!!!!!!!!!!!!
!
!
2
!!!!!!!!!!!!
Blowen op Zuid Rapid Assessment en Response naar het gebruik van cannabis door buurt- en risicojongeren in Rotterdam-Zuid
Colofon Opdrachtgever
: GGD Rotterdam-Rijnmond
Uitgave
: Bureau BP&O, juni 2009
Tekst
: W.M. (Wouter) de Jong
Tekst bijlagen A en B
: H. van den Berg en W.M. de Jong
Uitvoering
: Bureau BP&O in samenwerking met GGD Rotterdam-Rijnmond, Stichting Jong, Bouman GGZ, Youth for Christ, Charlois’ Welzijn
Contactgegevens: Bureau BP&O – Beleid, Projecten & Onderzoek t: 078 6454596 w: www.BPenO.nl e:
[email protected]
!
!
3
!!!!!!!!!!!!
!
!
4
!!!!!!!!!!!!
Inhoudsopgave Blz.
Samenvatting ………………………………………………………………………………. 7
1.
Inleiding …………………………………………………………………………….. 9
2.
Risicojongeren en blowen …………………………………………………. 11
2.1
Prevalentie van blowen ………………………………………………………………. 11
2.2
Kenmerken van risicojongeren die blowen ……………………………….. 13
2.3
Samenvatting ……………………………………………………………………………... 15
3.
Risico's en problemen door het blowen ……………………………. 17
3.1
Riskant blowen en afhankelijkheid …………………………………………….. 17
3.2
Problemen door blowen ………………………………………………………………. 19
3.3
Strategieën om risico’s te beperken …………………………………………… 26
3.4
Samenvatting ……………………………………………………………………………… 31
4.
Beleid en interventies ………………………………………………………… 33
4.1
Beleid op hoofdlijnen …………………………………………………………………… 33
4.2
Voorlichting en preventie ……………………………………………………………. 37
4.3
Begeleiding en hulpverlening ……………………………………………………… 39
4.4
Regelgeving en handhaving ………………………………………………………… 41
5.
Conclusies …………………………………………………………………………… 43
6.
Het actieplan ……………………………………………………………………… 45
Bijlagen A. Enquête CannabisRAR ………………………………………………………………51 B. De RAR als methode van onderzoek en de uitvoering in Rotterdam Zuid …………………………………………………………………….65 C. Lijst met geconsulteerde organisaties ……………………………………..71 D. Literatuur …………………………………………………………………………………. 73
!
!
5
!!!!!!!!!!!!
!
!
6
!!!!!!!!!!!!
Samenvatting
In het rapport ‘Blowen op Zuid’ worden de uitkomsten beschreven van een Rapid Assessment en Response (RAR) naar blowen door buurt- en risicojongeren in Rotterdam-Zuid. Het project was gericht op het in kaart brengen van de problematiek van blowen bij risicojeugd, de op (voorkomen van) blowen gerichte interventies, en op het adviseren over gewenst gemeentelijk beleid en interventies. In opdracht van de GGD Rotterdam-Rijnmond heeft in de maanden februari, maart en april van 2009 een voor dit doel samengesteld projectteam de RAR uitgevoerd. Veel buurt- en risicojongeren blowen. De gemiddelde leeftijd bij het roken van de eerste joint is 15 jaar. In deze groepen wordt vaker en meer geblowd dan onder scholieren. Voor velen in Rotterdam Zuid is blowen een maatschappelijk geaccepteerd verschijnsel: Blowen is normaal. Voor blowen door minderjarigen is minder begrip. Een aanzienlijke groep risicojongeren blowt riskant, in de zin van dagelijks gebruik of verslaving. Dagelijks blowen komt bij de risicojongeren vaker voor dan dagelijks drinken van alcohol. Naarmate jongeren op vroegere leeftijd beginnen met blowen en naarmate zij frequenter blowen nemen de risico’s op schadelijke gevolgen toe. Minderjarige blowers lopen de grootste risico’s. Het op jonge leeftijd veel blowen verstoort de sociaal-emotionele ontwikkeling en kan leiden tot schade aan de hersenen, met als gevolg verminderde cognitieve prestaties. Jonge blowers lopen een groter risico om afhankelijk te worden. Risicojongeren met achterliggende problematiek zijn extra kwetsbaar voor afhankelijkheid als gevolg van het roes-effect van cannabis. Frequent blowen kan leiden tot lichamelijke klachten en psychische complicaties, verminderde prestaties op school en werk en risico’s in het verkeer. Er zijn geen aanwijzingen dat blowen op grote schaal overlast of criminaliteit veroorzaakt. Risicojongeren die frequent blowen lopen risico op ernstige gezondheidsproblematiek. Zij hebben dit zelf vaak niet of te laat door, omdat veel jongeren niet goed op de hoogte zijn van de risico’s. Voor jongeren die frequent blowen is het moeilijk om te stoppen of minderen met blowen. Wanneer de hulp van anderen wordt ingeroepen, wordt de meeste steun gevonden in de kring van ouders, familie en vrienden. Professionals en (buurt-)agenten kunnen cannabisproblematiek bij jongeren signaleren, maar deze taak wordt niet consequent opgepakt. Veel jongeren met afhankelijkheidsproblemen zoeken niet actief hulp, maar zij weten in toenemende mate de weg naar de gespecialiseerde verslavingszorg te vinden. In de RAR zijn geen aanwijzingen gevonden dat minderjarige blowers hun cannabis aanschaffen bij straat- of 06-dealers die ook in hard-drugs handelen. De scheiding der markten in Rotterdam Zuid lijkt dus nog steeds in tact. De RAR maakt de urgentie duidelijk van een gemeentelijk cannabisbeleid, dat is gericht op de vraagzijde van cannabis en waarin prioriteit wordt gegeven aan het terugdringen van blowen door minderjarigen. Rotterdam zet sterk in op cannabispreventie via het onderwijs. Het motto voor minderjarigen is ‘Blowen is niet normaal’. Volwassenen worden in beginsel bereikt door een preventieaanbod in de coffeeshops. Voor volwassenen geldt het motto: Blow met mate en voorkom risico’s. Het belang van deze (twee-sporen) benadering wordt door de RAR bevestigd. Wel is
!
!
7
!!!!!!!!!!!! geconstateerd dat de aanpak nog te weinig handen en voeten heeft om daadwerkelijk effect te sorteren bij buurt- en risicojongeren. De gemeente Rotterdam wordt aanbevolen om een expliciete beleidsvisie op jeugd (inclusief risicojeugd) en blowen te ontwikkelen, waarbij gezondheid, onderwijs en gezin de centrale elementen vormen. Op basis van een gedeelde beleidsvisie kan een sluitende gemeentelijke aanpak worden ontwikkeld, waarbij het zaak is alle deelgemeenten en (wijk)raden actief te betrekken. Om buurt- en risicojongeren effectief te bereiken wordt het aanbevolen om naast de school georiënteerde interventies de preventie in de buurt te intensiveren en uit te breiden, door programma’s uit te voeren die zijn gericht op de normstelling in de buurt (van jongeren, ouders en buurtbewoners) en op het deskundiger maken van de professionele omgeving van buurt- en risicojongeren: buurtagenten en medewerkers van jongerencentra en verblijfsvoorzieningen voor risicojongeren. Voor sommige jongeren die frequent blowen en met de politie in aanraking komen kan de aanpak minder vrijblijvend zijn door een betere benutting van Bureau HALT. In het kader van de groepsaanpak overlastgevende jeugd wordt aanbevolen aanvullende instrumenten te ontwikkelen die problematisch blowgedrag onder de jongeren verminderen, zonodig met hulp van drang en dwang wanneer dit het beste resultaat geeft. Tenslotte wordt aanbevolen om door middel van onderzoek na te gaan welk effect kan worden bereikt met eventuele aanvullende regelgeving (en handhaving) op blowgedrag van minderjarigen.
!
!
8
!!!!!!!!!!!!
1
Inleiding
De gemeente Rotterdam stelt zich ten doel het cannabisgebruik onder jongeren te ontmoedigen en de aan het gebruik gerelateerde problematiek bij jongeren te verminderen 1 . Enerzijds wordt ingezet op het terugdringen van het aanbod van cannabis en anderzijds wordt het gebruik ontmoedigd door strikte handhaving en voorlichting. De voorlichting over cannabis is gericht op het algemeen publiek, op scholieren van het basis- en voortgezet onderwijs en op bezoekers van coffeeshops. Een categorie jongeren die via deze kanalen mogelijk niet of onvoldoende wordt bereikt zijn de risicojongeren. In Rotterdam zijn naar schatting 35.000 risicojongeren, ofwel 20% van de jongeren tot 23 jaar. Het betreft jongeren die op enig moment hinderlijk, overlastgevend of crimineel gedrag vertonen. Een deel van deze jongeren is niet of weinig op school te vinden (drop-outs, spijbelaars, zwerfjongeren), werkt niet, hangt veelal in groepjes op straat rond, is sterk overlastgevend en is nauwelijks aanspreekbaar voor de directe omgeving. Er zijn aanwijzingen dat relatief veel jongeren cannabis gebruiken en daar problemen bij ondervinden. Er bestaat echter nog veel onbekendheid over de problematiek van cannabisgebruik bij risicojongeren, terwijl het belang van actie en interventies al wel wordt onderkend.
In opdracht van de GGD Rotterdam-Rijnmond heeft BP&O het project ‘CannabisRAR op Zuid’ ontwikkeld en uitgevoerd, hetgeen heeft geresulteerd in het onderhavige rapport. De vooraf gestelde doelen van het project zijn: Rapid Assessment en Response (RAR) is een vorm van actieonderzoek, waarmee in een betrekkelijk korte periode (twee tot vier maanden) goed onderbouwde interventies en beleidsmaatregelen worden ontwikkeld. Internationaal is de methode veelvuldig toegepast op ondermeer de problematiek van kwetsbare jongeren en druggebruik. 2 In Nederland is de methode incidenteel toegepast en beschreven. 3 Voor een uitgebreidere beschrijving van de CannabisRAR als methode wordt verwezen naar bijlage B van dit rapport. De opbouw van het rapport is als volgt. In de hoofdstukken 2 en 3 wordt een beschrijving gegeven van de bevindingen uit de assessment van het blowen door (risico)jongeren (2) en de met het blowen samenhangende problematiek (3). Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een samenvatting van de bevindingen.
1
Gemeente Rotterdam (2007), Het Rotterdamse Coffeeshopbeleid. Nota van Directie veiligheid Zie o.a. Tim Rhodes, Gerry V. Stimson, Chris Fitch, Andrew Ball, Adrian Renton, Rapid assessment, injecting drug use and public health. Lancet, Vol 354:65-68, 1999 3 Een methodische beschrijving van een RAR-proefproject naar druggebruik onder hangjongeren in de gemeente Spijkenisse is beschreven in Wouter de Jong, Tineke Bouchier, Van onderzoek naar interventies: Rapid Assessment and Response in het lokale drugbeleid. Kwalon 14 (2000), jrg 5, nr. 2: 24-29 2
!
!
9
!!!!!!!!!!!! Hoofdstuk 4 is het sleutelhoofdstuk, waarin de assessment van de ‘Response’ (beleid en interventies) centraal staat. Op basis van de bevindingen in de voorgaande hoofdstukken en een assessment van het bestaande beleid zijn aanbevelingen voor beleid en interventies geformuleerd. Hoofdstuk 5, waarin de conclusies uit het voorgaande hoofdstuk zijn samengevat, is uitgangspunt voor het Actieplan in het afsluitende hoofdstuk 6. Het Actieplan bevat twee beleidsadviezen, zeven voorstellen voor interventies en een voorstel voor nader onderzoek.
!
!
10
!!!!!!!!!!!!
2
Risicojongeren en blowen
De rapportage in dit hoofdstuk heeft betrekking op de omvang en aard van het blowen door risicojongeren, de kenmerken van de jongeren die blowen, de redenen om te blowen en de wijze waarop jongeren die blowen omgaan met de risico’s
Prevalentie van blowen
2.1
Blowen door de algemene bevolking Na alcohol en tabak is cannabis het meest populaire genotmiddel in Nederland. In alle lagen van de Nederlandse bevolking wordt geblowd, voor het merendeel door mannen en in (groot)stedelijke gebieden meer dan op het platteland. Meer dan een kwart van de Rotterdammers heeft ooit geblowd. Het aantal volwassenen in Rotterdam dat actueel blowt is twee maal zo hoog als het landelijk gemiddelde. In Charlois en Feijenoord blowen meer personen dan gemiddeld in Rotterdam.
! ! ! ! ! !
! !
Eén op de vijf volwassen Nederlanders tussen 15 en 65 jaar (22,6%) heeft ooit cannabis gebruikt (Rodenburg, 2005). Circa 1 op de 30 volwassen Nederlanders (3%) is actueel blower (Rodenburg, 2005). Er blowen ongeveer twee tot drie keer zo veel mannen dan vrouwen In Rotterdam heeft 27,7% ooit geblowd (Gezondheidsenquete 2005) Circa 1 op de 15 volwassen Rotterdammers (6,8%; 25.000 personen) is actueel blower (Gezondheidsenquete 2005) In IJsselmonde is het actueel blowen gelijk aan het stedelijk gemiddelde (6,8%), in Charlois (7,7%) en Feijenoord (8,3%) is het actueel blowen hoger dan gemiddeld. De actueel meeste blowers wonen in Delfshaven (9,7%) (Gezondheidsenquete 2005) Circa 6000 Rotterdammers blowen dagelijks. Gemiddelde leeftijd van blowers is de afgelopen jaren toegenomen van 27,3 (1997) naar 30,5 jr. (2005).
Blowen door jongeren Bij jongeren is blowen populairder dan ouderen, maar een minderheid van de jongeren heeft daadwerkelijk ervaring met blowen. Landelijk onderzoek onder scholieren heeft uitgewezen dat op 16 jarige leeftijd 1 op de 3 scholieren ooit cannabis heeft gebruikt. Het aandeel van scholieren die recentelijk hebben geblowd (de actueel blowers) ligt op circa 7% onder derdeklassers. Onder scholieren is de trend zichtbaar dat de verschillen in prevalentie tussen jongens en meisjes kleiner worden. Door autochtoon-Nederlandse en Antilliaans/Arubaanse jongeren wordt vaker en op jongere leeftijd geblowd dan Marokkaanse en Turkse jongeren. Er is geen informatie gevonden die er op wijst dat jongeren in bepaalde deelgemeenten of wijken meer kans lopen dat zij gaan blowen of cannabisgerelateerde problemen ontwikkelen. Blowen is bij jongeren in alle onderzochte wijken populair, omgeacht de afkomst van de bewoners en de mate van maatschappelijke voorspoed of achterstand in een wijk. Wanneer wordt gekeken naar de individuele woonsituatie, dan blijkt dat niet-blowers vaker thuis wonen bij hun ouders dan blowers.
!
!
11
!!!!!!!!!!!!
!
!
! !
!
Het gemiddelde actuele gebruik van cannabis onder scholieren in Rotterdam (brugklassers en derdeklassers) is 4 procent, onder de 15-16 jarigen (derdeklassers) heeft 7% recentelijk geblowd. Dit komt overeen met het landelijk gemiddelde. (Jeugdmonitor 2008) Onder derdeklassers blowen relatief meer jongeren van Nederlandse en Antilliaanse herkomst (9% en 10%) dan jongeren van Marokkaanse herkomst (2%). (Jeugdmonitor 2008) Tussen 2000 en 2006 is het aantal derdeklassers dat blowt gedaald (Jeugdmonitor Rotterdam, rapportage 2008) Het aantal scholieren dat blowt in IJsselmonde, Charlois en Feijenoord komt overeen met het stedelijk gemiddelde (5%).(GGD Rotterdam-Rijnmond, Uitvoeringsprogramma Cannabispreventie 2008-2010) Het aantal scholieren dat blowt is het hoogst in de deelgemeente HillegersbergSchiebroek (7%) (Uitvoeringsprogramma Cannabispreventie 2008-2010)
Blowen door buurt- en risicojongeren Uit diverse studies blijkt dat de omvang van blowen onder buurt- en risicojongeren aanmerkelijk hoger is dan onder scholieren en de algemene bevolking. In sommige groepen van risicojongeren is blowen minstens zo populair als het roken van tabak en het drinken. In deze groepen komt het dagelijks en riskant blowen vaker voor dan dagelijks drinken. Zwerfjongeren, gedetineerde jongeren en jongeren in spijbelprojecten blowen het vaakst. Van een aantal specifieke subcategorieën van risicojongeren is uit onderzoek bekend dat de prevalentie van actueel blowen hoog is (> 30%).
! ! ! ! ! ! ! ! ! !
buurtjongeren Heerlen, 35% (Kramer c.s. 2006) buurtjongeren Venlo, >50% (Hollands c.s. 2005) jongeren van 13 – 16 jr. op speciale scholen en spijbelprojecten, 32% (Trimbos Instituut 2009) gedetineerde jongeren van 15-17 jr., 59% (Korf c.s. 2005-a) jongeren Amsterdamse jeugdzorg, 45% (Nabben 2007) school drop-outs van 14 – 17 jr. , 55% (Nabben 2007) zwerfjongeren, 87% (Nabben 2007) thuisloze jongeren, 50% blowt regelmatig ( Hekelaar 2008) coffeeshopbezoekers, > 85% (de Jong 2008) licht verstandelijk gehandicapten 15 – 25 jaar, 33% gebruik in afgelopen jaar (Steenhuis 2009)
Naast de kenmerken van de hier genoemde risicogroepen bestaat er een licht verband tussen etnische achtergrond en de kans op blowen. Al eerder is genoemd dat jongeren van autochtoonNederlandse en Antilliaans/Arubaanse relatief vaker blowen en op jongere leeftijd beginnen met blowen. Verder zijn het vaker jongens dan meisjes die blowen.
Jongeren beschouwen blowen als normaal, wanneer het blowen dusdanig vaak voorkomt, dat bijna iedereen wel een of meerdere blowers in de directe omgeving kent, zonder dat er iets met deze mensen aan de hand is. Wij hebben geconstateerd dat blowen onder buurtjongeren en specifieke groepen risicojongeren in Rotterdam Zuid de normaalste zaak is geworden; vele jongeren zeggen letterlijk wanneer daar naar wordt gevraagd: ‘Blowen is normaal’.
!
!
12
!!!!!!!!!!!!
! ! Uit ! ! ! ! ! ! ! !
2.2
De helft van de thuisloze jongeren in Rotterdam blowt regelmatig, hiervan blowt driekwart dagelijks (Maaskant 2005) Ruim de helft van een groep Rotterdamse jongeren uit buurthuizen, spijbelprojecten en werk- en scholingsprojecten heeft geblowd en 18% blowt dagelijks (Wits c.s.1999) de RAR enquête: 53% heeft wel eens geblowd (verder aangeduid als de ‘blowers’), 24% van de blowers is meisje 75% van de blowers heeft vaker dan 5 keer geblowd (40% van de totale groep; de ‘actuele blowers’), 34% van de blowers heeft minstens 10 keer in de afgelopen 4 weken geblowd (18%; de ‘frequente blowers’) 17% van de blowers heeft dagelijks in de afgelopen vier weken geblowd (9%; de ‘riskante blowers’) Van de licht verstandelijk gehandicapte (LVG) jongeren heeft 8 van de 26 jongeren geblowd (31%). In vergelijking met buurtjongeren stellen de LVG-jongeren vaker, dat zij blowen niet normaal vinden. Jongeren en sleutelinformanten in Rotterdam bevestigen dat blowen onder buurtjongeren en subgroepen van risicojongeren wijdverspreid is (RAR interviews en sleutelinformanten)
Kenmerken van risicojongeren die blowen
Wie, waar, wanneer en wat De eerste joint word in de regel gerookt met vrienden. De gemiddelde startleeftijd van de eerste joint bij de onderzochte jongeren in Rotterdam Zuid ligt met 15 jaar anderhalf jaar lager dan de gemiddelde leeftijd in Nederland waarop jongeren tussen de 15 – 24 jaar voor de eerste keer blowen. Het hebben van vrienden die blowen hangt samen met het ontstaan van een patroon van riskant blowen. Jongeren die riskant blowen hebben vaker vrienden die blowen dan jongeren die incidenteel of niet blowen. Ook hebben jongeren die veel blowen meer moeite met het weigeren van een joint dan jongeren die minder vaak of niet blowen. Voor de meeste jonge blowers in Rotterdam Zuid is het blowen een sociaal gebeuren. De jongeren blowen bij voorkeur ’s avonds met vrienden op straat, maar er kan ook op een andere locatie en moment worden geblowd. Minderjarige blowers blowen bijna uitsluitend op straat. Met het stijgen van de leeftijd wordt vaker in de coffeeshop of thuis geblowd. Normen en sociale rituelen lijken bij het kiezen van plaats en moment van blowen geen grote rol te spelen. Plaats en moment zijn meer pragmatisch ingegeven (geld beschikbaar, ouders niet in de buurt). ’s Ochtends een joint op weg naar school ligt dan meer voor de hand dan in het weekend thuis een joint roken. Blowen op straat is vooral populair bij jongeren die niet thuis kunnen of mogen blowen. Een aantal blowers is selectief als het gaat om de vraag waar op straat wordt geblowd. De thuiswonende jongeren die van de ouders niet mogen blowen lopen eerst een straatje om voordat een joint wordt opgestoken. Het combineren van een joint met een ander genotmiddel komt geregeld voor. De meeste blowers kiezen dan voor alcohol. Maar enkelen hebben belangstelling in harddrugs.
!
!
13
!!!!!!!!!!!! Ook uit andere studies in Nederland onder buurtjongeren en risicojongeren blijkt dat de belangstelling voor harddrugs zeer beperkt is.
De gemiddelde leeftijd in Nederland waarop jongeren tussen de 15 – 24 jaar de eerste keer blowen ligt op 16,4 jaar (NDM jaarbericht 2007).
!
