Bodem
6
De benadering van de bodemsaneringsoperatie is de laatste jaren veranderd: bepaalden voorheen vooral milieuaspecten welke terreinen het eerst voor sanering in aanmerking kwamen, tegenwoordig ligt de nadruk op ruimtelijke ontwikkelingen ZDDULQERGHPVDQHULQJDOVRQGHUGHHOXLWWHYRHUHQLV%LMGH]HQLHXZHEHQDGHULQJVSHOHQXLWHUDDUGRRN¿QDQFLsOHRYHU wegingen een rol: de overheid wil ook marktpartijen laten meebetalen aan bodemsaneringen.
Wet- en regelgeving en beleid Bescherming van bodem en bodemfuncties is het enige ‘milieuonderdeel’ waarvoor nog geen Europese milieubeschermingsregels gelden. Dat is op zich merkwaardig, want de bodemkwaliteit vormt een groot probleem in veel Europese landen: naast de 3,5 miljoen locaties in Europa die als potentieel vervuild gelden, heeft 45% van de Europese bodem een laag gehalte aan organisch materiaal. Goed Europees bodembeleid biedt bovendien kansen om afspraken over CO2-opslag vast te leggen en vruchtbare grond voor landbouw te behouden voor toekomstige generaties. In september 2006 publiceerde de Europese Commissie een eerste versie van de Kaderichtlijn Bodem. In deze richtlijn verplicht zij lidstaten voor een aantal bodemthema’s beleid te voeren, waaronder bodemsanering. Nieuw is dat lidstaten voortaan verplicht zijn een ‘soil-status-report’ (bodemonderzoeksrapport) op te laten stellen bij iedere grondtransactie. Nederland voldoet nog niet aan die eis. De richtlijn biedt een stimulans om ook voor andere bodemthema’s beleid te voeren. In het verstedelijkte en grotendeels onder zeeniveau gelegen Rijnmondgebied zijn daarbij vooral de thema’s grondwaterbeheer, zetting en verzilting van belang. Volgens het Milieu- en Natuurplanbureau biedt het voorstel voor GHQLHXZHNDGHUULFKWOLMQYROGRHQGHÀH[LELOLWHLWRPKHWKXLGLJH Nederlandse beleid voort te zetten. Nederland is overigens voorloper op het gebied van bodembeleid. In de meeste lidstaten staat bodembeleid echter nog in de kinderschoenen; zonder een Europese Kaderrichtlijn Bodem zal dit nauwelijks veranderen.
een saneringsverslag opstellen en ter beoordeling voorleggen aan het bevoegde gezag. In het kader van de WBB zijn op 14 februari 2006 het Besluit en de Regeling Uniforme Saneringen (BUS) in werking getreden. De terreineigenaar of erfpachter kan voor eenvoudige bodemsaneringsprojecten op alleen de eigen kavel voortaan werken volgens een verkorte meldingsprocedure (6 in plaats van 13 weken) en met standaardmeldingsformulieren. Dit vermindert de administratieve lasten voor zowel saneerders als het bevoegde gezag. Als uitvloeisel hiervan werd per 1 mei 2006 ook de urgentiesystematiek herzien. Op basis van de Circulaire Bodemsanering 2006 moet het bevoegd gezag voortaan bepalen of een sanering met spoed (binnen vier jaar) moet worden uitgevoerd. Hiervan is alleen sprake als onaanvaardbare humane, ecologische of verspreidingsrisico’s bestaan in relatie tot het vigerende (of op korte termijn beoogde) bodemgebruik. Hiermee vervalt de urgentiesystematiek, met de hieraan gekoppelde vier klassen en uitsteltermijnen. Het Besluit bodemkwaliteit is op 1 januari 2008 deels in werking getreden. Hiermee speelt het Rijk (de ministeries van VROM, Verkeer en Waterstaat en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) in op de wens van lokale overheden om de bodemkwaliteit beter te laten aansluiten op het lokale bodemgebruik. Het besluit verandert het bodembeleid ingrijpend. Het bevat regels voor het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie op of in de bodem of in het oppervlaktewater. Ook geeft het aan hoe milieuhygiënisch moet worden getoetst en wie verantwoordelijk is voor het toezicht op de naleving van het besluit. Verder zorgt het
