Bloemen uit Brabant Terugkomdag Masterclass Gebiedsgericht Grondwaterbeheer 8 december 2015
Samengesteld door Albert Cath In samenspraak met: Jan Frank Mars Remco de Boer Peter Ramakers Henk Puylaert
“Scheidt niet dwingend dat wat natuurlijk verbonden is; verbindt niet dwingend dat wat natuurlijk gescheiden is” Edgar Morin
Januari 2016
Bloemen uit Brabant Terugkomdag Masterclass Gebiedsgericht Grondwaterbeheer 8 december 2015
Inhoud VOORWOORD .............................................................................................................................. 3 LEESWIJZER ..................................................................................................................................... 4 2. INLEIDINGEN ............................................................................................................................ 5 2.1 DE GEMEENTE DONGEN REVISITED: GGB ALS KOEVOET IN HET OPENBREKEN VAN STAGNATIE ......................... 5 2.2 STRONG .................................................................................................................................. 8 3. THEMATIEKEN ..................................................................................................................... 11 3.1 HET VERHAAL OVER HET ONDERSCHEID TUSSEN BRON EN PLUIM ........................................................... 11 3.2 HET VERHAAL OVER MONITORING. ................................................................................................ 16 3.3 HET VERHAAL OVER GEBIEDSAFBAKENING TUSSEN WATERKWALITEIT EN –KWANTITEIT EN AFKOOP. .............. 19 3.4 HET VERHAAL OVER DE JURIDISCHE MOGELIJKHEDEN VAN SANERINGSPLAN OF GEBIEDSPLAN BIJ GGB ............ 24 3.5 HET VERHAAL OVER DE ORGANISATIE VAN GGB ................................................................................ 28 4. NETWERKVORMING: GGB COMMUNITY OF PRACTICE .......................................................... 36 4.1 OP WEG NAAR EEN GGB COMMUNITY OF PRACTICE?! ....................................................................... 37 4.2 EEN BESCHOUWING VAN ALBERT CATH. HOE VORM EN ONTWIKKEL JE EEN COP?...................................... 40 4.2.1 HET BELANG VAN VERHALEN NIET UIT HET OOG VERLIEZEN ............................................................. 40 4.2.2 BRENG DE SPREEKWOORDELIJKE OLIFANT IN DE KAMER IN DIALOOG. ................................................ 41
4.2.4 ZOVEEL ALS NODIG BLOEMEN EN SFEREN DAARBINNEN BIJEEN BRENGEN ........................................... 42 4.2.5 KIEKEN WAT ’T WÖDT ........................................................................................................... 42 4.2.6 TEN SLOTTE ....................................................................................................................... 43 BIJLAGE: DEELNEMERS TERUGKOMDAG ...................................................................................... 44 MASTERCLASS BLOEMEN UIT BRABANT OP 8 DECEMBER 2015 .................................................... 44
Narratief Terugkomdag BuB
4.2.3 HET WERKEN VANUIT HET CONCRETE, KLEINE, LOKALE EN DE INBEDDING IN HET ALLEDAAGSE WERK. ........ 41
2
Voorwoord Terugkijkend en -luisterend naar de terugkomdag van de masterclass BuB komen een zestal thema’s met een zekere hardnekkigheid steeds weer bovendrijven. Dat betekent dat de deelnemers daar belang aan hechten. Deze thema’s vormden dan ook de rode draad door het verhaal van de terugkomdag, die uiteindelijk vooral vooruit keek naar het verder verstevigen en optuigen van Gebiedsgericht Grondwaterbeheer in al haar verscheidenheid en meervoudigheid. Ik zal ze kort inleiden, benoemen en van wat bespiegelingen voorzien. Een eerste conclusie kan zonder meer al getrokken worden: als je GGb in je vingers hebt, kun je omgaan met complexe vraagstukken, en daarmee veel betekenen voor andere, verwante sectoren, zoals oppervlakte waterbeheer en ruimtelijke ordening. Dat betekent ook dat je als GGb-er wat meer uit je schulp mag kruipen. Een eerste belangrijk stap daartoe is gezet aan het einde van de dag door de eerste schetsen en contouren van GGb netwerkvorming, of om het ouderwetser te zeggen: de eerste stappen naar een GGb Community of Practice (CoP). Het narratieve verslag van de Masterclass Bloemen uit Brabant kan geraadpleegd worden op de volgende website: http://www.grondwatercollectief.nl/wpcontent/uploads/2015/05/Bloemen-uit-Brabant-verslag.pdf. Op de terugkomdag kwamen veel issues uit de masterclass weer voorbij, zonder dat gesteld kan worden dat het een herhaling van zetten was. In tegendeel, veel thema’s uit de masterclass werden verder uitgediept, en daardoor van nieuwe inzichten en perspectieven voorzien.
Een andere rode draad in de terugkomdag BuB was wederom dat het steeds gaat om uit die concepten en modellen te treden, zonder ze op te geven. Het conflict tussen generieke regels, normen en kaders en specifieke omstandigheden op spanning te houden. Dit conflict leidt vaak tot wat ik de efficiency paradox noem. Generieke regels zijn bedoeld om zo efficiënt mogelijk te werken, terwijl de praktijk regelmatig toont dat generieke regels zo gaan knellen in de specifieke, lokale omstandigheden, dat het efficiency ideaal contraproductief wordt. Beiden doen niet zozeer een appèl op het uitsluitend zichtbare, of uitsluitend intellectuele. Ze geven ook intuïtie en schranderheid een plek. Ze vragen alle twee om actief met het werk in de praktijk te verkeren en die praktijk toe te eigenen en soms zelfs te heroveren. Er zit dus altijd een element van onbepaaldheid en incompleetheid in, ook in Gebiedsgericht grondwaterbeheer (GGb). Generieke regels – one size fits all – marginaliseren over het algemeen de mogelijkheden van de vakman en –vrouw om hun (ervarings)kennis in te brengen in de specifieke context van hun werk. Dat wordt ook wel ‘deskilling’ genoemd, het ontnemen van de praktijk van het vak dat iemand uitoefent en de spanning die dat oproept. Het gesprek dat de praktische werkelijkheid aangaat met een persoon of een groep en de band die dat schept komt dan onder druk te staan.
Narratief Terugkomdag BuB
Ook in de terugkomdag van de masterclass Bloemen uit Brabant (BuB) stond het procesmatige centraal naast de nodige inhoud. Dat betekent volgens mij het volgende. Als je leeft in een te vastgevroren idee van de relatie tussen de werkelijkheid zoals die zou moeten zijn en fraai op papier oogt en het ervaren van de werkelijkheid zoals die is, dan ontsluit je de praktische werkelijkheid niet, die wordt dan juist afgesloten. De directe ervaring van de praktijk dient leidend te zijn voor de theoretische, conceptuele kaders. Juist door het op de achtergrond plaatsen van deze interpretatieve kaders ontstaat vergrote aandacht voor de praktijk. Door de praktijk als vertrekpunt te nemen, ontstaat weer ruimte voor vakmanschap en verschillende handelingsperspectieven waar de specifieke lokale situaties en gebeurtenissen om vragen.
3
In de terugkomdag van de masterclass is er opnieuw gemeanderd tussen twee denklijnen. Enerzijds de inhoudelijke, verdiepende denklijn over het wat van GGb en anderzijds een procesmatige, verbredende denklijn waar de hoe vraag op de voorgrond staat. Wat betekent GGb nu in de weerbarstige, grillige en complexe praktijk? Deze hoe vraag stond tijdens de terugkomdag zeer centraal zo blijkt.
Leeswijzer Dit narratieve verslag van de masterclass BuB volgt een redenatie en logica die voortkomt uit het inhoudelijke proces en opzet van de terugkomdag zelf. Hieronder sta ik kort even stil bij de verschillende hoofdstukken. In hoofdstuk 2 worden twee inleidingen die in het middagdeel werden gehouden kort samengevat. In de eerste plaats wordt verslag gedaan door Gijsbert Schuur van de voortgang in de casuïstiek in Dongen. Vervolgens gaat Douwe Jonkers in op de voortgang en planning van de structuurvisie ondergrond die belegd is in het programma STRONG. In hoofdstuk 3 wordt stilgestaan bij de uitwerking van de zes thematieken die door de deelnemers in twee gesprekronden in verschillende groepen zijn besproken. In de eerste plaats komt het onderscheid tussen Bron en Pluim aan de orde. Daarna wordt in het verlengde daarvan de heikele kwestie het Monitoren van beide hoedanigheden uitgediept. In de derde en vierde plaats wordt een andere grenskwestie behandeld, de Gebiedsafbakening tussen kwaliteit en kwantiteit van het ondergrondse systeem en in samenhang daarmee de problematiek van de Afkoop. Ten slotte wordt ingegaan op de Organisatie van GGb de Juridische (on)mogelijkheden van het sanerings- en gebiedsplan. Uiteraard is bij al deze thematieken ook gesproken over de (handelings)perspectieven in relatie tot GGb. Ook kan vastgesteld worden dat deze thematieken niet los van elkaar gezien kunnen worden maar doorwerking hebben op elkaar.
Narratief Terugkomdag BuB
In hoofdstuk 4 worden de verwachtingen en vragen van de deelnemers inhoudelijk geclusterd rond de behoefte tot netwerkvorming. Kortom is er behoefte aan het vormen en ontwikkelen van een Community of Practice (CoP). Belangrijke vragen daarbij zijn: Wat is dan die CoP, hoe gaan we deze vormgeven en welke acties dienen dan ondernomen te worden, en de allerbelangrijkste vraag is dan uiteindelijk: wie pakt het op en stopt er energie in? Een belangrijke gegeven hierbij is de brug tussen concept / intentie en actie zo snel mogelijk overbruggen en dit doen vanuit een ervaren interesse en belang.
4
2. Inleidingen De terugkomdag werd gevoed met twee inleidingen. In het eerste verhaal werden door Gijsbert Schuur, adviseur Bodem en ondergrond van de Antea Group, de het vervolg en implicaties van de Casus Dongen verder uitgediept. Aansluitend is door Douwe Jonkers, plaatsvervangend programmamanager Bodem en Ondergrond van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, een toelichting gegeven op de Rijksstructuurvisie Ondergrond, dat onder de vlag ‘STRONG’ vaart.
2.1 De gemeente Dongen Revisited: GGb als koevoet in het openbreken van stagnatie
GGb is geen verplichting, je kunt ook kiezen voor een traditionele aanpak (gevalsaanpak). Het gaat erom dat vergunningverleners en handhavers de WBB toepassen. Het alternatief GGb ten opzichte van de gevalsgerichte aanpak wordt daardoor aantrekkelijker.
1
Zie de presentatiesheets
Narratief Terugkomdag BuB
Deze casus betreft GGb in een kleine gemeente1. Een kenmerk van GGb is dat het ruimte biedt om een groot aantal verschillende en soms ook verassende partijen te betrekken. Aanleidingen voor het omarmen van GGb waren op hoofdlijn de volgende. In het centrum zijn verschillende historische grondwaterverontreinigingen aanwezig. En juist op die plek wil de gemeente ruimtelijk gaan ontwikkelen. In eerste instantie wordt daarbij om de verontreinigde delen heen gebouwd maar dat is niet wenselijk. Dit leidde tot stagnatie. Ook infrastructurele ingrepen zoals riolering dienen aangepakt te worden, er is een probleem met wateroverlast. Tenslotte is één van de vlekken aangemerkt als spoedlocatie, die bij de provincie op de lijst staat. GGb biedt een effectief middel dat ingezet kan worden.
5
Dan neemt het voordeel van de initiatiefnemers immers toe. De wortel lonkt des te meer, naarmate er met de stok harder geslagen kan worden. Er wordt ten slotte nog verwezen naar twee links waar boeiende achtergrondinformatie staat2. Bieden van een helder kader. De gebiedsgerichte aanpak is gekoppeld aan een maatregelenplan waarin de belangrijkste factoren en actoren meegenomen zijn. In het onderstaande plaatje zijn de belangrijkste factoren samengevat.
Een dergelijk plan kent ook de nodige organisatorische aspecten. Van groot belang is dat er een Gebiedsbeheerder met een helder kader als de spreekwoordelijke spin in het web fungeert. Deze is de schakel tussen initiatiefnemers, provincie (BG Wbb) en het waterschap (BG Wtw), verantwoordelijk voor monitoring en behandelt meldingen voor activiteiten in het grondwater. Rondkrijgen van de financiering. De kosten omvatten monitoring, het faalscenario en de apparaatskosten. Zevenenvijftig procent van de kosten van het gebiedsbeheer betaalt de provincie. Maar ook financiering door derden is belangrijk: Zo staat een bijdrageregeling voor initiatiefnemers van projecten met tijdelijke grondwaterbemaling of infiltratie van hemelwater en een afkoopregeling voor schuldig eigenaren op de voorgrond. Het Belang van een zorgvuldige procedure. In 2015 is de volgende getrapte vaststellingsprocedure doorlopen: 13-10-2014: ontwerpbesluit door college B&W.
