BOTER, EIEREN EN KAAS De geschiedenis van het ZuidNederlandsch Koelhuis te Roermond 1934-2014
auteur: Frans Savelkouls
1
INHOUD Inleiding
3
Hoofdstuk 1: De drie deelgenoten
6
Hoofdstuk 2: Oprichting en bouw
17
Hoofdstuk 3: De eerste tien jaar
23
Hoofdstuk 4: Frontstad
38
Hoofdstuk 5: De eerste naoorlogse jaren
43
Hoofdstuk 6: Eigendom van CZNZ en ZNZ
49
Hoofdstuk 7: Van boter naar kaas
52
Hoofdstuk 8: Epiloog
55
Bijlagen
57
2
INLEIDING In het voorjaar van 2014 werd een vervallen bedrijfspand, gelegen aan de Prins Bernhardstraat in Roermond, gesloopt. Precies tachtig jaar eerder 1 was dit gebouw in gebruik genomen als bedrijfsruimte van de onderneming Zuid Nederlandsch Koelhuis NV. In 1970 hield deze NV op te bestaan en ging het pand in andere handen over. In 2004 werden de bedrijfsactiviteiten op deze locatie beëindigd en kwam het gebouw leeg te staan. Het voormalige koelhuis raakte aan de buitenzijde ernstig in verval en het is daarom voor de stad Roermond zeker geen verlies dat de sloper zijn werk heeft gedaan. Maar met de fysieke ondergang is niet de historie verdwenen. In Boter, Eieren en Kaas wordt de geschiedenis beschreven van wat in Roermond voorheen
het koelhuis werd genoemd. Dit boekje heeft de titel Boter, Eieren en Kaas meegekregen, omdat dit de belangrijkste producten waren die, in de volgorde waarin ze genoemd zijn, in het koelhuis opgeslagen zijn geweest. De titel suggereert dat het verhaal alleen over landbouwproducten gaat. Dat is niet het geval. Het zou dan een saai boek geworden zijn. Het gaat over de mensen die een belangrijke rol gespeeld hebben in en rond het koelhuis, over de bedrijfsmatige kant van de in het pand gevestigde ondernemingen en het geeft een inkijkje in de bedrijfscultuur van een agrarisch-industriële onderneming in het katholieke Limburg van de vorige eeuw. Het accent ligt op de eerste 35 jaar van het bedrijf. De daaropvolgende jaren zijn minder diepgaand beschreven omdat dit deel van de historie, naar mijn mening, beduidend minder interessant is. Bij het onderzoek naar de geschiedenis van het koelhuis, heb ik gebruik gemaakt van verschillende bronnen. De belangrijkste zijn de archieven die onder de verzamelnaam
Inventarissen van de archieven van de voorgangers van DMV-Campina B.V. (1892-1979) te vinden zijn in het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) te ‘s-Hertogenbosch. Binnen deze verzameling is het notulenboek van de vergaderingen van de Raad van Commissarissen van het Zuid-Nederlandsch Koelhuis NV voor ons verhaal het belangrijkste dossier. Om het verhaal in de historische context te plaatsen van de geschiedenis van de Nederlandse zuivelbereiding, heb ik meerdere monografieën geraadpleegd waarvan de belangrijkste is het in 1996 verschenen proefschrift van J.C. Dekker Zuivelcoöperaties op de
zandgronden in Noord-Brabant en Limburg, 1892-1950. Daarnaast is gebruik gemaakt van particuliere verzamelingen van erfgenamen van voormalige personeelsleden van ZNZ alsmede van het krantenarchief van het Gemeentearchief Roermond. De gebruikte bronnen 3
zijn in het achter in het boek opgenomen notenapparaat vermeld. Mijn persoonlijke herinneringen, betrekking hebbend op de laatste jaren van het bestaan van het koelhuis, vormden de basis voor Hoofdstuk 6. Dank ben ik verschuldigd aan Lou van Laer, zoon van de voormalig bedrijfsleider Boter
Export ZNZ Koen van Laer, Luc Cobben, zoon van voormalig bedrijfsdirecteur Piet Cobben, Luc Heerkens, zoon van voormalig bedrijfsdirecteur J.A. Heerkens, en Rob Geers, laatste bedrijfsdirecteur, voor het ter beschikking stellen van foto’s en ander archiefmateriaal. Getracht is om de namen van de fotografen van de in dit boek opgenomen afbeeldingen te achterhalen. In de meeste gevallen is dit helaas niet gelukt. Iets over de inhoud. Het verhaal is chronologisch opgebouwd. In Hoofdstuk 1 wordt een beschrijving gegeven van de drie deelgenoten. In Hoofdstuk 2 worden de totstandkoming van de NV en de bouw van het bedrijfspand belicht. Hoofdstuk 3 gaat in op de eerste tien bedrijfsjaren van het koelhuis. De meest turbulente periode, de winter 1944-1945, wordt behandeld in Hoofdstuk 4. In Hoofdstuk 5 worden de laatste jaren beschreven waarin het koelhuis eigendom was van de drie oprichters. Hoofdstuk 6 gaat in op de periode waarin het koelhuis volledig eigendom was geworden van CZNZ en ZNZ en in Hoofdstuk 7 wordt een overzicht gegeven van de periode waarin het koelhuis een opslag- en verpakkingsbedrijf voor kaas was. Dit hoofdstuk geeft slechts feitelijkheden op hoofdlijnen. Hoofdstuk 8 bevat een kort nawoord. In de bijlagen tenslotte zijn foto’s en documenten opgenomen die letterlijk bedoeld zijn voor de beeldvorming. Daarnaast bevatten de bijlagen genealogische schema’s betreffende de hoofdrolspelers.
Oisterwijk, januari 2015 Frans Savelkouls
[email protected]
4
Het koelhuis in de jaren tachtig van de vorige eeuw. (Fotocollectie Luc Heerkens)
Het koelhuis op weg naar het einde. (Foto Lou van Laer)
Wat er uiteindelijk overbleef. (Foto Lou van Laer)
5
HOOFDSTUK 1 De drie deelgenoten Het koelhuis, zoals het lange tijd in Roermond werd genoemd, was bij stichting het bedrijfspand van de onderneming Zuid-Nederlandsch Koelhuis NV (hierna de NV genoemd). De NV was een samenwerkingsverband van drie partijen: de Zuid Nederlandsche
Zuivelbond, de Coöperatieve Roermondsche Eiermijn en de Coöperatieve Veiling Vereeniging. Tegenwoordig zou men een dergelijk samenwerkingsverband een joint venture noemen. Voor dat we ingaan op de totstandkoming van de NV en de geschiedenis van het koelhuis, maken we eerst kennis met de drie deelgenoten.
Zuid Nederlandsche Zuivelbond Omdat de Zuid Nederlandsche Zuivelbond en haar rechtsopvolgers veruit het langst met het koelhuis verbonden zijn geweest en omdat de onder de regie van deze bond gevoerde boterhandel een belangrijk deel uit maakt van ons verhaal, wordt bij deze deelgenoot het langst stil gestaan.
Zuivelproductie voor de markt in de 19e eeuw In het midden van de 19e eeuw gaf de landbouw in Nederland een gevarieerd beeld te zien. In de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Friesland, het westelijk deel van Utrecht en in het noordwestelijk deel van Overijssel domineerde de melkveehouderij terwijl in Groningen en Zeeland de akkerbouw veruit de belangrijkste activiteit was. In de overige delen van Nederland kwam het gemengde bedrijf het meest voor. Door de combinatie van rijke weidegronden en runderrassen met een hoge melkgift, was er in de grote veeteeltgebieden veel melk beschikbaar die tot boter en kaas voor de markt kon worden verwerkt. Het produceren van boter en kaas was de methode waarmee de twee belangrijkste componenten van de snel aan bederf onderhevige koemelk, vet en eiwit, werden geconserveerd. Het produceren van boter was de gebruikelijke methode om vet te verduurzamen en door het maken van kaas werden zowel vet en eiwit samen geschikt om te bewaren. Boter bestaat volgens de huidige wettelijke regelingen voor 82% uit koemelkvet, 16% uit water en de overige 2% zijn zouten en mineralen. Smeer- en bakproducten met een andere samenstelling worden in de volksmond ten onrechte ook boter genoemd. Het betreft dan doorgaans margarine. Goudse kaas, de belangrijkste kaassoort in Nederland, bestaat uit 32,5% vet, 25,5% eiwit, 41% water en 1% zouten en mineralen. De restproducten van de
6
boterproductie, ondermelk en karnemelk, en het restproduct van kaas, wei, werden in de ontstaansjaren van de zuivelfabrieken als diervoeding aangewend. Vanaf circa 1920 werd begonnen met de fabrieksmatige verwerking van deze reststromen tot poeders en andere waardevolle producten. In Noord- en Zuid-Holland werd er relatief veel kaas geproduceerd. Het product vond zijn weg naar de bewoners in de grote steden. In Friesland was boter het dominante product. Deze boter werd voor een belangrijk deel geëxporteerd naar Engeland. Van fabrieksmatige productie was overigens in deze tijd nog geen sprake. Zowel kaas als boter werden op de boerderijen vervaardigd. De productie op boerderijen had in het laatste kwart van de 19e eeuw tot gevolg dat de Nederlandse producenten kwalitatief niet meer meekonden komen met de omringende landen. Met name in Denenmarken werd de zuivelproductie wetenschappelijk aangepakt waarbij de vervaardiging steeds meer werd verplaatst van de boerderij naar de fabriek. Om met deze moderne buitenlandse producenten te kunnen concurreren, was fabrieksmatige productie voor de Nederlandse zuivelaars de voor de hand liggende oplossing. In 1890 waren er in Noord-Holland reeds 31 kaasfabriekjes opgericht en in 1879 werd in Leiden de eerste Nederlandse roomboterfabriek gesticht. Aanvankelijk was bij de meeste bedrijfjes sprake van particulier initiatief. Spoedig zou de coöperatieve ondernemingsvorm in de zuivel de overhand krijgen.
De zuivelindustrie in het zuiden van Nederland De opkomst van de zuivelindustrie in het zuiden van Nederland heeft een andere geschiedenis. In tegenstellingen tot de melkveehouderij op de rijke weidegronden in andere delen van Nederland waar vooral voor de markt geproduceerd werd, hadden de koeien die op de kleine boerderijen op de schrale zandgronden in oostelijk Noord-Brabant (de Kempen en de Peel) en Limburg werden gehouden, de functie van mestproducenten. De weinige melk die gewonnen werd en die niet voor het opfokken van de eigen mestkalveren nodig was, werd door de boerin gekarnd tot boter. Deze boter werd als ruilmiddel geleverd werd aan de plaatselijke winkelier. De boer en de boerin betaalden er hun kruidenierswaren en andere huishoudelijke artikelen mee. Het betrof boter die zeer heterogeen van samenstelling en kwaliteit was en die in alle mogelijke soorten verpakkingen en in ongestandaardiseerde hoeveelheden –door Ament klotten en klotjes genoemd 2 - bij lokale kruideniers werd aangeleverd. De winkelier bedong prijzen afhankelijk van wat de boer of boerin bij hem inkocht en met welke frequentie dat gebeurde. Omdat de boer geen alternatieven had om zijn boter af te zetten, ontstond een systeem van gedwongen winkelnering waarbij de boer in zekere zin uitgeleverd was aan de plaatselijke winkelier die op zijn beurt weer een speelbal 7
was van handelaren. Via deze tussenhandel vond de boter zijn bestemming in de steden in het zuiden van Nederland, België en het Rijngebied in Duitsland. Boeren die op overbrugbare afstanden van steden woonden, brachten hun producten naar de week- en jaarmarkten en konden hierdoor de eerste schakel in de handel, de lokale winkelier, overslaan. De opbrengsten bleven laag. De sterk variërende kwaliteit van de aangeboden boter –kleur, smaak, vet- en vochtgehalte- maakte de handel ondoorzichtig. Knoeierijen door boeren maar vooral door handelaren bezorgden het product een slechte reputatie. Op grote schaal werden water, aardappelmeel en margarine -ook wel kunstboter genoemd- met zuivere boter vermengd. Om hieraan het hoofd te bieden werden in veel dorpen in de jaren 1860-1870 gemeentelijke botermijnen opgericht. De mijnen in Heythuysen, Boekel, Veghel en Best zijn hier voorbeelden van. Aanbieders en kopers ontmoetten hier elkaar en de gemeenten stelden ruimten en mijnpersoneel ter beschikking. De verhandelde hoeveelheden waren gering. Op de botermijnen in en rond Deurne werd bijvoorbeeld wekelijks rond de 400 kg verhandeld.3 De mijn is een veilingvorm waar de prijzen bij het begin van de handel door de veilingmeester relatief hoog worden ingezet. De veilingmeester laat vervolgens met behulp van een veilingklok de prijs langzaam dalen. Degene die mijn roept, geeft te kennen dat hij de partij tegen de dan aangegeven prijs wenst te kopen en daarmee komt een transactie tot stand. Zijn er meerdere kopers die tegelijkertijd mijn roepen, dan wordt de betreffende partij per opbod aan de hoogste biedende van deze gegadigden verkocht. De transactie wordt contant afgerekend. Partijen aangeboden boter werden vooraf gekeurd waardoor de mijnen bijdroegen aan het terugdringen van het geknoei maar uitgebannen werden deze misstanden niet. Na het instellen van de grote botermijnen aan het einde van de 19e en in het begin van de 20ste eeuw in onder andere Maastricht, Roermond, Eindhoven en Venlo verdwenen de kleine lokale botermijnen.
Het ontstaan van de coöperatieve zuivelbedrijven in het zuiden van Nederland Het waren vooral priesters en dorpsonderwijzers die zich in het zuiden van Nederland inspanden om het economische lot van de arme boerenbevolking te verbeteren. Het gebrekkige ontwikkelingsniveau (zeker de helft van de boerenbevolking was in de tweede helft van de 19e eeuw in niet staat om de eigen naam te schrijven, zoals mij gebleken is bij een onderzoek naar mijn familiegeschiedenis4) was er een belangrijke oorzaak van dat de agrarische bedrijfstak haar eigen belangen maar gebrekkig kon behartigen en op de genoemde beroepsgroepen was aangewezen. Waarom waren het juist priesters en dorpsonderwijzers die zich het lot van de arme boerenbevolking aantrokken? J.M. Dekker wijst er in haar eerder aangehaalde studie op dat de priesters –waaronder veel boerenzonen- zich lieten inspireren door de in 1891 door paus Leo XIII uitgegeven encycliek 8
Rerum Novarum. Deze pauselijke rondzendbrief was het katholieke antwoord op de grote sociale vraagstukken van die tijd. In de brief werd onder meer gepleit voor een rechtvaardig loon voor arbeiders, recht op privaat eigendom en solidariteit met de zwakkeren.5 Bij de totstandkoming van de coöperaties waren de priesters de inspirators, zoals Dekker ze noemt, en de onderwijzers waren de belangrijkste stuwers. Ook landbouwleraren en zuivelconsulenten worden door Dekker als stuwers genoemd. Bij deze laatste twee groepen kan gesproken worden van een beroepsmatige interesse voor de boerenstand, voor de onderwijzers lag dat wat anders. Hun inzet kan voor een belangrijk deel verklaard worden uit het feit dat zij opgeleid werden aan de katholieke Normaalscholen, voorlopers van de latere kweekscholen c.q. pedagogische academies, waar het docentencorps grotendeels uit priesters bestond. Zij kregen op het gebied van sociaal-economische vraagstukken dezelfde denkbeelden voorgehouden als de priester-emancipatoren. De norbertijn Gerlacus van den Elsen (1853-1925) is van categorie priesters het meest sprekende voorbeeld. Uit respect voor zijn verdiensten voor de boerenbevolking is zelfs een dorp naar hem vernoemd: het in de Peel gelegen Elsendorp. De in dit verband belangrijkste onderwijzers komen we in het vervolg nog tegen.
De eerste fabriekjes In Tungelroy werd in 1892 op initiatief van het plaatselijke hoofd der school, Joannes Amenta, door enkele tientallen boeren de eerste boterfabriek in het zuiden van Nederland opgericht. Voordat het zover was moest Ament vele weerstanden bij de conservatieve ongeletterde boeren doorbreken.6 Men schafte voor gemeenschappelijke rekening een handcentrifuge aan en in het schuurtje van de coöperatievoorzitter werd de eerste fabrieksmatige boter geproduceerd. De traditionele afnemers, zowel de winkeliers in de omgeving als de handelaren, weigerden aanvankelijk om de boter te kopen omdat men meende dat de nieuwerwetse productiemethode geen goed product kon opleveren. 7 Nadat Ament erin geslaagd was om in België afnemers te vinden voor de nieuwe Tungelroyse boter, ging het snel. In bijna alle dorpen en buurtschappen van de Peel en de Kempen ontstonden in de periode 1892-1900 kleine coöperatieve boterbedrijfjes waar met handkracht en een handjevol personeel boter gemaakt werd. De ondermelk ging terug naar de leveranciers van de volle melk en diende traditioneel als veevoer. Vanaf 1900 werd handkracht op veel plaatsen door stoomkracht vervangen. Dit betekende het sluiten van veel kleine bedrijfjes. Deze sanering kan gezien worden als de eerste fase in het proces van bedrijfssluitingen, a
Joannes Josephus Cornelis Ament (1864-1932) had zijn onderwijzersdiploma behaald aan de Normaalschool te Rolduc. Hij begon zijn carrière als onderwijzer te Beegden en werd daarna hoofd der school in Tungelroy. Ament vervulde veel bestuurlijke functies binnen agrarisch Nederland. Hij was van 1922 tot aan zijn dood in 1932 lid van de Tweede Kamer.
9
concentratie en schaalvergroting in de zuivelindustrie. Een proces dat tot op heden voortgaat.
Oprichting ZNZ Al snel nadat de eerste handkracht fabriekjes ontstaan waren, was het voor Joannes Ament, Jan Truijenb en de Frans Cortenc duidelijk dat deze kleine coöperatieve bedrijfjes die elkaar beconcurreerden, gebaat waren bij samenwerking. Zij deden een oproep aan de coöperatiebesturen om op 9 juli 1893 een hiervoor belegde vergadering in Roermond bij te wonen. Aan deze oproep werd ruim gehoor gegeven en tijdens deze bijeenkomst besloot men over te gaan tot de oprichting van de Zuid Nederlandsche Zuivelbond (hierna ZNZ genoemd). Jan Truijen werd tot voorzitter gekozen, een functie die hij tot zijn dood in 1919 zou blijven uitoefenen. Er sloten zich onmiddellijk 32 fabrieken aan. In 1894, het eerste volledige kalender jaar, telde de bond 47 leden die samen de melk verwerkte van 7.500 koeien met een totale melkgift van 17 miljoen kg en een boterproductie van 0,6 miljoen kg. Tien jaar later was het ledental opgelopen tot 149 met in totaal 21.500 koeien, 56 miljoen kg melk en een productie van ruim 2 miljoen kg boter.8 ZNZ was in juridische zin een vereniging. De bond had als doel de bevordering van de
zuivelbereiding op coöperatieve grondslag en de behartiging van de belangen der leden.9 Leden waren zelfstandige coöperatieve zuivelfabrieken in de regio oostelijk Noord-Brabant en Limburg. De belangenbehartiging werd vorm gegeven door de instelling van commissies die elk een deelgebied voor hun rekening namen. Zo was er bijvoorbeeld een Commissie
Aankoop, een Commissie Boterexport, een Commissie Bouw en Werktuigen, een Commissie voor de Boterkeuringen enzovoorts.10 De ZNZ hield kantoor aan de Willem IIsingel 5 te Roermond. De organisatie van de verkoop van boter en het structureren van de kwaliteitscontrole waren de belangrijkste activiteiten van de bond. Er werd naar gestreefd om de rol van de kleine handelaar terug te dringen en de kwaliteit van de boter voor de afnemers te garanderen zodat de opbrengsten voor de boeren verbeterden. De instelling van eigen coöperatieve botermijn was hiervoor het uitgelezen instrument.
b
Petrus Johannes Truijen (1838-1919) was aanvankelijk landbouwer en daarna landmeter. Hij vervulde tijdens zijn leven veel bestuurlijke functies in het openbaar bestuur en binnen agrarisch Nederland. Hij was burgemeester van Meijel van 1895 tot 1913, lid van de Provinciale Staten van Limburg van 1886 tot 1919 en lid van de Tweede Kamer van 1895 tot 1901. c Frans Renier Corten (1864-1953) was rijkslandbouwleraar, zuivelconsulent en wethouder van Ulestraten.
10
Jan Truijen
Joannes Ament
De Botermijn in Maastricht Reeds in 1885, nog geen twee jaar na de oprichting van ZNZ, werd de Botermijn te Maastricht opgericht. De bond koos de Limburgse hoofdstad vanwege haar gunstige ligging ten opzichte van het afzetgebied. Vond de Friese exportboter haar bestemming vooral in Engeland, de boter die in oostelijk Noord-Brabant en Limburg geproduceerd werd, was naast de afzet in Nederland, voornamelijk bestemd voor afnemers in België en Duitsland. Spoedig na de oprichting bleek dat de in het centrum van de stad gelegen mijn te klein was en de locatie was ongunstig. In 1901 werd een nieuw mijngebouw aan het spooremplacement in Maastricht in gebruik genomen. Een optimale vestigingsplaats voor aan- en afvoer. Er werd op twee dagen gehandeld en op de avonden voorafgaand aan deze dagen werd de boter van de fabrieken per spoor aangevoerd. De instelling van de mijn was een succes. Dankzij de overtuigingskracht van de bondsbestuurders wisten de coöperatiebesturen de discipline op te brengen om het grootste deel van hun boter via de mijn af te zetten. Daarnaast waren belangrijke succesfactoren de strakke organisatie ten aanzien van de verhandelde kwaliteit en de ondersteuning door advertentiecampagnes in Duitsland en België. In 1913 bleek het mijngebouw opnieuw te klein te zijn en werd er wederom naar een grotere bedrijfsruimte verhuisd, eveneens aan het spooremplacement in Maastricht. Het succes van de mijn kan afgelezen worden aan de stijging van de verhandelde volumes: 1895 245 ton, 1900 1.290 ton, 1905 1.920 ton en 1910 4.482 ton.
11
In vergelijking met het hedendaagse
productievolume van boter zijn het uiterst bescheiden hoeveelheden, maar in de genoemde jaren waren het respectabele getallen. (In 2013 was de melkproductie in Nederland veertien
maal zo hoog als in 1900 (12,2 miljard kg versus 0,9 miljard kg; boterproductie in 2013 133 miljoen kg; er zijn geen gegevens beschikbaar over 1900). Door de toename van de vet- en
11
eiwitgehaltes is de toename van het volume zuivelproducten nog aanzienlijk hoger geweest dan factor veertien.)
