van het eigen bedrijf te raadplegen, bijvoorbeeld een overzicht van de dierlijke productie van de voorbije jaren en een prognose voor het jaar zelf.
111
Andere vereenvoudigingsvoorstellen
NOTA
Gegevens m.b.t. de veestapel in pluimveehouderijen, varkenshouderijen en landbouwbedrijven met geiten, en schapen bij die instantie opvragen die over de meest correcte gegevensset beschikt en een onderlinge gegevensuitwisseling organiseren. Principieel moet dit voorstel haalbaar zijn. Afhankelijk van de diersoort waarover het gaat zal de afstemming meer of minder evident zijn en de termijn waarbinnen dit kan, zal wellicht variëren.
10.3 Melden van substitutie 10.3.1 TOELICHTING Algemeen Substitutie is het verwerken van mestoverschotten waarbij een deel van de verwerkingsplicht wordt ingevuld door de verwerking van niet-verwerkingsplichtige dierlijke mest afkomstig van een ander bedrijf. De doelstelling van deze informatieverplichting is het melden aan de Mestbank met welke mestverhandelingsdocumenten de substitutie uitgevoerd werd. Bij de invoering van het nieuwe mestdecreet zal het uitzicht van deze melding veranderen (cf. infra). Wetgeving Decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging van meststoffen (geconsolideerde tekst) en zijn uitvoeringsbesluiten (categorie B). Formulieren en/of handleidingen Op de site van VLM is een elektronische template beschikbaar “Melding van substitutie 200.”. Bevoegde administratie Mestbank, VLM. Gecontacteerde personen Patrick Verstegen, Mestbank Buitendienst Oost-Vlaanderen, VLM. 10.3.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN -
-
Opmaak van het meldingsformulier: -
Gegevens geven van de aanbieder van de verwerkte en/of geëxporteerde nutriënten (naam, adres, mestbanknummer)
-
Gegevens geven van de begunstigde van de verwerkte nutriënten (naam, adres, mestbanknummer)
-
Gegevens geven van de overeenkomst (Nummer mestverhandelingsdocument, kg P2O5 en kg N)
-
Ondertekenen door aanbieder en begunstige van de overeenkomst en vermelden van totaal kg P2O5 en kg N die de aanbieder ter beschikking van de begunstigde stelt, en de plaats en datum van de ondertekening
Meldingsformulier via post overmaken aan de Mestbank
112
10.3.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren
NOTA
Twee types producenten zijn aan deze informatieverplichting onderworpen:
Producenten met bedrijfsmatige overschotten die moeten verwerkt en/of geëxporteerd worden; en
Producenten die de bedrijfsmatige overschotten invullen door de verwerking van nietverwerkingsplichtige dierlijke mest afkomstig van een ander bedrijf
Het is enkel bekend dat 2.600 contracten werden opgemaakt maar 1 bedrijf kan mogelijk meerdere contracten opmaken. Het is niet mogelijk om op basis van de beschikbare gegevens na te gaan over hoeveel bedrijven het precies gaat. Periodiciteit Gebeurtenisgebonden (melding uiterlijk op 31 januari van het jaar volgend op het jaar waarop de substitutie betrekking heeft). Tijdsbesteding en complexiteit Half uur. Uitbesteding 0% 10.3.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN De koppeling tussen de hoeveelheid in substitutie aangeboden nutriënten en de corresponderende hoeveelheid nutriënten vermeld op de mestafzet- en mestexportdocumenten verloop administratief moeilijk. 10.3.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Huidige vereenvoudigingen Het nieuwe mestdecreet (MAP3) zal deze verplichting wijzigen. Bedrijven die mest verwerken of exporteren zullen in evenredige mate mestverwerkingscertificaten toegekend krijgen van de Mestbank. Het verhandelen van deze in eerste instantie toegekende certificaten zal op een of ander manier (nog niet duidelijk) aan de Mestbank moeten gemeld worden, waarna de Mestbank deze certificaten overdraagt tussen de betrokken bedrijven. Ten opzichte van de substitutieregeling vervalt bij het verhandelen de koppeling met de mestafzet- of exportdocumenten, wat het systeem eenvoudiger en administratief lichter maakt. Bovendien is het de bedoeling dat alle betrokken bedrijven de actuele stand van zaken van het aantal mestverwerkingscertificaten op elk moment via internet kunnen raadplegen (de zogenaamd ‘certificatenrekening’). Andere vereenvoudigingsvoorstellen Geen, het nieuwe mestdecreet zal deze informatieverplichting wijzigen.
113
10.4 Burenregeling
NOTA
10.4.1 TOELICHTING Algemeen In principe mag het vervoer van dierlijke mest of andere meststoffen enkel gebeuren door daartoe door de Mestbank erkende mestvervoerders (Artikel 7 §1 van het Mestdecreet). Er is echter een uitzondering voorzien waarvoor het voldoende is vooraf een schriftelijke overeenkomst voor te leggen aan en te laten goedkeuren door de Mestbank. Daarvoor dient aan de volgende drie voorwaarden voldaan te worden: 1. Oorsprong en bestemming van het vervoer in Vlaamse Gewest 2. Vervoer gebeurt door een mestvervoerder die noch door de Mestbank erkend is, noch in opdracht rijdt van een erkende mestvervoerder 3. Het vervoer behoort tot één van de volgende types: -
Vervoer naar eigen cultuurgronden
-
Vervoer van bedrijf met familiale dimensie naar cultuurgronden van gebruikers gelegen in dezelfde gemeente of in aangrenzende gemeente onder voorwaarde van het opstellen van een schriftelijke overeenkomst (cf. infra)
-
Vervoer van bedrijf met familiale dimensie naar verzamelpunt, producent van andere meststoffen, bewerkings- of verwerkingseenheid gelegen in dezelfde gemeente of in aangrenzende gemeente onder voorwaarde van het opstellen van een schriftelijke overeenkomst (cf. infra)
-
Vervoer van verzamelpunt, bewerkings- of verwerkingseenheid naar cultuurgronden van een gebruiker in dezelfde gemeente of in aangrenzende gemeente onder voorwaarde van het opstellen van een schriftelijke overeenkomst (cf. infra)
-
Vervoer van dierlijke mest of andere meststoffen met een vervoermiddel met nuttig laadvermogen van minder dan 500 kg
Opnieuw zullen in het kader van MAP3, belangrijke wijzigingen worden doorgevoerd met betrekking tot de inhoud van de overeenkomst. Wetgeving Decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging van meststoffen (geconsolideerde tekst) en zijn uitvoeringsbesluiten (categorie B). Formulieren en/of handleidingen Een formulier ‘Overeenkomst voor burenregeling of overdracht’ is beschikbaar en kan opgevraagd worden bij de buitendiensten van de Mestbank. Bevoegde administratie Mestbank, VLM Gecontacteerde personen Patrick Verstegen, Mestbank Buitendienst Oost-Vlaanderen, VLM. 10.4.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN -
Invullen van het modelformulier:
114
Jaar invullen
-
Identificatiegegevens invullen van:
NOTA
-
-
-
De afnemer: mestbanknummer, adres, telefoonnummer en hoedanigheid aanduiden (gebruiker, exploitant verzamelpunt, exploitant be-/verwerkingseenheid, producent andere meststoffen)
-
De aanbieder: mestbanknummer, adres, telefoonnummer en hoedanigheid aanduiden (producent, producent andere meststoffen, exploitant verzamelpunt, exploitant bewerkingseenheid)
-
Gegevens van het perceel zoals geregistreerd door de mestbank invullen: gemeente, nummer, jaar
-
Per perceel, hoofdteelt, aanvraag VB, oppervlakte, gebied, soort, vorm en hoeveelheid mest (ton, kg N, kg P205) aangeven
-
Aankruisen of het vervoer zal geschieden via een niet erkende mestvervoerder of via een erkend mestvervoerder en indien dit laatste erkenningsnummer, naam en gemeente invullen
-
Invullen in welk jaar het vervoer zal geschieden
-
Invullen in welke periode de mest zal gespreid worden
-
Plaats en datum aangeven van de opmaking van het contract en handtekenen door beide partijen
Overeenkomst ter goedkeuring aan de Mestbank voorleggen via post of overhandiging voorafgaand aan het vervoer
10.4.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren Dit is afhankelijk van het aantal landbouwers dat van de burenregeling gebruik maken om mest af te zetten. In 2006 zijn 13.487 bedrijven bij deze burenregeling als aanbieder en/of afnemer betrokken. Periodiciteit Gebeurtenisgebonden. Tijdsbesteding en complexiteit Het neemt niet veel tijd in beslag de overeenkomst in te vullen. Enkel de berekening neemt wat tijd. Uitbesteding 0% 10.4.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN De perceelsregistratie vraagt ook gegevens met betrekking tot de locatie, de hoofdteelt en de oppervlakte van de percelen. Deze specifieke perceelsgegevens op de burenregelingen zouden wegvallen in de uitvoeringsbesluiten van het nieuwe mestdecreet. In jaar t sluit men contract af, in jaar t + 1 moet men aangeven hoeveel dieren je had het jaar voordien. Soms zal dit niet overeenstemmen met wat in contract voorzien was, hetgeen kan resulteren in niet bewezen mestafzet waarop een boete kan worden geheven. Het gevolg is dat de landbouwer er minder en minder de verantwoordelijkheid wil voor opnemen. Eigenlijk noteert de administratie alleen maar de burenregeling en keurt ze die niet goed wat de hoeveelheid mest op inrichtingsniveau betreft.. De administratie neemt met andere woorden geen
115
NOTA
verantwoordelijkheid hoewel ze, volgens de landbouworganisaties wel over de gegevens beschikt om regeling feitelijk goed te keuren. De betrokken administratie merkt evenwel op dat een burenregeling pas echt kan goedgekeurd worden, indien de administratie op het moment van goedkeuring over alle informatie zou beschikken (productie op jaarbasis, gebruik meststoffen, …) wat evenwel niet het geval is.
10.4.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Huidige vereenvoudigingen De tabel met de perceelsgegevens zal vanaf 2007 wegvallen. Dit zal dus niet meer moeten gerapporteerd worden aan de overheid. In de praktijk verwacht de administratie echter wel dat de landbouwer best zelf nog de informatie zal bijhouden. Daarnaast zal de overeenkomst in de toekomst enkel moeten worden opgestuurd naar de Mestbank en niet meer ter goedkeuring worden voorgelegd. Andere vereenvoudigingsvoorstellen Stickers met identificatiegegevens van de landbouwer zou het invulwerk nog lichter kunnen maken. Dit is eigenlijk voor elk formulier handig. Op die manier kan men ook meer homogeniteit in de identiteit van de aangever creëren. Nu gebeurt het vaak dat verschillende actoren voor eenzelfde bedrijf aangiftes of aanvragen doen.
10.5 Bijhouden van register(s) en bijhorende documenten 10.5.1 TOELICHTING Algemeen De verplichting voor de landbouwer om registers bij te houden, werd ingevoerd om de aangifte vlotter te doen verlopen. Verschillende actoren dienen een register bij te houden. Alle producenten die op hun landbouwbedrijf op jaarbasis een dierlijke mestproductie hebben van 300 kg fosfaat of meer, moeten in het lopende productiejaar een register voor dierlijke productie bijhouden op de inrichting zelf. Daarnaast moeten producenten die gekozen hebben voor het nutriëntenbalansstelsel, type mestuitscheidingsbalans, subtype regressierecht, een voederregister per diercode bijhouden. Gebruikers die (vrijwillig) een beheerovereenkomst water afsloten, dienen een bemestingsregister en bemestingsplan bij te houden en die te allen tijde ter inzage houden voor de Mestbank. Het nieuwe mestdecreet zal nu ook bedrijven die bemestingsnormen niet halen aan deze informatieverplichtingen onderwerpen. Daarenboven dienen landbouwers die een beheerovereenkomst water van het nieuwe type sloot (oktober 2005 en/of januari 2006) en landbouwers met percelen die gelegen zijn in een kwetsbare zone natuur en dus een bemestingsverbod zijn opgelegd (nulbemesting), per perceel een begrazingsregister bij te houden. Exploitanten van een verwerkingseenheid dienen ook een register voor de exploitant van een verwerkingseenheid, een bewerkingseenheid of champignonteler bij te houden. Wetgeving Decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging van meststoffen (geconsolideerde tekst) en zijn uitvoeringsbesluiten (categorie B).
116
Formulieren en/of handleidingen
NOTA
Op de site van VLM is een elektronische template voor de producent beschikbaar “Register van de dierlijke productie 2006”. Daar is ook een template beschikbaar van het begrazingsregister. Voorgenoemde registers en het bemestingsregister, het bemestingsplan en het register voor de exploitant van een verwerkingseenheid worden opgestuurd naar die categorieën van landbouwers die er aan onderworpen zijn. Ze kunnen ook opgevraagd worden bij de buitendienst van de Mestbank. Bevoegde administratie Mestbank, VLM. Gecontacteerde personen Patrick Verstegen, Mestbank Buitendienst Oost-Vlaanderen, VLM. 10.5.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN Register dierlijke productie bijhouden -
Register dierlijke productie bijhouden: -
-
-
Bij elke relevante dierrubriek verplichte gegevens invullen m.b.t.: -
Aantal dieren per diercategorie en vervolgens per maand en jaargemiddelde (op basis van berekening)
-
Opslag van dierlijke mest voor 2005 en 2006: gegevens per diercategorie: vorm, volume in m³ en nutriënteninhoud in kg N én in kg P2O5
Bij elke relevante dierrubriek niet verplichte gegevens invullen m.b.t.: -
Productie in kg per diercategorie en vervolgens per maand en eventueel nutriëntenbalans (op basis van berekening)
-
Totale productie per dierrubriek
-
Gemengde dierlijke productie (productie sinds 1 januari 2006) in kg per diercategorie en vervolgens per maand
-
Totale samengestelde productie per dierrubriek
-
Samengetelde productie van alle dieren (productie sinds 1 januari 2006) in kg per dierrubriek én totaal, en vervolgens per maand
Het register moet aangevuld worden ten laatste op de derde dag van de volgende maand en 3 jaar bijgehouden worden samen met: -
documenten voor mestverhandeling
-
weegbonnen
-
analyse resultaten afgeleverd door de erkende laboratoria
Voederregister bijhouden -
Voederregister per diersoort bijhouden: -
Per levering gegevens invullen: datum levering, voertype handelsnaam, P kg/ton, RE kg/ton, kg voer geleverd per levering, kg fosfor per levering en kg ruw eiwit per levering
-
Totaal voedergebruik invullen: kg voer geleverd, kg fosfor en kg ruw eiwit
117
-
NOTA
-
Eind stock invullen (berekend)
Voederregister 3 jaar ter inzage houden samen met facturen en berekeningen
Bemestingsplan bijhouden -
Bemestingsplan per perceel opmaken: Identificatiegegevens weergeven: naam van het perceel, nummer gebruiksperceel, nummer beheerovereenkomst, nummer(s) detailovereenkomst, teeltjaar, hoofdteelt, oppervlakte
-
Bemestingsplan 3 jaar ter inzage houden
Bemestingsregister bijhouden -
-
Bemestingsregister per perceel bijhouden: -
Identificatiegegevens weergeven: productiejaar, dossiernummer, bemestingsnorm, productieve oppervlakte in ha, mestbanknummer, perceelsnummer, volgnummer perceel, eventueel deel perceel, teelt
-
Gegevens met betrekking tot dierlijke en andere mest aanvullen: datum bemesting, herkomst, type/omschrijving (diersoort, vorm), ton per ha gevoerd, samenstelling per ton in N en in P205 en bemesting op dit perceel in N en in P205 (berekend)
-
Gegevens met betrekking tot chemische meststoffen aanvullen: datum bemesting, soort meststof/N-P-K-samenstelling, ton per ha gevoerd, samenstelling in N en in P205 en bemesting per perceel in N en in P205 op dit perceel (berekend)
-
Gegevens met betrekking tot graasperiode aanvullen: begin datum en eind datum
-
Gegevens met betrekking tot begrazing aanvullen: herkomst, ingeschaarde diersoort of diercode, aantal dagen, aantal uren per dag, aantal dieren, uitscheidingscijfers op jaarbasis in N en in P205, en bemesting op dit perceel in N en P205
Bemestingsregister 3 jaar ter inzage houden
Begrazingsregister bijhouden -
-
Begrazingsregister per perceel bijhouden: -
Identificatiegegevens vermelden (mestbanknummer, perceelsnummer, volgnummer, deel en bemestbare oppervlakte)
-
Maandelijkse dierbezetting bijhouden: -
per groep aantal dieren, aantal dagen en aantal GVE (berekend)
-
dierbezetting per maand (GVE) (berekend)
-
jaartotaal (GVE) per diergroep (berekend)
-
som van de jaartotalen per diergroep (berekend)
-
jaargemiddelde (GVE) (berekend)
Het register moet binnen de twee dagen na afloop van de maand aangevuld worden en 3 jaar bewaard worden
Register voor de exploitant van een verwerkingseenheid bijhouden -
Register DEEL 1 bijhouden: -
Identificatiegegevens vermelden (naam natuurlijke/rechtspersoon, mestbanknummer, inrichtingsadres)
-
Gegevens aanvoer bijhouden:
118
NOTA
-
-
Datum
-
Documentnummer
-
Mestbanknummer aanbieder
-
Mestbanknummer erkend mestvervoerder
-
Aard (soort, vorm, afkomst)
-
Hoeveelheid afgewerkte producten (in ton, in kg N, in kg P205)
Gegevens afvoer bijhouden: -
Datum
-
Documentnummer
-
Mestbanknummer afnemer
-
Mestbanknummer erkend mestvervoerder
-
Aard (soort, vorm)
-
Bestemming
-
Sector
-
Hoeveelheid afgewerkte producten (in ton, in kg N, in kg P205)
Register DEEL 2 bijhouden: -
Identificatiegegevens vermelden (naam natuurlijke/rechtspersoon, mestbanknummer, inrichtingsadres)
-
Gegevens aanvoer gegroepeerd per aanbieder bijhouden:
-
-
-
-
Mestbanknummer aanbieder
-
Adres aanbieder
-
Aard (soort, vorm, afkomst)
-
Hoeveelheid ontvangen meststoffen (in ton, in kg N, in kg P205)
Gegevens afvoer gegroepeerd per afnemer bijhouden: -
Mestbanknummer afnemer
-
Naam afnemer
-
Adres afnemer
-
Aard (soort, vorm)
-
Bestemming
-
Sector
-
Hoeveelheid afgewerkte producten (in ton, in kg N, in kg P205)
-
Eventuele opmerkingen invullen
-
Verklaring volledigheid en juistheid opstellen: -
Aantal bijlagen opgeven
-
Naam van registerplichtige aangeven
-
Handtekenen en plaats en datum van ondertekening invullen
Het register moet binnen de twee dagen na afloop van de maand aangevuld worden en 3 jaar bewaard worden
119
10.5.3 PARAMETERINFORMATIE
NOTA
Aantal actoren Alle producenten met een dierlijke mestproductie van 300 kg fosfaat of meer, dienen een register dierlijke productie bij te houden. Rundveehouders die de koppeling met Sanitel toelieten, dienen geen 71 gegevens betreffende hun rundvee bij te houden. Tot nu toe gaven 7.059 van de 18.237 rundveehouders toelating voor uitwisseling van rundveegegevens tussen Sanitel en Mestbank. Vanaf productiejaar 2007 geldt dit voor alle rundveehouders. Andere veeteelthouders dienen dit register nog altijd bij te houden. In totaal zijn voor 2007 24.100 bedrijven bekend met registerplicht voor dierlijke productie. Daarnaast moeten producenten die gekozen hebben voor het nutriëntenbalansstelsel, type mestuitscheidingsbalans, subtype regressierechte, een voederregister per diercode bijhouden. In 72 totaal kozen 4484 bedrijven alleen of in combinatie met een ander subtype voor de regressierechte . Zo’n 1800 bedrijven kozen (vrijwillig) om een beheerovereenkomst water af te sluiten en dienen bijgevolg een bemestingsregister en bemestingsplan bij te houden en die steeds ter inzage te houden voor de Mestbank. Het nieuwe mestdecreet zal nu ook bedrijven die bemestingsnormen niet halen aan deze informatieverplichtingen onderwerpen. Men schat in dat het over maximaal 1.000 bedrijven zal gaan. Daarenboven dienen landbouwers die een beheerovereenkomst water van het nieuwe type sloten (oktober 2005 en/of januari 2006) en landbouwers met percelen die gelegen zijn in een kwetsbare zone natuur en dus een bemestingsverbod zijn opgelegd (nulbemesting), per perceel een begrazingsregister bij te houden. Het gaat om zo’n 2.000 bedrijven. Periodiciteit Periodiek (maandelijks). Tijdsbesteding en complexiteit Enkele dagen per register per jaar afhankelijk van de grootte van het bedrijf. Uitbesteding Sommige landbouwers besteden dit uit aan veevoederbedrijven (vb. voederregister), boekhoudkantoren, … Anderen doen het zelf maar doen soms een beroep op externen om de gegevens aan te leveren opdat ze zelf het register zouden kunnen invullen. De administratie vermoedt dat het register van dierlijke productie grotendeels door de landbouwer zelf wordt ingevuld, maar dat gegevens van het voederregister meestal door de voederbedrijven worden bijgehouden. Het is echter niet duidelijk wat de verhoudingen zijn. Eén van de gecontacteerde landbouwers houdt het register dierlijke productie manueel bij omdat hij niet beschikt over een internet-aansluiting. 10.5.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN Nog steeds worden bij de varkenshouders, pluimveebedrijven en kwekers van geiten en schapen door zowel Sanitel als de Mestbank gegevens m.b.t. de veestapel opgevraagd Sommige landbouwers die willen in aanmerking komen voor een bepaald keurmerk (vb. groenten onder Flandria-label) dienen soms aan gelijkaardige informatieverplichtingen te voldoen om dit keurmerk te behouden. Ook in de aardappelsector wordt gevraagd bemestingsgegevens perceelsgewijs bij te houden.
71
Dit cijfer is gebaseerd op de landbouwtelling van 2005.
72
3277 kozen voor de regressie allen, 1201 voor een combinatie van het convenant en de regressie, 3 voor een combinatie van de regressie en de andere technieken, en 3 voor alle drie de subtypes van een mestuitscheidingsbalans.