Publicatie via de reguliere media Alleen enkele direct betrokkenen persoonlijk geïnformeerd (kritische bewoner, wijkraad, woningbouwvereniging)
2
Links: Organisatie en financiering GGb (UP)
Slimme regie op de ondergrond (COB)
Narratief Terugkomdag BuB
22-12-2014 t/m 12-2-2015: terinzagelegging.
6
3-3-2015: definitief besluit door college B&W. 5-3-2015 t/m 16-4-2015: terinzagelegging. Geen mogelijkheid voor bezwaar of beroep, wel voor toelichting Bezwaar en beroep kan pas na instemming van GS worden ingediend 25-6-2015: instemmingsbesluit Gedeputeerde Staten. 26-6-2015 t/m 7-8-2015: terinzagelegging. Persoonlijk geïnformeerd: waterschap, GGD, Brabant Water, woningbouwstichting, provincie, gemeente, kritische bewoner Bezwaar en beroep mogelijk op besluit GS en besluit college B&W Door deze zorgvuldige procedure zijn er tijdens de gehele looptijd geen bezwaren ingediend, wat veel tijd en geld heeft bespaard. Webapplicatie voor grondwateronttrekkingen. Ook is een eerste webapplicatie gemaakt die wordt toegelicht. Belangrijke elementen zijn de volgende: Laagdrempelig voor initiatiefnemers; Web GIS-portal; Eventuele financiële bijdrage wordt direct berekend en getoond; Samenvatting met kerngegevens voor gebiedsbeheerder en OMWB; De applicatie slaat alle meldingen op waardoor de gebiedsbeheerder meer overzicht verschaft wordt; De applicatie kan ook voor monitoring worden gebruikt.
Beschouwing Albert Cath: De gemeente Dongen is een kleine gemeente en dat verhoogt de flexibiliteit. Daarnaast is het politiek beleid om zo transparant mogelijk te zijn naar haar burgers (zie ook het verhaal in paragraaf 3.5 over de organisatie van GGb). Dat uit zich onder andere in het ontwikkelen van de webapplicatie. En het betrekken van andere steunzenders als de burger sceptisch reageert op het grondwaterbeleid. Bovendien is het een gegeven dat in kleine gemeentes de burgers sneller en gemakkelijker toegang zoeken en vinden tot de autoriteiten. Het scheppen van heldere kaders, zoals het maatregelenplan is daar mede een resultante van. Uit deze casus – en ook andere casuïstiek – blijkt hoe divers en specifiek GGb is en dat het ook verbonden is aan andere beleidsdossiers en actoren. Elke locatie is weer anders en kent ook andere bewoners die weer verschillend reageren. Het belang om daar goed op in te spelen staat, zo blijkt, voorop in Dongen. Waarbij uitstekende kennis van het gebied en haar bewoners cruciaal is. Maar ook het rekening
Narratief Terugkomdag BuB
Deze webapplicatie leidt tot de nodige vragen en opmerkingen uit de zaal. In de eerste plaats heeft men behoefte aan een nauwkeurige specificatie van de berekening van de financiële bijdrage en daarnaast vraagt men zich af of de applicatie ook alternatieven moet tonen voor de berekening. Hierdoor wordt het een instrument dat niet alleen handig is voor de gebiedsbeheerder maar ook voor de gebruiker. Kortom het zou een goede zaak zijn als de applicatie transparanter wordt. Daarnaast kan het ook niet een vervanger zijn van het gesprek, omdat je anders de verschillende partijen meer op afstand zet van elkaar in plaats van het omgekeerde.
7
houden en anticiperen op vroegere gebeurtenissen, het historische proces (denk aan de WKO problematiek en gevoeligheid) is daarbij van belang. Dat valt allemaal onder de noemer omgaan met complexiteit.
2.2 STRONG Het STRONG3 programma zet in op een verbreed gebiedsgericht grondwaterbeheer. De Rijksstructuurvisie Ondergrond (‘STRONG’) heeft als speerpunten vooral het dieper grondwater (Nationale grondwaterreserves - NGR: grondwater voor drinkwatervoorziening en industriewater voor menselijke consumptie en aanvullende Strategische voorwaarden - ASV). Daarnaast richt het zich op de actuele discussie over Mijnbouwactiviteiten, zoals olie, gas, schaliegas, geothermie, zoutwinning, opslag in lege velden en zoutcavernes. Het programma kent een aantal aspecten. Verbreed grondwaterbeheer (UP Bodemconvenant4), kabels en leidingen, de bodem voor landbouw en natuur (Bodem Bewust Boeren), Bodemenergie (sWKO5), Ondergronds bouwen, de zoetwatervoorziening en Archeologie. Zes bouwstenen. De (Rijks)Structuurvisie Ondergrond kent een zestal bouwstenen voor nationale omgevingsvisie (2018). De eerste twee bouwstenen zijn procesmatig, waarbij een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling wordt nagestreefd op de volgende terreinen: • Bouwblok 1: verantwoordelijkheden en samenwerking. •
Bouwblok 2: GGB in lijn met de Omgevingswet (en KRW).
Inhoudelijke bouwstenen zijn de volgende: •
Bouwblok 3: maatschappelijke opgaven en gebiedsafbakening.
•
Bouwblok 4: functiegerichte normen.
•
Bouwblok 5: tool box / instrumenten.
Niet onnodig op slot zetten. STRONG biedt ook een kader voor vergunningverlening in de mijnbouw met als doel ruimtelijke sturing te bewerkstellingen. Hierbij wordt veiligheid, milieu en de afweging tussen functies beoogd. Er wordt benadrukt dat dit alles gepaard dient te gaan met een terughoudende opstelling: Nederland moet niet onnodig op slot gezet worden, zo wordt ruimte gelaten voor toekomstige nieuwe inzichten en (technische) ontwikkelingen. Tegelijkertijd zal er bewust omgegaan worden met veiligheid en risico’s, een balans gezocht worden tussen beschermen en benutten zodat onnodige vervuiling voorkomen wordt door middel van een risicobenadering. Deze discussie kent de volgende 3
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bodem-en-ondergrond/inhoud/ruimtelijke-ordeningondergrond/ 4
http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-ondergrond/bodemconvenant/
5
http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-ondergrond/bodemenergie/
Narratief Terugkomdag BuB
Ten slotte dient ook de praktijk getoond te worden ter inspiratie van GGB. Hierbij staat communicatie en kennisoverdracht via Bouwblok 6, het tonen van goede voorbeelden centraal.
8
speerpunten: zoeken naar functiecombinaties: wanneer en onder welke voorwaarden zijn functiecombinaties mogelijk? Belangrijke elementen in deze discussie zijn: Geothermie in relatie tot grondwater voor drink- en industriewater en WKO in relatie tot grondwater. Belangrijke vragen daarbij zijn: Welke beschermingsmaatregelen zijn nodig (NGR en ASV)? Hoe houdt de Structuurvisie rekening met aanwijzing van ASV door provincies? Wat doen we met schaliegas? De Structuurvisie kent de volgende planning: In december 2015 wordt de uitkomst planMER en MKBA in de vorm van ‘kansen en knelpunten’ thematisch en gebiedsgericht gepubliceerd met een agenda voor gesprekken met decentrale overheden en maatschappelijke organisaties, die in de periode december t/m februari 2016 plaats gaan vinden. Hierbij wordt gezocht naar oplossingsrichtingen en het afstemmen met decentrale plannen en ambities. In maart 2016 wordt dan het ambtelijk ontwerp Structuurvisie Ondergrond opgesteld dat in juni verzonden wordt naar de Tweede Kamer, samen met planMER en de MKBA.
Het belang van verbinding met de praktijk. Een belangrijk element in het verhaal van Douwe Jonkers is dat hij nadrukkelijk de verbinding met de praktijk zoekt. De centrale vraag daarbij, ook in de discussie met de zaal, is niet zozeer hoe je de papieren werkelijkheid met de praktijk verbindt, maar waar je vertrekt. De deelnemers waren daar, als praktijkmensen, zeer duidelijk over: je redeneert vanuit de praktijk naar de papieren werkelijkheid toe. De praktijk dient zich weer te tonen in de papieren tijgers en modellen! De kern van het gesprek De praktijkmensen roepen Den ging over de papieren werkelijkheid en over hoe de Haag op vooral kaders te stellen wereld werkelijk is. De spanning gaat over hoe in de die de praktijk verder helpen. De beleidsvoorbereiding bij het Rijk aangekeken wordt tegen ontwikkeling van de Omgevingswet de uitvoeringspraktijk op lokaal niveau van GGB. De heeft ook die intentie, met als doel praktijkmensen roepen Den Haag op vooral kaders te de traditionele tegenstelling tussen stellen die de praktijk verder helpen. De ontwikkeling van Rijk (papieren werkelijkheid) en de Omgevingswet heeft ook die intentie, met als doel de gemeente/provincie praktijk te traditionele tegenstelling tussen Rijk (papieren overbruggen. werkelijkheid) en gemeente/provincie praktijk te overbruggen. Uiteindelijk vindt GGb plaats in de praktische werkelijkheid zo werd gesteld. Er werd ook ingebracht dat in de ambtelijke wereld de nadruk ligt op om het op papier goed geregeld te krijgen. Het vereist dapperheid om daarvan af te wijken. Douwe Jonkers vervolgt: Dit uit zich onder andere in Gebiedsdossiers drinkwaterwinningen, andere gebiedsarrangementen, zoals ‘feitendossiers’ industrie en Green Deals. In het kader van de verbreding van het bodembeleid (UP, STRONG), het Milieukader voor stedelijk grondwaterbeheer
Narratief Terugkomdag BuB
Decentraal waar het kan, centraal waar het moet. De Omgevingswet heeft een belangrijk motto: decentraal doen wat kan, alleen centraal wat moet. Daarbij dienen het Rijk, de provincies en gemeenten ieder voor zich een omgevingsvisie opstellen, die uiteindelijk gedeeld wordt. Dit vraagt om een samenhangende visie op grondwater, waarbij behoud en verbetering van kwaliteit voorop staat naast het verkrijgen van Balans in kwantiteit: wateroverlast/opslag, onttrekkingen, peilbeheer zijn daarbij belangrijke aandachtspunten. Ook het verbinden van ondergrond met bovengrond (3D) dat onder andere tot uiting komt in de verbinding tussen het eerste watervoerend pakket en het dieper gelegen grondwater. Daar wordt dan ook het zeer actuele klimaatverandering debat aan toegevoegd: toekomst robuust en klimaatbestendig GGb (4D).