De Botermijn in Maastricht. (Fotocollectie BHIC)
De Eerste Wereldoorlog en haar nasleep Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog had drastische gevolgen voor ZNZ en de Maastrichtse Botermijn. De gunstige geografische positie van de mijn veranderde op slag in een extreem ongunstige ligging: de traditionele exportlanden België en Duitsland waren na het uitbreken van de vijandelijkheden door het sluiten van de grenzen veel moeilijker bereikbaar. De handel op de Botermijn werd voorlopig stilgelegd maar de productie van de fabrieken ging door. ZNZ zag de voorraden oplopen. Gerard Steegmans, verkoopagent van ZNZ, –we zullen hem verder in ons relaas nog uitvoerig tegenkomen- moest onorthodoxe methodes toepassen om in de eerste oorlogsmaand het product geplaatst te krijgen. In het jubileumboek dat in 1944 werd uitgegeven bij het vijftigjarig bestaan van de bond, staat een relaas over zijn activiteiten tijdens de eerste oorlogsdagen. Op 2 Augustus had eene
conferentie plaats tusschen de heeren Truyen, Ament en Steegmans om te overwegen op welke wijze de boter, die door de fabrieken regelmatig aangevoerd werd, van de hand zou kunnen worden gedaan. In ’t buitenland was deze slechts te plaatsen in beperkte hoeveelheden en dan nog tegen bespottelijk lagen prijs (plus minus 80 cents per kilogram). De heer Steegmans nam het kordate besluit om ondanks de stremming van alle verkeer de voornaamste Duitsche koopers op te zoeken. Gewapend met het eerste buitenlandsche paspoort, te Maastricht uitgereikt, toog hij op 5 Augustus per rijwiel naar de grens. Aan het grenskantoor gekomen mocht hij, na een langdurig verhoor te hebben ondergaan, zich te 12
voet onder militair geleide begeven naar Wassenberg (circa 18 km van Roermond; FS). Hier wist hij een rijtuig te huren, waarmee hij zich in gezelschap van de gewapende macht liet brengen tot Rheidt (circa 35 km van Wassenberg; FS). Daar werd hem na veel moeite toegestaan te telefoneren (natuurlijk onder strenge censuur) met verschillende afnemers. Hij sprak met hen af, dat hij de boter aan de grens zou brengen om ze daar tegen gereed geld aan matigen prijs te distribueeren.12 In verband met het sluiten van de grenzen, zag de Nederlandse regering zich genoodzaakt om maartregelen te treffen om de voedselvoorziening te reguleren. Enerzijds ontstond schaarste aan levensmiddelen die werden ingevoerd, anderzijds ontstonden er grote afzetproblemen voor bedrijven die in belangrijke mate afhankelijk waren van export. Boter was een product dat door beide problemen werd geraakt: de exportbestemmingen waren veel moeilijker bereikbaar maar in het binnenland kon er de schaarste aan andere voedingsmiddelen gedeeltelijk mee gecompenseerd worden. De uitvoer van boter werd onderworpen aan een vergunningenstelsel. Deze vergunningen werden consenten genoemd. ZNZ werd door de overheid als boterbereider beschouwd waardoor de bond, en niet haar leden-fabrieken, de beschikking kreeg over de consenten. Dit feit was van grote betekenis voor de instandhouding van de bond. De Botermijn werd op 8 september 1914 weer geopend, maar door de oorlogssituatie en de daarmee verband houdende overheidsmaatregelen was er geen sprake meer van een vrije markt. Mondjesmaat werd er geëxporteerd en het overgrote deel van de productie vond zijn bestemming op de Nederlandse markt. Toen na de Eerste Wereldoorlog de Europese handel weer enigszins op gang kwam, bleek dat door de gewijzigde omstandigheden de verkoop van boter via de mijn lastiger werd. Belgische handelaren lieten zich aan de mijn minder zien vanwege de waardedaling van de Belgische frank en door de stijgende boterproductie in België. Ook de handel op Duitsland verliep ten gevolge van de nasleep van de oorlog veel moeizamer. Politieke instabiliteit en valutadaling bemoeilijkten de handel. Bijkomende problemen waren de groeiende populariteit van margarine, vanwege het prijsverschil met boter, en de importen vanuit Australië en Nieuw-Zeeland. Om toch genoeg afzetmogelijkheden voor boter te vinden, werd het noodzakelijk dat agenten van ZNZ nieuwe klanten gingen zoeken in Duitsland in plaats van dat de boterinkopers naar de Maastrichtse Botermijn kwamen. Er trad een verschuiving op van handel via de mijn naar directe verkoop aan klanten. Gevolg hiervan was dat de contante handel die met het mijnbedrijf verbonden was, wijzigde in verkoop met kredietverlening. Naast het feit dat de verkoop op rekening in het economisch ontwrichte 13
Duitsland tot grote debiteuren- en valutarisico’s leidde, veroorzaakte het voor ZNZ liquiditeitsproblemen omdat de leverende fabrieken, die op hun beurt de melkveehouders hun melkgeld moesten uitkeren, tijdig moesten worden uitbetaald. Kredietverlening door de
Coöperatieve Centrale Boerenleenbank aan ZNZ bood hier uitkomst. In het begin van de jaren dertig namen de politieke, economische en monetaire instabiliteit in Europa verder toe. Om de eigen producenten te beschermen, gingen Duitsland en Frankrijk over tot het heffen van invoerrechten op boter en pasten contingenteringsmaatregelend en deviezenbeperkingen toe. ZNZ werd evenals haar Nederlandse concurrenten gedwongen om de afzet gedeeltelijk te verleggen naar Engeland en naar de binnenlandse markt hetgeen grote prijsdruk tot gevolg had. De opbrengstprijs van boter kwam onder de productiekostprijs te liggen waardoor de melkveehouders in hun bestaan bedreigd werden. De Nederlandse wetgever voerde daarom de Crisis-Zuivel-Wet in die met ingang van 11 juli 1932 van kracht werd. De wet voorzag in een accijnsheffing van ƒ 0,42 per kg boter waardoor de Nederlandse boterconsument via zijn aankopen de melkveehouder steunde. Om de vluchtweg van boter naar margarine af te sluiten, werden de margarinefabrikanten verplicht om minimaal 25% van hun producten uit boter te laten bestaan en voorts werd op margarine een accijns gelegd van ƒ 0,20 per kilo.13 Uit het bovenstaande relaas kan worden afgeleid dat het ZNZ-bestuur en haar boterhandelaren moesten opereren in een zeer complexe, onoverzichtelijke en instabiele omgeving. Om door de aard van het product met zijn beperkte houdbaarheid en de ongelijkmatige productieverdeling over zomer- en winterperiode, niet gedwongen te zijn de door de fabrieken aangevoerde boter direct af te moeten zetten, hield de bond voorraden aan die extern tegen relatief hoge kosten werden opgeslagen. Het bestuur van ZNZ leek het daarom wijs om eigen opslagcapaciteit ter beschikking te hebben waardoor bespaard kon worden op opslag- en transportkosten. Dit was de beweegreden voor ZNZ om deel te nemen in het Roermondse koelhuisproject.
Coöperatieve Roermondsche Eiermijn Het ontstaan van de Coöperatieve Roermondsche Eiermijn (hierna de CRE genoemd) vertoont grote parallellen met het ontstaan van de ZNZ. Dit lag ook erg voor de hand omdat de boeren in Zuid-Nederland naast een paar koeien ook kippen hielden. De lage opbrengstprijzen van eieren, mede veroorzaakt door de gedwongen winkelnering, leidde tot grote armoede onder de kleine pluimveehouders. Onder de inspirerende leiding van Jan
d
Maximum in te voeren hoeveelheden binnen een bepaalde tijdslimiet.
14
Mathis Breukers
e
, hoofdonderwijzer te Neer, kwamen pluimveehouders tot een
samenwerkingsverband om collectief een aantal activiteiten uit te voeren zoals de inkoop van voer en de verkoop van eindproducten. Zij richtten hiervoor in 1904 te Neer de CRE op.
Jan Mathijs Breukers
De verkoop via een mijn, naar analogie van wat bij boter inmiddels in zwang was geraakt, werd overgenomen. Een uiterst succesvolle onderneming, naar spoedig zou blijken. Enkele cijfers om dit te illustreren. In 1905, het eerste volle jaar van het bestaan van CRE, werden er 1 miljoen eieren aangevoerd, in 1915 bedroeg de aanvoer 41 miljoen stuks en in 1925 liep de aanvoer op tot 95 miljoen stuks. In 1924, bij de viering van het 4e lustrum, kende de CRE een ledental van 20.000 pluimveehouders.14 De eieren vonden voor een belangrijk deel hun bestemming naar exportlanden waarbij Duitsland en Engeland de belangrijkste markten waren. CRE vestigde zich aanvankelijk aan de Kraanpoort te Roermond. Deze locatie werd spoedig te krap en er werd naar de Hamstraat verhuisd. Door de stormachtige groei, bleek ook deze locatie te klein bemeten. Op het terrein dat nu wordt begrensd door de Prins Bernhardstraat en de spoortunnel van de Koninginnelaan, werd in 1926 een voor die tijd zeer modern bedrijf gebouwd dat op 11 december van dat jaar door de Minister van Binnenlandse Zaken en Landbouw, J.Kan, officieel werd geopend. Door de situering aan een raccordement, een spoorwegaftakking die speciaal voor goederentransport is aangelegd, was er sprake van een voor die tijd zeer moderne infrastructuur. In het bedrijf werkten circa 100 mensen. 15 CRE zou uiteindelijk uitgroeien tot de grootste onderneming op dit gebied in Europa. Evenals boter werd de export van eieren in de jaren dertig getroffen door onvoorzienbare overheidsmaatregelen in de exportlanden zoals invoerrechten en contingentering. Mede om e
Jan Mathis Breukers (1853-1923) behaalde in 1871 zijn onderwijzersdiploma. Hij was achtereenvolgens onderwijzer te Swalmen en Rolduc en van 1878 tot 1918 was hij hoofd der school te Neer.
15
deze reden had CRE behoefte, net als ZNZ, aan eigen opslagcapaciteit om beter te kunnen inspelen op wisselende marktomstandigheden.
Coöperatieve Veiling Vereeniging In 1915 werd in Blerick de Coöperatieve Veiling Vereeniging (hierna CVV genoemd) opgericht. Het doel van CVV was vergelijkbaar met het doel van ZNZ en CRE: het beter structureren van de verkoop van de producten van de aangesloten leden waardoor de producenten tot grotere welvaart konden komen. Omdat de rol van CVV binnen de Zuid
Nederlandsch Koelhuis NV marginaal zou blijven, wordt hier op de CVV niet dieper ingegaan.
16
HOOFDSTUK 2 Oprichting en bouw
Besluitvorming Zoals we in het vorige hoofdstuk gezien hebben, was het voor ZNZ en CRE interessant om te onderzoeken of het beschikbaar hebben van eigen opslagcapaciteit uit bedrijfseconomisch perspectief winstgevend was. In 1929 waren reeds gesprekken gevoerd om te bezien of de stichting van een koelinrichting haalbaar was. Door de omvang van de commissie en de ver uiteenlopende belangen van de betrokken partijen, had men niet tot een gezamenlijk standpunt kunnen komen. Vermoedelijk waren hier meerdere partijen bij betrokken geweest dan alleen ZNZ en CRE. Van deze gesprekken heb ik geen notulen kunnen vinden. In 1932 werden de koppen wederom bij elkaar gestoken en werd door CRE en ZNZ een Commissie
van Voorbereiding in het leven geroepen om het vraagstuk opnieuw te bezien. Namens ZNZ namen de bestuurders Th. Verheggen, J.C. van Beek, H.L. Cremers, W.R. Zuidema en G.H. Steegmans aan het overleg deel en voor CRE waren dit bestuursvoorzitter P.J. van Haaren en de bestuursleden J.M.H. Breukers en L.G.H. Simons. De laatste trad op als secretaris. Verheggen was aanvankelijk de voorzitter maar wegens drukke werkzaamheden droeg hij deze functie over aan Van Beek. De nieuwe voorzitter zal nauwelijks minder bezet zijn geweest dan Verheggen, want naast bestuursvoorzitter van ZNZ, was hij burgemeester van Deurne, lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant en vervulde hij nog talloze andere bestuursfuncties binnen de agrarische sector en de katholieke zuil. De rol van Steegmans was een bijzondere omdat hij deel uitmaakte van beide besturen. Tijdens de commissievergadering van 17 september 1932 verklaarde Breukers dat het kunnen beschikken over een eigen koelhuis voor CRE wenselijk werd geacht omdat men daarmee kon besparen op de externe kosten van vracht en opslag en men kon desgewenst goederen op voorraad houden in een oplopende markt en zodoende profiteren van hogere prijzen. Steegmans betoogde dat ZNZ, mede door de crisisomstandigheden, 500 ton boter extern had opgeslagen en daarvoor ƒ 5.000 per maand aan kosten had. Vooral in de zomermaanden was extra koelruimte gewenst.f Verheggen bracht hier tegen in dat men niet moest bouwen voor een crisissituatie, maar dat men uit moest gaan van een normale toestand. Breukers bracht in het midden dat er altijd een verschil in eierprijzen in het voorjaar
f
De melk- en de hiermee samenhangende boterproductie lagen in de maanden dat de koeien in de wei liepen aanzienlijk hoger dan in de periode dat het vee op stal stond. Tegenwoordig is het verschil in melkgift tussen zomer en winter verwaarloosbaar.
17
en in het najaar was en dat er daarnaast een groeiende behoefte was aan koelruimte voor groenten en fruit. Van Beek concludeerde uit de gesprekken dat ZNZ en CRE geen gelijke belangen hadden en dat hiermee bij de bepaling van de eigendomsverhoudingen rekening mee moest worden gehouden. Uiteindelijk stelde voorzitter Verheggen vast dat de standpunten van beide partijen duidelijk waren en dat de twee besturen nu gevraagd zou worden om een besluit te nemen.16 In oktober 1932 stemden de beide besturen in met het voorstel van de Commissie van
Voorbereiding,
een
beslissing
die
vervolgens
door
de
afgevaardigden
van
de
ledenvergaderingen van de beide organisaties werd goedgekeurd. 17 Voor het samenwerkingsverband werd een naamloze vennootschap opgericht met de naam Zuid-
Nederlandsch Koelhuis NV. De beide coöperaties zouden elk voor ƒ 50.000 deelnemen in het aandelenkapitaal en spraken met elkaar af dat de kapitaalbehoefte die boven ƒ100.000 uitging, extern geleend zou worden. De stichtingskosten van het koelhuis werden begroot op ƒ 340.000. Het koelhuis zou worden gevestigd op de kop van het bestaande bedrijfspand van de CRE op een terrein dat eigendom was van de Staats Spoorwegen, de voorloper van de
Nederlands(ch)e Spoorwegen. Het spoorwegbedrijf was niet bereid de grond aan de nieuwe NV te verkopen, maar wel om een erfpachtconstructie met een looptijd van 50 jaar aan te gaan waarvoor de NV jaarlijks ƒ 1.180 diende te betalen.18 Om de kans op een goede bezettingsgraad van het koelhuis te vergroten, besloten de beide besturen om op zoek te gaan naar een derde participant. CVV uit Venlo werd de meest gerede partij geacht en daarnaast zou geprobeerd worden om groenten- en fruithandelaren in het project te interesseren. 19 CVV bleek inderdaad belangstelling te hebben voor deelname en ook van Duitse zijde was er interesse getoond.20 ZNZ verzette zich tegen de deelname van Duitse niet-coöperatieve bedrijven. Het bestuur was de mening toegedaan dat zij alleen met landbouworganisaties in zee wilde gaan21, een standpunt dat ook door de Algemene Ledenvergadering van ZNZ op 23 december 1932 werd ingenomen.22 Uiteindelijk zou het blijven bij drie deelnemers. ZNZ en CRE verwierven elk 40% der aandelen en CVV nam voor 16% deel. De resterende 4% bleef in portefeuille.23
Bouw van het koelhuis en andere voorbereidingen Nadat de drie partijen tot overeenstemming waren gekomen, kon gestart worden met de voorbereidingen voor de bouw, het opstellen van statuten, en het werven van een bedrijfsleider. Als architect werd ir. Jos Franssen uit Roermond gekozen en Bureau Koopman uit Den Haag werd ingehuurd als adviseur voor de technische installaties waarbij ook de FNZ, de
18
overkoepelende Federatie Nederlandse Zuivel, werd ingeschakeld. Het ontworpen gebouw had een lengte van 36 meter, een breedte van eveneens 36 meter en een hoogte van 14 meter. Het gebouw kreeg een laadbordes voor treinwagons en een laadbordes voor vrachtwagens. Het pand telde vier verdiepingen waarvan één half ondergronds, een zogenaamd souterrain. De hoogte was zodanig gekozen, dat de vloer van de eerste verdieping zich op het zelfde niveau bevond als de laadbordessen voor het spoor en de vrachtwagens. De fundering was overgedimensioneerd waardoor het in de toekomst mogelijk zou zijn om nog een verdieping toe te voegen. In de kelder bevonden zich de machinekamer met de koelmachines en de vriesruimten. De begane grond was bestemd voor de afdeling Boterexport van de ZNZ. Hier bevonden zich de opslagruimten voor 10.000 vaten boter, kantoor- en expeditieruimten en een keuringslokaal. Het keuren van de aangevoerde boter was een belangrijke aangelegenheid, omdat de keuringsuitslagen bepalend waren voor de afrekening van de leverende fabrieken. Geur, smaak, vet- en vochtgehalte waren criteria op basis waarvan de afrekenprijzen werden vastgesteld. Ook voor de keuze van de afzetkanalen was de boterkeuring van belang. De eerste etage met een opslagcapaciteit van 15 miljoen eieren was bestemd voor CRE. De bovenste etage was gereserveerd voor groenten, fruit, vlees en eventuele overige producten van derden. Het verticale transport vond plaats met liften. De liften zouden gedurende de gehele levensduur van het koelhuis technische problemen opleveren. De steeds zwaardere belastingen van deze hefwerktuigen en de scherper worden veiligheidsmaatregelen van de overheid waren hier de oorzaken van. Het skelet van het gebouw bestond uit beton en de bekleding uit baksteen.24 Op 30 december 1932 vond in Hotel Kissels in de Neerstraat in Roermond de aanbesteding voor de bouwkundige werkzaamheden plaats. Er waren zeventien inschrijvers waarvan de
Zuid Nederlandsche Betonmaatschappij uit ‘s-Hertogenbosch de laagste was. Aan dit bouwbedrijf werd het werk gegund voor een bedrag van ƒ 116.200.25 De bouw was nog maar in het beginstadium toen de Commissie van Voorbereiding de schrik om het hart sloeg. De economische wereldcrisis deed zich steeds sterker gevoelen. De Duitse
regering
had
een
aantal
protectionistische
maatregelen
genomen
zoals
invoerrechtenheffing en contingentering26 waardoor de export van boter en eieren zwaar werden getroffen. De commissie vroeg zich tijdens haar vergadering van 14 april 1933 af hoe er bezuinigd kon worden op de stichtingskosten in verband met deze oogenblikkelijken toestand. Steegmans bleef optimistisch en verwachtte dat er altijd behoefte bleef aan koelcapaciteit voor boter. Derkx, die kort daarvoor namens CVV tot de commissie was
19
toegetreden, was veel pessimistischer. Hij achtte de opslagkosten voor eieren veel te hoog en van de opslag van vlees en fruit verwachtte hij weinig. Hij was van mening dat het koelhuis voor boter wel van belang was maar voor de andere partijen beduidend minder. Roncken, die ook namens CVV van de commissie deel uitmaakte, vroeg zich af of CRE wel gedwongen kon worden haar aandeel te betalen nu de eierenmarkt in een dergelijk slechte situatie verkeerde. Voorzitter Van Beek reageerde geschokt. Drie partijen hadden een overeenkomst gesloten en het ging niet aan de investeringen van ƒ 240.000 naar ZNZ te schuiven nu het economisch tegen zat. Diverse deelnemers hielden daarna een pleidooi voor het zoeken naar besparingen op de investeringen echter zonder daarbij tot oplossingen te komen. Besloten werd om met de adviseurs hierover van gedachten te wisselen.27 Voor ZNZ betekende de deelname in de NV overigens een grote investering. De bond had tot dan toe alleen het kantoorpand aan de Willem II-singel in Roermond als bedrijfspand.
De machinekamer in de kelder. (Fotocollectie Lou van Laer)
Op 16 mei 1933 kwam commissie opnieuw bij elkaar. Tijdens deze vergadering werd eerst de gunning van de opdracht voor de koeltechnische installaties besproken. Er werd een pleidooi gehouden om te kiezen voor Nederlands fabricaat en bij voorkeur zelfs voor een Zuid-Nederlandse aanbieder. Breukers verzette zich fel tegen de mogelijkheid om een firma
20
te kiezen met Duitse toeleveranciers. Uiteindelijk werd besloten om met de NV Grasso’s
Machinefabriek in ‘s-Hertogenbosch gesprekken aan te knopen. Ook het onderwerp bezuinigen op de investeringen kwam weer uitgebreid ter tafel. Uit gesprekken die Breukers in Den Haag met ambtenaren gevoerd had, was hem gebleken dat de uitvoer belemmerende maatregelen die Duitsland voor eieren genomen had, waren terug te voeren op het feit dat ZNZ niet had willen samenwerken met Duitse partners voor de stichting van het koelhuis. 28 Een wat wonderlijke bewering. Breukers of zijn Haagse gesprekspartners zullen de zaak wat overdreven hebben. Het is moeilijk voor te stellen dat de Duitse regering in Berlijn tot invoerbeperkingen op eieren overging omdat in een Nederlandse provincieplaats een koelhuis gebouwd werd zonder Duitse deelneming. Tijdens de vergadering ontstonden er grote tegenstellingen tussen de twee grootste participanten. ZNZ wilde het oorspronkelijke plan uitvoeren en CRE was voorstander van vergaande bezuinigingen nu men wist dat de exploitatie niet kostendekkend zou zijn. Omdat er echter geen substantiële besparingen gevonden konden worden, besloot men na veel heen en weer gepraat uiteindelijk toch om het koelhuis volgens plan af te bouwen De deelnemers bedachten als oplossing dat de aan te stellen bedrijfsleider niet alleen een uitstekende koeltechnicus moest zijn, maar ook over commerciële talenten moest beschikken. Hij zou ook belast gaan worden met de verkoop van gekoelde opslagcapaciteit aan derden. Voor deze functie werd een zekere Otto Magel in dienst genomen. Dat verliep overigens niet zonder slag of stoot. De Commissie van Voorbereiding vond dat zij met de uit IJmuiden afkomstige Magel een uitstekende kandidaat op het oog had. Er waren veel sollicitanten maar Magel was degene die op het gebied van koeltechniek ver boven zijn medekandidaten uitstak. Hij werd wat duur gevonden, maar vanwege zijn vakkennis werd over dat bezwaar heen gestapt. De grondleggers van ZNZ, CRE en CVV waren, zoals we gezien hebben, nauw verbonden met kerk en clerus, en het lag dan ook voor de hand dat de toenmalige katholieke moraal van grote invloed was op de besluitvorming. Magel was weliswaar katholiek maar hij practiseerde niet. Practiseren wilde zeggen het naleven van de Vijf
geboden der Heilige Kerk, waaronder de zondagse kerkgang. Breukers had tijdens een gesprek met Magel de indruk gekregen dat de beoogde bedrijfsleider graag zijn katholieke plichten wilde vervullen maar dat dit in IJmuiden een lastige zaak was. De commissieleden stemden uiteindelijk met zijn benoeming in onder de voorwaarde dat Magel nog eens uitdrukkelijk verklaarde dat hij zijn godsdienstige plichten weer zou gaan vervullen. President-commissaris Van Beek, een bestuurlijk zwaargewicht in de katholieke agrarisch wereld, stelde nog als extra voorwaarde dat vòòr het sluiten van het arbeidscontract moest worden vastgesteld of Magel wel in een wettelijke verhouding tot zijn vrouw stond. 29 21
Blijkbaar werd deze kwestie bevredigend opgelost want Magel werd in dienst genomen en zou tot zijn pensioen in 1953 aan het koelhuis verbonden blijven. De innige verbondenheid van de NV met de kerk vinden we nog in een ander aspect terug. De vergaderingen van de Commissie en, na het tot stand komen van de NV, de vergaderingen van de Raad van Commissarissen, werden geopend en gesloten met de
christelijke groet. (Voorzitter: Gelooft zij Jezus Christus. Overige aanwezigen: in alle eeuwigheid. Amen). Deze gewoonte is in stand gebleven tot het einde van 1967.30
22
HOOFDSTUK 3 De eerste tien jaar
Bestuursstructuur In haar vergadering van 26 augustus 1933 bogen de commissieleden zich over de ontwerpstatuten van de NV. Over het maatschappelijk kapitaal en de verdeling daarvan over de drie deelnemers was men het al eerder eens geworden. Ook over de bepaling dat overdracht van aandelen alleen kon plaatsvinden met toestemming van ¾ van de stemmen in de Algemene Vergadering van Aandeelhouders, was geen discussie. Onenigheid ontstond over de door ZNZ voorgestelde bepaling dat alleen nieuwe deelgenoten konden worden toegelaten die rechtstreeks of zijdelings de belangen van boeren en/of tuinders dienden. Breukers had hier bezwaar tegen. Hij was van mening dat een dergelijke bepaling het rendabel maken van het koelhuis in gevaar kon brengen. Hij uitte kritiek op het eerder genoemde besluit om geen Duitse partijen als deelgenoot in de NV toe te laten. De ZNZ-vertegenwoordigers beriepen zich echter op de besluiten van haar bestuur en hielden voet bij stuk. Secretaris Simons beëindigde de discussie met de opmerking dat de eis van ZNZ om de eerdergenoemde bepaling op te nemen overbodig was, omdat de vereiste ¾ meerderheid bij overdracht van aandelen garandeerde dat ZNZ de toetreding van haar niet welgevallige deelgenoten kon tegenhouden.31 De NV kreeg een Raad van Commissarissen bestaande uit vijf leden: twee namens ZNZ (J.C. van Beek en G.H. Steegmans), twee namens CRE (P.J. van Haaren en J.M.H. Breukers) en één namens CVV (Th. Derkx). Na diens overlijden werd Derkx in 1935 opgevolgd door K. Roncken die op zijn beurt in 1937 plaats maakte voor J. van Maris. De Raad van Commissarissen koos Van Beek tot president-commissaris. 32 De elkaar snel opvolgende commissarissen namens CVV zouden de vergaderingen van de raad slechts sporadisch bijwonen. Hoe groot de betekenis van het koelhuis voor de twee grootste deelgenoten was, kan worden afgeleid uit het feit dat de bestuursvoorzitters van ZNZ en CRE zelf in de Raad van Commissarissen zitting namen. De nieuwe commissarissen wilden zichzelf graag tot directie van de NV benoemen, maar toen zij tot het inzicht kwamen dat dit juridisch onmogelijk was, werd secretaris Leo Simons zonder veel omhaal tot directeur gebombardeerd.33 De statuten verschenen op 18 januari 1934 in het bijvoegsel bij de Nederlansche
Staatscourant waarmee de oprichting van de NV formeel een feit was geworden. In de statuten werd onder meer het doel van de NV geformuleerd: Het koelen van alle soorten
producten, het uitoefenen van een expeditie- en veembedrijf en voorts alles wat daarmee 23
verband houdt in den meest uitgebreiden zin des woords. De naam Zuid-Nederlandsch Koelhuis NV werd ook officieel vastgelegd. Naast het bovenstaande, bevatte de statuten nog allerlei bepalingen omtrent bevoegdheden, procuratie, benoeming van commissarissen, winstverdeling, reservefonds, liquidatie en de Algemene Vergadering van Aandeelhouders.34 Wat de feitelijke verhoudingen betreft, kan worden gesteld dat de Raad van Commissarissen als directie functioneerde. De commissarissen, die tevens de Algemene Vergadering van Aandeelhouders vormden, rapporteerden aan de drie besturen van de deelgenoten waar zij zelf deel van uitmaakten. Belangrijke besluiten van de Raad van Commissarissen dienden door deze besturen gefiatteerd te worden, maar omdat de bestuursvoorzitters van ZNZ en CRE tevens commissaris waren, leverde dit uiteraard nooit verschillen van inzicht op.