120
NOTA
Volgens de landbouworganisaties worden de cijfers in de registers de facto niet gebruikt door de mestbank voor haar controles. Ze zou zich beroepen op cijfers van Sanitel en eigen berekeningen op basis van het veevoedergebruik. Dit zou betekenen dat de registers eigenlijk voor niets dienen. Maar wanneer ze niet ingevuld zijn, worden er wel boetes opgelegd. De Mestbank merkt hierbij op dat het dierregister een hulpmiddel zou moeten zijn voor de landbouwer om gedurende het jaar zijn gegevens bij te houden zodat hij op het einde van het jaar de gemiddelde veebezetting kan berekenen. Cijfers van Sanitel en voederverbruik kunnen bij de controles aanwijzingen geven dat het aantal dieren vermeld in het register of op de aangifte niet overeenkomt met de werkelijkheid. Het register op zich is geen absoluut bewijsmiddel gezien het ook door de landbouwer zelf is ingevuld. De gegevens van het voederverbruik zou men beter ophalen bij het voederbedrijf (op geautomatiseerde manier). 10.5.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Huidige vereenvoudigingen Rundveehouders die de Mestbank toelating geven om de gegevens over hun runderen bij Sanitel op te vragen, moeten in het register geen gegevens over rundvee bijhouden. Vanaf productiejaar 2007 geldt dit voor alle rundveehouders. Daarnaast geldt dat in de praktijk, de gegevens ook op pc mogen bijgehouden worden en dat niet noodzakelijk de indeling van het modelformulier hierbij moet gehanteerd worden maar dat men via bestaande programma’s dezelfde output mag leveren. Bovendien wordt het dierregister in de toekomst een ‘dagregister’, wat beter aansluit op andere administratieve verplichtingen of boekhoudkundige praktijken. Vanaf volgend jaar heeft de Mestbank inzicht in de gegevens van de veevoederbedrijven maar er is nog geen sprake om het voederregister af te schaffen. Dit heeft deels te maken met het feit dat een deel van het voeder op het bedrijf zelf kan geproduceerd zijn. Andere vereenvoudigingsvoorstellen De VLM zou een elektronische format kunnen aanleveren voor het bijhouden van registers. Daarnaast zou er een betere afstemming moeten komen tussen de gegevens die voor Sanitel en voor de Mestbank moeten bijgehouden worden en afstemming met de veevoederbedrijven voor het leveren van gegevens over veevoederleveringen. Er zou ook een afstemming kunnen gebeuren tussen de registratieverplichtingen bij de Mestbank en verplichtingen voor andere instanties vb. Flandria, aardappelsector, …
10.6 Inscharingscontract opmaken 10.6.1 TOELICHTING Algemeen Veehouders die hun vee op de weiden van andere landbouwers laten grazen, dienen een inscharingscontract op te maken. Wetgeving Decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging van meststoffen (geconsolideerde tekst) en zijn uitvoeringsbesluiten (categorie B).
121
Formulieren en/of handleidingen
NOTA
Elektronisch modelformulier van inscharingscontract beschikbaar op site van VLM. Bevoegde administratie Mestbank, VLM. Gecontacteerde personen Patrick Verstegen, Mestbank Buitendienst Oost-Vlaanderen, VLM. 10.6.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN -
Opmaken van een inscharingscontract a.d.h.v. vooropstelde contractformulier: -
Identificatiegegevens weergeven (naam, adres en mestbanknummer van houder van het perceel en de inschaarder)
-
Gegevens m.b.t. de inscharing oplijsten:
-
-
Perceelsnummer
-
Volgnummer in de laatste perceelsregistratie
-
Oppervlakte van het perceel
-
Jaar van de laatste perceelsregistratie
-
Gemeente waar het perceel gelegen is
-
Type gebied waar het perceel gelegen is
-
Diersoort van de dieren die ingeschaard worden
-
Aantal
-
Periode van inscharing
Handtekenen van het contract door de houder van het perceel en de inschaarder inclusief het vermelden van waar en wanneer het contract werd opgemaakt
Contract tenminste veertien dagen op voorhand per post opsturen naar de Mestbank.
10.6.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren Zowat 3.000 veehouders maken gebruik van een inscharingscontract. Per jaar gaat het om 1.500 inscharingscontracten. Periodiciteit Gebeurtenisgebonden met een piek in het voorjaar. Tijdsbesteding en complexiteit Een half uur tijd (vergelijkbaar met burenregeling). Uitbesteding 0%
122
Overlapping met andere informatieverplichtingen
NOTA
Geen. 10.6.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN Er wordt vaak geen inscharingscontract opgesteld wanneer het gaat om een korte periode. Dit stelt tevens een probleem met het activeren van toeslagrechten, zelfs al lopen er slechts één à twee maand runderen op van een andere boer. 10.6.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Geen geïdentificeerd.
10.7 Aanvraag overdracht nutriëntenhalte 10.7.1 TOELICHTING Algemeen Landbouwers die een ander bedrijf overnemen voorafgaand aan een samenvoeging of verplaatsing, een landbouwbedrijf gedeeltelijk overnemen of een melkquotum overnemen, dienen een aanvraag in te dienen voor overdracht van het nutriëntenhalte. Bij een gewone overname (volledig zonder samenvoeging of verplaatsing) gebeurt deze overdracht automatisch na de bevestiging van de overname van de milieuvergunning. Wetgeving Decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging van meststoffen (geconsolideerde tekst) en zijn uitvoeringsbesluiten (categorie B). Formulieren en/of handleidingen Een meldingsformulier is beschikbaar bij de Mestbank en kan aangevraagd worden. Voor verschillende situaties bestaat wel een apart formulier. We zullen ze dus ook apart bespreken. Bevoegde administratie Mestbank, VLM. Gecontacteerde personen Patrick Verstegen, Mestbank Buitendienst Oost-Vlaanderen, VLM. 10.7.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN Aanvraag van overdracht van de nutriëntenhalte bij gedeeltelijke overname van een inrichting -
Invullen van het aanvraagformulier: -
Identificeren van de inrichting (adres, inrichtingsnummer)
-
Gegevens van de overlater (naam en voornaam, woonadres, mestbanknummer) geven
-
Gegevens van de overnemer (naam en voornaam, woonadres, mestbanknummer) geven
-
Datum van overname van de milieuvergunning geven
123
NOTA
-
Datum overdracht nutriëntenhalte geven
-
Aanduiden of inrichting volledig of gedeeltelijke werd overgelaten
-
Handtekening van overlater en overnemer en datum van ondertekening geven
-
Bijvoegen van een kopie van het overnamebesluit van de milieuvergunning
-
Formulier opsturen naar de Mestbank.
Aanvraag van gedeeltelijke overdracht van de nutriëntenhalte -
-
Invullen van het aanvraagformulier: -
Gegevens van de inrichting (adres, inrichtingsnummer) invullen
-
Gegevens van de overlater (naam en voornaam, adres, mestbanknummer) invullen
-
Gegevens van de overnemers (naam en voornaam, adres, mestbanknummer) invullen
-
Datum van de overname van de nutriëntenhalte geven
-
Verdeling van de nutriëntenhalte tussen de overnemers en de overlater (per subtype diersoort) geven
-
Handtekening en datum van overlater en overnemers geven
Formulier opsturen naar de Mestbank
Aanvraag van overdracht van de nutriëntenhalte bij uitbreiding van bestaande inrichting door samenvoeging -
-
Invullen van het aanvraagformulier: -
Identificeren van de stop te zetten inrichting (adres, inrichtingsnummer, mestbanknummer)
-
Identificeren van de uit te breiden inrichting (adres, inrichtingsnummer, mestbanknummer)
-
Datum van volledige stopzetting geven
-
Gewenste datum van overdracht van nutriëntenhalte geven
-
Aanduiden om men al dan niet wenst dat de nutriëntenhalte uitgedrukt wordt in functie van de dieren
-
Naam, handtekening en datum van handtekening van beide partijen geven
Formulier binnen de 12 maanden na de ingebruikname van de verleende vergunning op de nieuwe veeteeltinrichting opsturen naar Mestbank
Aanvraag van overdracht van de nutriëntenhalte bij verplaatsing van een bestaande veeteeltinrichting -
Invullen van het aanvraagformulier: -
Identificeren van de stop te zetten inrichting (adres, inrichtingsnummer, mestbanknummer)
-
Identificeren van de uit te breiden inrichting (adres, inrichtingsnummer, mestbanknummer)
-
Gegevens van de exploitant geven (relatienummer, naam en voornaam/rechtspersoon, woonadres)
-
Datum van volledige stopzetting geven
-
Gewenste datum van overdracht van nutriëntenhalte geven
-
Aanduiden om men al dan niet wenst dat de nutriëntenhalte uitgedrukt wordt in functie van de dieren
-
Naam, handtekening en datum van handtekening van exploitant geven
124
-
Formulier binnen de 12 maanden na de ingebruikname van de verleende vergunning op de nieuwe veeteeltinrichting opsturen naar Mestbank
NOTA
Aanvraag van overdracht van de nutriëntenhalte bij melkquotumoverdracht -
Invullen van aanvraagformulier: -
Aangeven vanaf wanneer de overlater zijn nutriëntenhalte vermindert
-
Aantal dieren (runderen <1j, runderen van 1 tot 2 jaar en melkkoeien), totaal N (berekend) en totaal P205 (berekend) vermelden en totaal over te dragen nutriëntenhalte berekenen
-
Gegevens van de overlater vermelden (relatienummer, mestbanknummer, naam en voornaam/rechtspersoon, woonadres)
-
Gegevens van de overnemer vermelden (relatienummer, mestbanknummer, naam en voornaam/rechtspersoon, woonadres)
-
Handtekenen en datum ondertekening vermelden van overlater en overnemer
-
Bijvoegen van attest van overdracht van het Vlaams Ministerie voor Landbouw en Visserij
-
Formulier opsturen naar de Mestbank
10.7.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren Zo’n 500 bedrijven dienen per jaar dit formulier over te maken. Periodiciteit Gebeurtenisgebonden. Tijdsbesteding en complexiteit Een kwartier. Uitbesteding 0% 10.7.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN Geen geïdentificeerd 10.7.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Huidige vereenvoudigingen Voor een volledige overname zonder uitbreiding of samenvoeging, wordt de overdracht al automatisch geregeld en dient bijgevolg geen aanvraagformulier ingevuld te worden. Vanaf 2007 wordt ten gevolge van het nieuwe mestdecreet, de nutriëntenhalte vervangen door een systeem van nutriëntenemissierechten, welke voortaan niet meer aan een bepaalde inrichting gebonden zijn maar enkel op naam staan van een bepaalde landbouw. Bij de overname zijn deze rechten dan niet meer gekoppeld aan een overname van de milieuvergunning en in die zin zal dit administratief iets vlotter hanteerbaar zijn
125
Andere vereenvoudigingsvoorstellen
NOTA
Deze verplichting wordt gewijzigd via het nieuwe mestdecreet.
10.8 Opmaak nutriëntenbalansstelsel 10.8.1 TOELICHTING Algemeen Landbouwers met een milieuvergunning voor mestverwerking moeten een nauwkeurige nutriëntenbalansstelsel opstellen en dienen die in tegenstelling tot producent/gebruikers wel nog overgemaakt te worden aan de Mestbank. Indien aangetoond kan worden dat de meetresultaten een stabiel karakter vertonen, dan mag een vereenvoudigd nutriëntenbalansstelsel worden opgemaakt. Wetgeving Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II) Formulieren en/of handleidingen Er zijn geen standaardformulieren beschikbaar. De inhoud van een nutriëntenbalansstelsel wordt bepaald in Vlarem II. Bevoegde administratie Mestbank, VLM. Milieuvergunnende overheid (college van burgemeester en schepenen, bestendige deputatie). Gecontacteerde personen Patrick Verstegen, Mestbank Buitendienst Oost-Vlaanderen, VLM. 10.8.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN Opmaak van meetprotocol -
-
Meetprotocol opmaken: -
Potentiële emissiepunten in kaart brengen
-
Wijze uiteenzetten waarop de emissies op deze punten het meest efficiënt gemeten kunnen worden
-
De aard van de metingen, de frequentie en de wijze waarop deze zullen worden uitgevoerd worden beschrijven
Meetprotocol ter goedkeuring voorleggen aan de milieuvergunnende overheid
Opmaak van vereenvoudigd/nauwkeurig nutriëntenbalansstelsel -
Opmaken van een (vereenvoudigd) nutriëntenbalansstelsel: -
Hoeveelheden nutriënten aangeven die werden aangevoerd
-
Hoeveelheden nutriënten aangeven die onder de vorm van afgewerkte producten werden afgevoerd, werden geloosd in oppervlaktewater en in de omgevingslucht (bij het
126
vereenvoudigde stelsel kan wat betreft de lozing in de omgevingslucht gebruik gemaakt worden van de meetresultaten van de nauwkeurige nutriëntenbalansstelsel die werd opgemaakt)
NOTA
-
Nutriëntenbalansstelsel voor 15 maart in het jaar volgens op het jaar waarop de balans betrekking heeft doorsturen naar de Mestbank
Aanvraag tot opmaak van een vereenvoudigd nutriëntenbalansstelsel -
Opmaken van aanvraagdossier
-
Aanvraagdossier opsturen naar Mestbank
10.8.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren Zoals al eerder vermeld bezitten 255 bedrijven over een mestverwerkingsinstallatie waarvan een minderheid veevoederbedrijven. Periodiciteit Aanvraag tot opmaak van een vereenvoudigd nutriëntenbalansstelsel, opmaak van meetprotocol: Eenmalig. Opmaak vereenvoudigd/nauwkeurig nutriëntenbalansstelsel: Periodiek (jaarlijks). Tijdsbesteding en complexiteit Aanvraag tot opmaak van een vereenvoudigd nutriëntenbalansstelsel: onbekend. Opmaak van meetprotocol: landbouwers die een bestaand type mestverwerkingsconcept aankopen, kunnen het protocol overnemen dat reeds bestaat. Voor grotere installaties zal dit wel complexer zijn en kan dit enkele dagen in beslag nemen. Nutriëntenbalansstelsel: De gegevens die moeten ingevuld worden komen uit het register dat moet bijgehouden worden. Uitbesteding Voor grote installaties, worden deze informatieverplichtingen uitbesteed. 10.8.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN Overlapping met andere informatieverplichtingen In het register wordt hetzelfde bijgehouden. 10.8.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Huidige vereenvoudigingen Geen geïdentificeerd Andere vereenvoudigingsvoorstellen Er is een mogelijkheid om de Vlarem-verplichting te integreren of te laten samenvallen met de verplichtingen aan de Mestbank om mesttransporten aan te melden.
127
10.9 Aanvraag voor uitstel superheffing
NOTA
10.9.1 TOELICHTING Algemeen Bedrijven die een verwerkingsplicht moeten vervullen maar deze nog niet konden vervullen, kunnen een aanvraag indienen voor het uitstel van de superheffing mestverwerking indien ze op het eind van het jaar over een milieuvergunning en een stedenbouwkundige vergunning (voor zover wettelijk vereist) beschikken voor een mestverwerkings- of mestbewerkingsinstallatie of een contract hebben met een vaste vergunde mestverwerkings- of mestbewerkingsinstallatie. Bij goedkeuring, wordt het uitstel verleend tot de installatie operationeel is. Dit uitstel gaat over in een definitief afstel als 20% van de hoeveelheid waarvoor uitstel werd verleend, extra wordt verwerkt. Wetgeving Decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging van meststoffen (geconsolideerde tekst) en zijn uitvoeringsbesluiten (categorie B). Formulieren en/of handleidingen Een aanvraagformulier is beschikbaar bij de Mestbank en kan aangevraagd worden. Bevoegde administratie Mestbank, VLM. Patrick Verstegen, Mestbank Buitendienst Oost-Vlaanderen, VLM. 10.9.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN -
-
-
Invullen van aanvraagformulier: -
Identificeren van exploitant (relatienummer, naam, adres)
-
Het aantal kg P205 en kg N aangeven waarvoor uitstel wordt aangevraagd
-
Aangeven van aantal kopie(ën) milieuvergunning, stedenbouwkundige vergunning of aanleveringscontracten
-
Handtekenen en plaats en datum van ondertekenen invullen
Bijvoegen van bijlagen -
Ofwel kopie van de milieuvergunning en kopie van de stedenbouwkundige vergunning (indien wettelijk vereist)
-
Ofwel kopie van het aanleveringscontract met de vermelding van de te leveren hoeveelheid nutriënten en het jaar van levering
Aangetekend versturen van het formulier en de bijlagen naar de Mestbank
10.9.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren 322 bedrijven vroegen uitstel aan van de superheffing in 2002. Periodiciteit Gebeurtenisgebonden.
128
Tijdsbesteding en complexiteit
NOTA
Een kwartier. Uitbesteding 0% 10.9.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN Er zijn superheffingen opgelegd, jaren na datum. De landbouwers waren niet op de hoogte dat dit ging komen en konden hun bedrijfsvoering niet bijsturen. De mogelijkheid om na 5 jaar superboetes op te leggen is niet redelijk. 10.9.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Verwittig landbouwers tijdig zodat deze hun bedrijfsvoering kunnen bijsturen (zou voorzien zijn in het nieuwe mestdecreeet). Boetes slechts mogelijk tot één jaar terug. Dit lijkt gerealiseerd omdat in het nieuwe mestdecreet een beperking is voorzien van de termijn waarbinnen bepaalde boetes kunnen opgelegd worden nl. 1 juli en 31 december van het kalenderjaar volgend op het productiejaar waarin de overtreding werd begaan.
129
NOTA
11 Melk- en zoogkoeienquotum 11.1 Overdrachten melkquotum 11.1.1 TOELICHTING Algemeen De quotaregeling werd ingesteld met ingang van april 1984 voor een periode van 5 jaar; zij werd vervolgens een aantal keren verlengd met periodes van 1 tot 7 jaar. In het kader van de midterm review werd beslist de melkquotaregeling te verlengen tot 2015. De regeling wordt toegepast per tijdvak van 12 maanden, telkens van 1 april tot en met 31 maart van het volgende jaar. Doelstelling van de quotaregeling is om het gebrek aan evenwicht tussen vraag en aanbod en de resulterende structurele melkoverschotten weg te werken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen 2 categorieën melkquota: een categorie 'leveringen' en een categorie 'rechtstreekse verkopen'. Elke lidstaat beschikt over een nationaal quotum leveringen en nationaal quotum rechtstreekse verkopen. In België is elk nationaal quotum verdeeld in individuele quota, die op naam van de melkproducenten zijn geregistreerd. Bij overschrijding van één of beide 73 van de nationale quota, is er een heffing verschuldigd. Deze heffing wordt verrekend aan de producenten die hun individueel quotum hebben overschreden. Melkquotum kan definitief of tijdelijk aan een andere producent worden overgedragen. Een definitieve overdracht kan gebeuren tussen producenten (mobiliteit) dan wel met het quotumfonds. Het is ook mogelijk een overdracht te doen tussen categorieën rechtstreekse verkopen en leveringen (in beide richtingen). Aan elke manier van overdracht zijn voorwaarden verbonden. Omdat die voorwaarden verschillen zijn er steeds andere formulieren. Wetgeving Europese wetgeving: -
Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten. Verordening (EG) nr. 595/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten.
Vlaamse wetgeving: -
Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juni 2003 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten, zoals gewijzigd op 17 maart 2006
Klasse: A Formulieren/of handleidingen Alle formulieren (mobiliteitsformulieren, aanvraagformulieren quotum, …) zijn beschikbaar op het internet. Deze formulieren ondergaan regelmatig lichte aanpassingen waarover overleg wordt gepleegd met de landbouworganisaties.
73
Het voorbije jaar werd het quotum niet overschreden zodat er geen heffingen verschuldigd waren. De jaren ervoor was dit wel het geval. Het saldo van de landbouwers met een overschot wordt dan verdeeld over de landbouwers met een tekort (= overschrijding van hun quotum) voor maximaal 15.000 liter (= “franchise”). Wie dan nog overschrijding heeft moet een heffing betalen. De inning verloopt evenwel via de melkerijen die een lijst krijgen van de landbouwers die een heffing moeten betalen. Voor de landbouwers gaat deze procedure dus niet gepaard met bijkomende administratieve lasten.
130
Bevoegde administratie
NOTA
De afdeling Markt- en Inkomensbeheer van het Agentschap voor Landbouw en Visserij. Gecontacteerde personen Noortje Michiels, adjunct van de directeur 11.1.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN - Invullen mobiliteitsformulier (ingeval van definitieve overdrachten tussen landbouwers) Het formulier voor de definitieve overdracht van melkquotum (mobiliteiten) moet uiterlijk op 30 november van het lopende tijdvak aangetekend verstuurd worden naar de buitendiensten van het Agentschap voor Landbouw en Visserij, afdeling Markt- en Inkomensbeheer (MIB). Voor een overdracht van quotum naar een echtgeno(o)t(e) of partner in de groepering ten gevolge van het overlijden van de producent, is een afzonderlijk formulier voorzien. De volgende documenten moeten verplicht aan het dossier worden toegevoegd:
-
-
een kopie van de uittreksels van de geboorteakten van overnemer en overlater (indien meerdere natuurlijke personen/beherende vennoten/bestuurders/zaakvoerders betrokken zijn, dient een uittreksel te worden toegevoegd voor al deze personen). Wanneer het Rijksregisternummer reeds werd doorgegeven aan de administratie, moet geen kopie van het uittreksel van de geboorteakte worden overgemaakt;
-
de lijst van de percelen voor de overdracht van gronden dienstig voor de melkproductie (vroeger alleen grasland, nu komen ook andere percelen in aanmerking);
-
de fotoplannen of kaarten van de oppervlakteaangifte/verzamelaanvraag waarop deze percelen moeten worden getekend en genummerd overeenkomstig bijgevoegde lijst;
-
een kopie van de huwelijksakte en/of uittreksels van de geboorteakte en/of samenstelling van het gezin indien de bloed- of aanverwantschap in de 1ste graad moet worden bewezen tussen de overlater en de overnemer, in geval de overnemer een groepering (vennootschap/rechtspersoon) is waarbij de bloed- of aanverwantschap in de 1e graad of bloedverwantschap in een zijtak in de 2e graad of de huwelijksband moet worden bewezen voor alle leden (vennoten/bestuurders/zaakvoerders) of indien overlater en overnemer echtgenoten zijn van elkaar;
-
attest van aansluiting bij een kas voor sociale zekerheid om het ‘landbouwer in hoofdberoep zijn of worden’ aan te tonen (in voorkomend geval kan door de administratie een kopie van het laatste aanslagbiljet, samen met de berekeningsnota en de landbouwbijlage van de belastingaangifte met betrekking tot het inkomen van de producent, opgevraagd worden);
-
de statuten in geval de overlater en/of overnemer een rechtspersoon is;
-
identificatiekaart van de productie-eenheid (enkel in geval van overname van een bedrijf waarbij aan de overnemer nog geen producentnummer werd toegekend);
-
een akte van bekendheid in geval van overlijden van de overlater.
