BOEKHORSTLAAN HARDERWIJK notitie m.e.r. (beoordelings) plicht herbestemming herbestemming Boekhorstlaan Harderwijk
notitie m.e.r. (beoordelings) plicht herbestemming Boekhorstlaan Harderwijk
Titel
Opdrachtgever
Opdrachtnemer
Veluwe Transferium Boekhorstlaan B.V. Dhr. M. Koppert en M. Lorist Golfpark 174 Lelystad
M. Bosman B.V. Fonteinkruidstraat 21 6841 KA Arnhem www.maartenbosman.nl
Rob Dobbelsteijn Bisschops - Jurist Maarten Bosman - planoloog
Auteurs
Maart 2016
Versie Harderwijk
Gemeente
Pagina 2
Boekhorstlaan Harderwijk
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding
4
Hoofdstuk 2 Het project
5
Hoofdstuk 3 M.E.R. Beoordeling algemeen
6
Hoofdstuk 4 Mogelijke milieugevolgen
8
Hoofdstuk 5 Conclusie m.e.r. beoordelingsplicht
24
Pagina 3
Boekhorstlaan Harderwijk
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1
Aanleiding
Veluwe Transferium Boekhorst B.V. heeft als ambitie om het bestaand stukje stedelijk gebied met enkele woningen te transformeren in een locatie met diverse stedelijke en recreatieve voorzieningen. De bestaande bebouwing is kleinschalig en gedateerd. Bij herbestemmingen naar dergelijke programma’s dient onderzocht te worden in hoeverre dergelijke transformaties passen binnen de Wet Milieubeheer. In dergelijke gevallen kan een ontwikkeling m.e.r. -(beoordings)plichtig zijn.
1.2
Doel van deze notitie
Doel van het milieuonderzoek is om op objectieve wijze milieu-informatie over de herbestemming en uitbreiding van de gebiedsontwikkeling op deze locatie te verzamelen en te presenteren, zodat hat bevoegd gezag een oordeel kan geven over de noodzaak om een m.e.r. - procedure te doorlopen.
1.3
Vigerend regelingen
Op dit moment vigeert het bestemmingsplan “Tweelingstad 1973. Vastgesteld door de raad van de gemeente Harderwijk op 21 maart 1974 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 19 februari 1975.
Op het perceel rusten de bestemmingen Agrarische doeleinden bebouwing toegestaan (Artikel 24), bestemming Opslagterrein (BO) (Artikel 28), bestemming Openbaar groen (artikel 32) en bestemming Bos (Artikel 37). Binnen (beter gezegd aangrenzend aan) het plangebied is op 3 september 2015 het bestemmingsplan Buitengebied P-Veluwe door de raad vastgesteld, op basis van dit bestemmingsplan is de bestemming Recreatie – Dagrecreatie (Artikel 3) vigerend. Binnen deze bestemming is met name vigerend: het parkeren van motorvoertuigen, een uitkijktoren. De gemeente Harderwijk is met een actualisatie bestemmingsplannen bezig. Op dit moment is een concept voorontwerpbestemmingsplan in voorbereiding.
1.4
Opbouw van dit rapport
Allereerst zal een beschrijving van het initiatief worden gegeven, vervolgens zal worden ingegaan op de m.e.r. plicht en de m.e.r. beoordelingsplicht. Daarna wordt ingegaan op de mogelijke milieueffecten van het initiatief. Tot slot wordt een conclusie van de m.e.r. beoordeling gegeven.
Figuur 1 Afbeelding: globale ligging plangebied (bron:
Figuur 2 Afbeelding: Verbeelding P - Veluwe (bron:
Google maps)
ruimtelijke plannen)
Pagina 4
Boekhorstlaan Harderwijk
Hoofdstuk 2 Het project 2.1
Beschrijving van het project
Het project behelst de herontwikkeling bij de op- en afritten van Harderwijk. Het gebied wordt begrenst door de A28 en de N302 en is te duiden als echte snelweglocatie. De locatie wordt een stedelijk programma ontwikkeld met eetgelegenheden, pick-up point, fietsopstapplek met voorzieningen, ziplines (soort kabelbanen) en een duurzaam mobiliteitspunt (vernieuwd tankstation concept). De gebouwen worden vrij gepositioneerd binnen het plangebied. De gebiedsontwikkeling vormt een entree in twee richtingen, enerzijds vormt het een entree voor de stad Harderwijk, anderzijds vormt het een poort naar de Veluwe. De locatie is circa 4,5 hectare groot. De Boekhorstlaan is een oude historische route die Harderwijk met de Veluwe verbond. De bestaande lintbebouwing (met vijf woningen) wordt gesloopt. Daarvoor komen verspreid door het gebied verschillende programmaonderdelen (en gebouwen) te staan. In onderstaande tabel is aangegeven welke functies worden gerealiseerd.
Figuur 3 Afbeelding: Uitsnede ontwerpvisie beoogde gebiedsontwikkeling (bron: Adema architecten)
Het terrein bevat op dit moment 176 parkeerplaatsen op maaiveld, exclusief de bestaande parkeerplaatsen van het transferium P - Veluwe (127 parkeerplaatsen) In totaal zijn er 303 parkeerplaatsen binnen het plangebied voorzien. Programmaonderdeel
Oppervlakte
Duurzaam mobiliteitspunt
12 pompen, een shop en wasboxen
Restaurant A - familierestaurant - met streekstation met boerderijproducten
800m2 bvo
Restaurant B - Fastfood restaurant
400m2 bvo
Restaurant c - Fastfood restaurant
400m2 bvo
Leisure room
150m2 bvo
Pick up point
150m2 bvo
Zipline adventures met informatiepunt Natuurmonumenten
Bvo ntb.
2 totempalen nabij entree
5 meter hoog
Verwijsmast aan A28
30 meter hoog
Pedal Plaza - (elektrische) fietsverhuur
300m2 bvo (optie voor 300m2 extra)
Rijwielstalling Camperparkeerplaats
8 stuks
Boomhutten
5 stuks
Pagina 5
Boekhorstlaan Harderwijk
Hoofdstuk 3 M.E.R. beoordeling algemeen 3.1 M.e.r.-plicht en m.e.r.beoordelingsplicht De activiteiten die worden beoogd moeten worden getoetst aan de Wet milieubeheer. De Wet geeft in de Bijlage een lijst van verschillende activiteiten weer. De lijst is opgedeeld in een C en een D gedeelte. Afhankelijk van de soort van de activiteiten moet bepaald worden waar een plan onder valt. Wanneer er verschillende activiteiten worden voorgesteld, wordt de ontwikkeling getoetst aan de activiteiten van Kolom 1 waar de beoogde ontwikkelingen het meeste bij aansluit. Het ontwikkelingsproject ligt in het stedelijke gebied van Harderwijk. Rondom de locatie liggen diverse stedelijke functies. Het project bestaat uit de realisatie van diverse stedelijke activiteiten en enkele (ondergeschikte) recreatieve activiteiten. De stedelijke activiteiten bestaan uit een duurzaam mobiliteitspunt, 3 restaurants, een pick up point en een verkooppunt van agrarische producten. De recreatieve activiteiten bestaan uit een Leisure room, een Zipline, een ‘fietsopstappunt’ (Pedal Plaza), acht overnachtingsplekken voor campers en een rijwielstalling. Omdat de beoogde activiteiten tweeledig zijn, moet bepaald worden onder welke activiteiten de totale ontwikkeling het meest geschaard kan worden. Voor de recreatieve activiteiten geldt D10. Voor een stedelijke ontwikkelingsproject geldt D11.2. Onderstaand zijn beide activiteiten verder uitgewerkt. D10 Voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van: - skihellingen, skiliften, kabelspoorwegen en bijbehorende voorzieningen; - jachthavens; - vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke
zones met bijbehorende voorzieningen; - permanente kampeer- en caravanterreinen; - themaparken. wanneer deze - 250.000 bezoekers of meer per jaar verwachten; - en/of een oppervlakte van 25 ha of meer beslaan; 3- 100 ligplaatsen of meer; - of een oppervlak van 10 ha of meer in gevoelig gebied beslaan. D11.2 De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: 1. 2. 3.