Opening en eerste jaar Het koelhuis werd in maart 1934 in gebruik genomen. 35 Vermoedelijk is dit niet met feestgedruis gepaard gegaan want noch in de Roermondse kranten, noch in de notulen van de Raad van Commissarissen lezen we hier iets over. De Roermondse bevolking werd overigens wel in de gelegenheid gesteld om het nieuwe bedrijfsgebouw te bezichtigen.36 Of veel mensen er gebruik van gemaakt hebben, weten we niet. De regenteske stijl waarin de uitnodiging gesteld was, klonk allesbehalve gastvrij.
De Raad van Commissarissen maakte zich nog voor de opening zorgen over het investeringsbedrag dat de voorziene stichtingskosten dreigde te overschrijden.37 Het is niet helemaal duidelijk waar deze zorgen betrekking op hadden. De stichtingskosten waren geraamd op ƒ 340.00038 terwijl uit de jaarrekening over het boekjaar 1934/1935 blijkt dat de totale investering ƒ 309.000 beliep.39 In dezelfde vergadering ruzieden de commissarissen over het bijeenbrengen van de benodigde gelden. Naast het aandelenkapitaal dat tot ƒ96.000 was volgestort, was er nog een kapitaalbehoefte van ruim ƒ 210.000. Uiteindelijk verstrekten 24
ZNZ en CRE elk een lening van ƒ 88.000 en CVV droeg ƒ 35.200 bij.40 De rentevergoeding voor deze leningen werd vastgesteld op 4%.41
Het koelhuis kort na de ingebruikname gezien vanuit de richting van het CRE-gebouw. (Fotocollectie Lou van Laer)
In bedrijf Direct na de in bedrijfsstelling kwamen er technische onvolkomenheden aan het licht zoals problemen met de luchttoevoer in de koelcellen, de temperatuurregeling en het doorzakken van de liften.42 De aannemers en leveranciers losten de meeste problemen snel op. Met de aannemer en de architect was er een slepend conflict. Uit de stukken heb ik niet kunnen opmaken waar het dispuut betrekking op had. De zaak werd voorgelegd aan een arbitragecommissie die de NV in het ongelijk stelde waardoor zij ƒ 14.000 aan kosten voor haar rekening moest nemen.43 Met architect Franssen en met adviseur Koopman werd nog lang gecorrespondeerd over de hoogte van hun declaraties. Ook hier trok de NV aan het kortste eind. Zoals we gezien hebben was Leo Simons statutair aangesteld als directeur en was Otto Magel de bedrijfsleider. Simons verrichtte zijn directeurschap in deeltijd en bemoeide zich maar sporadisch met het koelhuis. Zijn hoofdtaak was het secretarisschap van CRE. De 25
operationele leiding lag bij Magel. Dikwijls was hij aanwezig tijdens de vergaderingen van de Raad van Commissarissen om uitleg te geven over technische onderwerpen. Simons, die de vergaderingen ook bijwoonde en ze notuleerde, wordt in de notulen zelden sprekend opgevoerd. Over het functioneren van Magel was de Raad van Commissarissen blijkbaar zeer
tevreden.
Met
grote
regelmaat
kreeg
hij
gratificaties
uitgekeerd
en
zijn
salarisverhogingen en pensioenregeling waren dikwijls onderwerp van gesprek tijdens de vergaderingen van de commissarissen. Toch viel er een keer een haar in de boter. Een Antwerpse afnemer had een klacht ingediend over de kwaliteit van het geleverde vlees. Het koelhuis had volgens de commissarissen geen fouten gemaakt, dus werd besloten om niet op de klacht in te gaan.44 De klant persisteerde omdat Magel hem had verteld dat er in het koelhuis wel degelijk iets fout was gegaan. Een schadevergoeding van ƒ 1.000 was niet meer te voorkomen. De Raad van Commissarissen was zeer ontstemd over het optreden van de bedrijfsleider.45 De boekhouding werd gevoerd door Jan Breukers, een zoon van commissaris Jules Breukers. Breukers junior was in dienst van CRE en vervulde zijn functie voor het koelhuis in deeltijd. Het koelhuis betaalde CRE voor de werkzaamheden van Simons en Breukers jaarlijks ƒ 2.000.46 De commissarissen waren nauw bij de bedrijfsvoering betrokken. Zij vergaderden enkele malen per jaar en tijdens deze besprekingen werden doorgaans allerlei operationele onderwerpen besproken. Andere vaste agendapunten waren de financiële gang van zaken en de jaarrekening. Eens per jaar werd aansluitend aan de Raad van Commissarissenvergadering de Algemene Vergadering van Aandeelhouders gehouden. De commissarissen traden dan op als vertegenwoordigers van de aandeelhouders en bleven op hun stoelen zitten als de vergaderingen naadloos in elkaar overgingen. Het waren formele vergaderingen waarbij de jaarrekening definitief werd vastgesteld en de mutaties in de personele samenstelling van de Raad van Commissarissen werden bekrachtigd. De vergaderingen vonden op wisselende locaties plaats. In de jaren dertig waren dat dikwijls het Oranje Hotel, Hotel Royal en Café Nijpels te Eindhoven en Hotel Kissels te Roermond. Stuk voor stuk gelegenheden die niet bepaald tot de onderkant van de horecamarkt van die dagen behoorden. Ook werd er meerdere malen gebruik gemaakt van de vergaderzaal van CRE. De commissarissen kenden zich zelf in 1942 een vacatiegeld toe van ƒ 10 per vergadering47 en verhoogden deze vergoeding in 1948 tot ƒ 25 om marktconform te zijn, om maar eens een hedendaagse uitdrukking te gebruiken.48 Aangenomen mag worden dat de heren hun eigen reiskosten en de kosten van het verteer tijdens de vergaderingen hieruit bestreden.
26
Wilde plannen en meningsverschillen Met drie partijen onder één dak was het niet altijd rozengeur en maneschijn. Er was een verdeelsleutel voor kosten afgesproken die wel tot conflicten moest leiden. Voor boter, eieren en fruit waren tarieven overeen gekomen en het plan was om eventuele onderbezetting op te vullen met goederen van derden. De exploitatietekorten en -overschotten zouden tussen de deelgenoten worden verdeeld op basis van de aandelenverhouding. Het kwam erop neer dat de onderbezetting veroorzaakt door één der partijen door de twee overige deelgenoten werd meebetaald. Het koelen van fruit gaf lucht af aan de eieren hetgeen ongewenst was. Magel had wel een oplossing bij de hand: twee etages op het bestaande koelhuis bouwen en de geurbesmetting was van de baan. Investeringsbedrag ƒ 83.000.49 Voor een appel en ei, om het zo maar eens te zeggen. Maar uitbreiding van capaciteit terwijl de bestaande opslagcapaciteit onderbezet was, leek de Raad van Commissarissen wat al te gortig en er werden voor ƒ 15.000 technische aanpassingen gedaan om geurbesmetting in de toekomst te voorkomen. De eerder genoemde onderbezetting was deels het gevolg van het intrekken van bestaande overheidssteun - vergoeding voor de gekoelde opslag van 40 miljoen eieren - en deels het gevolg van marktomstandigheden. Omdat CRE moest opdraaien voor 40% van de onderbezettingskosten verweet Breukers ZNZ dat er te weinig boter werd opgeslagen. Steegmans bracht hier tegen in dat hij boter kon verkopen tegen 2 cent boven de boternotering g en hij daarom minder product in opslag liet liggen. Dit dilemma tussen commercieel eigen belang en collectieve verantwoordelijkheid voor de bezetting van het koelhuis zou zich meerdere malen voordoen. In 1937 was de bezetting van het koelhuis bijzonder slecht en er deden zich opnieuw meningsverschillen voor. Steegmans stelde voor om een vaste verdeling van ruimten en kosten te maken waarbij de deelgenoten zelf verantwoordelijk waren voor de bezetting van hun eigen opslagcellen. Men werd het niet eens en de regeling bleef ongewijzigd. 50 Drie jaar later had men deze bron van onenigheid nog steeds niet de wereld uit geholpen.51 Uit de grafiek kan worden afgeleid hoe wisselend de bezetting van het koelhuis was gedurende de eerste tien jaren.52 De boekjaren lopen steeds van 1 maart tot en met 28 g
Op de diverse botermijnen werden op elke handelsdag noteringen vastgesteld. Het betrof de gangbare prijs per kg boter voor een standaardkwaliteit in een standaardverpakking. De noteringen waren doorgaans richtgevend voor de handelsprijzen. De boternotering is nog steeds bestaand instituut en heeft een officieel karakter. De Nederlandse boternotering komt wekelijks tot stand in overleg tussen producenten en handel. In de meeste EU-landen is dit eveneens het geval.
27
februari. De grafiek toont de bedragen die jaarlijks aan de deelgenoten en aan derden in rekening werden gebracht. Derden brachten vooral spek en varkens in. De opslag van eieren fluctueerde meer dan de opslag van boter. Na 1942/1943 nam de opslagbehoefte van CRE sterk af en zou na dat jaar nooit meer het peil van de vooroorlogse jaren bereiken. In 1948 speelde de kwestie van de kostenverdeling opnieuw op. Steegmans, directeur van de Boter Export ZNZ maar tevens bestuurslid van CRE, was Van Beek opgevolgd als president-commissaris van de NV en plaatste het onderwerp onmiddellijk op de agenda. Hij stelde voor om de kosten van het koelhuis te verdelen op basis van de gemiddelde kosten voor de drie partijen van de afgelopen drie jaar. Breukers had hier veel bezwaar tegen. Het betekende dat als hij geen eieren liet opslaan, toch kosten moest betalen. In het verleden werd de onderbezetting over alle partijen verdeeld. Het bleef een onoplosbaar probleem en er
werd
weer
geen
besluit
genomen.
53
Pas
in
1951,
vier
jaar
voordat
het
samenwerkingsverband werd beëindigd, werden partijen het over dit onderwerp eens.54
Zuinigheid Zuinigheid stond hoog in het vaandel van de leidinggevenden van de zuivelindustrie in het zuiden van Nederland. Men werkte met het kapitaal van de boeren en dat legde de verplichting tot zuinigheid op. Een traditie die in deze bedrijfstak lang in stand is gebleven. In 1938 was er een vacature voor een nieuwe machinist. Een zekere Peeters werd een geschikte kandidaat geacht. De commissarissen hadden echter hun bedenkingen want de man was gehuwd en moest een gezin onderhouden en liever had men een ongehuwde kandidaat aangesteld omdat deze goedkoper zou zijn. Desondanks werd Peeters aangesteld.55 Vermoedelijk kwam men tot het inzicht dat een ongehuwde machinist wel eens 28
in het huwelijksbootje zou kunnen stappen en dan was het kostenvoordeel weer verdwenen. Overigens was het salarisverschil tussen gehuwd en ongehuwd beperkt. In oktober 1945 werd het salaris van de beoogde en nog ongehuwde nieuwe bedrijfsleider Piet Cobben vastgesteld op ƒ 180 per maand. Als hij in het huwelijk zou treden, werd hem ƒ 200 in het vooruitzicht gesteld.56 Ook na de oorlog bleef men heel zuinig. In 1958 werden er in de Prinses Marijkestraat, een nieuw aangelegde straat aan de andere zijde van de spoorlijn waar het koelhuis en het midden jaren vijftig gebouwde kantoor van CZNZ aan gelegen waren, een rijtje eenvoudige woningen gebouwd. Het leek de Raad van Commissarissen een goed idee om één van deze woningen voor een bedrag van ƒ 20.000 aan te kopen en daar een werknemer in te huisvesten die dan in zijn vrije tijd toezicht kon houden op koelhuis en kantoor.57 Aldus geschiedde en machinist Sjeng Meeuwissen was bereid het huis op het adres Prinses Marijkestraat 11 te betrekken tegen de conditie van ƒ 9,50 huur per week en een vergoeding voor het houden van toezicht buiten de kantooruren van maar liefst ƒ 2,50 per week. Meeuwissen moest wel een document ondertekenen waarin stond dat hij bij einde dienstverband de woning onmiddellijk zou verlaten. 58 Om een indruk te geven van de koopkracht: in 1958 kon men voor ƒ 2,50 zes broden kopen. In 1969 werd de vergoeding aangepast tot ƒ 3,50 en geïndexeerd.59 Na Meeuwissen betrok de, voor wie hem gekend heeft, legendarische Mart Geraerds, deze woning en bewaakte de bedrijfspanden tot ver in de jaren negentig. Welke riante vergoeding hij hier voor kreeg, is onbekend. Riant moet het geweest zijn, gezien zijn tomeloze inzet.60
Diverse malen hoog bezoek In de eerste jaren van haar bestaan werd het koelhuis meerdere malen vereerd met hoog bezoek. Het was de tijd dat autoriteiten nog in aanzien stonden en hun visites kregen dan ook veel aandacht. Op 6 mei 1935 vond in Roermond een Nijverheidsdag plaats. Bij deze gelegenheid presenteerde de lokale industrie zich aan elkaar en aan hoogwaardigheidsbekleders uit de regio. Eén van de autoriteiten was de Commissaris van de Koningin in Limburg, E. Baron van Hövell tot Westerflier. De gouverneur bezocht ’s middags het koelhuis.61 Minister Deckers van Landbouw en Visserij bezocht op 12 december 1935 Roermond waar hij meerdere bedrijven, waaronder het koelhuis,62 met een bezoek vereerde. In mei 1937 bracht minister Gelissen van Economische Zaken, vanuit vorige functies een bekende persoonlijkheid in het Limburgse bedrijfsleven, samen met de ambassadeurs van Oostenrijk en Italië een bezoek aan Roermond. Het gezelschap dineerde met de besturen
29
van CRE en ZNZ en nog enkele andere vertegenwoordigers uit de industrie bij hotel Kissels, overnachtte vervolgens in het Munsterhotel en ging de dag erna op excursie naar CRE en het koelhuis.63 In 1939 bezocht de minister van Landbouw en Visserij, P.L. Steenberghe, de nieuwe vestiging van CRE in de Peel. Na afloop van dit bezoek zou de minister via Eindhoven naar Den Haag reizen. Het plan werd gewijzigd want de minister wenste ook een bezoek aan CRE in Roermond te brengen. Aansluitend kreeg hij een rondleiding door het koelhuis. Door de programmawijziging had CRE er niet aan gedacht om ZNZ en CVV tijdig van het bezoek op de hoogte te stellen. President-commissaris Van Beek toonde zich zeer ontstemd over deze onheuschheid die CRE jegens ZNZ en CVV had begaan. Van Beek kreeg uitgelegd dat Steegmans de minister min of meer toevallig tegen het lijf was gelopen in de vergaderzaal van CRE en de bewindsman toen had uitgenodigd om het koelhuis te bezoeken. Met deze verklaring werd het incident gesloten. De opwinding van Van Beek doet wat wonderlijk aan, omdat Steegmans gezien kon worden als een vertegenwoordiger van zowel CRE als ZNZ. Vermoedelijk voelde hij zich persoonlijk gepasseerd omdat hij als Brabantse autoriteit over het hoofd was gezien.
Boterkeuring in het nieuwe keuringslokaal. Rechts keurmeester Nieskens. (Foto Hubert Lenarts).
30
Regentencultuur Als men de notulenboeken van de Raad van Commissarissen doorleest en kennis neemt van de biografische gegevens van de commissarissen, ontwaart men de regentencultuur waarvan vooral in de vooroorlogse jaren sprake was. De commissarissen maakten deel uit van een klasse van bestuurders die actief was in drie maatschappelijke sectoren: de agrarische organisaties, de overheid en de kerk. De leidinggevende figuren behoorden tot de smalle intellectuele top van de samenleving waar “doorleren” nog voorbehouden was aan een kleine groep goedgesitueerden. In de agrarische coöperaties die, gezien hun structuur, toch behoorlijk democratisch waren, kregen deze mannen -want het waren natuurlijk uitsluitend mannen die aan de touwtjes trokken- het vertrouwen van de vaak weinig ontwikkelde boeren en tuinders. De bestuurders in ons verhaal waren, naast hun taak als commissaris van de NV, bestuurslid van de organisatie die hen had afgevaardigd, actief in het provinciaal of gemeentebestuur en we komen hen tegen als kerkmeesters en in andere parochiële functies. In de nogal statische samenleving van deze tijd hadden ze onder andere met elkaar gemeen dat ze deze functies soms tientallen jaren achtereen vervulden waardoor ze aan het einde van hun carrière de borst vol gespeld kregen met onderscheidingen. De meest opvallende “stapelaar” van functies was de president-commissaris J.C. van Beek. Uit publicaties in verschillende kranten heb ik kunnen afleiden dat Van Beek tijdens zijn leven vele tientallen functies bekleed heeft waarvan een aantal volgtijdelijk en een aantal van niet-permanente aard waren. Commissaris Jules Breukers was in op dit gebied een goede tweede. Details zijn vermeld in de bijlagen. Een ander aspect van de regentencultuur was dat een aantal bestuurders van de NV en van de deelgenoten, bloed- en aanverwanten van elkaar waren. Uit een door mij verricht genealogische onderzoek blijkt dat zeven personen die in ons relaas voorkomen door gemeenschappelijke afstamming of door huwelijk met elkaar verwant waren. Het gaat hier om Jan Mathis Breukers (1853-1923), Jules Marie Hubert Breukers (1883-1964), Jan Mathijs Breukers (1910-2009), Koenraad Johannes Hubertus van Laer (1904-1977), Gerard Hubert Steegmans (1883-1958), Louis Höppener (1904-2001) en Leo Godfried Hubert Simons (1882-1960). Zes van hen zijn afstammelingen van het uit Neer afkomstige echtpaar Joannes Theelen (circa 1707-1771) en Wilhelmina Snijders (circa 1709-1751). De zevende was gehuwd met een nakomeling van genoemd paar. De familierelaties zijn afgebeeld in een schema dat in de bijlagen is opgenomen.
31
Paternalisme De leiding van het koelhuis legde in de vooroorlogse jaren en ook nog daarna ten aanzien van haar werknemers een zeker paternalisme aan de dag, een gedragswijze die in die dagen niet ongebruikelijk was. Drie voorbeelden hiervan. In 1937 werd tijdens een algemene vergadering van aandeelhouders gesproken over de arbeidsvoorwaarden van Otto Magel. Zijn bezoldiging werd vastgesteld op ƒ 3.000 waarvan de laatste ƒ 250 betrekking had op zijn pensioenverzekering. De bedrijfsleider zou dit bedrag echter pas krijgen uitgekeerd nadat hij had aangetoond dat hij zijn premie bij de verzekeringsmaatschappij had betaald en tevens wilde men de absolute zekerheid dat deze
verzekeringen bestendigd blijven.64 Een ander voorbeeld betreft wederom de pensioenvoorziening voor Magel. In 1944 besloot de Raad van Commissarissen dat er voor de bedrijfsleider een bedrag zal worden gestort in het Jan Truijenfonds, de voorloper van het latere pensioenfonds voor de zuidelijke zuivel. De commissarissen kregen bijna tranen in hun ogen van hun eigen sociale bewogenheid want in het notulenboek lezen we: De directie zal een en ander regelen en de heer Magel er van in
kennis stellen en hem erop wijzen dat de commissarissen voor hem een prachtig besluit hebben genomen.65 In september 1946 was het 12½ jaar geleden dat het koelhuis in gebruik was genomen. De Raad van Commissarissen besloot dit heugelijke feit op stille en eenvoudige wijze te
herdenken.66 Stil en eenvoudig betekende dat de commissarissen, directie en boekhouder, allen vergezeld van hun dames, aanzaten aan een diner in familiekring in Hotel Kissels, een restaurant met een gerenommeerde keuken.67 Voor het personeel ging het jubileum in stilte voorbij.
Veranderingen aan het gebouw ZNZ wilde wegens uitbreiding van haar activiteiten dat het koelhuis werd vergroot. Het ging om een keuringslokaal en om ruimte voor opslag van emballage en verpakkingsmachines. De andere deelgenoten hadden geen bezwaar mits de investering geheel door ZNZ betaald zou worden. Zulks geschiedde en er werd voor ƒ 29.000 door ZNZ in het koelhuis geïnvesteerd.68 De aanbouw vond plaats aan de zijde van de huidige Prins Bernhardstraat. Het keuringslokaal was bedoeld voor het Zuivel Kwaliteitscontrole Bureau (ZKB) een door de overheid ingesteld controleorgaan dat toezicht hield op de kwaliteit van voor export bestemde boter. Naast Roermond waren in 1937 dergelijke keuringslokalen ook ingesteld in Leeuwarden, Zutphen, Amsterdam, Breda en Assen.69 Partijen te exporteren boter dienden vanaf deze tijd vergezeld te gaan van een door dit orgaan afgegeven certificaat. Het
32
garanderen van de kwaliteit en de oorsprong van het product betekende bescherming van de goede naam van Nederland als boter exporterend land. Omdat er steeds strengere eisen aan de kwaliteit van boter werden gesteld, was het noodzakelijk om in het koelhuis ook de beschikking te hebben over meer vriescapaciteit. Hiertoe werden in de kelder enkele cellen omgebouwd. Wanneer dit precies heeft plaatsgevonden, laat zich uit de beschikbare documenten niet meer vaststellen.
Personeel Het is niet meer na te gaan hoeveel mensen er in het vooroorlogse koelhuis werkten. De personeelskosten van de NV schommelden in de jaren 1935-1940 rond de ƒ 11.000 per jaar. Omdat de weeklonen voor gewone arbeiders zich rond het niveau van ƒ 2570 bewogen, zou men daaruit kunnen afleiden dat er circa acht mensen op de loonlijst van de NV stonden. Gezien dit lage getal, kan aangenomen worden dat de genoemde loonkosten uitsluitend betrekking hadden op het technische personeel en de bedrijfsleiding. ZNZ en CRE zetten eigen personeel in voor de opslag van boter respectievelijk eieren. Afhankelijk van de bedrijfsdrukte zullen er in deze periode naar schatting tussen de 25 en 75 mensen in het koelhuis werkzaam zijn geweest.