9
kan vanuit maatschappelijke opgaven de functies in het stedelijk gebied beter en gebiedsgericht te gepland en beheerd worden. Dit uit zich dan in een goede afstemming tussen partijen, met een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling, heldere en stimulerende procesregels, een heldere verwoording van en discussie over deelbelangen (Rijksbelangen in relatie tot lokale belangen). Inhoudelijk gaat het dan om een goede benutting van de ondergrondse en bovengrondse ruimte, het benutten van kansen (ecosysteemdiensten, natuurlijk kapitaal), goed Inzicht in het functioneren van de ondergrond (watersysteembenadering) en het voorkomen van overbodige ruimteclaims of beperkingen. Communicatie en kennisoverdracht is dan een centrale voorwaarde, zoals ook tot uitdrukking komt in het BuB netwerk, waarbij nadrukkelijk de casuïstiek centraal gesteld wordt door middel van goede voorbeelden en uitrol daarvan via koploperbedrijven naar het peloton van GGb6. Beschouwing Albert Cath: Grote, brede, tekentafel-achtige vergezichten hebben een grote zuigkracht en bieden veel ruimte om de 'momenten van de moeite' te ontwijken door te vluchten in dat waardoor die zuigkracht wordt veroorzaakt: de schoonheid van de inperkende denkconcepten en metaforen, de verleiding van de integrale oplossing voor van alles en de valkuil van het idee dat voor weinig geld één oplossing voor complexe vraagstukken voor het oprapen ligt. In de papieren werkelijkheid oogt alles fraai, maar papier is ook geduldig. Het voordeel van het kleine, lokale en concrete is dat je door de zure appel heen moet bijten. Omdat je moet komen tot concrete oplossingen. Dat vergroot ook de mogelijkheden om een complex project uit te voeren binnen het alledaagse werk. Daarmee wordt tevens vermeden dat de opgave als iets aparts wordt gezien, los van het alledaagse. In een werkplaatsachtig GGb proces wordt dan ook niet gesproken over het werk, maar middenin en vanuit het werk. Werk dat toch al gedaan moest worden. Het volgende plaatje vangt dit in een beeld:
De spanning die je m oet opzoeken als vakm ensen De ervaren werkelijkheid (com plex)
Kortom, niet alleen samenhang in visie (papier) maar ook in uitvoering is cruciaal. De kloof die nog vaak ervaren wordt in de praktijk tussen goede bedoelingen en deze te verbinden met de praktische werkelijkheid is daarbij een vertrekpunt. Er zijn immers geen redenen om te twijfelen aan de intenties van de verschillende actoren en de mogelijkheden die de omgevingswet en GGb daarvoor bieden. De omgevingswet en GGb zijn juist in het leven geroepen om de kloof te dichten en een veranderingsproces op gang te brengen. De concretisering van doelen (omgevingswaarden) en de uitwerking in (sectorale) plannen, programma’s worden dan idealiter gevoed door de
6
Zie sheets presentatie Douwe Jonkers
Narratief Terugkomdag BuB
De papieren werkelijkheid (ingewikkeld)
10
praktijkervaringen van de ‘front line’ vakmensen. En daarbij dient zowel samenhang als afstemming gezocht te worden met Provincie en Waterschap, burgers en bedrijven en overige maatschappelijke stakeholders.
3. Thematieken In dit hoofdstuk worden de gekozen zes thematieken van de terugkomdag narratief uitgewerkt. De deelnemers hebben aan het begin van de workshop hun vragen op de zes flipovers, die ieder een thema representeerde, geplakt. Deze zes thema’s zijn in twee gespreksrondes van een uur verder uitgewerkt aan de hand van de ingebrachte vragen en ideeën onder leiding van een gespreksleider. Dat betekent dat elke deelnemer aan twee thema’s heeft gewerkt. De groepen vormden zich op basis van persoonlijke belangstelling voor het thema. Hieronder wordt de ingebrachte kennis en dialoog die ontstond verwoordt en hier en daar van een beschouwing voorzien van de samensteller van dit verslag.
3.1 Het verhaal over het onderscheid tussen Bron en Pluim Er liepen en aantal verhaallijnen door de dialoog over het onderscheid tussen bron en pluim. De terugkerende roep om heldere definities botsten regelmatig op praktische bezwaren. Ook in dit thema werd de paradox tussen het generieke van regels, protocollen en modellen en de specifieke omstandigheden van de lokale praktijk regelmatig zichtbaar. Het spanningsveld tussen rationeel, regel gestuurd beheer en adaptief, flexibel principe gestuurd beheer deed zich voelen. Aan het begin van de sessie zijn er de nodige vragen ingebracht. Laten we ze eens nalopen.
Wat is het onderscheid tussen bron en pluim? Zijn er definities nodig van (het onderscheid tussen) bron en pluim en hoe concreet moeten die zijn? Leg je het onderscheid tussen bron en pluim normatief vast of is er ook speelruimte? Waar eindigt de bron en begint de pluim? Maak je het onderscheid tussen bron en pluim op basis van concentraties, grond of verzadiging? Hoe ga je om met onbereikbare bronnen?
Narratief Terugkomdag BuB
De vragen vormden de aanleiding voor een boeiende dialoog over het thema van de begrenzing en grensoverschrijding tussen bron en pluim. Het blijkt telkens weer dat de vragen vooral een aanleiding zijn om de GGb thematiek te bespreken in al haar veelvoud en -koppigheid.
11
Vraag: wat accepteren we vanuit GGb beleid en wat is het toetsingskader daar? Voor het hele gebied hebben we een monitoringssysteem en een grondwatermodel. Op de locatie waar het water gaat opkwellen, slaan we peilbuizen. Je moet dus een specifieke locatie in de brede context zien van het gehele gebied en de grondwaterstromen aldaar.
Narratief Terugkomdag BuB
Aan de hand van bovenstaande schets van Ingrid Riegman, werkzaam bij de omgevingsdienst Veluwe IJssel, m.b.t. een casus uit Apeldoorn wordt de eerste aanzet gegeven tot een discussie over het onderscheid tussen bron en pluim. In de gemeente Apeldoorn is in de plannenmakerij sprake van Doordat men in het verleden zeer maatwerk per locatie in de context van een groter precieze eisen stelde, werd het beheer gebied. Dat hangt mede af van de functie van de steeds kostbaarder en uiteindelijk niet grond en wat er op komt te staan. En daarnaast financierbaar. Een gevolg daarvan is dat speelt de limitering van de budgetten ook een je er bijvoorbeeld kavels van belangrijke rol. Er zijn twee voorwaarden voor woningbouw uitgeeft waarbij er geen gebiedsbeheer: in de eerste plaats mogen er geen kelders gebouwd kunnen worden en humane risico’s zijn en tweede moet je zoveel dat is ondoenlijk. GGb heeft dus als mogelijk vracht verwijderen. Dit dient te gebeuren voordeel dat je haalbare projecten kunt binnen de maatschappelijke mogelijkheden die je opstarten. hebt en het beschikbare budget. Het is ons gebleken dat de kennis vooral bij marktpartijen zit. Met deze partijen wordt dan ook een diepgravende technisch inhoudelijke discussie gevoerd. De vraag is steeds weer: wanneer is de locatie, in het licht van humane risico’s, goed gesaneerd. De bijkomende eis is dat je kosteneffectief en functiegericht ook de ondergrond moet betrekken. Dat gaat over naleving en de hoeveelheid vracht die je betrekt in je plan. En, hoe ga je in de loop van de tijd monitoren? Bij gebiedsgericht beheer hoef je deze issues niet meer expliciet aan te tonen omdat het binnen het brede gebiedsgerichte beheer van heel Apeldoorn valt. Doordat men in het verleden zeer precieze eisen stelde, werd het beheer steeds kostbaarder en uiteindelijk niet financierbaar. Een gevolg daarvan is dat je er bijvoorbeeld kavels van woningbouw uitgeeft waarbij er geen kelders gebouwd kunnen worden en dat is ondoenlijk. GGb heeft dus als voordeel dat je haalbare projecten kunt opstarten. De provincie toetst of er humane risico’s zijn bij de herinrichting van een locatie. Concreet: de eigenaar staat aan de lat om de bron zo aan te pakken dat de locatie geschikt is voor de nieuwe functie.
12
Opmerking: als vergunningsverlener heb ik een dubbelperspectief. Enerzijds moet ik het GGb plan toetsen en anderzijds moet ik als toezichthouder bij een bronverwijdering me afvragen wat nu de definitie is van een bron. Omgevingsdienst: Ons vertrekpunt is dat humane risico’s niet mogen optreden door overschrijding van de interventiewaarden. Je stelt per locatie de grenswaarde vast. Dit is in het besproken geval vijfeneenhalve meter onder het maaiveld. Je definieert de diepte van je bron afhankelijk van de humane risico’s. Vraag: wat gebeurt er nu als er geen humane risico’s zijn maar wel een forse overschrijding van de interventiewaarde? De interventiewaarde is immers zeer veilig maar waar ligt de grens nu? Omgevingsdienst: Dat hangt erg af van het kader waarin je het plaatst. En dat kader is meestal je beheerplan. Vraag: als je uitgangspunt bronverwijdering is, dan wordt het weer anders. Creëer je op deze manier geen rechtsongelijkheid? Het probleem is dat je in een Iemand anders: met de GGb aanpak kun je steeds beheerplan voor een gehele gemeente variëren tussen noodzaak en risico. En daarmee niet het onderscheid kan vastleggen vermijd je rechtsongelijkheid. tussen bron en pluim. Onze kapstok dat de beheerder gaat over humane risico’s In de discussie komt naar voren dat de specificiteit en vrachtverwijdering is daar een van de locatie zeer bepalend is voor het onderdeel van. En je bent bezig met het toetsingskader en de maatregelen. Geen locatie is faciliteren van maatschappelijke echt vergelijkbaar en generaliseerbaar. Zo heb je ontwikkelingen (…) naast onbereikbare bronnen ook nog onbekende bronnen. Omgevingsdienst: het enige wat je kunt doen is monitoren, waarbij goede systeemkennis onontbeerlijk is. Opmerking: maar in de wet staat dat je onderscheid moet maken tussen bron en pluim. Daar loop ik vanuit de vergunningsverleningskant steeds weer tegenaan. Het kostenplaatje wordt ook bepaald door de inzet van adviesbureaus en juristen. Dus hoe preciezer je het wilt hebben, hoe meer kosten dit met zich meebrengt. Het is een complexe zaak. Die mede afhankelijk is van de kapstok waaraan je het ophangt. Omgevingsdienst: je hebt bij spoedlocaties ook nog het verschil tussen humane en verspreidingsspoed. De vraag daarbij voor ons is steeds: onder welke voorwaarden nemen we het van je over? En die overname kan dus ook partieel zijn. Dit deel wel, dat deel niet.
Omgevingsdienst: het onderscheid tussen bron en pluim is voor ons heel lastig om generiek te formuleren, zeker in een getal of definitie. Wat we vaak doen, is in de techniek duiken om daar de zekerheid te vinden. Het probleem is dat je in een beheerplan voor een gehele gemeente niet het onderscheid kan vastleggen tussen bron en pluim. Onze kapstok dat de beheerder gaat over humane risico’s en vrachtverwijdering is daar een onderdeel van. En je bent bezig met het faciliteren van maatschappelijke ontwikkelingen, bovendien zoeken we zoveel mogelijk combinaties (bijvoorbeeld WKO, herstructurering van beken e.d.). enerzijds wordt dit ondersteunt door monitoring en anderzijds moet je soms maatregelen nemen.
Narratief Terugkomdag BuB
De steeds weer terugkerende vraag in de discussie is: wat benoem je nu als bron en wat niet.
13
Rijksoverheid: ik beluister in deze discussie dat gebiedsplannen leiden tot een rolverschuiving. Je maakt nu een plan op hoofdlijn, met een aantal voorwaarden, en dan kijk je steeds weer naar het specifieke geval in het geheel. Omgevingsdienst: ik zie een ander verschil. Wij van de omgevingsdienst willen juist dat er aan de voorkant van het proces getoetst wordt en daarna mag de gebiedsbeheerder bepalen wat er gebeurt. Terwijl de gemeente steeds weer tijdens de rit per geval toetst. En dat doen wij niet. Andere Omgevingsdienst: bij ons is de schaalgrootte zo groot dat je het aan de voorkant niet kunt regelen. Omgevingsdienst: de wet schrijft voor dat je een onderscheid maakt tussen bron en pluim. Dat is waar de hele discussie bij ons om gaat. En we willen af van al die verschillende definities van bronnen. Dat leidt telkens weer tot discussie. Wat hier ook speelt, is dat we derden voor risico’s willen beschermen. Daarom willen we precies weten waar we mee instemmen met betrekking tot het beheer zodat we het kunnen monitoren en toetsen. Andere omgevingsdienst: je hebt dus een heel spectrum. De ene gemeente definieert het heel precies en aan de andere kant zijn er gemeentes die veel open laten. Het monitoringsplan en uitvoering is dus een heel belangrijk borgingsinstrument. Omgevingsdienst: het gaat er bij ons vooral om dat je expliciet maakt waar je op dat spectrum zit. Ook als je niets definieert.
Omgevingsdienst: uiteindelijk gaat het vooral om het beheer van het water en maakt de functie, moestuin of flatgebouw, mij niet zoveel uit. Als we weten dat de bronaanpak goed is gedaan dan kunnen we coulanter zijn met het monitoren. Kortom: ga je de motor begrenzen (de bron verwijderen) of ga je snelheidscontroles uitvoeren (monitoren)? Als we weten hoe de motor is begrensd dan kunnen we ook de monitoring beoordelen, want het zijn communicerende vaten. Kort samengevat: als je geen onderscheid maakt tussen bron en pluim dan heeft dat tot gevolg dat je een uitgebreide zekerstelling eist m.b.t. het monitoren en de borging van het werkproces (snelheidscontrole). Als je anderzijds vooraf een scherp uitgewerkt technisch omschreven ontwerp maakt (snelheidsbegrenzer) en dit eenduidig toetst dan kan je lichter monitoren.