een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
3.2
Bepalen van de categorie
Om te bepalen onder welke categorie de activiteiten het meest passend zijn, is het praktisch om de verschillende activiteiten door te nemen. Voor wat betreft D10: Het totale concept betreft geen themapark. De Zipline, boomhutten en camperplaatsen zouden opgevat kunnen worden als activiteiten vallende onder D10. Echter de camperplaatsen en boomhutten zijn niet permanent en het betreft geen permanent kampeerterrein. De ‘Zipline’ activiteiten is beperkt en is ondergeschikt aan de overige activiteiten van het gebied. Beoordeling aan kolom 2 van D10 is dan ook niet aan de orde. Voor wat betreft D11.2, blijft de ontwikkeling ver onder de gevallen uit de tweede kolom van de D-lijst:
1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
Het oppervlakte van het gebied betreft 4,5 hectare
2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
De ontwikkeling bevat geen woningen.
3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Het bedrijfsvloeroppervlakte betreft nog geen 3000 m2 en blijft onder dit uitgangspunt.
Beoordelingstabel D-lijst, D11.2 Pagina 6
Boekhorstlaan Harderwijk
3.3
Conclusie
Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. In bovenstaande paragraaf is het ontwikkelingsplan getoetst aan de wet. Het ontwikkelingsplan blijft (ver) onder de drempelwaarden van de wet. Een vormvrije m.e.r.- beoordeling is gezien het bepaalde in het per 1 april 2010 in werking getreden (gewijzigde) Besluit milieueffectrapportage, naar aanleiding van een Arrest van het Hof van Justitie (zesde kamer) C255-09 van 15 oktober 2009 nodig. De belangrijkste wijziging voor de realisatie van initiatieven is dat de onderscheiden drempelwaarden in de D-lijst bij het Besluit mer niet langer een absolute maar een indicatieve werking hebben. In de m.e.r. - beoordeling is het van belang om nadelige milieugevolgen uit hoofde van de ontwikkeling uit te sluiten, indien dit het geval is behoeft geen m.e.r. procedure te worden doorlopen.
Pagina 7
Boekhorstlaan Harderwijk
Hoofdstuk 4 Mogelijke milieugevolgen 4.1
Verkeer
Het ontwikkelingsproject van de Boekhorstlaan te Harderwijk heeft verkeersgevolgen. Door de beoogde ontwikkeling wordt programma toegevoegd. In de huidige situatie staat er een aantal vrijstaande woningen en is een opslagdepot van de gemeente aanwezig. In 2015 is door initiatienemer een memo opgesteld met een berekening van de verwachte verkeersgeneratie op het bestaande wegennet als gevolg van deze ontwikkelingen. Deze gegevens zijn nodig voor verschillende milieutechnische onderzoeken. In dit memo wordt uitgegaan van weekdaggemiddelden. Allereerst zal ingegaan worden op de huidige verkeersintensiteit. Daarna wordt de verkeersgeneratie van het initiatief gegeven. Huidige situatie en prognoses N302 De provincie Gelderland heeft vaste telpunten op de N302. Sinds 1993 wordt het verkeer geteld. De
Figuur 4 bron provincie Gelderland
Pagina 8
Boekhorstlaan Harderwijk
laatste telling was van 2013. Toen zijn er op een gemiddelde weekdag 17.740 motorvoertuigen geteld. In onderstaande figuur is de trend vanaf 1993 opgenomen voor een gemiddelde weekdagintensiteit. Tussen 1993 en 2013 is het verkeer gemiddeld met 297 mvt/etmaal per jaar gegroeid. Dit komt ongeveer overeen met 1,5% groei per jaar. Dit is een normale groei. Als we deze groei doortrekken naar 2025 dan komen wij uit op een intensiteit van circa 21.200 mvt/ weekdag. Verkeersmodellen zullen misschien andere prognoses opleveren, maar hier hebben wij geen beschikking over. Ook zijn op de site van de provincie Gelderland geen prognosecijfers te vinden. A28 Rijkswaterstaat heeft ook vaste telpunten op haar rijkswegennet. Op de A28 ligt ter hoogte van Harderwijk ook een telpunt. In 2013 is daar een weekdagintensiteit geteld van 60.848 mvt. Het intensiteitsverloop over de jaren is opgenomen in het figuur op de volgende pagina:
Figuur 5 Bron Rijkswaterstaat
Te zien is dat de intensiteit sinds 2010 niet meer toeneemt. De intensiteiten van de jaren 2002-2006 zijn nagenoeg even hoog. De verwachting is dat het verkeer op de A28 ter hoogte van Harderwijk niet significant gaat toenemen. Verkeersgeneratie initiatief Het programma voor de ontwikkeling is op 25 augustus aangegeven door de initiatiefnemer. Volgens de berekeningen is de verkeersgeneratie van de initiatief circa 6.400 mvt/etmaal (zie bijlage). In de berekening is geen rekening gehouden met combinatieritten (bijvoorbeeld een bezoeker van het tankstation gaat ook eten) dus feitelijk wordt uitgegaan van een worst case scenario. Deze verkeersgeneratie is echter niet 1 op 1 op te tellen bij de intensiteit van de N302 en A28. In de praktijk rijden veel bezoekers van het initiatief al op de N302 en A28. Op regionaal niveau vormt de N302 met de N303 en parallelstructuur tussen de A28 en de A1. Langs beide wegen liggen diverse tankstations. De aanname is dat tussen deze twee wegen weinig uitwisseling van verkeer zal plaatsvinden wanneer zij programmatisch gelijk zijn of blijven.