Uit de RAR enquête: ! De gemiddelde leeftijd bij het roken van de eerste joint is 15 jaar. ! Bij 71% van de blowers bestaat een voorkeur om samen met vrienden te blowen, 17% blowt meestal alleen. ! De straat is de meest favoriete plaats om te blowen (55%), gevolgd door thuis (19%). ! 21% zegt regelmatig op school of werk te blowen, 23% doet dit soms. ! De meeste blowers roken hun joints s’avonds (81%), van hen blowt tweederde ook op een ander moment van de dag. ! Een kwart van de blowers (25%) rookt in de ochtend de eerste joint. ! 43% van de blowers zegt gelijktijdig met het blowen wel eens alcohol te drinken. ! Een kleine 6% van de blowers (allemaal meerderjarig) gebruikt wel eens harddrugs in combinatie met een joint.
Kennis en beleving van de effecten De kennis van de effecten is het meest uitgebreid en uitgesproken bij de tijdens en direct na het blowen beleefde effecten. Deze worden in de regel als positief wordt ervaren. Jongeren zijn niet goed op de hoogte van minder zichtbare en langere termijn effecten van het blowen, zoals vermindering van het geheugen of achteruitgang van het concentratievermogen. De meeste jongeren die blowen vinden het effect prettig. Het meest genoemde effect is ontspanning. Een tweede veelgenoemde effect is dat het stoned of high zijn een lekker gevoel geeft. Een derde vaak genoemd effect is dat het blowen problemen (tijdelijk) helpt te vergeten: blowen als zelfmedicatie. ! ! ! ! !
! !
Driekwart van de blowers (75%) zegt dat blowen regelmatig of altijd ontspant (RAR enquête). Jongeren benoemen het ontspannende effect van blowen als ‘relaxed’, rustgevend, tegen de stress, ontspannend, even aan niks anders denken (RAR interviews jongeren) Ruim tweederde van de blowers (68%) vindt het stoned/high zijn een lekker gevoel dat zij regelmatig of altijd ervaren (RAR enquête) Bijna de helft (46%) van de blowers ervaart regelmatig of altijd dat zij bij het blowen niet aan problemen denken (RAR enquête) Het niet aan problemen denken als reden om te blowen wordt diverse keren genoemd in interviews met jongeren en sleutelinformanten. Dit effect wordt ook benoemd als: ‘de zorgen vergeten’, ‘de tijd sneller voorbij laten gaan’, ‘ontsnappen aan de realiteit’. (RAR interviews) Ongeveer de helft van de blowers meent dat blowen het concentratievermogen verslechtert, terwijl een derde het daar niet mee eens is. (RAR enquête) Sommige scholieren blowen voor het examen in de verwachting dat het de prestatie verbetert. (RAR- interview)
Aanschaf: waar en bij wie De meeste jongeren die blowen kopen hun cannabis bij de coffeeshop. Minderjarige blowers krijgen hun cannabis meestal van anderen, een deel ziet toch kans om via de coffeeshop aan cannabis te komen. Opvallend is dat relatief veel minderjarigen zeggen hun cannabis bij de coffeeshop te
!
!
14
!!!!!!!!!!!! halen, omdat minderjarigen niet zijn toegestaan in coffeeshops. Een mogelijke verklaring is dat de jongeren groepsgewijs cannabis inkopen, waarbij de aankoop wordt gedaan door een jongere van 18 jaar of ouder uit de groep. Als aankoopcriterium is kwaliteit belangrijker dan prijs.. Van straatdealers wordt door risicojongeren die blowen weinig gebruik gemaakt, ook niet van dealers die in harddrugs handelen. Voor cannabishandel op of nabij school zijn geen aanwijzingen gevonden. ! ! ! ! !
Tweederde van de blowers (67%) koopt cannabis voornamelijk bij de coffeeshop. (RAR enquête) 40% van de minderjarige blowers koopt cannabis bij de coffeeshop en 53% koopt het niet zelf maar krijgt het altijd (RAR enquête) Geen van de blowers zegt cannabis op of in de buurt van school te kopen. (RAR enquête) 6% koopt bij een straatdealer, van de minderjarige blowers koopt 7% bij een straatdealer. (RAR enquête) Bij coffeeshopbezoekers hebben de koopcriteria met name te maken met kwaliteit: effect, smaak en sterkte zijn de belangrijkste koopcriteria. Prijs is geen belangrijk criterium (Korf 2004)
Kosten en bekostiging De kosten van het blowen zijn afhankelijk van hoe vaak en hoe veel wordt geblowd. De door de jongeren genoemde cannabiskosten variëren tussen een tientje en enkele honderden euro’s per maand, met enkele uitschieters tot 600 euro per maand. De meeste jonge blowers vinden het geen groot probleem om de prijs van blowen te betalen. Uit de interviews is ook niet gebleken dat de prijs een belangrijk aankoopcriterium is. Veel jongeren werken (al dan niet naast hun studie), hetgeen kennelijk voldoende inkomsten genereert. Van de minderjarigen die blowen, en vaker niet werken, betaalt de helft meestal niets voor hun cannabis; zij krijgen het meestal van anderen. ! ! !
2.3
De helft van de minderjarige blowers koopt de cannabis niet zelf maar krijgt deze meestal. (RAR enquête) Bezoekers van coffeeshops besteden gemiddeld rond de 100 euro per maand aan cannabis (Korf 2004). Tweederde van de blowers werkt (64%), al dan niet in combinatie met het volgen van een studie. Ter vergelijking: 23% van de niet-blowers werkt. (RAR enquête)
Samenvatting
- Het blowen onder risicojongeren is wijdverbreid en komt aanmerkelijk vaker voor dan in de algemene bevolking of onder scholieren. Prevalentie van actueel blowen varieert van 30% onder straat- of buurtjongeren tot 80% in specifieke subgroepen van risicojongeren - In de algemene bevolking is blowen veel minder populair dan tabak roken of drinken. Landelijk blowt naar schatting 1 op de 30 volwassenen; in Rotterdam 1 op de 20. Bij jongeren is blowen aanzienlijk populairder dan ouderen.
!
!
15
!!!!!!!!!!!! - Onder buurt- en risicojongeren is blowen normaal geworden. In sommige groepen is blowen populairder dan het roken van tabak en het drinken van alcohol. - De gemiddelde leeftijd bij het roken van de eerste joint is 15 jaar. - Een substantiële groep risicojongeren blowt riskant. Frequent en dagelijks blowen komt onder de jongeren vaker voor dan dagelijks drinken. - Risicojongeren blowen bij voorkeur met hun vrienden op straat. Voor de meeste jonge blowers is het blowen een sociaal gebeuren. Minderjarige blowers blowen bijna uitsluitend op straat, met het stijgen van de leeftijd wordt vaker in de coffeeshop of thuis geblowd. - Jongeren blowen omdat ze het ontspannend en prettig vinden. Opvallend veel jongeren blowen ook om niet aan problemen te hoeven denken. - De kennis van de effecten is bij de meeste jonge blowers beperkt tot de vaak positieve effecten die zij zelf ervaren. - De meeste jongeren, die blowen kopen hun cannabis bij de coffeeshop. Minderjarige blowers krijgen hun cannabis meestal van anderen, een deel ziet toch kans om via de coffeeshop aan cannabis te komen. Van straatdealers wordt door risicojongeren die blowen weinig gebruik gemaakt, ook niet van dealers die in harddrugs handelen. - Risicojongeren die blowen roken vaak tabak en drinken alcohol. Voor harddrugs als cocaïne en heroïne bestaat weinig belangstelling. - Er is geen duidelijk verband tussen etnische achtergrond en de kans op blowen. Ook de kans op dagelijks blowen door risicojongeren lijkt niet in verband te staan met etnische achtergrond en geslacht. Jongeren van autochtoon-Nederlandse en Antilliaans/Arubaanse afkomst hebben beginnen vaker op jonge leeftijd met blowen. Het zijn vaker jongens dan meisjes die blowen. - Er is geen informatie gevonden die er op wijst dat jongeren in bepaalde deelgemeenten of wijken meer risico lopen op blowen en cannabisgerelateerde problematiek. Wanneer wordt gekeken naar de individuele woonsituatie, dan blijkt dat niet-blowers vaker thuis wonen bij hun ouders dan blowers. - Jongeren blowen bij voorkeur samen met vrienden. Jongeren die blowen en vrienden hebben die ook blowen, hebben meer kans op een riskante blowstijl. - De meeste risicojongeren die blowen doen dat meestal op straat en ‘s avonds. In tegenstelling tot het drinken van alcohol is de invloed van regels en sociale rituelen bij de keuze van plaats en moment van blowen beperkt. Tweederde van de blowers die meestal savonds blowen blowt ook op een ander moment van de dag. Een kwart van de blowers rookt (ook) s’ochtends. - Jongeren op Zuid kunnen betrekkelijk eenvoudig aan cannabis komen tegen een prijs die voor hen goed te betalen is.
!
!
16
!!!!!!!!!!!!
3
Risico’s en problemen door het blowen
3.1
Riskant blowen en afhankelijkheid
Kwetsbaarheid voor risico’s De keuze van jongeren om te beginnen met blowen lijkt niet samen te hangen met opleiding, woonbuurt of sociaal economische positie van het gezin. In alle sociale lagen wordt geblowd. De eerste joint wordt in de regel met vrienden gerookt. Voor de jongeren is blowen in eerste instantie een ritueel om te socialiseren onder vrienden in het proces van volwassenwording, vergelijkbaar met de functie van de eerste sigaret of glas bier (zie ook Korf, 2003). Blowen is genormaliseerd in brede lagen van de samenleving. Risicojongeren verschillen wat dat betreft niet van andere jongeren. De kwetsbaarheid van risicojongeren speelt een rol bij de keuze van de jongeren om het blowen te continueren, of om van sociaal blowen door te schieten naar afhankelijkheid of een riskant blowpatroon. Voor een deel zit dat in het effect van cannabis als pijnbestrijder. Risicojongeren die te kampen hebben met achterliggende problematiek (sociaal, psychosociaal, psychiatrisch, somatisch, gezinsproblematiek) kunnen ervaren dat blowen de pijn verlicht. Een aantal geïnterviewde jongeren heeft expliciet aangegeven dat het blowen voor hen een vorm van zelfmedicatie is. Door ‘stoned’ te zijn worden problemen vergeten en passeert de tijd sneller. Een blowpatroon, waarbij het streven is om van ‘s-ochtends tot ‘s-avonds stoned te zijn, zijn wij bij diverse jongeren tegengekomen. Het patroon is vergelijkbaar met het gebruikspatroon van een alcoholist, die drinkt om te vergeten. Het middel en de vorm van de joint is anders dan alcohol, en door velen wordt dit patroon als zodanig niet herkend. Extra kwetsbaar voor risico’s zijn jongeren die op jonge leeftijd beginnen met blowen (voor het 17e jaar). Omdat het brein op die leeftijd nog niet is uitontwikkeld bestaat kans op blijvende cognitieve schade.
! !
!
!
!
!
Bijna de helft (46%) van de blowers ervaart regelmatig of altijd dat zij bij het blowen niet aan problemen denken (RAR enquête) Het niet aan problemen denken als reden om te blowen wordt diverse keren genoemd in interviews met jongeren en sleutelinformanten. Dit effect wordt ook benoemd als: ‘de zorgen vergeten’, ‘de tijd sneller voorbij laten gaan’, ‘ontsnappen aan de realiteit’. (RAR interviews) Docenten van twee verschillende scholen voor voortijdige schoolverlaters zien een verband tussen het blowen van de jongeren en de (soms vele) problemen die deze jongeren hebben; zij menen dat een aantal scholieren blowt om problemen te vergeten. (RAR sleutelinformanten) In een vergelijkend onderzoek naar abstinente blowers die vóór en ná hun 17e jaar zijn begonnen met blowen, bleken de blowers die voor hun 17e jaar waren begonnen cognitief minder goed te presteren (Van den Brink 2006) De gemiddelde leeftijd van de eerste joint is 15 jaar (RAR enquete)
!
17
!!!!!!!!!!!! De woonomgeving De woonomgeving van jongeren heeft invloed op het blowgedrag van jongeren. Jongeren die in een institutionele woonomgeving verblijven, zoals thuisloze, gedetineerde en LVG-jongeren, blowen vaker dan jongeren die thuis wonen. Ook zelfstandig wonende jongeren blowen vaker dan jongeren die bij de ouders thuis wonen, maar dat verschil kan ook worden verklaard door de jongere leeftijd van de thuiswonende jongeren. Anderzijds kunnen juist ouders bij thuiswonende kinderen het verschil maken door de controlerende rol die zij vervullen.
!
De houding van ouders ten opzichte van cannabis en blowen heeft invloed op het blowgedrag van hun kinderen. (Jenkins 2006)
Frequent en dagelijks blowen Naarmate jongeren vaker blowen, wordt het risico groter op het ontstaan van afhankelijkheid en lichamelijke, psychische en cognitieve problemen. In Rotterdam Zuid blowt een aanzienlijke groep risicojongeren frequent en riskant (dagelijks). Dagelijks blowen komt onder de jongeren vaker voor dan dagelijks drinken. Dit komt overeen met het landelijk beeld van diverse in andere steden uitgevoerde studies.
!
!
!
Onder jongeren in de jeugdzorg in Amsterdam zijn de aantallen jongeren die drinken en blowen ongeveer even groot (54% is actueel drinker en 45% is actueel blower), maar het aantal dagelijkse blowers is aanzienlijk groter dan het aantal dagelijkse drinkers (15% versus 1% van de jeugdzorg jongeren). (Nabben 2007) Onder ruim 400 in 2008 geïnterviewde bezoekers van Rotterdamse coffeeshops bleek ruim 72% van alle geïnterviewde bezoekers dagelijks te blowen en 76% van de jongste groep bezoekers (18 – 21 jaar) blowde dagelijks. (De Jong 2008) Onder 14 – 17 jarige jongeren van Rotterdamse buurthuizen en spijbelprojecten was 35% dagelijks blower, tegenover 4% dagelijks drinker. (Wits c.s. 1999)
De sterkste roes Met name op jonge leeftijd kan het blowen een intensief en riskant patroon hebben, waarbij de jongere op zoek is naar de sterkste roes. Jonge blowers met dit patroon lopen het grootste risico op afhankelijkheid. Naarmate men ouder wordt stabiliseert het gebruik zich vaak.
!
! ! !
!
Jonge blowers (onder 25 jaar) zoeken vaker naar de sterkste roes, terwijl de oudere blowers (36 jaar en ouder) hun gebruik laten leiden door een stabiel gebruikspatroon, waarop de roes of de sterkte van wiet nauwelijks van invloed is (Korf 2004). 70% van de blowers jonger dan 20 jaar behoort tot het type dat de sterkste roes zoekt. (Korf 2004) Jongeren die blowen voor de sterkste roes consumeren vaker en/of meer wiet met een hoger THC-gehalte en inhaleren de cannabis dieper dan andere blowers. (Korf 2004) Diverse geïnterviewde jongeren melden dat zij na een onstuimige periode van veel blowen de hoeveelheid cannabis hebben geminderd tot een stabiel patroon. (RAR interviews)
!
18
!!!!!!!!!!!! Afhankelijkheid of blowen uit gewoonte Een minderheid van de risicojongeren die blowen is afhankelijk van cannabis, een groter aantal jongeren blowt frequent en loopt risico op afhankelijkheid. Jong beginnen met blowen in combinatie met achterliggende problematiek vergroot de kans op afhankelijkheid. Afhankelijkheid of verslaving als reden om te blowen wordt niet vaak genoemd. De meeste jongeren vinden zich zelf niet afhankelijk en verwachten ook niet dat zij zelf risico lopen om afhankelijk te raken. Daarnaast vinden jongeren het niet prettig om zich zelf als verslaafde te zien. Jongeren vinden wel vaker dat zij uit gewoonte blowen, maar de meeste jongeren zouden het geen afhankelijkheid willen noemen.
! !
!
!
3.2
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat circa een op de tien blowers afhankelijk raakt (van den Brink 2006) Factoren die de kans op cannabisafhankelijkheid verhogen zijn: - gedurende een lange periode veel cannabis gebruiken (van den Brink 2006; Trimbos Instituut 2007) - op jonge leeftijd starten met blowen (Biesma 2007) - problemen met functionern, zoals delinquent gedrag en psychopathologie (Biesma 2007) - achterliggende motivatie, met name: blowen om je beter te voelen (Biesma 2007) - afhankelijk zijn van andere middelen (Trimbos Instituut 2007) Bijna tweederde van de blowers (63%) denkt dat zij niet afhankelijk van blowen kunnen raken. Voor één op drie geldt dus dat zij dat wel als een reëel risico zien (RAR enquête). Een minderheid van de blowers (16%) ziet zich zelf als verslaafd aan blowen. (RAR enquête) Vier op de tien blowers (39%) is van mening dat blowen een gewoonte voor ze is (RAR enquête)
Problemen door blowen
Lichamelijke klachten De meeste blowers ervaren geen lichamelijke klachten van het blowen. Blowen leidt wel tot diverse directe lichamelijke effecten, die door blowers in de regel niet als klachten worden ervaren. Blowers die afhankelijk zijn en stoppen met blowen kunnen onthoudingsverschijnselen vertonen. Lichamelijk klachten kunnen ontstaan door het effect van blowen op het hart en op de longfunctie. Blowen heeft effect op het hart: de hartslag stijgt, de bloeddruk daalt en een draaierig en duizelig gevoel kan ontstaan. Soms kan dit leiden tot flauw vallen. Blowen kan leiden tot een verslechtering van de longfunctie. Veel jongeren zijn op de hoogte van dit effect maar hebben er geen last van. Wanneer jongeren actief sporten kan het achteruit gaan van de conditie reden zijn om te minderen of stoppen.
!
!
19
!!!!!!!!!!!! Van de blowers zegt 80% van de blowers dat zij nooit lichamelijke klachten hebben gehad door het blowen. (RAR enquête) Lichamelijke effecten van blowen: op de ogen (rood, verwijde pupillen), mond (droge mond/dorst, lachspieren), maag (vergrote eetlust), ledematen (zwaar, slappe spieren, lusteloos gevoel) en hart (stijging hartslag, daling bloeddruk, draaierig, duizelig). Blowers die stoppen kunnen een cannabisonthoudingssyndroom ervaren, met de volgende kenmerken: prikkelbaarheid, rusteloosheid, angst, slaapstoornissen, stoornissen in de eetlust en maagklachten (Van den Brink 2006) Enkele geïnterviewde jongeren noemen longklachten, hartkloppingen en flauw vallen als reden waarom zij geminderd/gestopt zijn met blowen. (RAR interviews) Blowen vermindert de longfunctie: Blowers hebben grotere kans op luchtweginfecties en chronische longaandoening COPD (Rigter 2004) Onder de blowers is 61% op de hoogte van het schadelijke effect van blowen op de longen. (RAR enquete)
! !
!
! ! !
Voor jongeren die sporten kan de verslechtering van de conditie reden zijn om te minderen of stoppen met blowen. (RAR interviews)
!
Cognitieve en psychische klachten Weinig jonge blowers hebben psychische of cognitieve klachten van het blowen. Veel jonge blowers blijken niet op de hoogte van het effect van blowen op het geheugen. Vast staat dat blowen lijdt tot stoornissen in de aandacht en het (korte termijn) geheugen. In de regel herstelt het geheugen zich geleidelijk, nadat men is gestopt met blowen (meestal binnen een maand). Soms kan blijvende schade aan de hersenen ontstaan. Bij het jong beginnen met blowen (voor het 17e jaar) en bij langdurig (meer dan 10 jaar) en frequent blowen kunnen cognitieve prestaties blijvend achter blijven. Het risico bij jonge blowers is dat blowen de ontwikkeling van de prefrontale cortex beïnvloedt en de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van de jongeren wordt belemmerd. Uit diverse internationale studies blijkt een samenhang te bestaan tussen blowen en psychiatrische problematiek. Over wat oorzaak en gevolg is bestaat nog veel discussie, maar onderzoekers zijn in toenemende mate geneigd om het blowen als oorzaak te beschouwen voor het ontstaan van psychoses. ! !
! ! ! !
!
!
Onder de blowers blijkt iets meer dan de helft (57%) op de hoogte te zijn van de verslechtering van het korte termijn geheugen door het blowen. (RAR enquete) In een vergelijkend onderzoek naar abstinente blowers die vóór en ná hun 17e jaar zijn begonnen met blowen, bleken de blowers die voor hun 17e jaar waren begonnen cognitief minder goed te presteren (Van den Brink 2006) De gemiddelde leeftijd van de eerste joint is 15 jaar (RAR enquete) Van de blowers zegt 8% regelmatig of altijd psychische klachten te hebben door het blowen (RAR enquête) Bij depressiviteit is het THC gehalte mogelijk van invloed. Maar ook: mensen met neiging tot depressie zijn eerder geneigd te blowen. (Biesma 2007). In een redactioneel commentaar in de Lancet stellen de auteurs dat een oorzakelijk verband tussen blowen en het hebben van een psychose niet 100% kan worden vastgesteld, maar dat er inmiddels voldoende argumenten zijn om jongeren die blowen te waarschuwen voor het risico van een psychose (Nordentoft en Hjorthøj 2007) Personen die cannabis hebben gebruikt hebben 40% meer kans op het krijgen van een psychose dan personen die nooit hebben gebruikt (Nordentoft en Hjorthøj 2007)
!
20
!!!!!!!!!!!! Afhankelijkheid Jongeren die veel blowen lopen een verhoogd risico op afhankelijkheid. Dit risico is groter bij blowers met achterliggende psychische of sociale problematiek en bij blowers die jong zijn begonnen met blowen. Kenmerkend voor afhankelijkheid van genotmiddelen is het controleverlies bij de gebruiker; hij of zij gebruikt meer dan deze zich had voorgenomen, laat het doen en denken voor een belangrijk deel door cannabis bepalen, maar slaagt er niet in om te minderen of te stoppen. De afhankelijkheid van blowen is voor een belangrijk deel psychisch van aard. Blowers raken niet snel lichamelijk afhankelijk van cannabis. Wel kunnen blowers die stoppen lichamelijke effecten ervaren, door de geïnterviewde jongeren worden deze effecten sporadisch genoemd.. Blowers (en hun omgeving) kunnen last hebben van afhankelijkheid. Het meest genoemd zijn de psychische afhankelijkheid en moeite om te stoppen of te minderen. Blowers, die afhankelijk zijn en stoppen, kunnen last hebben van het cannabisonthoudingssyndroom.