Boter Export ZNZ Bij de ingebruikname van het koelhuis h werd door ZNZ de afdeling Boter Export ZNZ opgericht. De afdeling stond onder leiding van Gerard (Sjra) Steegmans.71 De Boter Export
ZNZ fungeerde als een verkoopkantoor dat de door de zelfstandige leden-coöperaties geleverde boter tegen zo hoog mogelijke prijzen in de markt zette. De leverende fabrieken ontvingen in eerste instantie een voorschotprijs en de door Boter Export ZNZ behaalde winst werd via een nabetaling aan de producenten uitgekeerd. De oprichting van Boter Export ZNZ was in feite niets anders dan het formaliseren van een situatie die gegroeid was nadat de betekenis van de Botermijn na de Eerste Wereldoorlog belangrijk was afgenomen. De
Boter Export ZNZ bezat geen rechtspersoonlijkheid maar was een aparte
organisatorische eenheid binnen de vereniging ZNZ. Er werd een gescheiden administratie voor deze afdeling gevoerd zodat er op een duidelijke manier afgerekend kon worden met de leverende fabrieken. Deze producenten leverden circa 75%72 van hun boter aan de Boter
Export ZNZ af. De resterende 25% verkochten zij zelf rechtstreeks aan klanten.
h
Omtrent een officiële oprichting zijn geen archivalia gevonden. Het oprichtingsjaar kan worden afgeleid uit het feit dat in de jaarverslagen van ZNZ vanaf 1934 aparte financiële cijfers over Boter Export ZNZ worden vermeld en uit de foto die in 1949 werd gemaakt ter gelegenheid van het vijftienjarig bestaan van de Boter Export ZNZ.
33
De bedrijfsactiviteiten van de in 1934 opgerichte afdeling vonden plaats op de begane grond van het koelhuis en er werd kantoor gehouden op het adres Willem II-singel 58 te Roermond, een pand gelegen naast het woonhuis van directeur Gerard (Sjra) Steegmans die met zijn gezin op nummer 56 woonde. Steegmans, geboren in 1883, had al veel ervaring in de boterhandel toen het koelhuis zijn deuren opende want hij was sinds de zomer van 1911 als verkoopagent aan ZNZ verbonden.73
Gerard Steegmans
Boteropslag in het koelhuis. Rechts keurmeester Nieskens, links magazijnbediende Gellings. (Foto 2 mei 1937; collectie Lou van Laer)
De aanvoer van boter vanaf de fabrieken vond voornamelijk plaats per vrachtauto. De afvoer naar klanten ging dikwijls per spoor. De boter werd verpakt in vaten en kisten. Om de vaten te ledigen werden deze uitelkaar gehaald, zoals op een der foto’s te zien is. De vaten waren aan de binnenzijde bekleed met vetvrij papier. In onderstaande grafiek is de jaarlijkse afzet van de Boter Export ZNZ in de jaren 1925-1940 weergegeven. De totale afzet schommelde rond de 7.000 ton per jaar. Goed zichtbaar is dat de afzet naar Duitsland in het begin van de jaren dertig door invoerbelemmeringen sterk terugliep en er alternatieve bestemmingen gezocht moesten worden. In de grafiek waarin de 34
gemiddelde opbrengstprijzen zijn afgebeeld, kan men zien welke prijsdruk hiermee samenhing.
Smeets contra Steegmans Eind jaren twintig werd directeur Gerard Steegmans beschuldigd van onrechtmatigheden. De aantijgingen werden geuit door Louis Smeets, distillateur uit Beek en tevens onderdirecteur van de plaatselijke zuivelcoöperatie. Smeets betichtte Steegmans ervan dat hij als agent in 1924 en 1925 aan klanten hogere prijzen in rekening had gebracht dan hij met ZNZ c.q. de leverende fabrieken had afgerekend en dat hij het verschil in eigen zak had gestoken. De zaak speelde voor het eerst op aan het einde van 1925 toen Smeets tijdens een bestuursvergadering van ZNZ zijn beschuldigingen uitte.74 35
Het werd de opmaat tot een langdurige affaire. Smeets, er rotsvast van overtuigd dat Steegmans frauduleus gehandeld had, zocht naar munitie bij Duitse afnemers, maar vond er geen bewijzen. Boterhandelaar Ludwig Creutz uit Keulen liet de voorzitter van ZNZ weten door Smeets benaderd te zijn en concludeerde (..) dass es sich um eine böswillige
Verleumding des Herrn Steegmans handelt. Creutz liet verder weten dat hij Steegmans in hun jarenlange relatie als een reële zakenrelatie had leren kennen en dat er van een prijstoeslag nooit sprake was geweest. Een viertal andere Duitse afnemers toog naar Maastricht en hield een uitgebreide steekproef om vast te stellen of de bedragen op de door hen ontvangen facturen uit de jaren 1925-1929 overeenstemden met de bedragen die in de administratie van de Botermijn ter plaatse waren opgenomen. In hun rapportage hierover aan de voorzitter van ZNZ lieten zij weten: Wir können nicht umhin, Sie sehr geehrter Herr
Ament, dazu zu beglückwünschen, dass die von der Z.N.Z. angestellten Agenten die Prüfungen einwandfrei bestanden haben.75 Er vonden meerdere rechtszaken over het conflict plaats waarbij Smeets in het ongelijk werd gesteld. Maar de distillateur gaf niet op en ging in appèl bij het Gerechtshof in Den Bosch. Naast de onderzoeken die het Openbaar Ministerie had ingesteld, liet het ZNZ-bestuur nog een accountantsonderzoek verrichten. Al het speurwerk bracht geen onregelmatigheden aan het licht.76 ZNZ en Steegmans waren de hele affaire na tien jaar meer dan beu. De voortdurende beschuldigingen en verdachtmakingen brachten de naam van de bond en haar directeur Boter-Export steeds opnieuw schade toe. In overleg tussen de advocaten van ZNZ en Smeets werd overeengekomen dat Smeets het hoger beroep bij het Gerechtshof in Den Bosch staakte, Steegmans volledig werd gerehabiliteerd en Smeets, inmiddels 76 jaar oud, gecompenseerd werd voor de door hem gemaakte kosten. 77 ZNZ had weliswaar grote moeite met het idee dat Smeets compensatie voor de gemaakte kosten wilde hebben, maar liet zich door haar advocaat overtuigen dat Smeets op een andere manier niet tot zwijgen gebracht kon worden.
De oorlogsjaren tot eind 1944 Over het functioneren van het koelhuis tijdens de oorlog tot aan januari 1945 is niet heel veel bekend. De notulen van de Raad van Commissarissen geven over deze periode maar spaarzaam informatie. Uit het oogpunt van zelfbescherming was men terecht terughoudend met het maken van aantekeningen. Wel lezen we over het feit dat de aandeelhouders in een speciaal hiervoor belegde vergadering besloten om hun aandelenpakketten uit veiligheidsoverwegingen over te dragen aan een of meer personen ter goeder naam en faam
bekend.78 ZNZ koos hiervoor Gerard Steegmans en CRE wenste haar aandelen aan Jan 36
Breukers over te dragen.79 Omdat CVV er niet voor voelde om aan deze beveiligingsactie mee te doen, bleven de aandelen in de kluizen van de drie deelgenoten liggen.80 Uit politiek opportunisme werd door ZNZ twee jaar achtereen ƒ 250 geschonken aan
Winterhulp Nederland.81 Deze nationaalsocialistische organisatie, die functioneerde onder de vlag van het college van secretarissen-generaal dat de gevluchte ministerraad verving, zamelde geld in voor charitatieve doelen. De NV stond bij deze schenking in Limburg niet alleen, maar was wel het royaalste, zoals uit onderstaand krantenbericht blijkt.
Uit “De Nieuwe Koerier” van 30-06-1941.
Voor CRE had de oorlog verstrekkende gevolgen. De aanvoer van eieren liep terug tot een fractie van het vooroorlogse niveau zoals uit onderstaande tabel blijkt.82 In het koelhuis werden dan ook geen eieren meer ingeslagen. Aanvoer eieren bij CRE 1935-1944
Jaar 1935 1936 1937 1938 1939 1940 1941 1942 1943 1944
Aanvoer x 1 milj. stuks 204 196 211 251 284 257 120 10 11 10
Index 1935=100 100 96 103 123 139 126 59 5 5 5
Na de complexiteit die zich gedurende de crisisjaren had voorgedaan, kreeg Boter Export
ZNZ gedurende de oorlogsjaren te maken met weer een heel andere realiteit. Van vrije
37
handel was geen sprake meer. Onder het dwingende oog van de bezetter werd de handel volledig gereguleerd via het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening. ZNZ werd een schakel in de voedseldistributie. Door de oorlogsomstandigheden liep de melkproductie en de daarvan afgeleide boterproductie sterk terug zoals zichtbaar is onderstaande tabel.83 Door de productieverlaging en de gedwongen leveringen aan de bezetter, was er onvoldoende boter voor de bevolking beschikbaar. Bijkoop van boter uit andere delen van het land waar de collega-verkopers hun export naar Engeland volledig weg zagen vallen, vulde deze tekorten gedeeltelijk aan. Boterproduktie ZNZ-leden 1934-1943
Jaar 1935 1936 1937 1938 1939 1940 1941 1942 1943
Produktie x 100.000 kg 9.134 9.539 9.555 9.411 9.590 9.144 7.960 5.091 3.737
38
Index 1935=100 100 104 105 103 105 100 87 56 41
HOOFDSTUK 4 Frontstad
Oorlogsomstandigheden Vanaf december 1944 was Roermond gedurende meerdere maanden frontstad. Deze gevaarlijke situatie in combinatie met de strenge winter met veel sneeuw en de voedsel- en brandstofschaarste stelde de Roermondse bevolking zwaar op de proef. Het reguliere leven in de stad was geheel tot stilstand gekomen. Het koelhuis speelde een rol in de voedselvoorziening,
deed
dienst
als
noodlazaret
en
bood
onderdak
aan
vele
Roermondenaren. In de kelders van koelhuis en eiermijn huizen momenteel honderden
menschen die dakloos zijn of geen kelders hebben. Er worden kinderen geboren en dooden gaan heen, schreef de bedrijfsleider van de ZNZ Boterexport Koen van Laer aan een kennis. 84 In de kelder zochten en vonden vele mensen een vluchtplek om te kunnen ontkomen aan de Arbeitseinsatz en de dwangarbeid voor schanswerki. In het labyrint van de opgeslagen emballage konden zij zich voor de Duitsers verbergen.85 De Duitse autoriteiten dreigden meerdere malen dat zij het koelhuis zouden opblazen. In januari 1945 ontstond weer een geheel nieuwe situatie toen de burgerbevolking van de stad werd geëvacueerd. Duizenden Roermondenaren moesten te voet naar Brüggen en werden vanaf daar per trein naar de noordelijke provincies van vervoerd. Roermond werd op 1 maart bevrijd en vanaf dat moment kwam het leven in de zwaar gehavende stad langzaam weer op gang. De Raad van Commissarissen van de NV kwam op 20 juli 1945 voor het eerst na de oorlog weer in vergadering bijeen. De raad had daarvoor op 7 augustus 1944 voor het laatst vergaderd. Tijdens deze eerste naoorlogse bijeenkomst werd door Jan Breukers uitvoerig verslag gedaan over de gebeurtenissen tijdens de laatste oorlogsmaanden. Voorzitter Van Beek vroeg de secretaris om dit verslag goed in de notulen vast te leggen opdat (sic) het van beteekenis was voor de geschiedenis van ’t koelhuis. Dankzij deze verstandige opmerking van Van Beek beschikken we over een terugblik van één der direckt betrokkenen. De betreffende passage uit de notulen is onderstaand integraal weergegeven.
De Directie deelt een en ander mede betreffende ’t koelhuis. Begin september werd Limburg gelegen aan den rechteroever van de Maas bij Duitschland ingelijfd en werd het gezag uitgeoefend door de Duitschers. Omstreeks 8 september werd de Directie den toegang geweigerd en hem door den Ortscommandant meegedeeld dat hij Jan Breukers als i
Graafwerkzaamheden voor het opwerpen van tankversperringen
39
Betriebsleiter beschouwde. Sindsdien is hij (hier wordt directeur Leo Simons bedoeld) niet meer op ’t koelhuis geweest. Door ’t oorlogsgeweld zijn veel ruiten stuk, eenige gaten in de muren geschoten en de meeste jalouziedeuren ontwricht. Doordat het koelhuis zeer veel vluchtelingen heeft moeten herbergen, heeft het inwendig ook nog een weinig schade opgeloopen en ten gevolg van ’t vriezend weer zijn enkele leidingen stuk gegaan. Ook is in een der cellen een gedeelte van ’t plafond neer gekomen. Er zal getracht worden alles zoo spoedig mogelijk te herstellen. Hierna krijgt ’t woord de heer J. Breukers jr. die vanaf september tot aan de bevrijding de leiding over ’t koelhuis heeft gehad. Spreker begint met te zeggen dat hij half augustus als directeur der CRE door de Duitschers verzocht werd alles op te geven wat zich in ’t koelhuis bevond, waarop hij verwees naar ’t koelhuis. Intusschen was aan Den Haag gevraagd of die opgave moest verstrekt worden. Den Haag antwoordde bevestigend. In ’t ruwe werd alles wat toen in ’t koel- en vrieshuis was opgeslagen, opgegeven, behalve 200.000 kg melkpoeder welke zich bevonden in de magazijnen der CRE. Op 6 september des morgens te 6 uur moest hij verschijnen bij den heer Beaunes uit Maastricht die bij den voedselcommissaris
was
en
waar
hij
de
mededeeling
ontving
dat
de
hele
levensmiddelenopslag in beslag was genomen. Op 13 september begon de grote afname. Met de boteraffaire bemoeide hij zich niet, deze bleef in handen van den heer Steegmans. Op 13 september werd de eerste ausweisz verleend, daar de menschen van bepaalde leeftijd werden opgepakt om te schansen. De destijds fungeerende burgemeester gaf voor alle Roermondenaren in ’t koelhuis werkzaam een ausweisz behalve voor de heer Simons die deze zou moeten ontvangen in Swalmen.
40
Spreker werd voor alles verantwoordelijk gesteld op Duitsche wijze. In opdracht van den voedselcommissaris werd zooveel mogelijk gezorgd voor de burgerbevolking, daar toe gedaan werd, dit het allernoodzakelijkste daarvoor bestemd werd, waarvoor een schriftelijke volmacht werd afgegegeven. Groote partijen vleesch, melkpoeder werden zonder officiëele machtiging naar Sittard, Heerlen en Hoensbroek geleverd.
Dit moest natuurlijk zoo
voorzichtig mogelijk en zeer vernuftig geschieden. Terwijl de Duitschers aan den voorkant van het koelhuis hun wagens vol laden, werd aan den achterkant wagens geladen voor bovengenoemde plaatsen en ook des nachts. Ook gingen enkele wagens per spoor weg. Bij afzending stond er op voor de Wehrmacht, maar zoodra de wagon achter den militairen trein was gehangen, werd dat plakkaat vervangen door een ander met de plaats van bestemming. Zoo zijn 8 wagons vervoerd; is er slechts één verloren gegaan. Ook zijn zeer groote kwantums naar Venlo vervoerd geworden. Vrachtwagens uit Venlo reden dag en nacht aan om af te halen. Zeer groote partijen vleesch en melkpoeder zijn zoodoende ook in Venlo gekomen. Voor de Roermondse bevolking werd vleesch opgeslagen in ’t slachthuis, waarvoor alle medewerking bestond, maar melkpoeder maakte te veel stof, zoodat dit artikel niet gewenscht was. In Venlo bestond echter geen gelegenheid om vleesch te koelen, zoodat het vleesch vlug moest worden gedistribueerd, hetgeen zelfs eenmaal oorzaak was dat ¾ kg per rantsoen werd verstrekt in plaats van 90 gram. De Duitschers verlangden op de eerste plaats varkensvleesch. Al spoedig was er oneenigheid tusschen de Wehrmacht en de N.S.V. Deze laatste wilde het vleesch hoofdzakelijk naar Dusseldorp vervoeren. De druk op spoedig leegmaken van ’t koelhuis werd met de dag grooter en er werd zelfs met het in de lucht laten vliegen van ’t koelhuis gedreigd. De heer Steegmans wendde zich toen tot den Burgemeester en mijnheer Braum (?) om dit te voorkomen, hetgeen ook gelukte. Op ’t laatste oogenblik is het gevaar nogmaals groot geweest, maar schijnt de toen fungeerende burgemeester mijnheer Perey dit voorkomen te hebben, omdat in ’t koelhuis intusschen een noodhospitaal was ingericht. Op allerlei listige wijze heeft men getracht de Duitschers te misleiden met betrekking tot het gewicht, ‘t (....), de kwaliteit van ’t vleesch dat afgeleverd werd, hetgeen ook volkomen gelukt is. Tijdens ’t leeghalen van ’t koelhuis hebben zich allerlei moeilijkheden voorgedaan. De grootste moeilijkheid was het afsluiten van den stroom. Daardoor werden de liften buiten werking gesteld en kon het laden niet meer vlug en gemakkelijk geschieden. De Duitschers wisten echter raad en commandeerden een troep Russen om het vleesch uit de cellen naar beneden te sjouwen. Ook had men intusschen er lucht van gekregen dat er melkpoeder zat. Waarschijnlijk opgegeven door de afd. Zuivel. Ook deze moest toen in de kortst mogelijken
41
tijd geruimd worden. Bij het wegvoeren van dit artikel trad de heer Hofhuis nogal zeer bureaucratisch op. Wel werden van de verschillende weggehaalde voorraden bewijzen afgegeven, maar met de betaling liep het niet best. Zoo bleef te vorderen van de Wehrmacht 400.000 gld en van de N.S.V. 700.000 gulden. Er werd van de opgeslagen artikelen ongeveer 310.000 gld betaald. Nog een kleine hoeveelheid heeft men weten te verbergen en ten gevolge van het gebrek aan stroom is ook een zeer kleine hoeveelheid bedorven.86 Het verslag van Breukers zal voor wat betreft zijn eigen inbreng, mogelijk wel enigszins gekleurd zijn. Welke rol Jan Breukers precies gespeeld heeft, is bij gebrek aan bronnen niet geheel duidelijk. Nieskens, de boterkeurmeester van ZNZ en werkzaam in het koelhuis, schreef aan de bedrijfsleider Koen van Laer die met zijn gezin in Friesland geëvacueerd was:
Hoe graag hadden wij gezien dat u bij ons in ’t Koelhuis waard gebleven, dan had ik toch nog met een mensch te doen gehad, doch later meer hierover. Want Jan Breukers was geen mensch meer. 87 Jan Cleef, een andere medewerker, schreef aan de geëvacueerde bedrijfsleider: Mijnheer Jan Breukers is in top en vorm.88 Het herstel van de voedselvoorziening voor de uitgehongerde en berooide Nederlandse bevolking was de belangrijkste prioriteit van de eerste naoorlogse regering. Het instellen van voedseldepots was daarbij van belang en het Roermondse koelhuis werd onmiddellijk na de bevrijding van Roermond als zodanig door de overheid aangewezen. Gedurende korte tijd werd zeer veel voedsel van rijkswege aangevoerd en was het koelhuis voor 80% hierdoor bezet.89 Het ging om alle mogelijke voedingsproducten zoals blikmelk, melkpoeder, koffie, suiker, vermicelli, macaroni, vlees in blik, chocolade enzovoorts. Omdat een groot deel van de Roermondse bevolking nog in evacuatie verbleef, werkten het kantoorpersoneel van de ZNZ-Boterexport mee bij de pakhuisactiviteiten. 90 Deze bestemming duurde niet lang, maximaal tot februari 1946. In het boekjaar 1945-1946 ontving de NV voor deze diensten ƒ17.000.91
42
HOOFDSTUK 5 De eerste naoorlogse jaren
De Raad van Commissarissen De Raad van Commissarissen was sinds de oprichting van de NV in 1934 nauwelijks van samenstelling veranderd. Alleen namens CVV had zich tweemaal een mutatie voorgedaan. Commissaris Derkx was spoedig na de oprichting overleden en zijn plaats werd ingenomen door K. Roncken die op zijn beurt in 1937 werd opgevolgd door J. van Maris. In november 1948 diende voorzitter Van Beek statutair af te treden omdat hij niet langer aan ZNZ verbonden was. Zijn collega-commissarissen stelden aan het bestuur van ZNZ voor om Van Beek desondanks zijn plaats in de raad te laten behouden.92 Het bestuur van ZNZ besliste echter anders en benoemde T.J.M. Smits van Oijenj tot zijn opvolger. Met veel mooie woorden werd van Van Beek afscheid genomen die als cadeau een zilveren broodbak
met inscriptie kreeg overhandigd. 93 De voorzittershamer ging over in de handen van Steegmans.94 In het jaar erna trad Steegmans af als commissaris namens ZNZ en werd op dezelfde datum herbenoemd als commissaris namens CRE om de vacature te vervullen die ontstaan was door het aftreden van Van Haaren. Voor ZNZ werd de vrijgekomen plaats ingenomen door J.A. Heerkens.95 Steegmans bleef voorzitter. In 1952 trad Smits van Oijen af en werd hij voor ZNZ opgevolgd door F. Slangen.96 Behoudens de nieuwkomers begonnen de commissarissen op leeftijd te komen. Dat gold ook voor directeur Simons. In de vergadering van 21 april 1952 feliciteerde voorzitter Steegmans -zelf bijna 69 jaar oud- Breukers sr. met zijn zeventigste verjaardag en nam daarbij de gelegenheid te baat om te zeggen dat er een tijd van komen en van gaan was, daarmee suggererend dat de commissarissen op een leeftijd waren gekomen die aanleiding gaf tot aftreden. Dat was aan dovemans oren gezegd. Hij kreeg als antwoord dat niet hij maar de organisaties die de commissarissen hadden afgevaardigd daar over gingen. Steegmans repliceerde dat er geen haast bij was, maar dat men er toch maar eens over moest nadenken. Directeur Simons, die in november van dat jaar eveneens 70 jaar zou worden, had blijkbaar op de eerste opmerking van Steegmans zitten wachten, want hij verklaarde dat hij het wel welletjes vond en graag bereid was om zijn functie ter beschikking j
Franciscus Johannes Maria Smits van Oijen (1895-1984) was ook een bestuurlijk zwaargewicht. Voor de oorlog was hij gedurende zes jaar wethouder van Eindhoven en gedurende tien jaar lid van de Provinciale Staten van Noord-Brabant. Na de oorlog was hij gedurende korte tijd lid van de Tweede Kamer, voorzitter van de KNBTB en voorzitter van CZNZ. De CZNZ, de opvolger van ZNZ, was mede door zijn grote inspanningen tot stand gekomen.
43
te stellen. 97 De heren hielden echter hun zetels bezet tot 1955 toen zij door de aandelenoverdracht collectief terugtraden.