Het Europees Parlement heeft op 12 december 2006 de nieuwe Grondwaterrichtlijn vastgesteld. Zo’n 70% van het drinkwater in de Gemeenschap is afkomstig van ondergrondse bronnen. Om die grondwaterbronnen te beschermen, strekt deze richtlijn ertoe de verontreiniging van grondwater te reduceren. Instrumenten hiervoor zijn harmonisatie van de regelgeving van de lidstaten voor lozingen van bepaalde gevaarlijke stoffen in het grondwater en een systematische controle op de grondwaterkwaliteit. Nederland is op grond van deze richtlijn verplicht grondwaterlichamen aan te wijzen. Het Rijnmondgebied ligt in het grote grondwaterlichaam Rijn-West, dat Noord- en Zuid-Holland (exclusief de duinen) omvat, de veen-/kleigebieden van de provincie Utrecht en de Betuwe. De Richtlijn heeft zowel betrekking op directe als indirecte lozingen van de bedoelde gevaarlijke stoffen. Verontreiniging van grondwaterbronnen is namelijk uiterst lastig aan te pakken.
bouwstoffen. Het Rijk heeft de nieuwe normen bepaald door naar de risico’s van het bodemgebruik te kijken. Hierbij krijgen gemeenten en waterkwaliteitsbeheerders meer eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden. In het besluit staan ook regels voor bouwstoffen, kwaliteitsborging en grond- en baggerspecie. De regels uit het Bouwstoffenbesluit (BSB) worden gefaseerd onderdeel van het nieuwe besluit. Zo maken de kwaliteitseisen voor adviesbureaus, laboratoria en aannemers (bodemintermediairs) al vanaf 1 januari 2008 deel uit van het Besluit bodemkwaliteit. Ditzelfde geldt voor de nieuwe regels voor grond en baggerspecie in oppervlaktewater deel uit van het Besluit bodemkwaliteit. Vanaf 1 juli 2008 staan de nieuwe regels voor bouwstoffen in het nieuwe besluit alsmede de nieuwe regels voor grond en baggerspecie op landbodems. De regels voor kwaliteitsborging veranderen niet.
Inspanningen De meeste bodemsaneringen vinden plaats op plekken waar stadsvernieuwing is gepland. Daarnaast zijn er enkele bran-
Hoofdstuk 6: Bodem
Begin 2006 trad de herziene Wet bodembescherming (WBB) in werking. Was voorheen de veroorzaker of een schuldige terreineigenaar primair verantwoordelijk voor de sanering van ernstig verontreinigde locaties, nu is dat de terreineigenaar of de erfpachter zelf, ongeacht of deze schuldig is of niet. Een van die twee moet
besluit voor minder regels en administratieve lasten voor overheden en bedrijfsleven, vooral als het gaat om het toepassen van
41
FKHVSHFL¿HNHDFWLYLWHLWHQYHUULFKW]R]LMQPDDWUHJHOHQJHWURIIHQ bij de in exploitatie zijnde tankstations via het hiervoor geldende Besluit AMvB-tankstations. In het kader van het Convenant Gasfabrieken zijn namens 5RWWHUGDPVOXLWHQGHDIVSUDNHQJHPDDNWRYHUGH¿QDQFLHULQJ en planning van de bodemsaneringsoperatie gasfabrieken. De overeengekomen ruimere termijn voor de aanpak maakt het mogelijk deze operatie beter af te stemmen op ruimtelijke ontwikkelingen en brengt dit deel van de bodemsaneringsoperatie weer op schema. De BSB-operatie (BodemSanering Bedrijfsterreinen) is afgerond. In vervolg hierop is in 2006 het Bodemcentrum opgericht, dat het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) gaat helpen ernstig vervuilde MKB-terreinen te saneren. Voor de branche van de chemische wasserijen wordt het NETEX-convenant (Bosatex) ontwikkeld: hetzij via de Bedrijvenregeling bodemsanering, hetzij via een FR¿QDQFLHULQJVFRQVWUXFWLHJDDWKHW5LMNPHHEHWDOHQDDQGH bodemsaneringsoperatie van het MKB. In 2007 is ook binnen de regio begonnen met de verbreding van het bodembeleid. Als eerste gaat de DCMR voor de Bodemkwaliteitskaart Rotterdam kaartbeelden maken voor de thema’s zetting, landschaps-, bodemkundige- en archeologische waarden en (eventueel) grondwater.