Narratief Terugkomdag BuB
Rijksoverheid: maar stel nu dat het onderscheid tussen bron en pluim eigenlijk niet te maken valt.
14
Rijksoverheid: kun je uiteindelijk alleen snelheidscontroles uitvoeren? Wat Ingrid zegt, is dat ze voor het hele gebied een kapstok ophangt maar dat ze per locatie heel specifiek kijkt naar wat daar nodig is. Omgevingsdienst: maar dan ga je daarvoor weer terug naar de provincie en dat is een stap die wij niet wenselijk vinden. We hebben de duidelijkheid ook nodig omdat het handhaafbaar moet zijn voor ons. Andere omgevingsdienst: we hebben een welomschreven werkwijze en dat hele pakket, bijvoorbeeld bij een overdracht van een pluim, gaat naar de provincie toe. En die toetsen dat vooraf. En die Kortom: ga je de motor begrenzen (de toetsing bepaalt of het opgenomen wordt in het bron verwijderen) of ga je GGb. Deze toetsing gaat op basis van een uitgebreide snelheidscontroles uitvoeren modelberekening. (monitoren)? Als we weten hoe de Omgevingsdienst: in feite gaat hier dus de provincie motor is begrensd dan kunnen we ook in zijn oude rol zitten van oppertoetser. Het enige de monitoring beoordelen, want het wat wij toetsen is de bronaanpak. zijn communicerende vaten. Kort samengevat: als je geen onderscheid Les: maakt tussen bron en pluim dan heeft dat tot gevolg dat je een uitgebreide Je moet flexibele definities hanteren van bron en zekerstelling eist m.b.t. het monitoren pluim, waarbij je het of in het midden laat of juist en de borging van het werkproces heel scherp omschrijft of helemaal niet. Maak (snelheidscontrole). expliciete keuzes en die moeten beargumenteerd zijn. Beide hebben voor- en nadelen afhankelijk van de praktische situatie. In beide gevallen moet je er wel duidelijk over zijn en besef hebben van de consequenties onder andere voor je monitoring. Hierbij zijn door de deelnemers twee begrippen geïntroduceerd t.a.v. van bron-pluim onderscheid: de motorbegrenzer en de snelheidscontrole. Het maakt, samenvattend niet zozeer uit of je inhoudelijk een scherp onderscheid maakt tussen bron en pluim. Geef vooral het werkproces goed aan, kortom hoe je ermee omgaat. Beschouwing Albert Cath: Het is dus steeds een kwestie van het op spanning zetten van de paradox tussen specifiek en generiek die het gesprek over de knip tussen Bron en Pluim doordesemt.
Paradox Op spanning zetten
Specifiek
Narratief Terugkomdag BuB
Generiek
15
Schematische weergave van de paradox.
In de huidige situatie staat het generieke op de voorgrond en is het specifieke van de praktijk meer naar de achtergrond geschoven. Dat zijn over het algemeen de kenmerken van rationeel waterbeheer met haar top-down cyclus van bepalen via vertalen naar uitvoeren. Een cyclus die valt onder de noemer van positioneel werken en gekenmerkt wordt door een sterke mate van eenrichtingsverkeer. Je zou ook het specifieke van de praktijk op de voorgrond kunnen zetten en het generieke meer naar de achtergrond kunnen schuiven, maar dat heeft als mogelijk bezwaar dat de samenhang in het systeem vervaagt, de coherentie in beleid verdwijnt en er afgewenteld gaat worden. Ook kunnen er 'koninkrijkjes' ontstaan waar de lokale beheerder los van het beleid een eigen koers uitzet. Kortom, de evenwichtskunst tussen generiek en specifiek is het spanningsveld waarbinnen het waterbeheer zich afspeelt. De dans tussen generiek en specifiek toont zich als een paradox: een schijnbare tegenstelling. Het is geen kwestie van 'of … of' maar van 'en … en'. De twee begrippen zetten elkaar op spanning. Het goed kunnen omgaan met deze spanning kenmerkt adaptief beheer als tegenwicht van rationeel beheer.
3.2 Het verhaal over Monitoring. Dit thema was een vervolg op de thematiek over het onderscheid tussen bron en pluim en werd besproken door min of meer dezelfde groep onder leiding van Jan Frank Mars, werkzaam bij RWS Leefomgeving/Bodem+. Dat verklankte op fraaie wijze de samenhang tussen deze thematieken. Aan het begin van de sessie zijn er de nodige vragen ingebracht. Laten we ze eens nalopen.
Hoe bouw je de monitoring op? Hoeveel peilbuizen zijn in één gebied nodig? Hoe bepaal je dat je monitoring representatief is voor de praktische werkelijkheid zowel in de breedte als de diepte? Hoe baken je af? Wordt de monitoring in kwetsbare gebieden opgezet of juist in de bufferzone? Wat zijn kwetsbare objecten en hoe bescherm je deze? Zin er al meetmethoden waarbij de vrachtbepaling van de verontreiniging gemeten kan worden? Hoe meet je de uitstroom (flux) van de gesaneerde bron?
Jan Frank opende het gesprek met een korte samenvatting van het voorafgaande: bij een specifieke definitie van de knip tussen bron en pluim kun je dat over het algemeen gemakkelijk toetsen, maar als je de definitie van het onderscheid algemeen maakt dan heeft dat tot gevolg dat je veel strenger moet monitoren. Provincie: we hebben een gesprek gehad met de landsadvocaat over hoe je bij GGb het een en ander contractueel vastlegt. En we constateerden dat daar veel haken en ogen aan zitten. Het kernprobleem wordt hierbij gevormd door het onderscheid tussen bron en pluim en de daaraan gekoppelde monitoring. Dit is zeer actueel voor ons. Omgevingsdienst: het betrekken van een fluxbepaling in relatie tot GGb ligt vaak moeilijk. Vooral op het punt van het betrekken van die bepaling op de definitie van de bron. In die discussie gaat het vooral om de duidelijkheid van het werkproces. De wet vraagt immers om een duidelijk onderscheid
Narratief Terugkomdag BuB
16
te maken tussen bron en pluim. Maar als je daar geen onderscheid tussen maakt en maatregelen neemt, dan kan het ook. Provincie: de landsadvocaat geeft aan dat dit in de toekomst de nodige problemen kan geven. Waterbedrijf: maar je bent toch als gebiedsbeheerder verantwoordelijk voor zowel bron als pluim? Als dat duidelijk is dan heb je de discussie niet over het onderscheid tussen bron en pluim. Omgevingsdienst: het gaat mij erom dat je daar duidelijk over bent, duidelijkheid verschaft over hoe en wat je beheert. En hoe je dit gaat bepalen als je uitgaat van maatwerk. In die discussie gaat het vooral om de duidelijkheid van het werkproces. De wet vraagt immers om een duidelijk onderscheid te maken tussen bron en pluim. Maar als je daar geen onderscheid tussen maakt en maatregelen neemt, dan kan het ook.
Waterbedrijf: dat hangt er ook vanaf hoeveel vracht je hebt weggehaald. Als die grotendeels weg is, heb je ook een minimale nalevering. Iedereen gaat er maar vanuit dat de bronaanpak effectief is, maar het is ook soms zoeken naar een spelt in een hooiberg. De kans dat er iets achterblijft waar je geen weet van hebt, is aanzienlijk.
Rijksoverheid: het heeft ook te maken met waar je zit in het gebied, op hoeveel afstand van het kwetsbare gebied je bent. Omgevingsdienst: je hebt twee soorten monitoring: je bekijkt de systeemgrens, en/of je kijkt naar de risico’s. Je kunt een model gebruiken en vervolgens toets je via je peilbuizen of het model werkt. Provincie: ja, maar als je met de bedrijven rond de tafel zit, gaat het heel anders. Die zeggen vaak dat ze de afgelopen jaren doodgegooid zijn met modellen en dat die niet overeenstemmen met de praktische werkelijkheid. Die is immers steeds weer anders. We zijn toen op de rand van de pluim gaan monitoren en we hebben het systeemgebied gedefinieerd. Een bijkomend voordeel was, in dit geval, dat we de hele geschiedenis van dit gebied en de verontreiniging goed kenden. Waterbedrijf: maar in een groter of onbekender gebied speelt steeds weer de vraag of het grid van peilbuizen dat je neerzet dicht genoeg is. Waarbij vooral de dieptebepaling van de pluim in relatie tot de zaklaag belangrijk is, anders stroomt het onder je model weg.
Waterbedrijf: je moet een bepaalde basis hebben, een model, waar je verwachtingen en veronderstellingen toetst. Daar richt je het (…) als je met de bedrijven rond de tafel systeem op in. En dan moet je het lerend zit, gaat het heel anders. Die zeggen vaak vermogen gebruiken om het model verder te dat ze de afgelopen jaren doodgegooid ontwikkelen. Je moet dus een zekere zijn met modellen en dat die niet robuustheid ontwikkelen. En geef ook je overeenstemmen met de praktische onzekerheden in het model aan. werkelijkheid. Opmerking: de oude manier van fluxbepaling werkt in de praktijk vaak averechts. De eerste vraag bij fluxbepaling is: wat wil je ermee bereiken? En volgens mij is dat dat je wilt bepalen dat je niet een te grote belasting krijgt in je nazorg deel. Ga je het helemaal vastleggen of is je uitgangspunt
Narratief Terugkomdag BuB
Opmerking: we hebben ook steeds discussies over de waarde die je moet hechten aan modellen. Van belang is dat het model interactief is en daarmee lerend vermogen toont. Het model wordt dus ook gevoed vanuit een expert oordeel. Want je weet dat in een model de nodige zaken gemist worden.
17
dat als je weet wat je weghaalt je goed kunt inschatten wat de nalevering is. Want wat is de zin van al dat meten en weten als je niet weet wat je naar aanleiding daarvan kunt of wilt doen. Kortom, wat is je risico als je bijvoorbeeld in plaats van 70% slechts 65% van de bron hebt weggehaald. Provincie: je bent steeds met je methodiek op zoek naar het in stand houden van je plan. Daarbij wil je vooral weten, door te meten, of je faalscenario in beeld komt. Daarom leg je een bepaalde waarde op een bepaalde flux vast zodat je kunt toetsen waar je staat. Ik ben het er overigens mee eens dat je liever meer ruimte hebt dan dat alles is dichtgetimmerd. Daarbij komt dat je graag optrekt met de omgevingsdiensten die echter helaas organisatorisch steeds meer op afstand zijn komen te staan. En dan raak je kennis en informatie kwijt. Door die afstand raak je de ‘fine tuning’ kwijt die juist zo cruciaal is in het hele GGb proces. Het Bloemen uit Brabant project is ook ontstaan uit een hernieuwde behoefte gezamenlijk kennis te ontwikkelen en vooral te delen. Rijksoverheid: in Utrecht wordt er ook veel gedaan met het monitoren van flux. Daar worden nieuwe sensoren gebruikt die flux rechtstreeks meten. Eerst hebben ze de ring van de vervuiling vastgesteld en daarna de gebiedsgrens. Je wilt immers weten hoe snel stroomt wat welke kant op. En je kijkt naar Daarbij komt dat je graag optrekt met de het afbraakpotentieel van een kubieke meter omgevingsdiensten die echter helaas ondergrond. Als je dat allemaal weet, kun je de flux organisatorisch steeds meer op afstand bepalen van wat er doorheen gaat en weet je wat er zijn komen te staan. En dan raak je afgebroken wordt onderweg. En dan kan je kennis en informatie kwijt. Door die voorspellen wat je gebiedsgrens gaat worden. Die afstand raak je de ‘fine tuning’ kwijt die berekeningen kloppen vrij redelijk. Echter de variatie juist zo cruciaal is in het hele GGb is zeer groot. Je kunt op macroniveau redelijk goed proces. bepalen welke kant de stroom op gaat, maar op lokaal niveau varieert dit sterk. Waterbedrijf: een andere vraag is: wat is nu voldoende monitoring? Ook dat verschilt erg per situatie. Het probleem is dat we steeds weer gevangen zitten in een valse waarheid. Je hebt duidelijk witte of zwarte gebieden. Maar de problemen ontstaan, zeker bij kwetsbare objecten, bij de grijze gebieden. Bij de WBB is dit ten aanzien van kwetsbare objecten allemaal zeer onduidelijk. Als je het hebt over uitdampen, dan maakt het veel uit of je houten dan wel betonnen vloeren hebt in je huis. Provincie: GGb geeft veel ruimte aan het bevoegde gezag om kwetsbare objecten te definiëren.