Begin jaren vijftig Met het aantreden van Heerkens als commissaris werd het beheer over het koelhuis wat zakelijker. Vanuit de notulen krijgt men het beeld dat hij in de Raad van Commissarissen behoorlijk dominant was. Het was de gewoonte dat de secretaris tijdens de vergaderingen van de raad de notulen van de laatste bijeenkomst voorlas. Heerkens maakte hier een eind aan door de notulen voorafgaand aan de nieuwe vergadering te laten verspreiden en ook te eisen dat deze verspreiding spoedig zou plaatsvinden. 98 Bij een andere gelegenheid beklaagde hij zich over het feit dat bij het vaststellen van een nieuwe vergaderdatum geen rekening wordt gehouden met de agenda’s van de commissarissen maar dat daarin eenzijdig door de secretaris werd beslist. Ook dat werd nu anders. 99 Begin 1953 ging Magel met pensioen. Vanaf de opening van het koelhuis was hij bedrijfsleider geweest. Magel stond niet te trappelen om op te stappen omdat zijn pensioen maar ƒ 1.174 per jaar bedroeg. Hij vroeg om nog een jaar langer door te mogen werken, maar daar werd niet op in gegaan. De Raad van Commissarissen besloot om de pensioenuitkering aan te vullen tot ƒ 1.750 en met een feest en twee maanden extra salaris werd van Magel afscheid genomen. De aanvulling op het pensioen van Magel kwam nog een keer terug op de agenda van de Raad van Commissarissen. In 1957 werd de AOW ingevoerd en de raad vroeg zich eind 1956 af of dat geen reden was om deze aanvulling te herzien. Indien de raad in 1953 geweten had dat de AOW er aan stond te komen, zouden zij niet zo vrijgevig zijn geweest, was de opvatting. De commissarissen vreesden echter dat indien Magel hierover zou gaan procederen, de NV juridisch zwak zou staan. Men liet de zaak om deze reden rusten.100 De raad was jegens katholieke zuil vrijgeviger dan voor het eigen personeel, zoals we nog zullen zien. Piet Cobben, die al jaren de beoogde opvolger was, werd de nieuwe bedrijfsleider. 101 Ondanks het feit dat hij reeds tien jaar in dienst was, gingen commissarissen niet over één nacht ijs, een aanpak die voor toezichthouders van een koelhuis natuurlijk begrijpelijk was. De nieuwe bedrijfsleider moest zich eerst nog bewijzen maar werd een jaar later definitief aangesteld tegen een jaarsalaris van ƒ 5.400.102 Hij zou tot 1982 aan het koelhuis verbonden blijven.
44
Zuivelontwikkelingen Zoals we in het begin van ons relaas uiteen hebben gezet, was de ZNZ een bond waarbij zelfstandige zuivelfabrieken als lid waren aangesloten. De fabrieken produceerden aanvankelijk alleen boter en de overblijvende ondermelk en karnemelk waren bestemd voor veevoer. De bond hield zich bezig met de organisatie van de verkoop van boter en trad op als werkgeversvakvereniging. Door de instelling van de botermijn werd de handel tussen producent en boterhandelaar gereguleerd en transparanter gemaakt. Nadat de handel via de mijn minder belangrijk was geworden, nam ZNZ de boterhandel zelf ter hand door de oprichting van de ZNZ Boterexport. In de periode 1908-1918 ontstonden in de meeste steden in het zuiden van Nederland coöperatieve melkinrichtingen die zich toelegden op de productie van consumptiemelk en consumptiemelkproducten. De melkinrichting St. Christoffel in Roermond, opgericht in 1908, was in dit verband het eerste bedrijf. Vanaf de jaren twintig ontstond een andere belangrijke nieuwe ontwikkeling. In een tweetal gebieden werden de restproducten van de boterproductie niet meer terug geleverd aan de veehouders, maar verwerkt in centrale bedrijven die een aantal coöperaties voor gezamenlijke rekening gesticht hadden. In Veghel werd hiervoor in 1928 De Meijerij (thans
DMV, onderdeel van Royal Friesland Campina) opgericht en enige tijd later in Bergeijk St. Bernardus (inmiddels gesloten). In deze bedrijven werd de ondermelk en de overmelkk tot waarde gebracht door productie van melkpoeders en gecondenseerde melk. Na de Tweede Wereldoorlog bleek dat de Nederlandse coöperaties, vooral in Noord-Brabant en Limburg, door de bezetting in vergelijking met andere grote zuivel producerende regio’s als bijvoorbeeld Scandinavië en Australië, grote achterstand hadden opgelopen. Deze situatie
in
combinatie
met
de
onderlinge
concurrentie
tussen
de
zelfstandige
zuivelcoöperaties noodzaakten tot een ingrijpende herstructurering teneinde een positie op de wereldmarkt te verbeteren. Onder leiding van Smits van Oijen, die Van Beek in 1948 zou opvolgen als voorzitter van ZNZ en als commissaris van de NV, werd in 1946 een studiecommissie ingesteld die als opdracht kreeg om voorstellen te doen om tot een voor de toekomst gewenste
k
Overmelk is melk die de zuivelfabrieken niet zelf konden of wilde verwerken en doorgestoten werd naar de centrale bedrijven. Het betrof melk die niet tot boter of consumptiemelkproducten werd verwerkt vanwege de marktvraag of vanwege capaciteitsgebrek in de fabrieken. Aanbod van overmelk was er met name gedurende de zomermaanden.
45
organisatiestructuur voor de zuidelijke zuivel te komen. De commissie kwam met zeer ingrijpende voorstellen:
Bundeling van kleine lokale coöperaties tot regionale of kringcoöperaties zodat schaalvergroting
kon
plaatsvinden
en
onderlinge
concurrentie
zou
worden
verminderd. De stichting van de kringcoöperaties zou ook moeten leiden tot productdifferentie. Dit laatste was belangrijk omdat in de zuidelijke bedrijven de boterproductie zeer dominant was. Een meer evenwichtig productiepakket -naast boter en consumptiemelk ook kaas, condens en melkpoeders- zou de economische kwetsbaarheid verminderen.
Exploitatie door ZNZ van twee fabrieken (Veghel en Bergeijk) voor de verwerking van reststromen -ondermelk van de boterproductie en wei van de kaasproductie- en overmelk voor het gehele werkgebied.
Omzetting van de vereniging ZNZ in een coöperatie vereniging. De betekenis hiervan was dat een vereniging met leden die niet financieel aansprakelijk waren, werd vervangen door een coöperatieve vereniging met leden die dit wel waren. Motief hiervoor was dat een coöperatieve vereniging bij banken krediet kon aantrekken hetgeen voor verdere expansie noodzakelijk werd geacht.
Ondanks het feit dat de reorganisatieplannen op grote weerstand stuitten, kregen ze snel hun beslag. De weerstand bij de melkveehouders werd vooral ingegeven door niet-rationele en semi-rationele motieven als verlies van zelfstandigheid en zeggenschap en teloorgang van traditie. Tussen 1947 en 1950 kwamen de kringcoöperaties tot stand. In 1947 werd de overkoepelende Coöperatieve Zuivelvereniging Zuid-Nederlandse
Zuivelbond GA, kortweg CZNZ, opgericht. Vestigingsplaats werd Roermond. Deze nieuwe coöperatie werd eigenaar van de fabrieken in Veghel en Bergeijk die tot dan toe eigendom waren geweest van een aantal kleine coöperaties in de omgeving van de genoemde plaatsen. ZNZ bleef als vereniging naast CZNZ in juridische zin in stand tot eind 1970. De rechten en plichten van ZNZ gingen grotendeels over op CZNZ. Naast de verkoop van boter kwam nu ook de verkoop van kaas en melkpoeder in één hand.
Einde samenwerkingsverbond De behoefte van CRE aan opslagruimte in het koelhuis was sinds het begin van de oorlog sterk afgenomen en had daarna nooit meer een substantiële omvang gehad zoals uit de onderstaande grafiek kan worden opgemaakt.103 CVV had vanaf de inbedrijfsstelling van het koelhuis nauwelijks gebruik gemaakt van opslagruimte. Bij de grafiek dient de opmerking te
46
worden gemaakt dat de informatie over boekjaar 1948/1949 tot en met boekjaar 1951/1952 niet meer voorhanden is.
De beide coöperaties gaven in 1955 te kennen dat zij hun aandelenpakketten wensten over te dragen aan CZNZ.104 Eind 1955 kreeg dit zijn beslag. CZNZ nam de 40 aandelen van CRE en de 16 aandelen van CVV over tegen een prijs van ƒ 4.025 per aandeel.105 Alle commissarissen en de directeur traden af. 106 In juridische zin waren er nu twee aandeelhouders: CZNZ met 56 aandelen en ZNZ met 40 aandelen.
Verbondenheid met de zuil Ook na de oorlog bleef de verbondenheid van de NV met de katholieke zuil nog geruime tijd in stand. We zien dit terug in de donaties die de NV in deze jaren deed. Enkele voorbeelden. De Raad van Commissarissen deed jegens pastoor Jules Breukers, zoon van commissaris Jules Breukers senior, een royale geste. Pastoor Breukers kreeg in zijn hoedanigheid van bouwpastoor van de Roermondse parochiekerk Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand een jaarlijkse subsidie toegezegd van ƒ 250 zulks in verband met het feit dat de tot
deze parochie behorende gezinnen in het algemeen tot de minst finantieel draagkrachten behoren. Het was inmiddels 1957 en het samenwerkingsverband met de CRE van Jules Breukers senior was toen al beëindigd. In hetzelfde jaar werd ook de politieke partij van de katholieke zuil, de KVP, rijkelijk bedacht. Via het LLTB (Limburgse Land- en Tuinbouw Bond) was een verzoek voor een gezamenlijke bijdrage door CZNZ en koelhuis van ƒ 700 aan het verkiezingsfonds voor de Provinciale Staten binnengekomen. Zonder morren werd het verzoek gehonoreerd.107 Ook andere instellingen zoals het retraitecentrum Manresa in Venlo, het Centraal fonds voor Katholiek Hoger Onderwijs en de bouwpastoor van de St. Jozefparochie op de Roermondse Kemp konden op financiële steun rekenen. 47
Op 12 maart 1959 vonden verkiezingen plaats voor de Tweede Kamer. De KVP dicteerde min of meer de bijdrage die zij van katholiek agrarische economische instellingen wenste te ontvangen. Het ging om maar liefst ƒ 100.000 waarvan ƒ 2.000 door de NV en ƒ 4.000 door CZNZ dienden te worden opgebracht. De Raad van Commissarissen die speciaal voor dit onderwerp een vergadering belegde, kwam met dit bedrag over de brug onder de verzuchting dat men zich hieraan moeilijk kon onttrekken.108
48
HOOFDSTUK 6 Eigendom van CZNZ en ZNZ
Een nieuwe bestuursconfiguratie Na de aandelenoverdracht in 1955 werd de bestuurssamenstelling nagenoeg geheel vernieuwd. Door de aandeelhouders werden J.J. van Doren uit Best, F.J.M. Slangen uit Roermond, W.J. Doppen uit Maasniel, P.J. Loonen uit Oostrum en J.M. Teepen uit Neer tot commissaris benoemd.109 Van hen had alleen Slangen zitting gehad in de oude Raad van Commissarissen. Loonen werd de voorzitter van het nieuwe college en Teepen werd tot secretaris benoemd. Een andere oud-commissaris, J.A. Heerkens, werd de nieuwe directeur.110
Nieuwe bedrijfsvoering Door het vertrek van CRE en CVV veranderde ook het een en ander in de activiteiten in het koelhuis dat de laatste jaren voornamelijk gebruikt werd voor het invriezen en bewaren van boter en het koelen van eieren. Opslag voor derden vond in zeer beperkte mate plaats. Nu de eierenopslag verdwenen was, werd de eerste verdieping omgebouwd tot vriesruimte om er boter, vlees en gevogelte te kunnen opslaan. Het plan bestond om ook de bovenste etage tot vriesruimte om te bouwen. Er werd een weegbrug aangeschaft ter vervanging van een bascule waardoor een arbeidsbesparing werd gerealiseerd en de liften werden vervangen. Naast het koelhuis werd parallel aan de spoorlijn een nieuw kantoor gebouwd. De boekhouding, die tot dan toe onder leiding van Jan Breukers bij CRE werd gevoerd, werd in de administratie van CZNZ geïntegreerd. 111 Door de strenge temperatuureisen die aan bevroren boter werden gesteld, rees er in 1958 een probleem ten aanzien van de vriescellen in de kelder. Door de lagere temperaturen ontstond het risico van opvriezing waardoor de funderingen en zelfs het gehele gebouw ontzet konden raken. In Duitsland had zich dit in soortgelijke situaties al voorgedaan. Het was daarom niet verantwoord om de vriescellen als zodanig te blijven gebruiken. Omzetten naar koelruimte leek niet zinvol omdat daar weinig vraag naar was. Een alternatieve aanwending was het geschikt maken van deze cellen voor kaasopslag. CZNZ had behoefte aan dergelijke ruimte en er was dus sprake van een win-win-situatie. Met een investering van ƒ 85.000 kon één cel omgebouwd worden tot een kaasopslagruimte met een capaciteit van 180 ton.112
49
Er werd ook een plan gemaakt om de capaciteit voor de vriesopslag van boter die hierdoor verloren ging te compenseren. Het plan omvatte de bouw van een verdieping op het bestaande gebouw voor een investering van ƒ 500.000. Hierdoor ontstond een capaciteit van 1.100 ton terwijl in de bestaande kelder 700 ton boter kon worden opgeslagen.113 In 1959 vond nog een statutenwijziging plaats. In de naam van de NV werd Nederlandsch gewijzigd in Nederlands en het boekjaar werd met ingang van 1959 gelijk gesteld aan het kalenderjaar.114 Het boekjaar 1959 zou daarom maar tien maanden omvatten.
Gewijzigde marktomstandigheden Door snel wijzigende marktomstandigheden was het moeilijk om het koelhuis voldoende bezet te houden. De opslag van boter voor het Voedsel In- en Verkoop Bureau (VIB), de Nederlandse overheidsdienst die belast was met de uitvoering van de Europese interventieregelingen voor boter, gaf een onregelmatige bezetting.115 De dienstverlening aan kleine ondernemers in de handel van wild en gevogelte (kippen) en vlees was een aflopende zaak.116 Daarnaast verdween het keuringslokaal voor het Zuivel Kwaliteitscontrole Bureau (ZKB) dat sinds 1937 in het koelhuis gevestigd was, in verband met de centralisatie van haar activiteiten voor Zuid-Nederland in Boxtel.117 Om de rentabiliteit te verbeteren werd de opslagcapaciteit voor kaas in de kelder uitgebreid van 180 tot 320 ton voor een investeringsbedrag van ƒ 60.000.118 Daarnaast werden de bedrijfsruimten voor de Boterexport van ZNZ gemoderniseerd en de huurprijs voor ZNZ verhoogd.119 Nu de naam van het VIB gevallen is, een enkel woord over de interventieregeling van de EEG. Deze regeling behelsde dat bepaalde aangewezen agrarische producten –in de zuivel ging dat om boter en magere melkpoeder- tegen de door de EEG vastgestelde prijzen aan het VIB verkocht konden worden. Producenten maakten van deze gelegenheid gebruik zo gauw de marktprijzen tot onder het interventieniveau daalden. Het VIB verkocht deze producten op het moment dat zij de marktomstandigheden daarvoor gunstig achtte. Deze regeling leidde tot de beruchte boter- en poederbergen van de EEG. Omdat de interventievoorraden als een zwaard van Damocles boven de markt bleven hangen, konden de marktprijzen nooit ver boven het interventieniveau uit stijgen en werd de EEG dientengevolge met blijvende hoge voorraden geconfronteerd. De verwevenheid van de activiteiten in het koelhuis met de organisaties ZNZ en CZNZ maakte het ingewikkeld om de kosten goed toe te rekenen. Deze toerekening was van belang omdat er sprake was van drie afzonderlijke rechtspersonen. Omdat deze
50
rechtspersonen door wederzijds aandelenbezit sterk met elkaar verbonden waren, was men het snel eens over hoe deze verdeling te maken. Op basis van de kosten van 1959 werd bepaald dat ZNZ-boter 32% van de kosten zou dragen, CZNZ-kaas kreeg 23% voor haar rekening en het koelhuis werd belast voor 45%, te dekken door activiteiten voor derden. 120 Dit was echter een tussenstapje in de ontwikkeling. De groeiende opslagbehoefte van boter, het installeren van een verpakkingsmachine voor kaas121 en de fluctuaties in de bezetting door eigen producten, maakten het steeds lastiger om diensten aan derden te kunnen aanbieden. De Raad van Commissarissen ging zich daarom afvragen of het zinvol was om de NV als aparte rechtspersoon te handhaven.122 Fiscale aspecten zorgen ervoor dat de NV nog enkele jaren in stand bleef. Ingrijpend waren de plannen die directeur Heerkens in 1967 aan de commissarissen presenteerde. Het bestaande gebouw was als koelhuis uit de tijd en de koelinstallatie was technisch versleten. Hoge investeringen moesten gedaan worden. Hij achtte het zinvoller om van de nood een deugd te maken en het gebouw geschikt te maken voor activiteiten waar CZNZ in toenemende mate behoefte aan had: kaasopslag. Zijn voorstel was om het koelhuis om te bouwen tot opslag- en verpakkingsbedrijf voor kaas, inclusief de bouw van een nieuwe etage op het bestaande gebouw. In het verlengde daarvan zouden machines voor de verpakking van consumenteneenheden van kaas overgeplaatst worden vanuit Kaatsheuvel waar
CZNZ
enkele
jaren
eerder
het
kaasverpakkingsbedrijf
Gouda
Goud
had
overgenomen.123 De boteractiviteiten op de begane grond zouden in stand kunnen blijven. De kosten werden geraamd op ƒ 1.165.000.124 Ook stelde hij voor om de rechtspersonen ZNZ en Zuid-Nederlands Koelhuis NV op te heffen en de bedrijfsmiddelen over te laten gaan naar CZNZ. Hieraan voorafgaand diende nog vastgesteld te worden of aan deze liquidatie geen ongunstige fiscale consequenties waren verbonden. De koelhuisfunctie werd medio 1968 beëindigd en de ombouw tot opslag- en verpakkingsbedrijf kreeg in 1969 haar beslag. In 1970 vond de liquidatie van de NV plaats. In 1969 was hier een belangrijke stap in de integratie van de zuivelindustrie in Zuid-Nederland aan vooraf gegaan. CZNZ was in 1969 samengegaan met ZEV-Breda en alle activiteiten van de beide organisaties waren overgegaan naar de nieuwe onderneming met de naam Zuid-Nederlandse Melkindustrie
(DMV) NV. De activa en passiva van de Zuid-Nederlandse Koelhuis NV gingen per 28 december 1970 over naar deze nieuw gevormde onderneming.125
51
HOOFDSTUK 7 Van boter naar kaas
Een nieuwe bestemming Vanaf 1969 was het koelhuis een opslag- en verpakkingsbedrijf voor kaas. Ook aan de buitenkant had het gebouw een metamorfose ondergaan door de rondom aangebrachte grijze gevelbeplating en het beeldmerk van ZNZ. De opslag en verpakking van boter waren door de fusie van CZNZ en ZEV-Breda uit Roermond verdwenen. In het nieuw ingerichte bedrijf in Roermond was de automatiserings- en mechaniseringsgraad laag. De kaas werd met auto’s aangevoerd vanuit de producerende bedrijfjes en vervolgens handmatig uitgeladen op karren. Deze karren werden met de liften naar de gewenste verdiepingen gebracht en dan werd de kaas handmatig op de planken in de opslagcellen gelegd. In deze cellen vond de rijping plaats. Gedurende deze rijpingsperiode werd de kaas onderhouden. Dit hield in dat het product regelmatig gekeerd werd en dat er periodiek een nieuwe beschermingslaag werd aangebracht. Met dit onderhoud werd het rijpingsproces bevorderd, schimmelvorming werd voorkomen en de kazen behielden hun vorm. Dit onderhoud vond geheel handmatig plaats. Als de kaas de gewenste leeftijd had bereikt (minimaal twee weken voor jonge kaas; maximaal vijftig weken voor oude kaas), vond versnijding en verpakking tot consumenteneenheden plaats (stukken en schijfjes) of werd de kaas in hele vorm in papier verpakt voor exportdoeleinden. De eindproducten waren grotendeels bestemd voor de Nederlandse markt en de export betrof bestemmingen die niet ver over de Duitse grens waren gelegen.
Links een rijpingscel en rechts de kleinverpakkingsafdeling. (Fotocollectie Rob Geers)
52
De hoeveelheden kaas die in Roermond omgingen waren bescheiden. De opslagcapaciteit was circa 1.500 ton en jaarlijks werd circa 8.000 à 10.000 ton ingeslagen, gerijpt, verpakt en afgevoerd naar afnemers. In de zuidelijke zuivel werd in vergelijking met de rest van Nederland relatief weinig kaas geproduceerd. In totaal ging het eind jaren zestig om circa 20.000 ton, ongeveer 10% van de landelijke productie. Om deze relatieve achterstand te verkleinen ten opzichte van de Nederlandse concurrentie, werd de kaasproductie in de jaren zeventig flink opgevoerd. Kleinere fabriekjes zoals Dongen, Wouw, St. Anthonis en Cuyk werden gesloten en hiervoor kwamen grotere en meer gemechaniseerde bedrijven in Tilburg en Rijkevoort in de plaats. Om de rijping van deze additionele kaas te doen plaatsvinden, werd aan de fabriek in Tilburg een gemechaniseerd kaasopslagbedrijf gebouwd met een capaciteit die twee keer zo groot was als het bedrijf in Roermond. De Tilburgse kaasfabriek was eigendom van de primaire coöperatie Centraal-Brabant en het opslag- en verpakkingsbedrijf was eigendom van DMV. Samen met het Roermondse opslag- en verpakkingsbedrijf dat in het oude koelhuis was gevestigd, vormde het Tilburgse bedrijf de Divisie Kaas. De directie van deze divisie zetelde in Roermond in het oude kantoorgebouw van CZNZ. Ondanks het feit dat het steeds duidelijker werd dat er voor het bedrijf in Roermond door zijn handmatige processen en het vele verticale interne transport geen lange toekomst meer was weggelegd, zou het activiteitenniveau er nog zeer aanzienlijk toenemen. Per 1 januari 1979 fuseerden DMV en Campina tot de nieuwe onderneming DMV-Campina BV. Door deze fusie kwam nagenoeg de gehele melkverwerking in de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg onder één beheer. De Coöperatieve Zuivelvereniging Campina beheerde tot dan toe de zogenaamde primaire coöperaties die zich bezighielden met de verwerking van melk tot primaire zuivelproducten als boter, kaas en consumptiemelk. Campina leverde de kaas, boter, ondermelk en wei door aan DMV. Deze organisatie commercialiseerde boter en kaas en bracht ondermelk en wei tot waarde door deze reststromen te verwerken tot een scala aan producten voor de farmaceutische en voedingsindustrie. De Campina-leden waren eigenaar van DMV. De fusie in 1979 was dan ook niets anders dan een juridische en bestuurlijke vereenvoudiging. Om de relatieve achterstand van DMV-Campina in de landelijke kaasproductie verder te verkleinen, werd door de toenmalige leiding van de onderneming in 1980 besloten om in Born een nieuw kaasproductiebedrijf te bouwen en de productie in de overige bedrijven, Asten, Boekel, Rijkevoort en Tilburg, uit te breiden. Behoudens Boekel waar Edammerkaas
53
werd geproduceerd, ging het hierbij nagenoeg geheel over Goudse kaas. DMV-Campina bracht haar productievolume daarmee op 70.000 ton per jaar. Het additionele kaasvolume diende zijn weg te vinden naar bestemmingen buiten Nederland. Aanvankelijk werd deze extra stroom voor een belangrijk deel via Roermond geleid. Er werd rond de 20.000 ton kaas in- en uitgeslagen waarmee het oude koelhuis halverwege de jaren tachtig het hoogste activiteitenniveau in haar bestaan bereikte. Logistiek was het allemaal verre van optimaal vanwege de kruisende goederenstromen, zowel binnen als buiten de muren van het bedrijf. In deze jaren bood het koelhuis werkgelegenheid aan meer dan 200 mensen. Omdat de bedrijfsleiding besefte dat deze topdrukte van kortstondige duur zou zijn, werd de additionele arbeidsbehoefte ingevuld door tijdelijke dienstverbanders en uitzendkrachten. Arbo-technisch viel er nogal wat op aan te merken. Het handmatige onderhoud van kazen van vijftien kilo per stuk en het ontbreken van daglicht in het gebouw werden door de inspectie tijdelijk gedoogd. De inpakprocessen werden, voor zover de bouwkundige situatie dit toeliet, op bescheiden wijze gemechaniseerd. Bij het installeren van de inpaklijn voor Edammerkaas werd men er nog eens mee geconfronteerd dat het pand ooit als koelhuis was gebouwd. De enorme dikte van de muren zorgde voor de nodige problemen.126 In 1989 werd aan het productiebedrijf in Born een opslag- en verpakkingsbedrijf toegevoegd waardoor het koelhuis in belangrijke mate ontlast werd en waarmee een begin werd gemaakt aan de langzame afbouw van de activiteiten. Een volgende stap was dat DMV-Campina om bedrijfseconomische redenen de productie van Edammerkaas beëindigde. In 1991 kwam de fusie tot stand tussen DMV-Campina en Melkunie Holland. In het kader van het streven naar lagere kosten binnen het nieuwe ondernemingsverband, vond verdere afbouw van de activiteiten in Roermond plaats. De verpakkingsmachines voor consumentenproducten werden verplaatst naar Tilburg en het oude koelhuis werd nog uitsluitend gebruikt voor de opslag van leeftijdskaas, een weinig arbeidsintensieve productsoort. Halverwege de jaren negentig staakte Campina-Melkunie haar bedrijfsactiviteiten in Roermond. Het oude koelhuis werd verkocht aan de firma Cor Segers BV, een particulier kaasopslagbedrijf. Er was hier sprake van een soort koppelverkoop waarbij tegelijkertijd een convenant met de vakbonden gesloten werd. Met de nieuwe eigenaar en de bonden werd afgesproken dat er in het koelhuis tien jaar werkgelegenheid voor twintig personen werd gegarandeerd. En zulks geschiedde. Rond 2004 kwam het pand leeg te staan en in het voorjaar 2014 verscheen de sloper op het toneel.