Het milieu in de regio Rotterdam 2008
Toekomstige ontwikkelingen
42
Ondernemers en eigenaren van terreinen met bodemverontreiniging kunnen bij sanering gebruik maken van de subsidiemogelijkheid uit de Bedrijvenregeling Bodemsanering. Vanaf 2008 zal deze mogelijkheid een bijdrage leveren aan de sanering van GHERGHP'HUHJHOLQJLVEHGRHOGRPHHQ¿QDQFLsOHELMGUDJHWH leveren aan de sanering van historische bodemverontreiniging op bedrijfsterreinen. Bedrijven die nog geen concreet saneringsvoornemen hebben maar wel verwachten dat zij in de periode 2008-2030 een sanering van de bodem uitvoeren en een subsidieverzoek indienen, moeten dit voor 1 januari 2008 melden. De eigenaar voert vervolgens de bodemsanering uit en krijgt een deel van de gemaakte bodemsaneringskosten achteraf vergoed. De regeling is een logisch vervolg op de BSB-operatie, waarin op vrijwillige basis bedrijfsterreinen zijn onderzocht op de aanwezigheid van bodemverontreiniging. De overheid wil met de Bedrijvenregeling stimuleren dat eigenaren en erfpachters nu ook een sanering ter hand nemen door voor een bepaald percentage bij te dragen in de kosten. Bij veel verontreinigingen zal dit op vrijwillige basis mogelijk zijn door een sanering zoveel mogelijk wordt ingepast in de normale bedrijfsvoering (tot 2030). Wanneer een sanering wordt beoordeeld als spoedeisend, kan de overheid de start hiervan afdwingen. Ook bij een onvrijwillige sanering kan de eigenaar een recht op subsidie laten gelden. Onder voorwaarden kan het recht op een bijdrage overgaan naar de volgende eigenaar van het bedrijfsterrein. Q
# " !
Beleid/doel Het bodembeleid in de regio is erop gericht de bodem geschikt te maken voor het beoogde gebruik. Naast het aantal gesaneerde locaties (zie 5058) is de oppervlakte die hiermee is gemoeid een indicator voor de voortgang van de bodemsanering voor ruimtelijke ontwikkeling. Toelichting De indicator is gebaseerd op de saneringsverslagen die jaarlijks worden beoordeeld door de bevoegde gezagen. In 2005 zijn enkele saneringen van grote terreinen afgerond. Vanaf 2007 wordt bij de beoordeling van saneringsverslagen het beoogde gebruik na sanering vastgelegd. Hiermee is een onderverdeling gemaakt naar functie na sanering. Conclusie De oppervlakte die jaarlijks in de regio wordt gesaneerd, bedraagt in de periode 2003 t/m 2007 gemiddeld 55 hectare. In 2007 heeft meer dan de helft van de gesaneerde oppervlakte een woonbestemming. 3056