Er is een samenhang tussen veel blowen, het afhankelijk zijn van blowen en de aanwezigheid van zware sociale en psychische problematiek. De kans op afhankelijkheid neemt toe naarmate er sprake is van zwaardere (achterliggende) problematiek. De verklaring moet gezocht worden in een combinatie van het cognitieve effect van THC, de THC-sterkte van de cannabis en de kenmerken van de blower. Hoe sterker de cannabis, hoe groter de kans op afhankelijkheid. De kans op afhankelijkheid wordt groter wanneer de blower op zoek is naar ‘de sterkste roes’. Het roeseffect van cannabis is met name aantrekkelijk voor (jonge) blowers met achterliggende problematiek. Blowen heeft de functie van zelfmedicatie gekregen, met cannabis als pijnstiller. In dat geval ligt afhankelijkheid op de loer, omdat het stoppen met blowen extra pijnlijk kan zijn vanwege een hernieuwde confrontatie met pijnlijke zaken. Het risico is groot dat bij deze jongeren de problematiek sluimerend aanwezig blijft of kan toenemen, omdat het blowen (de roes, het vergeten, de lusteloosheid) de benodigde prikkels om iets te doen aan de eigen situatie wegneemt. ! !
! ! !
! !
!
Blowers die stoppen kunnen lichamelijke verschijnselen ervaren, zoals rusteloosheid, slaapproblemen en vreemde dromen (Biesma 2007). Kans op afhankelijkheid neemt toe bij langdurig frequent gebruik, vroege leeftijd starten met blowen, werkloos zijn en geschiedenis van gewelddadigheid hebben (RIVM 2006; Rigter 2002; Biesma 2007). Jong starten met blowen geeft grotere kans op latere afhankelijkheidsproblemen (Rigter 2002) Blowers die de sterkste roes willen lopen meer kans op afhankelijkheid.(Korf 2004) Blowers van het type de sterkste roes willen het sterkste effect van blowen ervaren. Zij roken pure cannabis, inhaleren dieper en consumeren cannabis met een hoog THC gehalte. Vaak zijn dit blowers jonger dan 20 jaar. (Korf 2004). Het vergeten van of niet denken aan problemen wordt door jongeren vaak genoemd als reden om te blowen. (RAR interviews en sleutelinformanten) Van de blowers zegt 46% dat zij door het blowen regelmatig of altijd ‘niet aan problemen denken’ (RAR enquête)
!
21
!!!!!!!!!!!! Probleemgedrag: oorzaak of gevolg? Bij het gebruik van de meeste genotmiddelen (alcohol- en ander drugsgebruik) geldt dat er een samenhang is tussen de gebruikte hoeveelheid en problematisch gedrag. Het veel en frequent blowen hangt samen met probleemgedrag. Jongeren die regelmatig drinken of blowen, vertonen vaker probleemgedrag dan leeftijdsgenoten die dat niet of minder vaak doen. Niet duidelijk is of en in welke mate er sprake is van oorzaak en gevolg. Vroegtijdig schoolverlaters hebben dezelfde persoonskenmerken als jongeren die vaak blowen, maar het staat niet vast dat veel blowen leidt tot vroegtijdig schoolverlaten. Mogelijk dat jongeren die slecht presteren op school vaker gaan blowen om de confrontatie met de consequenties minder pijnlijk te laten zijn. Blowen als vorm van zelfmedicatie. Maar wellicht moet de samenhang tussen blowen en probleemgedrag worden verklaard door een overlap van risicofactoren, die zowel het gebruik van alcohol, tabak en cannabis als het probleemgedrag veroorzaken.
!
Enkele jonge blowers noemen adhd of een onrustig karakter als reden om te blowen; van blowen word je rustig en relaxed (RAR interviews)
Sociale contacten en relaties De meeste blowers zien weinig negatieve effecten van het blowen op hun sociale contacten en relaties. Ook in de onderzoeksliteratuur is geen eenduidig verband vastgesteld tussen blowen en sociale problemen. Blowen kan wel bestaande sociale problemen in stand houden of versterken. De meeste blowers vinden niet dat het blowen leidt tot relationele problemen. Wat betreft de relaties in het ouderlijk huis valt wel op dat veel ouders het blowgedrag van de jongeren niet accepteren. Thuiswonende minderjarige blowers hebben in de regel te maken met een blowverbod thuis. Maar jongeren zijn vaardig in het voorkomen van problemen. De praktijk is dat ouders vaak niet weten dat hun kinderen blowen. Door buiten het zicht van ouders te blowen (buiten, in een andere straat of parkje), wordt een confrontatie met ouders ontlopen. Moeilijker te ontlopen is een confrontatie met een vaste vriend of vriendin, dat door jongeren vaker wordt genoemd als relatie waarmee een probleem is door het blowen. Een door jongeren genoemd effect van (veel) blowen is dat je er lusteloos van wordt, dat kan lijden tot vermindering van sociale activiteit. Wanneer jongeren redenen bedenken om te minderen of te stoppen noemden zij vaak het hebben of krijgen van een partner-relatie De kans op sociale problemen neemt toe wanneer meer wordt geblowd, afhankelijkheid optreedt en de jongeren minder in staat zijn om de effecten op gedrag en inkomen te handelen. Bestaande sociale problemen, waarmee met name risicojongeren kampen, kunnen door veel blowen in stand worden gehouden of versterkt worden. Op sociale contacten in de buurt heeft blowen in de ogen van buurtjongeren zelf nauwelijks een verstorend effect. Buurtbewoners zelf kunnen daar anders tegen aan kijken (zie onder overlast).
!
!
22
!!!!!!!!!!!! ! ! !
!
De meest blowers hebben nooit of zelden problemen met vrienden (81%), ouders (78%), andere familie (78%) en vaste vriend(in) (72%) (RAR enquete) Van scholieren uit het voortgezet onderwijs in Rotterdam zegt 75% dat de ouders niet weten dat zij blowen (Risselada 2008). Jongeren met een islamitische achtergrond hebben vaker een blowverbod thuis dan jongeren met een Surinaamse, Antilliaanse en autochtoon-Nederlandse achtergrond. (RAR interviews en sleutelinformanten) Geen van de geïnterviewde jongeren meldt dat door het blowen een probleem met buurtbewoners is ontstaan. (RAR interviews)
School en werk Blowen is niet bevorderlijk voor prestaties op school of werk. Hoewel een causaal verband tussen blowen en slechte schoolprestaties niet is bewezen, is het aannemelijk dat blowen niet bevorderlijk is voor de schoolprestaties. Blowen vermindert immers het concentratievermogen en tast het geheugen aan. Verder: Jonge blowers verlaten vaker vroegtijdig school dan niet-blowers en scholieren die in spijbelprojecten worden opgevangen zijn vaker blower. Er kan weinig twijfel over zijn dat blowen vooraf of tijdens lesuren niet bevorderlijk is voor het aandachtig volgen van de lessen. Toch lijken veel jongeren zich daar niet van bewust of weinig van aan te trekken. De helft van de scholieren in het voortgezet onderwijs in Rotterdam is van mening dat blowen geen negatief effect heeft op schoolprestaties. Een deel van de jonge blowers blowt voordat het eerste lesuur is begonnen. Een aantal jongeren vindt dat zij beter presteren door voor een examen te blowen.
! ! ! !
Onder veel scholieren wordt blowen tijdens schooldagen afgekeurd (Risselada 2008). Onderzoek heeft aangetoond dat op jonge leeftijd blowen de kans dat school wordt afgemaakt verkleint (Biesma 2007). Tweederde van de blowers (66%) zegt nooit door het blowen problemen te hebben met school (RAR enquête) De helft van de Rotterdamse scholieren in het v.o. is van mening dat blowen geen negatieve invloed heeft op de schoolprestaties (Risselada 2008).
Financieel De meeste jonge blowers ervaren geen financieel probleem door het blowen. De bestedingen van de jongeren in Rotterdam-Zuid variëren tussen enkele tientjes en 200 euro per maand, met enkele uitschieters tot 600 euro per maand. De meeste jongeren kunnen hun uitgaven voor cannabis uitstekend betalen. Toch komt een deel van de jongeren soms in geldnood door het blowen. In de regel wordt dit opgelost door te minderen met blowen en/of door een maximum te stellen aan het beschikbare budget voor cannabis. Enkele jongeren die veel blowen maken melding van criminele activiteiten als (extra) bron van inkomsten, waarmee nog niet is gezegd dat geldnood door blowen de reden is voor het plegen van criminaliteit.
!
!
23
!!!!!!!!!!!! ! !
25% van de blowers is wel eens in geldnood gekomen door het eigen blowgedrag. (RAR enquête) Twee jongeren die veel blowen noemen diefstal als extra inkomstenbron om het blowen te financieren. (RAR interviews)
Overlast Het in groepjes blowen op straat kan een lichte vorm van overlast veroorzaken bij omwonenden of passanten, maar er zijn geen aanwijzingen dat blowen op grote schaal overlast veroorzaakt. Hinderlijk gedrag of probleemgedrag van groepen jongeren kan ernstig overlastgevend zijn voor omwonenden of passanten. Een aanzienlijk deel van de overlastgevende jongeren blowt. Het lijkt dat het overlastgevend gedrag gerelateerd is aan het blowen. Toch hebben wij geen aanwijzingen gevonden dat het blowen zelf leidt tot veel overlast. Wel kunnen jongeren onder invloed van cannabis minder goed aanspreekbaar zijn wanneer hun gedrag overlastgevend is. De politie krijgt klachten van buurtbewoners over jongeren die blowen en overlast veroorzaken. Het gaat dan vaak om hinderlijk gedrag van de jongeren, een directe relatie met blowen lijkt er niet te zijn. Wanneer jongeren in portiekjes blowen kunnen buurtbewoners wel directe hinder van de blowlucht ondervinden, maar dit komt niet op grote schaal voor. In specifieke situaties, zoals een druk overdekt winkelgebied dat is ingesteld op een breed publiek, kan blowen evenals drinken en roken als hinderlijk worden ervaren en schadelijk voor de lokale economie. Een algeheel verbod op drank en drugsgebruik in het betreffende gebied blijkt afdoende effect te hebben.
Geweld en criminaliteit Volgens de toxicologische literatuur is cannabis niet agressieversterkend. Problemen met de politie direct als gevolg van blowen worden weinig gerapporteerd. Wel hebben blowers zowel als dader en als slachtoffer vaker met geweld en criminaliteit te maken. De verklaring hiervoor is niet duidelijk. Er is geen reden om aan te nemen dat blowen leidt tot geweld en criminaliteit. In het middel cannabis zitten voor zover bekend geen stoffen die criminaliteits- en geweldsbevorderend zijn, in tegenstelling tot bijvoorbeeld alcohol, waarvan bekend is dat het agressie versterkt. Toch is de prevalentie van blowen onder gedetineerde jongeren erg hoog. Uit nader onderzoek naar geweldsincidenten onder jonge gedetineerden blijkt dat de jongeren onder invloed van blowen vaker in aanraking komen met geweld (zowel als slachtoffer en als dader) dan wanneer zij niet zouden blowen. Hetzelfde verband is ook met alcohol gevonden. Het is niet duidelijk wat de verklaring is. Mogelijk dat blowen net als alcohol ontremmend werkt; opkomende gevoelens van agressie worden sneller geuit. Ook mogelijk is dat jongeren onder invloed van drank of cannabis het geweld minder snel zien aankomen, en zijn ze daarom minder goed in staat om geweld te voorkomen.
!
!
24
!!!!!!!!!!!!
! !
! !
Relatief veel jongeren die delinquent en agressief gedrag vertonen blowen. Dit is geen causaal verband. (Monshouwer c.s. 2006) Het meeste geweld onder gedetineerde jongeren en drop-outs houdt geen verband met cannabis of andere drugs. Voor eenderde deel van de geweldsincidenten hangt het geweld wel samen met het onder invloed zijn van cannabis (psychofarmakologisch geweld). De verklaring hiervoor is niet duidelijk (Korf c.s. 2005-a) Door de jongeren worden geen geweldsincidenten onder invloed van blowen gemeld. (RAR interviews) Jongeren die onder invloed zijn van cannabis zijn minder goed aanspreekbaar op hun gedrag (RAR sleutelinformant politie)
Blowen in het verkeer Rijden onder invloed van cannabis is in Nederland verboden. Het rijden onder invloed van cannabis verhoogt het risico op verkeersongevallen. Veel jongeren die blowen zijn zich daar nauwelijks van bewust of gedragen zich er niet naar. Ook Rotterdamse jongeren die blowen maken zich niet druk te maken over risico’s in het verkeer. Blowen lijdt tot vermindering van het reactievermogen en brengt risico’s in het verkeer met zich mee. Hoewel rijden onder invloed van drugs is verboden, laat handhaving te wensen over, onder ander door het ontbreken van een handzame speekseltest. Nu wordt jaarlijks bij circa 800 personen een proces verbaal opgemaakt wegens rijden onder invloed van drugs. Op dit moment wordt een proef met een drugs-speekseltest gedaan in de regio Eindhoven. De afgelopen twintig jaar is het druggebruik onder automobilisten toegenomen. De in het verkeer meest gebruikte drug is cannabis. Met name onder jonge mannen die blowen vallen relatief veel verkeersslachtoffers. Overigens is er in wetenschappelijke kring nog wel discussie over de causale relatie tussen blowen en ongevalrisico’s van automobilisten. Onderzoek geeft soms moeilijk te interpreteren resultaten.
!
!
!
!
!
Recent onderzoek onder coffeeshopbezoekers in Zeeuws-Vlaanderen laat zien dat de helft van de bezoekers onder invloed van cannabis achter het stuur stapt, wat voor die regio aanleiding is voor de voorlichtingscampagne ‘Dont blow and drive’. (Rotterdams Dagblad) In een onderzoek in Tilburg bleek een op de twintig bestuurders sporen van cannabis in zijn bloed te hebben. Het risico op ongevalletsel is het groots bij jonge mannen (18 – 24 jr), die naast cannabis ook alcohol of andere drugs hebben gebruikt. Van de ernstig gewonde verkeersslachtoffers is 10% multi-druggebruiker (SWOV 2006) Er zijn onderzoeken bekend waarin risicoverhoging is aangetoond, maar er zijn ook studies waarin geen risicoverhoging is aangetoond, met als verklaring dat blowers zich bewust lijken te zijn van de afgenomen rijvaardigheid en voorzichtiger gaan rijden (SWOV 2006). Van de in Rotterdam Zuid geïnterviewde jongeren zijn er maar enkelen die een mening hebben over blowen en verkeer. Enkelen rapporteren dat zij door het blowen beter rijden. Geen van de geïnterviewden heeft melding gemaakt van een proces verbaal voor het rijden onder invloed van cannabis. (RAR interviews)
!
25
!!!!!!!!!!!! 3.3
Strategieën om risico’s te beperken
Stoppen of minderen Veel jongeren die blowen hebben wel eens gedacht aan het minderen of stoppen met blowen. In de praktijk lijkt er vaak weinig van terecht te komen. De meeste blowers ervaren weinig negatieve effecten van het blowen. Wanneer jongeren daadwerkelijk hebben geminderd of zijn gestopt, dan wordt als reden meestal een aanwijsbaar aan cannabis gerelateerd probleem genoemd, zoals gezondheidsklachten. Jongeren denken dat zij met steun van vrienden, familie en partner makkelijker kunnen stoppen of minderen. Aan de andere kant kan het minderen ook extra moeilijk zijn wanneer de naasten zelf blowen en het eigen blowpatroon niet aanpassen. Voor een aantal jongeren is stoppen geen optie, maar minderen wel. Er word dan gedacht aan een maximum stellen aan aantal joints per dag/week of joints draaien met minder wiet (en meer tabak). Het roken van minder sterke wiet (met een lager THC gehalte) is slechts een enkele keer genoemd. Hoewel veel jongeren niet van zich zelf vinden dat zij afhankelijk van blowen zijn, blijkt het stoppen met blowen geen sinecure te zijn. Wanneer het blowen deel uitmaakt van een sociaal ritueel met vrienden, dan is het moeilijk om een joint af te slaan. Ook kunnen door het stoppen onprettige gevoelens van onrust ontstaan of kan een hernieuwde confrontatie volgen met ‘vergeten’ problemen. Voor sommigen kan minderen dan realistischer zijn dan stoppen. !
! !
!
!
! !
!
Ruim driekwart (79%) van de ondervraagden heeft er ooit wel eens aan gedacht of het serieus geprobeerd om met blowen te stoppen of minderen. Voor 40% ging het om een serieuze stoppoging (RAR enquête) In de interviews zeggen veel jongeren die blowen dat zij geen reden zien om te minderen of stoppen, omdat zij weinig negatieve effecten van het blowen ervaren. (RAR interviews) Jongeren die daadwerkelijk hun gebruik hebben geminderd noemen als redenen hartritmestoornissen, longklachten, een psychose en criminaliteit door de verslaving, (RAR interviews) De meest gebruikte strategieën bij bezoekers van coffeeshops zijn het gebruiken van kleinere hoeveelheden wiet/hasj per keer (45%), minder joints roken (33%) en minder sterke wiet/hasj roken (33%) (Korf, 2004). In focus groepen/interviews is genoemd: Minderen/afbouwen/stoppen, maximum stellen aan aantal joints per dag/week, meer sporten/dansen maakt minderen/stoppen makkelijker, minder wiet in de joints (en meer tabak), een stoppoging ondernemen in een omgeving waar geen cannabis is (bijv op vakantie). (RAR interviews) Enkele geïnterviewde jongeren melden van hun ouders steun te hebben gehad bij het stoppen met blowen.(RAR interviews) Jongeren zeggen dat zij het minderen of stoppen de meeste kans op succes geven, wanneer zij situaties of locaties waar hun vrienden blowen kunnen vermijden, zoals bijvoorbeeld tijdens een vakantie. (RAR interviews) Een aantal geïnterviewde blowers zegt in de toekomst te willen stoppen met blowen wanneer zij zelf een partner of kinderen krijgen. (RAR interviews)
Niet blowen in specifieke situaties In sommige situaties zijn jongeren minder geneigd om te blowen dan in andere situaties. Een blowonvriendelijke omgeving kan steun bieden aan jongeren die het blowen willen minderen of beëindigen. Het kan ook leiden tot een verplaatsing van het blowen naar een andere omgeving.
!
!
26
!!!!!!!!!!!! Veel thuiswonende jongeren die blowen zeggen thuis niet te blowen omdat het niet van de ouders mag. Zij blowen dan elders (vaak op straat). Het is niet gezegd dat jongeren die thuis niet mogen blowen ook daadwerkelijk minder blowen, dan jongeren die wel thuis mogen blowen. Een enkele keer is ook het blowverbod of het risico van een boete genoemd als reden om niet op een specifieke locatie te blowen. In dat geval wordt een andere locatie gekozen. Door enkele jongeren is sporten genoemd als setting waar niet wordt geblowd. Blowen wordt gezien als contraproductief voor de sportprestatie. Het vaker gaan sporten en minder vaak op straat hangen is als strategie genoemd om minder te blowen. Omgekeerd kan een omgeving waarin cannabis makkelijk verkrijgbaar is een prikkel zijn om meer te blowen. De voortdurende aanwezigheid van cannabis kan het voor iemand die werkzaam is in de cannabisbranche moeilijk maken om het blowen te beperken. ! ! ! ! ! !
De meeste blowers (91%) blowen in de regel niet op school (RAR enquête) De meeste blowers (81%) blowen in de regel niet thuis (RAR enquête) Antilliaanse jongens blowen niet thuis uit respect voor hun moeder (RAR interview) Deelname aan het verkeer wordt zelden genoemd als reden om niet te blowen. (RAR interviews) Jongeren vinden zelf dat blowen en sporten niet samen gaan (RAR interviews) Twee geïnterviewde jongeren zaten als (ex-)dealer en als (ex-)vriendin van een dealer in een omgeving waar cannabis gemakkelijk beschikbaar was. Nadat hun betrokkenheid bij het dealen was beëindigd, zijn zij aanzienlijk minder gaan blowen. (RAR interviews)
Blowverbod Blowen op straat mag niet, maar wordt in de regel gedoogd. Het bezit van cannabis is verboden conform de opiumwet, maar wordt tot 5 gram niet vervolgd. Aanhouding en vervolging voor bezit van cannabis voor eigen gebruik komt in de praktijk niet voor, met uitzondering van enkele locaties waar het blowverbod uit de APV wordt gehandhaafd. Volgens de Rotterdamse APV mag nergens in de publieke ruimte in Rotterdam worden geblowd, maar dit ‘blowverbod’ wordt alleen gehandhaafd in expliciet met de deelgemeenten afgesproken gebieden (zoals een parkje of winkelcentrum). Doel is het tegengaan van overlast door groepen jongeren die blowen. In Rotterdam Zuid wordt het blowverbod gehandhaafd op enkele locaties in Charlois (Zuidplein, Pendrecht) en Feijenoord (Spoorhavenpark, winkelboulevard Zuid), in IJsselmonde geldt geen handhaving.
Het gaat dan om locaties met (sterk) overlastgevende
groepen jongeren die blowen. Buiten deze locaties geven politie en justitie geen prioriteit aan het aanhouden en vervolgen van jongeren die blowen. Worden jongeren aangehouden die in het bezit zijn van cannabis, dan wordt de cannabis in de regel in beslag genomen. In de meeste gevallen krijgt dit geen juridisch vervolg, in een gebied waar het blowverbod wordt gehandhaafd kan de jongere rekenen op een proces verbaal en een boete van 50 euro. Processen verbaal vanwege overtreding van het blowverbod op specifieke locaties zijn incidenteel. Jongeren zelf lijken niet veel last te hebben van het blowverbod. De handhaving is vrij eenvoudig te omzeilen. Jongeren gaan er pragmatisch mee om; of er wordt ergens anders geblowd of de joint wordt tijdig gedoofd voordat de politie ter plekke is.