Pagina 9
Boekhorstlaan Harderwijk
Een beperkt aantal weggebruikers zal voor fastfood restaurants en tankstations ‘omrijden’ en de N302 nemen in plaats van de N303, terwijl deze bestemmingen wel verantwoordelijk zijn voor het grootste deel van de verkeersgeneratie van het initiatief. Uit de berekening komt naar voren dat de fastfood restaurants een productie hebben van 4.570 mvt/etmaal en voor het tankstation gemiddeld 1.075 mvt/etmaal. Dit is in totaal 5.645 mvt/etmaal. Tezamen vormen tankstation en restaurants 88% van de totale verkeersgeneratie van het initiatief (totaal 6.400 mvt/etmaal). Verkeer vanaf de A28 dat naar een fastfood restaurant of tankstation wil en deze ziet liggen vanaf de rijksweg, zal wel gebruik maken van deze voorzieningen. Dit betekent dat het stuk N302 tussen de A28 en de aansluiting van de stadsentree drukker kan worden. De verhouding van de intensiteit tussen de N302 en A28 is 1 staat tot 3,4 (17.740: 60.848). Als uitgegaan wordt dat de verkeersgeneratie van de initiatief (6.400 mvt/etmaal) met deze verhouding over het wegennet wordt verdeeld, betekent dit dat 1.454 mvt/ etmaal via de N302 aan komt rijden en vertrekt en 4.945 mvt/etmaal via de A28. De 4.945 mvt/etmaal vanaf de A28 moet via de N302 rijden om bij het initiatief te komen en te vertrekken. Als wij uitgaan van schatting van een verkeersaantrekkende werking van 20% op de N302, dan
betekent dit dat van de 1.454 mvt/etmaal er 291 mvt/ etmaal extra over de N302 rijden. Vanaf en naar de A28 gaan 4.945 mvt/etmaal, dus in totaal rijden er over de N302 tussen de A28 en het initiatief maximaal 5.236 mvt/ etmaal extra ten opzichte van 17.740 mvt/weekdag dat er nu rijdt. Dit is een groei van circa 30% ten opzichte van 2013 en 25% ten opzichte van 2025. Het omrijden voor een fastfood restaurant of tankstation op rijkswegenniveau is verwaarloosbaar. Langs de A28 zijn al fastfood restaurants aanwezig, zoals een McDonalds bij afrit Harderwijk-zuid en zo ook diverse tankstations. Dit betekent dat de verwachte extra verkeersgeneratie op de A28 als gevolg van het initiatief maximaal 6.4005.645 = 755 mvt/etmaal is. Dit zijn mensen die op de weg rijden op weg naar het initiatief (de rest, niet zijnde restaurant of tankstation). Op een intensiteit van 60.848 mvt/werkdag is deze toename verwaarloosbaar. De intensiteiten zijn samengevat in onderstaande tabel. Jaar Intensiteit/ weekdag Weg
2013
2025
2025 met initiatief
N302
17.740
21.200
26.436
A28
60.848
60.848
61.603
Bestaande infrastructuur In verband met de potentiële toename is het van belang capaciteit van wegvakken in te schatten op de N302. De opbouw in rijstroken is 2x2 rijstroken, met een snelheid van 80 km/u. Op basis van ontwerp richtlijnen voor wegen is de capaciteit 1.800 - 2.000 PAE/uur per rijstrook. De PAE is een meeteenheid die wordt gebruikt bij het bepalen van de intensiteit of capaciteit van een weg. Het is een afkorting, die staat voor personenauto equivalent. In veel gevallen wordt de volgende waardering gebruikt (conform NHTV, 2000): Voertuigcategorie
Pagina 10
PAE waarde
Boekhorstlaan Harderwijk
Personenauto
1
Vrachtauto
1,5
Gelede vrachtauto
2,3
Bus
2,0
Motor
0,4
(Brom)fiets
0,2
Vrachtauto
1,5
Gelede vrachtauto
2,3
Bus
2,0
Motor
0,4
Bromfiets
0,2
Uitgaande van de situatie 2025, waarbij het initiatief gerealiseerd is, rijden op de N320 tussen de A28 en het initiatief 26.436 mvt/etmaal. Als wij uitgaan van 10,5% vrachtverkeer (bron: N302 eindrapportage verkeersstudie N302 Harderwijk – Grontmij 2005) en dus 89,5% de rest van het verkeer is, dan is het totaal van de weg circa (10,5% x 26.436 x 1,5) + (89,5% x 26.436) = 27.824 PAE/weekdag. Om de intensiteit van een werkdag te bepalen, vermenigvuldigen wij de weekdag met de omrekenfactor 1,2. Er rijden op een werkdag 27.824 x 1,2 = 33.388 PAE/werkdag. De intensiteit in het drukste avondspitsuur op een werkdag is 10%, dus 3.338 PAE/uur. Dit verkeer is echter over 4 rijstroken verdeeld (2 x 2), dus per rijstrook rijdt er circa 835 PAE/uur. Dit is ruim onder de capaciteit van een dergelijke weg. De capaciteit van stedelijk wegen wordt vaak bepaald door de aanwezigheid van kruisingen en verkeerslichten. Deze zijn in de bestaande situatie ruim opgezet, waarbij belangrijke fietsverbindingen ongelijkvloers zijn aangelegd. De richtlijnen geven aan dat de capaciteit van verkeerslichten tussen de 900 - 1.350 PAE/uur per rijstrook ligt. De typische ochtend- en avondspitsen van de bestaande situatie zijn in de figuren op de volgende pagina afgebeeld.
Conclusie Het initiatief zorgt in de worst case scenario voor een verkeersgeneratie van circa 6.400 mvt/ weekdag. Een groot deel van dit verkeer rijdt al op de bestaande wegen, en er is maar een geringe verkeersaantrekkende werking. Wel wordt de N302 tussen het initiatief en de A28 drukker, omdat dit de verbindingsweg is. Het gaat om een toename van 5.236 mvt/etmaal. De bestaande 2x2 gebiedsontsluitingsweg heeft voldoende capaciteit om deze toename op te vangen. Ook de verkeerslichten kunnen dit verkeer prima aan. Het initiatief zorgt dus niet voor een verslechtering van de verkeersdoorstroming.
4.2 Figuur 6 Typische ochtendspits, bron google maps
Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de “Wet luchtkwaliteit” in werking getreden. Deze wet bestaat uit een wijziging van de Wet milieubeheer (invoering nieuwe titel 5.2 “luchtkwaliteitseisen”) en de invoering van een aantal Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) en Ministeriële Regelingen. De “Wet luchtkwaliteit” voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren in gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). Op basis van de wet kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Figuur 7 Typische avondspits, bron google maps.
Te zien is dat in de bestaande situatie geen sprake is van een congestie op de N302. Het verkeer moet even inhouden bij de verkeerslichten, maar er is geen sprake van stilstaand of langzaam rijdend verkeer. De verwachting is dat een toename van circa 30 procent de verkeersdoorstroming niet zal verslechteren. Getalsmatig is dit in ieder geval geen probleem. Verkeerslichten zijn bij uitstek geschikt om grote verkeersintensiteiten goed te verwerken.
Pagina 11
Boekhorstlaan Harderwijk
• • • •
wettelijke grenswaarden worden niet overschreden, of; per saldo verbetert de luchtkwaliteit of blijft tenminste gelijk, of; het initiatief draagt “niet in betekenende mate” bij aan de luchtkwaliteit, of; het initiatief is opgenomen in het Nationaal
Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is vanaf 1 augustus 2009 van kracht. Hierdoor zijn onder andere de uitvoeringsregels rond saldering verruimd en is de definitie van ‘niet in betekenende mate’ verlegd naar 3% van de grenswaarde.
Nu het NSL van kracht is kunnen aanzienlijk grotere projecten worden gerealiseerd zonder dat daarbij toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit aan de orde is. In artikel 4 van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) en de bijlagen van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is voor bepaalde categorieën van projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld, dat deze ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Als belangrijkste gevallen kunnen worden aangegeven: • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 (bij één ontsluitingsweg) dan wel 200.000 m2 (bij twee ontsluitingswegen met gelijkmatige verkeersverdeling); • woningbouwlocaties met netto niet meer dan 1.500 woningen (bij één ontsluitingsweg) dan wel 3.000 woningen (bij twee ontsluitingswegen met gelijkmatige verkeersverdeling).
Atlas voor de leefomgeving De stand van zaken met betrekking tot de luchtkwaliteit wordt jaarlijks bijgehouden in de zogenaamde Atlas voor de leefomgeving. In de onderstaande figuur is weergegeven wat ter plaatse van het plan de achtergrondconcentratie is in het jaar 2014. Uit de gegevens blijkt dat de concentratie stikstofdioxide tussen de 20 en 25 μg/m3 ligt. De uurgemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide van 200 microgram per m3 wordt overschreden wanneer de concentraties gemiddeld op jaarbasis boven de 60 microgram per m3 uitkomen. Nu de concentraties in het plangebied maximaal 25 microgram per m3 bedragen, wordt (ruimschoots) voldaan aan de uurgemiddelde grenswaarde. Berekening Ter onderbouwing van het NIBM heeft het Ministerie van I&M een tool in gebruik genaamd de NIBM-tool. Hiermee kan het effect van de verkeersaantrekkende werking van een plan worden berekend. Onderstaand is berekend wat het worst-case effect is van de verkeersaantrekkende werking van het plan is. De gegevens van de verkeersaantrekkende werking zijn gebaseerd op de door de opdrachtgever aangeleverde cijfers. Voor de berekening is uitgegaan van 4700 motorvoertuigen per etmaal werkdaggemiddeld.