! $
# " !
Beleid/doel Bij nieuwe gevallen van bodemverontreiniging dient zo snel mogelijk gestart te worden met sanering. De verontreiniging moet hierbij zoveel mogelijk worden verwijderd. Toelichting De indicator is gebaseerd op meldingen en eindrapportages die binnenkomen bij het bevoegd gezag Wet bodembescherming (WBB) en op meldingen binnen inrichtingen, die worden afgehandeld in het kader van de Wet milieubeheer (WM). In 2008 wordt nader gekeken naar de registratie van alle meldingen om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van nieuwe gevallen van bodemverontreiniging. Conclusie Niet alle meldingen worden in het zelfde jaar ongedaan gemaakt en het aantal nieuwe onafgehandelde verontreinigingen blijft toenemen. De indicator geeft aan dat de aanpak van nieuwe verontreinigingen meer aandacht behoeft. 5046
! $
!
!
!
$$$
!
"
# %
Onderzocht
Beleid/doel In de regio is bodemonderzoek en –sanering in de eerste plaats gericht op het wegnemen van belemmeringen voor de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen. De indicator geeft de voortgang van de bodemsanering weer aan de hand van de aantallen WBB-beschikkingen die in de verschillende fases van het saneringsproces worden opgesteld. Toelichting In 2006 is met het Besluit uniforme sanering (BUS) een verkorte toetsingsprocedure geïntroduceerd. Als op korte termijn wordt gesaneerd, hoeft het bevoegd gezag voor standaardgevallen van bodemverontreiniging de saneringsurgentie niet meer apart in een beschikking vast te leggen. De gehonoreerde BUS-meldingen worden geteld bij het aantal goedgekeurde saneringsplannen. Conclusie Het aantal afgeronde saneringsprojecten ligt in de regio rond de 150 per jaar. Doordat vaker gekozen wordt voor functionele sanering, neemt het aantal locaties waar nazorg nodig is de laatste jaren toe. In de meeste gevallen blijft nazorg beperkt tot het in stand houden van een afdeklaag. 5058
Locaties gasfabrieken
Afgerond
Nazorg Sanering loopt Klein Middel Groot
Bron: MSR
Hoofdstuk 6: Bodem
Beleid/doel De landelijke programmatische aanpak van gasfabrieksterreinen heeft als doelstelling dat verontreinigingen van voormalige gasfabrieken vóór 2015 zijn gesaneerd of beheerst. Voor Rotterdamse gasfabrieksterreinen is de doelstelling door het Rijk opgerekt tot 2030. Hierdoor kan de saneringsoperatie gasfabrieken beter afgestemd worden op ruimtelijke ontwikkelingen in de stad. Voorwaarde is wel dat risico’s voor 2015 moeten zijn beheerst. Toelichting In 2000 zijn alle gasfabrieksterreinen binnen de regio Rijnmond geïnventariseerd. Van 21 gasfabriekslocaties wordt de voortgang van onderzoek en sanering gevolgd. Op de kaart is aangegeven waar de locaties zijn gelegen en wat de stand van zaken alsmede de omvang van de sanering zijn. Conclusie De meeste locaties van voormalige gasfabrieken liggen in de oudere stadsdelen. Dit sluit aan bij het landelijke beeld van de vestiging van dergelijke fabrieken. 5057
In onderzoek
43
#*" #(" #&" #$"
!
#""
*"
(" &" $" " $"""
$""#
$""$
$""%
$""&
$""'
$""(
$"") +
Beleid/doel Het beleid stimuleert functiegericht en kosteneffectief saneren. Toelichting ,QGH¿JXXU]LMQGHLQGHUHJLRXLWJHYRHUGHERGHPVDQHULQJHQ ingedeeld in 5 categorieën. Tot de categorie ‘combinatie’ worden saneringen gerekend waarbij verontreinigingen in de contactzone zijn geïsoleerd en waarbij voor verontreinigingen in de ondergrond gestreefd wordt naar een stabiele eindsituatie. Conclusie In de regio is geen duidelijke verschuiving waarneembaar van multifunctioneel naar functiegericht saneren. Ook het aandeel van saneringen waarbij sprake is van actieve nazorg varieert op jaarbasis niet sterk. De invloed van het bodembeleid op de keuze van bodemsaneringsvarianten lijkt niet erg groot te zijn. Mogelijk ligt dit aan de aard van de bodemverontreiniging in combinatie met de aanleiding voor bodemsanering: in veel gevallen wordt bij herontwikkeling en stadsvernieuwing de verontreiniging uit de contactzone en passant verwijderd. De conclusie is ook dat er geen aanwijzingen zijn dat de nazorglast in de regio de laatste jaren sterk is toegenomen. 5060
#
"
!