!
!
27
!!!!!!!!!!!! ! ! !
Van de blowers heeft 74% nog nooit (62%) of zelden (12%) door het blowen een probleem met de politie gehad (RAR enquête) 10% van de blowers zegt wel problemen te hebben me de politie, maar niet bekend is wat de oorzaak daarvan is. (RAR enquête) In het Spoorhavenpark in Feijenoord zijn tussen november 2008 – april 2009 in totaal 8 processen verbaal uitgedeeld voor overtreding van het blowverbod in de APV. (RAR sleutelinformant)
Informatie zoeken De geïnterviewde jongeren die blowen zoeken zelf niet actief naar informatie, ook niet wanneer zij slechte ervaringen hebben met blowen. Wanneer informatie actief en aantrekkelijk wordt aangeboden hebben jongeren wel belangstelling om het tot zich te nemen. Veel Rotterdamse jongeren van 18 jaar en ouder die coffeeshops bezoeken zijn bekend met het informatieaanbod in de coffeeshops De geïnterviewde jongeren zijn zelf niet actief in het zoeken naar informatie. Een enkele keer wordt genoemd het lezen van een folder in het buurthuis of bij het JIP. Het internet als informatiebron wordt een enkele keer genoemd. Dat wil niet zeggen dat de jongeren geen vragen hebben of geen belangstelling hebben in informatie over cannabis. Wanneer informatie actief wordt aangeboden, dan blijkt er wel belangstelling te zijn. Meerderjarige blowers zijn via de coffeeshops in Rotterdam redelijk goed met voorlichtingsmateriaal bereikt.
! !
Geobserveerd is dat voorlichtingsbijeenkomsten over drugs in twee jongerencentra en in een voorziening voor thuisloze jongeren goed zijn bezocht (RAR observaties) In 2008 is de informatiebrochure ‘Cannabis, het moet wel leuk blijven’ via alle Rotterdamse coffeeshops aangeboden aan bezoekers. Uit de evaluatie onder ruim 400 coffeeshopbezoekers, bleek dat de meeste coffeeshopbezoekers het aanbod van het materiaal zinvol vinden (80%) en zelf kennis hebben genomen van de inhoud van het materiaal (61%). Ook bleek dat een kwart van alle bezoekers in de drie maanden na de verspreiding van het materiaal met personeel van de coffeeshops heeft gesproken over de risico’s van cannabis. (De Jong 2008)
Hulp zoeken bij anderen In de regel lijken jonge blowers die een probleem hebben met blowen niet de hulp van anderen in te roepen. Voor zover de hulp van anderen wel wordt ingeroepen zijn het meestel personen in de directe omgeving van de jongere die worden aangesproken, zoals ouders, partner en vrienden. Wel zijn er steeds meer jongeren die professionele hulp inroepen. Jongeren die hulp nodig hebben, zoeken deze hulp voornamelijk binnen de eigen vertrouwde omgeving (ouders, partner, vrienden, peers). De meeste jongeren lijken weinig op te hebben met professionele hulp, beschouwen dit weinig relevant voor hun eigen situatie. Een enkele keer wordt professionele hulp ingeroepen en dit komt steeds vaker voor. Het aantal hulpvragen van met name jonge blowers bij de verslavingszorg is de afgelopen jaren sterk
!
!
28
!!!!!!!!!!!! toegenomen (zowel landelijk als in Rotterdam). De redenen voor de sterke toename van hulpvragen door jongeren is niet bekend.
! !
Tussen 1994 en 2005 is in Nederland het aantal hulpvragen van personen met primaire cannabisproblemen verdrievoudigd van 2000 naar 6000 patiënten. (Ouwehand 2007) De trend van een toenemende hulpvraag onder jonge blowers is ook in Rotterdam waargenomen. Van alle nieuwe ingeschreven patiënten bij de Rotterdamse instelling voor verslavingszorg Bouman GGZ heeft 43% van de patiënten een cannabisafhankelijkheidsprobleem. (RAR informant)
Aanschaf van cannabis door minderjarigen Een bijzonder risico ontstaat wanneer jonge en kwetsbare blowers hun cannabis aanschaffen bij straathandelaren die zowel harddrugs (heroine, cocaine-base) als cannabis verkopen. Het is niet ondenkbaar dat buurt- en risicojongeren, die zich wenden tot deze handelaren, van cannabis overstappen op het gebruik van heroine, een sterker roes-middel met aanzienlijk grotere risico’s. Het tegengaan van dit zogenoemde ‘stepping stone’ mechanisme is een belangrijke doelstelling in het Nederlandse drugbeleid. Door het gedogen van de verkoop van cannabis in coffeeshops, waar de verkoop van harddrugs is verboden, wordt de ‘scheiding der markten’ beoogd. Aangezien minderjarigen niet worden toegelaten in coffeeshops is de vraag welke alternatieve aanschafstrategieën minderjarige blowers hanteren. In de enquete zeggen maar weinig minderjarige blowers hun cannabis via een straat- of 06-dealer te betrekken. De meesten (53%; 16 personen) zeggen hun cannabis niet zelf te kopen maar te krijgen en 40% (12 personen) koopt cannabis via de coffeeshop. De kans dat minderjarigen zelf cannabis in Rotterdamse coffeeshops aankopen lijkt overigens klein. Omdat de sancties groot zijn wanneer minderjarigen in een coffeeshop worden aangetroffen (6 maanden sluiting van de coffeeshop bij een eerste overtreding) is er bij coffeeshopexploitanten alles aan gelegen om minderjarigen te weren uit de coffeeshop. In de interviews en gesprekken met sleutelinformanten zijn de volgende strategieën genoemd: het in een groep ‘poolen’ van geld waarna een meerderjarige de cannabis koopt; rondhangen bij een coffeeshop en (meerderjarige) bezoekers vragen iets extra te kopen; het identiteitsbewijs van een ander gebruiken. Zoals gezegd maken weinig minderjarige blowers in de enquête melding van de aanschaf van cannabis bij een straatdealer (2 personen; 7%) en een 06-dealer (2 personen; 7%). Hoewel niet bekend is of deze dealers naast cannabis ook harddrugs verkopen, zegt geen van deze vier jongeren het blowen te combineren met het gebruik van andere drugs. Dit geldt ook voor de overige minderjarigen: Geen van de 30 minderjarige blowers zegt het blowen wel eens te combineren met het gebruik van andere drugs. Ook van andere bronnen hebben wij geen aanwijzingen gekregen dat minderjarige blowers zich op grote schaal wenden tot dealers die soft- en hard-drugs door elkaar verkopen. Onze voorzichtige conclusie is dan ook dat dit weinig voorkomt: Minderjarige buurt- en risicojongeren die blowen maken nauwelijks gebruik van straathandelaren, die hard- en soft-drugs verkopen. De volgende factoren kunnen als verklaring worden aangevoerd:
!
!
29
!!!!!!!!!!!! - In twee van de drie onderzochte deelgemeenten bevinden zich coffeeshops: in Charlois en Feijenoord. In IJsselmonde bevindt zich geen coffeeshop, maar de coffeeshops in de andere deelgemeenten zijn in beginsel goed bereikbaar voor jongeren uit IJsselmonde. - De meeste jongeren die blowen kopen bij voorkeur hun cannabis in de coffeeshop. Dit beperkt de afzetmarkt voor straat-dealers tot voornamelijk minderjarige blowers, die hun cannabis niet zelf in de coffeeshop kunnen kopen. - Een deel van de minderjarige blowers blijkt goed in staat om cannabis al dan niet gratis te verkrijgen in de kring van vrienden en bekenden. - Sommige jongeren kopen cannabis op de ‘grijze’ markt: cannabis dat weglekt uit de coffeeshops. Dit aanbod is cannabis-specifiek, er worden geen harddrugs aangeboden. - Sommigen komen aan cannabis via het circuit van de hennep-teelt. Ook dit aanbod staat los van de handel in harddrugs. - De meeste buurt- en risicojongeren hebben weinig op met harddrugs en de scène, die om straatdealers van harddrugs hangt. - Voor dealers in harddrugs is de verkoop van cannabis aan (minderjarige) jongeren weinig lucratief in vergelijking met de handel in harddrugs, terwijl het risico minstens net zo groot is.
Resumerend, in de RAR zijn geen aanwijzingen gevonden dat minderjarige blowers hun cannabis aanschaffen bij straat- of 06-dealers die ook in hard-drugs handelen. De scheiding der markten in Rotterdam Zuid lijkt dus nog steeds in tact. Bij deze conclusie past het nodige voorbehoud, aangezien het niet-gedoogde aanbod van drugs binnen het kader van de RAR niet uitvoerig is onderzocht. Het is aan te bevelen om een diepgaander onderzoek te entameren naar de aanschafstrategieën van minderjarige blowers. Het is moeilijk te voorspellen wat de consequenties zijn van de sluiting van zeven coffeeshops in de deelgemeente Feijenoord per 1 juni 2009. Door een beperking van het gedoogde cannabis-aanbod is het denkbaar dat de vraag naar een niet-gedoogd cannabisaanbod toeneemt, waarvan niet gezegd is dat dealers in hard-drugs daar niet op in zullen spelen. !
!
!
!
!
!
In een onderzoek naar cannabisverkoop in tien gemeenten in Nederland wordt geconcludeerd dat in gemeenten met coffeeshops naar schatting 70% van de verkoop direct uit de coffeeshops komt. In gemeenten zonder coffeeshops of met een lage coffeeshop dichtheid kopen blowers het vaakst bij niet-gedoogde aanbieders van cannabis. (Korf c.s., 2005-b) Van de tussen 2003 – 2006 aangehouden jonge drugshandelaren in Rotterdam is het grootste deel gerelateerd aan de handel in harddrugs. In deze periode is in Rotterdam Zuid geen straathandel aangetroffen met alleen cannabis als handelswaar. (Snippe 2007) In de interviews maakt geen van de blowers melding van de aanschaf van cannabis bij straathandelaren in Rotterdam Zuid. Eén jongere heeft uitvoerig gerapporteerd over straathandel waar buurtjongeren soft- en harddrugs aanschaffen, maar dit betrof een andere gemeente, waar vandaan zij onlangs is verhuisd. De enige coffeeshop in deze gemeente was recentelijk gesloten. (RAR interview) Vertegenwoordigers van de politie in Rotterdam-Zuid kunnen zich desgevraagd geen aanhoudingen herinneren van straatdealers die sec cannabis verhandelen. (RAR informanten) Het project No Deal, dat is opgezet om te interveniëren op scholen wanneer handel in drugs is geconstateerd, is in 2008 één keer in actie gekomen. (RAR informant).
!
30
!!!!!!!!!!!! 3.4
Samenvatting
riskant blowen (3.1) - Een aanzienlijke groep jongeren blowt frequent en riskant. Het dagelijks blowen komt bij risicojongeren vaker voor dan het dagelijks drinken van alcohol. - Een riskant gebruikspatroon waarin het middel de functie heeft van zelfmedicatie wordt bij dagelijkse blowers minder goed herkend dan bij dagelijkse drinkers. - Buurt- en risicojongeren die frequent blowen en kampen met achterliggende problematiek zijn door de roes van cannabis extra kwetsbaar voor afhankelijkheid. - Jongeren die afhankelijk zijn van blowen en kampen met achterliggende problematiek kunnen hebben minder kans om oplossingen te vinden voor hun problemen. - Een minderheid van de risicojongeren die blowen is afhankelijk van cannabis, een groter aantal jongeren loopt risico op afhankelijkheid. Afhankelijkheid als reden om te blowen wordt niet vaak genoemd. Veel jongeren die blowen zijn zich niet van het risico om zelf afhankelijk te raken aan cannabis. - Veel jongeren roken hun eerste joint rond het 14e en 15e levensjaar, in de regel met vrienden. - Juist op jonge leeftijd kan het blowpatroon intensief en riskant zijn, waarbij de jongere op zoek is naar de sterkste roes. Jonge blowers lopen het grootste risico op afhankelijkheid. Naarmate men ouder wordt stabiliseert het patroon zich vaak.
problemen door blowen (3.2) - Frequente blowers lopen risico op ernstige gezondheidsproblematiek. Jongeren die blowen hebben dit zelf vaak niet of te laat door - Blowen heeft diverse directe lichamelijke effecten, die door jongeren die blowen in de regel niet als klachten worden ervaren. Blowers die afhankelijk zijn kunnen last hebben van een cannabisonthoudingssyndroom. Incidenteel leidt blowen tot ernstige lichamelijke klachten - Blowen tast het korte termijngeheugen aan, zwaar blowen hangt samen met achterliggende psychische en psychiatrische problematiek. - Jongeren die veel blowen lopen risico op psychische afhankelijkheid. Dit risico is groter bij risicojongeren met achterliggende psychische of sociale problematiek - Veel blowen, evenals roken, alcohol- en ander drugsgebruik, hangt samen met probleemgedrag - Er is geen eenduidig verband vastgesteld tussen blowen en sociale problemen. - Het in groepjes blowen op straat kan een lichte vorm van overlast veroorzaken bij omwonenden of passanten, maar er zijn geen aanwijzingen dat blowen op grote schaal overlast veroorzaakt. De relatie tussen overlast en blowen zou door verder onderzoek beter begrepen kunnen worden. - Het rijden onder invloed van cannabis verhoogd het risico op verkeersongevallen. Veel jongeren die blowen zijn zich daar onvoldoende van bewust - Blowen lijdt tot vermindering van het concentratievermogen en is niet bevorderlijk voor prestaties op school of werk.
!
!
31
!!!!!!!!!!!! - Er is geen bewijs dat blowen leidt tot geweld en criminaliteit, maar blowers hebben wel vaker met geweld en criminaliteit te maken, als dader en als slachtoffer. Verder onderzoek is nodig naar dit verband. - De meeste jonge blowers ervaren geen financieel probleem door het blowen. - Er zijn geen aanwijzingen dat door het blowen de relaties van jongeren met hun ouders, peers en/of partners verslechteren. - Geen van de geïnterviewde jongeren meldt dat door het blowen een probleem met buurtbewoners is ontstaan. - Problemen met de politie door blowen worden weinig gerapporteerd. - De meeste risicojongeren die blowen komen niet door het blowen in financiële problemen.
strategieën beperking risico’s (3.3) - Veel jonge blowers hebben wel eens geprobeerd te stoppen of te minderen met blowen wanneer zij problemen met het blowen hebben ervaren. Maar het is geen sinecure om daadwerkelijk te stoppen. In de praktijk lijkt er vaak weinig van terecht te komen, tenzij er een aanwijsbaar aan cannabis gerelateerd probleem is, zoals gezondheidsklachten. Wanneer stoppen niet haalbaar is kan minderen een goede optie zijn. - De geïnterviewde jongeren die blowen zoeken zelf niet actief naar informatie, ook niet wanneer zij slechte ervaringen hebben met blowen. Wanneer informatie actief en aantrekkelijk wordt aangeboden hebben jongeren wel belangstelling om het tot zich te nemen. Het informatieaanbod in coffeeshops in Rotterdam heeft bezoekers van coffeeshops goed bereikt. - De meeste jonge blowers lijken niet vaak de hulp van anderen in te roepen. Voor zover de hulp van anderen wel wordt ingeroepen zijn het in de regel personen in de directe omgeving van de jongere die worden aangesproken, zoals ouders, partner en vrienden. In toenemende mate wordt professionele hulp ingeroepen. - De houding en rol van ouders, vrienden en partner hebben betekenis voor jongeren die willen minderen of stoppen. Enerzijds om steun te ontvangen bij de stoppoging, anderzijds kan het minderen extra moeilijk zijn wanneer de omgeving niet mee verandert. - In de RAR zijn geen aanwijzingen gevonden dat minderjarige blowers hun cannabis aanschaffen bij straat- of 06-dealers die ook in hard-drugs handelen. De scheiding der markten in Rotterdam Zuid lijkt dus nog steeds in tact. Mede in het licht van de sluiting van coffeeshops in Rotterdam Zuid wordt aanbevolen een diepgaander onderzoek te entameren naar de aanschafstrategieën van minderjarige blowers.
!
!
32
!!!!!!!!!!!!
4
Beleid en interventies
In het kader van het ‘Response’ onderdeel van de RAR zijn de relevante lopende interventies en in de literatuur beschreven interventies geinventariseerd. Deze inventarisatie is gelegd naast de assessment gegevens over omvang en aard van het blowen door risicojongeren, zoals zijn beschreven in de hoofdstukken 2 en 3. De hieruit ontstane beleidsoptiek is vervolgens besproken met diverse stakeholders die verantwoordelijkheid hebben in het beleid. Naast diverse bilaterale overleggen met diverse stakeholders is een consultatiebijeenkomst georganiseerd met circa 20 stakeholders waarin de benadering en te leggen beleidsaccenten op hoofdlijnen zijn besproken. De analyse van de gegevens, de gesprekken en de consultatiebijeenkomsten hebben geresulteerd in een beleidsoptiek, die in dit hoofdstuk wordt beschreven. In de navolgende beschrijving wordt ingegaan op respectievelijk het beleid op hoofdlijnen (4.1), voorlichting en preventie (4.2), begeleiding en hulpverlening (4.3) en regelgeving en handhaving (4.4). Per onderdeel wordt eerst de uitgangssituatie beschreven op basis waarvan conclusies worden getrokken en het aanbevolen beleid wordt beschreven. De conclusies (samengevat in hoofdstuk 5) vormen de basis voor het actieplan met aanbevelingen voor beleid, interventies en onderzoek (hoofdstuk 6).
4.1
Beleid op hoofdlijnen
Uitgangssituatie In Rotterdam maakt het gemeentelijk beleid gericht op blowen en cannabisgerelateerde problematiek bij (risico)jongeren integraal deel uit van zowel het gemeentelijk coffeeshopbeleid als het gemeentelijk Gezondheidsbeleid (Gezond in de Stad 2009). In de huidige situatie vormt het coffeeshopbeleid het kader waarbinnen het beleid gericht op (risico)jeugd en blowen wordt geoperationaliseerd en afgestemd. In het gemeentelijke coffeeshopbeleid worden de volgende uitgangspunten 4 : 1.
scheiding der markten;
2.
beperking van het softdrugaanbod door coffeeshops en vanuit het illegale circuit;
3.
bescherming van kwetsbare groepen;
4.
tegengaan van criminele organisaties;
5.
bestrijding van overlast en verloedering van het straatbeeld;
6.
bestrijding van normvervaging aangaande softdrugsgebruik onder jongeren.
Het coffeeshopbeleid is integraal beleid. Centraal in de aanpak staan veiligheid en bestrijding van criminaliteit en overlast. De meeste aandacht gaat uit naar interventies op de aanbodzijde van de cannabismarkt. Op één van de vijf onderdelen (bescherming van kwetsbare groepen) is aandacht
4
!
Uit de nota ‘Het Rotterdamse Coffeeshopbeleid 2007’
!
33
!!!!!!!!!!!! voor vermindering van gezondheidsrisico’s bij blowers. Dit onderdeel is geoperationaliseerd in het
uitvoeringsplan preventie Cannabis 2008-2010. (GGD 2007-b). In het uitvoeringsplan wordt het volgende geconstateerd: “Het cannabisgebruik is meer genormaliseerd dan een aantal jaren geleden: het hoort erbij en lijkt langzaam de rol van het gewoon roken over te nemen.” In het uitvoeringsplan wordt het onderscheid gemaakt tussen minderjarigen en meerderjarigen als doelgroepen van beleid. Prioriteit heeft het terugdringen van blowen door minderjarigen (naar 0% in 3 jaar tijd). Het motto is ‘Blowen is niet normaal’. Voor volwassenen wordt gestreefd naar het gelijk blijven van het percentage personen dat blowt (6,8% in Rotterdam), waarbij voor de deelgemeenten Delfshaven, Charlois en Feijenoord wordt ingezet op een daling in drie jaar. De aanpak is ‘low profile’ en gericht op actuele blowers: het wijzen op gezondheidsrisico’s, vroege signalering van problemen en doorverwijzing naar hulp bij problemen. De volwassenen worden met name bereikt via de coffeeshops. Het uitvoeringsplan heeft in 2008 en eerste helft van 2009 geleid tot een uitbreiding van preventie op scholen (Gezonde School en Genotmiddelen), de sluiting van coffeeshops in de omgeving van scholen (vanaf 1 juni 2009) en verbetering van de voorlichting aan blowers in coffeeshops. In de planning staan de invoering van e-health voor blowers (najaar 2009) en deskundigheidsbevordering voor jongerenwerkers (2009). Voor de voorgenomen massamediale campagne cannabisgebruik zijn (vooralsnog) geen middelen beschikbaar.
Wanneer het staande beleid op hoofdlijnen wordt gelegd naast de bevindingen van de RAR vallen de volgende punten op: - De RAR heeft aangetoond dat er sprake is van een serieus probleem met betrekking tot blowen door risicojongeren in Rotterdam Zuid. Veel jongeren blowen en de risico’s op schade is aanzienlijk. Een intensivering van het beleid is gewenst. In het licht van de huidige recessie is te verwachten dat de gesignaleerde problematiek zonder extra beleidsinspanning verder zal toenemen. - De RAR uitkomsten bevestigen dat er sprake is van een zekere mate van maatschappelijke acceptatie of ‘normalisering’ van het blowen. In de beleving van veel burgers ligt cannabis als genotmiddel dichter bij alcohol en roken dan bij middelen als heroine en cocaine. Met normalisering wordt bedoeld dat veel personen blowen niet meer beschouwen als een vorm van afwijkend of disfunctioneel gedrag. Veel mensen kennen inmiddels in hun eigen omgeving blowers die (ogenschijnlijk) zonder problemen functioneren. Er is minder begrip voor blowen door minderjarigen. - Het onderscheid tussen minderjarigen en meerderjarigen als te onderscheiden doelgroepen voor cannabispreventie sluit goed aan bij de maatschappelijke beleving van cannabisgebruik. Het motto voor minderjarigen ‘Blowen is niet normaal’ en de prioritering daarvan in de preventie wordt ten volle ondersteund vanuit de bevindingen van de RAR. - Cannabisgerelateerde problematiek bij (deels meerderjarige) jongeren is met name gerelateerd aan problemen op het vlak van volksgezondheid, onderwijs en gezin. Problemen op het vlak van overlast en veiligheid in relatie tot blowen komen relatief weinig voor. In het integrale coffeeshopbeleid (waarvan cannabispreventie deel uitmaakt) bestaan andere speerpunten. Veiligheid, criminaliteits- en overlastbestrijding staan in het beleid centraal, alsmede interventies
!
