KULeuven
Boekhouden en kostprijsberekening
KULeuven
Work Street Work City, Work State Work ZIP
T Work Phone F Work Fax Phone
Work Email
Work URL
KULeuven
Deel I: Boekhouden Jaarrekeningen alle sectorjaarrekeningen: website nationale bank --> handelsjaarrapporten.
Jaarrekeninginformatie Bij het afsluiting van het boekjaar (bij meeste bedrijven 31 december), binnen 6 maanden na afsluiting (tem 30 juni) moet de algemene vergadering samenkomen en de jaarrekening goedkeuren. Maximum 1 maand na de goedkeuring komen de balansen op de website van nationale bank. www.nbb.be: balansen
rol van de auditor/commissaris Moet een inschatting maken over de getrouwheid van het beeld van de jaarrekening en een inschatting maken van de continuïteit van de onderneming in de komende 12 maanden (dit blijft een opinie, een oordeel, geen verzekeringskracht tegen falen van het bedrijf).
Het auditverslag = wat de externe auditor denkt over de waarheidsgetrouwheid van de gepubliceerde jaarrrekening. Kort, 2a3 p.
Financiële informatie Beursgenoteerde onderneming 1. balans 2. resultatenrekening 3. cash flow statement 4. toelichting Niet-beursgenoteerde bedrijven 1. balans 2. resultatenrekening 3. toelichting
1
KULeuven
Balans passiva= financieringsmiddelen van de activa (de bezittingen/voorraden). activa moet gelijk zijn aan passiva. ter financiering: eigen vermogen en vreemd vermogen (=schulden). Balans= foto/ momentopname op het einde van het boekjaar (vaak 31/12) van wat een onderneming heeft van bezittingen en hoe die gefinancierd zijn. !!!er is altijd een balansevenwicht want alles wat je hebt, is op één of andere manier gefinancieerd, dit is de reden dat we een dubbele boekhouding hebben: elke aankoop doet een bezit ontstaan en een schuld doen ontstaan.
Activa Activa staan gerangschikt volgens de realiseerbaarheid (hoe dichter het bij cash staat). Vordering: iets wat het bedrijf heeft maar nog geen cash, het staat er dicht bij. De klant moet dit nog aan het bedrijf betalen. Financiële vaste activa: voornamelijk dochterondernemingen Materiële vaste activa: gebouwen, machines, auto’s Immateriële vaste activa: patenten, licenties, ... Oprichtingskosten: deze kan je spreiden over verschillende jaren, je kan die als een investering zien en afschrijven over meerdere jaren, zodat de winstberekening in de eerste jaren niet te hard negatief overhelt. Als je oprichtingskosten als investering boekt, moeten die bij activa staan. Dit mag voor het boekhoudrecht. De realiseerbaarheid van oprichtingskosten is 0 in geval van falen en liquidatie.
Passiva naast balans is er een resultatenrekening (overzicht van opbrengsten en kosten in een bepaald jaar). elke winst is een potentiële bron van vermogen, als die niet wordt uitgekeerd op het einde van het boekjaar.
Hoofdstuk 3 Openen van rekeningen: journaal en grootboek= 2 belangrijke documenten. een vordering boeken= verkopen maar het geld nog niet betaald. een actief bestanddeel dat daalt, crediteren we. !transactie 8: niet kunnen investeringscyclus MVA= materiele vaste activa, IVA: immateriele, FVA: financiele vaste activa. Meubels of infrastructuur (MVA)= investering. Op krediet gekocht (niet contant betaald, later betaald). We boeken die kast niet direct als een kost (want wordt niet meteen geconsumeerd). Waarom niet meteen als kost: bezwaren direct het resultaat, want kosten komen in de resultatenrekening, zo wordt er overdreven. We spreiden de kosten over de gebruiksduur of levensduur van de vaste activa. Dus we debiteren die kasten. We krijgen betalingsuitstel en dus boeken we een schuld.
2
KULeuven
schuld=iets te betalen= passief= een financieringsbron debit= een actiefrekening die toeneemt en passief die afneemt. credit=actiefrekening die afneemt en passief die toeneemt. lening bij de bank: bank geeft geld dus creeer inkomst, liquid op de debetzijde en credit per jaar inboeken voor de terugbetalingsschijven. je moet volgens belgisch boekhoudrecht opsplitsen in schulden op korte en lange termijn en je boekt beide in als passiva.