Waterbedrijf: dat heeft ook te maken met de ruimhartige afstemmingscultuur in Brabant. De B5 is daar een voorbeeld van. Ze hebben een beleidsrol, vanuit bevoegd gezag, in de afstemming en kennis uitwisseling. Ze hebben elkaar de verplichting opgelegd om ook de kleinere gemeentes mee te nemen in die afstemming. Je moet je steeds afvragen, als je iets wil, wat dan anderen moeten regelen en je afvragen of het wel kan wat je wilt. En dan zie je ook veel verschil tussen de verschillende situaties en mogelijkheden. In Tilburg hebben we gekeken hoe je de peilbuizen ook kunt gebruiken voor andere informatie over de stad. Bijvoorbeeld wat voor informatie kan de waterclub daaruit betrekken over stroming, waterstanden en dergelijke. Dan kunnen ze hun modellen daarmee voeden.
Narratief Terugkomdag BuB
Opmerking: in Tilburg hebben ze de waterschappen en andere partijen erbij betrokken om te bepalen, naar aanleiding van de verwachte stromingsrichtingen, welke objecten beschermd moeten worden.
18
Opmerking: het is mij opgevallen dat een gerenommeerd adviesbureau gebruikmaakt van geohydrologische modellen van vijftien jaar geleden. Het blijkt dat als je de nieuwe monitoringsgegevens zou gebruiken er een ander beeld ontstaat. Maar in hun database staan alleen de oude gegevens. Provincie: dat betekent dat je veel meer de samenwerking moet opzoeken. Maar dat wordt mede bepaald door de tijd en het type mens. Op een gegeven moment is de kruiwagen met onderwerpen vol. En dan kan er even niets meer bij zonder dat iets Het is mij opgevallen dat een anders er vanaf valt. gerenommeerd adviesbureau Waterbedrijf: kennis van zaken van de materie is gebruikmaakt van geohydrologische hierbij ook cruciaal. Vooral ook kennis van de locatie. modellen van vijftien jaar geleden. Het Dat kan ook evenveel beperkingen opleveren als die blijkt dat als je de nieuwe vakkennis ontbreekt. monitoringsgegevens zou gebruiken er een ander beeld ontstaat. Provincie: je moet ook de ruimte hebben om elkaar te blijven opzoeken, en zo die kennis te delen en verder te ontwikkelen. Maar de tijd hiervoor nemen wordt steeds meer beperkt. De druk om meters te maken is immers erg hoog.
Lessen: 1. Monitoring is afhankelijk van de schaalgrootte en de complexiteit. Monitoring is per definitie maatwerk. Er zijn risico’s en beperkingen, maar het kan ook leiden tot kansen en nieuwe mogelijkheden. 2. Nut en noodzaak van modeleren en het leervermogen (het terugkoppelen van veldmetingen en observaties naar het model) is cruciaal. Dit wordt: ‘Slim Meten’ genoemd. Maar ook de kosten van een model ten opzicht van de baten van het model. Kortom wat levert het me op. Wanneer stop je met het analyseren en zaken in kaart brengen en trechteren, en ga je over tot actie, daar leer je ook veel van. En daarbij speelt materie en locatie kennis die beslagen ligt in een vakmens een belangrijke rol. 3. Je moet de verschillende meetnetten koppelen en de gegevens ook beschikbaar stellen voor andere doeleinden en -groepen. 4. Het delen en laten stromen van kennis tussen de verschillende groeperingen in het beheer is cruciaal.
Dit thema was een vervolg op de thematiek over het organiseren van GGb en werd besproken door min of meer dezelfde groep als het thema Organisatie (zie verder) onder leiding van Maaike Paulissen, werkzaam bij de gemeente Tilburg. Dat verklankte op fraaie wijze de samenhang tussen de thematieken. Aan het begin van de sessie zijn er de nodige vragen ingebracht. Laten we ze eens nalopen.
Is er wel voldoende systeemkennis? Hoe gaat je grondwater stromen, waar gaat het kwellen, waar zit de infiltratie, hoe zit het biologische systeem in elkaar? Het gaat ook over grondwatermodellen, de 3D tool en dergelijke. Hoe vindt verticale afbakening plaats tussen kwaliteit en kwantiteit?
Narratief Terugkomdag BuB
3.3 Het verhaal over Gebiedsafbakening tussen waterkwaliteit en – kwantiteit en Afkoop.
19
Zijn koppelingen tussen kwaliteit en kwantiteit mogelijk? Zie casus Apeldoorn. Hoe weeg je belangen af tussen kwaliteit en kwantiteit? Een voorbeeld daarvan is de afweging tussen drinkwater en energie (WKO). Hoe integreer je een WKO in een gebiedsplan? Moet er een apart GGb komen voor zware metalen? Hoe bepaal je een prijs voor afkoop? Hoe ga je om met staatsteun dan wel het vervuiler betaald principe?
Gemeente: dit thema gaat over het stromen van water. Als het water vervuild is dan valt het onder de WBB en is het ons probleem. Maar waar het naartoe stroomt, daar hebben we weinig over te zeggen. Dit is één aspect van de afbakening. De drie waterschappen zetten in op een gezamenlijk grondwatermodel in Brabant. Ook zie je dat de bovengrond meer betrokken wordt op de ondergrond. Vanuit de provincie loopt een pilot over de 3D tool. Er worden op dit moment veel modellen ontwikkeld. In het stedelijk gebied kijk je vooral naar de humane risico’s. In Tilburg zijn we rond de tafel gaan zitten met de twee actieve waterschappen en het drinkwaterbedrijf om een gezamenlijke visie op te stellen. We kunnen immers al deze problemen niet zelf oplossen. Ik kwam erachter dat elke partij dacht dat het water anders stroomde. Dat is onwerkbaar en vervolgens hebben we alle geohydrologen van de betrokken organisaties bij elkaar gezet. Uiteindelijk is samen met een adviesbureau een gezamenlijk model vastgesteld dat door alle partijen is onderschreven.
Gemeente: de verticale afbakening is afhankelijk van de bodemopbouw. In Tilburg hebben we één grote zandbak. Daar zit een afsluitende kleilaag op die ongeveer 55 m diep zit. Dit is voor ons de natuurlijke ondergrens van ons werkveld. Tot daar mag de vervuiling zich verspreiden. Je moet je Wat mij opvalt, is inderdaad dat daarbij steeds afvragen of je die kleilaag wilt iedereen met iets bezig is onafhankelijk doorboren om na te gaan waar de verontreiniging van elkaar. Dan wordt je erg afhankelijk zit. Je loopt namelijk altijd het risico dat deze dan van met wie je spreekt bij bijvoorbeeld gaat doorsijpelen. Op basis van allerlei aannames en een waterschap en ook met welke partij metingen stel je vast of de verontreiniging er zit of je spreekt. niet. Deze afbakening wordt ook bepaald door financiële begrenzingen. Daarnaast hebben we ook een hoge duurzame energie ambitie waarbij we steeds moeten afwegen of we de beschermende laag doorboren of niet om WKO’s en bodemlussen aan te leggen. Dat zijn steeds weer moeilijke afwegingen. Opmerking: wij regelen die beperkingen via het bestemmingsplan. Het heeft dus ook te maken met hoe je je gebied afbakent. Je loopt er ook tegenaan dat je kwalitatieve problemen op een andere plek zitten dan je kwantitatieve problemen. Gemeente: in Utrecht is het probleem van fluctuerende grondwaterstand van invloed op de monumentale panden. De biowasmachine veroorzaakt dat je grondwatervoorraad zoveel mogelijk in beweging wordt gebracht. Je loopt dan het risico dat je daar op enig moment last van krijgt.
Narratief Terugkomdag BuB
Opmerking: wat mij opvalt, is inderdaad dat iedereen met iets bezig is onafhankelijk van elkaar. Dan wordt je erg afhankelijk van met wie je spreekt bij bijvoorbeeld een waterschap en ook met welke partij je spreekt. Ook wij hebben uiteindelijk consensus gekregen op het voorgestelde model. Je moet uiteindelijk koersen op iemand die precies weet hoe het model in elkaar zit en dat ook kan vertalen naar de praktijk.
20
Omgevingsdienst: in Eindhoven hebben we te maken met het staken van grote onttrekkingen door Philips en Campina waardoor je grondwater erg stijgt. Gemeente: wat je ziet is dat je in het landelijke gebied veel data kunt verkrijgen waardoor je vrij nauwkeurig weet wat er gebeurt. In het stedelijke gebied is dat veel complexer. Daar vinden veel meer onttrekkingen plaats waar je niets vanaf weet. Opmerking: ik zie ook dat de kwaliteit en kwantiteit in verschillende plannen zit die vaak niet zonder meer in elkaar geschoven kunnen worden. Ook zijn kwaliteit en kwantiteit belegd in verschillende organisatieonderdelen. Dat betekent dat je dan de samenwerking moet bevorderen en dat ligt niet altijd voor de hand. De verschillende organisatieonderdelen moeten wel het nut van samenwerking inzien. Gemeente: in Tilburg zitten ze in hetzelfde team en dat werkt erg goed. Bijvoorbeeld bij een rioleringsplan. In dat plan komen zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve aspecten terug. Opmerking: volgens mij moet die samenwerking wel intensiever zijn dan het louter aanleveren van jouw paragraaf in een plan. Anders leeft het niet echt. Ook zijn kwaliteit en kwantiteit belegd in verschillende organisatieonderdelen. Dat betekent dat je dan de samenwerking moet bevorderen en dat ligt niet altijd voor de hand.
Andere opmerking: bij ons is die intensiteit geborgd door maandelijks alle disciplines bij elkaar te zetten. Dan wordt de integratie goed doorgesproken.
Omgevingsdienst: Campina zat in Eindhoven vlakbij het Eindhovense kanaal. Zij onttrokken veel water om de melk mee te verdunnen. Je hebt dan twee soorten water: voor productie en voor het koelen. Het koelwater ging het kanaal in. Het Eindhovense kanaal is eigenlijk een dode tak, maar had hierdoor een zeer hoge waterkwaliteit. Dat kwam ook doordat je het kalkrijke water omhoog haalt. Dat koppelde fraai de kwaliteit en kwantiteit. En als bijvangst werd het natte voeten probleem beheersbaar. Helaas is Campina vertrokken en moeten we kijken hoe we de wegvallende onttrekking op gaan lossen. Je moet immers zowel de daardoor ontstane wateroverlast tegengaan, als de waterkwaliteit van het kanaal in stand houden.
Opmerking: ik merk ook dat zomaar verhogen van de heffingen politiek gevoelig ligt. De kwantiteitsmensen zijn dus ook bevreesd dat je van Kwantiteit heeft veel budget en die hun geld gaat mee snoepen. voelen daardoor vaak minder urgentie Gemeente: hoe weeg je belangen af tussen om samen te werken. Zij hebben het duurzame energie en grondwater? Dat hangt deels voordeel van een heffing en daar kunnen af van de locatie van de bodemlussen en WKO’s in ze alles mee doen. het gebied en van de doelstellingen op het gebied van duurzame energie. Het hangt dus af van veel verschillende factoren en de lokale omstandigheden. En soms weegt kwaliteit/milieu zwaarder dan energie. Hoe dan ook, als je veel WKO’s en bodemlussen wilt maken, betekent dat een intensief gebruik van de bovengrond.
Narratief Terugkomdag BuB
Gemeente: er is nog iets anders. Kwantiteit heeft veel budget en die voelen daardoor vaak minder urgentie om samen te werken. Zij hebben het voordeel van een heffing en daar kunnen ze alles mee doen. Wij hebben een schaarste aan geld en daarom moeten we vaak meeliften op lopende initiatieven. Dat betekent dat je zeer alert en inventief moet zijn.
21
Gemeente: in Utrecht speelt het verhaal van de kleilaag waar de WKO’s doorheen gaan ook. De provincie ziet daar veel brood in om het tweede watervoerende pakket vrij te geven voor WKO. De gemeente heeft daar twijfels over. Aan de ene kant wil je als stad CO2 neutraal worden, en dan WKO’s stimuleren die ook weer positief uitpakken op de biowasmachine. En dan kun je zelfs denken dat het niet zo erg is als het drinkwater wat meer vervuild raakt want dan kan je dat weer zuiveren. In ieder geval realiseer je dan je klimaatdoelstelling. De andere kant van het verhaal is, dat als je het tweede watervoerende pakket vrijgeeft, dat dit niet stimuleert om ook bovengronds allerlei energie maatregelen te treffen. Want ook in het eerste watervoerende pakket zitten nog vele mogelijkheden. Het gaat er met andere woorden om hoe je de urgentie zowel ondergronds als bovengronds gaande houdt. Een bijkomende factor is dat er nog veel kennisonzekerheid en verschil van mening tussen de experts te bespeuren valt. De afweging is steeds: wat levert het op als milieuwinst, wat zijn de alternatieven bovengronds, en wat zijn de risico’s ondergronds en wie dekken die risico’s af. Omgevingsdienst: het is ook zo dat je vergunningen afgeeft zonder dat je over alle relevante kennis beschikt. En dan zou de vergunning verstrekker ook die risico’s moeten afdekken, zelfs als deze daar minder greep op heeft. Dat is een nieuw fenomeen. Een bijkomende factor is dat er nog veel kennisonzekerheid en verschil van mening tussen de experts te bespeuren valt. De afweging is steeds: wat levert het op als milieuwinst, wat zijn de alternatieven bovengronds, en wat zijn de risico’s ondergronds en wie dekken die risico’s af.