!
34
!!!!!!!!!!!! gericht op de aanbodzijde. Cannabispreventie is ‘low profile’ en komt er wat betreft de beschikbaarheid van middelen bekaaid af. Men kan zich afvragen of het volksgezondheids- en jeugdbeleid wel voldoende in stelling worden gebracht. - In de RAR zijn weinig aanwijzingen gevonden voor een causale relatie tussen blowen en overlast. In specifieke situaties waarin overlast een issue is (zoals blowen in een winkelcentrum) kan het blowen via handhaving van de APV pragmatisch en effectief worden aangepakt. Voor zover overlastproblemen door blowen bestaan zijn deze wat betreft omvang en ernst ondergeschikt aan de gezondheidsproblematiek door blowen. Aandacht voor mogelijke overlast door blowen moet blijven bestaan, maar het is de vraag of het beleid op dit punt veel winst kan boeken. - Cannabispreventie en interventies gericht op de vraagzijde vormen nu een sluitpost van het coffeeshopbeleid, dat met name gericht is op bestrijding en regulering van de aanbodzijde. De koppeling coffeeshopbeleid en cannabispreventie heeft zijn (historische) redenen, maar de vraag is of de verbinding tussen criminaliteitsbestrijding en gezondheid bevorderlijk is voor een verdere ontwikkeling van het preventiebeleid. Het gemeentelijk gezondheidsbeleid (Gezond in de Stad 2009) heeft ook een functie als integraal beleidskader voor cannabispreventie en jeugd, maar is in de uitwerking beperkt gebleven tot acties in het kader van het onderwijs (Gezonde School). - Het beleid gericht op (risico)jeugd en blowen is stedelijk beleid. De RAR heeft aangetoond dat deelgemeentebesturen in dit verband relevante stakeholders zijn. In het huidige beleidsstructuur rond blowen en risicojongeren wordt de verbinding tussen deelgemeentelijk en stedelijk beleid gemist. De verwachting is dat het beleid meer kans van slagen heeft wanneer deelgemeenten zich committeren aan de uitvoering. - De basis van deze notitie en de hieruit voortgekomen aanbevelingen ligt in de RAR in drie deelgemeenten in Rotterdam Zuid. Bestuurders en stakeholders uit de andere deelgemeenten zijn derhalve niet betrokken geweest bij de analyse van de gegevens en de voorstellen voor interventies. In het Uitvoeringsplan Preventie Cannabis 2008-2010 is in het actieprogramma voor 2009 opgenomen de uitvoering van RAR in alle andere deelgemeenten (en wijkraden). Voor de verdere onderbouwing van de conclusies en aanbevelingen wordt een uitgebreide RAR in deze deelgemeenten niet noodzakelijk geacht. Wel aan te bevelen is een (beperktere) responseassessment in deze deelgemeenten, met als doel het optimaal benutten van de deelgemeentelijke capaciteit en betrokkenheid bij de uitvoering van het beleid.
Conclusie: !
De omvang en aard van de cannabisgerelateerde problematiek bij buurt- en risicojongeren rechtvaardigt een extra inspanning van het stedelijk bestuur en beleid
!
Veel jongeren en volwassenen beschouwen cannabis als een genotmiddel dat vergelijkbaar is met alcohol en tabak. Evenals bij roken en drinken bestaat er een grote mate van maatschappelijke acceptatie voor blowen door volwassenen. Er is minder begrip voor blowen door minderjarigen.
!
Er is behoefte aan een samenhangende beleidsvisie op blowen en jeugd, waarin gezondheid, onderwijs en gezin de centrale elementen vormen.
!
Speerpunten: continueren van voorlichting en preventie in het onderwijs, intensiveren van voorlichting en preventie in de wijk (motto: Blowen is niet normaal), meer druk op jongeren die
!
!
35
!!!!!!!!!!!! blowen en gedragsproblemen vertonen en flankerend beleid in de sfeer van regelgeving en deskundigheidsbevordering van professionals. !
Zorgen voor optimale betrokkenheid van deelgemeenten en deel-/wijkraden bij de uitvoering van het beleid.
Aanbevolen beleid De omvang en ernst van de problematiek bij jonge blowers vraagt om een beleidsvisie en sluitende aanpak gericht op jeugd en blowen. In de huidige beleidsvisie zijn veiligheid en overlastbestrijding centrale elementen. Het beleidskader zoals beschreven in het Uitvoeringsplan preventie Cannabis verdient een verdere verdieping, met name de preventie bij minderjarigen. Op basis van de uitkomsten van de RAR wordt aanbevolen het beleid gericht op risicojeugd en blowen te versterken, waarbij gezondheid, onderwijs en gezin de centrale elementen vormen. Gezondheid staat centraal vanwege de omvang en ernst van de risico’s van blowen en de gezondheidsproblemen die hieruit voortvloeien. Onderwijs en gezin staan centraal vanwege de kwetsbaarheid van minderjarige risicojongeren voor cannabisgerelateerde risico’s en de verantwoordelijkheid van ouders, opvoeders en scholen om de jongeren te behoeden voor de schadelijke gevolgen van blowen.
Aanbevolen wordt om een sluitende aanpak gericht op jeugd en blowen uit te werken met als speerpunt het tegengaan (of uitstellen) van blowen door minderjarigen. Het motto van het huidige beleid blijft staan: blowen is niet normaal. Naar volwassenen is de boodschap: blow met mate en voorkom risico’s. Vanuit deze optiek bevat een sluitende aanpak de volgende elementen: - Ontwikkeling van een beleidsvisie cannabis en jeugd binnen het kader van Gezond in de Stad, uitgaande van een gedifferentieerde benadering van minderjarigen ( ‘Blowen is niet normaal’) en meerderjarigen (‘Blow met mate en voorkom risico’s’) - Daarbij betrekken van de andere deelgemeenten en (wijk)raden die niet in de RAR hebben geparticipeerd - Intensiveren en uitbreiden van het voorlichtings- en preventie-aanbod gericht op jongeren en ouders buiten de school-setting: de buurt, de jongerencentra en de verblijfsvoorzieningen voor risicojongeren - Minder vrijblijvend maken van de aanpak van risicojongeren die blowen en gelijktijdig (ernstige) gedragsproblemen vertonen: waar mogelijk en relevant het inzetten van drang en dwang - Een programma van deskundigheidsbevordering voor jongerenwerkers uitvoeren en uitbreiden naar politie-agenten en medewerkers van de jeugdhulpverlening - Het toegankelijker maken van in cannabisproblematiek gespecialiseerde hulpverlening aan jongeren - Regelgeving en handhaving met betrekking tot blowen stroomlijnen met het alcohol- en tabaksbeleid.
!
!
36
!!!!!!!!!!!! 4.2
Voorlichting en preventie
Uitgangssituatie De populariteit van blowen onder risicojongeren is groot, ook onder minderjarigen. ‘Blowen is normaal’ is in veel groepen de norm. Het beleid gericht op minderjarigen beoogt deze norm te kantelen naar ‘Blowen is niet normaal’. In het beleid wordt gestreefd naar de situatie eind 2010 waarin minderjarigen in Rotterdam niet meer blowen en percentage meerderjarigen dat blowt gelijk is gebleven. Dit veronderstelt dat jongeren in enkele jaren op grote schaal hun gedrag zullen veranderen. In de huidige theorie over gezondheid en gedragsverandering wordt gesteld dat een belangrijke reden voor mensen om zich al dan niet gezond te gedragen gelegen ligt in de intentie tot dit gedrag (Ajzen, Theory of planned behavior, 2005). De intentie wordt met name bepaald door de volgende drie factoren: de houding (hoe kijkt iemand zelf tegen het gedrag aan), de ervaren norm (hoe kijken anderen tegen het gedrag aan) en de waargenomen gedragscontrole (‘self-efficacy’: in hoeverre voelt iemand zich in staat om het gedrag te veranderen). Daarnaast is in geval van blowen de mate van beschikbaarheid van cannabis (het aanbod) van belang (zonder cannabis kan er tenslotte niet worden geblowd). Om op enige schaal gedragsverandering bij jongeren te kunnen realiseren zal het preventiebeleid in eerste instantie gericht moeten worden op versterking van de intentie van risicojongeren om niet te blowen of om te minderen en te stoppen met blowen. In het verlengde zal effectieve
begeleiding en hulp bij het minderen of stoppen met blowen beschikbaar en toegankelijk moeten zijn. De mogelijkheden om effectief het aanbod van cannabis te beïnvloeden zijn in het kader van de RAR niet onderzocht en wordt buiten beschouwing gelaten.
De cannabispreventie gericht op jongeren heeft zich vooralsnog toegespitst op voorlichting en beleid in het onderwijs. De aanpak van de Gezonde School en genotmiddelen is bewezen effectief wat betreft kennis en houding onder scholieren en verdient continuering, maar de verwachting is dat deze benadering niet volstaat voor een daadwerkelijke gedragsverandering onder buurt- en risicojongeren. Blowen door jongeren vindt met name plaats in de vrije tijd en op straat. Het eerste blowtje wordt vaak daar gerookt. De normstelling naar blowen binnen vriendengroepen en bij ouders en buurtbewoners is in dit verband van belang. Voorlichting die buurt- en risicojongeren in hun vrije tijd en eigen omgeving bereikt en is gericht op beïnvloeding van deze norm ontbreekt vooralsnog.
Risicojongeren hebben te maken met professionele organisaties op het terrein van jongerenwerk en jeugdhulpverlening, die een bijzondere verantwoordelijkheid hebben op het terrein van voorlichting en preventie. Geconstateerd is dat cannabisvoorlichting en preventie bij veel organisaties niet is ingebed in het instellingsbeleid. Nu kunnen individuele professionals en hun organisaties verschillende signalen afgeven, hetgeen geen eenduidig beeld geeft aan de jongeren.
Conclusie: !
Uitgangspunt is differentiatie in de voorlichting en preventie voor minderjarigen (Blowen is niet normaal) en meerderjarigen (Blow met mate en voorkom risico’s)
!
!
37
!!!!!!!!!!!! !
Voorlichting en preventie via de scholen
!
Voorlichting en preventie via de coffeeshops
!
Een breed opgezette campagne in de wijken is nodig om (minderjarige) buurt- en risicojongeren in hun eigen omgeving te bereiken en de norm te kantelen naar ‘blowen is niet normaal’.
!
Professionele organisaties die direct met buurt- en risicojongeren werken worden ondersteund met een aanbod van deskundigheidsbevordering
Aanbevolen beleid Gezien de huidige omvang van blowen onder buurt- en risicojongeren en de risico’s die daarbij worden genomen heeft voorlichting en preventie prioriteit in het cannabisbeleid. De voorlichting aan de jongeren moet leiden tot verandering van de norm bij minderjarigen, een betere risicoinschatting en matiging van het gebruik De te onderscheiden doelgroepen zijn:
1. Jongeren tot 18 jaar (minderjarigen). Doel: minderjarigen in Rotterdam blowen niet. Aanpak: - Voorlichting aan scholieren en hun ouders via school (continuering staand beleid) - Voorlichtingscampagne gericht op buurtjongeren en hun directe omgeving (ouders, bewoners in de wijk). Thema: Is blowen normaal dan? Inzet is het kantelen van de norm die nu op straat heerst (‘blowen is normaal’) naar de norm ‘blowen is niet normaal’.
2. Jongeren van 18 jaar en ouder (meerderjarigen) Doel: jongeren blowen bij voorkeur niet, maar wanneer zij blowen gebeurt het met mate en worden de risico’s beperkt Aanpak: - Meerderjarige blowers worden met voorlichting bereikt via de coffeeshops. (continuering)
3. Opvoeders en professionals. Doel: het bieden van kennis en voorlichtingsvaardigheden Aanpak: - Aanbod van deskundigheidsbevordering voor jongerenwerk, politie en andere professionals die beroepshalve met risicojongeren van doen hebben. - Uniforme regelgeving en het blowvrij maken (en houden) van specifieke locaties rond werk, onderwijs, sport, jongerenwerk en jeugdzorg.
!
!
38
!!!!!!!!!!!! 4.3
Begeleiding en hulpverlening
Uitgangssituatie Een deel van de risicojongeren blowt riskant of heeft te kampen met afhankelijkheidsproblemen. Tijdige signalering is van belang om verdere schade te beperken. Jongeren die willen minderen of stoppen met blowen verdienen steun in de vorm van begeleiding en/of hulpverlening. Geconstateerd is dat jongeren zelf niet snel genegen zijn om begeleiding of hulp te zoeken voor problemen door blowen. Voor een deel zit dat in een onderschatting van jongeren zelf van het risico van afhankelijkheid. Anderzijds blijkt de drempel naar deskundige begeleiding en hulpverlening hoog te zijn. Jongeren weten de hulp onvoldoende te vinden.
Met betrekking tot de signalering van cannabisproblematiek bij (risico)jongeren en eventuele doorgeleiding naar gespecialiseerde hulp is een taak weggelegd voor onderwijs, jongerenwerk, jeugdhulpverleners en politie. In het voortgezet onderwijs wordt via programma’s als de Gezonde School en Genotmiddelen en VOS+ aanzienlijk geïnvesteerd in voorlichting, signalering en doorverwijzing. De diensten JOS en GGD coördineren deze programma’s en betrekken daar de gespecialiseerde hulpverlening bij (Bouman GGZ, Flexus en De Hoop GGZ). Deze programma’s hebben veel potentieel. Binnen het jongerenwerk wordt coördinatie en een uniforme aanpak gemist, waardoor taken op dit vlak een zekere mate van vrijblijvendheid hebben. De affiniteit en verantwoordelijkheid van individuele professionals lijken nu doorslaggevend te zijn voor de vraag of binnen het jongerenwerk deze taak wordt opgepakt. Het opnemen van signalerings- en doorverwijzingstaken binnen de prestatieafspraken tussen deelgemeenten en instellingen zou het een minder vrijblijvend karakter geven. Een coördinerende taak is weggelegd voor de dienst JOS. De politie heeft in beginsel goede signalerings- en verwijzingsmogelijkheden, met name bij jongeren die blowen en forse gedragsproblemen vertonen. Minderjarige jongeren die blowen en op deze grond een overtreding begaan kunnen door de politie worden aangemeld bij Bureau Halt. In de praktijk gebeurt dit incidenteel. Verder nemen individuele agenten soms het initiatief om de ouders van minderjarigen die blowen te benaderen. Een beleid van de kant van de politie in deze ontbreekt.
Er bestaat inmiddels een redelijk gevarieerd aanbod van gespecialiseerde hulpverlening voor jongeren die hulp nodig hebben bij het minderen en stoppen met blowen. De samenhang in het hulpaanbod van de verschillende voorzieningen is echter onvoldoende waarneembaar. De huidige gespecialiseerde gezondheidszorgaanbieders werken onafhankelijk van elkaar. Gemist wordt een sociale kaart met geobjectiveerde informatie over het beschikbare hulpaanbod. Voor jongeren en hun begeleiders is de toegang tot zorg nog te hoogdrempelig. Een brugfunctie tussen de gespecialiseerde hulpverlening en jongerenwerk zou nuttig zijn, vergelijkbaar met de rol van zorgmakelaars op politiebureau’s of zorgcoördinatoren in het onderwijs. Verder kan internet de drempel verlagen. In september 2009 wordt de e-health website ‘Cannabis en Ik’ gestart. Het programma biedt begeleiding en hulpverlening via internet.
!
!
39
!!!!!!!!!!!! Voor bepaalde risicojongeren die blowen en daarnaast gedragsproblemen vertonen wordt een stok achter de deur gemist. De kans is groot dat bij een deel van de risicojongeren die in aanraking komen met de politie of die aangemeld zijn voor de groepsaanpak of persoonsgerichte aanpak (DOSA) de problematiek samenhangt met afhankelijkheidsproblemen door het blowen. Soms kunnen ontspoorde jongeren gevangen zitten in een vicieuze cirkel van probleemgedrag en blowen. Om bij deze jongeren daadwerkelijk gedragsverandering te bewerkstelligen zal de problematiek via twee sporen moeten worden aangepakt. Het gebruik van drang moet dan in het eigenbelang van de jongeren niet worden uitgesloten. Mogelijkheden voor de inzet van drang bij het accepteren van voorlichting en hulp worden op dit moment weinig benut. Bureau HALT heeft de mogelijkheid om door de politie aangemelde jongeren met een riskante blowstijl een verplichte cursus over cannabis en riusico’s te laten volgen. Van deze mogelijkheid wordt nu weinig gebruik gemaakt. In 2008 zijn door de politie twee jongeren uit Rotterdam Zuid aangemeld op basis van een cannabisgerelateerde overtreding.
Conclusie: !
Meer deskundigheid is nodig bij politieagenten en jongerenwerkers met betrekking tot kennis over cannabis en vaardigheden bij voorlichting, signalering en doorverwijzing.
!
Het cannabisspecifieke hulpaanbod kan beter inzichtelijk worden gemaakt door middel van een sociale kaart en een actief informatieaanbod
!
In een pilot groepsaanpak het ontwikkelen en beschrijven van beïnvloedingsmogelijkheden voor risicojongeren die blowen en (zwaar) overlastgevend gedrag vertonen
!
Via Bureau HALT intensiveren van de aanpak van risicojongeren die (zwaar) blowen en door de politie zijn aangehouden.
Aanbevolen beleid De signalering van jongeren die riskant blowen en/of afhankelijk zijn dient door de professionele organisaties actiever te worden opgepakt. Enerzijds door deskundigheidsbevordering van professionals bij jongerenwerk, jeugdhulpverlening en politie, anderzijds door het laagdrempeliger en overzichtelijker maken van het beschikbare hulpverleningsaanbod. Aanbevolen wordt te bevorderen dat de deskundigheid van met name jongerenwerkers en buurtagenten met betrekking tot kennis over cannabis en vaardigheden bij voorlichting en signalering verbetert. Daarnaast zal het inzicht voor jongeren en hun begeleiders/doorverwijzers moeten verbeteren wat betreft het beschikbare hulpverleningsaanbod en de doelgroepen voor wie dit aanbod is bestemd. Het betreft het aanbod van in cannabisproblematiek gespecialiseerde begeleiding en hulpverlening in de regio (Bouman GGZ, Flexus en De Hoop GGZ) en buiten de regio. De GGD kan hierbij een ondersteunende rol vervullen door een sociale kaart te ontwikkelen en het bereik en de effectiviteit van het aanbod blijvend te monitoren. De E-health website ‘Cannabis en Ik’ kan voor jongeren de drempel naar hulpverlening aanzienlijk verlagen. Evaluatie zal moeten uitwijzen of jongeren die blowen daadwerkelijk van het programma gebruik maken en of de begeleiding effect sorteert.
!
!
40
!!!!!!!!!!!! Voor sommige jongeren met grensoverschrijdend gedrag mag hulpverlening geen vrijblijvende zaak meer zijn. Het inzetten van drang om voorlichting en hulp te accepteren kan in het eigen belang zijn van deze jongeren. In het kader van de groepsaanpak overlastgevende jeugd wordt aanbevolen om instrumenten te ontwikkelen, inclusief drang instrumenten, die leiden tot effectieve gedragsverandering wat betreft het blowen. Verder wordt aanbevolen om beter gebruik te maken van de mogelijkheden van bureau HALT. Met de politie in Rotterdam kan een volume-afspraak worden gemaakt over het aantal risicojongeren dat bij Bureau Halt worden aangemeld met de vermelding dat de jongeren riskant blowen. Via Bureau HALT en met hulp van deskundigen kunnen deze jongeren vervolgens een afdoening krijgen die hen gericht aanspreekt op de risico’s van blowen.
4.4
Regelgeving en handhaving
Uitgangssituatie Regelgeving heeft betrekking op de vraagzijde (de gebruikers) en de aanbodzijde (de dealers) van de cannabismarkt. Wat betreft de vraagzijde is het bezit van cannabis strafbaar (overtreding) op basis van de Opiumwet. De richtlijnen van de procureurs generaal bepalen dat het bezit van cannabis voor eigen gebruik niet wordt vervolgd. Leeftijd speelt hierbij geen rol. In de praktijk betekent dit dat jongeren die cannabis bezitten evenals volwassenen niet worden aangehouden of geverbaliseerd op basis van de Opiumwet. Eveneens gericht op de vraagzijde zijn de in Rotterdam geldende artikelen 3.3.3 en 3.3.4 van de APV, die het blowen op straat verbied, in de wandelgang het blowverbod genoemd. In de praktijk wordt deze APV niet gehandhaafd, met uitzondering van specifiek benoemde gebieden waarover de gemeente, deelgemeente, politie en het OM een handhavings-afspraak hebben gemaakt. Invalshoek voor de handhaving is de bestrijding van overlast. Sanctie op overtreding van het blowverbod in 50 euro. In Rotterdam-Zuid vallen enkele locaties in de deelgemeenten Feijenoord en Charlois onder het blowverbod, waaronder het Spoorhavenpark (Feijenoord) en winkelcentrum Zuidplein (Charlois). In de praktijk worden weinig processen verbaal opgemaakt tegen blowende jongeren. De pakkans is niet groot, omdat een jongere daadwerkelijk betrapt moet worden met een brandende joint. Ook hebben jongeren de mogelijkheid het verbod te omzeilen door buiten het beschreven gebied te blowen. De gemeenteraad heeft uitgesproken dat het blowverbod vaker moet worden gehandhaafd om blowen op straat door jongeren terug te dringen. Het huidige (APV) blowverbod biedt op dit moment weinig soelaas. Wanneer het belangrijkste effect van de APV verplaatsing is van enkele jongeren die blowen, dan lijkt de inzet van het instrument tamelijk willekeurig. Het blowverbod zou moeten worden aangepast om het blowen door minderjarigen effectief tegen te gaan. In het kader van een beleidsvisie, waarin het blowen door minderjarigen niet wordt geaccepteerd, is een uitbreiding van het blowverbod zinvol wanneer prioriteit wordt gegeven aan het tegengaan van blowen door minderjarigen. In dit verband kan een aanhouding leiden tot een aanmelding bij Bureau HALT.