Beleid/doel Volgens het Landelijk Afvalbeheerplan 2002-2012 dient ernstig verontreinigde grond te worden gereinigd tot herbruikbare grond die nuttig kan worden toegepast. Storten van verontreinigde grond is alleen toegestaan als wordt aangetoond dat de grond niet reinigbaar is. Toelichting In de praktijk wordt een belangrijk deel van de bij bodemsanering vrijkomende ernstig verontreinigde grond ongereinigd hergebruikt. Dit komt er in de regel op neer dat de grond wordt toegepast in grootschalige werken. Conclusie'HWRWDOHKRHYHHOKHLGYULMNRPHQGHJURQGÀXFWXHHUWPHWGHVDQHULQJVactiviteit; deze wordt met name gestuurd door bouwplannen en herinrichting. 8LWGH¿JXXUEOLMNWGDWGHWUHQGYDQGHODDWVWHMDUHQRPPLQGHUJURQGWHVWRUWHQ doorzet. Dit is in lijn met het landelijk beleid. 5041
!
"
#
$ %
"
&
!
!
"
#
$ %
44
!
Het milieu in de regio Rotterdam 2008
"
#
Beleid/doel Voor eigenaren van een bedrijfsterrein geldt een directe saneringsplicht als is vastgesteld dat het terrein met spoed moet worden gesaneerd. Het doel van het beleid is deze locaties voor 2015 te saneren dan wel de risico’s weg te nemen. De sanering van ernstig vervuilde locaties zonder onaanvaardbare risico’s kan worden uitgesteld en afgestemd met bijvoorbeeld bouwplannen. Voor de aanpak van ernstige bodemverontreiniging op bedrijfsterreinen is subsidie van het Rijk beschikbaar op grond van de Bedrijvenregeling. Toelichting Het aantal aanmeldingen om in aanmerking te komen voor de Bedrijvenregeling vormt een indicatie voor de te verwachten saneringsinspanning. 'HDDQPHOGLQJVWHUPLMQLVRSMDQXDULJHVORWHQ'H¿JXXUKHHIWEHWUHNNLQJRS concrete saneringsplannen. Het betreft in totaal tien bedrijfslocaties, alle gelegen in Rotterdam. Naast deze lopende subsidietoekenningen zijn in de regio ruim 800 bedrijfslocaties aangemeld om te zijner tijd voor subsidie in aanmerking te komen. Conclusie Op grond van het aantal aanmeldingen mag worden verwacht dat eigenaren van bedrijfsterreinen in de toekomst meer gebruik zullen maken van de subsidieregeling. 1036
Beleid/doel Het landelijke doel is zeker te stellen dat de bodem van in gebruik zijnde bedrijfsterreinen voor 2030 is gesaneerd. De Stichting Bodemcentrum heeft tot doel bedrijven te ondersteunen bij de sanering van hun terrein. Toelichting De stichting BSB (Bodemsanering bestaande bedrijfsterreinen) ondersteunde bedrijven in de onderzoeksfase. De BSB is in 2007 opgeheven. De Stichting Bodemcentrum is een initiatief voor en door bedrijven. Bedrijven kunnen de saneringsfase, van saneringsonderzoek tot en met saneringsevaluatie uitbesteden aan het Bodemcentrum, waardoor het hele traject het bedrijf zo weinig mogelijk tijd en inspanning kost. Daarnaast treedt het Bodemcentrum op als intermediair bij het aanvragen van subsidies. Conclusie Vanuit het hele land hebben 1.636 bedrijven zich aangemeld. Bij de provincie Zuid-Holland, Rotterdam en Schiedam gezamenlijk hebben zich in het Rijnmondgebied 91 bedrijven aangemeld. Dit is bijna 6% van het landelijke totaal. 5063