Invullen aanvraag om quotum leveringen vrij te krijgen of vrij te maken via het quotumfonds Bij het begin van een tijdvak kunnen producenten tegen voorafgaande betaling, de herverdeling bekomen van quota die door andere producenten definitief werden vrijgemaakt op het einde van het vorige tijdvak. Het Quotumfonds in enkel van toepassing voor de categorie "leveringen". Bij de herverdeling van de liters uit het Quotumfonds krijgen de jonge starters (producenten, jonger dan 40 jaar, die zich door een overname of oprichting van een bedrijf daadwerkelijk voor de eerste keer hebben geïnstalleerd tijdens het lopende of de zes voorgaande tijdvakken) een hoeveelheid die viermaal de hoeveelheid is die herverdeeld wordt aan de andere producenten.
131
NOTA
Om quotum te verkrijgen uit het Quotumfonds dient per aangetekende brief een aanvraagformulier te worden ingediend tussen 1 oktober en 30 november bij de afdeling Markt- en Inkomensbeheer. Voor een aanvraag door starters is er een afzonderlijk formulier. Landbouwers die in aanmerking komen krijgen het aanvraagformulier toegestuurd. De producenten die quotum willen vrijmaken via het Quotumfonds moeten het aanvraagformulier voor 30 november per aangetekende brief versturen naar de afdeling Markt- en Inkomensbeheer. -
Aanvraag tot tijdelijke overdracht (leasing) van een quotum leveringen of rechtstreekse verkopen Een producent kan het gedeelte van zijn quotum leveringen of quotum rechtstreekse verkopen, dat hijzelf niet voornemens is te gebruiken, voor de duur van het tijdvak tijdelijk overdragen aan andere producenten. Deze overeenkomst van tijdelijke overdracht van quotum noemt men leasing. Het formulier waarmee de leasing wordt aangevraagd moet voor 30 november per aangetekende brief verstuurd worden naar de afdeling Markt- en Inkomensbeheer. Dit verloopt in de praktijk via de zuivelfabriek die, wanneer ze een mandaat heeft van de landbouwer, het 74 formulier kan indienen via een elektronisch loket .
-
Aanvraag van een definitieve overdracht van quotum rechtstreekse verkopen naar quotum leveringen of omgekeerd (osmose) Een producent die over een quotum "leveringen" en/of over een quotum "rechtstreekse verkopen" beschikt, kan verzoeken om het niet gebruikte deel van zijn quotum tijdelijk of definitief van de ene categorie naar de andere over te dragen. Deze overdracht van quotum noemt men osmose. Het formulier voor de definitieve osmose moet uiterlijk 31 juli van het tijdvak waarop deze wijziging betrekking heeft, per aangetekende brief worden verstuurd naar het hoofdbestuur de afdeling Markt- en Inkomensbeheer. In geval het quotum zal worden verkocht aan het Quotumfonds mag de aanvraag worden ingediend tot 30 november van hetzelfde tijdvak.
74 Dit kan niet voor overdrachten omdat daar voorwaarden aan verbonden zijn die niet zomaar via een elektronisch loket kunnen worden geverifieerd.
132
11.1.3 PARAMETERINFORMATIE
NOTA
Aantal actoren Voor het melkjaar 2005-2006 gelden volgende cijfers: Mobiliteiten (definitieve overdracht) Verkoop Quotumfonds Aankoop Quotumfonds Aankoop Quotumfonds jonge starter Leasing (tijdelijke overdracht) Osmose
1393 758 4419 951 2708 53
Periodiciteit Op initiatief Tijdsbesteding en complexiteit en complexiteit De overdracht van melkquotum verloopt meestal via de “fieldman” van de melkerij die over de nodige in te vullen papieren beschikken. Hiervoor Uitbesteding Via “fieldman” van de melkerij 11.1.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Geen geïdentificeerd 11.1.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Geen geïdentificeerd
133
NOTA
11.2 Register rechtstreekse verkoop melk 11.2.1 TOELICHTING Algemeen Wanneer een producent melk of andere zuivelproducten rechtstreeks aan de eindverbruiker verkoopt of indien een producent afgeroomde melk of room levert aan een koper, dient deze producent een register rechtstreekse verkopen bij te houden alsook een jaarlijkse verklaring van 75 rechtstreekse verkopen door te sturen . Deze verplichtingen kaderen in de wetgeving op de melkquota en de heffingen bij overschrijding van het nationaal melkquotum (wat nog niet gebeurd is). Wetgeving Europese wetgeving: -
Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten. Verordening (EG) nr. 595/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten.
Vlaamse wetgeving: -
Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juni 2003 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten, zoals gewijzigd op 17 maart 2006
Klasse: A Formulieren en/of handleidingen Het register samen met de toelichting is beschikbaar op het web. Bevoegde administratie De afdeling Markt- en Inkomensbeheer van het Agentschap voor Landbouw en Visserij. Gecontacteerde personen Noortje Michiels, adjunct van de directeur 11.2.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN - Invullen register rechtstreekse verkoop Elke producent betrokken bij de rechtstreekse verkopen moet wekelijks zijn register bijwerken. Ook producenten die geen rechtstreekse verkopen doen maar die wel over een quotum rechtstreekse verkopen beschikken, moeten dit register invullen. Al wie over een quotum rechtstreekse verkopen beschikt krijgt dit register toegestuurd. Het register is ook af te printen van het internet. Opdat de administratie de juistheid van de gegevens kan controleren moet het register steeds ter inzage liggen op het bedrijf. Aan de controleagenten moeten ook bewijsstukken kunnen worden voorgelegd die het mogelijk maken het register te controleren. Voorbeelden van zulke bewijsstukken zijn alle facturen aan klanten (groothandelaars, kleinhandelaars, grootverbruikers, bakkers,... ), facturen van verpakkingmateriaal en ingrediënten, BTW-bons en leveringsbons. Ook 75
In het kader van de wet op de voedselveiligheid dient een landbouwer die zuivelproducten rechtstreeks aan de eindverbruiker verkoopt een erkenning te hebben van het FAVV.
134
de afrekeningen van de kopers met de gegevens van de geleverde room en afgeroomde melk moeten worden bijgehouden. De controles zijn afzonderlijk van diegene door het FAVV.
NOTA
Zowel het register als de bewijsstukken moeten gedurende 5 jaar worden bewaard. -
Invullen verklaring rechtstreekse verkopen Elke producent die tijdens het betrokken tijdvak rechtstreeks melk en/of andere zuivelproducten heeft verkocht of gratis heeft afgestaan of die afgeroomde melk of room heeft geleverd aan een koper, alsook iedere producent die over een quotum rechtstreekse verkopen beschikt (zelfs indien 76 geen rechtstreekse verkopen werden verricht ), moet zijn “jaarlijkse verklaring” ten laatste op 30 april aangetekend versturen naar de buitendienst van de Administratie Beheer en Kwaliteit Landbouwproductie. Het formulier is beschikbaar op het internet. De producent zal per brief worden verwittigd. De jaarlijkse verklaring moet correct en volledig worden ingevuld. Per product dient de totale jaarlijks verkochte en afgestane hoeveelheid te worden ingevuld. Bij plaatsgebrek mag steeds een bijlage met bijkomende producten toegevoegd worden. De hoeveelheden room en afgeroomde melk verkocht aan kopers moeten in een apart vak vermeld worden. Indien producten werden verkocht waarin melk, room of boter werd verwerkt en waarvoor geen omrekeningsfactoren zijn voorzien, moet men als bijlage het recept van deze producten bijvoegen. Ook het aantal melkkoeien zoals aangegeven in de “15 mei telling” en het ras moet worden vermeld. In geval van overname van het bedrijf moet de nieuwe producent het register van verkopen verder blijven invullen. Zowel overnemer als overlater moeten elk een jaarlijkse verklaring insturen. Achteraan het register is een bijkomende jaarlijkse verklaring voorzien.
-
Controle 5 % van de producenten, geselecteerd deels op basis van een risico-analyse, deels toevallig, wordt gecontroleerd. Deze controle gebeurt onaangekondigd en de duur is afhankelijk van het aantal producten dat de producent verkoopt (kan tot een halve dag duren). De landbouwer moet aanwezig zijn bij de controle.
11.2.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren Er zijn 700 landbouwers met een melkquotum rechtstreekse leveringen die aan deze verplichtingen onderhevig zijn. Periodiciteit Invullen register rechtstreekse verkoop: wekelijks Invullen verklaring rechtstreekse verkopen: jaarlijks Uitbesteding Geen uitbesteding 11.2.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN - Het register zoals beschikbaar op het internet lijkt niet gebruiksvriendelijk (totalen en stock worden bijvoorbeeld niet automatisch berekend). - Het register moet op weekbasis worden bijgehouden terwijl Europa alleen maandelijkse totalen vraagt.
76
Dit is zo voorzien in de Europese regelgeving.
135
11.2.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING
NOTA
Huidige vereenvoudigingen In het verleden moest het register elke maand worden opgestuurd, nu jaarlijks omdat dit volstaat voor Europa. Andere vereenvoudigingsvoorstellen Een gebruiksvriendelijker register, bijvoorbeeld in Excel.
11.3 Overdrachten zoogkoeienquotum 11.3.1 TOELICHTING Algemeen Om in aanmerking te komen voor een zoogkoeienpremie moet een landbouwer over een zoogkoeienquotum beschikken. Europa heeft een quotum bepaald voor België dat in het kader van een protocol tussen de gewesten verder is opgesplitst per regio. Op basis van historische referentiegegevens is quotum vervolgens verdeeld over individuele boeren. Overdrachten van zoogkoeienquorum kunnen via een volledige bedrijfsovername, via een overdracht tussen landbouwers of via een verdeling van de premierechten uit de Vlaamse reserve. Wanneer men minder dan 90 % van zijn zoogkoeienquotum gebruikt, verliest men het niet-gebruikte gedeelte dat overgaat naar de Vlaamse reserve. Bij een volledige bedrijfsovername (d.w.z. dat alle productie-eenheden van het bedrijf worden overgenomen), kan het zoogkoeienquotum mee overgenomen worden. Dit moet dan ook uitdrukkelijk vermeld worden in de overname-overeenkomst. Er is hierbij geen afhouding op het aantal overgedragen premierechten voor de Vlaamse reserve. In de maand februari kunnen overdrachten van zoogkoeienquotum tussen 2 landbouwers van wie het bedrijf in Vlaanderen gelegen is, worden aangevraagd. In de maand februari kan een herziening van het zoogkoeienquotum worden aangevraagd door bepaalde groepen van landbouwers die aan een aantal specifieke voorwaarden voldoen. Aan de landbouwers die aan alle voorwaarden voldoen worden de premierechten uit de Vlaamse reserve verdeeld. Wetgeving Europese wetgeving: Verordening 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers Verordening 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IVbis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen Vlaamse wetgeving: Besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2006 tot instelling van bepaalde rundveepremies Ministerieel besluit van 3 maart 2006 betreffende de zoogkoeienpremie. Klasse: B
136
Formulieren/of handleidingen
NOTA
Formulieren voor overdracht en herziening premierechten beschikbaar op de website Bevoegde administratie De afdeling Markt- en Inkomensbeheer van het Agentschap voor Landbouw en Visserij Gecontacteerde personen Ir. Frank Steyaert 11.3.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN - Indienen aanvraag “overdracht van premiequota voor zoogkoeien”. De overname van zoogkoeienquotum via een volledige bedrijfsovername kan op 2 manieren aangegeven worden. Vooreerst kan tijdens de lopende premiecampagne (1 mei t.e.m. 30 september) de overnemer het premieaanvraagformulier van de overlater indienen bij de provinciale buitendienst van de afdeling Markt- en Inkomensbeheer, waarbij in vak 7 de 'naam overnemer' en 'producentnummer overnemer' moet ingevuld worden. De premieaanvraag en het zoogkoeienquotum worden dan meteen overgezet op de overnemer. Ten tweede kan in de maand februari een formulier 'overdracht van premiequota voor zoogkoeien' ingediend worden bij de provinciale buitendienst van de afdeling Markt- en Inkomensbeheer, waarbij moet worden aangekruist dat de overdracht van het zoogkoeienquotum gepaard gaat met de overname van het bedrijf. In beide gevallen moet men de bewijsstukken toevoegen die de overname van het bedrijf bevestigen (cfr contract van overname) Ook in het geval van een overdracht tussen twee landbouwers (maar zonder volledige bedrijfsovername) dient het formulier 'overdracht van premiequota voor zoogkoeien' door de overnemer ten laatste op 28 februari aangetekend verstuurd te worden naar de provinciale buitendienst van de afdeling Markt- en Inkomensbeheer. Dit formulier dient zowel door de overlater als de overnemer ondertekend te worden. -
Indienen “aanvraag herziening van quotum zoogkoeien” Jonge landbouwers (minder dan 40 jaar) die nog niet langer dan 5 jaar gestart zijn (landbouwer in hoofdberoep) komen in aanmerking voor gratis premierechten uit de reserve. Naar alle landbouwers die mogelijks in aanmerking komen voor de herziening van hun premiequotum, wordt begin februari een aanvraagformulier verstuurd. Producenten die denken aan de voorwaarden te voldoen, maar geen aanvraagformulier hebben ontvangen, kunnen steeds een blanco exemplaar bij hun provinciale buitendienst van de afdeling Markt- en Inkomensbeheer, verkrijgen. Het formulier 'aanvraag tot herziening van quotum zoogkoeien' dient door de landbouwers ten laatste op 28 februari aangetekend verstuurd te worden naar de provinciale buitendienst van de afdeling Markt- en Inkomensbeheer samen met een aantal attesten (bijvoorbeeld attest 77 landbouwer in hoofdberoep , geboorteakte, …)
77
Dit attest wordt typisch afgeleverd door het sociaal zekerheidsfonds waar de landbouwer bij aangesloten is om zijn sociale zekerheidsbijdragen te betalen. Deze informatie is niet gekoppeld aan het producentennummer.
137
11.3.3 PARAMETERINFORMATIE
NOTA
Aantal actoren Quotumoverdrachten via volledige bedrijfsovername die ingediend worden samen met het premieaanvraagformulier (periode 1 mei – 30 september) : -
2006 : 86 bedrijfsovernames, totaal 1472 premierechten voor zoogkoeien
-
2005 : 99 bedrijfsovernames, totaal 1614 premierechten voor zoogkoeien
-
2004 : 124 bedrijfsovernames, totaal 1940 premierechten voor zoogkoeien
Vrije overdrachten van zoogkoeienquotum die in de maand februari worden ingediend (waarvan sommige ook volledige bedrijfsovernames betreffen): -
2006 : 575 overdrachtdossiers, totaal 6007 premierechten overgedragen, waarvan 75 dossiers volledige bedrijfsovernames waren (1498 premierechten)
-
2005 : 475 overdrachtdossiers, totaal 4169 premierechten overgedragen, waarvan 40 dossiers volledige bedrijfsovernames waren (710 premierechten)
-
2004 : 367 overdrachtdossiers, totaal 2890 premierechten overgedragen, waarvan 35 dossiers volledige bedrijfsovernames waren (464 premierechten)
Aanvragen voor herzieningen: -
In 2006 : 282 aanvragen waarbij 1128 premierechten konden worden verdeeld
-
In 2005 : 250 aanvragen waarbij 1569 premierechten konden worden verdeeld
-
In 2004 : 261 aanvragen waarbij 1903 premierechten konden worden verdeeld
Periodiciteit jaarlijks Tijdsbesteding en complexiteit Het invullen van het formulier zelf kost weinig tijd. Het verzamelen van de attesten neemt meer tijd in beslag (cfr contactname met sociaal verzekeringsfonds en ophalen van geboorteakte) Uitbesteding Landbouwers doen dit typisch zelf, behalve wanneer in kader van volledige bedrijfsovername. 11.3.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Het toevoegen van de geboorteakte voor het aantonen van de leeftijd is omslachtig. 11.3.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING De geboorteakte vervangen door de opgave van het rijksregisternummer
138
NOTA
12 Voedselveiligheid 12.1 Inleiding De belangrijkste informatieverplichtingen voor de landbouwers die hun oorsprong vinden in federale wetgeving kaderen in de wetgeving op de voedselveiligheid. Het Koninklijk Besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen werd op 12 december 2003 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. De invoering van een autocontrolesysteem dat de veiligheid in de voedselketen garandeert wordt verplicht. Overeenkomstig de Europese verordening (EG) Nr 852/2004 van 29 april 2004 met betrekking tot de levensmiddelenhygiëne, is er een ander systeem voorzien voor de primaire productie in de landbouw. Zij moeten de goede hygiënepraktijken respecteren en registers bijhouden van de toegepaste behandelingen op hun dieren of hun gewassen, zoals beschreven in bijlagen 1 en 2 bij hogervermeld Koninklijk Besluit. In deze paragraaf gaan we in op de belangrijkste informatieverplichtingen rond het thema van voedselveiligheid die van toepassing zijn op de landbouwers. De oplijsting van de informatieverplichtingen is in grote mate gebaseerd op “Goede landbouwpraktijken op het vlak van voedselveiligheid” van het FAVV (juli 2004). De bespreking is minder uitgebreid dan die van de overige informatieverplichtingen.
12.2 Dierengezondheid 12.2.1 DIERGENEESMIDDELEN Bijhouden documentatie voorgeschreven geneesmiddelen Een veehouder moet op elk ogenblik het verwerven, het bezitten en het toedienen van voorschriftplichtige geneesmiddelen kunnen verantwoorden. Daartoe moet hij gedurende vijf jaar alle documenten bewaren, in chronologische volgorde gerangschikt en doorlopend genummerd, die hem respectievelijk door de dierenarts en de apotheker zijn overhandigd (met name het voorschrift en het toedienings- en verschaffingsdocument). Bijhouden register “in” Iedere houder van voedselproducerende dieren moet steeds het bezit van voorschriftplichtige geneesmiddelen, bestemd voor deze diersoorten, kunnen verantwoorden d.m.v. een register “IN”. Het geneesmiddelenrgister (zowel in als uit) moet bijgehouden worden door iedere veehouder die op zijn bedrijf een geneesmiddelendepot houdt. Een van de voorwaarden om dit mogen te houden is een contract voor bedrijfsbegeleiding met een dierenarts. Er zijn momenteel 7.022 veehouders (rund- en varkenshouders) met een dergelijk contract in Vlaanderen. Diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding en register “uit Veehouders (voornamelijk intensieve veehouders) die reserve aan geneesmiddelen willen, moeten in het systeem van de diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding stappen. Hiervoor sluit hij een speciale schriftelijke overeenkomst met de bedrijfsdierenarts. Hierbij verbindt hij zich ook tot het bijhouden van een register “UIT” waarin hij alle toedieningen van geneesmiddelen aan dieren in de risicoperiode per diersoort dagelijks noteren. Ook hier zijn er 7.022 veehouders betrokken bij deze verplichting. Attest bij verhandelen van dieren Indien een dier verhandeld wordt voor het verstrijken van de wachttijd van een behandeling, dan dient de overlater een attest in tweevoud op te maken dat door beide partijen (overlater en overnemer) wordt ondertekend. Het attest levert het bewijs dat de overlater de overnemer correct heeft ingelicht
139
NOTA
over het feit dat het dier of de producten ervan gedurende een welbepaalde periode niet voor menselijke consumptie bestemd mogen zijn wegens een gevaar voor de aanwezigheid van residuen. Een dergelijk attest moet niet worden opgemaakt bij het verhandelen van kalveren jonger dan 30 dagen en biggen van minder dan 25 kilo lichaamsgewicht. 12.2.2 GEMEDICINEERDE VOEDERS Een gemedicineerd voeder mag alleen worden gebruikt als men in het bezit is van een door een dierenarts afgeleverd voorschrift en in overeenstemming met dat voorschrift. Bedoelde voorschriften moeten door de veehouder gedurende één jaar worden bewaard. 12.2.3 VERPLICHTE AANGIFTE VAN DIERENZIEKTEN Bepaalde dierenziekten zijn onderworpen aan een meldingsplicht zodat het risico op de verspreiding ervan zoveel mogelijk beperkt kan worden. Aangifte moet gedaan worden bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV).
12.3 Dierlijke productie 12.3.1 DIERVOEDERS De veehouder die mengvoeders voor eigen gebruik fabriceert op basis van voormengsels die toevoegingsmiddelen bevatten die behoren tot de groepen van de antibiotica, de coccidiostatica en andere gelijkaardige stoffen of groeihormonen, moet vooraf worden erkend. De veehouder die mengvoeders voor eigen gebruik fabriceert op basis van voormengsels die antioxidantia (met een vastgesteld maximumgehalte in het volledige voeder), carotenoïden en xantofylen, vitamines, sporenelementen, enzymen en/of microorganismen bevatten, moet vooraf worden geregistreerd. 12.3.2 LEVENDE DIEREN: RUNDEREN Identificatie van runderen De veehouder moet elk pasgeboren rund ten laatste 7 dagen na de geboorte en in elk geval voor het vertrek ervan uit het veebeslag, identificeren door middel van 2 oormerken. Registratie van runderen De veehouder moet elk rund laten registreren: dit gebeurt door het opmaken van een identificatiedocument per rund en het bijhouden van een inventaris/register per veebeslag (het permanent register runderen).. Momenteel zijn er 25.514 actieve rundveehouders die dit permanent register dienen in te vullen. Verplaatsingen De rundveehouder moet bij middel van het identificatiedocument alle gegevens meedelen die betrekking hebben op het binnenbrengen van een rund in het beslag, het vertrek van een rund uit het beslag, de afvoer van een rund naar het slachthuis en/of de dood van een rund. Op het eind van de jaren tachtig ontwikkelde het Belgisch Ministerie van Landbouw daartoe SANITEL, een geïnformatiseerd identificatie- en registratiesysteem voor nutsdieren. Het systeem werd sindsdien operationeel voor runderen, varkens, schapen, geiten, hertachtigen en pluimvee. De informatieverplichting bestaat uit een eenmalige registratieplicht en een continu aanvullen van het register, zowel via melding aan Sanitel als op het beslag. De registratieplicht geldt onafhankelijk van de reden waarom men de dieren houdt.