!
!
41
!!!!!!!!!!!! Aan de aanbodzijde wordt de distributie van cannabis in Rotterdam gereguleerd door het gedoogbeleid voor coffeeshops. In het kader van dit beleid is het de exploitanten van coffeeshops ten strengste verboden om aan jongeren onder de 18 jaar cannabis te verkopen. De sanctie op overtreding is dat een coffeeshop voor een half jaar (bij de eerste overtreding) wordt gesloten, bij twee of meer overtredingen kan de exploitant zijn vergunning verliezen. De in Rotterdam strenge handhaving van de leeftijdsgrens van 18 jaar in coffeeshops geeft een belangrijk signaal aan minderjarigen dat zij niet geacht worden te blowen. Een deel van de minderjarige blowers komt via coffeeshops aan cannabis. Dit gebeurt veelal via het ‘poolen’ van geld met vrienden van 18 of ouder, die wel toegang hebben tot de coffeeshop. Sommige minderjarigen komen met valse identiteitsbewijzen een coffeeshop binnen te komen, waartegen een exploitant zich nu moeilijk kan weren. Soms vragen minderjarigen aan willekeurige bezoekers om voor hen cannabis in de coffeeshop aan te schaffen. Het uit de coffeeshops ‘weglekken’ van cannabis naar minderjarigen zou moeten worden tegengegaan. Een stadsbreed blowverbod gericht op minderjarigen biedt de politie meer mogelijkheden om minderjarigen in en rond de coffeeshop aan te pakken. Moeilijker aan te pakken is het ‘poolen’ via een meerderjarige. Een coffeeshopexploitant in Rotterdam Zuid heeft inmiddels zelf besloten om de leeftijdsgrens van 18 jaar op te trekken naar bijvoorbeeld 21 jaar. In de huidige situatie is het denkbaar dat meer coffeeshops hiertoe besluiten. Op dit moment is echter niet duidelijk wat de consequenties kunnen zijn. Een mogelijk effect kan zijn dat minderjarigen meer gebruik gaan maken van het niet-gedoogde aanbod van cannabis. Dit vergt nader onderzoek.
Conclusie: !
Minderjarige buurt- en risicojongeren die op straat blowen worden in de regel niet aangesproken op hun blowgedrag. Het beleid dat minderjarigen niet blowen zou een formele bekrachtiging moeten krijgen. De Opiumwet biedt op dit vlak weinig aangrijpingspunten. Een aanpassing van de het APV blowverbod valt in dit verband te overwegen, mits gericht op het tegengaan van blowen door minderjarigen. Nader onderzoek is nodig naar uitvoerbaarheid en praktische implicaties.
!
Het weglekken van cannabis uit coffeeshops naar minderjarigen zou effectiever moeten worden bestreden. Nader onderzoek is nodig naar de mogelijke consequenties van verhoging van de minimum leeftijd voor coffeeshopbezoekers van 18 naar 21 jaar.
Aanbevolen beleid Het valt te overwegen om de handhaving van het APV blowverbod stadsbreed toe te passen op minderjarigen die blowen in het openbaar.
Het wordt wel aanbevolen om de uitvoerbaarheid en
de verwachte effectiviteit van een dergelijke wijziging van de APV nader te onderzoeken alvorens de handhaving aan te passen. Het is van belang om het weglekken van cannabis uit coffeeshops naar minderjarigen actiever tegen te gaan. Er zijn diverse maatregelen denkbaar, zoals een actievere aanpak van minderjarigen die de coffeeshop proberen binnen komen, of het verhogen van de minimumleeftijd van 18 naar 21 jaar. Het wordt aanbevolen om in samenspraak met de coffeeshopbranche de verschillende opties te onderzoeken en te beoordelen op de mogelijke consequenties, alvorens ze worden ingevoerd.
!
!
42
!!!!!!!!!!!!
5
Conclusies
Hoofdlijnen van beleid (4.1) !
De omvang en aard van de cannabisgerelateerde problematiek bij buurt- en risicojongeren rechtvaardigt een extra inspanning van het stedelijk bestuur en beleid
!
Veel jongeren en volwassenen beschouwen cannabis als een genotmiddel dat vergelijkbaar is met alcohol en tabak. Evenals bij roken en drinken bestaat er een grote mate van maatschappelijke acceptatie voor blowen door volwassenen. Er is minder begrip voor blowen door minderjarigen.
!
Er is behoefte aan een samenhangende beleidsvisie op blowen en jeugd, waarin gezondheid, onderwijs en gezin de centrale elementen vormen.
!
Speerpunten: continueren van voorlichting en preventie in het onderwijs, intensiveren van voorlichting en preventie in de wijk (motto: Blowen is niet normaal), meer druk op jongeren die blowen en gedragsproblemen vertonen en flankerend beleid in de sfeer van regelgeving en deskundigheidsbevordering van professionals.
!
Zorgen voor optimale betrokkenheid van deelgemeenten en deel-/wijkraden bij de uitvoering van het beleid.
Voorlichting en preventie (4.2) !
Uitgangspunt is differentiatie in de voorlichting en preventie voor minderjarigen (Blowen is niet normaal) en meerderjarigen (Blow met mate en voorkom risico’s)
!
Voorlichting en preventie via de scholen
!
Voorlichting en preventie via de coffeeshops
!
Een breed opgezette campagne in de wijken is nodig om (minderjarige) buurt- en risicojongeren in hun eigen omgeving te bereiken en de norm te kantelen naar ‘blowen is niet normaal’.
!
Professionele organisaties die direct met buurt- en risicojongeren werken worden ondersteund met een aanbod van deskundigheidsbevordering
Begeleiding en hulpverlening (4.3) !
Meer deskundigheid is nodig bij politieagenten en jongerenwerkers met betrekking tot kennis over cannabis en vaardigheden bij voorlichting, signalering en doorverwijzing.
!
Het cannabisspecifieke hulpaanbod kan beter inzichtelijk worden gemaakt door middel van een sociale kaart en een actief informatieaanbod
!
In een pilot groepsaanpak het ontwikkelen en beschrijven van beïnvloedingsmogelijkheden voor risicojongeren die blowen en (zwaar) overlastgevend gedrag vertonen
!
Via Bureau HALT intensiveren van de aanpak van risicojongeren die (zwaar) blowen en door de politie zijn aangehouden.
!
!
43
!!!!!!!!!!!! Regelgeving en handhaving (4.4) !
Een aanpassing van de het APV blowverbod valt te overwegen, mits gericht op het tegengaan van blowen door minderjarigen. Nader onderzoek is nodig naar uitvoerbaarheid en praktische implicaties.
!
Het weglekken van cannabis uit coffeeshops naar minderjarigen zou effectiever moeten worden bestreden. Nader onderzoek is nodig naar de mogelijke consequenties van verhoging van de minimum leeftijd voor coffeeshopbezoekers van 18 naar 21 jaar.
!
!
44
!!!!!!!!!!!!
6
Het actieplan
Op basis van de assessment van beleid en interventies zijn conclusies getrokken over het algemeen beleid, de voorlichting en preventie, begeleiding en hulpverlening en regelgeving en handhaving (zie hoofdstuk 4 en 5). Op basis van deze conclusies is het onderstaande actieplan opgesteld met twee beleidsadviezen, zeven voorstellen voor interventies en een voorstel voor nader onderzoek.
Beleid 1
Integrale beleidsvisie jongeren en genotmiddelen
Doel
In het kader van Gezond in de Stad het ontwikkelen van een gemeenschappelijke beleidsvisie op jongeren en genotmiddelen, uitgaande van de centrale elementen gezondheid, onderwijs en gezin visieontwikkeling, besluitvorming in College, uitdragen gemeenschappelijke visie (o.a. fact sheets, media)
activiteiten
middelen time frame
nader te bepalen start: oktober 2009 einde: januari 2010
verantwoordelijk Regiegroep Genotmiddelen beoogd GGD uitvoerder Beleid 2 Betrekken van deelgemeenten bij het beleid Doel activiteiten middelen time frame
Het verkrijgen van draagvlak voor de voorstellen voor interventies bij de deelgemeenten en (wijk-)raden die niet betrokken waren bij de CannabisRAR op Zuid. aanvullende Response Assessment in 8 deelgemeenten en 2 wijkraden, gericht op het bevorderen van effectieve en haalbare interventies in de gehele Rotterdamse regio nader te bepalen Duur: 2 maanden Beoogde start: augustus 2009
verantwoordelijk Regiegroep Genotmiddelen, Jeugdconsul beoogd GGD uitvoerder Interventie 1 Campagne in de wijk: 'Is blowen normaal dan?' Doel
Bevorderen van de norm 'blowen is niet normaal' bij risicojongeren in buurten en voorzieningen resultaten * een klimaat die ondersteunend is voor gerichte acties tegen riskant blowen * minder minderjarige risicojongeren die beginnen met blowen * minder risicojongeren die dagelijks blowen activiteiten * Projectmatige aanpak: door Rotterdam toerende bus met expositie, peer education, lyrics-wedstrijd, rol model, betrokkenheid van bestuur en media * ontwikkeling, productie en verspreiding van folders, affiches, spotjes voor wijkcampagne middelen gemeentelijke subsidie, nader te bepalen time frame start ontwikkeling: sept '09 start uitvoering: maart '10 einde: december 2010 verantwoordelijk JOS, GGD, directie Veilig, SoZaWe, deelgemeenten beoogd Nader te bepalen. Samenwerking met jongerenwerk, JIP, Bouman GGZ, De Hoop GGZ uitvoerder
!
!
45
!!!!!!!!!!!! Interventie 2 Doel resultaten activiteiten
middelen time frame verantwoordelijk beoogd uitvoerder Interventie 3 Doel
Deskundigheidsbevordering beroepsgroepen: jongerenwerkers , pedagogen woonvoorzieningen, buurtagenten Ondersteuning door deskundige intermediairs voor risicojongeren, die risico's van blowen willen verminderen professionals zijn in staat om voorlichting te geven en uitvoering te geven aan vroegsinalering en doorverwijzing * cursus: kennisvermeerdering, voorlichtingsvaardigheden, vroegsignalering, kennis over hulpvoorzieningen * ondersteuningsaanbod door help desk subsidie GGD start: sept '09einde: februari '10 JOS, GGD Bouman GGZ Alle instellingen met risicojongeren hebben een blowbeleid Instellingen zijn alert op de risico's van blowen, streven naar uniforme regelgeving en voeren taken uit op het terrein van voorlichting, signalering en doorverwijzing
resultaten
Eenduidige informatievoorziening en vastgestelde taken en verantwoordelijkheden van de instellingen die risicojongeren als doelgroep hebben activiteiten ontwikkeling van model met afspraken over te voeren blowbeleid tussen opdrachtgevers/financiers en instellingen middelen regulier time frame start: januari 2010 verantwoordelijk deelgemeenten en instellingen voor jongerenwerk en jeugdhulpverlening beoogd JOS, GGD, deelgemeenten uitvoerder Interventie 4 Pilot Groepsaanpak en blowen Doel Verminderen problematisch blowen door risicojongeren met ernstig probleemgedrag resultaten * set met aanvullende instrumenten om problematisch blowgedrag aan te pakken, toepasbaar binnen de groepsaanpak * evaluatie en rapportage gericht op toepasbaar maken in andere deelgemeenten activiteiten In pilot periode in drie deelgemeenten gericht op het ontwikkelen van maatregelen en acties, inclusief drang en dwang maatregelen, die toepasbaar zijn binnen de bestaande groepsaanpak van overlastgevende jongeren. middelen nader te bepalen time frame start: januari 2010 einde: december 2011 verantwoordelijk Jeugdconsul beoogd Nader te bepalen. samenwerking met Stichting Jong/mobiel team en Bouman uitvoerder GGZ/veldwerk Interventie 5 Doel
Intensiveren Bureau HALT afdoening voor jongeren die blowen Jongeren die zwaar blowen en voor een strafbaar feit zijn aangehouden door de politie krijgen een Halt-afdoening, die is gericht op verminderen en stoppen van het blowen. resultaten * Meer HALT-jongeren krijgen een op vermindering van blowen gerichte HALTafdoening * Via de HALT-afdoening krijgen meer jongeren die problematisch blowen hulp en begeleiding aangeboden bij het stoppen met blowen. activiteiten * Evaluatie van bureau HALT-afdoening voor jongeren die op straat drinken (pilot ‘HALT bij Alcohol’) en voor jongeren die blowen * op basis van (lopend) pilot project in Rotterdam Zuid en volumeafspraken tussen gemeente en politie de toeleiding naar Bureau HALT verbeteren * op basis van een evaluatie van het effect de HALT-afdoening verder ontwikkelen. middelen Regulier time frame Start: September 2009 einde: nader te bepalen verantwoordelijk Directie Veilig, politie, Bureau HALT beoogd Politie, Bureau HALT, Bouman GGZ uitvoerder
!
!
46
!!!!!!!!!!!! Interventie 6 Doel resultaten activiteiten middelen time frame verantwoordelijk beoogd uitvoerder Interventie 7 Doel resultaten activiteiten
middelen time frame
Sociale kaart begeleiding en hulp aan jongeren met genotmiddelenproblematiek Toegankelijker maken van in cannabisproblematiek gespecialiseerde hulpverlening aan jongeren on-line overzicht van voorzieningen dat geregeld wordt geactualiseerd beschrijven van beschikbare hulpaanbod en contactgegevens in de regio GGD start: september 2009 einde: februari 2010 GGD GGD Preventie in coffeeshops Vermindering van risico's bij actuele blowers van 18 jaar en ouder verbetering kennis van risico's, vroege signalering van probleemblowen en doorgeleiding naar hulp * voortzetting cursus coffeeshoppersoneel en distributie standaard voorlichtingsmateriaal * aanvullend: informatiemateriaal voor jonge bezoekers * aanvullend: lancering website 'Cannabis en Ik' in de coffeeshops GGD cursus en materiaalaanbod is doorlopend start aanvullende acties: september 2009
verantwoordelijk GGD, directie Veilig beoogd werkgroep met GGD, brancheorganisatie en Bouman GGZ uitvoerder Onderzoek Effect van aanpassing regelgeving en handhaving op het tegengaan van blowen door minderjarigen Doel Effect van eventuele aanvullende regelgeving (en handhaving) op blowgedrag van minderjarigen in kaart brengen resultaten Advies over (eventuele) regelgeving en handhaving, zoals uitbreiding blowverbod voor minderjarigen (aanpassing APV) en verhoging leeftijdscriterium in coffeeshops activiteiten Verdiepingsonderzoek in aanvulling op monitor coffeeshopbeleid middelen
Nader te bepalen
time frame
Start: januari 2010
verantwoordelijk Directie Veilig, GGD beoogd uitvoerder
!
Nader te bepalen
!
47
!!!!!!!!!!!!
!
!
48
!!!!!!!!!!!!
- BIJLAGEN Blz. A. Enquete CannabisRAR ………………………………………………… 51 B. De RAR als methode van onderzoek en de uitvoering in Rotterdam Zuid …………………………………….. 65 C. Lijst met geconsulteerde organisaties ……………………….. 71 D. Literatuur …………………………………………………………………….. 73
!
!
49
!!!!!!!!!!!!
!
!
50
!!!!!!!!!!!! BIJLAGE A Enquete CannabisRAR: Blowen onder buurt- en risicojongeren in Rotterdam-Zuid
Auteurs: H. van den Berg (GGD Rotterdam-Rijnmond) W.M. de Jong (BP&O)
Inhoud: Inleiding
Aanpak van het enquêteonderzoek
Hoofdstuk 1
Kenmerken van de onderzochte groep
Hoofdstuk 2
Gebruik en omstandigheden
Hoofdstuk 3
Problemen en effecten in relatie tot gebruik
!
!
51
!!!!!!!!!!!! Inleiding
Aanpak van het enquêteonderzoek
In februari, maart en april 2009 is een rapid assessment and response (RAR) uitgevoerd naar het blowen door risicojongeren in Rotterdam Zuid. Als een van de methoden van gegevensverzameling hebben we onder deze specifieke doelgroep een enquêteonderzoek uitgevoerd onder 192 jongeren. Deze aanpak past in de systematiek van de RAR, waarin onderzoeksbevindingen vanuit verschillende perspectieven worden geverifieerd .
Gericht onderzoek onder de doelgroep De enquête is niet bedoeld om een representatief beeld te verkrijgen van het blowgedrag onder risicojongeren. De resultaten zeggen iets over de doelgroep op wie wij ons onderzoek hebben gericht, door deze gegevens te combineren met andere gegevens die in de RAR zijn verzameld. Het gaat dan om jongeren die door een combinatie van factoren een groter risico lopen om als overlastgevend te worden gezien, om vroegtijdig school te verlaten et cetera.
Steekproeftrekking Er is in het onderzoek geen sprake van een a-selectieve steekproeftrekking. Strikt genomen is er geen steekproef getrokken, maar is er sprake van een directe benadering van de doelgroep. Dit is een gevolg van de wijze waarop jongeren zijn benaderd, namelijk op straat en in buurthuizen via de jongerenwerkers die ter plekke actief zijn. Vervolgens is deze selectiviteit in locaties ook gehanteerd in het enquêteonderzoek. Aangezien we de feitelijke omvang en samenstelling van de groep “risicojongeren in Rotterdam Zuid” niet kennen, is het achteraf niet vast te stellen in hoeverre de door ons ondervraagde groep hier van afwijkt.
Uitvoering van het onderzoek De leden van het RAR-team hebben enquêteformulieren uitgezet op de locaties waar zij eerder ook gesprekken met de doelgroep hebben gevoerd en/of waar focusgroepen zijn gehouden. De locatiebeheerders hebben de enquêteformulieren uitgedeeld aan de jongeren met de vraag om ze ter plekke in te vullen en weer ingevuld terug te geven.
Opzet van de verslaglegging We beschrijven in deze verslaglegging de uitkomsten uit het enquêteonderzoek. Per onderwerp geven we eerst de antwoorden weer van de gehele groep blowers. Daarna gaan we in op verschillen tussen categorieën respondenten, op basis van hun persoonskenmerken. Deze verschillen worden ten behoeve van de overzichtelijkheid in de tekst gemarkeerd met bullits. In hoofdstuk 1 gaan we in de op persoonskenmerken van de doelgroep. In hoofdstuk 2 vindt de lezer een beschrijving van verschillende aspecten van het gebruik en de omstandigheden waaronder het gebruik plaatsvindt. In hoofdstuk 3 bespreken we problemen die door de jongeren worden aangegeven en meer in algemene zin de effecten die zij van blowen ondervinden.
!
!
52
!!!!!!!!!!!! Hoofdstuk 1
Kenmerken van de onderzochte groep
De doelgroep van het onderzoek vormt de basis voor de analyses. Van deze respondenten hebben we 192 ingevulde enquêtes retour ontvangen. Het gaat om jongeren die verbleven binnen de deelgemeenten Charlois (64, waarvan 39 op Zuidplein), IJsselmonde (37), Feijenoord (65) en om lichtverstandelijk gehandicapte jongeren die geënquêteerd zijn op locaties van Pameijer en Philadelfia (26). Van de groep van 192 geënquêteerde jongeren zeggen 101 jongeren dat zij ooit hebben geblowd (53%). In deze rapportage worden deze jongeren als ‘blowers’ aangeduid. Van de ‘blowers’ zegt 25% maximaal 5 keer te hebben geblowd om het uit te proberen (de ‘experimentele blowers’), de overige 75% van de blowers heeft meer dan 5 keer geblowd (de ‘actuele blowers’). Tussen de leeftijdsgroepen zien we grote verschillen. In de jongere leeftijdsgroepen zien we veel meer niet-blowers. In tabel 1 zijn de verdelingen weergegeven van de groep blowers en niet-blowers, naar persoonskenmerken. Zeven van de 42 jongeren in de leeftijd tot 15 jaar zegt te blowen, terwijl de oudere leeftijdsgroepen voor de helft of meer uit blowers bestaan. Naast de leeftijdsverschillen zijn er verschillen zichtbaar afhankelijk van werksituatie, opleiding en woonsituatie, maar deze kunnen voor een belangrijk deel worden teruggevoerd op het eerder geconstateerde verschil in samenstelling naar leeftijd. Voor het opleidingsniveau is die verklaring iets minder direct, maar hier moeten we er rekening mee houden dat de jongere groep nog niet de leeftijd heeft bereikt waarop zij een HBO of hogere opleiding kunnen zijn begonnen. De onderzochte jongeren in de leeftijd tot en met 15 jaar bestaat slechts voor een klein deel uit blowers (17%). Daarnaast geldt voor deze jongeren dat zij meestal nog bij ouders thuis wonen (93%), nog op school zitten (83%) of werk en school combineren (14%). Het gaat overwegend om jongens (86%) met een zeer uiteenlopende herkomst wat etniciteit betreft. Tabel 1.1 Verschillen in persoonskenmerken tussen de groep blowers en niet-blowers in het onderzoek (n=192) (per kenmerk telt iedere kolom op tot 100%, aantallen vermeld tussen haakjes) categorie
Blowt niet (n=91)
Leeftijd*
11-15 16-17 18-23 24-32
Jongen Meisje
!