Trendanalyse: bodem Inleiding De Rijksoverheid is van mening dat alle ernstig verontreinigde grond zou moeten zijn gesaneerd voor 2030, en alle spoedeisende gevallen zelfs voor 2015. Dit kan alleen als het tempo van de ERGHPVDQHULQJVRSHUDWLHÀLQNZRUGWYHUVQHOG6WHHGVPHHUZRUGW betwijfeld of dit wel haalbaar en nodig is. Daarnaast gaat ook nieuwe Europese regelgeving invloed hebben op het Nederlandse bodembeleid en dit leidt onvermijdelijk tot meer/strengere eisen aan grondwaterbeheer, en aandacht voor nieuwe bodemthema’s naast bodemverontreiniging, als bodemvruchtbaarheid, bodemdaling, landschappelijke en archeologische waarden. Tegelijkertijd is de Nederlandse bodemregelgeving aan grote veranderingen onderhevig en ontstaat er steeds meer discussie RYHUGRHOVWHOOLQJHQEHOHLGVLQVWUXPHQWHQHQ¿QDQFLHULQJ,Q worden er een aantal landelijke en regionale conferenties gehouden om deze discussies te voeren. Er zijn daarmee een aantal trends en ontwikkelingen zie bepalend zijn voor de komende jaren: de relaties tussen de doelstellingen en de beschikbare budgetten, hergebruik van grond, nieuwe bodemthema’s en veranderende regelgeving.
Analyse Doelstellingen bodemsanering/beheer en beschikbare budgetten In de afgelopen jaren zijn vooral ernstig verontreinigde locaties gesaneerd in samenloop met stedelijke (her)ontwikkeling. Bodemsaneringen kunnen het meest milieurendabel en kosten-effectief worden uitgevoerd als een terrein wordt (her)ontwikkeld. De ¿QDQFLHULQJVVWUXFWXXUYDQGHERGHPVDQHULQJVRSHUDWLHLVGDQRRN vooral hierop afgestemd door de (ISV-)budgettering in het kader van de Wet Stedelijke Vernieuwing. In het kader van de Wet Bodembescherming zijn alleen nog beperkt gelden beschikbaar voor de sanering van gasfabrieken, de aanpak van oude stortplaatsen (NAVOS), en de Bedrijven-
Minister Cramer is van mening dat er meer geld moet worden besteed aan de aanpak van milieulocaties, met een eerste prioriteit voor bodemsaneringsgevallen, die spoedeisend zijn vanwege risico’s voor de mens. Dit vanuit de notie dat er te weinig geld beschikbaar komt om alle spoedeisende locaties voor 2015 aan te pakken. Met de implementatie van de Grondwaterrichtlijn dienen, in het kader van “prevent and limit”, echter ook alle locaties, spoedeisend vanwege verspreiding, voor 2015 in ieder geval te zijn gesaneerd. Echter, de eerder geformuleerde doelstellingen worden vooralsQRJQLHWYHUODWHQRRNDOLVGH¿QDQFLHULQJQLHWJHJDUDQGHHUG Men wil hierover een convenant afsluiten met alle bevoegde gezagen Wet Bodembescherming, in deze regio de gemeenten Rotterdam en Schiedam, en de provincie Zuid-Holland. Onduidelijk is of na 2010 er een derde ISV-budget beschikbaar NRPW]RGDWRRNGH¿QDQFLHULQJYDQERGHPVDQHULQJHQLQKHW kader van de stadsvernieuwing niet is gegarandeerd. Na 2030 zou in ieder geval het risico geheel bij de terreineigenaren van(ernstig) verontreinigde grond moeten komen te liggen. Hergebruik van grond Omdat er steeds meer ondergrondse infrastructuur wordt gebouwd als parkeergarages en tunnels, komt er steeds meer grond vrij, die niet in de stad kan worden hergebruikt. In Rotterdam gaat het al om meer dan 1 miljoen m3 per jaar. Deze grond is deels (licht) verontreinigd, en deels civieltechnisch niet bruikbaar (teveel klei/ veenhoudend) voor hergebruik in de stad. Bij voorkeur wordt hiervoor (schoon) zand gebruikt. Evenzo komt jaarlijks (veelal kleig-venige) bagger vrij uit de binnenwateren, die na rijping ook als grond kan worden hergebruikt in grootschalige toepassingen. Binnen het stedelijke gebied is op de kant zetten geen optie vanwege gebrek aan ruimte en maatschappelijk draagvlak.