Algemene boekhoudprincipes allerbelangrijkst= getrouw beeld. De onderliggende principes, afspraken bepalen hoe het winstbeeld eruit ziet. In belgie boeken we tegen historische kost (nl. tegen de oorspronkelijke aanschaffingswaarde), soms kunnen we meerwaarde boeken, als het gaat om duurzame materialen die een meerwaarde hebben. consistentie= als je 1 keer voor een afschrijvingswijze kiest, moet je hieraan vasthouden. Verantwoordingsstukken: je mag niets boeken zonder het te documenteren. 1. 2.
Oefeningen op boekhoudprincipes thuis proberen.
Hoofdstuk 4: eindejaarsverrichtingen en afsluiting Proef- en saldibalans= overzicht van alle rekeningen. saldi= verschil tussen debet en credit voor elke rekening. Hierna kan je de resultatenrekening en de balans opstellen.
Oefensessie passiva= type 1 (LT - langer dan een jaar) en een deel van type 4 (KT). FIFO= first in first out LIFO= last in first out
15/11/2011 een onderneming komt in problemen omdat ze niet liquid is, niet door de rendabiliteit (hangt natuurlijk wel samen, jaar op jaar niet rendabel is ook nefast). in de beginjaren is een bedrijf niet rendabel. Liquiditeit is heel belangrijk om te overleven. Liquiditeit? 1. heb ik genoeg werkkapitaal (=bedrijfskapitaal= middelen beschikbaar voor uitvoering dagdagelijkse activiteiten). Je moet hier genoeg voor hebben, genoeg om de behoefte aan bedrijfskapitaal te dekken. netto bedrijfskapitaal= permanent vermogen, LT middelen voor dagelijkse uitvoering van activiteiten. beperkt vlottende activa-vreemd vermogen korte termijn.
3
KULeuven
bedrijfskapitaal kan ook negatief zijn: als de netto bedrijfskapitaalbehoefte hoger is. Bedrijfskapitaalbehoefte? wat bepaalt dit? voorraad, voorraad aanhouden vergt middelen want op dat moment heb je nog geen verkoop en dus nog geen cash. De behoefte aan bedrijfskapitaal hangt af van voorraden en de gevoerde politiek inzake betalingsuitstel. Je wil niet echt een grote behoefte aan bedrijfskapitaal, want die moet je kunnen inlossen, indien dit niet lukt, leningen op KT. Liquiditeitsratio=belangrijk. Ratio’s ter vergelijking tussen ondernemingen. zo kan je vergelijken los van de grootte. = BBLA / VVKT --> deze current ratio moet minstens gelijk zijn aan 1, want het NBK moet groter zijn dan 0. Nota’s 22/11/2011
Solvabiliteit dit is een maatstaf voor de ondernemingsperformantie op lange termijn. Heb ik een gezonde kapitaalstructuur? Teneinde ondernemingen te kunnen vergelijken: berekenen van ratio’s. 1. statische ratio’s: een momentopname, gebaseerd op de balans a. graad van financiële onafhankelijkheid EV/TV = het percentage gefinancieerd met eigen middelen, met niet-schulden. De veilige buffer is 1/3 EV. maar is geen algemene stelregel omdat het afhangt van het bedrijfsrisico. Indien er immers weinig volatiliteit is in de winsten overheen de tijd, dan is het veiliger om leningen te hebben, want het bedrijf heeft een hogere zekerheid om de interesten te kunnen terug betalen.
Hoe verhoog je financiële onafhankelijkheid: kapitaalverhoging doorvoeren of verbeteren van resultaten. b. Zelffinancieringsgraad hoeveel van de activa komen uit eigen vermogen. Een lage zelffinancieringsgraad kan wijzen op een jaarlijkse, hoge uitkering van divididenden of weinig/geen winst. Het enige dat helpt tegen lage zfg= winst overdragen naar volgend boekjaar en reserves aanleggen.
2. dynamische ratio’s: schuld hangt samen met de cashflow van de ondernemening. Is een indicatie van de hoeveelheid cash aanwezig is in het bedrijf om leningen te kunnen terugbetalen.
Rentabiliteit De winstgevendheid van de onderneming. Dit leidt vaak ook tot een goede solvabiliteit én liquiditeit. ROA= return on assets, de rentabiliteit op de totale activa. ROE= retrun on equity. = vanuit het perspectief van de aandeelhouders (de verschaffers van het EV).