54
HOOFDSTUK 8 Epiloog Tachtig jaar na de ingebruikname is het Zuid-Nederlandsch Koelhuis, zoals het oorspronkelijk heette, afgebroken. Toen het koelhuis in 1934 zijn deuren opende, gold het als een zeer modern bedrijf. Door de evoluties in de techniek was het aan het einde van de twintigste eeuw met zijn etagebouw, vele tussenwanden en pilaren, niet meer op een bedrijfseconomisch verantwoorde wijze te exploiteren. In de tachtig jaar van zijn bestaan heeft het bedrijfspand, meerdere functies gehad: koel- en vrieshuis voor boter, vlees, groenten, fruit, wild en gevogelte en in de laatste fase was het een opslag- en verpakkingsbedrijf voor kaas. In de donkerste periode van de Roermondse geschiedenis, de winter 1944-1945, diende het als noodlazaret en als opvang voor daklozen en mensen die zich moesten schuilhouden voor de bezetter. De bouwfase van het koelhuis verliep niet rimpelloos. Toen de bouwkundige aannemer nog maar net begonnen was, werden de gevolgen van de economische wereldcrisis voor de deelgenoten voelbaar en schrok men terug voor de investeringen. Er waren geen waterdichte afspraken gemaakt waardoor er meningsverschillen ontstonden over de verantwoordelijkheid van de onderbezetting. Omdat de besturen van de twee belangrijkste deelgenoten, ZNZ en CRE, nogal wat verwevenheden vertoonden –commissaris Gerard Steegmans maakte bijvoorbeeld deel uit van zowel het ZNZ- als van het CRE-bestuurwerden belangentegenstellingen echter gemakkelijk opgelost. De bedrijfsmatige meest interessante periode was het tijdvak 1934-1944. Naast de opslag van allerlei agrarische producten, was het koelhuis de thuisbasis voor de afdeling BoterExport van de Zuid-Nederlandsche Zuivelbond. Voor de boterhandel waren het moeilijke jaren omdat steeds opnieuw ingespeeld moest worden op snel wisselende en onvoorspelbare omstandigheden. Steegmans en zijn medewerkers zullen in die jaren menig slapeloze nacht gehad hebben. De frequent wisselende marktomstandigheden maakten het lastig om boter te vermarkten, mede gelet op het feit dat het volume van de inkomende stroom boter niet door de markt maar door de natuur bepaald werd. Een specifiek kenmerk van de zuivelindustrie waar men ook nu nog mee te maken heeft. Uit de beschrijving van wat zich in de jaren 1934-1940 heeft afgespeeld, kunnen we opmaken dat de boterverkoop in die periode met dezelfde problemen te kampen had als vandaag: onvoorspelbaarheid van de ontwikkeling van de boternotering, frequent wijzigende 55
overheidsmaatregelen in de landen van bestemming, onzekerheden met betrekking tot valutaverhoudingen, grote debiteurenrisico’s en altijd zorg over de kwaliteit. Afgezien van de volledig andere schaalgrootte en een andere spreiding van exportbestemmingen, is er in essentie niet veel veranderd. ZNZ, CRE en CVV hebben lef getoond door in de periode van de wereldwijde economische crisis een voor hun verhoudingen grote investering te doen. De bestuurders hebben tegen de achtergrond van de toenmalige omstandigheden, met verstand en grote voorzichtigheid geopereerd. Zij waren doordrongen van de belangen van hun broodheren, de boerenbevolking van oostelijk Nood-Brabant en Limburg, namen geen grote risico’s en zuinigheid was troef. Tot aan de jaren zestig was er een grote verbondenheid met de eigen zuil. De Raad van Commissarissen was vrijgevig naar politieke en kerkelijk-gebonden instellingen maar voor het eigen personeel ronduit krenterig. Over het algemeen genomen kan worden gesteld, dat de geschiedenis van het koelhuis niet opzienbarend is geweest. Interessant was ze wel. Interessant omdat we iets hebben kunnen proeven van de sfeer en de mentaliteit van het besturen en van het zaken doen in de coöperatie agrarische wereld in het midden van de vorige eeuw in het toen nog katholieke zuiden van Nederland.
56
BIJLAGEN
57
Bijlage 1 Vanuit de lucht
De situatie van 1934 ingetekend in het huidige stratenplan. a=koelhuis, b=toenmalige CRE, c=nieuwbouw CRE 1954, d=inrit naar CRE en koelhuis via Emmalaan, e=deel van de spoorlijn Roermond-station-Duitsland waaraan in de jaren dertig parallel een aftakking naar CRE en koelhuis lag, f=Prins Bernardstraat, in 1934 nog niet aangelegd, was en destijds landbouwgrond. De spoortunnel en de doorgetrokken Koninginnelaan zijn in de jaren zeventig aangelegd.
Luchtfoto van Google Earth uit 2009.
58
Bijlage 2 De verbondenheid tussen CRE en ZNZ CRE en ZNZ stonden op zeer goede voet met elkaar. Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van CRE was er op 24 september 1929 een gezamenlijk diner in Hotel Kissels, destijds nog gevestigd op het adres Neerstraat 19. Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik, in steen weliswaar, houden de feestgangers scherp in de gaten. (Fotocollectie Lou van Laer)
Op de tweede stoel rechts (binnenkant van de tafel) Koen van Laer, sinds 1 januari 1929 in dienst van ZNZ.
59
Bijlage 3 De Coöperatieve Roermondsche Eiermijn
De voorkant van het CRE-gebouw gezien vanaf de kant van de ingang aan de Emmalaan. Bij de onderbreking van de luifel bevindt zich het hoofdgebouw met de kantoren. Achter de tweede luifel wordt in 1933 het koelhuis gebouwd.
De voorkant van het CRE-gebouw gezien naar de van de ingang aan de Emmalaan.
Personeel van CRE bezig met het verzendklaar maken van de eieren. (Foto’s uit “Limburg in Beeld”, tweede jaargang, nummer 51, d.d. 19-09-1928)
60
Bijlage 4A Jaarrekeningen Zuid-Nederlandsch Koelhuis NV127 (alle bedragen zijn in guldens)
Balans Balans Balans Balans Balans Balans Balans Balans 28-02-1935 29-02-1936 28-02-1937 28-02-1938 28-02-1939 29-02-1940 28-02-1942 29-02-1944 Bezittingen Vaste activa: -Aanschafwaarde -Geacc.afschrijvingen -Boekwaarde Stichtingskosten Lening u/g ZNZ Vlottende activa
Schulden Aandelenkapitaal Leningen deelgenoten Kortlopende schulden Resultaat vorig boekjaar Reserves Resultaat dit boekjaar
291.463 -23.948 267.515
338.033 -95.939 242.094
209.003
350.045 -167.944 182.101
249.503
231.004
206.004
208.004
10.000 44.000 17.626 302.630
8.000
8.000
48.099 333.614
12.000 21.500 38.539 321.542
32.457 246.461
23.024 239.028
25.341 267.435
39.393 248.396
30.038 212.139
96.000 211.200 17.341
96.000 211.200 10.796
96.000 211.200 15.446
96.000 168.000 8.114 -20.016
96.000 134.000 8.228
96.000 96.000 18.331
96.000 72.000 11.227
96.000 36.000 3.298
9.073 333.614
3.546 321.542
-20.016 302.630
-5.637 246.461
-25.653 26.453 239.028
42.668 14.436 267.435
59.639 9.530 248.396
72.927 3.914 212.139
18.000
Winst- en Winst- en Winst- en Winst- en Winst- en Winst- en Winst- en Winst- en verliesrek. verliesrek. verliesrek. verliesrek. verliesrek. verliesrek. verliesrek. verliesrek. 1934/1935 1935/1936 1936/1937 1937/1938 1938/1939 1939/1940 1941/1942 1943/1944 Opbrengsten Verhuur koelruimten e.d. Kosten: -Lonen en salarissen -Energiekosten -Afschrijvingen -Intrestkosten -Overige bedrijfskosten -Arbitragekosten
Resultaat boekjaar
80.561 80.561
74.853 74.853
34.026 34.026
49.364 49.364
57.398 57.398
58.920 58.920
63.647 63.647
72.705 72.705
12.345 5.813 37.927
9.575 5.070 27.676 7.097 4.624
11.309 5.394 27.157 7.137 4.004
11.260 6.755 2.269 6.501 4.160
11.358 6.522 16.248 4.970 5.386
16.407 6.369 16.843 3.050 11.448
24.409 8.657 16.973 1.446 17.306
71.488
8.727 4.607 32.211 8.287 5.100 12.375 71.307
54.042
55.001
30.945
44.484
54.117
68.791
9.073
3.546
-20.016
-5.637
26.453
14.436
9.530
3.914
15.403
*) Over de boekjaren 1940/1941 en 1942/1943 zijn in het dossier 273 (toegangsnummer 187) geen accountantsrapporten aanwezig
61
Bijlage 4B Jaarrekeningen Zuid-Nederlandsch Koelhuis NV (alle bedragen zijn in guldens)
Balans Balans Balans Balans Balans Balans Balans Balans 28-02-1946 28-02-1947 29-02-1948 28-02-1954 28-02-1955 28-02-1956 28-02-1957 28-02-1958 Bezittingen Vaste activa: -Aanschafwaarde -Geacc.afschrijvingen -Boekwaarde Beleggingen Lening u/g ZNZ Vlottende activa
Schulden Aandelenkapitaal Leningen Kortlopende schulden Resultaat vorig boekjaar Reserves Resultaat dit boekjaar
326.032 -172.392 153.640
326.869 -186.689 140.180
330.852 -196.852 134.000
339.154 -243.103 96.051
347.339 -253.666 93.673
380.339 -265.611 114.728
419.712 -281.250 138.462
147.420
73.731 227.371
6.100 26.000 77.765 250.045
1.467 60.000 39.479 234.946
1.100 290.000 13.578 400.729
1.100 430.000 47.746 572.519
1.100 530.000 55.817 701.645
1.100 350.000 76.107 565.669
1.100 550.000 75.218 773.738
96.000 15.000 33.691
96.000
96.000
66.788
48.549
96.000 250.000 8.614
96.000 400.000 50.254
96.000 500.000 79.815
96.000 350.000 75.506
96.000 550.000 52.491
76.511 6.169 227.371
66.319 20.938 250.045
81.498 8.899 234.946
37.395 8.720 400.729
40.273 -14.008 572.519
28.226 -2.396 701.645
9.813 34.350 565.669
32.164 43.083 773.738
Winst- en Winst- en Winst- en Winst- en Winst- en Winst- en Winst- en Winst- en verliesrek. verliesrek. verliesrek. verliesrek. verliesrek. verliesrek. verliesrek. verliesrek. 1945/1946 1946/1947 1947/1948 1953/1954 1954/1955 1955/1956 1956/1957 1957/1958 Opbrengsten Verhuur koelruimten e.d. Kosten: -Lonen en salarissen -Energiekosten -Afschrijvingen -Intrestkosten -Overige bedrijfskosten -Arbitragekosten
Resultaat boekjaar
80.720 80.720
124.737 124.737
122.261 122.261
110.372 110.372
149.919 149.919
117.167 117.167
212.286 212.286
264.273 264.273
24.612 8.463 14.210 350 26.916
31.969 15.856 14.298
39.614 13.157 10.163
45.629 22.677 7.586
35.351 37.175 10.563
31.216 31.635 11.945
41.676
50.428
25.760
80.838
44.767
39.482 32.414 15.863 599 89.578
44.026 46.188 19.152 1.157 110.667
74.551
103.799
113.362
101.652
163.927
119.563
177.936
221.190
6.169
20.938
8.899
8.720
-14.008
-2.396
34.350
43.083
*) Over de boekjaren 1948/1949 t/m 1952/1953 zijn in het dossier 273 (toegangsnummer 187) geen accountantsrapporten aanwezig
62
Bijlage 4C Jaarrekeningen Zuid-Nederlandsch Koelhuis NV (alle bedragen zijn in guldens)
Balans Balans Balans Balans Balans Balans Balans Balans 28-02-1959 31-12-1959 31-12-1960 31-12-1961 31-12-1962 31-12-1963 31-12-1964 31-12-1965 Bezittingen Vaste activa: -Aanschafwaarde -Geacc.afschrijvingen -Boekwaarde Beleggingen Lening u/g ZNZ Vlottende activa
Schulden Aandelenkapitaal Leningen Kortlopende schulden Resultaat vorig boekjaar Reserves Resultaat dit boekjaar
157.646
194.276
184.738
159.416
145.765
132.247
127.704
126.013
1.100
1.100
1.100
1.100
1.100
1.100
1.100
1.100
96.034 254.780
62.270 257.646
1.129 186.967
74.116 234.632
141.661 288.526
67.384 200.731
110.692 239.496
80.631 207.744
96.000
96.000
96.000
96.000
96.000
96.000
96.000
96.000
119.542
145.744
33.901
39.156
62.102
63.246 -24.008 254.780
39.311 -23.409 257.646
15.903 41.163 186.967
57.066 42.410 234.632
99.475 30.949 288.526
Winst- en verliesrek. 1958/1959 Opbrengsten Verhuur koelruimten e.d. Kosten: -Lonen en salarissen -Energiekosten -Afschrijvingen -Intrestkosten -Overige bedrijfskosten -Arbitragekosten
Resultaat boekjaar
180.697 180.697
Winst- en verliesrek. 1959 *)
Winst- en verliesrek. 1960
Winst- en verliesrek. 1961
Winst- en verliesrek. 1962
27.988 130.424 -25.693 200.731 Winst- en verliesrek. 1963
104.731 10.777 239.496 Winst- en verliesrek. 1964
115.508 -3.764 207.744 Winst- en verliesrek. 1965
92.180 92.180
184.429 184.429
236.676 236.676
196.015 196.015
116.279 116.279
175.301 175.301
161.370 161.370
204.705
115.589
143.266
194.266
165.066
141.972
164.524
165.134
-24.008
-23.409
41.163
42.410
30.949
-25.693
10.777
-3.764
43.297 34.379 17.777 965 108.287
*) 10 maanden i.v.m. wijziging boekjaar
63
Bijlage 4D Jaarrekeningen Zuid-Nederlandsch Koelhuis NV (alle bedragen zijn in guldens)
Balans Balans Balans Balans Balans 31-12-1966 31-12-1967 31-12-1968 31-12-1969 30-10-1970 Bezittingen Vaste activa: -Aanschafwaarde -Geacc.afschrijvingen -Boekwaarde Beleggingen Lening u/g ZNZ Vlottende activa
Schulden Aandelenkapitaal Leningen Kortlopende schulden Resultaat vorig boekjaar Reserves Resultaat dit boekjaar
110.003
108.272
102.220
95.837
173.612
1.100
1.100
1.100
1.200
1.200
105.990 217.093
65.140 174.512
7.466 110.786
4.861 101.898
14.459 189.271
96.000
96.000
96.000
96.000
96.000
8.273
1.507
78.512 -71.999 110.786
6.513 -2.122 101.898
111.745 9.348 217.093 Winst- en verliesrek. 1966
Opbrengsten Verhuur koelruimten e.d.
121.093 -42.581 174.512 Winst- en verliesrek. 1967
Winst- en verliesrek. 1968
Winst- en verliesrek. 1969
4.391 88.880 189.271 Winst- en verliesrek. 1970
188.256 188.256
130.083 130.083
21.381 21.381
17.855 17.855
104.075 104.075
178.908
172.664
93.380
19.977
15.195
9.348
-42.581
-71.999
-2.122
88.880
Kosten: -Lonen en salarissen -Energiekosten -Afschrijvingen -Intrestkosten -Overige bedrijfskosten -Arbitragekosten
Resultaat boekjaar
64
Bijlage 5 Dwarsdoorsnede
Bron: BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 273.
65
Bijlage 6A Exterieur
(Fotocollectie Lou van Laer)
(Fotocollectie BHIC)
66
Bijlage 6B
(Fotocollectie BHIC)
(Fotocollectie Lou van Laer)
67
Bijlage 6C
(Fotocollectie Lou van Laer)
(Fotocollectie Lou van Laer)
68
Bijlage 7A Interieur
(Fotocollectie Lou van Laer)
(Fotocollectie Lou van Laer)
69
Bijlage 7B
Boterontvangst en keuring. Links keurmeester Nieskens en rechts van hem expeditiemedewerker Gellings. (Fotocollectie Lou van Laer)
(Fotocollectie Lou van Laer)
70
Bijlage 7C
(Fotocollectie Lou van Laer)
Ompaklokaal boter. (Fotocollectie Lou van Laer)
71
Bijlage 8 Op kantoor
Bedrijfsleider Koen van Laer telefoneert. Het is 1934. (Fotocollectie Lou van Laer)
Inrichting van de feestruimte in het koelhuis bij het jubileum van Gerard Steegmans op 1 juli 1936. “Lang leve onze Directeur” staat er boven de ingang geschreven. Zijn portret siert bij deze gelegenheid zelfs de feestsigaren.
(Fotocollectie Lou van Laer)
72
Bijlage 9 Bij gelegenheid van het vijftienjarig bestaan van de Boter Export ZNZ in 1949 werd de onderstaande foto gemaakt voor het laadperron van het koelhuis. Het betreft zowel het personeel dat bij het Zuid-Nederlandsch Koelhuis NV in dienst was, als het personeel van de
Boter Export ZNZ.
1.Frans Alers (ZNZ) 2. Koen van Laer (Bedrijfsleider ZNZ) 3.Gerard Steegmans (Directeur ZNZ) 4. Louis Höppener (Adjunct-Directeur ZNZ) 5. C.Nieskens (Technisch ambtenaar ZNZ) 6. 7. en 8. Onbekend 9. Piet Cobben (1e machinist NV) 11 Peeters (machinist NV) 12. en 13. Onbekend 14. Duysens 15. J.Christiaans 16. Jan Cleef (ZNZ) 17. Louis Tielens (ZNZ) 18. Otto Magel (vermoedelijk; bedrijfsleider NV) 19. en 20. Onbekend 21. Gellings (magazijnbediende ZNZ). (Fotocollectie Lou van Laer)
73
Bijlage 10A Sloop (foto’s: Lou van Laer; voorjaar 2014)
74
Bijlage 10B
75
Bijlage 11
AANDEELHOUDERS ZUID-NEDERLANDSCH KOELHUIS NV 1934-1955
Zuid-Nederlandsche Zuivelbond (ZNZ)
40%
Coöperatieve Roermondsche Eiermijn (CRE)
40%
Coöperatieve Veiling Vereeniging (CVV)
16%
Niet uitgegeven aandelen 1955-1971
4%
Zuid-Nederlandsche Zuivelbond (ZNZ)
96%
Niet uitgegeven aandelen
4%
RAAD VAN COMMISSARISSEN ZUID-NEDERLANDSCH KOELHUIS NV Naam
Periode
Functie
Lastgever
J.C. van Beek
1934-1948
President
ZNZ
G.H. Steegmans
1934-1948
Lid
ZNZ
1949-1949
President
ZNZ
1949-1955
President
CRE
P.J. van Haaren
1934-1949
Lid
CRE
J.M.H. Breukers
1934-1955
Lid
CRE
Th. Derkx
1934-1935
Lid
CVV
K. Roncken
1935-1937
Lid
CVV
J.van Maris
1937-1955
Lid
CVV
T.J.M. Smits van Oijen
1948-1952
Lid
ZNZ
J.A. Heerkens
1949-1955
Lid
ZNZ
F.J.M. Slangen
1952-1969
Lid
ZNZ
P.J. Loonen
1955-1971
President
ZNZ
J.M.Teepen
1955-1971
Lid/secretaris
ZNZ
J.J. van Doren
1955-1971
Lid
ZNZ
W.J. Doppen
1955-1971
Lid
ZNZ
...Hermanussen
1969-1971
Lid
ZNZ
76
Bijlage 12
BEDRIJFSDIRECTEUREN ZUID-NEDERLANDSCH KOELHUIS NV EN RECHTSOPVOLGERS L.G.H. Simons
1934-1955
J.A. Heerkens
1955-circa 1975
P.Th. (Piet) Cobben
circa 1975-1982
R. (Rob) Geers
1982-1991
BEDRIJFSLEIDERS ZUID-NEDERLANDSCH KOELHUIS NV EN RECHTSOPVOLGERS O.F.C. (Otto) Magel
1934-1953
P.Th. (Piet) Cobben
1953-circa 1975
H. (Harrie) Stappers
circa 1975-circa 1991
J. (John) Schut
circa 1991-1995
Piet Cobben
Rob Geers
77
Harrie Stappers
Bijlage 13 Opslag- en verpakkingsbedrijf van kaas
(Fotocollectie Luc Heerkens)
(Fotocollectie Luc Heerkens)
78
Bijlage 14 Ondernemingsraad in de jaren zeventig
Achterste rij van links naar rechts: Onbekend, Jan van Weereld, Pierre Wolters, Sef Valentijn en Harrie Stappers. Voorste rij van links naar rechts: Piet Cobben, Onbekend, Onbekend, Onbekend, Tiny Niessen en Louis Pasage. (Fotocollectie Rob Geers)
Zittend van links naar rechts: Sef Valentijn, Piet Wolters, Jacques van Cruchten, Harrie Stappers, Jan van Weereld, Louis Passage, Onbekend, Onbekend, Onbekend. Staand van links naar rechts: Piet Cobben, Onbekend en Onbekend. (Fotocollectie Rob Geers)
79
Bijlage 15 Bestuur van de personeelsvereniging “De Zuivelvrienden” in de jaren zeventig
Van links naar rechts: Frits Baetsen, W.Loenders, Sjeng Meeuwissen, Jacques van Cruchten en voorzitter Jean Leveau. (Fotocollectie Rob Geers)
Kantoorgebouw CZNZ kort na de bouw in de jaren vijftig
(Fotocollectie BHIC)
80
Bijlage 16 Wagenpark
Eind jaren zestig. (Fotocollectie Gerrit Hoeben)
Jaren tachtig. (Fotocollectie Rob Geers)
81
Bijlage 17 Producten
(Fotocollectie Luc Heerkens)
82
Bijlage 18 Genealogische informatie De onderstaande biografische en genealogische gegevens betreffen de hoofdrolspelers in het vooroorlogse verhaal van het koelhuis. De biografische gegevens zijn schematisch weergegeven en de genealogische informatie is in de vorm van kwartierstaten gegoten. Ten aanzien van deze kwartierstaten dient te worden opgemerkt dat niet in alle overzichten de probant als nummer 1 is vermeld. Om de kwartierstaten vergelijkbaar te laten zijn in de tijd (generatiegenoten op dezelfde hoogte geplaatst), hebben probanten ook een aantal malen nummer 2 meegekregen. Er is gebruik gemaakt van de volgende bronnen:
Digitale krantencollectie Koninklijke Bibliotheek
Digitale krantencollectie Gemeentearchief Roermond
Bidprentjesverzameling Nederlandse Genealogische Vereniging
Collectie familieadvertenties Centraal Bureau voor Genealogie
Website “WieWasWie” en de CD-rom “Gendalim 7”.