regeling Bodemsanering. 9RRUKHWODQGHOLMNHJHELHGLVHHQDSDUWH¿QDQFLHULQJVVWUXFWXXU in ontwikkeling (ILG). Voor de revitalisatie van oude bedrijventerreinen is verder geen budget beschikbaar.
Problematisch blijft wel het vinden van locaties voor rijpingsdepots, vanwege NIMBY. Mogelijk bieden alternatieve ontwateringstechnieken (geotubes) hier een structurele oplossing. Nieuwe bodemthema’s en veranderende regelgeving De meest urgente bodemsaneringsgevallen binnen de regio zijn inmiddels wel aangepakt. Voor de aanpak van grondwateroverlast is echter in de laatste decennia structureel te weinig aandacht
Hoofdstuk 6: Bodem
Duidelijk is dat structureel te weinig ISV-budget door het Rijk kan worden vrijgemaakt voor saneringen van bouwlocaties in het kader van de stadsvernieuwing. Rotterdam heeft voor de huidige planperiode (2005-2010) een structureel tekort van circa 30%, dat verder zal gaan groeien met de steeds hoger wordende bouwopgave in de stad, inmiddels opgelopen van 2.700 naar 4.000 woningen per jaar. Rotterdam investeert nu al extra eigen middelen voor de meest noodzakelijke acties, zoals het verder in kaart brengen van de werkvoorraad bodemsanering en uitvoering van nazorg. De verhoging van de bouwdoelstellingen is nodig vanwege de sterk verouderde woningvoorraad in de vooroorlogse wijken, die aan het einde raakt van haar technische levensduur. Paalrot bij te lage grondwaterstanden als gevolg van drainerende rioolsystemen, speelt hierbij een belangrijke rol.
Voor de komende jaren zijn er nog ruim voldoende grootschalige hergebruiksmogelijkheden in aan te leggen geluidswallen, verondieping van zandwinplassen en oude stadshavens, en leeflaagsaneringen van oude baggerloswallen. Zo wordt een zinvol hergebruik gegeven aan overblijvende stadsgrond. Hergebruiksgrond moet dan ook niet worden gezien als een probleem, maar als een kans om andere milieuproblemen op te lossen. Meer import van hergebruiksgrond uit omliggende regio’s, die weinig eigen hergebruikswerken hebben, ligt daarom voor de hand.