4
KULeuven
Winst/verlies BJ na/voor belastingen / het EV ROE moet 4 à 5 procent hoger zijn dan de risicovrije interestvoet om zeker te zijn van een bepaald percentage return. Dit kan niet in tijden van crisis, dan is het beter om als voorwaarde te stellen: ROE>COE (cost on equity)= wat je kan verdienen als rendement op een aandeel met gelijkend risico. Herwerking van de balans De realiseerbare activa zijn alle vlottende activa buiten de liquide (die zijn reeds gerealiseerd). Consolidatie= samenzetting van moeder- en dochterbedrijven. nota’s 29/11/2011 rentabiliteit stijgt indien: 1. de prijs duurder gemaakt wordt 2. de kosten gedrukt worden,er efficiënter gebruik gemaakt wordt van productiemiddelen.
Deel II: Cost accounting Leer handboek Hoofdstuk 2-->5 cost accounting levert informatie voor zowel financial als management accounting, dus zowel voor interne als externe gebruikers.
Kosten: indelingen Een kost is niet hetzelfde als een uitgave. Kosten zijn verbruikte middelen om opbrengsten te realiseren. Kosten kan je relateren of toewijzen aan verschillende kostenobjecten: 1. Directe kosten (arbeid of materiaal)= directe toewijzing aan een kostenobject mogelijk, er is geen omweg, het verband is direct 2. Indirecte kosten/ overheadskosten (materialen, arbeid en andere productiekosten)= er is een verdeelsleutel nodig om de kost over objecten te verdelen. De kosten worden verzameld op een hoger niveau en dan toegewezen. directe kosten kan je traceren, indirecte kosten kan je alloceren. Een andere manier om kosten in te delen:
5
KULeuven
1. Vaste kosten: Volgen een horizontale lijn: of je nu 1 of 10 auto’s produceert, een vaste kost blijft gelijk (bv. het loon van een superviser) 2. Variabele kosten:Volgen een lineaire of andere veranderlijke functie. Het bedrag hangt af van het aantal eenheden. LET OP: een vaste kost is variabel als je ze per eenheid beschouwt: bv. 10 euro kost voor 20 000 auto’s is duurder per auto dan 10 euro kost voor 60 000 auto’s. 3. Semi-vaste kosten volgen een trapfunctie. bv. een auto heeft 1 onderhoud nodig per 120 000 km. Dan is de kost van 0 tot 120 000 de prijs van 1 onderhoud, tussen 120 000 en 240 000 de prijs van 2 onderhouden enzovoort. Oefening op vast/variabel (zie slides) wielen=variabel electriciteit=variabel Afschrijven= vast loon vd productie-arbeiders= variabel verzekering=vast loon kwaliteitscontroleur= vast De kostendrijver is hierbij het aantal geproduceerde auto’s.
Waardeketen Alles uit de productiefase is een productiekost. Al de rest uit de waardeketen (R&D, marketing, admin,...) zijn geen productiekosten. productiekosten leiden rechtstreeks tot voorraden en voorraadwaardering Naast productiekosten zijn er ook periodekosten = leiden niet rechtstreeks tot voorraden. Die moeten op het boekjaar zelf geboekt worden, zelfs indien er een marketingcampagne bv. gelanceerd wordt en nog meerdere jaren vruchten afwerpt.
Nota’s 6/12/2011 Directe materiaalkosten= wat we hebben aangekocht + wat we verbruiken. Indien de eindvoorraad lager ligt dan de beginvoorraad is er meer verkocht dan bijgeproduceerd en bijgevolg is de voorraad afgebouwd. Break-even analyse= er is winst noch verlies.
6
KULeuven
nota’s 20/12/2011
PKP= productiekostprijs
Exameninfo je krijgt schema van balans, resultatenrekening en rekeningstelsel en je krijgt formularium ! kijk altijd eerst naar jaarrekeningverslag. van cost accounting: alleen 2 tem 5 voorbeeldvragen examen vaag 1: de balans geeft de samenstelling van het resultaat weer (dit is resultaatrekening) van de onderneming op een bepaald punt in de tijd. vaak krijg je meer gegevens dan nodig in een vraagstuk!!! vraag 3: A vraag 4: er wordt een opbrengstenrekening gecrediteerd en een overlopende actiefrekening gedebiteerd. vraag 5: matching vraag 6: 7 en 6 rekeningen over opbrengsten en kosten waarvan we een eindstand hebben en aanpassingen. alle creditsalle debets geeft het resultaat. oplossing=5 vraag 7: A vraag 8: 2400
7