Figuur 8 Concentraties Stikstofdioxide, bron Atlas voor de Leefomgeving. Pagina 12
Boekhorstlaan Harderwijk
Worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit
Extra verkeer als gevolg van het plan
Extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde)
3200
Aandeel vrachtverkeer
4,0%
Maximale bijdrage extra verkeer
NO2 in μg/m3
4,45
PM10 in μg/m3
0,71
Grens voor “Niet In Betekenende Mate” in μg/m3
1,2
Conclusie
De bijdrage van het extra verkeer is mogelijk in betekenende mate;
nader onderzoek noodzakelijk
Uit de berekening blijkt dat het plan mogelijk in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Echter ligt de achtergrondconcentratie op maximaal 25 μg/m3. Inclusief de bijdrage van de verkeersaantrekkende werking van het plan zou daarmee de grenswaarde niet overschreden worden. Conclusie Op grond van artikel 5.16 lid 1 onder a van de Wet milieubeheer kan dan ook worden geconcludeerd, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van het plan.
4.3
Geluid
De mate waarin het geluid, het (woon)milieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh): - - -
woningen; geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen); andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in
Pagina 13
Boekhorstlaan Harderwijk
- - - - -
artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh): verzorgingstehuizen; psychiatrische inrichtingen; medisch centra; poliklinieken; medische kleuterdagverblijven.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen. Industrielawaai In de nabijheid van het plangebied is geen (al dan niet gezoneerd) industrieterrein aanwezig, het gezoneerde industrieterrein Lorentz ligt op grote afstand van het plangebied. Weg- en railverkeerslawaai Ten noorden van het plangebied ligt de A28 en het spoortracé, eventueel railverkeerslawaai wordt volledig opgenomen in het wegverkeerslawaai van de A28 en de N302. Het wegverkeerslawaai over het plangebied is aanzienlijk, deze bedraagt > 68 dB. Conclusie Nu er geen (nieuwe) geluidsgevoelige ontwikkelingen besloten liggen in het programma, is geluid(belasting) geen belemmering.
4.4
Geluid vanuit de inrichting
Het beoogde programma van onderhavig initiatief bevat geen geluid producerende activiteiten, welke een belemmering zouden kunnen opleveren voor geluidsgevoelige objecten. Conclusie De eventuele geluidsproductie uit hoofde van het beoogde programma, zal volledig worden opgenomen in het wegverkeerslawaai. Binnen het plangebied zijn, na realisatie van het programma, geen geluidsgevoelige bestemmingen (meer) aanwezig.
4.5
2013 geldt vanuit het Bouwbesluit de verplichting om bij de aanvraag omgevingsvergunning Bouwen een berekening aan te leveren van de Milieuprestatie van een gebouw. De verplichting geldt voor alle woningen, woongebouwen en kantoorgebouwen (groter dan 100 m2). De indiener kan op twee manieren aantonen te voldoen aan het Bouwbesluit: a. Een indiener kan zelf een MPG berekening indienen bij de aanvraag. Op de site van de nationale Milieudatabase staat welke methoden gevalideerd zijn. Voor de volledigheid van de invoer moeten nog alle bouwdelen en de juiste maatvoering en dimensies gecheckt worden. Een SBK bewijs is niet verplicht.
Energie en duurzaamheid
Initiatiefnemer wenst te onderzoeken of een totaal energieconcept kan worden ontwikkeld waarbij gebruik wordt gemaakt van kleinschalige energieoplossingen (onder meer WKO, WKK, zonen windenergie, compressie van lucht t.b.v. opvang overschot aan energie en/of heatpipes) evenals zal een CO2 neutrale ontwikkeling worden nagestreefd. Het gebruik van duurzame middelen levert diverse voordelen op zoals kostenbesparing. Uit de aard van de materie kan pas effectief bekeken worden welke energieconcepten toegepast kunnen worden wanneer exact bekend is wat en waar gebouwd mag worden. Dit zal derhalve in de 2de fase aanvraag worden geadresseerd. De wettelijke eisen aan nieuwbouw staan in het Bouwbesluit. De volgende eisen worden sinds 1 januari 2015 gesteld bij nieuwbouw en/of verbouwingen:
b. Wanneer een SBK bewijs wordt aangevraagd, bekijkt SBK of met een gevalideerd instrument is gerekend. Sinds 1 januari 2013 moet conform het Bouwbesluit 2012 bij elke omgevingsvergunningsaanvraag voor nieuwbouwwoningen en kantoren (> 100 m2), een milieuprestatieberekening materialen bijgevoegd worden. Conclusie Naast de wettelijk voorgeschreven normen, zal het initiatief verdergaand worden ontwikkeld door initiatiefnemer teneinde het ambitieniveau van de gemeente te halen en mogelijk te overstijgen. Onderhavige ruimtelijke onderbouwing dient het verkrijgen van een Omgevingsvergunning 1e fase, in de 2de fase zullen de in te dienen concrete bouwplannen hiermee rekening houden en zijn voorzien van de juiste rapporten.
4.6 • • • •
Minimale isolatiewaarden (Rc) voor dichte uitwendige scheidingsconstructies, per onderdeel van de schil - 4,5 voor gevel, 6 voor het dak en 3,5 voor de vloer; Een maximale U-waarde van 1,65 voor ramen (glas en kozijn) en deuren; Een minimale EPC waarde afhankelijk van het type gebouw. De EPC dient berekend te worden middels de EPG methodiek. Voor woningen is dit 0,4, voor de industriefunctie geldt geen EPC eis; Milieuprestatie Gebouw (MPG) Vanaf januari
Pagina 14
Boekhorstlaan Harderwijk
Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door: • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen); • het transport van gevaarlijke stoffen (autowegen, buisleidingen, waterwegen en spoorwegen); • het gebruik van luchthavens.
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico’s voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico’s gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Plaatsgebonden risico (PR) Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Een plaatsgebonden risico van 10-6 betekent dat omwonenden van bijvoorbeeld een LPG-tankstation op die plaats een kans van één op een miljoen hebben om als gevolg van een ramp te overlijden. Groepsrisico (GR) Dit is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Groepsrisico wordt niet uitgedrukt in een risicocontour maar in een FN-curve, waarbij het aantal slachtoffers wordt afgezet tegen de cumulatieve kans die ze als groep hebben om te overlijden. Het groepsrisico moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) Met het Bevi zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro) afstand te houden tussen (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle bedrijven. Het Bevi regelt hoe gemeenten moeten omgaan met risico’s voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Afstanden die aangehouden moeten worden, worden bepaald door het plaatsgebonden risico van een risicovolle activiteit.
Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Crnvgs) is per 1 april 2015 vervangen door dit besluit. Het besluit is van toepassing op initiatieven die liggen binnen de invloedsgebieden van transportroutes met vervoer van gevaarlijke stoffen. Het besluit maakt gebruik van het zogeheten Basisnet voor de beoordeling van de risico’s vanwege transport van gevaarlijke stoffen. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen (hoge druk aardgasleidingen en K1, K2, K3 vloeistofleidingen) door buisleidingen is verwoord in het Besluit externe veiligheid buisleidingen. De normstelling is in lijn met het Bevi. In de verschillende besluiten en de circulaire is de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico opgenomen. Deze verantwoording houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd en verantwoord door het bevoegd gezag. Dit geldt ook wanneer het resultaat onder de oriëntatiewaarde blijft. De verantwoordingsplicht van het groepsrisico houdt in dat, naast de rekenkundige hoogte van het GR tevens rekening gehouden dient te worden met een aantal kwalitatieve aspecten. Hiertoe behoren in het bijzonder de aspecten “zelfredzaamheid” en “bestrijdbaarheid”. In artikel 13 lid 3 van het Bevi is vastgelegd dat de regionale brandweer in de gelegenheid gesteld moet worden om te adviseren. Dit advies gaat in op het groepsrisico en de mogelijke gevolgen van het plan wat betreft de mogelijkheden van risicovermindering en rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van de bevolking binnen het invloed gebied van de risicobron. Eenzelfde bepaling is ook opgenomen in artikel 12 lid 2 van het Bevb. Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dient te worden getoetst aan de externe veiligheidswet- en regelgeving. Voorliggend plan maakt niet de vestiging van een Bevi-inrichting, de realisatie van een route gevaarlijke stoffen of de aanleg van een buisleiding mogelijk. PGS 25 Aardgas (aflever)installaties voor motorvoertuigen
Pagina 15
Boekhorstlaan Harderwijk
In PGS 25 staat: “dat in de inrichting het aardgas niet anders mag worden opgeslagen dan in een bufferopslag”. De bufferopslag bevindt zich op maximaal een afstand van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van maximaal 20 meter bij een waterinhoud van 5 tot 10 m3. Circulaire externe veiligheid LNG-tankstations (2015) Op basis van deze circulaire gelden dezelfde voorwaarden als voor een LPG-tankstation. Bij het vaststellen van bestemmingsplannen dient voldaan te worden aan de bepalingen van het Bevi. Het vaststellen van een bestemmingsplan wordt in principe op grond van het Bevi gezien als een nieuwe situatie, ook als feitelijk de bestaande situatie wordt vastgelegd. Risicoanalyse Op verzoek van initiatiefnemer heeft het bureau SoundForceOne uit Deventer een risicoanalyse ten aanzien van het transport van gevaarlijke stoffen over de A28 en de N302, de hoge druk aardgas leidingen en het beoogde mobiliteitspunt verricht. Op 9 februari 2016 heeft opdrachtnemer gerapporteerd. Het te ontwikkelen gebied ligt binnen de invloedsgebieden van twee hoge druk aardgasleidingen en transport van gevaarlijke stoffen over de provinciale weg (N302) en de snelweg (A28). Hiervoor is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd om het groepsrisico in de huidige en toekomstige situatie te bepalen. Daarnaast is door middel van een kwalitatieve beschrijving weergegeven wat de beste locatie is voor het nieuwe tankstation. A28 en N302
BuisleidingenPlaatsgebonden risico Uit de berekeningen is gebleken dat de plaatsgebonden 10-6 risicocontouren voor de leidingdelen rondom het plangebied overal op de gasleidingen liggen (en dat er dus feitelijk geen PR risicocontouren 10-6 zijn). Het initiatief voldoet daarmee aan de grens- en de richtwaarden voor het plaatsgebonden risico. Groepsrisico Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de twee hoge druk aardgasleidingen. Het groepsrisico neemt als gevolg van de ontwikkeling toe maar ligt zowel in de huidige als in de toekomstige situatie lager dan de oriëntatiewaarde. In de huidige situatie ligt het groepsrisico lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. In de toekomstige situatie ligt het groepsrisico voor één buisleiding boven de 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Dit betekent dat op basis van artikel 14 van BEVB een volledige verantwoording nodig is en de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland om advies moet worden gevraagd in het kader van bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Tankstation Als uitgangspunt voor het mobiliteitspunt wordt (vanwege verkoop van LNG en waterstof) een afstand van 40 meter gehanteerd vanaf het vulpunt of reservoir. Dit betekent dat op basis van de planschets dat het pick-up punt binnen die contour liggen.
Plaatsgebonden risico Uit de berekeningen is gebleken dat conform het Basisnet geen PR 10-6 contour kan worden berekend vanwege het transport over A28 en de N302. Daarmee kan worden voldaan aan de grenswaarden. Groepsrisico Er vindt ter plaatse van het plangebied in de huidige en in de toekomstige situatie geen overschrijding van de oriëntatiewaarde plaats als gevolg van de A28 en de N302. Ten opzichte van de huidige situatie neemt het groepsrisico met meer dan 10% toe.
Pagina 16
Boekhorstlaan Harderwijk
Figuur 10 Visualisering positie Vulpunt / Reservoir LNG en waterstof
Er is rekening gehouden met de contour (rood vlak) en er is dus alleen een verantwoordingsplicht. Conclusie Ten aanzien van het groepsrisico zal de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland om advies moeten worden gevraagd met betrekking tot de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
4.7
•
Bodem •
Verkennend bodemonderzoek In opdracht van initiatiefnemer heeft Bodeminzicht uit Veghel een verkennend bodemonderzoek verricht. Op 30 september 2015 heeft opdrachtnemer zijn bevindingen gerapporteerd. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van de richtlijnen zoals deze zijn opgesteld in NEN 5740 en NEN 5707. De NEN 5740 beschrijft de werkwijze voor het opstellen van een onderzoeksstrategie voor verkennend bodemonderzoek naar de aanwezigheid van bodemverontreiniging. De NEN 5707 beschrijft de werkwijze voor het opstellen van een onderzoeksstrategie voor verkennend bodemonderzoek naar de aanwezigheid van asbest. Indien meer dan 50% puin (v/v) in de bodem wordt aangetroffen, is de NEN5897 van toepassing. De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd onder certificaat BRL SIKB 2000. Het doel van het onderzoek is het bepalen van de bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoek locatie. Het doel van het verkennend onderzoek asbest is vaststellen of de verdenking van bodemverontreiniging met asbest op de onderzoek locatie terecht is. NEN5740 (bodem) •
Op basis van het verrichte bodemonderzoek ter plaatse van de erven en wegen (niet geasfalteerd) binnen de onderzoek locatie conform de strategie heterogeen verdacht op stoffen uit het standaardpakket blijkt dat diverse, meest marginaal verhoogde gehaltes zijn aangetoond in boven- en ondergrond. De
Pagina 17
Boekhorstlaan Harderwijk
•
•
•
verhoogde gehaltes zijn gerelateerd aan de bijmenging van puin, baksteen, kolengruis en aardewerk en het gebruik van de erven door de jaren heen. De verhoogde gehaltes vormen geen aanleiding tot het verrichten van nader onderzoek. In het grondwater zijn verhoogde gehaltes aan zware metalen gemeten. De verhoogde gehaltes vormen geen aanleiding tot het verrichten van nader onderzoek. Ter plaatse van de onverdachte locatie, bestaande uit de carpoolplaats en het bosgebied, zijn verhoogde gehaltes aan PAK (carpool) en PCB’s (bos) aangetoond in de bovengrond. De hypothese onverdacht wordt verworpen. De gehaltes vormen echter geen aanleiding tot aanvullend onderzoek. NEN5707 (asbest) Op het asbestverdachte deel van de onderzoek locatie, bestaande uit de weg en erven, zijn diverse bouwwerken opgericht met asbesthoudende dakplaten. De staat van de aanwezige abc-daken is goed. Tijdens inspectie van maaiveld en gaten is asbestverdacht plaatmateriaal visueel waargenomen ter plaatse van inspectiegat 24. De uitgezeefde grond is separaat bemonsterd en geanalyseerd op asbestgehalte. Het totaal gewogen gehalte aan asbest bedraagt meer dan 50 mg/kg.d.s en is derhalve aanleiding tot het verrichten van nader onderzoek. In de overige inspectiegaten is geen asbestverdacht plaatmateriaal aangetroffen. Uit de analyses van zeven mengmonsters, samengesteld uit de meest verdachte bodemlagen, zijn geen of zeer lage gehaltes aan asbest aangetoond. De gehaltes vormen geen aanleiding tot het verrichten van nader onderzoek.