45
geweest. In circa 50% van het stedelijke gebied binnen de regio is sprake van te weinig oppervlaktewater en/of te hoge grondwaterstanden en dit probleem wordt erger door de klimaatverandering en de renovatie van verouderde nu nog drainerende rioolsystemen. Tijdens het bouwrijp maken is er te weinig aandacht besteed aan de grondwaterproblematiek. Men denkt het op te lossen door tenminste 10% oppervlaktewater te realiseren, maar dit is niet vanzelfsprekend in een nat veenrijk landschap. Uit een onderzoek van VROM, enkele jaren geleden, blijkt dat stadsbewoners de grondwater-problematiek inmiddels als meer urgent ervaren dan bodemverontreiniging. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Waterwet wordt de gemeente primair verantwoordelijk voor de oplossing van dit probleem, al zal zij hiervoor ook ander partijen nodig hebben als bewoners, waterschappen en waterwinbedrijven. Vooral in bestaand stedelijk gebied is het vinden van goede oplossingen complex. Voor de aanleg van nieuw oppervlaktewater ontbreekt veelal de ruimte en sloop van woningen voor water is een moeizaam en kostbaar traject. Deskundigen bevelen aan de oplossing hier te zoek in duurzame kunstmatige drainagesystemen. Nauw samenhangend met het grondwater is optredende zetting, hinderlijk voor zowel bewoners (beheerder stadtuinen) als de gemeente (beheerder openbare ruimte). Onderhoudsophogingen zijn duur en geven veel overlast. Omdat zettingen ongelijkmatig plaatsvinden, moeten ook rioolsystemen versneld worden vervangen (binnen 10 à 25 jaar i.p.v. na 40 jaar). Ook beheer van de grondwaterkwaliteit wordt steeds belangrijker om de volgende redenen: 'H(XURSHVH*URQGZDWHUULFKWOLMQVWHOWKLHUDDQVSHFL¿HNHVWUHQgere eisen dan tot nu toe gebruikelijk in het kader van de Wet bodembescherming. - Veel meer dan in het verleden bekent, komt grootschalige verontreiniging van het grondwater voor vanwege grote puntbronnen (havengebied), diffuse bodemverontreiniging (stedelijke en akkerbouwgebieden), overbemesting (landbouw), dan wel door natuurlijke oorzaken (arseen, chloride). De gevolgen van de nieuwe Europese regelgeving zijn nog niet
Het milieu in de regio Rotterdam 2008
geheel duidelijk en hangen mede af van de wijze van implementatie in de Nederlandse regelgeving. Gevreesd moet echter worden voor een “Tweede luchtdossier” c.q. nieuwe blokkades voor bouwprojecten door Europese normen.
46
Archeologie is een standaard onderwerp geworden in de ruimtelijke ordening. Bij gemeenten heeft het onderwerp vaak een organisatorische en inhoudelijke verbinding met bodem. De provincie ZuidHolland heeft voor de uitvoering van het archeologisch beleid de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland ontwikkeld. De kaarten zijn te raadplegen op http://chs.zuid-holland.nl.
De bodemregelgeving is inmiddels zo complex geworden dat dit belemmerend dreigt te gaan werken op de sanering en het beheer van verontreinigde grond. Tegelijkertijd worden bevoegdheden meer en meer gelegd bij lokale en regionale overheden, zodat er ruimte komt voor de ontwikkeling van eigen zo mogelijk eenvoudiger beleid. Tevens is het op regionaal niveau beter mogelijk te werken aan een integrale visie en aanpak, die knelpunten en discrepanties oplosbaar maakt. De komende jaren zal hieraan dan ook veel aandacht moeten worden besteed, zodat het bodembeleid hanteerbaar blijft en de lastendruk voor burgers, bedrijven en ook de overheid zelf binnen de perken wordt gehouden.
Conclusie De komende jaren zijn er een aantal ontwikkelingen te verwachten die het bodembeleid zullen bepalen en veranderen. De algemene ontwikkeling is dat het beleidsterrein, mede op initiatief van de Europese Unie, steeds verder wordt verbreed met zaken als archeologie en grondwater en de bodemsanering steeds meer een onderdeel vormt van maatschappelijke processen als stadsvernieuwing en grondexploitatie. De doelstelling om alle verontreinigde grond te saneren voor 2030, en alle spoedeisende gevallen zelfs voor 2015 te saneren blijft echter staan. Dit kan alleen gerealiseerd worden als het tempo van de bodemsaneringsRSHUDWLHÀLQNZRUGWYHUVQHOGQ