Burgerlijke Stand meerdere gemeenten
Johannes Casper van Beek (roepnaam Jan) Geboortedatum en –plaats:
15-04-1877 te Berlicum 128
Vader:
Willem Matheas van Beek
Moeder:
Anna Maria van Heeswijk
Huwelijksdatum en –plaats:
10-05-1910 Vierlingsbeek 129
Gehuwd met:
Maria Hendrika Josepha van den Bosch
Functies relevant voor
• Voorzitter ZNZ (gekozen op 23-12-1932 als opvolger
onderzoek:
van J.Ament) van 1933 tot en met 1948 • President Commissaris Zuid Nederlandsch Koelhuis
N.V. van 1934 tot 1948 Overige functies:
• Ambtenaar BS Geffen • Gemeente-ontvanger Geffen • Gemeentesecretaris van Geffen • Burgemeester van Geffen 1912-1917130 • Voorzitter afd.II Boerenstand en Onderwijs ter voorbereiding op de VIIIe Diocesane Katholieken Dag bisdom Den Bosch 131
83
• Lid Militieraad Noord-Brabant 1e district 132 • Lid Provinciale Broodcommissie Noord-Brabant
133
• Penningmeester van het Diocesaan Comité der Katholieke Sociale Actie in het Bisdom Den Bosch134 • Redactielid Maandblad voor praktische gemeentepolitiek135 • Burgemeester van Deurne 1925-1939136 • Gedeputeerde Noord-Brabant • Plv.lid v/d Crisis Zuivelcentrale137 • Lid Tweede Kamer m.i.v. 29-08-1929; zetel niet aanvaard ivm de zgn kwaliteitszetelkwestie138 • Voorzitter Centrale Commissie voor de Ruilverkaveling miv 30-10-1929139 • Adviseur Deurnse Boerenbond140 • Commissaris der N.V.Spaarkas voor Beleggingen in R.K. Kerkelijke Leeningen141 • Lid van de afd. Helmond van het Nat.Comité van actie tot wijziging van het verdrag met België142 • Lid van de Boschraad m.i.v. 01-01-1933143 • Oprichter en voorzitter Peelbelang (doel: verbetering infrastructuur Peel)144 • Medeoprichter en voorzitter (1928-1945) (Wit)-Gele Kruis Deurne145 • Lid Hoofdbestuur N.C.B. • Lid Centrale Commissie Natuurbescherming146 • Bestuurslid R.K. Nederl. Boeren- en Tuindersbond147 • Commissaris Onderlinge Bosschen Verz.Mij.148 • Lid Zuivelcommissie voor de provincie Brabant149 • Secretaris van de Raad van Toezicht van de Credietvereeniging “De Hanzebank” 150 • Voorzitter commissie inzake stichting nieuwe parochies in de Peel151 • Voorzitter gedel.bestuur Landbouwschool Deurne152 • Bestuurslid Stichting Noord-Brabantsch Landschap153 • Lid van de Commissie van advies inzake de ontginning van woeste gronden voor Noord-Brabant154 84
• Secretaris Comité Noord-Brabant (doel: werkverruiming en verhoging productiviteit van de grond)155 • Voorzitter van een stembureau op 13-01-1935 in het Saargebiet ivm plebisciet (samen met vele andere burgemeesters uit Nederland)156 • Lid van het Eere-comité van het 4e Diocesane Eucharistisch Congres te Eindhoven157 • Lid Commissie Boerinnenbond NCB 158 • Bestuurslid FNZ159 • Lid Pachtbureau Noord-Brabant 160 • Kandidaat voor de Eerste Kamer (RK Staatspartij)161 • Lid van de financiële commissie LLB162 • Bestuurslid Katholieke Nederlandsche Boeren- en Tuinders Bond163 • Commissaris Jan Truijenfonds164 Onderscheidingen:
Ridder in de Orde van Oranje Nassau per 28-08-1929
Overlijdensdatum en –plaats:
07-05-1951 te Deurne165
Uitvaartdatum en –locatie:
10-05-1951 Deurne
Begrafenisdatum en –locatie:
10-05-1951 Deurne166
85
86
17 Maria Anna Verouden
31 Johanna Jansse * ca. 1773 Vierlingsbeek
1) Holthees: gehucht behorend bij de gemeente Boxmeer
gehuwd 18-06-1868 Berlicum 2 Johannes Casper van Beek * 15-04-1877 Berlicum beroepen en functies: zie levensbeschrijving † 07-05-1951 Deurne
† 19-12-1899 Berlicum
† 27-11-1880 Vierlingsbeek
gehuwd op 07-05-1791 Vierlingsbeek 13 Maria van den Bosch * 01-12-1801 Vierlingsbeek landbouwster
† 06-08-1953 Deurne
† 06-05-1889 Vierlingsbeek
gehuwd 19-06-1803 Vierlingsbeek 15 Hendrika Stammen * 12-01-1813 Vierlingsbeek landbouwster
7 Johanna Jacoba Havens * 16-09-1845 Vierlingsbeek landbouwster † 21-01-1922 Vierlingsbeek
gehuwd 23-11-1844 Vierlingsbeek
† 12-12-1885 Vierlingsbeek
gehuwd 23-04-1815 Sambeek 14 Hendrikus Jacobus Havens * 07-04-1817 Sambeek bouwmann
gehuwd 07-02-1873 Vierlingsbeek 3 Maria Henrika Josepha van den Bosch * 25-03-1878 Vierlingsbeek
6 Ernest Peter van den Bosch * 16-12-1835 Vierlingsbeek landbouwer † 11-02-1889 Vierlingsbeek
gehuwd 30-04-1825 Maashees en Overloon
† 17-12-1859 Vierlingsbeek
gehuwd 10-05-1910 Vierlingsbeek
5 Anna Maria van Heeswijk * 12-05-1840 Vught
4 Willem Matheas van Beek * 11-07-1847 Rosmalen korenmolenaar † 03-01-1912 Waalre
† 05-02-1875 Berlicum
11 Maria Johanna Godschalx * 25-07-1798 Berlicum
gehuwd 03-05-1827 Berlicum
gehuwd 07-02-1796 Bakel en Milheeze 10 Jan Caspar van Heeswijk * 06-01-1799 Vught molenaar
gehuwd 06-05-1798 Boxmeer 12 Peter Franc. Van den Bosch * 12-03-1799 Boxeer landbouwer, burgemeester
30 Johannes Stammen * ca. 1775 Weeze (D) landbouwer
gehuwd 25-04-1812 Den Bosch 9 Wilhelmina Antonetta Deelen * 23-11-1813 Den Bosch
29 Johanna Jansse * ca. 1788 Sambeek
† 06-03-1827 † 19-04-1834 † 20-10-1822 † 10-07-1825 † 02-04-1841 † 22-10-1856 † 22-12-1857 † 27-05-1853 Boxmeer Boxmeer Maashees en Vierlingsbeek Sambeek Sambeek Vierlingsbeek Vierlingsbeek Overloon
28 Jacobus Havens * ca. 1785 Sambeek
† 14-08-1843 † 27-09-1818 † 11-09-1828 † 16-01-1844 † 14-01-1849 Den Bosch Den Bosch Vught Vught Berlicum
18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 Matheus Dorothea Jan Willem Hendrica Antonius H. Antonetta H. Lambertus Helena Gerardus Margaretha Deelen Heijmans van Heeswijk van Lith Godschalx van Straalen van den Bosch v.d.Bogaerd van den Bosch Baltussen * 26-03-1769 * 05-05-1782 * ca. 1764 * 09-03-1768 * 05-05-1765 * * 16-04-1764 * ca. 1765 * ca. 1767 * ca. 1770 Heeze Nuland Vught Rosmalen Berlicum Vierlingsbeek Boxmeer Holthees 1) Overloon tuinder tuinder particulier bouwman landbouwer
gehuwd 27-04-1839 Den Bosch
† 14-09-1879 Rosmalen
8 Willem Jacobus van Beek * 13-03-1806 Rosmalen logementhouder
† 19-12-1829 Rosmalen
16 Antonius J. van Beek * ca. 1765 Rosmalen bouwman
KWARTIERSTAAT JOHANNES CASPER VAN BEEK
Jules Marie Hubert Breukers (roepnaam Jules) Geboortedatum en –plaats:
07-07-1883 te Neer167
Vader:
Jan Mathis Breukers
Moeder:
Carolina Wilhelmina Hubertina Theelen
Huwelijksdatum en –plaats:
15-07-1908 Buggenum168
Gehuwd met:
Gertrudis Maria Hubertina Boonen
Functies relevant voor
• Commissaris Zuid Nederlandsch Koelhuis N.V.
onderzoek:
• Directeur Coöperatieve Roermondsche Eiermijn
Overige functies:169
• Voorzitter V.E.C.E. • Bestuurslid Bedrijfschap Pluimvee en Eieren • Bestuurslid Nationale Coöperatieve Raad • Medeoprichter Nederlands Eiercontrolebureau • Lid Nijverheidscommissie ter bevordering van de industrie in Roermond • Voorzitter Vereniging van directeuren van de Nederlandse Pluimveefederatie • Directeur Koelcentrale voor eieren • Bestuurslid Rijksinstituut Pluimveeteelt te Apeldoorn • Lid van de gemeenteraad te Roermond • Lid van de Kamer van Koophandel Midden Limburg • Lid van het Burgerlijk Armenbestuur te Roermond • Lid van het schoolbestuur Klein College • Ondervoorzitter van de Katholieke Kiesvereeniging • Secretaris van het Bestuur van de Statenkieskring Roermond
Onderscheidingen:170
• Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw • Ridder in de Orde van Oranje Nassau • Ridder in de Orde van H. Gregorius • Zilveren eremedaille van de provincie Limburg • Ereburger van de stad Roermond
Overlijdensdatum en –plaats:
07-10-1964 te Roermond
Uitvaartdatum en –locatie:
10-10-1964 te Roermond, Kathedrale Kerk
Begrafenisdatum en –locatie:
10-10-1964 te Roermond, “Tussen de Bergen”
87
Foto M. Koch, Roermond (Bron: Beeldbank Gemeentearchief Roermond)
88
Jan Mathias Breukers (roepnaam Jan) Geboortedatum en –plaats:
09-06-1910 te Roermond
Vader:
Jules Marie Hubert Breukers
Moeder:
Gertrudis Maria Hubertina Boonen
Huwelijksdatum en –plaats:
26-08-1942 Amersfoort
Gehuwd met:
Regina Segerina (Reggy) Hentzen
Functies relevant voor
• Boekhouder Zuid-Nederlandsch Koelhuis N.V.
onderzoek:
• Bewindvoerder Zuid-Nederlandsch Koelhuis N.V onder Duits gezag tijdens de laatste oorlogswinter • Directeur Coöperatieve Roermondsche Eiermijn
Overige functies:
• Boekhouder CRE • Voorzitter Productschap Pluimvee en Eieren • Voorzitter Kamer van Koophandel en Fabrieken Midden-Limburg (1955-1982)
Onderscheidingen:
• Officier in de Orde van Oranje Nassau • Drager van het kruis van verdienste 1e klas BRD • Erevoorzitter KvK Midden-Limburg
Overlijdensdatum en –plaats:
06-02-1988 te Roermond
Uitvaartdatum en –locatie:
11-02-1988 OLVAB Roermond
Crematiedatum en –locatie:
11-02-1988 Heeze
(Fotocollectie Katholiek Documentatie Centrum)
89
90
17 Anna Maria Peters * 01-01-1779 Heythuysen
18 Jan Deckers * ca. 1800 Heythuysen
† 19-04-1880 Neer
gehuwd 26-09-1814 Kessel 13 (Anna) Maria Gertr. Kessels * 01-09-1818 Kessel landbouwster
† 09-08-1970 Roermond
* 17-10-1904 Neer
1) of Baarlo gehuwd 07-01-1812 Swalmen 15 Wilhelmina Cath. Theelen * 30-03-1817 Beegden
7 (Elisabeth) Gertrudis Geenen * 17-03-1857 Haelen
gehuwd 23-01-1845 Horn
* 04-09-1859 Echt
gehuwd 05-07-1811 Neer 14 Godfried Geenen * 07-06-1812 Neer landbouwer
gehuwd 13-04-1880 Melick & Herkenbosch 3 Gertrudis Maria Hubertina Boonen *) * 16-01-1884 Buggenum
6 Johannes Boonen * 10-08-1854 Neer landbouwer † 15-06-1922 Roermond
gehuwd 01-06-1853 Neer
† 26-07-1860 Neer
gehuwd 12-04-1804 Neer 12 Mathis Boonen * 19-06-1819 Neer landbouwer
*) Zus Maria Wilhelmina Hubertina Boonen (*19-05-1855 Buggenum akte 6; † 15-02-1960 Roermond akte 134) trouwde op 21-09-1915 (akte 68) te Roermond met Henri Hubert Steegmans ( *03-07-1885 Heythuysen akte 23; †02-10-1951 Roermond); directeur van de Hanzenbank en later directeur van de Nederlandse Credietbank in Roermond; kerkmeester van de kathedraal. Henri Hubert was een broer van Gerard Hubert Steegmans. Henri H. Steegmans en Maria.W.H. Boonen waren de ouders van o.a. missionaris Steegmans.
gehuwd 15-07-1908 Buggenum 1 Jan Mathias Breukers * 09-06-1910 Roermond beroepen en functies: zie levensbeschrijving † 06-02-1988 Roermond gehuwd (26-08-1942 Amersfoort) met Regina Segerina Hentzen (* 10-05-1918 Rotterdam † 05-03-2009 Roermond)
gehuwd 13-10-1879 Swalmen 2 Jules Marie Hubert Breukers * 07-07-1883 Neer beroepen en functies: zie levensbeschrijving † 07-10-1964 Roermond
† 11-06-1946 Grubbenvorst
5 Carolina Wilhelmina Hubertina Theelen * 26-12-1856 Swalmen
† 09-08-1905 Swalmen
4 Jan Mathis Breukers * 02-07-1853 Heythuysen hoofdonderwijzer † 20-04-1923 Lottum
† 11-08-1871 Swalmen
gehuwd 10-05-1808 Swalmen 11 Anna Maria H. Janssen * 06-08-1818 Swalmen akkerbouwster
gehuwd 28-12-1840 Swalmen
† 18-01-1908 Neer
† 23-04-1903 Heythuysen
gehuwd 29-05-1799 Heythuysen 10 Severinus Theelen * 14-04-1804 Swalmen landbouwer
gehuwd 26-04-1852 Heythuysen
gehuwd 07-02-1826 Heythuysen 9 Petronella Deckers * 11-02-1826 Heythuysen landbouwster
gehuwd 14-01-1806 Heythuysen 8 Pieter Joannes Breukers * 25-10-1821 Heythuysen linnenwever, blauwverver
† 31-03-1827 † 31-05-1839 † 27-09-1835 † 22-05-1824 † 06-12-1847 † 12-07-1856 † 09-03-1857 † 12-08-1865 † 13-10-1854 Swalmen Neer Neer Kessel Kessel Neer Neer Horn Horn
19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 Willemina Leonardus Gudula Conrard Catharina Hendrik Petronella Peter Agatha Wilhelmus Elisabeth Pieter Gertrudis Baetsen Theelen Looven Janssen Ramakers Boonen Clemens Kessels Aangeneijndt Geenen Bernard Theelen Ramakers * 13-01-1804 * 11-09-1772 * 21-07-1774 * 20-10-1779 * 01-03-1787 * 05-09-1776 * 02-01-1783 * 26-11-1776 * 8-02-1785 * 21-05-1788 * 18-07-1787 * 08-02-1785 * 21-09-1789 Heythuysen Neer Beegden Beesel Swalmen Neer Neer Kessel Beesel Neer Neer Beegden 1) Swalmen landbouwster akkerman akkervrouw landbouwer dagloonster landbouwer pachter akkervrouw landbouwer landbouwster landbouwer landbouwster
† 02-07-1857 † 11-04-1834 † 08-11-1868 † 02-12-1874 † 11-03-1846 † 23-03-1868 Heythuysen Heythuysen Heythuysen Heythuysen Swalmen Swalmen
16 Jan Mathias Breukers * ca. 1773 Dillikraat (D)
KWARTIERSTAAT JAN MATHIJS BREUKERS
Gerard Hubert Steegmans (roepnaam Gerard, Sjra) Geboortedatum en –plaats:
03-05-1883 Heythuysen
Vader:
Jan Hubert Steegmans
Moeder:
Anna Catharina van Laer
Huwelijksdatum en –plaats:
Nunhem, 11-09-1911171
Gehuwd met:
Anna Gertrudis Hubertina Hendriks
Functies relevant voor
• Verkoopagent ZNZ (1911-1934)
onderzoek:
• Secretaris Bestuur Coöperatieve Roermondsche Eiermijn (1904-1920) • Bestuurslid Coöperatieve Roermondsche Eiermijn • Directeur Boterexport ZNZ (1934-1955)
Overige functies:
• Commissaris N.V. NABO te Den Haag172 • Bestuurslid Bond van Zuivelverkoopvereenigingen173 • Lid Commissie voor Boterafzet174 • Lid Commissie voor de Zuivelverkoopvereenigingen175
Onderscheidingen:
• Ridder in de Orde van Oranje Nassau
Overlijdensdatum en –plaats:
28-01-1958 te Roermond
Uitvaartdatum en –locatie:
01-02-1958 H. Geestkerk te Roermond
Begrafenisdatum en –locatie:
01-02-1958 “Tussen de Bergen” te Roermond
91
92
27 Elisabeth Heuts * ca. 1797 Swalmen werkmeid
gehuwd 17-06-1879 Swalmen 2 Gerard Hubert Steegmans * 03-05-1883 Heythuysen beroepen en functies: zie levensbeschrijving † 28-01-1958 Roermond
6 Peter (Pieter) Hendriks * 05-04-1854 Nunhem tuinier, rentmeester † 27-08-1935 Heythuysen
†18-11-1835 Neer
29 Gertrudis Beurskens *12-03-1772 Neer
† 07-09-1965 Roermond
†04-02-1853 Meijel
31 Maria Verstappen *04-03-1776 Meijel landbouwster
†07-04-1882 Roggel
gehuwd 26-01-1806 Meijel 15 Joanna Maria van Bree *17-03-1811 Meijel
†03-07-1836 Meijel
30 Leonard van Bree *09-08-1764 Meijel
† 25-09-1911 Nunhem
7 (Maria) Anna Christina Theelen * 29-04-1849 Roggel
gehuwd 17-04-1845 Meijel
†01-04-1869 Roggel
gehuwd 25-10-1808 Neer 14 Peter Theelen *06-11-1803 Neer winkelier
†08-11-1854 Neer
28 Theodoor Theelen *01-05-1770 Neer koopman
gehuwd 29-04-1879 Rogggel 3 Anna Gertrudis Hubertina Hendriks * 09-11-1884 Nunhem
† 30-08-1905 Nunhem
gehuwd 24-10-1820 Beesel 13 Joanna Lennaerts * 02-10-1821 Beesel dienstmeid, landbouwster
gehuwd 21-10-1850 Kessel
† 31-12-1891 Nunhem
gehuwd 13-06-1816 Kessel 12 Gerard Hendriks * 22-12-1816 Kessel landbouwer
gehuwd 11-09-1911 Nunhem 1 Hubertina Catherina Christina (Chrisje) Steegmans * 23-11-1912 Roermond † 30-12-1996 Weert gehuwd 31-05-1938 Roermond met Louis Martin Höppener * 14-11-1904 Roermond † 04-05-2001 Weert beroepen en functies: zie levensbeschrijving
5 Anna Catharina van Laer * 17-07-1851 Swalmen winkelierster † 01-09-1937 Maastricht
4 Jan Hubert Steegmans * 13-11-1847 Heythuysen bakker † 06-05-1897 Heythuysen
† 23-01-1879 Swalmen
gemeenteontvanger † 27-04-1892 Swalmen
† 21-05-1854 Heythuysen
gehuwd 03-04-1837 Baexem
gehuwd 07-04-1812 Heythuysen 11 Antonetta Nijssen * 05-02-1813 Baexem
gehuwd 11-01-1796 Neer 10 Hendrik Wilhelmus van Laer * 02-09-1810 Heythuysen
gehuwd 05-11-1812 Roermond 9 Catharina A. Verschueren * 20-07-1823 Heythuysen
† 25-12-1845 † 13-11-1831 † 08-05-1856 † 05-02-1848 † 06-02-1813 † 20-05-1838 † 20-02-1861 † 07-01-1849 † 30-09-1829 Heythuysen Heythuysen Heythuysen Nederweert Baexem Kessel Kessel Beesel Beesel
gehuwd 30-08-1844 Heythuysen
gehuwd 16-10-1817 Kessel 8 Gerard Steegmans * 18-10-1819 Heythuysen † 16-12-1905 Heythuysen bakker, schoenmaker
† 02-02-1838 † 06-04-1865 Heythuysen Heythuysen
16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 Joannes M. Helena Pieter Maria J. Conrard Anna Cath. Pieter Philip Antoinetta Jacobus Anna Gertr. Peter Steegmans Stighels Verschuuren Colen van Laer Theelen Nijssen v.d.Eertwegh Hendrix Sanders Lennards * 15-11-1762 * 31-12-1785 * 04-11-1771 * 18-10-1782 * 22-11-1771 * 27-07-1771 * 23-06-1782 * 03-02-1785 * 25-07-1778 * 13-07-1796 * 25-04-1789 Heythuysen Kessel Roggel Roermond Heythuysen Baarlo Baexem Heythuysen Kessel Kessel Beesel schoenmaker bakker landbouwster landbouwer, dienstknecht dagloonster arbeider
KWARTIERSTAAT GERARD HUBERT STEEGMANS
Leo Godfried Hubert Simons Geboortedatum en –plaats:
07-11-1882 te Beesel
Vader:
Jan Babthista Hubertus Simons
Moeder:
Maria Elisabeth Theelen
Huwelijksdatum en –plaats:
Beesel, 05-06-1908176 (akte 13)
Gehuwd met:
Elisabeth Jacoba Hubertina Heldens
Opleiding:
Onderwijzersopleiding
Functies relevant voor
• Bestuurslid en secretaris Coöperatieve Roermondsche
onderzoek:
Eiermijn • Directeur Zuid-Nederlandsche Koelhuis (1934-1955)
Overige functies:
• Onderwijzer
Onderscheidingen:
• Ridder in de orde van oranje Nassau
Overlijdensdatum en –plaats:
09-05-1960 te Swalmen
93
94
17 18 19 20 Catharina Kaspar Gertrudis Hendricus Winkelmolen Nijssen Smeets Theelen * 10-05-1781 * 05-01-1769 * 22-10-1770 * 13-12-1766 Beegden Maasniel Maasniel Neer akkerman akkervrouw
21 Anna M.E. Baetsen ca. 1770 Nederweert
22 23 Godefridus Maria Helena Vermeulen Verkennis * 08-11-1784 * 10-07-1791 Heythuysen Heythuysen landbouwer landbouwster
24 Mattis Heldens * ca. 1755
25 Joanna Heijmans * ca. 1752
26 Philippus Janssen * ca. 1762 Swalmen
27 Barbara Wijnands * ca. 1767 Swalmen
gehuwd 15-11-1878 Beesel 2 Leo Godfried Hubert Simons * 07-11-1882 Beesel beroepen en functies: zie levensbeschrijving † 09-05-1960 Swalmen
† 02-03-1924 Swalmen
5 Maria Elisabeth Theelen * 06-05-1851 Heythuysen
† 19-12-1858 Swalmen
gehuwd 27-02-1794 Swalmen 13 Johanna Janssen * 10-12-1794 Swalmen landbouwster
29 Joanna Elis. Geurts
† 07-03-1962 Swalmen
31 Aldegondis Janssen *
† 13-05-1846 Maasbree
15 Johanna Gertrudis Peeters * 26-02-1797 Arcen dienstmeid
30 Mathijs Peeters *
† 27-12-1909 Beesel
7 Petronella Timmermans * 20-04-1832 Baarlo
gehuwd 01-06-1830 Maasbree
† 12-06-1866 Baarlo
14 Jan Timmermans * 08-09-1780 Kessel herbergier
28 Petrus Timmermans
gehuwd 17-05-1867 Maasbree 3 Elisabeth Jacoba Hubertina Heldens * 23-07-1878 Beesel
6 Henricus Hubertus Heldens * 11-03-1838 Beesel landbouwer † 30-11-1918 Beesel
gehuwd 14-04-1818 Swalmen
† 11-05-1846 Beesel
12 Petrus Heldens * 02-10-1794 Beesel landbouwer
gehuwd 05-06-1908 Beesel
† 16-07-1874 Heythuysen
4 Jan Babthista Hubertus Simons * 21-12-1837 Maasniel hoofdonderwijzer † 14-05-1896 Beesel
† 22-02-1865 Heythuysen
gehuwd 10-07-1791 Heythuysen 11 Joanna Vermeulen * 03-04-1819 Heythuysen dienstmeid
gehuwd 07-04-1845 Nederweert
† 19-09-1871 Maasniel
† 30-12-1884 Maasniel
gehuwd 10-05-1796 Neer 10 Joannes Theelen * 21-02-1799 Nederweert koopman
gehuwd 21-11-1832 Maasniel
gehuwd 09-06-1801 Maasniel 9 Anna Maria Cath. Nijssen * 10-02-1802 Maasniel
gehuwd 10-05-1805 Maasniel 8 Paulus Simons * 19-04-1806 Maasniel onderwijzer
† 16-12-1852 † 26-05-1848 † 06-12-1852 † 28-11-1847 † 26-09-1836 † 15-04-1804 † 11-08-1831 † 17-04-1855 † 09-05-1805 † 10-10-1817 † 28-07-1825 † 28-09-1840 Maasniel Maasniel Maasniel Maasniel Nederweert Nederweert Heythuysen Heythuysen Beesel Beesel Swalmen Swalmen
16 Johannes Simons * ca. 1744 Maasniel hoofd der school
KWARTIERSTAAT LEO GODFRIED HUBERT SIMONS
KOENRAAD JOHANNES HUBERTUS (roepnaam KOEN) van LAER Familienaam:
Laer, van
Voornamen:
Koenraad Johannes Hubertus
Geboortedatum en –plaats:
11-07-1904 Swalmen
Vader:
Theodorus Josephus Hubertus van Laer
Moeder:
Hubertina Johanna Helena Bors
Huwelijksdatum en –plaats:
• Burgerlijk huwelijk: Roermond, 14-07-1932 • Kerkelijk huwelijk: Swalmen, parochiekerk St.Lambertus 19-07-1932
Gehuwd met:
Louise Maria Josephina Welters
Functies relevant voor
• Bedrijfsleider ZNZ Boter Export (1934-circa 1950; in
onderzoek:
dienst sinds 01-01-1929) • Hoofd melkverdeling ZNZ (circa 1950-1969)
Overige functies:
• Wethouder van Roermond (1958-1970) • Kerkmeester (penningmeester) van de H. Hartparochie Roermond; tevens lid van het parochiële schoolbestuur • President Vincentiusvereniging H. Hartparochie Roermond • Bestuurslid Bijzondere Raad Vincentiusvereniging
Onderscheidingen:
• Pro Ecclesia et Pontifice
Overlijdensdatum en –plaats:
13-03-1977 Roermond
Uitvaartdatum en –locatie:
16-03-1977 Roermond, parochiekerk H. Hart
Begrafenisdatum en –locatie:
16-03-1977 “Tussen de Bergen” Roermond
95
96
gehuwd 11-05-1866 Swalmen 2 Theodorus Josephus Hubertus van Laer * 26-05-1869 Swalmen onderwijzer † 13-04-1927 Swalmen
† 23-04-1866 Beesel
gehuwd 03-02-1806 Elten 13 Maria Christina Hoffmans * 06-06-1809 Schaag (D) akkervrouw
† 08-03-1923 Swalmen
† 10-02-1879 Beesel
gehuwd 16-09-1802 Neer 15 Johanna Veugelers * 25-10-1802 Neer dienstmeid
7 Aldegonda Joanna Goossens † 09-10-1831 Beesel winkelierster † 24-08-1906 Beesel
gehuwd 12-10-1827 Beesel
† 01-03-1884 Beesel
gehuwd 01-05-1793 Beesel 14 Gerardus Urbanus Goossens * 01-09-1800 Mulbracht (D) werkknecht, koopman
† 18-04-1852 † 26-04-1850 † 09-07-1827 † 06-06-1815 Beesel Beesel Neer Neer
gehuwd 19-09-1860 Beesel 3 Hubertina Johanna Helena Bors * 28-11-1867 Beesel
6 Pieter Jan Bors * 12-02-1835 Malbracht (D) landbouwer, winkelier, herbergier † 06-12-1887 Beesel
gehuwd 16-04-1834 Bracht (D)
† 01-04-1859 Beesel
gehuwd 13-01-1799 Emmen 12 Willem Bors(ch) * 15-12-1802 Beesel landbouwer
† 24-01-1813 † 10-05-1821 Beesel Beesel
gehuwd 24-09-1903 Swalmen 1 Koenraad Johannes Hubertus van Laer * 11-07-1904 Swalmen beroepen en functies: zie levensbeschrijving † 13-03-1977 Roermond gehuwd met Louise Maria Josephina Welters
† 04-03-1911 Swalmen
5 Hubertina Aldegonda Vallen * 03-06-1841 Swalmen
† 06-04-1891 Swalmen
4 Peter Conrardus Hubert van Laer * 18-01-1838 Beesel klerk † 14-01-1899 Swalmen
† 08-06-1894 Swalmen
† 23-01-1879 Swalmen
gehuwd 30-09-1805 Geldern (D) 11 Alexandrina Helene Hitschler * 03-10-1808 Geldern (D)