Nader bodemonderzoek (asbest) Naar aanleiding van het advies voortkomend uit het verkennend bodemonderzoek zal initiatiefnemer ter plaatse van inspectiegat 24 een nader bodemonderzoek laten verrichten in de 2de fase. Aanvullend bodemonderzoek Boekhorstlaan 2 In opdracht van initiatiefnemer heeft Bodeminzicht uit Veghel ter plaatse van de Boekhorstlaan 2 een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. Op 14
januari 2016 heeft opdrachtnemer zijn bevindingen gerapporteerd. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van de richtlijnen zoals deze zijn opgesteld in NEN 5740 en NEN 5707. Het doel van het onderzoek is het bepalen van de bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoek locatie. NEN5740 (bodem) •
•
•
•
•
•
•
•
In de plaatselijk glas-, puin- en baksteen houdende bovengrond van de vaste bodem (MM14) zijn gehaltes aan zink, lood en PAK gemeten boven de achtergrondwaarden. De verhoogde gehaltes zijn gerelateerd aan de waargenomen bijmengingen. In de zintuiglijk schone bovengrond van de vaste bodem (MM15) zijn gehaltes aan zink, lood, kwik en PAK gemeten boven de achtergrondwaarden. De overschrijdingen overschrijden de grens voor aanvullend bodemonderzoek niet en behoeft derhalve geen nader onderzoek. NEN5707 (asbest) Tijdens inspectie van maaiveld en gaten is asbestverdacht plaatmateriaal visueel waargenomen. Tegen de bebouwing staan op diverse plaatsen asbestverdachte golfplaten. Deze zijn niet analytisch onderzocht op asbest. De asbestverdachte fragmenten in de grindlaag zijn geanalyseerd per vindplaats op het gehalte aan asbest. Uit de analyse van het asbestverdachte verzamelmateriaal 65-avm en 71-avm blijkt dat het aangetroffen plaatmateriaal asbesthoudend is. In het geanalyseerde grond mengmonster mm9 is asbest aangetroffen (gewogen gehalte 7 mg/ kg.d.s.) in een concentratie die geen aanleiding vormt voor nader onderzoek. In het geanalyseerde mengmonster van de grindlaag, waarin asbesthoudende golfplaten zijn aangetroffen, is een gewogen gehalte aan asbest gemeten van 360 mg/kg.d.s.
De locatie is verdacht op aanwezigheid van asbest in de grindverharding en mogelijk onderliggende bodem in een concentratie boven 100 mg/kg.d.s.. Pagina 18
Boekhorstlaan Harderwijk
De bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoek locatie vormt een belemmering voor de beoogde herbestemming. Asfaltinventarisatie In opdracht van initiatiefnemer heeft RvB Infra Harderwijk B.V. een PAK bepaling op boorkernen uitgevoerd. Op 2 september 2015 heeft opdrachtnemer zijn bevindingen gerapporteerd. De Pak bepaling op boorkernen is door middel van de Indicatieve Pak-Marker & HPLC methode verricht. In totaal zijn 10 boringen verricht die door de firma Eurofins Analytico uit Barneveld zijn geanalyseerd. In geen van de tien boorkernen is teerhoudend materiaal aangetroffen. Asbestinventarisatie opstallen Naast de eerder vermelde NEN5707 (asbest) inventarisaties, ziende op de eventuele aanwezigheid van asbest in de bodem, zijn ook de opstallen onderzocht op de aanwezigheid van asbesthoudende materialen. Het onderzoek Type A omvat de inventarisatie van direct waarneembare asbesthoudende of asbest besmette producten. Indien binnen dit onderzoek beperkingen opgenomen zijn m.b.t. het redelijk vermoeden van in de constructie verborgen asbest dat pas opgespoord kan worden na destructief onderzoek, is een aanvullend onderzoek (Type B) noodzakelijk wanneer er werkzaamheden gaan plaatsvinden aan deze beperkte onderdelen. Voor werkzaamheden aan de niet-beperkte onderdelen, of voor sanering van de in deze rapportage genoemde bronnen, is geen aanvullend onderzoek (Type B) noodzakelijk. Indien binnen dit onderzoek geen beperkingen bestaan m.b.t. het redelijk vermoeden van in de constructie verborgen asbest dat pas opgespoord kan worden na destructief onderzoek, of er gaan werkzaamheden plaatsvinden aan de nietbeperkte onderdelen, dan alleen is het Type A onderzoek voldoende voor het aanvragen van een omgevingsvergunning voor de in het rapport genoemde bouwwerken. Het onderzoek Type B omvat de inventarisatie van het asbest na destructief onderzoek. Het onderzoek
Hoofdstuk 2 Concept en programma is een aanvullende inventarisatie van alle redelijk te vermoeden, niet direct waarneembare asbest bronnen die gerapporteerd zijn in het Type A onderzoek. Indien er in het Type A onderzoek geen beperkingen zijn aan het bouwdeel of bouwwerk, of er vinden alleen werkzaamheden plaats aan nietbeperkte onderdelen, dan is uitvoering van Type B niet noodzakelijk. Asbestinventarisatie Boekhorstlaan 1, 4, 6, 8 en 10 (opstallen) In opdracht van initiatiefnemer heeft AK Blom Asbest uit Oldebroek ter plaatse van de Boekhorstlaan 1, 4, 6, 8 en 10 een volledige asbestinventarisatie conform SC 540 Type A uitgevoerd. Op 15 september 2015 heeft opdrachtnemer zijn bevindingen gerapporteerd. Asbestinventarisatie Boekhorstlaan 2 (opstallen) In opdracht van initiatiefnemer heeft AK Blom Asbest uit Oldebroek ter plaatse van de Boekhorstlaan 2 een volledige asbestinventarisatie conform SC 540 Type A uitgevoerd. Op 22 februari 2016 heeft opdrachtnemer zijn bevindingen gerapporteerd. Geconcludeerd wordt dat: • In, op en naast de onderzochte bouwwerken zijn asbesthoudende materialen aan getroffen. • De hoeveelheden alsmede de risicoklassen voor verwijdering van deze materialen is vastgelegd in de bronomschrijvingen van dit rapport. • Voorafgaand aan sloop aan de beperkte onderdelen dient een aanvullend onderzoek type B uitgevoerd te worden waarbij de in dit rapport genoemde beperkingen nader dienen te worden onderzocht. Dit nader onderzoek dient destructief te worden uitgevoerd. De rapportage van het B onderzoek geschiedt op een bijlage die bij dit rapport gevoegd kan worden. Initiatiefnemer zal, nadat de 1e fase is doorlopen een sloopmelding verrichten en het asbest laten verwijderen door een gecertificeerd bedrijf. Conclusie Ten aanzien van de bodemkwaliteit behoeft geen nader onderzoek te worden verricht. Ten aanzien van asbest in de bodem zal in de 2de fase nader onderzoek moeten worden verricht op Pagina 19
Boekhorstlaan Harderwijk
het adres Boekhorstlaan 8, ten aanzien van asbest in de opstallen zal voorafgaande aan de sloop een aanvullend asbestonderzoek Type B moeten worden verricht. 4.8 Water Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn. Watertoets Op 4 september 2015 is door initiatiefnemer een watertoets doorlopen (dossier 20150904 -11531). Hieruit komt naar voren dat de beoogde ontwikkeling in de nabijheid van een transportleiding van het Waterschap Vallei en Veluwe zal plaatsvinden, nu deze transportleiding echter aan de overzijde van de Ceintuurbaan is gelegen en niet binnen het plangebied levert dit geen belemmering op. Uit de watertoets blijkt dat verder rekening gehouden moet worden met een aantal algemene aspecten. Aandachtspunten Vasthouden-bergen-afvoeren: Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap. Het hemelwater zal binnen het plangebied worden geïnfiltreerd door middel van wadi’s.