Totaal
(n=101)
39%
35
7%
7
29%
26
25%
24
28%
25
61%
59
4%
4
7%
7
totaal Geslacht
Blowt
100%
100%
77%
76%
23%
24%
!
(n=192) 23%
(42)
27%
(50)
45%
(84)
6%
(11) 100% 77% 23%
53
!!!!!!!!!!!!
Deelgemeente
IJsselmonde Charlois Feijenoord LVG-locatie
Etnische
Nederlands
23%
16%
19%
17%
49%
33%
41%
28%
34%
20%
8%
14%
27%
25%
26%
4%
13%
9%
23%
16%
20%
7%
13%
10%
8%
10%
9%
4%
1%
3%
8%
10%
9%
19%
14%
16%
18%
18%
18%
55%
30%
42%
28%
46%
37%
0%
6%
3%
groep Turks Marokkaans Antilliaans/Arubaans Surinaams Kaapverdiaans Anders Meer dan één groep genoemd Werk&school*
Ik werk Ik zit op school Ik combineer werk en school Ik ben werkloos
Werkweek
Opleiding*
Gemiddeld aantal uren
Basisschool/Speciaal
20 uur
23 uur
(n=61)
(n=61)
21 (n=110)
14%
8%
11%
39%
33%
36%
36%
41%
38%
1%
13%
7%
10%
5%
7%
2%
10%
6%
88%
63%
75%
0%
10%
5%
0%
10%
5%
7%
6%
7%
onderwijs VMBO, MAVO HAVO, VWO, MBO HBO, WO en hoger anders Woonsituatie*
Alleen Met mijn ouders/opvoeders Met mijn partner/vriend(in) Met anderen (familie, vrienden) Anders, namelijk...
!
!
54
!!!!!!!!!!!!
Hoofdstuk 2
Gebruik en omstandigheden
Gebruik van cannabis
2.1
De onderstaande bevindingen hebben betrekking op de jongeren die ooit hebben geblowd (de ‘blowers’, n=101).
Leeftijd eerste joint De onderzochte ‘blowers’ rookten gemiddeld op 15-jarige leeftijd hun eerste blow of joint. !
Bij de meisjes gebeurde dit iets later (16 jaar) dan bij de jongens (ruim 14 jaar).
Mate van gebruik Ruim een kwart van de jongeren (25%, 25 in getal) geeft aan hooguit een keer of vijf geblowd te hebben, alleen om het eens uit te proberen. De rest van de blowers (75%) heeft vaker geblowd. !
Meer dan de helft van de groep die alleen blowde om het eens uit te proberen, zit nog op school (het betreft 14 jongeren).
!
Van de groep tot 18 jaar heeft 46% meer dan vijf keer geblowd, van de groep 18-plussers is dit 75%.
!
We constateren dat jongeren die vaker geblowd hebben veelal een langere werkweek hebben (25 uur) dan jongeren die minder vaak geblowd hebben (15 uur). We sluiten niet uit dat dit verklaard kan worden uit het achterliggende leeftijdsverschil.
!
Tussen de jongens en de meisjes troffen we hierin geen verschil aan.
De mate waarin er geblowd wordt, loopt uiteen. De afgelopen vier weken blowde 17% dagelijks, 16% minstens tien keer (maar niet dagelijks), ruim 27% drie tot tien keer en 40% niet of hooguit één à twee keer. !
Naar persoonskenmerken treffen we geen verschillen aan, behalve met betrekking tot het aantal gewerkte uren. Degenen die gemiddeld meer uren per week werken, blowen meer frequent.
!
Dit is niet zonder meer toe te schrijven aan een leeftijdsverschil. Het is juist dat vrijwel alle frequente gebruikers tot de groep 18 t/m 23-jarigen behoren, maar niet uitsluitend. Daarnaast geldt dat geen enkele 23+-er tot de groep van frequente gebruikers behoort.
Gebruik in combinatie met andere drugs en alcohol Iets minder dan de helft van de jongeren (45%) zegt geen blow gelijktijdig met andere drugs te gebruiken (zie tabel 2.1). De groep die wel eens drugs combineert, blowt vooral in combinatie met alcohol (43%). Hierin verschillen de jongeren (statistisch gezien) niet qua persoonskenmerken, maar we zien wel dat in de onderzochte groep het beeld bij de groep 18- enigszins anders is dan dat bij de 18-plussers.
!
!
55
!!!!!!!!!!!! Tabel 2.1 Het combineren van alcohol en andere drugs met het roken van wiet of hasj (n=95) onder de 18
18 en ouder
Totaal
(n=30)
(n=65)
(n=95)
met alcohol
50%
40%
43%
met andere drugs
-
9%
6%
met alcohol en andere drugs
-
8%
5%
nee, ik combineer geen drugs
50%
43%
45%
Totaal
100%
100%
100%
Omstandigheden en de wijze van verkrijging
2.2
Waar blowen de jongeren meestal? Er wordt vooral op straat geblowd (58%) en thuis (20%). Een beperkt aantal jongeren blowt vooral op school (8%) en 12% geeft de voorkeur aan een andere plek om te blowen. Overigens geeft 22% aan geen voorkeur voor een bepaalde plek te hebben. !
Er bestaat een klein verschil tussen jongens en meisjes en hun voorkeur om op straat te blowen. Deze voorkeur bestaat wat vaker bij jongens (58%) dan bij meisjes (35%).
Tabel 2.2 Voorkeur van de jongeren voor een specifieke plek om te blowen (n=95) 18-
18+
Totaal
Op straat
57%
53%
55%
Thuis
17%
21%
19%
Op school
17%
6%
9%
Geen voorkeur voor de
20%
29%
25%
10%
11%
11%
plek waar ik blow Voorkeur voor een andere blowplek
Gezelschap De grootste groep jongeren blowt met een kleinere (51%) of grotere (20%) groep vrienden. Een klein deel blowt alleen (17%) of heeft in dit opzicht geen voorkeur (13%). !
Tussen groepen vinden we geen verschillen die we eenduidig kunnen terugvoeren op verschillen in persoonskenmerken. Dit is mede het gevolg van de geringe aantallen respondenten in de steekproef.
Moment van de dag De avond is veruit het favoriete moment bij de jongeren om te blowen. 81% van hen noemt dit als een moment waarop ze blowen. Voor een beperkt aantal in deze groep (26 van de 80) (33%) geldt dat ze uitsluitend ‘s-avonds blowen, de rest (67%) blowt ook op andere momenten
!
!
56
!!!!!!!!!!!!
Tabel 2.2 Moment van de dag waarop jongeren aangeven te blowen, naar deelgemeente (n=99) Ochtend
Middag
Avond
Nacht
IJsselmonde
-
19%
75%
25%
Charlois
25%
52%
83%
42%
Feijenoord
37%
48%
74%
52%
LVG lokatie
38% 25%
75% 47%
100% 81%
38% 41%
Totaal
Noot bij de tabel De percentages tellen niet op tot 100%, aangezien op meerdere dagdelen geblowd kan worden. Tussen categorieën constateren we enkele verschillen. !
In IJsselmonde wordt door geen van de ondervraagde jongeren in de ochtend geblowd en ook in de middag is het blowen bij deze groep niet populair (zie tabel 2.2).
!
Vrijwel geen van de meisjes geeft aan ’s-ochtends te blowen (2 van de 23) en relatief weinig ’s-middags (7 van de 23).
!
Onder de ochtendblowers zijn (middelbare) scholieren van HAVO, VWO, MBO ondervertegenwoordigd (4 van de 35).
!
De groep die niet in de avonduren blowt, bestaat volledig uit jongeren die nog naar school gaan (8 respondenten) of werk en school combineren (eveneens acht respondenten).
!
De groep ‘nachtblowers’ bestaat voor het grootste deel (83%) uit jongeren van 18 jaar of ouder. Daarnaast gaat het bij de groep nachtblowers ook wat vaker om werklozen (5 van de 6) en jongeren die werk en school combineren (61%, 27 respondenten).
!
Door de groep die in de ochtenduren blowt, wordt gemiddeld genomen meer uur per week gewerkt (30 uur) dan door de groep die niet op dit tijdstip zegt te blowen (21 uur).
Op de vraag of de jongeren tijdens school of werk blowen, antwoordt 56% dit nooit te doen, 23% doet dit soms, 21% regelmatig. Tabel 2.3 Mate waarin de jongeren onder school- of werktijd blowen onder de 18
18 en ouder
Totaal
(n=28)
(n=64)
(n=96)
Ja, regelmatig
7%
23%
21%
Ja, soms
39%
17%
23%
Nee, nooit
54%
59%
56%
totaal
100%
100%
100%
!
Jongeren onder de 18 zeggen wat minder vaak dat ze onder school- of werktijd blowen (7%) dan 18-plussers (23%) (zie ook tabel 2.3).
!
Van de werkenden zegt een groter deel nooit onder werktijd te blowen (66%) dan van de niet-werkenden (39%).
!
!
57
!!!!!!!!!!!! !
Er is een kleine groep van zes werkenden die zegt regelmatig tijdens het werk te blowen. Deze jongeren werken gemiddeld genomen veel meer uur per week (32 uur) dan de groep werken die nooit tijdens het werk zegt te blowen (24 uur) of die zegt dit hooguit soms te doen (17 uur).
Manieren waarop hasj en wiet worden verkregen Aan de jongeren is de vraag voorgelegd waar zij meestal hun wiet kopen. Ze mochten hier maximaal twee manieren van verkrijgen opgeven. Van alle opties die wij aan hen voorlegden, gaf niemand als antwoord dat zij wiet of hasj op school of in de directe omgeving van de school kochten. In tabel 2.4 zijn de antwoorden weergegeven. 67% van de jongeren geeft de coffeeshop aan als voorname plaats waar zij hun wiet of hasj kopen of verkrijgen. Ook krijgt één op de drie jongeren hun hasj of wiet, zonder het zelf te hoeven kopen. Slechts weinigen gebruiken hiervoor een 06-nummer of kweken hun eigen wiet/hasj. Tabel 2.4 Manieren waarop hasj en wiet meestal worden verkregen 1e keuze (n
2e keuze (n
totaal
Totaal onder 18
respondenten=96)
respondenten=28)
(n cases=124)
jaar (n cases=30)
Ik koop het niet
32%
4%
33%
53%
Coffeeshop
56%
36%
67%
40%
06-nummer
2%
7%
4%
7%
Straatdealer
5%
4%
6%
7%
Via vrienden of
2%
46%
16%
17%
Eigen teelt
2%
4%
3%
0%
Totaal
100%
100%
-
-
zelf maar krijg het altijd
familie
Noot bij de tabel: de laatste kolommen tellen niet op tot 100%. Het totaal is gebaseerd op een combinatie van de eerste en de tweede keuze.
!
Het zijn vooral de 18+-ers die van de coffeeshop gebruik maken. Onder 18-minners zeggen twaalf van 30 jongeren (40%) hun cannabis te kopen bij de coffeeshop.
!
!
58
!!!!!!!!!!!!
Hoofdstuk 3
Problemen en effecten in relatie tot gebruik
De onderstaande bevindingen hebben betrekking op de jongeren die ooit hebben geblowd (de ‘blowers’, n=101). Ervaren problemen door blowen
3.1
Welke problemen ervaren jongeren als een gevolg van blowen? We gaan in deze paragraaf na of jongeren ooit overwogen hebben om te stoppen of te minderen met blowen, of ze door het blowen ooit in geldnood zijn gekomen en of ze wel eens problemen met hun omgeving hebben gehad die ze aan het blowen wijten.
Overweging om te stoppen of te minderen Ruim driekwart (79%) van de ondervraagden heeft er ooit wel eens aan gedacht of het serieus geprobeerd om met blowen te stoppen of minderen. Voor 40% ging het om een serieuze stoppoging. Slechts één op de vijf heeft er nog nooit aan gedacht om een stoppoging te doen of om proberen te minderen. Kijken we uitsluitend naar de blowers die meer frequent gebruiken (dat wil zeggen meer dan eens om het een keer uit te proberen) dan veranderen deze percentages niet noemenswaardig. !
Tussen categorieën van jongeren vinden we in onze analyses geen patronen die op verschillen kunnen duiden.
Geldnood door blowen 25 jongeren (25%) kwamen wel eens in geldnood door het eigen blowgedrag. !
In twee gevallen betrof het jongeren van 16-17 jaar, in alle andere gevallen betrof het 18pussers.
!
Van de acht blowende jongeren die op een LVG-locatie verblijven, waren er drie bij wie dit probleem speelde.
!
Relatief vaak zien we dit probleem terug bij respondenten die in een woonvoorziening wonen met begeleiders (vijf van de zes kwamen er in geldproblemen).
!
Van de jongeren die samenwonen met een partner of vriend(in) was dit bij vijf van de negen het geval.
Problemen met de omgeving Naast geldnood kan blowgedrag er de oorzaak van zijn dat jongeren in conflict komen met hun omgeving. Enkele aspecten hiervan zijn door ons op een rij gezet en we hebben de jongeren gevraagd hoe vaak ze hiermee een probleem hebben gehad als gevolg van hun blowgedrag. De antwoorden staan weergegeven in tabel 3.1. Het vaakst geven de jongeren aan dat ze problemen met hun partner of vriend(in) krijgen (39% ooit, 17% regelmatig of altijd), met politie (38%;
!
!
59
!!!!!!!!!!!! 13%), met school (34%; 9%) of met ouders (32%; 12%). We merken op dat de percentages zijn gebaseerd op de respondenten die zelf aangaven dat deze vraag op hen van toepassing is of was.
Tabel 3.1 In de problemen met de omgeving Totaal In de problemen …
nooit
zelden
soms
regelmatig
altijd
%
n
met (vaste) vriend(in)
61%
11%
11%
9%
8%
100%
90
met politie
62%
12%
13%
3%
10%
100%
93
met school
66%
10%
16%
3%
6%
101%
90
met ouders
68%
10%
10%
3%
9%
100%
92
met vrienden(kring)
71%
10%
6%
8%
6%
101%
90
door lichamelijke klachten
72%
8%
13%
2%
5%
100%
95
met andere familie
73%
5%
11%
3%
8%
100%
92
door psychische klachten
74%
6%
11%
3%
5%
99%
94
met werk
77%
3%
8%
7%
5%
100%
87
met sociale dienst
85%
1%
4%
5%
5%
100%
80
anders nl....
91%
1%
2%
2%
4%
100%
96
We zijn nagegaan of er door bepaalde groepen respondenten vaker een probleem op deze gebieden ervaren wordt dan door andere groepen. Hiervoor zijn echter geen duidelijke aanwijzingen.
3.2
Inschatting van verslavingsrisico
Bijna tweederde van de blowers (63%) denkt dat zij niet afhankelijk van blowen kunnen raken. Voor één op drie geldt dus dat zij dat wel als een reëel risico zien (zie tabel 3.2). De groep die denkt dat ze daadwerkelijk verslaafd aan blowen zijn, is kleiner (16%). Dit neemt niet weg dat bijna vier op de tien respondenten van mening is dat blowen een gewoonte voor ze is.
Tabel 3.2 Inschatting van verslavingsrisico’s Ja
Nee
N totaal
Denk je dat je afhankelijk van blowen kunt raken?
37%
63%
89
Denk je dat blowen voor jou een gewoonte kan worden?
48%
52%
91
Vind je dat je afhankelijk bent van blowen?
16%
84%
90
Vind je dat blowen op dit moment een gewoonte voor je is?
39%
61%
93
Tussen groepen zien we een paar verschillen in opvatting die verband houden met verschillen in persoonskenmerken.
!
!
60
!!!!!!!!!!!! !
69% van de jongeren met VMBO-MAVO als opleidingsniveau verwacht dat blowen voor hem of haar een gewoonte kan worden. De overige jongeren denken dat in veel mindere mate
!
Respondenten zonder werk hebben eveneens vaker deze mening (65%) dan respondenten die wel werken (40%).
!
Als het om de vraag gaat of jongeren denken dat ze van blowen afhankelijk zijn, zien we geen duidelijke verschillen tussen de groepen. De LVG-jongeren geven allemaal unaniem aan dat zij niet afhankelijk zijn, maar we moeten er rekening mee houden dat dit een sociaal-wenselijk antwoord is, omdat zij bij het invullen bijgestaan zijn door begeleiders.
!
Het blowen is echter wel vaker een gewoonte voor 18-plussers (46%) dan voor 18-minners (14%).
!
Voor de 56 jongeren waarvan de omvang van de werkweek bekend is, constateren we eveneens een verschil. De jongeren voor wie blowen een gewoonte is hebben een langere werkweek (gemiddeld 30 uur) dan de jongeren voor wie dit geen gewoonte is (19 uur).
3.3
Effecten van blowen
Welke effecten ervaren de blowers van het gebruik van wiet of hasj? In veruit de meeste gevallen gaat het (‘regelmatig’ of ‘altijd’) om een ontspannen gevoel en het gevoel dat als ‘lekker’ omschreven wordt (zie tabel 3.3). Verder zien we dat 46% van de respondenten (altijd of in elk geval regelmatig) door blowen zijn of haar problemen kan vergeten. Tot slot vermelden we hier dat 20% zegt altijd uit gewoonte te blowen en dat 19% het altijd moeilijk vindt om niet te blowen als vrienden dat wel doen. Tabel 3.3 Beleving van de effecten van het gebruik van hasj of wiet (n=99). Nooit
Zelden
Soms
Regelmatig
Altijd
totaal
Blowen ontspant me
9%
3%
13%
29%
46%
100%
Ik blow vaak uit gewoonte
35%
12%
20%
13%
20%
100%
Samen met vrienden blowen is erg belangrijk
44%
14%
19%
11%
11%
100%
34%
17%
16%
13%
19%
100%
Als ik blow denk ik niet aan problemen
21%
10%
22%
22%
24%
100%
Zonder blow slaap ik niet zo goed
52%
4%
17%
8%
19%
100%
Ik blow bijna altijd omdat ik me anders
49%
16%
10%
11%
13%
100%
60%
8%
13%
8%
11%
100%
44%
9%
17%
12%
17%
100%
12%
6%
13%
27%
41%
100%
voor mij Wanneer mijn vrienden blowen vind ik het moeilijk om niet te blowen
verveel Ik krijg meer zelfvertrouwen als ik heb geblowd Als ik nerveus ben, kan ik het beste een blow nemen Stoned/high zijn is een lekker gevoel
!
!
61
!!!!!!!!!!!!
Inschatting van gezondheidsrisico’s Aan de respondenten zijn vervolgens enkele beweringen voorgelegd met de vraag of zij het daarmee eens of oneens zijn. De antwoorden zijn weergegeven in tabel 3.4. Hieruit kunnen we afleiden dat er het meest wordt ingestemd met de bewering dat de teer uit wiet en hasj erg slecht voor je longen is (73% is het daarmee eens). Of dit veel of weinig is kunnen we op basis van dit resultaat echter niet beoordelen. In elk geval vindt 26% het niet slecht. Iets waar relatief weinig respondenten het mee eens zijn is de bewering dat als je blowt, de kans om zwaardere drugs te gaan gebruiken groter is dan als je niet blowt. De groep 18- stemt wat meer met deze bewering in. Tabel 3.4 Inschatting van gezondheidseffecten van het gebruik van hasj en wiet, % mee eens voor de groepen 18-, 18+ en alle respondenten gezamenlijk
Door blowen verslechtert je concentratievermogen De hoeveelheid teer in wiet en hasj is erg slecht voor je
18-
18+
Totaal
(n=30) 69%
(n=64) 61%
(n=96)
62%
80%
71%
59%
74%
62%
78%
63%
50%
29%
64% 73%
longen Op korte termijn verslechtert door blowen je geheugen Op lange termijn verslechtert door blowen je geheugen Aan blowen kun je verslaafd raken Als je blowt, loop je een grotere kans om zwaardere drugs te
62% 66% 68% 35%
gaan gebruiken dan als je niet blowt Verschillen naar persoonskenmerken zijn beperkt. Tussen jongens en meisjes zien we echter wel dat er op verschillende stellingen een ander antwoord gegeven wordt. Voor beide groepen zijn de antwoorden weergegeven in tabel 3.5. Meisjes geven in het algemeen vaker aan dat zij een gezondheidsrisico in het gedrag herkennen dan jongens. Tabel 3.5 Inschatting van gezondheidseffecten van het gebruik van hasj en wiet, % mee eens voor jongens en meisje afzonderlijk Jongens
Meisjes
(n=73)
(n=23)
Door blowen verslechtert je concentratievermogen
57%
83%
De hoeveelheid teer in wiet en hasj is erg slecht voor je longen
66%
90%
Op korte termijn verslechtert door blowen je geheugen
59%
67%
Op lange termijn verslechtert door blowen je geheugen
58%
83%
Aan blowen kun je verslaafd raken
62%
86%
Als je blowt, loop je een grotere kans om zwaardere drugs te gaan gebruiken
27%
59%
dan als je niet blowt
!
!
62
!!!!!!!!!!!! 3.4
Voorlichtingsbehoefte LVG-jongeren
Aan de groep licht verstandelijk gehandicapte jongeren die blowen zijn een paar vragen voorgelegd over de voorlichting die zij hebben gekregen. Het gaat om acht jongeren. Zij geven alle acht aan dat ze wel eens voorlichting over blowen hebben gekregen. Eén van hen kreeg voorlichting via Flexus, twee jongeren via vrienden. De meesten (vijf) zijn voorgelicht via (de leiding van) de school. Van deze jongeren was één ook voorgelicht door de eigen ouders. Slechts één van de geënquêteerden zou op dit moment meer voorlichting willen krijgen. Van wie en op welke manier daarvoor heeft hij geen voorkeur. Vragen we naar het soort voorlichting wat hen aanspreekt, dan blijkt dat zes van de acht vooral een filmpje aantrekkelijk vinden. Vijf jongeren zijn positief over het houden van een persoonlijk gesprek, praten over blowen in de eigen groep en kennismaken met een ervaringsdeskundige. Drie jongeren zijn positief over het idee om via lokale tv aandacht aan blowen te besteden of om deel te nemen aan een gespreksgroep. Slechts één jongere geeft nadrukkelijk aan helemaal niet in voorlichting geïnteresseerd te zijn.