Omgevingsdienst: in Eindhoven-Noord wordt een grote hoeveelheid gesloten WKO’s geïnstalleerd bij gewone rijtjeshuizen. Dat gebied is sterk in ontwikkeling. En daar wordt regelmatig tot honderdvijftig meter diep geboord. En daar kun je niets tegen doen. Je kunt je voorstellen dat daar de nodige onbekende risico’s aan vast zitten.
Gemeente: in Tilburg zien we dat ook. Maar we zetten daar telkens wel handhaving op. Dat zijn de regels bij ons. Dat zijn keuzes die je kunt maken, maar ze leveren wel extra kosten op en een heel arsenaal aan toezicht. Daarnaast heb je de mogelijkheid om via bestemmingsplan, of door het instellen van boringvrije zones, greep te houden. Gemeente: hoe bepaal je de prijs van een afkoop? In Tilburg hebben we daar een rekenmodel voor. Dat is aangesloten op het model van Bosatex7. Dat is in feite niets anders dan een spreadsheat. Het sluit goed aan bij de traditionele manier van het berekenen van de afkoop waar je in feite alleen kijkt naar de kosten van monitoring.
Gemeente: je kunt ook combinaties maken met andere geldpotjes. Zo kan er in een wijk ook verloedering spelen of men wil juist iets met duurzame energie. Door die verschillende doelstellingen te combineren vergroot je je financiële mogelijkheden.
7
Stichting Bodemsanering Textielbranche.
Narratief Terugkomdag BuB
Omgevingsdienst: wij werken ook met een rekenmodel maar dat vlakt uit bij grote projecten. Bij grote vlekken zit je al snel op het maximale bedrag.
22
Omgevingsdienst: de afkoopsom is maar een klein deel van het hele complexe spel dat wordt gespeeld en waarbij vele partijen zijn betrokken. Het hangt dus ook samen met je overall strategie. Daarnaast hangt het ook erg af van de specifieke locatie die het betreft. Bovendien heb je ook te maken met mee– en tegenvallende situaties. Een bijkomende factor is dat de afgekochte partij vaak precies wil weten wat je met het geld gaat doen. Daarbij speelt ook dat je het geld regelmatig op een andere locatie besteedt omdat dit effectiever is en dat wordt niet altijd begrepen. Je moet je altijd Een bijkomende factor is dat de inleven in wat de omstandigheden van een bedrijf afgekochte partij vaak precies wil weten zijn. Vragen die daarbij rijzen zijn: wat is de waarde wat je met het geld gaat doen. Daarbij van de grond voor hen en wat willen ze ermee? Een speelt ook dat je het geld regelmatig op andere belangrijke vraag is, of ze voor de afkoop geld een andere locatie besteedt omdat dit hebben gereserveerd via de belastingen en dat geeft effectiever is en dat wordt niet altijd meestal ook de nodige speelruimte. Dat geparkeerde begrepen. Je moet je altijd inleven in geld kan dan de trigger zijn om in te stappen omdat wat de omstandigheden van een bedrijf je er anders toch niets mee kunt. zijn. Gemeente: boven een bedrag van 200.000 euro moet er getoetst worden of de afkoop niet opgevat kan worden als een vorm van staatsteun. Dat geldt vooral voor bedrijven die landelijk opereren en dus met verschillende gemeentes hebben te maken. Je moet ook alert zijn voor het feit dat door sanering er een waardevermeerdering kan optreden van de grond. Dat geldt overigens niet voor dieper grondwater.
Lessen:
Beschouwing Albert Cath: Het blijkt dat afkoop niet zo eenvoudig is als het simpel toepassen van een generiek rekenmodel. Ook afkoop is maatwerk waarbij de afkoop zelf slechts een onderdeel is van een complex samenspel. Het is immers steeds weer anders in de praktijk. De deelnemers onderschrijven dat het een goed idee is om de vele verschillende ervaringen over afkoop en de afbakening/koppeling tussen kwaliteit en kwantiteit te gaan delen in een netwerk. Daarbij kan dan ook een dynamisch document ontstaan waarin ‘tips en tricks’ bij afkoop en de koppeling tussen kwaliteit en kwantiteit worden opgenomen. Zo creëer je een gemeenschappelijke kennisbasis over de verschillende werkprocessen.
Narratief Terugkomdag BuB
1. Organiseer kennis aan tafel en kom tot dezelfde basiskennis en deel die. 2. Koppel kwaliteit en kwantiteit niet alleen op papier maar zoek elkaar op in de praktijk in een zo’n vroeg mogelijk stadium. 3. Ambities bepalen de afweging waarbij prioriteit en integraliteit leidend zijn. 4. Bij afkoop moet je de kennis die beslagen ligt bij de koplopers delen. Belangrijke aspecten daarbij zijn: staatsteun, tips en tricks, het bedrag en onderhandelingsvaardigheden. Afkoop is vooral maatwerk. En het is van groot belang – zie ook netwerkvorming – om met elkaar ervaring en kennis te gaan delen (casuïstiek).
23
3.4 Het verhaal over de Juridische mogelijkheden van Saneringsplan of Gebiedsplan bij GGb Marcel Herms, juridisch adviseur bij de gemeente Utrecht, leidde het gesprek. Hij is vanaf het begin betrokken bij de zogeheten biowasmachine en daarnaast bij het gebiedsgerichte beleid van de gemeente Utrecht. Aan het begin van de sessie zijn er de nodige vragen ingebracht. Laten we ze eens nalopen.
Kun je een eigenaar van een verontreiniging, zonder spoed, als gebiedsbeheerder verplichten maatregelen te nemen? Hoe motiveer / dwing je deelname aan een ernstig, niet spoedeisende geval, af bij een ieder? Hoe ga je om je met een probleemeigenaar die niet mee wil doen en aansprakelijk stelt? Hoe is het eigenaarschap geregeld? Hoe ga je om met stabiele eindsituaties binnen je gebied? Wat moet ik nog doen / melden na de vaststelling en goedkeuring van een plan? Hoe kan een Green Deal een rol spelen in / voor een gebiedsplan? Hoe koppel je verschillende wetgevers (WBB & Ruimtelijke Ordening)?
Het gesprek wordt geopend door een vertegenwoordiger van de omgevingsdienst, een dienst die ruim vertegenwoordigd was in deze workshop. De discussie werd in het eerste deel van de workshop gedomineerd door de eerste vier vragen. Deze hadden als centraal thema hoe je eigenaren van grond kunt overreden dan wel dwingen mee te doen aan GGb. Een gesprek waarin het spanningsveld tussen generiek en specifiek weer boven kwam drijven. En het blijkt dat in een juridische context er veel gesproken wordt over wat GGb nu eigenlijk is. De antwoorden blijken enerzijds aanvullend te zijn Als je gaat onttrekken, waardoor de maar ook paradoxaal en in ieder geval meervoudig. eindsituatie van de passieve eigenaar Dat verwijst direct naar de complexiteit van GGb. instabiel wordt, dan rijst de vraag wie nu de probleemhebber is. Je moet soms Omgevingsdienst: je hebt pluimen die in allerlei accepteren dat je klusjes oppakt, ook openbare lichamen zitten, maar er is geen sprake voor anderen, die niet meebetalen. van spoed. De eigenaren hebben geen verplichting zolang ze niets met die grond doen. Als de gemeente iets wil met grond dan moeten ze kosten maken. De vraag is dan: hoe krijg je de passieve eigenaren mee in je acties?
Omgevingsdienst: het probleem bij een passieve eigenaar, iemand die niets meer doet met zijn grond, is dat ze gaan dwarsliggen als jij als gebiedsbeheerder van alles toestaat in het gebied. Dat betekent vaak dat je de stabiele eindsituatie gaat beïnvloeden. En je de betrokkenen mogelijkerwijs in de problemen brengt. Als je gaat onttrekken, waardoor de eindsituatie van de passieve eigenaar instabiel wordt, dan rijst de vraag wie nu de probleemhebber is. Je moet soms accepteren dat je klusjes oppakt, ook voor anderen, die niet meebetalen. Je hebt straks drie petten op. In de eerste plaats ben je gebiedsbeheerder, je bent vaak ook bevoegd gezag en je hebt te maken met een probleemeigenaar die mogelijkerwijs last van je heeft. Je krijgt dan te maken met een paradox. De eigenaar moet een stabiele eindsituatie nastreven, maar dat lukt nooit, omdat jij aan de pluim staat te trekken.
Narratief Terugkomdag BuB
Gemeente: als ze zelf iets willen, bijvoorbeeld een WKO, waardoor er verspreidingsgevaar dreigt, dan raken ze wel gemotiveerd. En je hebt ook meer mogelijkheden als het dieper zit dan vijf meter.
24
Gemeente: het grootste bezwaar van meebetalende eigenaren is vaak dat er ‘free-riders’ zijn die mee profiteren. Het is een groot probleem om ze in kaart te krijgen, te weten wie het zijn. Omgevingsdienst: je loopt met GGb, omdat het vele verschillende locaties omvat, tegen allerlei tegenstrijdigheden en dilemma’s aan. Ook als je het helemaal juridisch hebt dichtgetimmerd. De praktijk blijkt steeds weer erg weerbarstig te zijn. Je hebt eigenlijk alleen een stok om mee te slaan bij spoedeisende gevallen. Als je een kleine verontreiniging hebt die niet dieper dan 10 meter zit, dan biedt GGb veel minder perspectief. Gemeente: mijn ervaring is wel dat partijen op zich best wel mee willen doen. Zeker als je iets te bieden hebt, al was het alleen maar dat ze van een hoop (toekomstig) gedoe af zijn. Omgevingsdienst: je moet van te voren je businesscase heel goed voor elkaar hebben. Grote partijen hebben nu eenmaal meer macht waar je rekening mee moet houden. Gemeente: de vraag is steeds weer: wat vraag je nu voor je afkoop? Er is wel geopperd om een rekenmodel te maken met een bedrag per kubieke meter. Het is echter zeer ingewikkeld en het hangt ook sterk af van een specifieke situatie in de locatie. Omgevingsdienst: het probleem met die rekenmodellen is dat ze erg generiek zijn en zich baseren op gemiddeldes. Daar heb je niet zoveel aan bij een specifieke, kleine, locatie. Als je als gemeente aan zet bent dan heb je veel meer ruimte om GGb op te starten. Dat maakt het allemaal een stuk eenvoudiger en gemakkelijker. De oude, historische, grote verontreinigingen zijn meestal sowieso al het probleem van de gebiedsbeheerder. Eigenlijk zit men over het algemeen toch vooral een beetje op de lijn: als het niet spoedeisend is, gaat het meestal niet door. Je loopt met GGb, omdat het vele verschillende locaties omvat, tegen allerlei tegenstrijdigheden en dilemma’s aan. Ook als je het helemaal juridisch hebt dichtgetimmerd. De praktijk blijkt steeds weer erg weerbarstig te zijn.
Gemeente: het is zeer belangrijk in het begin van een GGb proces te investeren in de relatie met de betrokken partijen. Als je enthousiast zelf aan de gang gaat, zoals wij hebben gedaan met de biowasmachine, en pas later de betrokkenen benadert, dan weten ze ook wel dat je toch doorgaat, ook zonder hun financiële bijdrage. En er spelen altijd, zeker bij grote partijen, politieke issues. Je komt elkaar ook in ander verband tegen en wil de relatie goed houden.