gehuwd 29-04-1840
gehuwd 08-05-1801 Venlo 10 Theodor Vallen * 01-07-1808 Venlo tuinier
gehuwd 07-04-1812 Heythuysen 9 Antonetta Nijssen * 05-02-1813 Baexem
gehuwd 03-04-1837 Baexem
gehuwd 11-01-1796 (kerk) Neer 8 Hendrik Wilhelmus van Laer * 02-09-1810 Heythuysen gemeenteontvanger, leerlooier, zadelmaker † 27-04-1892 Swalmen
† 13-11-1831 † 08-05-1856 † 05-02-1848 † 06-02-1813 † 27-04-1851 Heythuysen Heythuysen Nederweert Baexem Venlo
16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 Conrard Anna Cath. Pieter Philip Antoinetta Renier Maria E. Peter Jacob Maria A. Johannes Thi(j)ssen Peter Leonard Gertrude Eva Johannes A. Helena A. Rutgerus Joanna van Laer Theelen Nijssen v.d.Eertwegh Vallen van Lipsig(h) Hitschler Virgendonck Bors(ch) Albertina Hoffmans Reiners Goossens Titulaer Veugelers Spee * 22-11-1771 * 27-07-1771 * 23-06-1782 * 03-02-1785 * 06-09-1771 * 07-03-1779 * 28-09-1777 * 02-10-1775 * 10-06-1775 * 20-12-1773 * 03-03-1783 * 14-03-1781 * 08-09-1768 * 15-02-1772 * 08-01-1776 * 29-03-1773 Heythuysen Baarlo Baexem Heythuysen Velden Venlo Roermond Geldern Emmen Beesel Breyell (D) Bracht (D) Tegelen Blerick Neer Neer winkelier landbouwster landbouwer, tuinman dagloner, landbouwer arbeider knecht
KWARTIERSTAAT KOENRAAD JOHANNES HUBERTUS VAN LAER
OTTO FRITZ CARL MAGEL Familienaam:
Magel
Voornamen:
Otto Fritz Carl
Geboortedatum en –plaats:
01-03-1888, Den Haag
Vader:
Otto Gustav Magel (geboren te Maagdenburg, Duitsland)
Moeder:
Maria Anna Hubertina Speckens (geboren te Maastricht)
Huwelijksdatum en –plaats:
23-04-1915, Den Haag
Gehuwd met:
Mathilda Maria Loodema
Opleiding:
Werktuigkunde
Functies relevant voor onderz.:
• Bedrijfsleider Zuid Nederlandsch Koelhuis te Roermond
Overlijdensdatum en –plaats:
20-07-1969 Den Haag
JOANNES ADRIANUS (roepnaam JAN) HEERKENS Familienaam:
Heerkens
Voornamen:
Joannes Adrianus
Geboortedatum en –plaats:
22-04-1915 Tilburg
Huwelijksdatum en –plaats:
19-02-1944 Tilburg
Gehuwd met:
G.H.M. van den Hout
Opleiding:
Economische Hogeschool Tilburg
Functies relevant voor
• Commissaris ZKN (1949-1955)
onderzoek:
• Directeur DMV, vestiging Roermond (1955-1975)
Overige functies:
• Bestuurslid Limburgse Kastelenstichting
Overlijdensdatum en –plaats:
09-01-2001 Roermond
Begrafenisdatum en –locatie:
13-01-2001 Herten, begraafplaats Brummeberg
97
98 Louis M.M. Höppener Adj.directeur ZNZ gehuwd met Hubertina C.C.(Chrisje) Steegmans
Koenraad (Koen) J.H. van Laer Bedrijfsleider ZNZ Boter Export gehuwd met Louise Maria Josehina Welters
Henri Hubert Steegmans gehuwd met Maria Wilhelmina Hubertina Boonen
gehuwd met Elisabeth Gertrudis Geenen
Johannes Boonen
Jan Mathijs Breukers Directeur CRE Administrateur ZKN gehuwd met Regina Segerina Hentzen
Jules Maria Hubert Breukers Directeur CRE Commissaris ZKN gehuwd met Gertrudis Maria Hubertina Boonen
Jan Mathis Breukers Oprichter CRE gehuwd met Carolina Wilhelm. Hubert. Theelen
Verwachtschappen: • Koen van Laer was een achterneef van Chris Steegmans = Zuid-Nederlandsche Zuivelbond • Gerard Steegmans was de schoonvader van Louis Höppener = Zuid-Nederlandsch Koelhuis • Koen van Laer was de achterneef van Gerard Steegmans = Coöperatieve Roermondsche Eiermijn • Gerard Hubert Steegmans en Henri Hubert Steegmans waren broers • De echtgenoten van Henri Hubert Steegmans en Jules M.H.Breukers waren zussen; Gerard Steegmans en Jules Breukers waren dus niet rechtstreeks verwant maar via het "tussenstation" Henri Hubert Steegmans en Maria W.H.Boonen was er sprake van een zekere familierelatie
Gerard Hubert Steegmans Directeur ZNZ Boter Export Bestuurslid CRE Commissaris ZKN gehuwd met Anna Gertrudis Hubertina Hendriks
gehuwd met Anna Catharina van Laer
gehuwd met Hubertina Aldegonda Vallen
Theodorus Josephus H. van Laer gehuwd met Hubertina Johanna Helena Bors
Jan Hubert Steegmans
Gerard Steegmans gehuwd met Catharina Antonetta Verschueren
Peter Conrardus van Laer
Hendrikus Wilhelmus van Laer gehuwd met Antonetta Nijssen
FAMILIEVERWANTSCHAPPEN TUSSEN LEIDINGGEVENDEN ZNZ, ZNK en CRE
NOTEN 1
De Nieuwe Koerier van 29-03-1934 Boterproductie en Boterhandel in het Zuiden, tekst van een lezing door J.Ament in 1904 voor de Federatie Nederlandsche Zuivel (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 93) p 2 3 Bron: www.Deurnewiki.nl 4 Frans Savelkouls Terug in de Tijd (Oisterwijk 2013; uitgave in eigen beheer) 5 e A.L.M. Arnolds Maatschappelijke Stromingen (7 druk, Utrecht 1966) p 43-49 6 J.J.Wintermans Een halve eeuw gewestelijke zuivelcoöperatie (........, 1944) p 304 p 28. 7 De Limburger d.d.12-06-1992 8 J.J.Wintermans Een halve eeuw gewestelijke zuivelcoöperatie (........, 1944) p 304 9 Statuten Zuid-Nederlandsche Zuivelbond (Nederlandsche Staatscourant d.d. 14/15 december 1935; BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 118) 10 Jaarverslagen ZNZ 1934-1947 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 121) 11 Bron: CBS 12 .J.Wintermans Een halve eeuw gewestelijke zuivelcoöperatie; geschiedenis van den Zuid-Nederlandschen Zuivelbond (Z.N.Z.) (..... 1944) p 227 13 Peel en Maas d.d. 23-07-1932. Auteur: Ir. Jacq. Timmermans 14 Gedenkboek bij het 25-jarig bestaan der Coöperatieve Roermondsche Eiermijn (Roermond 1929) p 78 en p 31. 15 Gedenkboek bij het 25-jarig bestaan der Coöperatieve Roermondsche Eiermijn (Roermond 1929) p 49. 16 Notulen Commissie uit ZNZ en CRE inzake stichting en bouw gemeenschappelijk koelhuis d.d. 17-09-1932 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 17 De Nieuwe Koerier d.d. 6-10-1932 18 Accountantsrapporten Zuid Nederlands Koelhuis N.V. (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 273) 19 Notulen Commissie uit ZNZ en CRE inzake stichting en bouw gemeenschappelijk koelhuis d.d. ??-10-1932 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 20 Notulen Commissie uit ZNZ en CRE inzake stichting en bouw gemeenschappelijk koelhuis d.d. 14-11-1932 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 21 Notulen Commissie uit ZNZ en CRE inzake stichting en bouw gemeenschappelijk koelhuis d.d. 30-11-1932 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 22 De Nieuwe Koerier d.d. 24-12-1932 23 Statuten Zuid Nederlandsch Koelhuis N.V. te Roermond. Bijvoegsel bij Nederlansche Staatscourant d.d. 18-011934 nr. 13. (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 506) 24 De Nieuwe Koerier d.d. 31-12-1932 25 Notulenboek Commissie uit ZNZ en CRE inzake stichting en bouw gemeenschappelijk koelhuis (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 26 De Nieuwe Koerier d.d. 06-07-1934 27 Notulen Commissie uit ZNZ en CRE inzake stichting en bouw gemeenschappelijk koelhuis d.d. 14-04-1933 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 28 Notulen Commissie uit ZNZ en CRE inzake stichting en bouw gemeenschappelijk koelhuis d.d. 16-05-1933 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 29 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 25-07-1933 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 30 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 17-11-1967 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 31 Notulen Commissie uit ZNZ en CRE inzake stichting en bouw gemeenschappelijk koelhuis d.d. 26-08-1933 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 32 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 17-02-1934 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 33 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 26-08-1933 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 34 Statuten Zuid Nederlands Koelhuis N.V. Bijvoegsel bij: Nederlansche Staatscourant d.d. 18-01-1934 nr. 13 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 506) 35 De Nieuwe Koerier d.d. 04-03-1934 36 De Nieuwe Koerier d.d. 29-03-1934 2
99
37
Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 17-02-1934 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 38 De Nieuwe Koerier d.d. 06-10-1932 39 Accountantsrapport Zuid Nederlands Koelhuis N.V. over het boekjaar 1934/1935 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 273) 40 Accountantsrapport Zuid Nederlands Koelhuis N.V. over het boekjaar 1934/1935 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 273) 41 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 12-10-1934 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 42 Notulen spoedvergadering Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 17-02-1934 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 43 Notulen Algemene Vergadering van Aandeelhouders d.d. 14-09-1935 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 44 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 27-09-1946 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 45 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 09-10-1947 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 46 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 27-06-1936 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 47 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 24-04-1942 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507 48 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 03-02-1948 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507 49 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 14-04-1936 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 50 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 23-04-1937 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 51 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 12-02-1940 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 52 De cijfers die aan de grafiek ten grondslag liggen zijn afgeleid uit de accountantsrapporten van het Zuid Nederlands Koelhuis (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 273) 53 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 13-09-1949 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 54 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 20-03-1951 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 55 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 07-09-1938 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 56 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 26-10-1945 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 57 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 02-05-1958 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 58 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 02-05-1958 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 59 59 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 04-02-1969 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 60 Eigen waarneming van de auteur 61 De Nieuwe Koerier d.d. 07-05-1935 62 De Nieuwe Koerier d.d. 12-12-1935 63 De Nieuwe Koerier d.d. 12-05-1937 64 Notulen Algemene Vergadering van Aandeelhouders d.d. 17-07-1937 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 65 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 28-02-1944 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 66 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 27-09-1946 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507)
100
67
Notulen Feestvergadering Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 26-10-1946 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 68 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis 12-02-1940 en 29-04-1940 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 69 De Nieuwe Koerier d.d. 11-08-1937 70 J.J.Wintermans Een halve eeuw gewestelijke zuivelcoöperatie (........, 1944) p 393 71 J.J.Wintermans Een halve eeuw gewestelijke zuivelcoöperatie; geschiedenis van den Zuid-Nederlandschen Zuivelbond (Z.N.Z.) (..... 1944) p 228-229 72 Afgeleid uit de jaarverslagen ZNZ 1934-1947 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 121) 73 Afgeleid uit artikel in De Nieuwe Koerier van 8 juli 1936 74 J.Wintermans Een halve eeuw gewestelijke zuivelcoöperatie; geschiedenis van den Zuid-Nederlandschen Zuivelbond (Z.N.Z.) (..... 1944) p 184-185 75 Brief aan de voorzitter ZNZ ondertekend door vijf Duitse afnemers d.d. 22-04-1930 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 352) 76 Uittreksel van de notulen van de vergadering van het bestuur van ZNZ p 5 betreffende vergadering d.d. 1212-1934 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 352) 77 Overeenkomst tussen ZNZ en Louis Smeets(BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 352) 78 Notulen Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders d.d. 16-08-1941 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 79 Notulen Algemene Vergadering van Aandeelhouders d.d. 21-08-1941 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 80 Notulen Algemene Vergadering van Aandeelhouders d.d. 20-10-1941 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 81 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 09-03-1942 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 82 Jaarverslag Coöperatieve Roermondsche Eiermijn 1944. 83 J.Wintermans Een halve eeuw gewestelijke zuivelcoöperatie; geschiedenis van den Zuid-Nederlandschen Zuivelbond (Z.N.Z.) (..... 1944) p 305 84 Brief van K.van Laer aan een zekere mevrouw Roebroek d.d. 24-12-1944 (Privé collectie L. van Laer) 85 Interview met L.van Laer 86 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 20-07-1945 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 87 Brief van C. Nieskens aan K. van Laer d.d. 05-05-1945 (Privé collectie L. van Laer) 88 Brief van J. Cleef aan K. van Laer d.d. 26-04-1945 (Privé collectie L. van Laer) 89 Brief van C. Nieskens aan K. van Laer d.d. 05-05-1945 (Privé collectie L. van Laer) 90 Brief van J. Cleef aan K. van Laer d.d. 26-04-1945 (Privé collectie L. van Laer) 91 Accountantsrapport Zuid Nederlands Koelhuis N.V. over het boekjaar 1945/1946 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 273) 92 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 30-11-1948 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 93 Notulen Algemene Vergadering van Aandeelhouders d.d. 11-04-1949 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 94 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 11-04-1949 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 95 Notulen Algemene Vergadering van Aandeelhouders d.d. 23-10-1950 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 96 Notulen Algemene Vergadering van Aandeelhouders d.d. 21-04-1952 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 97 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 30-07-1953 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 98 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 21-11-1951 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 99 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 20-05-1952 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507)
101
100
Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 05-12-1956 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 101 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 26-01-1953 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 102 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 25-02-1954 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 103 De cijfers die aan de grafiek ten grondslag liggen zijn afgeleid uit de accountantsrapporten van het Zuid Nederlands Koelhuis (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 273) 104 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 26-05-1954 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 105 Brief aan het Bestuur van CZNZ d.d. 20-10-1955 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 106 Notulen Algemene Vergadering van Aandeelhouders d.d. 21-11-1955 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 107 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 15-03-1957 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 108 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 13-01-1959 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 109 Notulen Algemene Vergadering van Aandeelhouders d.d. 20-01-1956 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 110 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 27-01-1956 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 111 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 23-09-1957 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 112 Notitie Kostprijscalculatie over verhuur kelderverdieping ZNK als kaaspakhuis d.d. 08-05-1958 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 113 Notitie Nieuwe verdieping d.d. 08-05-1958 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 114 Statuten Zuid Nederlands Koelhuis N.V. te Roermond. Bijvoegsel bij Nederlansche Staatscourant d.d. 19-011960 nr. 12. (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 506) 115 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 11-09-1959 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 116 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 16-10-1959 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 117 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 09-05-1959 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 118 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 24-06-1960 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 119 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 13-11-1959 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 120 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 14-09-1960 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 121 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 12-06-1964 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 122 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 18-10-1963 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 123 Notulen Algemene Vergadering van Aandeelhouders d.d. 17-11-1967 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 124 Notulen Raad van Commissarissen Zuid Nederlands Koelhuis d.d. 03-11-1967 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 125 Notulen Algemene Vergadering van Aandeelhouders d.d. 07-05-1971 (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 507) 126 Gesprek op 16-08-2014 van de auteur met de toenmalige bedrijfsdirecteur Rob Geers 127 Accountantsrapporten Zuid Nederlands Koelhuis N.V. (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 273) 128 Geboorteakte Burgerlijke Stand Berlicum 1877 nummer 30 129 Huwelijksakte Burgerlijke Stand Vierlingsbeek 1910 nummer 7 130 www.wikipedia.nl
102
131
De Tijd d.d. 03-05-1912 Nieuwe Tilburgsche Courant d.d. 14-04-1914 133 De Tijd d.d. 25-01-1917 134 Het Centrum d.d. 03-03-1922 135 Het Centrum d.d. 24-09-1924 136 Algemeen Dagblad d.d. 13-11-1925 en 25-07-1939 137 De Tijd 18-03-1933 138 Nieuwe Tilburgsche Courant d.d. 08-08-1929 139 Het Vaderland d.d. 30-10-1929 140 Dagblad voor Eindhoven d.d. 12-10-1940 141 De Tijd d.d. 08-05-1951 142 De Tijd d.d. 02-02-1926 143 Het Vaderland d.d. 03-01-1933 144 www.deurnewiki.nl 145 www.deurnewiki.nl 146 Arnhemsche Courant d.d. 06-04-1940 147 Limburger Koerier d.d. 13-02-1928 148 De Tijd d.d. 20-02-1928 149 De Telegraaf d.d.17-07-1919 150 Nieuwe Tilburgsche Courant d.d. 12-12-1923 151 De Tijd d.d. 27-07-1929 152 De Tijd d.d. 22-02-1930 153 Dagblad voor Noord-Brabant d.d. 03-12-1941 154 Algemeen Handelsblad d.d. 06-05-1920 155 Het Vaderland d.d. 30-01-1926 156 Nieuwe Tilburgsche Courant d.d. 13-01-1935 157 De Tijd d.d. 04-05-1935 158 Nieuwe Tilburgsche Courant d.d. 20-02-1928 159 Limburgsch Dagblad d.d. 22-07-1938 160 Nieuwe Tilburgsche Courant d.d. 20-04-1939 161 Nieuwe Tilburgsche Courant d.d. 03-05-1937 162 J.Wintermans Een halve eeuw gewestelijke zuivelcoöperatie; geschiedenis van den Zuid-Nederlandschen Zuivelbond (Z.N.Z.) (..... 1944) p 273 163 Jaarverslagen ZNZ (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 121) 164 Jaarverslagen ZNZ (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 121) 165 Overlijdensakte Burgerlijke Stand Deurne 1851 nummer 45 166 Bidprentjescollectie Nederlandse Genealogische Vereniging (NGV) 167 Geboorteakte Burgerlijke Stand Neer 1883 nummer 22 168 Huwelijksakte Burgerlijke Stand Buggenum 1908 nummer 4 169 Informatie ontleend aan ode overlijdensadvertentie van J.Breukers en de korte necrologie die beiden zijn opgenomen in de Maas- en Roerbode van 6 oktober 1964, alsmede een artikel bij ter gelegenheid van zijn 25jarig jubileum in De Nieuwe Koerier d.d. 02-01-1933 170 Informatie ontleend aan ode overlijdensadvertentie van J.Breukers en de korte necrologie die beiden zijn opgenomen in de Maas- en Roerbode van 6 oktober 1964, alsmede een artikel bij ter gelegenheid van zijn 25jarig jubileum in De Nieuwe Koerier d.d. 02-01-1933 171 Geboorteakte Burgerlijke Stand Nunhem 1911 nummer 5 172 Jaarverslagen ZNZ (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 121) 173 Jaarverslagen ZNZ (BHIC Toegangsnummer 187, Inventarisnummer 121) 174 De organisatie van de Nederlandsche Industrie (Den Haag, 1942) p 114 (NIOD) 175 De organisatie van de Nederlandsche Industrie (Den Haag, 1942) p 119 (NIOD) 176 Geboorteakte Burgerlijke Stand Beesel 1908 nummer 13 132
103