140
Bedrijfsdierenarts
NOTA
De rundveehouder is verplicht, met het oog op het epidemiologisch toezicht een bedrijfsdierenarts (evenals een vervanger voor deze laatste) aan te duiden. Hij is verplicht de bedrijfsdierenarts te ontbieden voor aankooponderzoek en bij verdenking van een aangifteplichtige ziekte. 12.3.3 LEVENDE DIEREN: VARKENS Identificatie De varkenshouder moet elk varken merken door het aanbrengen van een erkend oormerk voordat het dier wordt gespeend, en in elk geval voordat het uit zijn beslag vertrekt. Registratie De 6.144 actieve varkenshouders in Vlaanderen zijn verplicht alle gegevens van het varkensbeslag in te schrijven in een inventaris (het permanent register varkens). Bedrijfsdierenarts De varkenshouder is verplicht, met het oog op het epidemiologisch toezicht, een bedrijfsdierenarts aan te duiden. De verantwoordelijke is verplicht deze bedrijfsdierenarts minstens drie maal per jaar te ontbieden voor controlebezoeken. In het kader van de vaccinatie tegen de ziekte van Aujeszky moet elke varkenshouder die zelf het vaccin toedient (ongeveer 3.241 varkenshouders), een vaccinatieregister bijhouden. Sanitair attest Elke nieuwe varkenshouder of varkenshouder die ingrijpende wijzigingen aan zijn bedrijf doorvoert moet een sanitair attest aanvragen. Om dit attest te verkrijgen moet het bedrijf voldoen aan een aantal uitrustingsvoorwaarden. Vorig jaar (2006) werden er 774 sanitaire attesten aangevraagd; wat ongeveer een gemiddelde is van de voorbije jaren (1.401 in 2001, 1.038 in 2002, 824 in 2003, 703 in 2004 en 722 in 2005).
12.3.4 LEVENDE DIEREN: PLUIMVEE Registratie/erkenning Alle houders met ten minste 200 stuks pluimvee zijn ertoe gehouden hun beslag door het provinciaal verbond voor de bestrijding van dierenziekten te laten registreren in SANITEL. De exploitant van een erkend pluimveebedrijf dient per koppel gedurende ten minste twee jaar vanaf de verwijdering van het koppel een opfokregister, computerbestand of elektronisch verwerkbaar medium bij te houden. De exploitant van een pluimveeselectiebedrijf, een vermeerderingsbedrijf, een opfokbedrijf of een broederij dient in het bezit te zijn van een sanitaire erkenning als hij broedeieren, eendagskuikens of fokpluimvee wil verhandelen, te koop aanbieden of uitstallen, voor de verkoop vervoeren, verkopen, leveren en in- en uitvoeren. De exploitant van een gebruikspluimveebedrijf dient in het bezit te zijn van een sanitaire erkenning als hij voor de uitvoer bestemd gebruikspluimvee wil leveren of verkopen. Bedrijfsregister Alle pluimveebedrijven met ten minste 200 dieren moeten voldoen aan de voorwaarden inzake de gezondheidskwalificatie. Met het oog op het leveren van slachtpluimvee houdt de pluimveehouder een
141
bedrijfsregister bij waarin per productieronde de nodige gegevens worden bijgehouden. Dat register moet gedurende ten minste twee jaar worden bewaard.
NOTA
12.3.5 PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG: MELK Erkenning van melkproductie-eenheden De rundveehouder-verantwoordelijke van een melkproductieeenheid dient in het bezit te zijn van een door het FAVV afgeleverde erkenning. Daartoe dient zijn eenheid aan bepaalde hygiëne-eisen te voldoen. Erkenning van hoeves waar melk verwerkt wordt Alle hoeves waar melk en melkproducten worden behandeld, verwerkt en verpakt, moeten door het FAVV erkend zijn. Hoeves die rechtstreeks aan de consument zuivelproducten verkopen (behalve als het alleen onverpakte rauwe melk betreft) moeten eveneens erkend worden. Afhankelijk van de per jaar verwerkte erkenningsvoorwaarden worden toegestaan.
hoeveelheid
melk
kunnen
afwijkingen
op
de
Autocontrole De hoevezuivelaar moet ook autocontrole uitvoeren op de producties, van grondstof tot eindproduct. Hij dient hierbij te handelen volgens een autocontroleplan.
12.4 Plantaardige productie 12.4.1 GEBRUIK VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN Erkenning Bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik van klasse A mogen enkel worden gebruikt door speciaal erkende of erkende gebruikers. De (speciaal) erkende gebruiker moet een register bijhouden en gedurende ten minste drie jaar bewaren Keuring spuittoestel Alle spuittoestellen die bedoeld zijn om in vloeibare vorm bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik toe te dienen op het Belgische grondgebied, moeten elke drie jaar worden gekeurd.
12.5 Autocontrole en sectorgidsen78 In het kader van het koninklijk besluit van 14 november betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen, moeten alle actoren actief in de voedselketen een systeem van autocontrole instellen. Een autocontrolesysteem moet, om officieel aanvaard te worden als “erkend autocontrolesysteem” alle elementen bevatten zoals beschreven in de van toepassing zijnde leidraden. Per sector wordt er een aparte leidraad ontwikkeld, de zogenaamde sectorgidsen.
78
Op basis van een telefonisch interview met Jacques Inghelram, coördinator van de validatie van de sectorgidsen bij het FAVV.
142
NOTA
Van belang voor de landbouw als primaire productie zijn vooral de sectorgids voor de productie van rauwe melk (van toepassing sinds 23 december 2005) en die voor de primaire plantaardige productie (van toepassing sinds 28 november 2006). Er zijn nog andere gidsen in voorbereiding waaronder die voor varkens en runderen. Tevens in voorbereiding is een generieke gids voor de primaire productie, dus zowel de plantaardige productie als de dierlijke productie, die dan in vervanging zal komen van een aantal afzonderlijke sectorgidsen. De sectorgidsen zijn vooral bedoeld als een hulpmiddel voor de landbouwers om zich in orde te stellen met de wetgeving. Ze laten ook controles toe door externe controle-organismen. Dit heeft als voordeel voor de landbouwers dat gecombineerde audits mogelijk zijn, in het kader van de sectorgids én in het kader van een commerciële audit van bijvoorbeeld de naleving van lastenboeken. Wanneer de generieke gids voor de primaire productie klaar zal zijn, zal dit ook tot een vermindering van het aantal controles leiden wat zowel een tijds- als een kostenbesparing zou moeten opleveren voor de landbouwer. Een landbouwer kan bovendien zijn auto-controlesysteem laten valideren door een audit. Indien de audit een gunstige beoordeling oplevert, kan het aantal inspecties worden gereduceerd. Het Federaal Voedselagentschap moedigt de opmaak van sectorgidsen aan, maar er is geen verplichting. Ze evalueert alleen de sectorgidsen die worden voorgesteld. Het initiatief moet van de sector komen die daarbij alle belanghebbende partijen (vanuit de sector maar ook binnen de overheid, bijvoorbeeld de FOD Volksgezondheid) moet betrekken. De verwachting daarbij is dat door de sector een document wordt opgesteld waarin alle wettelijke verplichtingen zijn opgenomen. In de praktijk zijn de beheerders van sectorgidsen soms ook de beheerders van lastenboeken. Het agentschap stuurt er naar eigen zeggen niet op aan om nieuwe registers of andere informatieverplichtingen te introduceren. Bestaande registers zullen meestal volstaan. Aldus zou de introductie van sectorgidsen ook niet tot bijkomende administratieve lasten leiden. Zonder de sectorgids, blijven de bestaande regels van toepassing.
143
NOTA
13 Statistiekverplichtingen: de nationale landbouwtelling (NIS) 13.1.1 TOELICHTING Algemeen Naast de informatie die doorgegeven dient te worden in het kader van premies, subsidies, beheerovereenkomsten etc, organiseert het NIS ook een jaarlijkse verplichte landbouwtelling op nationaal niveau, los van enige vorm van vergoeding. Doel hiervan is een volledige en gedetailleerde momentopname van de landbouw te verkrijgen om een gericht landbouwbeleid te kunnen voeren en om internationale en communautaire statistiekverplichtingen te kunnen nakomen. De landbouwtelling is een samenwerkingsverband tussen het Nationaal Instituut voor de Statistiek en de gemeentebesturen. Deze laatsten verzamelen concreet de informatie bij de landbouwers (de formulieren worden afgegeven of ingevuld in het dienstencentrum waar het bedrijf gevestigd is. Daar worden de formulieren gecontroleerd op volledigheid en eventuele vragen beantwoord). Deze landbouwtelling wordt uitgesplitst over twee periodes: de telling in mei heeft vooral betrekking op de dieren (hoeveel runderen, paarden, varkens, …) en het gebruik van de gronden (weiland, maïsteelt, bieten, aardappelen, …). De telling in september heeft betrekking op de groententeelten in open lucht. Wetgeving Federale wetgeving: Ministerieel besluit van 13 juni 2003 tot wijziging van de bijlage bij het koninklijk besluit van 2 april 2001 betreffende de organisatie van een jaarlijkse landbouwtelling in de maand mei, uitgevoerd door het Nationaal Instituut voor de Statistiek Formulieren en/of handleidingen De NIS-enquête is opgebouwd uit een centrale vragenlijst, aangevuld met een speciaal formulier « arbeidskrachten » (voor de bedrijven die een groot aantal werknemers in dienst hebben) en een volmachtformulier. De gemeenten kunnen kiezen tussen twee methodes om de gegevens op te nemen : ofwel kiezen ze de traditionele "papieren" vragenlijsten, ofwel gebruiken ze het elektronisch formulier. Bevoegde administratie Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O, middenstand en energie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie De uitvoering van deze verplichting (de begeleiding van de landbouwers) wordt wel gedaan door de gemeentebesturen. Voorts zijn er op provinciaal niveau verwerkende centra (waarnaar de papieren documenten moeten terug gestuurd worden). Gecontacteerde personen Buitendienst NIS Oost-Vlaanderen De bevolkingsdienst van stad Gent en de gemeente Beernem. 13.1.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN Het invullen van het enquêteformulier en diens eventuele bijlagen. De landbouwtelling bevat vragen over:
144
NOTA
-
de identificatie van het bedrijf
-
de arbeidskrachten op het bedrijf (familiale en niet-familiale arbeidskrachten, regelmatig en onregelmatig tewerkgesteld)
-
het beheer van het bedrijf (boekhouding, personal computer, opvolging, ...)
-
de hoofdteelten
-
de veestapel
-
de diverse activiteiten (toerisme, hoeveprodukten, ...)
-
het bedrijfssysteem en werkwijzen (biologische landbouw, ...)
- het materieel en de installaties Meerdere gegevens werden reeds vooraf gedrukt op de vragenlijst, zoals enkele identificatiegegevens, het formulier ‘arbeidskrachten’. Deze moeten nagekeken en eventueel verbeterd worden. Met het volmachtformulier kan een bedrijfshoofd een gevolmachtigde aanduiden om in zijn plaats de aangifte te doen. Dit document moet ingevuld en ondertekend worden door het bedrijfshoofd (de volmachtgever) alsook door de gevolmachtigde. Het dient door het bedrijfshoofd rechtstreeks te worden teruggestuurd naar de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie te Brussel. 13.1.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren Alle landbouwbedrijven die landbouwproducten voortbrengen voor de verkoop en hun bedrijfszetel in België hebben zijn telplichtig voor de meitelling en de landbouwenquête. De doelgroep bij deze verplichting zijn m.a.w.: -
de landbouwbedrijven (alle bedrijven die landbouwproducten voortbrengen om ze te verkopen) die hun bedrijfszetel in België hebben;
-
De openbare of semi-openbare instellingen die minstens 1 are grond bewerken of dieren houden (scholen, religieuze gemeenschappen, onderzoekstations, ziekenhuizen,...).
-
De ondernemingen voor landbouwwerken en de coöperatieven voor het gemeenschappelijk gebruik van landbouwmaterieel (deze bedrijven moeten slechts in bepaalde jaren een vereenvoudigd formulier over het landbouwmaterieel invullen).
Voor de septembertelling worden alle tuinbouwers met groenteteelten in open lucht (die na een eerste teelt worden gekweekt en normaal op het land staan op 1 september) uitgenodigd voor het invullen van de enquête. In 2005 waren er 34.410 landbouwbedrijven in Vlaanderen, en 51.540 in België, wat een beeld geeft van de doelgroepen op Vlaams en federaal niveau voor de meitelling en de twee- of driejaarlijkse landbouwenquête. Hiervan zijn er ongeveer 2.980 bedrijven die in België groenten telen in open lucht (landbouwtelling NIS, 2005). Indien we dezelfde verhouding van bij de landbouwbedrijven gebruiken bij de groentetelers, komen we op een 2000-tal tuinbouwers als (Vlaamse) doelgroep van de septembertelling. Sommige landbouwers hebben weliswaar meerdere bedrijven op hun naam (al dan niet via volmacht), maar deze dienen dan toch nog een aparte enquête in te vullen, zodat het aantal bedrijven, zoals hierboven geschetst, een correcte inschatting is van het aantal enquêtes dat ingevuld dient te worden. Periodiciteit De landbouwtellingen in mei en september zijn jaarlijks voor alle betrokkenen. De landbouwenquête is ook jaarlijks, doch schrijft slechts een steekproef van ongeveer 10.000 landbouwers aan. De doelgroepen van de mei- en de septembertelling zijn voor het grootste deel complementair. Jaarlijks
145
worden er dus 34.000 landbouwers aangeschreven voor de enquête in mei, 10.000 van hen worden nogmaals aangeschreven in november, en 2000 tuinbouwers worden jaarlijks in september bevraagd.
NOTA
Complexiteit & uitbesteding De data van deze enquête volgen meestal uit de (bedrijfseconomische / fiscale) boekhouding. Afhankelijk van de grootte van het bedrijf en de graad van automatisatie met betrekking tot het bijhouden van data, kan het invullen van deze enquête variëren van een half uur tot enkele uren. Meestal dienen de enquêtes door de land-of tuinbouwer thuis voorbereid / ingevuld te worden, waarna deze dan met deze papieren naar het gemeentebestuur dient te gaan, waar dit overlopen wordt en ingevoerd wordt (on line). Het overlopen van de gegevens op het gemeentehuis zelf duurt een 10 à 15-tal minuten, voor de verplaatsing rekenen we gemiddeld (bron: standaardtijden uit vorige metingen), heen en terug, ongeveer 20 minuten. In totaal neemt deze communicatie tussen burger en gemeente m.a.w. een half uur in beslag. Deze enquête op zich wordt doorgaans niet als complex gepercipieerd, doch wel als enigszins ‘overbodig’ (zie volgend punt). 13.1.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Voor veel landbouwers lijkt de NIS-telling een dubbele oefening. Ook de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) en ABKL beschikken immers over soortgelijke cijfers rond areaal en veestapel. Bij de VLM zijn deze afkomstig van de jaarlijkse verplichte aangifte door de landbouwers aan de Mestbank in het kader van het Mestdecreet. Deze cijfers verschillen met deze van de landbouwtelling maar liggen wel in dezelfde lijn. Hier speelt ondermeer het feit dat de landbouwtelling een momentopname is in tegenstelling tot de gemiddelde veebezetting op jaarbasis bij de Mestbank. Voor de meitelling moet men persoonlijk naar de gemeente gaan. In sommige gemeenten kan dat zelfs alleen op afspraak. De periode van de meitelling is voor de landbouwers erg druk. Het invullen kost al gauw twee uur voorbereiding en dan nog de verplaatsing naar de gemeente. 13.1.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING De meitelling lijkt drastisch vereenvoudigd te kunnen worden door gebruik van informatie die elders al beschikbaar is. Daartoe dient nagegaan te worden hoe de NIS-enquête afgestemd kan worden op de data die bij VLM en/of ABKL beschikbaar zijn (gezien de analogie niet 100% is), rekening houdend met de wet op de verwerking van de persoonsgegegevens.. Gezien de bepalingen inzake het gebruik 79 van de gegevens in het kader van communautaire statistieken , lijkt de omgekeerde richting (het gebruik van de data door VLM of ABKL) niet haalbaar. Gedeeld gebruik dient evenwel onderzocht te worden, gezien de algemene perceptie bij de landbouwer dat deze informatieverzamelingen dubbel werk zijn.
79
De Europese verordening EG 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek voorziet in zijn artikel 15, als toepassing van de statistische geheimhouding dat : “vertrouwelijke gegevens die uitsluitend voor de productie van communautaire statistieken zijn verkregen, worden door de nationale instanties en de communautaire instantie uitsluitend voor statistische doeleinden gebruikt tenzij de respondenten ondubbelzinnig hebben ingestemd met het gebruik ervan voor enig ander doel”. Dit betekent dat vanaf 1997 de gegevens, ingezameld in het kader van de land- en tuinbouwtelling, niet meer zonder toestemming van de aangevers mogen overgemaakt worden aan het Ministerie van Middenstand en Landbouw, noch aan de regionale ministeries belast met Landbouw.
146
NOTA
14 Milieuvergunning en MER 14.1 Milieuvergunning 14.1.1 TOELICHTING Algemeen Doordat sommige inrichtingen hinderlijk voor mens en milieu zijn, worden ze onderworpen aan de milieuvergunningsplicht. Op die manier kan de overheid geval per geval bepalen of een bepaalde activiteit op een bepaalde plaats toelaatbaar is of niet en zo ja onder welke voorwaarden. Een variant van de vergunning is een melding. Afhankelijk van de mate van hinder die een bepaalde inrichting veroorzaakt, wordt ze respectievelijk ingedeeld in klasse 1 voor de meest hinderlijke inrichtingen, klasse 2 (inrichtingen met een matige hinder) en klasse 3 (inrichtingen die een lichte hinder veroorzaken). De hoogste klassen zijn onderworpen aan een vergunningsplicht. Klasse 3 inrichtingen dienen enkel een melding van hun 80 activiteiten te doen . De meeste landbouwers dienen een milieuvergunningsaanvraag of melding in te dienen voordat ze kunnen starten met hun activiteiten. Intensieve en grootschalige veeteeltbedrijven worden bijvoorbeeld in klasse 1 ingedeeld. Verder in dit hoofdstuk geven we weer via welke activiteiten (zowel landbouwspecifiek als niet landbouwspecifieke activiteiten) landbouwers onderworpen worden aan de vergunnings- of meldingsplicht. Een milieuvergunningsaanvraag dient ingediend te worden bij de exploitatie van een nieuwe inrichting maar ook als inrichtingen in grote mate veranderen. Dit laatste houdt in dat het landbouwbedrijf uitbreidt of dat er een toevoeging gebeurt. Het landbouwbedrijf kan dan kiezen voor ofwel een hernieuwing van de milieuaanvraag (voor de hele inrichting) of enkel voor een vergunningsaanvraag voor het gewijzigde gedeelte. Als het echter gaat over een kleine wijziging, bijvoorbeeld de verplaatsing van dieren, dan kan een mededeling kleine verandering gebeuren, onafhankelijk van de klasse waartoe de inrichting behoort. In het kader van de milieuvergunning worden aan de hand van algemene, sectorale en individuele voorwaarden soms informatieverplichtingen opgelegd. Enkel de algemene en sectorale voorwaarden zijn opgenomen in de wetgeving, met name in Vlarem II. Indien de informatieverplichtingen ook terug te vinden zijn in het Mestdecreet, dan zullen zij aan bod komen bij het thema Mest omdat daar in de meeste gevallen de VLM verantwoordelijk voor is. Indien niet, dan komen ze hieronder aan bod. Wetgeving De Europese regelgeving heeft een aanzienlijke impact op de Vlaamse regelgeving inzake milieuvergunningen. Er bestaan verschillende richtlijnen die elk betrekking hebben op een deelaspect van de milieuhygiëne en dus een deelaspect van de regelgeving betreffende milieuvergunningen. Bijna alle wetgeving kan bijgevolg ingedeeld worden in klasse B. We zullen hier niet alle wetgevende teksten opsommen maar een niet-limitatieve lijst is terug te vinden op de website van de Afdeling 81 Milieuvergunningen van LNE . Hierna geven we enkel de belangrijkste besluiten weer. Bepaling klasse waar bedrijf toebehoort: Besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaamse reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM I)
80
Van Hoorick G. Prof. Dr., (2005), Inleiding tot het milieurecht, VUB cursus academiejaar 2005-2006, p. 30.
81
http://www.mina.be/eu-wetgeving.html
147
NOTA
Besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaamse reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM I) - Bijlagen
Bepaling van algemene en sectorale voorwaarden van milieuvergunning: Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II) Formulieren en/of handleidingen Twee formulieren zijn beschikbaar op de site van de afdeling Milieuvergunningen gemeentelijke milieuambtenaar:
82
en bij de
1. Milieuvergunningsaanvraag voor de exploitatie of de verandering van een inrichting van klasse 1 of 2 2. Meldingsformulier inzake de exploitatie van een klasse 3 inrichting, de verandering van een inrichting of de overname van een inrichting door een andere exploitant Bevoegde administratie College van Burgemeester en Schepen en de Bestendige Deputatie (lokale besturen). Gecontacteerde personen Luc Ros, Milieuvergunningen Buitendienst Oost-Vlaanderen, Departement LNE. Philippe Van Vreckem, VLM. 14.1.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN Aanvraag van een (tijdelijke) milieuvergunning -
Invullen van de vergunningsaanvraag a.d.h.v. het modelformulier: -
-
Identificatiegegevens vermelden -
Gegevens over de exploitant:
-
Juridische grondslag aangeven op basis waarvan de exploitant de beschikking heeft over de bedoelde inrichting(en), evenals het eigendomsstatuut van de percelen waarop de exploitatie gebeurt of gepland is
Administratieve gegevens betreffende de inrichting vermelden -
Ligging geven:
-
Maximaal aan te werk te stellen of tewerkgestelde werknemers geven
-
Aangeven of exploitant een comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen heeft opgericht en indien dit het geval is, naam en hoedanigheid van de Voorzitter en de secretaris vermelden
-
Aankruisen over welke inrichting het gaat
-
Aangeven of exploitant milieucoördinator heeft aangesteld en indien dit het geval is:
-
Aankruisen wat het voorwerp van de aanvraag is
-
Aard en technische kenmerken van de inrichting geven: -
82
Aankruisen over welke klasse het gaat
http://www.mina.be/vlarem.html
148
NOTA
-
Korte beschrijving geven van het voorwerp van de exploitatie met tenminste de vermelding van de rubrieken uit de indelingslijst
-
Aangeven op welke datum de exploitant beoogt de exploitatie te kunnen starten na het verlenen van de vergunning
-
Technische gegevens geven van de inrichting: √
Geef gedetailleerd en het bijlagennummer: a) Aard en hoeveelheid (per dag (gem. en max.), per maand (gem. en max.), per jaar (gem. en max.) van de producten of stoffen die worden vervaardigd, verwerkt of opgeslagen b) Beschrijving van de aan te wenden procédés en reagentia c) Aard en vermogen van de toestellen d) Aard, inhoud, bedrijfdruk en –temperatuur en volgnummer van de toestellen, opslagtanks, reservoirs en apparaten e) Aard en maximum voorziene hoeveelheid en de fysische, chemische en toxicologische kenmerken van de opslagplaatsen en van de grondstoffen, tussenproducten, bijproducten, eindproducten, afvalstoffen en afvalwaters alsmede de geplande bestemming van de afvalstoffen en afvalwaters f)
Kenmerkende gegevens (aard en hoeveelheid) van de voorziene emissies, afvalstoffen en afvalwaters
√
Indien de aanvraag betrekking heeft op een indirecte lozing in grondwater van gevaarlijke stoffen of op een stortplaats of opslagplaats voor afvalstoffen in of op de bodem, aanvullende gegevens en bijlagennummers geven.