Grondwaterneutraal bouwen: Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar. Het bouwplan (2de fase) zal voor zover mogelijk op staal worden uitgevoerd, hierdoor worden grondroerende activiteiten voorkomen alsmede rekening gehouden met het advies boven de gemiddelde grondwaterstand te ontwerpen. Schoon houden – scheiden – schoon maken: Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen / randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw) materialen. In de 2de fase zal het ontwerp rekening houden met het voorkomen van verontreiniging door geen uitloogbare materialen toe te passen. Conclusie Omdat meer dan 1500 m2 verhard oppervlak extra wordt voorzien is in overleg met het Waterschap afgesproken dat het hemelwater ter plaatse zal worden verwerkt. Afstemming hierover zal met de gemeente plaatsvinden. Binnen het plangebied aan de zijde van de Ceintuurbaan zullen meerdere wadi’s worden gerealiseerd. Hierdoor kan het hemelwater wat versneld wordt afgevoerd infiltreren in de bodem.
Pagina 20
Boekhorstlaan Harderwijk
4.9 Cultuurhistorie Algemeen Wie historisch kaartmateriaal uit de 19e eeuw bekijkt, zal zien dat het plangebied destijds nog aan de rand van een uitgestrekt heideveld lag. De toenmalige grens van het agrarisch cultuurland werd in 1840 gevormd door het oostelijk deel van de huidige Boekhorstlaan en het verlengde daarvan langs de bosrand. Het plangebied bevat feitelijk dus een stuk oud en een stuk jong cultuurlandschap. Noordelijk van deze oude Boekhorstlaan lagen aangeplante percelen loofbos (hakhout) en omwalde bouwlandkampen, zuidelijk ervan de heide met een enkel perceel akkerland. De Boekhorstlaan bestond destijds al als heidepad en volgde het voornoemde tracé. Gaandeweg de 19e eeuw zien we dat er aan de randen van de heide ‘geknaagd’ ging worden. Door de opkomst van alternatieven voor stalmest en daarmee voor het systeem van plaggenlandbouw kon de heide optimaal als cultuurland benut gaan worden. Het bos ten zuiden van de Boekhorstlaan dateert uit deze periode; in 1872 wordt het voor het eerst op een topografische kaart weergegeven. Ter plaatse van de huidige bebouwing werd in het midden van de 19e eeuw een bouwlandkamp aangelegd. Verder noordoostelijk bleef het gebied als heide in gebruik. De geschetste situatie bleef tot in de 20e eeuw bestaan. In de eerste decennia van die eeuw werden de eerste boerderijtjes langs de Boekhorstlaan gebouwd, en werd de wegenstructuur in en rondom het plangebied aangepast. De Boekhorstlaan liep al in 1918 niet langer langs de bosrand naar het zuidwesten, maar boog door het bosperceel naar het zuidzuidwesten af. Door de aanleg van nieuwe paden werd het achterliggende gebied, zuidoostelijk van het plangebied, verder ontsloten. Het oude hakhoutbos aan de overzijde van de Boekhorstlaan werd tussen 1872 en 1918 gerooid. Na de Tweede Wereldoorlog zullen door de schaalvergroting in de landbouw de meeste agrarische bedrijven gestopt zijn. Daardoor heeft de vervanging van de oude bijgebouwen door nieuwe stallen hier niet plaatsgevonden. Inmiddels was in 1934 ook aan de overzijde van de Boekhorstweg bebouwing verrezen, in de vorm van
een burgerwoonhuis. De aanleg van de A28, die bij Harderwijk op 22 oktober 1962 werd geopend, betekende een drastische verandering voor de gemeenschap aan de Boekhorstlaan. Het buurtje lag voortaan geïsoleerd, ingeklemd tussen de A28 en de Ceintuurbaan. De verbinding met de Strokelweg en de Zandlaan, waarmee de Boekhorstlaan één weg vormde, werd onderbroken. Tegelijk werd het laatste stukje heide binnen het plangebied, in de noordoostelijke hoek, in cultuur gebracht en als akkerland in gebruik genomen. De Deventerweg ten zuidoosten van het plangebied volgt een oude Hanzeweg. Karakterisering De noordelijke helft van het plangebied kan als een kampontginning worden gekarakteriseerd, het zuidelijk deel als een jonge heideontginning. De grens tussen beide wordt gevormd door de zuidwestnoordoost-georiënteerde Boekhorstlaan en het westelijke verlengde daarvan, nu een pad langs de bosrand. De andere historisch relevante wegen zijn jonger, en deels inmiddels opgeheven. Langs de Boekhorstlaan bevindt zich een laanbeplanting met oude beuken, die zich naar het westen toe langs de afbuigende Boekhorstlaan voortzet. Langs de zuidoostzijde van de Boekhorstlaan bevindt zich een viertal boerderijen uit de eerste decennia van de 20e eeuw. Aan de noordwestzijde staat eveneens een vooroorlogs pand. Volgens informatie van de monumentenambtenaar bij de gemeente Harderwijk, hebben de panden door ingrijpende verbouwingen veel van hun oorspronkelijke karakteristieken verloren. Daarenboven zitten deze opstallen vol met (te verwijderen) asbest, zie de asbestinventarisaties opstallen. Desondanks is aan drie hiervan op de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart nog een middelhoge waarde toegekend; de andere twee lijken niet beoordeeld te zijn. Op basis van een veldbezoek (en de foto’s behorende bij de asbestinventarisaties) kan gezien worden dat de hoeveelheid vooroorlogse bijgebouwen aanzienlijk is. Dat zij nog bestaan – geen alledaags gegeven bij dergelijke boerderijen – is waarschijnlijk een gevolg van het feit dat de erven nooit onderhevig zijn geweest aan een toenemende Pagina 21
Boekhorstlaan Harderwijk
schaalvergroting in de landbouw in de tweede helft van de 20e eeuw. Waardering Door de plotselinge afsnijding van het gebied begin jaren ‘60 heeft de tijd ten dele ‘stilgestaan’, de staat van gebouwen en bijbehorende (boeren)erven is echter dermate slecht dat behoud hiervan niet voor de hand ligt. De historische verkaveling is door alle ingrepen sterk gefragmenteerd en afgesneden, waardoor deze als (grotendeels) verloren gegaan moet worden beschouwd. Conclusie Wanneer het plangebied op de criteria ‘Gaafheid’, ‘Zeldzaamheid’, ‘Kenmerkendheid’, ‘Ouderdom’, ‘Samenhang’ en ‘Kwetsbaarheid’ wordt beoordeeld komt een lage gemiddelde waarde tevoorschijn. Alleen de (agrarische) hoofdbebouwing, huisnummers 1, 2 en 4 komen voor een gemiddelde waarde in aanmerking, dit komt overeen met de cultuurhistorische waarde die de gemeentelijke waardenkaart toekent. De staat van deze gebouwen is echter niet behoudenswaardig te noemen. Na de verwijdering van de aangetroffen asbest zal weinig overblijven van de opstallen. Initiatiefnemer zal de structuur van de Boekhorstlaan willen behouden en nader accentueren teneinde de karakteristieke weg zo veel als mogelijk te behouden, het bosgebied (waardevol historisch groen) met de relicten van lanen in het bos en de aangrenzende houtsingel zal niet worden aangetast.