Omgevingsdienst: ik denk niet dat er hapklare oplossingen zijn. Het is ook van groot belang om een soort centrale kennisbank te ontwikkelen, waarin vooral de verschillende casuïstiek wordt vastgelegd. En je zet dan niet de hele businesscase op het internet, maar laat de mogelijke oplossingsrichtingen zien. En je kunt er ook jurisprudentie tonen. Een voorbeeld: wat blijft er nog overeind van de gebiedsplannen als de omgevingswet van kracht wordt? Hoe ga je om met de overgangsregeling van WBB naar omgevingswet. Dat geldt dan vooral voor alle beschikte plannen. En je zult minder met de WBB stok kunnen slaan is mijn inschatting. GGb is vooral ingesteld op spoedlocaties. Je komt met GGb ook steeds meer in een beheerspoor. Wat ik altijd maar vergelijk met het onderhouden van een brug. Het wordt dan wellicht meer een bestemmingsplan waarin staat wat je wel en niet kunt in je gebied. Er is wel eens geopperd om de risico’s te verzekeren. De reden daarvoor is dat risico’s maar in beperkte mate te bepalen zijn.
Narratief Terugkomdag BuB
Omgevingsdienst: je kunt die politieke issues wel enigszins vermijden door meer in de luwte, de schaduw, te opereren en er niet teveel ruchtbaarheid aan te geven. Maar dat was natuurlijk bij jullie in Utrecht, ook gezien de aandacht in de media, niet mogelijk.
25
Gemeente: zover ik weet bestaat deze verzekeringsoptie niet voor GGb. Het lijkt mij zeker interessant voor zaken die nog niet afgekocht zijn.
Omgevingsdienst: eigenlijk gaat het er bij GGb steeds om wat je wilt beschermen en gaat het bij risico vooral om wat er gebeurt als de pluim buiten je gebied komt. Gemeente: de risico’s waar wij in Utrecht mee te maken hebben, zijn als de pluim in het tweede watervoerende pakket komt. Het komt er uiteindelijk ook op neer dat je grootste kwetsbaarheid zit in het moment dat de vervuiling in het drinkwater komt. Het probleem met die rekenmodellen is dat ze erg generiek zijn en zich baseren op gemiddeldes. Daar heb je niet zoveel aan bij een specifieke, kleine, locatie. Als je als gemeente aan zet bent dan heb je veel meer ruimte om GGb op te starten. Dat maakt het allemaal een stuk eenvoudiger en gemakkelijker.
Omgevingsdienst: drinkwater- en natuurgebieden zijn inderdaad de kwetsbare objecten waar je huiverig voor bent. Soms zitten er ook natuurlijke barrières tussen het vervuilde water en de kwetsbare objecten. Deze natuurlijke breuklijnen zorgen ervoor dat het vervuilde water omhoog komt. Bedrijven die bijvoorbeeld frisdrank maken, zijn daarnaast ook nog bang voor eventuele imago schade die kan optreden.
Gemeente: het is ook het verhaal van kans versus risico. Als de kans klein is, kan het gevolg nog steeds erg groot zijn. Omgevingsdienst: er speelt ook nog iets anders. Je kunt een pot geld reserveren voor deze risico’s en deze laten groeien maar als die kleine kans met dat grote gevolg optreedt, ben je meestal veel meer kwijt. Dan helpt die opgebouwde pot met geld ook niet echt. Waar die pot met geld wel helpt, is bij proceswater. Dan kan je met dat geld een extra zuiveringsstap inbouwen die veel bijdraagt aan het beheer. Je kunt dus het nodige bereiken met dit soort trendomkeringen. Omgevingsdienst: de vraag over eigenaarschap gaat meer over hoe je het GGb proces, met elkaar en vooral met de betrokken partijen, inricht. Een belangrijke rode draad daarbij is: hoe blijf je bij de les met zijn allen? Ik merk regelmatig dat het GGb proces in de tijd verwatert.
Gemeente: het gaat uiteindelijk om behoorlijk bestuur. En de privaatrechtelijke afspraken. Bij GGb ontbreekt het nu eenmaal aan handhavingsmogelijkheden. Je kunt de uitvoering van het plan niet afdwingen. Zo is bijvoorbeeld het aantonen van het belang een ingewikkelde aangelegenheid. Het maakt inderdaad ook veel uit hoeveel contractpartijen er zijn. Als je te maken hebt met een gering aantal partijen kun je nog een beroep doen op hun verantwoordelijkheid. Maar bij de biowasmachine is zoveel door elkaar gegooid dat het een onontwarbare knoop is. Dan is schade heel moeilijk aan te tonen.
Narratief Terugkomdag BuB
Omgevingsdienst: in het Eindhovense Strijpproject hebben we georganiseerd dat alle partijen minstens een keer paar jaar bij elkaar komen om de lopende zaken door te nemen. Dat is belangrijk omdat het in de praktijk altijd anders loopt dan in het plan. Ik moet er wel bij zeggen dat we maar met vijf partijen te maken hebben. Als dat er veel meer zijn, dan wordt het lastig.
26
Omgevingsdienst: GGb is in mijn ogen vooral een stedelijke kwestie en daarmee inderdaad ook een kwestie van behoorlijk bestuur. Het eigenaarschap speelt dan ook een rol. Vaak zitten er veel bureaucratische schijven tussen het concrete probleem en de plek waar de beslissingen worden genomen. Die afstand is vaak zeer groot. Daarom zijn die regelmatige overlegstructuren zo van belang. Dan blijft GGb leven. Gemeente: het gebiedsplan kun je niet handhaven maar een bestemmingsplan ondergrond kan dat wellicht beter. En zo koppel je de verschillende wetgeving. Maar realiseer je dat dat niet vanzelf gaat. Je kunt, vergelijkbaar met boven de grond, bepaalde ondergrondse gebieden aanwijzen GGb is in mijn ogen vooral een voor verschillende functies. En dan zijn ze stedelijke kwestie en daarmee daarmee ook beschermd. Dan kun je inderdaad ook een kwestie van gemakkelijker handhaven als er handelingen behoorlijk bestuur. Het eigenaarschap gebeuren in de ondergrond die in strijd zijn met speelt dan ook een rol. Vaak zitten er het bestemmingplan. veel bureaucratische schijven tussen het concrete probleem en de plek waar de beslissingen worden genomen. Die Omgevingsdienst: een 3D bestemmingsplan afstand is vaak zeer groot. Daarom zijn komt nog maar moeilijk van de grond. 3D is het die regelmatige overlegstructuren zo betrekken van boven de grond met onder de van belang. Dan blijft GGb leven. grond. Een voorbeeld kun je vinden in de archeologie. Dan geef je een dubbele bestemming. Uiteindelijk gaat het meer over communicatie dan over recht bij het koppelen van wetgeving. Omgevingsdienst: als je een artikel 28 melding krijgt, moet je daarop reageren met een termijn van 5 weken, terwijl het louter een administratieve handeling is die voor het plan verder geen betekenis heeft. Dit bureaucratische principe levert echter wel de nodige vertraging in de uitvoering op. Daar moeten we iets mee want ik ervaar dit als behoorlijk zinloos.
Lessen: Ten aanzien van niet spoedeisende gevallen: 1. Leren van elkaar m.b.t. afwegingen die je maakt, creëren dat je een netwerk opbouwt met een centrale kennisbank over casuïstiek. 2. Verzekeringen/ risicodekking zijn een belangrijk nieuw thema. 3. Het grote belang van de sociale / humane component.
1. Met betrekking tot het eigenaarschap (van een ieder) dien je regelmatig af te stemmen en betrokkenheid te tonen, zodat de zaak levend(ig) wordt gehouden voor iedereen. Netwerkvorming helpt hier zeker. (Zie bijvoorbeeld de casus Apeldoorn en Eindhoven.) 2. Er zijn in algemene zin weinig juridische beperkingen, vooral op het gebied van handhaving, en er is dus veel speelruimte, gebruik die binnen de specificiteit van het geval.
Narratief Terugkomdag BuB
Algemeen:
27
Beschouwing Albert Cath: in het narratieve verslag van de Masterclass BuB wordt in hoofdstuk 7 ‘Help! Ik zit in een proces! uitgebreid gesproken over de hierboven verder uitgediepte issues bij het GGb proces. De volgende aanbevelingen werden indertijd door mij opgetekend. ‘Veel opgaves vragen om een andere, specifieke benadering, anders wordt het moeilijk zo niet onmogelijk deze te realiseren. Dan blijft het stagneren. Een belangrijk principe van een andere benadering is dat je laat zien dat GGb meerwaarde brengt, voor derden én voor de eigen opgaven. Dat betekent dat je je inleeft in betrokken sleutelspelers die immers een positie en daarbij horende invloed en netwerk hebben. Daarom begin je met een ‘open’ inventarisatie van ambities en belangen van al die actoren met inachtneming van je eigen belang en positie. Leg daarbij de gezamenlijke en je eigen opgave en knelpunten open op tafel. Begin niet met het eigen grote verhaal, maar nodig uit tot het vertellen van de verhalen van de anderen. Dan krijg je ook inzicht in, en begrip voor, de verschillende culturen van de spelers, ook en juist binnen de eigen organisatie. En trek erop uit, ga op de fiets kijken bij het project. Dan ontstaat er dialoog, die vaak aan de vergadertafel maar moeizaam op gang komt. Vakmensen zijn vaak bang dat hun trotse vak ondergedompeld raakt in de integrale aanpak en proces denken dat inhoud niet respecteert. Waak daarover, neem ze niet hun praktijk af. Ken de ‘mens’ achter het proces, motiveer en (zo nodig) manipuleer; maar wees in- en meevoelend jegens Coproducenten, je wint het niet met (alleen) ratio. Dit heeft consequenties voor het ontwerp en beheer van het GGb procesverloop, via het principe van uitvoerend ontwerp. Dat betekent zoveel als: loop over de brug die je samen bouwt. En als uitsmijter: blijf vasthoudend maar laat los wanneer dat nodig is, neem dan een stapje terug, waarbij je zoekt naar ‘wat kan’, en niet persé naar wat ‘de regels’ voorschrijven of een machtspositie kan afdwingen.’
3.5 Het verhaal over de organisatie van GGb
Aan het begin van de sessie, geleid door Astrid Egberts-Huijbregts werkzaam bij de gemeente Dongen, over de organisatie van GGb zijn er de nodige vragen ingebracht. Laten we ze eens nalopen.
Hoe komt GGb in de omgevingswet? Als programma? Hoe organiseer je GGb als WBB / AMVB komen te vervallen? Hoe communiceer je wat naar belanghebbenden? Hoe creëer je draagvlak als betrokkenen niet enthousiast zijn en de noodzaak van GGb op korte termijn niet inzien? Hoe kan je combinatieprojecten (als businesscase) beoordeeld krijgen waarbij maatschappelijke waarden meer op de voorgrond staan dan louter geld?
Narratief Terugkomdag BuB
De belangrijke vraag over de organisatie van GGb, en hoe organiseer je het GGb proces, loopt als een rode draad door alle hierboven besproken thematieken. Vandaar dat ik deze nu aan het einde presenteer. ‘Een belangrijke rode draad die door de masterclass Bloemen uit Brabant is geregen, betreft het doorbreken van stagnatie in GGb processen. Het in beweging krijgen van het proces, het doorbreken van vanzelfsprekende modellen, aanpakken en patronen die hun werking hebben verloren. Kortom het problematiseren van het alledaagse, de daar achterliggende denkmodellen en werkwijzen. Het openbreken van deze vanzelfsprekendheden, het inslaan van andere wegen, het aangaan van systeem innovaties vereist dapperheid, schranderheid en het vertrouwen op de in de praktijk opgedane ervaringskennis. Dit zijn belangrijke kenmerken van vakmannen en -vrouwen. En wat zij in feite doen, is het aangaan van complexe vraagstukken, daar vertroosting in vinden, dit in de wetenschap dat dit om een gedurfd ander handelingsrepertoire vraagt. En dat betekent ook dat je over de moed beschikt om op een van wijsheid getuigende manier, bij tijd en wijle, tegen de stroom in durft te roeien’ schreef ik in het narratieve rapport over de masterclass. Ook in deze sessie bleek dat dit geen woord teveel was.
28
Hoe krijg je geld uit de markt? Hoe geef je externe factoren een goede plek in Publiek-Private samenwerking bij de onderhandelingen over waterdiensten? Hoe kun je GGb verder uitbreiden naar het landelijke gebied? Hoe krijg je het belang van GGb goed scherp bij je MT en bestuur, zowel bij de omgevingsdienst als de gemeente? Wat is de ervaring met de rolverdeling tussen de omgevingsdiensten en de gemeente rond GGb beheerstaken?