√
Indien de aanvraag betrekking geeft op de verwerking van afvalstoffen, aanvullende gegevens en bijlagennummers geven
√
Indien de aanvraag betrekking heeft op de lozing van afvalwaters, aanvullende gegevens en bijlagennummers geven (incl. maximaal debiet voor de verschillende afvalstromen): a) Productieproces gedetailleerd beschrijven en schema bijvoegen van de circuits voor de afvalwaters b) Aard en hoeveelheid van de geloosde afvalwaters geven c) Aangeven waarin de verschillende afvalwaterstromen geloosd worden d) Voor het huishoudelijk water aantal personen, herkomst van het huisafvalwater, waterbevoorradingsbronnen en een beschrijving van de zuiveringsinstallatie geven e) Extra gegevens geven i.v.m. koelwater [niet van toepassing voor landbouwbedrijven] f)
Extra gegevens i.v.m. bedrijfsafvalwater geven: karakteristieken van het geloosde industrieel afvalwater voor iedere lozing zonder zuivering en na eventuele zuivering, waterbevoorradingspunten, beschrijving zuiveringsinstallaties
g) Mogelijkheid aangeven of dat onder bepaalde omstandigheden de aangegeven debieten en de karakteristieken overschreden worden √
Indien de aanvraag betrekking heeft op opslagplaatsen en installaties voor verwerking van gevaarlijke afvalstoffen, extra gegevens vermelden [niet van toepassing voor landbouwbedrijven]
149
NOTA
√
Indien aanvraag betrekking heeft op de winning van grondwater, extra gegevens en bijlagennummer aangeven (activiteit, bestemming grondwater, beoogde of noodzakelijke waterkwaliteit, beoogde maximum hoeveelheid te winning grondwater, aard waterwinning, technische kenmerken grondwaterwinning, apparatuur en/of middelen voorzien voor meting, verschillende waterbevoorradingspunten en hun respectievelijke debieten, situering van alle pompen op kaartmateriaal
√
Indien aanvraag betrekking heeft op de winning van grondwater behorende tot een grondwaterwinningseenheid me teen totale capaciteit van meer dan 2.500 m³/dag of meer dan 500.000 m³/jaar, bijkomende rapporten toevoegen [niet van toepassing voor landbouwbedrijven]
√
In geval de aanvraag betrekking heeft op het kunstmatig aanvullen van het grondwater, bijkomende gegevens vermelden [niet van toepassing voor landbouwbedrijven]
√
In geval de aanvraag betrekking heeft op een inrichting die ingedeeld is in een of meer subrubrieken 9.3. tot en met 9.8. van de indelingslijst: a) Lijst met het aantal dieren per diersoort b) Opgave van kadastrale percelen in eigen gebruik en aanduiding op kaartmateriaal [enkel indien aanvrager cultuurgronden nog niet bij de Mestbank digitaal liet registreren] c) Bij de inrichting behorende mestafzet-, mestafname-, mestexporten/of mestverwerkingscontracten d) Indien het een gemengde inrichting betreft, de berekening van de formule voor de bepaling van de klasse-indeling die op het bedrijf van toepassing is
-
√
In geval de aanvraag betrekking heeft op een inrichting van klasse 1 en 2 die in de vierde kolom van de indelingslijst is aangeduid met de letter X, bijlagennummer geven van de bijlage inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging en de bijlage met een niet-technische samenvatting ervan
√
Indien de aanvraag betrekking heeft op een MER-plichtige inrichting verwijzen naar het bijgevoegde milieu-effectrapport
-
Preventieve voorzieningen geven
-
Aankruisen of een milieu-effectrapport en/of veiligheidsrapport vereist is en bijlagennummer weergeven [niet van toepassing op landbouwbedrijven]
-
Vergunningen en meldingen weergeven: aanduiden en eventueel verwijzen naar bijlage naar afschrift van beslissing indien bouwvergunning werd aangevraagd, exploitatievergunning werd aangevraagd en indien een aanvraag voor een afwijking van de algemene en/of sectorale milieuvoorwaarden werd gedaan
-
Verwijzen naar toegevoegde bijlagen
Toevoegen van nodige bijlagen bij de aanvraag: -
Bij de vergunningsaanvraag: 1. Situeringsplan 2. Een of meer uitvoeringsplannen 3. Bewijs van betaling van dossiertaks
-
Bij de vergunningsaanvraag voor een inrichting van klasse 1:
150
Uittreksel van kadastraal plan met gehele en gedeeltelijke percelen gelegen in straal van 100m rond perceelsgrenzen van inrichting alsmede de lijst van kadastrale eigenaars van deze percelen
NOTA
-
Bij de vergunningsaanvraag voor een inrichting van klasse 1 of 2 met in vierde kolom van indelingslijst letter X: 1. Bijlage over geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging 2. Niet-technische samenvatting van deze bijlage
-
Bij de vergunningsaanvraag van een MER-plichtige inrichting Bijvoegen van milieu-effectrapport
-
Bij de milieuvergunningsaanvraag inzake een overname of herlokalisatie van een veeteeltinrichting: 1. Bij de exploitatie van een nieuwe inrichting of de uitbreiding van de vergunde mestproductie van een bestaande veeteeltinrichting in combinatie met de stopzetting van een andere (overgenomen) inrichting: toevoegen van de uitvoeringsplannen van de stop te zetten inrichting, een afschrift van de vergunningsbeslissingen van deze inrichting en een ondertekende verklaring van de aanvrager dat de stop te zetten inrichting uiterlijk 12 maanden na de ingebruikname van de verleende vergunning volledig en definitief wordt stopgezet. 2. Bij de herlokalisatie van een bestaande veeteeltinrichting: toevoegen van een gemotiveerde verklaring van de bevoegde overheid dat de herlokalisatie noodzakelijk is, een afschrift van de vergunningsbeslissingen en een ondertekende verklaring van ingebruikname van het nieuwe bedrijf na volledige en definitieve stopzetting van het bestaande bedrijf
-
Handtekenen en vermelden van plaats en datum van aanvraag door de exploitant
-
Overmaken van de milieuvergunningsaanvraag aan de bevoegde overheid (meerdere mogelijk): -
Bij een klasse 1 bedrijf is dit in 10 exemplaren bij de bestendige deputatie.
-
Bij een klasse 2 bedrijf of bij de aanvraag van een tijdelijke vergunning door een klasse 1 of klasse 2 bedrijf is dit in 7 exemplaren bij het college van burgemeester en schepenen.
Melding van een inrichting, een verandering van een inrichting of een overname van een inrichting door een andere exploitant -
Invullen van een melding a.d.h.v. het modelformulier: A. Identificatiegegevens vermelden naargelang de aard van de initiatiefnemer: 1.
2.
Gegevens over de exploitant:
Indien natuurlijk persoon: naam, voornamen, geboorteplaats en –datum, adres, telefoonnummer (werkzetel, privé), RSZ- en BTW-nummer van exploitant
Indien rechtspersoon: •
De persoon die de melding ondertekent (naam, voornamen, hoedanigheid in de rechtspersoon)
•
Rechtspersoon: naam, maatschappelijke zetel, adres, telefoonnummer, rechtsvorm, oprichtingsakte (datum, publicatie in B.S., bijlagennummer), wijzigingen (data en publicatie in B.S., bijlagennummer), RSZ- en BTWnummer
In geval van overname gegevens van de vroegere exploitant:
Indien natuurlijk persoon: naam, voornamen, geboorteplaats en –datum, adres, telefoonnummer (werkzetel, privé), RSZ- en BTW-nummer van exploitant
Indien rechtspersoon:
151
NOTA
3.
•
De persoon die de melding ondertekent (naam, voornamen, hoedanigheid in de rechtspersoon)
•
Rechtspersoon: naam, maatschappelijke zetel, adres, telefoonnummer, rechtsvorm, oprichtingsakte (datum, publicatie in B.S., bijlagennummer), wijzigingen (data en publicatie in B.S., bijlagennummer), RSZ- en BTWnummer
Juridische grondslag aangeven op basis waarvan de exploitant de beschikking heeft over de bedoelde inrichting(en), evenals het eigendomsstatuut van de percelen waarop de exploitatie gebeurt of gepland is
Aanduiden juiste antwoord bij de vraag of exploitant eigenaar is van de inrichting en indien niet, bijlagennummer aangeven
Aanduiden juiste antwoord bij de vraag of exploitant eigenaar is van de percelen waarop de exploitatie plaatsvindt en indien niet, bijlagennummer aangeven
B. Administratieve gegevens betreffende de inrichting vermelden
Ligging geven: •
Adres
•
Kadastrale ligging van de percelen: provincie, gemeente, afdeling, sectie, perceelnummers, grootte
Maximaal aan te werk te stellen of tewerkgestelde werknemers geven
Aangeven of exploitant een comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen heeft opgericht en indien dit het geval is, naam en hoedanigheid van de Voorzitter en de secretaris vermelden
Aankruisen over welke inrichting het gaat
C. Aard en technische kenmerken van de inrichting geven (voorwerp van exploitatie, rubrieken indelingslijst die van toepassing zijn met precisering van, naargelang de opslagcapaciteit en/of het elektrische of calorische vermogen D. Aankruisen wat het voorwerp van de aanvraag is E. Vergunningen en meldingen weergeven: aanduiden en eventueel verwijzen naar bijlage naar afschrift van beslissing indien bouwvergunning werd aangevraagd of exploitatievergunning werd aangevraagd -
Toevoegen van nodige bijlagen bij de melding: -
Indien de melding betrekking geeft op exploiteren nieuwe klasse 3 inrichting en/of op de verandering van de bestaande inrichting klasse 3 en na verandering klasse 3 blijft ingedeeld, bijvoegen van plan met ligging van de inrichting op het betrokken kadastraal perceel
-
Wanneer melding betrekking heeft op inrichting ingedeeld in een of meer subrubrieken 9.3. tot en met 9.8. van de indelingslijst bijvoegen van: a) Lijst met het aantal dieren per diersoort b) Opgave van kadastrale percelen in eigen gebruik en aanduiding op kaartmateriaal [enkel indien aanvrager cultuurgronden nog niet bij de Mestbank digitaal liet registreren] c) Bij de inrichting behorende mestverwerkingscontracten
-
mestafzet-,
mestafname-,
mestexport-
en/of
Wanneer melding betrekking heeft op de winning van grondwater, gegevens aangeven voor elke van de grondwaterwinningen gegroepeerd per watervoerende laag (activiteit, bestemming, beoogde of noodzakelijke waterkwaliteit, beoogde maximum hoeveelheid te winnen grondwater, diepte waarop het grondwater gewonnen wordt, aard en maximum vermogen van de pomp(en), apparatuur en/of middelen voorzien voor de meting van het gewonnen grondwatervolume, situering van alle pompen op kaartmateriaal
152
-
Wanneer de melding betrekking heeft op een mededeling kleine verandering van een inrichting klasse 1 of 2 dienen bij het meldingsformulier de volgende bijlage worden gevoegd:
NOTA
a) Beschrijving van de toestand vóór de beoogde verandering door een of meer uitvoeringsplannen b) Beschrijving van de toestand ná de beoogde verandering door een of meer uitvoeringsplannen c) Afschrift van de gedane meldingen, evenals een afschrift van eerdere beslissingen over vergunningsaanvragen die werden ingediend voor de exploitatie, de lozing van afvalwaters, de verwerking van afvalstoffen, de winning van grondwater of voor de bescherming van grondwater met betrekking tot de inrichting of in de voorkomende de datum waarop alsmede de overheid bij wie dergelijke vergunning(en) werd(en) aangevraagd -
Meldingsformulier handtekenen en vermelden van plaats en datum door de exploitant en bij overname ook door de vergunninghouder
-
Overmaken van het meldingsformulier aan -
College voor burgemeester en schepenen (meerdere mogelijk) indien melding van een exploitatie of verandering
-
De overheid die de laatste vergunning heeft verleend indien melding een overname betreft
Ter beschikking houden van documenten Ter beschikking houden van uitvoeringsplannen en boorverslagen van de waarnemingsbuizen of controle-inrichtingen voor de Afdeling Milieuvergunningen. 14.1.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren In de bijlagen van Vlarem I staan alle hinderlijke inrichtingen opgelijst die een milieuvergunning dienen aan te vragen of aan de meldingsplicht dienen te voldoen. Wij focussen hier op die rubrieken die enkel van toepassing zijn op de landbouw en geen enkele 83 andere sector . Dit zijn de rubrieken 9 (dieren) en rubriek 28 (mest). Uiteraard zijn vaak ook andere 84 rubrieken van toepassing bij landbouwbedrijven maar wij gaan hier niet dieper op in. De volgende inrichtingen worden als klasse 1 aanzien: RUBRIEK 9:
9.3.1. Dieren: Gevogelte: Kippenstal, stal voor pluimvee: -
intensieve pluimveehouderij met meer dan 40.000 plaatsen voor pluimvee
-
in een woongebied met landelijk karakter met meer dan 20.000 plaatsen voor kippen, stuks pluimvee of gevogelte ouder dan één week
-
in een agrarisch gebied met meer dan 20.000 plaatsen voor kippen, stuks pluimvee of gevogelte ouder dan één week
83
Sommige rubrieken komen weinig voor in het bijzonder kwekerijen van struisvogels en emoe’s (rubriek 9.3.2.), kleine herkauwers (rubriek 9.6.) en inheemse kleine zoogdieren (rubriek 9.7.), pelsdieren (rubriek 9.8.). Het kweken van honden (rubriek 9.9.) is zeer streekgebonden. Landbouwbedrijven gelegen in een ander gebied vb. in een woongebied komen ook minder en minder voor. Het zijn veelal oudere bedrijven met een beperkte schaal die nog in deze gebieden liggen.
84
Het betreft de rubrieken: 3.2. (lozing huishoudelijk afvalwater), 15.1.1. (stallen van voertuigen), 17.3.6.1.b. (opslag van vloeistoffen met vlampunt tussen 55°C en 100°C), 17.3.9.1. (verdelingsslang brandstoffen), 31.1. (dieselmotoren), 45.4.e.1. (opslag van melk in koeltank), 45.14. (opslag van groenvoeders), 53.8. (grondwaterwinning) uit de bijlagen van Vlarem I.
153
-
NOTA
in een ander gebied dan al vermeld met meer dan 20.000 plaatsen voor kippen, stuks pluimvee of gevogelte ouder dan één week
9.3.2. Dieren: Struisvogels en emoe’s: Kippenstal, stal voor pluimvee: -
in een woongebied met landelijk karakter met meer dan 500 dieren ouder dan 3 weken
-
in een agrarisch gebied met meer 500 dieren ouder dan 3 weken
-
in een ander gebied dan al vermeld met meer dan 500 dieren ouder dan 3 weken
9.4.1. Dieren: Inheemse zoogdieren: Varkens: -
intensieve varkenshouderij met meer dan 2.000 plaatsen voor mestvarkens van meer dan 30 kg
-
intensieve varkenshouderij met meer dan 750 plaatsen voor zeugen
-
in een woongebied met landelijk karakter met meer dan 1.000 plaatsen voor varkens ouder dan 10 weken
-
in een agrarisch gebied met meer dan 1.000 plaatsen voor varkens ouder dan 10 weken
-
in een ander gebied dan al vermeld met meer dan 1.000 plaatsen voor varkens ouder dan 10 weken
9.4.2. Dieren: Inheemse zoogdieren: Mestkalveren: -
in een woongebied met landelijk karakter met meer dan 500 plaatsen voor dieren
-
in een agrarisch gebied met meer dan 500 plaatsen voor dieren
-
in een ander gebied dan al vermeld met meer dan 500 plaatsen voor dieren
9.4.3. Dieren: Inheemse zoogdieren: Inheemse grote zoogdieren: -
in een woongebied met landelijk karakter met meer dan 200 plaatsen voor gespeende dieren
-
in een agrarisch gebied met meer dan 200 plaatsen voor gespeende dieren
-
in een ander gebied dan al vermeld met meer dan 200 plaatsen voor gespeende dieren
9.5. Dieren: Gemengde inrichting: -
in een woongebied met landelijk karakter waarbij de som 85 ((A/20.000)+(B/1.000)+(C/500)+(D/200))>1
-
in een agrarisch gebied waarbij de som ((A/20.000)+(B/1.000)+(C/500)+(D/200))>1
-
in een ander gebied dan al vermeld waarbij de som ((A/20.000)+(B/1.000)+(C/500)+(D/200))>1
9.7. Dieren: Inheemse kleine zoogdieren: -
in een woongebied met landelijk karakter met plaatsen voor meer 10.000 gespeende dieren
-
in een agrarisch gebied met plaatsen voor meer dan 10.000 gespeende dieren
-
in een ander gebied dan al vermeld met plaatsen voor meer dan 10.000 gespeende dieren
9.8. Dieren: Pelsdieren: Het houden van meer dan 5.000 dieren
RUBRIEK 28:
28.2. Opslagplaats van dierlijke mest: -
in een woongebied met landelijk karakter: meer dan 1.000 m³
85
A staat voor het aantal stuks gevogelte, B voor het aantal varkens ouder dan 10 weken, C voor het aantal mestkalveren en D voor het aantal inheemse zoogdieren
154
-
NOTA
in een ander gebied dan al vermeld: meer dan 100 m³
28.3. Inrichtingen waar dierlijke mest bewerkt of verwerkt wordt: -
met een capaciteit van 1.000 ton tot en met 25.000 ton mest
-
met een capaciteit van meer dan 25.000 ton mest (milieucoördinator B + periodieke milieuaudit + milieujaarverslag)
De volgende inrichtingen behoren tot klasse 2: RUBRIEK 9:
9.3. Dieren: Gevogelte: Kippenstal, stal voor pluimvee: -
in een woongebied met landelijk karakter met 500 tot en met 20.000 plaatsen voor kippen, stuks pluimvee of gevogelte ouder dan één week
-
in een agrarisch gebied met 1.000 tot en met 20.000 plaatsen voor kippen, stuks pluimvee of gevogelte ouder dan één week
-
in een ander gebied dan al vermeld met 50 tot en met 20.000 plaatsen voor kippen, stuks pluimvee of gevogelte ouder dan één week
9.3. Dieren: Struisvogels en emoe’s: Kippenstal, stal voor pluimvee: -
in een woongebied met landelijk karakter met 10 dieren tot en met 500 dieren ouder dan 3 weken
-
in een agrarisch gebied met 20 dieren tot en met 500 dieren ouder dan 3 weken
-
in een ander gebied dan al vermeld met 5 dieren tot en met 500 dieren ouder dan 3 weken
9.4.1. Dieren: Inheemse zoogdieren: Varkens: -
in een woongebied met landelijk karakter met meer dan 10 tot en met 1.000 plaatsen voor varkens ouder dan 10 weken
-
in een agrarisch gebied met meer dan 20 tot en met 1.000 plaatsen voor varkens ouder dan 10 weken
-
in een ander gebied dan al vermeld met meer dan 5 tot en met 1.000 plaatsen voor varkens ouder dan 10 weken
9.4.2. Dieren: Inheemse zoogdieren: Mestkalveren: -
in een woongebied met landelijk karakter met plaatsen voor 10 tot en met 500 dieren
-
in een agrarisch gebied met plaatsen voor 20 tot en met 500 dieren
-
in een ander gebied dan al vermeld met plaatsen voor 5 tot en met 500 dieren
9.4.3. Dieren: Inheemse zoogdieren: Inheemse grote zoogdieren: -
in een woongebied met landelijk karakter met plaatsen voor 10 tot en met 200 gespeende dieren
-
in een agrarisch gebied met plaatsen voor 20 tot en met 200 gespeende dieren
-
in een ander gebied dan al vermeld met plaatsen voor 5 tot en met 200 gespeende dieren
9.5. Dieren: Gemengde inrichting: -
in een woongebied met landelijk karakter waarbij de som ((A/500)+(B/10)+(C/10)+(D/10))>1 en de som ((A/20.000)+(B/1.000)+(C/500)+(D/200))<=1
-
in een agrarisch gebied waarbij de som ((A/1.000)+(B/10)+(C/10)+(D/10))>1 waarbij de som ((A/20.000)+(B/1.000)+(C/500)+(D/200))>1
-
in een ander gebied dan al vermeld waarbij de som ((A/50)+(B/10)+(C/10)+(D/10))>1 waarbij de som ((A/20.000)+(B/1.000)+(C/500)+(D/200))>1
155
NOTA
9.6. Dieren: Kleine herkauwers: -
in een woongebied met landelijk karakter met plaatsen voor meer dan 25 gespeende dieren
-
in een agrarisch gebied met plaatsen voor meer dan 150 gespeende dieren
-
in een ander gebied dan al vermeld met plaatsen voor meer dan 10 gespeende dieren
9.7. Dieren: Inheemse kleine zoogdieren: -
in een woongebied met landelijk karakter met plaatsen voor meer dan 150 tot en met 10.000 gespeende dieren
-
in een agrarisch gebied met plaatsen voor meer dan 300 tot en met 10.000 gespeende dieren
-
in een ander gebied dan al vermeld met plaatsen voor meer dan 50 tot en met 10.000 gespeende dieren
9.8. Dieren: Pelsdieren: Het houden van meer dan 300 dieren t.e.m. 5000 dieren
9.9. Dieren: Honden: Inrichtingen met meer dan 10 volwassen dieren
RUBRIEK 28:
28.2. Opslagplaats van dierlijke mest: -
in een woongebied met landelijk karakter: meer dan 100 m³ tot en met 1.000 m³ (tijdelijke vergunning mogelijk)
-
in een agrarisch gebied: meer dan 5.000 m³
-
in een ander gebied dan al vermeld: 10 m³ tot en met 100 m³ (tijdelijke vergunning mogelijk)
28.3. Inrichtingen waar dierlijke mest bewerkt of verwerkt wordt met en capaciteit van 2 ton tot en met 1.000 ton mest
De volgende inrichtingen zijn klasse 3 bedrijven: RUBRIEK 9:
9.9. Dieren: Honden: Inrichtingen met 5 tot en met 10 volwassen dieren
RUBRIEK 28:
28.1. (f) Opslagplaatsen van kunstmest, met een opslagcapaciteit van 20 tot en met 100 ton
28.2. Opslagplaats van dierlijke mest: -
in een woongebied met landelijk karakter: 5 m³ tot en met 100 m³
-
in een agrarisch gebied:10 m³ tot en met 5.000 m³
-
in een ander gebied dan al vermeld: 2 m³ tot en met 10 m³
De volgende inrichtingen van klasse 1 of 2 kregen in de vierde kolom van indelingslijst een letter X: -
Intensieve pluimveehouderijen met meer dan 40.000 plaatsen voor pluimvee
-
Intensieve varkenshouderij met meer dan: - 2.000 plaatsen voor mestvarkens van meer dan 30 kg - 750 plaatsen voor zeugen
Daarnaast werd in Vlarem II bepaald dat de volgende inrichtingen waarnemingsbuizen moeten aanbrengen en in dit kader de uitvoeringsplannen van deze buizen en de boorverslagen, ter beschikking dienen te houden van de Afdeling Milieuvergunningen:
156
NOTA
-
Inrichtingen met meer dan 2.500 varkens
-
Inrichtingen met meer dan 1.500 inheemse grote zoogdieren andere dan varkens
-
Inrichtingen met meer dan 40.000 stuks gevogelte
-
Inrichtingen die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn binnen de beschermingszones van een grondwaterwinning
Op basis van de vergunningsverlenende overheid, werd een inschatting gemaakt van het aantal bedrijven per klasse. Men schat dat 6.789 landbouwbedrijven klasse 1 inrichtingen zijn en 25.202 86 ofwel klasse 2 of 3 . Dit zijn inrichtingen die in 2004 aangifteplichtig waren bij de Mestbank. Het is mogelijk dat deze niet allemaal actief waren en bijgevolg een aangifte hebben ingediend. In 2005 hebben 315 bedrijven een verandering meegedeeld en 1.620 een overname gemeld. Sinds de inwerkingtreding van de regelgeving betreffende samenvoegingen en verplaatsingen, werden 1552 vergunningsaanvragen voor samenvoeging en 399 vergunningsaanvragen voor verplaatsing 87 goedgekeurd . Een zeer ruwe inschatting van het aantal milieuvergunningen kunnen we maken op basis van de levensduur van een milieuvergunning, die maximaal 20 jaar is. Ervan uitgaande dat bepaalde vergunningen sneller hernieuwd moeten worden, en dat sommige landbouwbedrijven verschillende vergunningen hebben; schatten we het aantal aanvragen voor milieuvergunningen klasse 1 op ongeveer 450 (= 6.789 / 15) per jaar. Voor het aantal meldingen, tellen we de veranderingen en de overnames op (= 1.935). Wat betreft de klasse 2-vergunningen, doen we dezelfde (ruwe) oefening als voor de klasse 1 - milieuvergunning: zo schatten we het aantal aanvragen voor milieuvergunningen klasse 2 op ongeveer 1.500 per jaar
Periodiciteit Periodiek (aanvraag milieuvergunning: in principe om de 20 jaar) Gebeurtenisgebonden (wijziging van de milieuvergunning via nieuwe aanvraag ofwel via mededeling kleine verandering). In principe loopt de milieuvergunning over 20 jaar. Enkel als een grote verandering gebeurt, dan dient ofwel een aanvraag voor de wijziging ingediend ofwel een vroegtijdige hernieuwing van de vergunning aangevraagd te worden (cf. supra). Bijhouden documenten: continu. Tijdsbesteding en complexiteit Als er al een vorig dossier werd opgemaakt, dan neemt een nieuwe aanvraag enkele weken tijd in beslag (doorlooptijd). De tijdsbesteding en complexiteit hangt af van de complexiteit van de situatie en de grootte van het bedrijf. Uitbesteding De aanvraag van een milieuvergunning Klasse 1 en vaak ook Klasse 2 wordt meestal uitbesteed omwille van de complexiteit van de wetgeving. De aanvraag wordt dan opgemaakt door een studiebureau of door veevoederbedrijven (soort dienstverlening). Het uitbestedingspercentage is dus eerder groot. Eén van de gecontacteerde bedrijven betaalde 1500 € voor de opmaak van een
86
Een verder onderscheid tussen klasse 2 en 3 is op centraal niveau niet mogelijk. Dit zijn cijfers die elke gemeente afzonderlijk bijhoudt. Men kan er wel vanuit gaan dat het merendeel klasse 2 bedrijven betreft. Klasse 3 bedrijven zijn veelal bedrijven zonder dieren. 87 Deze cijfers slaan telkens op veeteeltbedrijven omdat die bij de Mestbank bekend zijn (voortgangsrapport Mestbank 2006 betreffende het mestbeleid in Vlaanderen). Voor de andere inrichtingen zijn er geen cijfers beschikbaar.