4.10 Archeologie De gemeente Harderwijk heeft in april 2011 het Archeologiebeleid Harderwijk vastgesteld. In de beleidskaart Archeologie is aangeven wanneer bij nieuwe planontwikkelingen archeologisch vooronderzoek plaats dient te vinden. Het vigerend bestemmingsplan is het bestemmingsplan Tweelingstad, vastgesteld op 21 maart 1974 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 19 februari 1975. Dit vigerende bestemmingsplan bevat geen bepalingen omtrent archeologie. Ten aanzien van het direct aan het plangebied grenzende bestemmingsplan P-Veluwe is afgezien van het opnemen van een dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ omdat de regionaal archeoloog na een terreinbezoek in 2010 heeft geconstateerd dat er al zoveel bodemroerende handelingen waren verricht dat een archeologisch onderzoek niet wenselijk werd geacht. Tevens reden om binnen dit plangebied geen dubbelbestemming op te nemen. Het plangebied heeft grotendeels een hoge tot middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Conform het archeologiebeleid, zie artikel 24 ‘Instandhouding’ van de Monumentenverordening 2011, zijn in het gebied met een hoge archeologische verwachting bodemingrepen met een omvang groter dan 100 m² en dieper dan 0,4 meter en in een gebied met een middelhoge archeologische verwachting bodemingrepen met een omvang groter dan 1000 m2 en dieper dan 0,4 meter belast met een onderzoeksplicht. In opdracht van initiatiefnemer is door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. in november en december 2015 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met geplande herontwikkeling van het plangebied. Op 4 februari 2016 heeft opdrachtnemer gerapporteerd. Gelet op de onderzoeksresultaten kan gesteld worden dat binnen het hele plangebied bodemverstorende werkzaamheden tot 40 cm –Mv uitgevoerd kunnen worden zonder de archeologische laag te verstoren. In een zone tussen de Boekhorstlaan en de A28 is de bodem al zodanig verstoord dat ter plekke geen archeologisch vervolgonderzoek wordt aanbevolen. In het overige Pagina 22
Boekhorstlaan Harderwijk
deel van het plangebied wordt archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen bij geplande bodemingrepen vanaf 40 cm –Mv en dieper. Geadviseerd wordt dit vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een karterend booronderzoek. Het booronderzoek moet uitgevoerd worden voorafgaande aan de geplande bodemingrepen. Op plaatsen waar het maaiveld alleen wordt opgehoogd (zonder voorafgaande bodemverbetering) hoeft geen vervolgonderzoek plaats te vinden. Indien tijdens werkzaamheden in het vrijgegeven gebied onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht. Conclusie Op basis van de bevindingen van dit onderzoek zal de gemeente Harderwijk een selectiebesluit nemen. Afhankelijk daarvan en van de (gezamenlijke) oppervlakte aan grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 meter ten opzichte van het maaiveld zal een nader karterend booronderzoek mogelijk geïndiceerd zijn (2de fase).
4.11 Ecologie Algemeen De natuurwetgeving in Nederland kent twee sporen: de soorten- en de gebiedsbescherming. Hiervoor zijn twee wetten vigerend: de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. In beide wetten zijn naast het nationaal natuurbeschermingsbeleid ook tal van internationale verdragen en richtlijnen verankerd, zoals de Vogel- en Habitatrichtlijn. Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 of een natuurgebied. Het plangebied maakt verder ook geen deel uit van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of het Nationale Natuurnetwerk Nederland (NNN) . Het initiatief heeft geen effecten op het natuurnetwerk, een afwijking van de Provinciale
Ruimtelijke verordening is dan ook niet nodig. Onderzocht is verder of het initiatief effecten kan hebben uit hoofde van de extra verkeersbewegingen veroorzaakt door het initiatief op het nabijgelegen Natura 2000 gebied ‘Veluwe’. Hiertoe is berekent of er sprake is van toename van de depositie en of dat leidt tot een vergunbare situatie. Met de calculator van Aerius is bepaald dat er sprake is van voldoende ontwikkelingsruimte. Soortbescherming Teneinde na te gaan of het initiatief beschermde soorten zal (kunnen) verstoren is in februari 2015 een Quick Scan Ecologie uitgevoerd, hieruit bleek dat de aanwezigheid van vleermuizen en de huismus niet kan worden uitgesloten. Daaropvolgend is een afdoend onderzoek verricht conform de daartoe geldende protocollen. Binnen het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van vleermuizen (gewone dwergvleermuis) en de huismus
Pagina 23
Boekhorstlaan Harderwijk
aangetroffen. Voor het tegen gaan van effecten is mitigatie nodig in de vorm van het aanbieden van alternatieve huisvesting. Conclusie Met behulp van de Aerius berekeningen is komen vast te staan dat geen vergunning of melding in het kader van de Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming) benodigd is. Een ontheffing van de Flora en Faunawet is noodzakelijk. Geadviseerd wordt om met een ecologisch werkprotocol te werken, waarin de specificaties van de mitigatie zijn opgenomen.
4.12
Bijlagen
De conclusies in het voorafgaande zijn vastgelegd in diverse rapporten, deze rapporten zijn als bijlagen aan de Goede Ruimtelijk Onderbouwing toegevoegd. Teneinde doublures te voorkomen, wordt kortheidshalve verwezen naar de bijlagen bij de GRO.
Hoofdstuk 5 Conclusies m.e.r.-beoordelingsplicht valt onder de werking van het Activiteitenbesluit. Het bevoegd gezag (gemeente Harderwijk) dient aan de hand van overige omstandigheden te beoordelen of er aanleiding is om een m.e.r. op te stellen. De vraag is of de activiteit wegens de aard of de ligging, toch een aanzienlijk milieueffecten kan veroorzaken. De beoordeling vindt hieronder plaats aan de hand van de volgende factoren.
5.5
De beoogde activiteiten vallen onder de werking van het Activiteitenbesluit, hierdoor is geen verontreiniging dan wel hinder te verwachten.
5.6 5.1
Het initiatief zal juist een positieve bijdrage leveren aan het leefklimaat onder meer door de (beoogde) totale verwijdering van asbest binnen het plangebied, daarnaast zal de waterhuishouding verregaand worden verbeterd door het aanbrengen van (infiltratie) wadi’s.
5.2 Samenhang en cumulatie met andere projecten De stedelijke herontwikkeling maakt geen deel uit van een ander project waarmee het een ruimtelijke samenhang heeft. De context van het plangebied zal niet veranderen.
Verstoring van het natuurlijk systeem
Er liggen geen natuurlijke systemen of natura2000 gebieden in de buurt van de projectlocatie. Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling geen nadelig effect oplevert.
5.4
Plaats van het project
Omvang van het project
Het initiatief maakt in Harderwijk een herbestemming van een stedelijke ontwikkeling mogelijk. De verandering van de bestemming betekent een beperkte toename van commercieel stedelijk programma. Er vindt daarnaast een toename van de verkeersaantrekkende werking plaats. De extra verkeersgeneratie leidt niet tot een significante verslechtering van de verkeerssituatie en heeft geen negatieve effecten op het naastgelegen Natura 2000 gebied.
5.3
Verontreiniging en hinder
Productie van afvalstoffen
De geproduceerde afvalstoffen zullen ter plaatse worden verzameld en door daartoe aangewezen afvalverwijderaars worden verwijderd. Een en ander Pagina 24
Boekhorstlaan Harderwijk
De herbestemming vindt plaats in een gebied met aanwezige woningen en een opslagdepot voor gemeentelijk materiaal en een carpoolplaats. Het project richt zich op het ontwikkelen van een transferiumfunctie met voorzieningen voor zowel de Veluwe als ook gericht op Harderwijk. In zoverre is de ontwikkeling uniek.
5.7
Potentieel effect
Hoewel het aantal verkeersbewegingen toeneemt zullen er geen significante negatieve effecten optreden welke een belemmering van het initiatief zouden opleveren.
5.8 Conclusie Het initiatief is getoetst en beoordeeld aan de hand van Europese criteria en relevante wet- en regelgeving. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen activiteit niet zal leiden tot belangrijke negatieve effecten. Ook doen zich geen bijzondere omstandigheden voor die het uitvoeren van een Project m.e.r. rechtvaardigen.
BOEKHORSTLAAN HARDERWIJK
notitie m.e.r. (beoordelings) plicht herbestemming herbestemming Boekhorstlaan Harderwijk