!
!
63
!!!!!!!!!!!!
!
!
64
!!!!!!!!!!!! BIJLAGE B DE RAR ALS METHODE VAN ONDERZOEK EN DE UITVOERING IN ROTTERDAM ZUID Auteurs: H. van den Berg (GGD Rotterdam-Rijnmond) W.M. de Jong (BP&O) Inleiding In deze bijlage geven we een toelichting op de Rapid Assessment and Response, als methode van onderzoek. De RAR biedt een manier om uiteenlopende (hoofdzakelijk kwalitatieve) methoden van onderzoek in samenhang met elkaar in te zetten. De aanpak onderscheidt zich van andere sociaalwetenschappelijke studies in die zin dat met de RAR expliciet wordt beoogd bevindingen te doen die een praktische relevantie hebben voor het ontwikkelen van interventies. Behalve een onderzoeksinstrument is RAR een middel om (op lokaal niveau) capaciteit te genereren voor het ontwikkelen van interventies (WHO/SAB, p16). Het kan het best omschreven worden als ‘actie-
onderzoek’. De basis voor de hierna volgende bespreking is de conceptrapportage voor veldonderzoek van de WHO/SAB en UNICEF 5 . Deze methodiek is primair toegespitst op kwetsbare jongeren (vulnarable Young peolple).
De WHO/SAB noemt tien onderscheidende kenmerken van de RAR 1.
snel
2.
kosten-effectief
3.
praktische relevantie voor interventies
4.
identificatie en versterking van lokale respons op interventies
5.
gebruik van bestaande data
6.
meerdere methoden en databronnen
7.
onderzoekende benadering
8.
inductieve benadering
9.
mogelijkheid om meerdere maatschappelijke niveaus te onderzoeken
10. praktische geschiktheid boven wetenschappelijke perfectie
Aanpak CannabisRAR op Zuid Doel van de CannabisRAR is in samenspraak met de opdrachtgever (GGD Rotterdam-Rijnmond) als volgt geformuleerd: het verminderen van cannabisgebruik bij overlastgevende risicojongeren en de hiermee samenhangende problematiek. Dit doel moet worden bereikt door: 1.
Het vaststellen en interpreteren van de aard en omvang van het gebruik in de doelgroep en de problemen die hieruit ontstaan voor zowel gebruikers als de directe omgeving;
5
The Rapid Assessment and Response guide on psychoactive substance use and especially vulnerable young people (EVYP-RAR); draft for fieldtesting,, WHO/SAB and UNICEF, Geneve, Zwitserland, july 1998
!
!
65
!!!!!!!!!!!! 2.
Het beoordelen van bestaande interventies en het bepalen van de benodigde interventies om de problematiek te reduceren (effectiviteit, bereik, middelen, criteria en actie)
3.
Het op basis van de onderzoeksbevindingen adviseren over het gemeentelijk beleid gericht op cannabisgebruik bij risicojongeren in termen van volksgezondheid, preventie en overlastreductie.
Voor het bepalen van de benodigde interventies is inzicht nodig in de aard en omvang van de cannabisgerelateerde problematiek onder risicojongeren, de factoren die het ontstaan van de problematiek beïnvloeden en de beschikbaarheid van voorzieningen en andere interventies die de problematiek kunnen verminderen. Deze vragen zijn in de RAR verder uitgewerkt in vorm van aandachtsvelden en onderliggende vraagstellingen of topic lijsten. De topic lijsten vormden de leidraad voor de gegevensverzameling tijdens het assessment gedeelte van de RAR.
Voorbereidingsfase De aanpak van het onderzoek in Rotterdam-Zuid heeft plaatsgevonden aan de hand van het model van de WHO/SAb . Ter voorbereiding van het onderzoeksproces is begonnen met het leggen van contact met geselecteerde sleutelpersonen en –organisaties. Met hen is van gedachten gewisseld over het onderzoek en de problematiek. Organisaties die in deze fase zijn benaderd zijn bestuurders en beleidsmedewerkers van de drie betrokken deelgemeenten (Charlois, Feijenoord en IJsselmonde) en beleidsmedewerkers van de gemeentelijke diensten JOS en Directie Veilig
Organisatie Opdrachtgever voor de RAR is de GGD Rotterdam-Rijnmond. Voor de opzet en leiding over de uitvoering van de RAR is een externe projectleider van Bureau BP&O ingeschakeld. In de voorbereidingsfase van het project is van de kant van de GGD Rotterdam-Rijnmond een onderzoeker van de Zorgmonitor (Cluster Zorgregie) toegevoegd. Vervolgens, eveneens in de voorbereidingsfase, is het RAR-team samengesteld, bestaande uit jongerenwerkers en veldwerkers die werkzaam zijn bij bestaande organisaties voor jongerenwerk en verslavingszorg. Daarnaast is IT-ondersteuning aangezocht bij de ontwikkeling en beheer van de interactieve website die voor dit project is ontwikkeld.
Samenstelling CannabisRAR team
!
Wouter de Jong
Projectleider
BP&O
Hanneke van den Berg
Onderzoeker
GGD Rotterdam-Rijnmond, Zorgmonitor
Daan Govaart
Webbeheerder
D. Govaart ICT
Magdeleen Nijenhuis
Team-lid
Youth for Christ
Henri Barth
Team-lid
Bouman GGZ, veldwerk
Martijn van der List
Team-lid
Stichting Jong, Mobiel Team
Ederson Montroos
Team-lid
Stichting Jong, Mobiel Team
!
66
!!!!!!!!!!!! Canan Özdemir
Team-lid
Stichting Jong, Mobiel Team
Debby Snoek
Team-lid
Stichting Jong, Mobiel Team
Jalmar van Bodegom
Team-lid
Stichting Jong, Mobiel Team
Gooitzen Postma
Team-lid
Charlois’ Welzijn
Alvindo
Team-ondersteuning
Youth for Christ
Franklin
Team-ondersteuning
Youth for Christ
Eveline Roseboom
Team-back up
Bouman GGZ
Chanine Wezer
Team-back up
Charlois’ Welzijn
Inwerkprogramma en teambuilding Voorafgaand aan het onderzoek is het gehele team gedurende drie dagen samen gekomen voor het inwerkprogramma. Dit programma is opgesteld door de begeleiders van het team. Deels betrof het een kennismaking met de RAR als werkwijze en het vertalen van de methodiek naar een onderzoeksopzet voor de CannabisRAR op Zuid. Voor een ander deel is aandacht besteed aan het vertrouwd raken met de belangrijkste onderzoekstechnieken (focusgroepen, face-to-faceinterviews, observaties). Direct na het voorbereidingsprogramma is het RAR-team gestart met de uitvoering van de RAR. Het team is gedurende het project wekelijks bijeen gekomen om de voortgang van het onderzoek te bespreken en (nieuwe) afspraken te maken over de te kiezen acties en bijbehorende methoden.
Betrekken van stakeholders Een belangrijk aspect van de RAR is het bij de uitvoering van het project actief betrekken van
stakeholder: personen en organisaties die van belang zijn om te commiteren aan de uitkomsten van de RAR. In dit kader is een begeleidingscommissie met stakeholders van deelgemeenten en gemeentelijke diensten ingesteld om de projectleider bij de voortgang van de RAR te adviseren. Om commitment en betrokkenheid van het veld bij het project te bevorderen zijn daarnaast een
seminar en een consultatie-bijeenkomst met externe partijen georganiseerd. Assessment opzet Bij de definitie van de doelgroep (risicojongeren) is in eerste instantie uitgegaan van de definitie van risicojongeren zoals deze in het gemeentelijk beleid van Rotterdam wordt gehanteerd 6 . Bij de operationalisering van de doelgroep en uitwerking van de onderzoeksopzet is gekozen voor het benoemen van een aantal (sub-)groepen van jongeren, waarvan de verwachting is dat risicojongeren daar deel van uit maken en waarvan bekend is (uit eerder onderzoek) dat blowen bij de jongeren populair is. De volgende sub-groepen zijn in eerste instantie benoemd: buurtjongeren, dropouts, spijbelaars, zwerfjongeren, jongeren met een onveilige thuissituatie, (ex-)gedetineerden, uit huis geplaatste jongeren, tienermoeders en licht verstandelijk gehandicapten.
6
Risicojongeren: jongeren die problemen hebben op ten minste twee van de vier onderdelen betreffende de leefgebieden school/werk, gezin en vrije tijd enerzijds en gedragsstoornissen anderzijds en daarmee samenhangend risicogedrag vertonen
!
!
67
!!!!!!!!!!!! De werving van jongeren voor de interviews en focus groepen heeft op verschillende locaties plaatsgevonden: op straat, bij jongeren ontmoetingsplaatsen, in jongerencentra, in voorzieningen voor thuisloze jongeren en in coffeeshops. De RAR kent een multi-methoden aanpak, waarbij verschillende kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden worden geïntegreerd. Het voordeel van deze aanpak is een meer holistische, valide en robuuste beschrijving van het onderzoeksprobleem, omdat de krachten van de verschillende methoden kunnen worden gecombineerd. 7 In onderstaand overzicht is weergegeven welke methoden in de RAR zijn gebruikt en hoe deze zijn ingezet. Methode
Toelichting
Bestaande
Eerdere onderzoeken en literatuur zijn in het onderzoek betrokken.
informatie
Daarnaast zijn er binnen het kader van een speciaal mini-symposium enkele deskundigen uitgenodigd om hun kennis met de leden van het team en de aanwezige stakeholders te delen.
Sampling en
Met behulp van googlemaps is van Rotterdam-Zuid een kaart gemaakt. Hierin
mapping
zijn door een op dit vlak ervaren teamlid voorzieningen en andere relevante feiten gelokaliseerd. Aan de hand van deze map is wekelijks gekeken hoe de spreiding van het sample zich ontwikkelde.
Focusgroepen
Met name in de startfase van het onderzoek. Per locatie zijn jongeren bijeengebracht om met elkaar discussie te voeren.. Als leidraad voor de discussie is gebruik gemaakt van een standaard schema met topics. In verband met de beperkte tijd voor de bijeenkomsten (ongeveer 1 tot 1,5 uur), is in alle gevallen een selectie gemaakt van onderwerpen. Dit gebeurde aan de hand van wat de deelnemers van de discussiegroep aangaven.
Interviews met de
Met face-to-face interviews zijn open gesprekken gevoerd. Ook bij deze
doelgroep
methode is gebruik gemaakt van een standaard schema met topics. Niet alle topics konden vanwege tijdbeperkingen in elk gesprek besproken worden.
Interviews met
De gesprekken die met sleutelpersonen plaatsvonden hadden een minder
sleutelpersonen
open karakter dan de gesprekken die met leden uit de doelgroep plaatsvonden.
Observaties
Er zijn enkele observaties gedaan, zoals in een park waar een blowverbod geldt. Deze waren echter niet systematisch, maar vormden een bijkomend onderdeel van de lopende activiteiten. Ze hebben om die reden een secundaire rol in de analyse gespeeld.
Enquête
Er is een schriftelijke vragenlijst uitgezet onder de jongeren. Voor een groep lichtverstandelijk gehandicapten is in de eindfase van het onderzoek een aparte versie verspreid met wat extra vragen.
7
Jeffrey M. Borkan, R Goldman, KA Culhane-Pera, Multimethodenonderzoek. In: P Lucassen, T olde Hartman (red.), Kwalitatief onderzoek; praktische methoden voor de medische praktijk. Houten, 2007
!
!
68
!!!!!!!!!!!! Response Gelijktijdig met de assessment van de cannabisproblematiek is een inventarisatie gemaakt van bestaande en geplande interventies. Door de probleemanalyse te leggen naast de assessment van interventies is gezocht naar een ‘gefundeerde’ visie op de response kant van de RAR: het beleid en de benodigde interventies. Gefundeerd in de zin dat de voorgestelde beleidslijn en interventies onderbouwd worden door de bevindingen van de RAR , en waarin bestuur en beleid vertrouwen kan hebben wat betreft relevantie, effectiviteit en haalbaarheid. De voorgestelde beleidslijn en onderdelen daaruit zijn in de loop van de RAR getoetst bij diverse sleutelpersonen en partijen, die een rol vervullen binnen de huidige beleidsstructuur. 8 Het sluitstuk op deze aanpak en daarmee op de RAR wordt gevormd door de beleidsadviezen en voorstellen voor interventies: het actieplan.
Resultaat Uiteindelijk zijn er 329 ‘meetmomenten’ geweest. De verdelingen over de verschillende instrumenten en lokaties zijn weergegeven in onderstaand schema.
Aantal
Aantal
Geretourneerde
Aantal
Focusgroeppen
Interviews
enquêtes
Informanten
IJsselmonde
9
4
37
7
57
Charlois
24
9
64
9
106
Feijenoord
6
14
65
9
94
23
26
3
52
20
20
48
329
Doelgroepen Stedelijk totaal
39
50
192
Totaal
Verwerking van de gegevens De resultaten uit het onderzoek zijn in een eerste vertaalslag opgenomen in daarvoor ontworpen schema’s met topics. Per topic kon door de interviewer/verslaglegger de antwoorden en meningen worden aangegeven. Daarnaast is in deze verslagen ruimte opgenomen voor administratieve gegevens zoals datum, locatie e.d. In de laatste fase van het onderzoek heeft de uiteindelijke analyse plaatsgevonden door vertaling van de verzamelde stukken in zogeheten ‘roosters’ (ook wel grids). Deze vormen een samenvatting van de kernconclusie op de hoofdgebieden van het onderzoek.
De website www.cannabisrar.nl Ter ondersteuning van de processen in het onderzoek is een beveiligde website opgezet, die de kenmerken heeft van een weblog. 9 Projectleider en teamleden gebruikten deze site als communicatiemiddel. Hierdoor was het mogelijk om binnen korte tijd nieuwe informatie onderling uit te wisselen en activiteiten in het veld af te stemmen. Tevens heeft de site gediend als gesystematiseerde documentatieplaats. 8
De beleidsvisie is besproken met ondermeer bestuurders van de drie deelgemeenten, beleidsverantwoordelijke medewerkers van JOS, directie Veilig en GGD en in een voor dit doel georganiseerde consultatiebijeenkomst met sleutelpersonen van diverse organisaties. 9
!
Voor een beschrijving van de kenmerken van een weblog, zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Weblog
!
69
!!!!!!!!!!!!
!
!
70
!!!!!!!!!!!! BIJLAGE C Lijst met geconsulteerde organisaties organisatie
deelgemeente/stad
functie
Bonger Criminologisch Instituut
Amsterdam
onderzoeker
Bureau Jeugdzorg
Charlois
medewerker voorpost
Chairlois Welzijn
Charlois
JIP en Jongerenwerker
deelgemeente Charlois
Charlois
regisseur groepsaanpak
deelgemeente Charlois
Charlois
bestuurder
deelgemeente Charlois
Charlois
dosa regiseur
politie
Charlois
Wijkagent
Radar uitvoering
Charlois
casemanager jongeren
YFC
Charlois
Jongerenwerker
CVD
doelgroep
Teamleider
In Petto coffeeshop
doelgroep
coffeeshopeigenaar
woonfoyer (albeda, zadkine)
doelgroep
afdelingsmanager
De Hoop
Dordrecht
coördinator Preventie Rotterdam
Deelgemeente Feijenoord
Feijenoord
Projectleider Beleid
Deelgemeente Feijenoord
Feijenoord
regisseur groepsaanpak
Deelgemeente Feijenoord
Feijenoord
beleidsmedewerkter
politie
Feijenoord
Wijkagent
politie feijenoord ridderster
Feijenoord
plaatsverv. districtchef / buurtagent
St. buurtpost Millinx
Feijenoord
opbouwwerker millinx
SWF
Feijenoord
coordinatrice jongerenwerk
Watch Out
Feijenoord
coordinator
Wijkschool
Feijenoord
mentor/coach
Albeda College
IJsselmonde
Teamleider AL traject
Albeda College
IJsselmonde
trajectbegeleider
deelgemeente IJsselmonde
IJsselmonde
regisseur groepsaanpak
deelgemeente IJsselmonde
IJsselmonde
dosa regiseur
deelgemeente IJsselmonde
IJsselmonde
bestuurder
Perspect
IJsselmonde
coordinator sportzoomeren
Perspekt
IJsselmonde
sportwerker
Stadsmarinier
IJsselmonde
stadsmarinier
st. welzijn Pernis
Pernis
Beheerder JC JAP
Bouman GGZ
Rotterdam
psycholoog jeugdpoli square12
Bouman GGZ
Rotterdam
coordinator veldwerk
Bouman GGZ
Rotterdam
coordinator preventie
Bureau HALT
Rotterdam
directeur
bureau Jeugdconsul
Rotterdam
beleidsmedewerkers
bureau Jeugdconsul
Rotterdam
jeugdconsul
Bureau Jeugdzorg
Rotterdam
medewerker jeugdreclassering
!
!
71
!!!!!!!!!!!! directie Veilig
Rotterdam
beleidsmedewerker
dirtectie veilig
Rotterdam
programmamanager cannabis DV
Flexus e-team
Rotterdam
afdelingsmanager
Futuro
Rotterdam
beleidsmedewerker
GGD
Rotterdam
project ROC's
GGD
Rotterdam
Preventie-Interventie medewerkster
GGD
Rotterdam
programmamanager cannabis GGD
GGD
Rotterdam
beleidsmedewerker
J.O.S.
Rotterdam
beleidsmedewerker/ VOS+
J.O.S.
Rotterdam
beleidsmedewerker
JIP
Rotterdam
medewerker
politie Rotterdam-Zuid
Rotterdam
deskundige drugs
Sichting Jong
Rotterdam
coordinator mobiel team
YFC
Rotterdam
coordinator jongerenwerk
!
!
72
!!!!!!!!!!!! BIJLAGE D - Literatuur CannabisRAR Biesma (2007), Voorstudie softdrugsgebruik jongeren Rotterdam. Groningen: Intraval Borkan c.s. (2007), Multimethodenonderzoek. In: Lucassen en Olde Hartman, Kwalitatief onderzoek. Houten: Bohn, Stafleu, Van Loghum de Jong (2008), Preventie in Rotterdamse coffeeshops. Rotterdam: BP&O de Jong en Bouchier (2000), Van onderzoek naar interventies: Rapid Assessment and Response in het lokale drugbeleid. Kwalon 14 (2000), jrg 5, nr. 2: 24-29 Gemeente Rotterdam (2007), Het Rotterdamse Coffeeshopbeleid 2007. Rotterdam: Directie Veiligheid Gemeente Rotterdam (2007), 'Ruimte geven door grenzen te stellen'. Rotterdam: Bureau Jeugdconsul GGD Rotterdam-Rijnmond (2007), Gezondheidsenquete 2005. Rotterdam: GGD GGD Rotterdam-Rijnmond (2007), Uitvoeringsprogramma Cannabis 2008-2010. Rotterdam: GGD GGD Rotterdam-Rijnmond (2009), Jeugdmonitor 2008. Rotterdam: GGD Hekelaar (2008), Vinden en binden. Rotterdam: SoZaWe Hollands c.s. (2005), Inventarisatie van de alcohol- en drugsproblematiek onder hangjongeren in de gemeente Venlo. Venlo: GGZ Groep Noord en Midden Limburg J.O.S. (2007), Ieder Kind wint in Rotterdam. Rotterdam: J.O.S. Jenkins (2006), Cannabis and Young People. London: Jessica Kingsly Publ. Korf (2006), De normalisering van cannabisgebruik. Justitiele verkenningen 32(1):61-71 Korf c.s. (2004), Sterke Wiet. Amsterdam: UvA, Criminologisch Instituut Bonger Korf c.s. (2005-a), Geweld, alcohol en drugs bij jeugdige gedetineerden en school drop-outs. Tijdschrift voor Criminologie 47(3):239-251 Korf c.s. (2005-b), Cannabis zonder coffeeshop. Amsterdam: UvA, Criminologisch Instituut Bonger Kramer c.s. (2006). Nuije Hêlesje Wink: alcohol- en ander druggebruik bij hangjongeren in Heerlen. Sittard: Mondriaan Zorggroep. Monshouwer c.s. (2002), Alcohol-, tabak- en cannabisgebruik bij scholieren naar etnische achtergrond. Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen 80(3):172-177 Nabben c.s. (2007), Antenne 2006. Amsterdam: Rozenberg Publ. Nordentoft en Hjorthøj (2007), Cannabis use and risk of psychosis in later life. The Lancet Vol 370, July 28 Ouwehand c.s. (2007). Kerncijfers verslavingszorg 2006: Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem. Houten: IVZ. Rigter c.s. (2004), Hulp bij probleemgebruik van drugs. Utrecht: Trimbos instituut Risselada c.s. (2008), Middelengebruik onder Rotterdamse scholieren in het VO. Rotterdam: IVO Tim Rhodes, Gerry V. Stimson, Chris Fitch, Andrew Ball, Adrian Renton, Rapid assessment, injecting drug use and public health. Lancet, Vol 354:65-68, 1999 Rodenburg c.s. (2005), Nationaal prevalentieonderzoek middelengebruik. IVO Snippe c.s. (2007), Jonge drugshandelaren in Rotterdam. Groningen: Intraval Steenhuis c.s. (2009), Alcohol- en drugsgebruik bij licht verstandelijk gehandicapte jongeren. MGV 64:6678 SWOV (2006), Factsheet Rijden onder invloed van alcohol en drugs. Leidschendam: SWOV Trimbos Insituut (2008), Tabel Actueel gebruik van cannabis in speciale groepen. Utrecht: Trimbos-instituut (website) Trimbos Instituut (2007), NDM 2006. Utrecht: Trimbos-instituut Van Amsterdam c.s. (2007), Electronenmicroscopisch onderzoek van vervuilde wietmonsters. Bilthoven: RIVM. Van den Brink (2006), Hoe schadelijk zijn softdrugs?. Justitiële Verkenningen 32(1): 72-87
!
!
73