157
NOTA
aanvraagdossier Klasse 1. Sommige landbouwers dienen wel zelf een milieuvergunningsaanvraag in Klasse 2 omdat ze daarvoor op de gemeente terecht kunnen en soms op begeleiding kunnen rekenen van de lokale milieuambtenaar. Klasse 3-bedrijven vervullen meestal zelf hun formaliteiten (melding). Sommige activiteiten dienen een milieucoördinator aan te stellen. Deze zullen dan ook instaan voor de (her)aanvraag en wijziging van de milieuvergunning. In de andere gevallen is het aanstellen van een deskundige een mogelijkheid hetgeen wellicht gedaan wordt bij complexe aanvraagdossiers. Eén van de gecontacteerde landbouwers betaalde voor een melding kleine verandering (een wijziging van de samenstelling qua leeftijd van de runderen in een stal) waarbij een plan moest worden opgesteld 1250 €. Prijzen variëren wel sterk en zijn ondermeer afhankelijk van de aard en de complexiteit van het dossier, het studiebureau en of er al vroeger een vergunning/melding werd opgemaakt. Overlapping met andere informatieverplichtingen Gegevens over de mestbankaangifte.
diersoorten
die
worden
gehouden,
kunnen
gebruikt
worden
bij
de
14.1.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN Volgens de landbouworganisaties is de procedure van wijziging van milieuvergunning omslachtig. Er zou vaak een nieuwe milieuvergunning moeten worden aangevraagd omdat de opstelling van dieren in een bestaande stal of een verbouwing van een stal wordt aanzien als een grote verandering. Volgens de administratie evenwel kunnen de meeste veranderingen, indien het geen verhoogde mestproductie impliceert, via een mededeling kleine verandering gebeuren. Ook indien een oude stal wordt afgebroken en een nieuwe wordt gezet waarbij het aantal dieren gelijk blijft. De klasse-indelingen voor landbouwbedrijven zijn niet correct omdat de milieu-impact wordt overschat. Bijgevolg zijn de bijhorende inspanningen om een milieuvergunning te krijgen niet proportioneel. Een landbouwer met MV klasse 1 bijvoorbeeld wordt op dezelfde manier behandeld als bijvoorbeeld een petrochemische bedrijven. Een landbouwbedrijf met twee mazouttanks bijvoorbeeld is klasse 1, net zoals een tankstation aan de autostrade. Landbouwers zijn niet steeds op de hoogte van het verstrijken van hun milieuvergunningen waardoor ze, zonder het zelf te beseffen, soms hun activiteiten uitvoeren zonder geldige milieuvergunning. 14.1.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Huidige vereenvoudigingen Voor het ogenblik is de Afdeling Milieuvergunningen in samenwerking met de Afdeling Centraal Databeheer gestart met de bouw van een digitaal loket milieuvergunningen eMIL. Drie luiken zullen in een internettoepassing geïntegreerd worden: 1. De milieuvergunningendatabank zal het mogelijk maken bepaalde gegevens van de gewestelijke milieuvergunningendatabank te raadplegen. 2. Via de milieuvergunningenwegwijzer zal men kunnen nagaan of een geplande activiteit meldingsof milieuvergunningsplichtig is aan de hand van de VLAREM-rubrieken. Daarnaast kan men de voor deze activiteit geldende algemene en sectorale milieuvoorwaarden nagaan. 3. Het milieuvergunningsloket zal de voorbereiding en de indiening van de aanvraag voor een milieuvergunning of melding elektronisch mogelijk maken. Hierbij dient wel vermeld te worden dat er nog steeds een papieren versie ook opgemaakt en ingediend dient te worden. Normaal zou dit digitale loket begin 2007 moeten in werking treden. In de toekomst zal aan één loket bij de gemeente de bouw- en milieuvergunning op hetzelfde ogenblik kunnen aangevraagd worden. De exploitant behoudt wel de keuze om de vergunningen gelijktijdig of afzonderlijk in te dienen. De vraag is of deze verandering erg nuttig is. Meestal wordt eerst een
158
milieuvergunningsaanvraag ingediend en indien die goedgekeurd is, wil men ook tijd en geld steken in de aanvraag van een bouwvergunning.
NOTA
Ook het aanvraagdossier zal worden vereenvoudigd; door een koppeling met de MAGDA-databank 88 zal het vermelden van het ondernemingsnummer volstaan bij de indiening van de vergunning . Andere vereenvoudigingsvoorstellen Stoppen met veranderingen door te voeren in de wetgeving. Het merendeel van de wijzigingen is echter het gevolg van veranderende Europese regelgeving en dus onvermijdbaar. Voor bedrijven die klasse 1 blijven en een nieuwe aanvraag moeten indienen, zouden de bestaande vergunningen eventueel kunnen weggelaten worden omdat ze toch al in het bezit zijn van de administratie. De landbouwers pro-actief verwittigen van het verstrijken van hun milieuvergunning (cfr wat VLM de voorbije jaren deed). Misschien kunnen voor de landbouwsector, of voor bepaalde type-bedrijven, integrale milieuvoorwaarden worden gespecifieerd, zoals die recent ook voor een aantal andere sectoren werden vastgelegd. Hier zou nog werk van gemaakt kunnen worden tegen 2011 wanneer alle milieuvergunningen moeten worden vernieuwd.
14.2 Opmaak van een project-MER 14.2.1 TOELICHTING Algemeen Milieueffectrapportage is een juridisch-administratieve procedure waarbij voordat een activiteit of ingreep (projecten, beleidsvoornemens zoals plannen en programma's) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. De achterliggende grondgedachte suggereert dat het beter is om de voor het milieu schadelijke activiteiten (plannen en projecten) vanaf een vroeg stadium in de besluitvorming te ondervangen en bij te sturen. Het principe is eigenlijk eenvoudig: eerst denken en dan doen. Zo laat de 89 milieueffectrapportage toe daadwerkelijk een preventief milieubeleid te voeren . Milieueffectrapportage bij landbouwers spitst zich voornamelijk toe op het opstellen van een projectMER. De activiteiten en inrichtingen waarvoor dit moet gebeuren, zijn opgenomen in de wetgeving. Een lijst van alle MER-plichtige activiteiten is te vinden onder 1.1.3. Het MER-rapport zal in deze gevallen dienen om de overheid toe te laten een meer gefundeerde beslissing te nemen over het al dan niet (her)verlenen van een milieuvergunning. Bij sommige activiteiten kan een ontheffing van de MER-plicht worden aangevraagd. Wetgeving Europese richtlijnen liggen aan de basis voor de Vlaamse wetgeving. Hieronder staat de relevante wetgeving betreffende de milieueffectenrapportage opgelijst. De wetgevende bepalingen kunnen bijgevolg in klasse B worden opgedeeld met uitzondering van die inrichtingen waarvoor een vrijstelling kan worden aangevraagd, dat is Klasse C. Europese wetgeving: Europese richtlijn 85/337/EG van 27 juni 1985 gewijzigd door de richtlijn 97/11/EU op 3 maart 1997 Vlaamse wetgeving:
88
Nieuwsbericht AMINAL 24 februari 2006.
89
http://www.mervlaanderen.be/
159
- Bepaling van de inrichtingen die MER-plichtig zijn:
NOTA
Besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 1989 houdende bepaling van categorieën van werken en handelingen waarvoor MER is vereist Besluit van de Vlaamse Regering van 23 maar 1989 houdende organisatie milieueffectbeoordeling van bepaalde hinderlijke inrichtingen De bepalingen vastgelegd in voorgenoemde besluiten werden grotendeels opgeheven aan de hand van: Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. - Bepaling van de inhoud van het MER-rapport: Decreet van 18 december 2002 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage Decreet van 22 april 2005 houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en landbouw. Formulieren en/of handleidingen Op de website van MER Vlaanderen zijn aanbevelingen en tips te lezen betreft de samenstelling van 90 het kennisgevingdossier . De meeste kennisgevingdossiers vangen aan met een ‘woord vooraf’ waarin de stappen van het MER-proces en de rol van het kennisgevingdossier toegelicht worden. Omdat de inhoud van het ‘woord vooraf’ in het verleden niet altijd juist bleek, is een voorbeeld opgemaakt en beschikbaar op 91 dezelfde website . Bevoegde administratie en contactpersonen Dienst Milieueffectrapportage; Departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Gecontacteerde personen Geert Pillu, Dienst Milieueffectrapportage; Departement Leefmilieu, Natuur en Energie. 14.2.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN Kennisgeving aan administratie van voorgenomen project-MER -
90 91
Samenstellen van het kennisgevingsdossier: -
Een beschrijving en verduidelijking geven van het project met inbegrip van ruimtelijke situering (incl. uittreksel ruimtelijke uitvoeringsplannen of vigeren plannen van aanleg én topografische kaarten van omgeving) én eventueel exploitatieadres van inrichting.
-
De vergunningen die moeten vergunningstoestand aangeven.
-
De eventuele gegevens die administratie nodig heeft voor het aanvangen van de grensoverschrijdende informatie-uitwisseling aangeven.
-
De eventuele relevante gegevens uit vorige rapportages en uit de goedgekeurde rapporten die daaruit zijn voorgekomen aangeven.
-
Een document opmaken waarin de inhoudelijke aanpak van de project-MER wordt voorgesteld.
worden
aangevraagd
en
eventueel
bestaande
http://www.mervlaanderen.be/front.cgi?s_id=111&lang=nl http://www.mervlaanderen.be/uploads/b94.pdf
160
NOTA
-
Een beknopte beschrijving geven van de alternatieven voor het project of voor onderdelen ervan die de initiatiefnemer heeft overwogen en zijn bedenkingen over de voor- en nadelen van de verschillende alternatieven.
-
De relevante gegevens over de voorgestelde erkende MER-coördinator en het voorgestelde team van MER-deskundigen en de taakverdeling tussen die deskundigen aangeven.
-
Eventueel de gronden voor de vraag tot onttrekking van bekendmaking en ter inzagelegging van de kennisgeving of aangeduide delen ervan aangeven.
-
Bezorgen van het kennisgevingsdossier via betekening of tegen ontvangstbewijs aan de administratie.
-
Afschrift betekenen van de volledig verklaarde kennisgeving en van de beslissing van de administratie binnen een termijn van 10 dagen na ontvangst aan: -
de overheid die beslissing neemt in eerste aanleg over vergunningsaanvraag van project
-
college van burgemeester en schepenen (één of meerdere)
-
de door de Vlaamse Regering aangewezen administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen
-
eventueel ondernemingsraad en het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk die bestaan in het bedrijf van de initiatiefnemer – of bij ontstentenis van deze organen, de vakbondsafvaardiging- en de milieucoördinator
Opstellen van de project-MER -
Opmaken van de project-MER: -
Samenstellen van een algemeen deel met volgende informatie: 1. Beschrijving van doelstellingen van voorgenomen project 2. Overzicht van motieven voor het voorgenomen project 3. Beschrijving van de krachtlijnen van het voorgenomen project 4. Schets met de beschikbare alternatieven voor het project en onderdelen ervan (doelstellingen, locaties, wijze van uitvoering en bescherming van milieu) 5. Vergelijking voorgenomen project en beschikbare alternatieven (incl. redenen voor selectie) 6. Verwijzing naar wettelijke, decretale en reglementaire voorschriften relevant vanuit het oogpunt van het milieubeleid en onderzoek naar de mate dat het voorgenomen project of de alternatieven ermee verenigbaar zijn 7. Beschrijving van bestaande toestand van het milieu en verwachte ontwikkeling als project of één van de alternatieven niet wordt uitgevoerd
-
Samenstellen van een deel betreffende de milieueffecten met volgende informatie: 1. Beschrijving van gebruikte methodieken 2. Beschrijving en milieueffecten
onderbouwde
beoordeling
van
waarschijnlijk
aanzienlijke
3. Beschrijving en evaluatie van de mogelijke maatregelen ter vermijding, beperking, verhelping of compensering van de negatieve milieueffecten 4. Beschrijving van de voorzieningen voor een behoorlijke monitoring en evaluatie van effecten 5. Globale evaluatie van voorgenomen project en onderzochte alternatieven -
Opmaken van een gedetailleerde opgave van directe en indirecte, tijdelijke en permanente tewerkstellingseffecten en overzicht van totale geplande investering alsook overzicht van
161
NOTA
aard, hoeveelheid, herkomst van gebruikte materialen en aard, hoeveelheid en bestemming van de te produceren goederen
-
-
Aangeven van moeilijkheden, technische leemten en ontbrekende kennis
-
Opmaken van een niet-technische samenvatting van verstrekte informatie
Project-MER bezorgen aan de administratie door betekening of tegen ontvangstbewijs, eventueel met vraag voor onttrekking van de publieke ter inzagelegging (incl. welke gegeven en gronden voor onttrekking)
Eventueel verzoek indienen ter ontheffing van MER-plicht -
-
Verzoek ter ontheffing van MER-plicht opmaken: -
Een beschrijving en verduidelijking geven van het voorgenomen project met inbegrip van ruimtelijke situering (incl. uittreksel ruimtelijke uitvoeringsplannen of vigeren plannen van aanleg én topografische kaarten van omgeving)
-
Eventuele gegevens die administratie nodig heeft grensoverschrijdende informatie-uitwisseling aangeven
-
Verantwoording formuleren voor het verzoek en alle relevante gegevens ter staving ervan
voor
het
aanvangen
van
de
Het verzoek overmaken aan administratie door betekening of tegen ontvangstbewijs
14.2.3 PARAMETERINFORMATIE Aantal actoren De administratie schat dat zo’n 100 landbouwbedrijven MER-plichtig zijn. In 2005 werden 5 projectMER’s ingediend en 4 bedrijven dienden een verzoek tot ontheffing in, in 2006 lag dit aantal respectievelijk op 4 en 1. Voor de volgende activiteiten is een project-MER verplicht en kan geen verzoek tot ontheffing aangevraagd worden:
Installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan: -
85.000 plaatsen voor mesthoenders (ander gevogelte dan legkippen); of
-
60.000 plaatsen voor hennen (legkippen); of
-
3.000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 20 kg); of
-
900 plaatsen voor zeugen
Voor de volgende activiteiten kan een wel een verzoek tot ontheffing worden ingediend:
Ruilverkavelingsprojecten: vergunningsplichtige werken ter uitvoering van een nuttig verklaarde ruilverkaveling
Projecten voor het gebruik van niet in cultuur gebrachte gronden of semi-natuurlijke gebieden voor intensieve landbouw voor zover de oppervlakte 15 ha of meer bedraagt en gelegen is in een bijzonder beschermd gebied
Waterbeheersingprojecten voor landbouwdoeleinden namelijk:
-
een irrigatieproject van 100 ha en meer; of
-
een droogleggingsproject van 50 ha of meer; of
-
een droogleggingsproject van 15 ha of meer, dat een aanzienlijke verlaging van de freatische grondwatertafel in een bijzonder beschermd gebied tot gevolg kan hebben
Eerste bebossing voor zover de oppervlakte 10 ha of meer bedraagt
162
Ontbossing met het oog op de omschakeling naar een ander bodemgebruik voor zover de oppervlakte 3 ha of meer bedraagt en voor zover artikel 87 van het Bosdecreet niet van toepassing is [komt niet meer voor]
Intensieve veeteeltbedrijven:
NOTA
-
Stal met 60.000 tot 85.000 plaatsen voor ander gevogelte dan legkippen of met 40.000 tot 60.000 plaatsen voor legkippen, en geheel of gedeeltelijk gelegen in ander gebied dan “agrarisch gebied in de ruime zin”
-
Stal met 2.000 tot 3.000 plaatsen voor varkens andere dan zeugen en geheel of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan “agrarische gebied in de ruime zin”
-
Stal met 2.500 plaatsen of meer voor mestkalveren
-
Stal met 1.000 tot 2.500 plaatsen voor metskalveren en geheel of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan “agrarische gebied in de ruime zin”
-
Gemengde inrichting voor gevogelte als de verhouding van het aantal plaatsen voor legkippen t.o.v. drempel van 60.000 + het aantal plaatsen voor ander gevogelte dan legkippen, struisvogels of struisvogelachtigen t.o.v. drempel van 85.000 groter dan 1 is
-
Gemengde inrichting voor varkens van meer dan 20 kg als de verhouding van het aantal plaatsen voor zeugen t.o.v. drempel van 900 + het aantal plaatsen voor varkens andere dan zeugen t.o.v. drempel van 3.000 groter dan 1 is
-
Stal van 1.000 plaatsen of meer voor struisvogels en struisvogelachtigen
Landwinning uit zee [komt niet meer voor]
Periodiciteit Gebeurtenisgebonden (aanvraag nieuwe vergunning) en periodiek (hernieuwing van een bestaande vergunning). Tijdsbesteding en complexiteit De doorlooptijd bedraagt na de goedkeuring van het kennisgevingsdossier 8 à 9 maanden waarvan het rapport zelf enkele weken in beslag neemt. De tijdsbesteding en complexiteit hangt af van de complexiteit van de situatie en de ligging en interactie met de omgeving. Uitbesteding Voor de opstelling van de project-MER dient beroep te worden gedaan op een erkende MERcoördinator. Hoewel deze erkenning in wezen (nog) niet bestaat, bestaat er wel al een deskundigheid op dit vlak. Dit is een wettelijke verplichting maar ook door de complexiteit is het eenvoudiger om het opmaken van een project-MER uit te besteden. 14.2.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE LASTEN - Bij vernieuwing van de vergunning is een MER-rapport soms overbodig omdat de omstandigheden bijna niet gewijzigd zijn 14.2.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Huidige vereenvoudigingen Er werden geen vereenvoudigingen doorgevoerd. Andere voorstellen voor vereenvoudinging - Koppeling herzien tussen project-MER en hernieuwing vergunning
163
NOTA
15 Water 15.1 Jaarlijkse aangifte heffing op grondwaterwinning en heffing op waterverontreiniging 15.1.1 TOELICHTING Algemeen Zowel gezinnen, bedrijven als landbouwers zijn onderhevig aan de heffingsplicht op waterverontreiniging en winning van grondwater. Deze heffingsplicht is gebaseerd op het principe “De 92 vervuiler betaalt” . Via de heffing op de grondwaterwinning worden de verbruikers aangezet tot een meer spaarzaam gebruik van grondwater en wil men het gebruik van duurzame alternatieven, zoals het gebruik van regenwater, stimuleren. Via de heffing op de waterverontreiniging worden de bedrijven enerzijds aangemoedigd om zoveel mogelijk zelf te zuiveren en te investeren in technieken waarbij zo weinig mogelijk afvalwater ontstaat. Anderzijds leveren ze een bijdrage in de kosten die de overheid maakt om de waterlopen weer zuiver te krijgen. Landbouwers maken voor 70% gebruik van grondwater. Daarnaast zorgt de bemesting en het gebruik 93 van gewasbeschermende middelen voor de verontreiniging van grond- en oppervlaktewater. Zij die onder de heffingsplicht vallen dienen jaarlijks voor 15 maart een aangifte te doen die betrekking heeft 94 op het voorgaande jaar . Wetgeving De heffing is een fiscaal instrument om het principe de-vervuiler-betaalt toe te passen dat vanuit Europa wordt opgelegd. Men kan dus zeggen dat de wetgeving van categorie B is. Oppervlaktewater (waterverontreiniging): Wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging (Geconsolideerde versie 2006 VMM) Grondwater: Decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer (Gecoördineerde versie 2006 VMM) Formulieren en/of handleidingen Het formulier voor de aangifte van grondwaterwinning en waterverontreiniging is elektronisch beschikbaar, op de VMM-site voor tuinbouwers, op de VLM-site (Mestbank) voor de andere landbouwsectoren. Op de site van de VMM is het ook mogelijk een online wizard te doorlopen bij het invullen van het aangifteformulier. Voordeel is hierbij dat de wizard gebruik maakt van al bekende informatie die dan ook niet opnieuw moet ingevuld worden. Het resultaat moet wel telkens worden uitgeprint en per post worden opgestuurd. Het formulier wordt standaard opgestuurd naar mestbankaangifte. Daarbij zit dan ook een handleiding.
alle
heffingsplichtigen
samen
met
de
92
http://www.heffingen.be/vmm/flash/content.asp?struct_id=163&pagetype=document&language_id=2&site=vmm&page count=1 93
http://www.waterloketvlaanderen.be
94
http://www.heffingen.be/vmm/flash/content.asp?struct_id=144&pagetype=document&language_id=2&site=vmm&page count=1
164
Bevoegde administratie Voor de tuinbouwers: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM).
NOTA
De andere landbouwsectoren: Mestbank, VLM. Gecontacteerde personen Paul Van de Wiele, VMM. 15.1.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN - Invullen van het elektronische modelformulier: 0. Dossiernummer, naam, adres en activiteit geven 1. Identificatiegegevens van de heffingsplichtige geven: -
Indien natuurlijk persoon: naam, adres, telefoon, BTW-nummer, aantal werknemers in het voorgaande jaar
-
Indien rechtspersoon: naam en voornaam verantwoordelijke natuurlijk persoon, hoedanigheid binnen rechtspersoon, rechtsvorm, handelsregisternummer, BTWnummer, aantal werknemers in het voorgaande jaar, adres van facturatie, adres van exploitatiezetel, adres van maatschappelijk zetel
-
Bij stopzetting bedrijf: datum van overlating of stopzetting, naam aan wie het bedrijf werd overgelaten
-
Bij vrijstelling van heffing: aard van vrijstelling, stavingsstuknummer
2. Gegevens betreffende de activiteit, lozingsplaats en waterverbruiken weergeven: -
Type hoofdactiviteit met verbruikte hoeveelheid water in het voorgaande jaar, hoeveelheid water dat werd verbruikt door werknemers in het voorgaande jaar & hoeveelheid water dat werd verbruik door gezin in het voorgaande jaar (incl. aantal gezinsleden)
-
Bestemming van geloosd afvalwater
-
Waterbalans in het voorgaande jaar: a. Drinkwaterverbruik (gefactureerde m³, naam drinkwatermaatschappij, abonneenummers) b. Grondwaterverbruik (gewonnen m³) c.
Oppervlaktewaterverbruik (gewonnen m³, stavingsstuknummer, naam oppervlaktewater)
d. Ander water (gewonnen m³ regenwater en stavingsstuknummer, gewonnen m³ ander water) e. Koelwater [niet van toepassing op landbouwers] JAARWATERVERBRUIK (berekening som) 3. Hoeveelheid grondwater die opgepompt of gewonnen werd in het voorgaande jaar weergeven: -
Hoeveelheid gewonnen grondwater gemeten via debietmeter(s)
-
Hoeveelheid gewonnen grondwater niet gemeten via debietmeter(s)
-
Voor de niet vergunde grondwaterwinningen
4&5. Uitgebreide berekeningsmethode van de heffing op de waterverontreiniging beschrijven 6. Handtekening (incl. aantal stavingsstukken) geven - Uitgeprint formulier opsturen naar de relevante buitendienst van de VMM of VLM vóór 15 maart.
165
15.1.3 PARAMETERS Aantal actoren
NOTA
Onder de heffingsplicht voor waterverontreiniging vallen inrichtingen die:
Voorgaand jaar water afgenomen van openbaar drinkwatervoorzieningsnet en/of;
Voorgaand jaar over eigen waterwinning heeft beschikt en/of;
Voorgaand jaar water geloosd
Onder de heffingsplicht op de winning van grondwater vallen inrichtingen die:
Voorgaand jaar over eigen grondwaterwinning beschikten drinkwatervoorziening [niet op landbouwers toepasbaar]
bestemd
Voorgaand jaar over eigen grondwaterwinning beschikten van tenminste 500 m³
voor
openbare
Bijna alle landbouwers zijn heffingsplichtig. Periodiciteit Periodiek (jaarlijks voor 15 maart). Tijdsbesteding Volgens de administratie neemt deze informatieverplichting een half uur in beslag. Uitbestedingspercentage Dit wordt meestal uitbesteed naar de landbouworganisaties, boekhoudkantoren vb. SBB. 15.1.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN In principe moet er in de milieuvergunningsaanvraag gelijkaardige informatie aangegeven worden met betrekking tot de grondwaterwinning. Er is ook een probleem met de identificatie. Zoals eerder vermeld, is de persoon die de aangifte doet niet altijd dezelfde als die de vergunning aanvraagt. De heffing op het gebruik van water in de tuinbouw is lager dan bijvoorbeeld op het gebruik van water in een varkensbedrijf. Wanneer men beide activiteiten combineert, vraagt de administratie te bewijzen dat men ook tuinbouwer is. Daarvoor kan de landbouwer/tuinbouwer naar de gemeente gaan, maar die weten dat eigenlijk ook niet. Een aantal boeren zou het IMJV (Integraal Milieujaarverslag), deelformulier water, moeten invullen, terwijl dat niet zou moeten overeenkomstig de voorwaarden opgelegd in hun milieuvergunning. 15.1.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Huidige vereenvoudigingen 95
Voor de veehouders en gemengde bedrijven werd in 2002 een extra vereenvoudiging ingevoerd. Zo worden de diergegevens nu niet langer via de VMM-aangifte opgevraagd maar enkel via de Mestbank van de VLM die deze gegevens aan de VMM bezorgt. Daarbij dient nog vermeld te worden dat de
95
http://www.waterloketvlaanderen.be
166
NOTA
VMM-aangifteformulieren door de VLM samen met de mestbankaangifte verstuurd worden en beide 96 bij de VLM ingediend worden . Bij de volgende aangifte zal extra informatie worden opgevraagd met betrekking tot de laag en de regio waar men een waterwinning heeft. Dit zorgt voor extra gegevens om de heffing op grondwaterwinning te berekenen. De extra administratieve lasten die deze wijziging van het formulier met zich meebrengt, zou volgens de administratie beperkt blijven. Men is bezig met het personaliseren van de aangifte. Andere vereenvoudigingsvoorstellen Geen geïndentificeerd.
15.2 Ingebruikname of stopzetting grondwaterwinning 15.2.1 TOELICHTING Algemeen Indien een eigen grondwaterwinning in gebruik genomen of stopgezet wordt, dient dit binnen de twee maanden na ingebruikname of stopzetting gemeld te worden aan de VMM. Wetgeving Decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer (Gecoördineerde versie 2006 VMM) (categorie B) Formulieren en/of handleidingen Er is een elektronisch meldingsformulier beschikbaar op de site van de VMM. Bevoegde administratie VMM, Afdeling grondwater. Gecontacteerde personen Didier D’Hont, afdelingshoofd grondwater, VMM. 15.2.2 INFORMATIEVERPLICHTINGEN -
-
Invullen van het elektronisch meldingsformulier:
Identificatiegegevens heffingsplichtige weergeven
Technische gegevens eigen waterwinning weergeven(aard opgenomen water, pompvermogen, datum ingebruikname/buitendienststelling, activiteit)
Aansluiting op openbaar waterdistributienet aangeven
Meldingsformulier via de post opsturen naar VMM én gemeente, die op zijn beurt grondwatervergunning kan afmelden bij AMINAL Afdeling Water.
96
http://www.heffingen.be/vmm/flash/content.asp?struct_id=144&pagetype=document&language_id=2&site=vmm&page count=1
167
15.2.3 PARAMETERS
NOTA
Aantal actoren Alle landbouwers die een grondwaterwinning in gebruik nemen of stopzetten, dienen aan de melding te voldoen. Het gaat hier over bijna alle landbouwers. Periodiciteit Gebeurtenisgebonden. Tijdsbesteding De melding neemt zeer weinig tijd in beslag. Er dient enkel een formulier ingevuld te worden. Uitbestedingspercentage 0% 15.2.4 KNELPUNTEN INZAKE ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN Geen geïdentificeerd. 15.2.5 SUGGESTIES VOOR VEREENVOUDIGING Huidige vereenvoudigingen Elektronische handtekening zal wellicht in de toekomst het elektronisch melden mogelijk maken. Andere vereenvoudigingsvoorstellen Geen geïdentificeerd
168
NOTA
16 Bijlage 1: Niet opgenomen informatieverplichtingen Naast de niet-landbouwspecifieke informatieverplichtingen werden ook een aantal andere informatieverplichtingen niet opgenomen in de quick scan. Deze staan opgelijst in onderstaande tabel samen met de reden waarom ze niet werden opgenomen.
Premie en productiequotaregeling ruw tabak -
Sinds 2006 is ook de tabakspremie in Vlaanderen ontkoppeld. De ontkoppeling gebeurde in 3 fasen: de berekening van de referentiegegevens, de herziening van de referentiegegevens en de omzetting van de referentiegegevens in toeslagrechten.
-
Deze procedures zijn volledig achter de rug en de tabakspremie is nu volledig geïntegreerd in de verzamelaanvraag. De landbouwer-tabaksteler dient in de verzamelaanvraag zijn percelen aan te duiden en er voldoende (alternerend) te activeren.
-
Na de ontkoppeling is het aantal tabakstelers sterk teruggelopen van ongeveer 225 voor de ontkoppeling naar een 100-tal nu (de cijfers hebben betrekking op gans België omwille van de nationale tabaksquota en premieberekening). Ook het aantal opgegeven hectares is sterk verminderd: van 342,22 in 2005 naar 73,39 in 2006 (opnieuw betreffen deze cijfers gans België). In 2010 zal de toeslag worden gehalveerd.
-
Klasse wetgeving: A
-
Gecontacteerde persoon: Karla Timmermans, Agentschap voor Landbouw en Visserij, Afdeling Markt- en Inkomensbeheer
Steunregeling sector hop -
Tot voor 2005 bestond er een specifieke oppervlakteaangifte hop en een specifieke steunaanvraag hop.
-
Hop is gelijk met de meeste andere teelten al in 2005 ontkoppeld (dus in tegenstelling tot de teelt van ruwe tabak) en dus mee opgenomen in de bedrijfstoeslag die wordt aangevraagd via de verzamelaanvraag.
-
Reeds sinds 1998 werden de hoptelers aangemoedigd hun productie te verminderen of te stoppen. In 2006 waren er nog 47 hoptelers die bijna 200 hectare hebben aangegeven met de perceelsbestemming A (activatie van gewone toeslagrechten). Dit aantal betreft gans België maar aantal hoptelers in Wallonië is minimaal (vermoedelijk slechts 1)
-
Klasse wetgeving: A
-
Gecontacteerde persoon: Karla Timmermans, Agentschap voor Landbouw en Visserij, Afdeling Markt- en Inkomensbeheer
Subsidies bedrijfsbegeleiding -
Verscheidene subsidiemaatregelen ter ondersteuning van de bedrijfsbegeleiding van landbouwers lopen af per 31 december 2006 (cfr. subsidieregeling begeleiding land- en tuinbouwers in moeilijkheden of reconversie, subsidieregeling bedrijfsbegeleidingsdiensten voor milieukundig adviseren van land- en tuinbouwbedrijven, subsidieregeling land- en tuinbouwhoofden die beroep doen op bedrijfsbegeleidingsdienst).
-
Deze subsidiemaatregelen zullen worden vervangen door een nieuw BedrijfsAdviseringsSysteem (BAS) dat momenteel in voorbereiding is.
169
-
Gecontacteerde persoon: Jos de Smedt
NOTA
Stopzettingsvergoedingen voor de afbouw van de Vlaamse veestapel -
Om aan de milieudoelstellingen en de verplichtingen van de Europese nitraatrichtlijn te kunnen beantwoorden, diende het probleem van de mestoverschotten te worden aangepakt. Vandaar dat er een driesporenbeleid werd uitgestippeld, gebaseerd op drie peilers, met name aanpak aan de bron, oordeelkundige bemesting en mestverwerking.
-
Het verminderen van de nutriëntenproductie (aanpak aan de bron) is de meest evidente wijze om het mestoverschot te beperken. Dit kan gebeuren door diverse maatregelen. Het stimuleren van de afbouw van de veestapel door het uitkeren van een basisvergoeding was één van deze maatregelen.
-
Op 1 mei 2001, 3 juni 2002 en 15 mei 2003 gingen respectievelijk de eerste, tweede en derde inschrijfperiode voor de afbouw van de varkensstapel van start. In 2003 werd tevens voorzien in een inschrijfperiode voor de afbouw van de pluim- en rundveestapel. Om een aantal exploitanten voor de laatste keer de mogelijkheid te bieden een aanvraag in te dienen, werd door de minister bevoegd voor het landbouwbeleid beslist in 2004 een laatste ronde in te richten voor varkens, rund- en pluimvee.
-
Deze maatregelen bestaan dus niet meer en werden daarom niet verder gescreend op administratieve verplichtingen. Nieuwe gelijkaardige maatregelen zijn niet voorzien en zouden door de EC waarschijnlijk ook niet aanvaard worden omdat ze vroeger werden aangekondigd als éénmalig.
-
Gecontacteerde persoon: Veerle Blommaert
Subsidies voor toepassen geïntegreerde productiemethode voor pitfruit -
Bij de geïntegreerde productiemethode voor pitfruit wordt er gestreefd naar het bestrijden van ziekten en plagen door gebruik te maken van een combinatie van biologische, fysische, chemische, mechanische of genetische middelen waardoor het middelengebruik tot een minimum kan worden gereduceerd.
-
De regels die bij deze productiemethode moeten gevolgd worden, liggen wettelijk vast. De controle op de naleving van deze regels is in handen van geaccrediteerde private controleorganen. De producent moet zich daarom laten registreren om onderworpen te kunnen worden aan de controle van dit orgaan. Deze laatste moet namelijk kunnen nagaan of de door de producent toegepaste productiemethode beantwoordt aan de eisen vastgelegd in het lastenboek. Bij correcte toepassing wordt de erkenning verleend voor de productie van één jaar. Bij een eventuele weigering of (tijdelijke) intrekking van de erkenning van de producent mag deze zijn verweermiddelen met een aangetekend schrijven indienen bij de dienst.
-
Deze maatregel is uitdovend sinds 2003. In 2005 waren er nog 365 aanvragen, in 2006 nog 136 en voor 2007 worden er nog 71 verwacht.
-
Gecontacteerde persoon: Katleen Butaye
Subsidies voor milieuvriendelijke sierteelt -
In het kader van het Vlaams programma voor Plattelandsontwikkeling is een steunregeling voor de sierteelt goedgekeurd. De sierteler die zich verbindt om gedurende 5 opeenvolgende jaren het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen te optimaliseren door registratie en door het uitvoeren van een plan om het gebruik van deze stoffen te verminderen, kan een jaarlijkse subsidie ontvangen gedurende 5 jaar.
-
Er lopen momenteel ongeveer 135 dossiers
-
De subsidie is niet opgenomen in de quickscan omdat het over de tuinbouw gaat.
170
-
Gecontacteerde persoon: Liestbeth Monsieur
NOTA
Subsidies voor de bescherming van de genetische diversiteit van hoogstamboomgaarden -
De evolutie van onze land-, tuinbouw en fruitteelt heeft geleid naar intensieve uitbating op grotere bedrijven. Er wordt met zo weinig mogelijk arbeidsuren zo veel mogelijk mooi-ogend fruit van uniforme kwaliteit binnen een eng rassenassortiment geproduceerd. Vele rassen dreigen hierdoor verloren te gaan. In de Europese Plattelandsverordening wordt er binnen het milieuhoofdstuk plaats gemaakt voor het behoud van de genetische diversiteit. Met toestemming en financiële steun van Europa is er sinds 3 jaar een regeling voor de aanplant en het onderhoud van hoogstammige fruitbomen. Met deze ondersteuning mikt de Vlaamse overheid op behoud en herstel van landschappen, voornamelijk van de oude hoogstammige fruitvariëteiten die anders verloren gaan. De praktische afhandeling en controle van de dossiers gebeurt door de Nationale Boomgaarden Stichting (NBS).
-
Er lopen 854 overeenkomsten voor het behoud van 28074 bestaande hoogstamfruitbomen en 4221 nieuw te planten bomen. Dit aantal is sterk stijgend. In 206 werden er 330 nieuwe overeenkomsten gesloten.
-
Deze subsidie werd niet opgenomen omdat ze betrekking heeft op de fruitteelt.
-
Gecontacteerde persoon: Joris Nuyts
Subsidies voor reconversie biologische zeugenhouderij -
Voor de omschakeling naar de biologische zeugenhouderij kan de landbouwer een jaarlijkse subsidie verkrijgen. Dit houdt in dat hij een overeenkomst met de overheid afsluit om (gedurende vijf opeenvolgende jaren) op zijn bedrijf de volledige varkenshouderij, en de met deze productieeenheid gerelateerde teelten om te schakelen naar de biologische landbouwmethoden.
-
Sinds de maatregel loopt zijn er twee landbouwers die van deze subsidie gebruik maakten. De subsidie zal daarom worden afgeschaft.
-
Gecontacteerde persoon: Ann Theunissen
Steunmaatregel notenteelt -
Landbouwers die walnoten of hazelnoten produceren, kunnen een premie voor notenteelt aanvragen. Het premiebedrag is afhankelijk van het aantal aanvragen: indien het nationaal plafond wordt overschreden wordt het premiebedrag per hectare proportioneel verminderd. Voor 2006 werd de premie vastgelegd op 200 euro/ha. Deze steun wordt enkel toegekend aan landbouwers die een landbouwactiviteit uitoefenen.
-
9 aanvragen in 2006 (ook al in 2005 hoewel andere personen)
-
Gecontacteerde persoon: Ir. Belinda Cloet, Agentschap Landbouw en Visserij, Markt- en Inkomensbeheer,
Melkpremie en extra betalingen -
Wat de ontkoppeling van de melkpremie betreft, op 15/09/2006 is in het Belgisch Staatsblad het Ministerieel besluit voor de aanvragen van de integratie van de melkpremie en de extra betalingen in de bedrijfstoeslagregeling gepubliceerd.
-
Gecontacteerde persoon: Nootje Michiels
De wetgeving ivm zoötechnische en genealogische voorschriften (voor invoer uit derde landen van dieren, sperma, eicellen en embryos, voor de verbetering van het rundveeras, voor de verbetering van pluimvee- en konijnenrassen, …) -
Wetgeving kadert in de eenmaking en vrijmaking van de Europese markt waarbij alle nationale
171
NOTA
reglementeringen inzake fokkerijen op elkaar moesten worden afgestemd. -
De wetgeving legt vooral verplichtingen op aan de verenigingen van fokkers met betrekking tot hun erkenning en werking.
-
De administratieve lasten voor de individuele landbouwer als fokker zijn zeer beperkt en verminderen. De identificatie van de dieren bijvoorbeeld verloopt via Sanitel.
-
Gecontacteerde persoon: Leen versmissen
Melding kwaliteit en samenstelling van melk -
Deze regeling voorziet dat voor de melk van Vlaamse producenten, de vaststelling van de kwaliteit bij op uniforme wijze gebeurt en de betaling gebaseerd is op dezelfde criteria.
-
Dit besluit voorziet enkel administratieve verplichtingen voor kopers, niet voor landbouwers, en werd daarom verder buiten beschouwing gelaten
-
Gecontaceerde tpersoon: Leen Versmissen
Keurings- en certificeringsreglementen van zaaizaden, zaaigranen, pootaardappelen, … -
De afdeling Productkwaliteitsbeheer draagt er zorg voor dat de verbruiker van landbouw- en tuinbouwzaden kan gebruik maken van hoogwaardige zaaizaden. Hierbij wordt de nadruk gelegd op de wettelijk vastgelegde kwaliteitsgaranties voor gecertificeerd uitgangsmateriaal. Het is de taak van de afdeling te controleren dat de bedrijven de wettelijk vastgelegde kwaliteitsgaranties bieden en respecteren. Indien de keuringswerkzaamheden worden uitgevoerd zoals voorgeschreven in de technische reglementen wordt het teeltmateriaal gecertificeerd en heeft de gebruiker van het gecertificeerde uitgangsmateriaal de volgende garanties:
-
het materiaal is geproduceerd volgens zulke omstandigheden dat er vrijwel geen of een minimaal risico bestaat voor mechanische en genetische verontreiniging (rasidentiteit en raszuiverheid).
-
het materiaal voldoet aan minimale kwaliteitsnormen.
-
De wetgeving legt vooral inhoudelijke verplichtingen op, vooral van technische aard. De administratieve verplichtingen hebben vooral betrekking op de handelaars/bereiders en niet o de individuele landbouwers.
-
Gecontacteerde persoon: Gilbert Crauwels
Loontriage -
Hoewel de Vlaamse landbouwer meestal gecertificeerd zaaizaad gebruikt, kan hij ook een gedeelte van zijn oogst bewaren als uitgangsmateriaal voor een volgende inzaai op zijn bedrijf, het zogenaamde hoevezaad. De landbouwer kan het gedeelte van de eigen oogst bestemd om te worden gebruikt als hoevezaad eerst laten triëren bij derden al dan niet inclusief ontsmetten. Onder loontriage wordt verstaan: diensten voor verwerking of verpakking die aan een landbouwer aangeboden worden met inbegrip van het ter beschikking stellen van de noodzakelijke apparatuur voor het bereiden van hoevezaad. Loontriage valt niet onder het begrip ‘handel’ omdat de goederen (zaden) niet van eigenaar veranderen; bijgevolg dient het hoevezaad steeds als een afzonderlijk geheel bewerkt of opgeslagen te worden.
-
Om de Europese kwekersrechten te beschermen alsook frauduleuze handel in zaaizaden op te sporen moet de landbouwer kunnen aantonen dat het te triëren zaad afkomstig is van de oogst van zijn eigen bedrijf. Dit kan aan de hand van de aankoopfactuur van het zaaizaad die gediend heeft voor de productie van het te triëren zaad of via bewijsstukken dat er het vorige seizoen aan loontriage gedaan werd. De hoeveelheid getrieerde zaden moet in verhouding staan tot het areaal van de betrokken soort op het bedrijf. Tijdens het ganse proces van de loontriage moeten bovendien passende maatregelen getroffen worden om ervoor te zorgen dat de landbouwer zijn
172
NOTA
eigen zaad terugkrijgt na de verwerking en niet dat van een andere landbouwer. -
Ongeveer 400 landbouwers doen beroep op de diensten van loontrieerders voor naar schatting 500 partijen.
-
De bijhorende informatieverplichtingen zijn niet weerhouden omdat ze vooral betrekking hebben op de loontrieerder en niet op de landbouwer.
-
Gecontacteerde persoon: Gilbert Crauwels afdelingshoofd a.i.
173
NOTA
17 Bijlage 2: gecontacteerde personen Onderstaande personen werden gecontacteerd tijdens de uitvoering van dit onderzoek. De namen van de individuele boeren werden niet opgenomen in de lijst omdat sommigen onder hen liever niet expliciet werden vermeld. Wij houden eraan al deze personen te danken voor hun medewerking.
17.1 Gecontacteerde personen binnen de administraties
Thema Toeslagregeling en verzamelaanvraag
Beheerovereenkomsten ALV
Gecontacteerde personen
Departement/Agentschap
Mevr. Chantal Dufour
ALV
MIB
Bart De Waele
ALV
MIB
Kristien Vaes
buitendienst ALV Antwerpen
MIB
Mr. Koenraad De Vadder
ABKL
MIB
Afdeling
Katleen Butaye Liesbeth Monsieur Joris Nuyts Adrien Savereyns
Beheerovereenkomsten VLM
Barbara Gellinck
VLM
Beheerovereenkomsten ANB
Patrick Vandevelde
buitendienst ANB (OostVlaanderen)
Brenda Bussche
ANB (Vlaanderen)
Biologische landbouw
Brigitte Becu Ann Theunissen Kris Pauwels
VLIF – steunaanvraag
VLIF - boekhouding
Overige subsidies
Johan de Schryver
ALV
SI (VLIF)
Daniel Delaënder
ALV
SI (VLIF)
Dieter Brigitta,
ALV
SI (VLIF)
Gilbert Van den Bremt
ALV
SI (VLIF)
Daniel Delaënder
ALV
SI (VLIF)
Lindy Van Den Bossche Veerle Blommaert Karla Timmermans Belinde Cloet Koen Wellemans
174
NOTA
Thema
Gecontacteerde personen
Mest
Patrick Verstegen
Melk
Noortje Michiels
Departement/Agentschap
Afdeling
VLM
Buitendienst Mestbank Oost-Vlaanderen
Luc Ros
LNE
Buitendienst Milieuvergunnigen Oost-Vlaanderen
Philippe Van Vreckem
VLM
Centrale dienst
Geert Pillu
LNE
Dienst Milieueffectrapportage
Paul Vande Wiele
VMM
Heffingen
Pieter D’Hont
VMM
Grondwater
Frank Steyaert Statistiekverplichtingen
Milieuvergunningen en MER
Water
Diverse
De verantwoordelijken van de buitendienst NIS Oost-Vlaanderen en van de de bevolkingsdienst van stad Gent en de gemeente Beernem
Mia Defrancq Gilbert Crauwels Honoré Pauwels Kaat De Cubber
Overige contacten Vlaamse administratie
Jos De Smedt Leen Versmissen Wim Stoop Gilbert Van den Brempt
Federale verplichtingen
Jean-Marie Robijns
Directeur databank en traceerbaarheid, FAVV
Jacques Inghelram
Coördinator cel validatie sectorgidsen FAVV
Philippe Mortier
FAVV
17.2 Gecontacteerde personen binnen de landbouworganisaties -
Jos Sannen (Boerenbond)
-
Oscaar Wullepit (Boerenbond)
-
Jan Vermeiren (Boerenbond)
-
Geert Storme (Boerenbond)
175
NOTA
-
Dirk Vermandere (Boerenbond)
-
Sandra Wellinx (Boerenbond)
-
Saartje Degelin (Boerenbond)
-
Guy Depraetere (Algemeen Boerensyndicaat)
-
Marnick Devrome (Algemeen Boerensyndicaat)
-
Peter Van Melckebeke (Vlaams Agrarisch Centrum)
-
Hilde Langier (Vlaams Agrarisch Centrum)
176
NOTA
18 Bijlage 3: Enquête Last van de administratieve overlast? Enquête naar de administratieve lasten van de Vlaamse landbouwer Deze vragenlijst gaat over de administratieve verplichtingen waarmee je als landbouwer te maken hebt. Administratieve verplichtingen zijn bijvoorbeeld de registers die je moet invullen, de vergunningen die je moet aanvragen, de subsidieformulieren die je moet invullen, de meldingen die je moet doen enzovoort. Ben je niet actief als landbouwer of ben je geen landbouwer in hoofdberoep, dan hoef je de vragenlijst niet in te vullen. Ben je wel actief als landbouwer en ben je bovendien landbouwer in hoofdberoep, dan hopen we dat je even de tijd wilt nemen om deze vragenlijst in te vullen. Dat zal je ongeveer een halfuur kosten. De antwoorden die je aan ons verstrekt, worden volledig anoniem verwerkt. De vragenlijst wordt bij voorkeur ingevuld door de persoon die zich binnen jouw landbouwbedrijf meestal met de administratie bezighoudt. Alvast bedankt voor je medewerking! De vragenlijst bevat vier soorten vragen. Eerst vragen we je of je al dan niet akkoord gaat met een aantal uitspraken. In de tweede reeks vragen willen we graag weten hoeveel tijd je ongeveer besteedt aan een aantal concrete administratieve verplichtingen. Je hoeft uiteraard alleen de gevraagde gegevens in te vullen voor de administratieve verplichtingen waarmee je concrete ervaring hebt. De derde soort vragen gaan over de verschillende knelpunten bij administratieve verplichtingen. Tot slot stellen we een paar vragen naar je persoonlijke gegevens en je landbouwactiviteiten. De ingevulde vragenlijst kun je in de bijgevoegde enveloppe terugsturen. Je hoeft geen postzegel te plakken. Voor meer informatie over deze vragenlijst kun je terecht bij: Niki Steels (IDEA Consult), tel.: 02 282 17 10, e-mail:
[email protected]. 1. Hieronder vind je een aantal uitspraken over de administratieve verplichtingen voor de landbouwers. Geef aan in welke mate je het eens bent met de volgende uitspraken. Kruis telkens het hokje aan dat het best jouw mening weergeeft. Helemaal oneens
Oneens
Geen mening
Eens
Helemaal eens
De administratieve verplichtingen waaraan ik als landbouwer moet voldoen, behoren tot de belangrijkste problemen waarmee ik in mijn beroep te maken heb. De afgelopen jaren zijn de administratieve verplichtingen waaraan ik als landbouwer moet voldoen, toegenomen. De overheid heeft de afgelopen jaren belangrijke inspanningen geleverd om de administratieve verplichtingen voor de landbouwers te verminderen.
177
NOTA
2. Hoeveel tijd besteedde je in 2006 gemiddeld aan al de administratieve verplichtingen waaraan je als landbouwer moest voldoen? Houd rekening met de tijd die je besteedt aan het opzoeken van informatie, het lezen van instructies, het invullen van aanvragen, het opvragen en toevoegen van verplichte bijlagen en attesten, het verkrijgen van vergunningen, het doen van meldingen, het invullen van registers, het bijhouden van facturen, het aanwezig zijn bij inspecties enzovoort. Ik besteedde gemiddeld ongeveer ……… uur per week aan alle verschillende administratieve verplichtingen waaraan ik moest voldoen. 3. Doe je als landbouwer voor het vervullen van je administratieve verplichtingen soms een beroep op externe ondersteuning, bijvoorbeeld van een landbouworganisatie, een boekhouder of een gespecialiseerd adviesbureau? Ja, ik doe soms een beroep op externe ondersteuning voor het vervullen van mijn administratieve verplichtingen als landbouwer. Ga naar vraag 4. Nee, ik vervul al mijn administratieve verplichtingen als landbouwer zonder een beroep te doen op externe ondersteuning. Ga naar vraag 5.
4. Wat is het totale bedrag dat je in 2006 hebt betaald voor die externe ondersteuning van bijvoorbeeld een landbouworganisatie, een boekhouder of adviesbureau? Ik heb in 2006 ongeveer …………………… euro betaald voor de externe ondersteuning bij het vervullen van mijn administratieve verplichtingen.
5. Hieronder staan subsidies en vergunningen die je als landbouwer kunt aanvragen, afhankelijk van je landbouwactiviteit. Sommige subsidies en vergunningen hoef je niet elk jaar aan te vragen, andere aanvragen moet je wel jaarlijks of zelfs verschillende keren per jaar indienen. Voor elke aanvraag waarmee je concrete ervaring hebt, vragen we je een schatting te doen van de tijd die je er gemiddeld aan besteedt. Houd rekening met de tijd voor de voorbereiding, het invullen, controleren en opsturen van de aanvraag en voor het verzamelen van de documenten die je eventueel bij de aanvraag moet voegen. Als je met een subsidie of vergunning geen concrete ervaring hebt, hoef je op die lijn niets in te vullen. Telkens vragen we ook of je voor die aanvraag een beroep hebt gedaan op externe ondersteuning, bijvoorbeeld van een landbouworganisatie, boekhouder of adviesbureau. Je hebt drie antwoordmogelijkheden: 'niet' betekent dat je je voor de administratieve verplichting niet hebt laten ondersteunen, 'gedeeltelijk' betekent dat je je wel hebt laten ondersteunen maar dat je de administratieve verplichting toch nog zelf hebt uitgevoerd, en 'volledig' houdt in dat je de administratieve verplichting (bijna) volledig door een externe persoon hebt laten uitvoeren.
178
externe ondersteuning
NOTA
bestede tijd
Aanvraag van premies via de verzamelaanvraag
..... minuten per aanvraag
Aanvraag van overdracht van toeslagrechten
..... minuten per aanvraag
Aanvraag van toeslagrechten uit de nationale reserve
..... minuten per aanvraag
Aanvraag van een beheerovereenkomst en subsidie duurzame landbouw bij de administratie Land- en Tuinbouw (ALT)
niet
gedeeltelijk
volledig
..... minuten per aanvraag
(voor de productie van plantaardige eiwitbronnen, groenbedekkers, mechanische onkruidbestrijding, hectaresteun voor biologische landbouw enzovoort) Aanvraag van een beheerovereenkomst en subsidie bij de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) (voor natuur, water, botanisch beheer, erosiebestrijding, perceelsrandenbeheer, weidevogels, kleine landschapselementen enzovoort)
..... minuten per aanvraag
Aanvraag van VLIF-steun
..... minuten per aanvraag
Aanvraag van een overdracht nutriëntenhalte
..... minuten per aanvraag
Aanvraag van een overdracht van premiequota voor zoogkoeien
..... minuten per aanvraag
Aanvraag van een herziening van het quotum zoogkoeien
..... minuten per aanvraag
Aanvraag van een overdracht melkquotum
..... minuten per aanvraag
Aanvraag van een sanitair attest voor varkenshouders
..... minuten per aanvraag
Aanvraag van een milieuvergunning klasse 1
..... minuten per aanvraag
Aanvraag van een milieuvergunning klasse 2
..... minuten per aanvraag
Melding van een milieu-inrichting klasse 3 of mededeling kleine verandering
.... minuten per melding/mededeling
Aanvraag van een natuurvergunning
..... minuten per aanvraag
Aanvraag van een burenregeling
..... minuten per aanvraag
Aanvraag van de slachtpremie kalveren
..... minuten per aanvraag
6. Hieronder vind je een aantal registers die je als landbouwer moet invullen, afhankelijk van je landbouwactiviteit. Voor elk register waarmee je concrete ervaring hebt, vragen we je een schatting te doen van de gemiddelde tijd die je eraan besteedt. Houd rekening met de tijd nodig voor het bewaren van de benodigde documenten, indien van toepassing. Als je met een register geen concrete ervaring hebt, hoef je op die lijn niets in te vullen. Telkens vragen we ook of je je laat ondersteunen door bijvoorbeeld een landbouworganisatie, boekhouder of adviesbureau.
179
externe ondersteuning
NOTA
bestede tijd
Invullen van een register dierlijke productie en bewaren van de nodige documenten
…
. minuten per week
Invullen van een voederregister per diersoort en bewaren van facturen en berekeningen
…
…minuten per week
Invullen van een begrazingsregister
…………. minuten per week
Invullen van een bemestingsregister
……………. minuten per week
Invullen van het register voor de exploitant van een mestverwerkingseenheid
……………. minuten per week
Invullen van het register rechtstreekse verkoop van melk en bewaren van bewijsstukken
……………. minuten per week
Invullen van een diergeneesmiddelenregister 'in' en bewaren van documenten
……………. minuten per week
Invullen van een diergeneesmiddelenregister 'uit' en bewaren van documenten
……………. minuten per week
Invullen van een permanent register runderen
……………. minuten per week
Invullen van een permanent register varkens
……………. minuten per week
Invullen van een Aujesky vaccinatieregister varkens
……………. minuten per week
Invullen van teeltfiches en bewaren van zaaizaadcertificaten
……………. minuten per week
Invullen van een register waterverbruik
……………. minuten per week
niet
gedeeltelijk
volledig
7. Hieronder vind je nog een aantal administratieve verplichtingen waaraan je als landbouwer moet voldoen, afhankelijk van je landbouwactiviteit. Voor elke verplichting waarmee je concrete ervaring hebt, vragen we je een schatting te doen van de gemiddelde tijd die je eraan besteedt. Als je met de administratieve verplichting geen concrete ervaring hebt, hoef je op die lijn niets in te vullen. Telkens vragen we ook of je je laat ondersteunen door bijvoorbeeld een landbouworganisatie, boekhouder of adviesbureau. Externe ondersteuning Bestede tijd
Jaarlijkse mestbankaangifte door de producenten of gebruikers
……. minuten per aangifte
Jaarlijkse mestbankaangifte door de exploitant van een verwerkingseenheid
…….. minuten per aangifte
Jaarlijkse perceelsregistratie
…….. minuten per registratie
Jaarlijkse aangifte grondwaterheffing en heffing op waterverontreiniging
……… minuten per aangifte
Jaarlijkse nationale landbouwtelling in mei
…….. minuten per enquêter
Melding van geboorte, sterfte, vertrek, … van een rund (Sanitel)
niet
gedeeltelijk
volledig
……… minuten per week (gemiddeld)
180
NOTA
8. Uit gesprekken met landbouwers en landbouworganisaties kwamen een aantal algemene knelpunten naar voren met betrekking tot de administratieve verplichtingen van landbouwers. We hebben die vermeld in de onderstaande tabel. Welke knelpunten vind jij de belangrijkste? Duid maximaal drie knelpunten aan. Zet het cijfer 1 bij het knelpunt dat je het belangrijkste vindt, 2 bij het knelpunt dat je het tweede belangrijkste vindt en 3 bij het knelpunt dat je het derde belangrijkste vindt. Knelpunt De wetgeving verandert voortdurend waardoor je je als landbouwer steeds opnieuw moet informeren. De controles waarmee je als landbouwer te maken hebt, zijn overdreven streng. Je moet als landbouwer veel aanvragen indienen in het voorjaar (april-mei) terwijl dat net een erg drukke periode is. Je moet als landbouwer vaak informatie aan de overheid bezorgen die al bij een andere overheid beschikbaar is of die je al eerder aan de overheid hebt bezorgd. De registers die je als landbouwer moet invullen sluiten onvoldoende aan bij de informatie die je zelf bijhoudt voor je eigen bedrijfsvoering. Je hebt als landbouwer te veel verschillende nummers (producentennummer, veebeslagnummer, mestbanknummer, productie-eenheidsnummer, BTW-nummer enzovoort). Er is een grote overlapping tussen de gegevens die je als landbouwer moet bijhouden voor de overheid en de gegevens die je moet bijhouden in het kader van lastenboeken. Als je informatie nodig hebt over een bepaalde administratieve verplichting, is de overheid moeilijk bereikbaar of word je niet goed geholpen. Er bestaan zoveel verschillende premies en subsidies met verschillende voorwaarden en procedures dat je er als landbouwer niet meer wijs uit geraakt. De verschillende regels die je als landbouwer moet naleven, zijn veel te streng in verhouding tot de risico’s die je landbouwactiviteit veroorzaakt.
181
NOTA
Hieronder vind je enkele vragen naar je persoonlijke gegevens en je landbouwactiviteiten. 9. Vul hieronder je geboortejaar in. 1
9
10. Kruis hieronder aan wat het hoogste diploma is dat je hebt behaald. Met een agrarische richting wordt bijvoorbeeld een tuinbouwschool bedoeld. Lager onderwijs Lager middelbaar Hoger middelbaar, niet–agrarisch Hoger middelbaar, agrarisch Hoger onderwijs, niet-agrarisch Hoger onderwijs, agrarisch 11. Welke landbouwactiviteiten oefen je momenteel uit? Wat zijn de specialisaties en wat is de omvang van je bedrijf? Kruis in de tabel links de specialisatie aan en geef rechts zo getrouw mogelijk de bedrijfsgrootte, in aantal dieren of in oppervlakte. Voor gemengde bedrijven of bedrijven met verschillende teelten of specialisaties is meer dan één antwoord mogelijk. Landbouwactiviteit melkvee vleesvee: runderen vleesvee: kalveren weiland veevoeder voor eigen gebruik akkerbouw (niet veevouder voor eigen gebruik) zeugen vleesvarkens
Bedrijfsgrootte …………… dieren …………… dieren …………… dieren …………… ha …………… ha …………… ha …………… dieren …………… dieren
12. Vul in de onderstaande tabel de gegevens over je internetgebruik in. Ik heb geen internetaansluiting. Ik heb een internetaansluiting maar maak er geen gebruik van voor het vervullen van mijn administratieve verplichtingen als landbouwer. Ik gebruik het internet voor het raadplegen en afhalen van informatie over mijn administratieve verplichtingen als landbouwer.
af en toe
regelmatig
(bijna) altijd
Ik gebruik het internet voor het doorsturen van aangiftes in het kader van mijn administratieve verplichtingen als landbouwer.
af en toe
regelmatig
(bijna) altijd
182
NOTA
19 Bijlage 4: Analyse AL per type en grootte bedrijf Onderstaande tabel geeft een overzicht weer van een analyse van vraag 11 van de enquête; waarbij nagegaan werd in welke mate het type bedrijf en de grootte ervan, een invloed had op de gemiddelde tijdsbesteding en de uitbestedingskost van de landbouw. Belangrijk is hierbij op te merken dat heel wat bedrijven verschillende activiteiten hebben (cfr de analyse naar de complexiteit van de landbouwbedrijven in de steekproef) en dat deze informatie niet verwerkt zit in de onderstaande tabel. We hebben m.a.w. enkel onderzocht, binnen een specifieke activiteit¸ of de grootte van het bedrijf een rol speelt in de geschatte lasten, zonder hierbij rekening te houden met het feit of een deel van deze landbouwers ook andere activiteiten hebben. De onderstaande kosten en tijden mogen dan ook niet over de verschillende activiteiten opgeteld worden: dit zou heel wat dubbeltellingen veroorzaken.
a
Type bedrijf
Grootte
Melkvee
Klein
4,88
u/week
6.850 €
/week
356.220 €
/jaar
598 € /jaar
Middel
6,07
u/week
8.528 €
/week
443.460 €
/jaar
1.058 € /jaar
Groot
8,82
u/week
12.390 €
/week
644.273 €
/jaar
2.240 € /jaar
Vleesvee-runderen Klein
4,75
u/week
6.668 €
/week
346.720 €
/jaar
755 € /jaar
Middel
6,24
u/week
8.758 €
/week
455.393 €
/jaar
1.032 € /jaar
Groot
7,03
u/week
9.866 €
/week
513.045 €
/jaar
730 € /jaar
Vleesvee-kalveren Klein
5,69
u/week
7.985 €
/week
415.237 €
/jaar
1.008 € /jaar
Middel
5,99
u/week
8.416 €
/week
437.614 €
/jaar
975 € /jaar
Groot
17,50
u/week
24.571 €
/week
1.277.669 € /jaar
16 € /jaar
Klein
5,55
u/week
7.793 €
/week
405.256 €
/jaar
750 € /jaar
Middel
5,74
u/week
8.058 €
/week
419.031 €
/jaar
1.015 € /jaar
Groot
9,61
u/week
13.486 €
/week
701.285 €
/jaar
1.395 € /jaar
Klein
5,34
u/week
7.498 €
/week
389.897 €
/jaar
788 € /jaar
Middel
6,17
u/week
8.662 €
/week
450.427 €
/jaar
1.042 € /jaar
Groot
9,41
u/week
13.207 €
/week
686.744 €
/jaar
1.720 € /jaar
Klein
5,89
u/week
8.265 €
/week
429.785 €
/jaar
892 € /jaar
Middel
6,03
u/week
8.461 €
/week
439.961 €
/jaar
829 € /jaar
Groot
6,54
u/week
9.182 €
/week
477.442 €
/jaar
825 € /jaar
Klein
4,62
u/week
6.491 €
/week
337.515 €
/jaar
952 € /jaar
Middel
5,70
u/week
8.000 €
/week
416.021 €
/jaar
1.128 € /jaar
Groot
5,68
u/week
7.976 €
/week
414.773 €
/jaar
1.171 € /jaar
Klein
5,23
u/week
7.344 €
/week
381.869 €
/jaar
1.043 € /jaar
Middel
6,42
u/week
9.015 €
/week
468.802 €
/jaar
1.263 € /jaar
Groot
5,38
u/week
7.551 €
/week
392.659 €
/jaar
1.772 € /jaar
Weiland
Veevoeder eigen gebruik
Akkerbouw
Zeugen
Vleesvarkens
Tijdsbesteding
Tijdskost
Uitbestedingskost
a
Voor deze analyse werden de bedrijven volgens hun aantal dieren en hectares geordend in oplopende volgorde, waarna we de eerste (dus met het kleinste aantal dieren/hectares) 40% van de bedrijven van de steekproef als ‘klein’ definieerden, en de laatste 10% als ‘groot’.
183