GGb zit niet expliciet in de omgevingswet, de provincie gaat een ‘position paper’ schrijven, met een pleidooi om GGb in de omgevingswet op te nemen. Als je nog casuïstiek wil laten vallen onder de WBB dan dien je ze op tijd beschikt te hebben. Daar staat tegenover dat de omgevingswet, gezien het open karakter daarvan, meer mogelijkheden en kansen lijkt te bieden voor GGb. in de komende tijd zal blijken hoe het precies uitwerkt. In ieder geval worden beleidsvisies, die aansluiten op de uitvoering, en zich vertalen in GGb, steeds belangrijker. Het is ook van groot belang om de ontwikkelingen met betrekking tot de omgevingswet te blijven volgen en te delen in het BuB netwerk (zie laatste hoofdstuk). Peter Ramakers en Ron Nap willen dit graag faciliteren, zo bleek. Omgevingsdienst: er wordt in navolging van Green Deals nu ook grondwater Blue Deals gemaakt. Opmerking: je kan in dit verband ook bepleiten dat drinkwaterbedrijven een grotere rol gaan spelen in GGb, gezien hun kennis van grondwater. Gemeente: je ziet dat nu ook opkomen in de landelijke gebieden waar de drinkwaterbedrijven en waterschappen steeds meer inbreng hebben.
Laat ik iets zeggen over hoe we dat in Dongen heb gedaan. In Dongen hebben we de GGD ingeschakeld om met de bewoners te communiceren. Zo was er iemand die de bewoners mobiliseerde om onze plannen ter discussie te stellen. Het was iemand die zich sterk verzette tegen onze plannen. Daar zijn we zeer intensief mee in gesprek gegaan. Het bleek dat er bij hem veel oud Zo had ik eens een project in een straat zeer zat ten opzichte van de gemeente en de waar iemand woont die een notoire provincie over verontreinigingen in zijn omgeving. klaagster is. Mijn gebiedscoördinator We hebben ook een informatieavond georganiseerd. kende haar goed. We hebben haar zeer Daarnaast hebben we in dit specifieke gebied ruim open benadert en dat hielp enorm. Dit 300 brieven rondgestuurd, naast de gebruikelijke alles wijst op het belang de zeer informatiekrant en de website. Uiteindelijk verschillende gebieden goed te kennen. verschenen er circa 30 mensen op de informatieavond, inclusief deze man met zijn bezwaren en wat getrouwen. Het gesprek ging vooral over de risico’s en daarom was het goed om ook de GGD erbij te hebben. Dat was belangrijk omdat wij niet meer vertrouwd werden en de GGD wel. We hebben ook extra binnenmetingen laten doen in bepaalde huizen. De GGD heeft daar een risicobeoordeling op losgelaten. De man die zo sceptisch was, begon toen langzaam maar zeker bij te draaien. Als de GGD het verhaal vertelt dan was dat een stuk geloofwaardiger in zijn ogen. Mensen in het gebied die grondwater onttrekken, is ook nog een gratis grondwateranalyse aangeboden. Uiteindelijk heeft zich voor die analyse één persoon gemeld. Welbeschouwd doe je je gebied veel aan met al deze activiteiten. We hebben ook met de politiek afgesproken dat we het hele proces zeer open en transparant zouden benaderen. Er waren geen
Narratief Terugkomdag BuB
Gemeente: ik combineer de vraag: hoe communiceer je met belanghebbenden, met de vraag hoe je draagvlak creëert als betrokkenen niet enthousiast zijn.
29
geheimen en als we iets niet wisten dan hebben we dat ook verteld. Wat ook prettig was, is dat de GGD het heel belangrijk vond en het zeer serieus nam. Ze hebben ons ook goed geadviseerd op tal van terreinen. Uiteindelijk is alles zonder problemen door de gemeenteraad geloodst. Je moet je bedenken dat we al die activiteiten, binnenruimtemetingen, grondwateranalyses, formeel niet hoefden te doen. De grote winst is dat de bewoners gerustgesteld worden. Opmerking: ook ik merk dat het in elke wijk steeds weer anders is. Zo maakt het veel uit of je te maken hebt met een villawijk of een rijtjeshuizenwijk. Dan speelt het grote belang van het hebben van een gebiedscoördinator. Deze weten heel goed wat er speelt in een bepaalde wijk. Zo had ik eens een project in een straat waar iemand woont die een notoire klaagster is. Mijn gebiedscoördinator kende haar goed. We hebben haar zeer open benadert en dat hielp enorm. Dit alles wijst op het belang de zeer verschillende gebieden goed te kennen. Dat gaat soms zover dat we bij iemand ook aan de keukentafel gaan zitten als die veel last heeft van onze activiteiten. Bijvoorbeeld In een wijk kunnen andere zaken dan omdat de tuin van zo iemand negen weken open ligt. grondwater een veel belangrijkere rol Door zo te handelen heb ik in al die tijd dat het spelen die de burger meer aanspreekt. project liep niet één telefoontje gehad. Dan is het wijs om daarbij aan te haken. De vraag is steeds: wat spreekt de burger werkelijk aan en speel daar dan op in.
Gemeente: in Tilburg beperken we het tot een publicatie. We sturen geen brieven. De acties lopen door de procedure, de stukken liggen ter inzage en we informeren de waterschappen, het drinkwaterbedrijf en de omgevingsdienst. En dan wacht ik rustig de bezwaren wel af. Opmerking: het werkt in een kleine gemeente ook anders dan in een grote gemeente. In een kleine gemeente weten de burgers de gemeenteraadsleden en wethouders zeer gemakkelijk te vinden. En onze raadsleden en wethouders hechten er veel waarde aan dat je open communiceert met de burgers. Dat heeft ook veel te maken met de politieke cultuur bij ons. Hier speelt ook het motto: voorkomen is beter (en goedkoper) dan genezen. Gemeente: ik denk dat ‘mediation’ steeds belangrijker wordt in de huidige samenleving en tijdsgeest. Je haalt zo veel koude uit de lucht. Omgevingsdienst: er kunnen in een wijk verschillende zaken tegelijkertijd aan de orde zijn. Naast grondwater spelen er vaak ook ruimtelijke ordening kwesties en klimaatdoelstellingen. In een wijk kunnen andere zaken dan grondwater een veel belangrijkere rol spelen die de burger meer aanspreekt. Dan is het wijs om daarbij aan te haken. De vraag is steeds: wat spreekt de burger werkelijk aan en speel daar dan op in8.
Govert Geldof zei hier het volgende over tijdens de masterclass BuB: “Als we in de praktijk aan de slag willen met elkaar”, stak hij van wal, “dan komen we paradoxen tegen, schijnbare tegenstellingen. En die kun je niet in een rekensommetje oplossen. Uit de hierboven gepresenteerde verhalen haal ik er twee uit. De eerste is: maak het enerzijds zo simpel en anderzijds zo complex mogelijk. Als je het simpel maakt dan wordt het beheersbaar. Maar daarmee verspeel je de mogelijkheid om aansluiting te krijgen met vraagstukken die urgent zijn. Als je bijvoorbeeld in een wijk vraagt aan de bewoners wat vindt je van het waterbeheer hier, dan zijn ze niet geïnteresseerd. Maar als je vervolgens kijkt naar wat er wel bij die mensen leeft, dan is dat wel urgent voor ze. Ik ben in het verleden betrokken bij een specifiek geval geweest waar die urgentie het sluipverkeer was in een wijk in een stad. Ik kwam voor een waterbeheer probleem. Je moet dan een relatie leggen
Narratief Terugkomdag BuB
8
30
Gemeente: in Dongen hebben we het gescheiden gehouden. Communicatie is een vast punt dat in alle projecten steeds weer terug komt, ook bij projecten die niets met de ondergrond te maken hebben. Omgevingsdienst: je hebt nu een relatief nieuw thema dat vaart onder de vlag van gezonde wijk. Daar kun je vanuit de bodem goed op inhaken. Dat spreekt mensen vaak meer aan dan een simpele verontreiniging. Zo voorkom je dat ons werk te veel een ‘stand alone’ karakter heeft en daarmee erg sectoraal blijft. Gemeente: we nemen dit allemaal mee in ons omgevingsbeleidsplan. Je moet er namelijk op blijven hameren dat er zoiets als GGb is en dat dit ook bekend wordt in je eigen organisatie. Dat bereik je onder andere door het GGb verhaal in zoveel mogelijke beleidsvisies op te nemen. Opmerking: dat geldt vooral voor de ruimtelijke ordenaars en de afdeling openbare werken. Die hebben de neiging om heel gemakkelijk de grond in te gaan zonder eerst met ons te overleggen. En dan zijn ze soms erg verbaasd dat ze opeens in een vlek terecht zijn gekomen, met als gevolg dat ze veel extra kosten moeten maken. Gemeente: als mij zoiets gebeurt, leg ik meteen het project stil. Als je dat een paar keer doet dan leren ze heel snel om van tevoren bij je langs te komen. Omgevingsdienst: het is belangrijk dat we leren om ook op te trekken met andere afdelingen. Zo is het leerzaam om met de rioleurs in contact te staan. GGb is in die zin een soort netwerkorganisator. Opmerking: het is vaak heel moeilijk om het tussen de oren te krijgen bij openbare werken om ook iets met waterkwaliteit te doen. Het blijft nog zeer lastig om kwaliteit en kwantiteit te combineren. Het Dat geldt vooral voor de ruimtelijke kan verstandig zijn om mee te liften met de huidige ordenaars en de afdeling openbare golf van aandacht voor de klimaat adaptieve stad. werken. Die hebben de neiging om heel Een andere kwestie is dat je gevoelig moet blijven gemakkelijk de grond in te gaan zonder voor de politieke cultuur en hun externe adviseurs. eerst met ons te overleggen. En dan zijn Zo heb ik meegemaakt dat een externe adviseur nog ze soms erg verbaasd dat ze opeens in steeds erg sectoraal dacht en daar de wethouder in een vlek terecht zijn gekomen, met als meenam. Terwijl je met GGb juist combinaties wil gevolg dat ze veel extra kosten moeten leggen en dat blijkt dan een heikele zaak te zijn. maken.
tussen waterbeheer en sluipverkeer. En die hebben we gelegd via Wadi’s (bufferings- en infiltratievoorziening die ook gevuld is met hemelwater) die we inzetten als een omgekeerde verkeersdrempel. En zo werd het probleem waar geen enkele interesse voor was opgelost door het urgente probleem ook aan te pakken. Als je andere vakgebieden betrekt, maak je het complexer. En er speelt altijd veel meer dan alleen grondwater. Het aanhechten aan een vraagstuk van andere vraagstukken betekent ook de komst van andere en nieuwe actoren. Dat maakt het complex. En dat moet je tegelijkertijd weer zo simpel mogelijk houden. Hou deze simplex/complex paradox dus in stand.”
Narratief Terugkomdag BuB
Provincie: als ik dit zo beluister, blijkt me weer hoe belangrijk organisatie is en hoe afhankelijk je bent van de verschillende types mensen.
31
Gemeente: we stappen over naar een ander onderwerp. De vraag is: hoe krijg je geld uit de markt? Ik heb zelf te maken gehad met een spoedeisende locatie binnen ons gebied. In ons geval hebben we de provincie aangesproken dus in een zekere zin waren zij in dit geval de markt. Bij de private sector bleek in dit geval niets meer te halen. Provincie: we moeten eerst maar eens vaststellen wat we eigenlijk bedoelen met markt. Gemeente: gaat het bij markt over afkoop, of dat je een bepaalde maatschappelijke dienst gaat leveren? Provincie: laat ik in dit verband iets vertellen over GGb in Veghel9. Daar waren drie betrokken eigenaren van een bedrijf. Wij hebben van te voren uitgerekend hoeveel GGb zou moeten kosten. De bedrijven vinden het van groot belang dat de gemeente het gebiedsbeheer gaat doen. Wij faciliteren in financiële en procesmatige zin de contractvorming. We hebben ook het GGb plan gefinancierd. Aan dat plan hebben de afzonderlijke bedrijven, en hun adviseurs, veel bijgedragen. Uiteindelijk is er een afkoopsom vastgesteld waar ze 235.000 euro aan bijdragen. Zoals gezegd, stonden de bedrijven erop dat de gemeente het beheer zou doen. De gemeente heeft op haar beurt toen gevraagd wat ze daar dan voor over zouden hebben. En zo is er nog een bedrag van 65.000 euro extra bij gekomen. Opmerking: je hebt in deze casus wel het voordeel dat de veroorzakers nog in het gebied zitten. Bij ons is het probleem dat we zitten met een pluim waarvan de bron al is gesaneerd en we worden ook wel eens geconfronteerd met een oude vervuiling waarvoor je de huidige eigenaar niet meer aansprakelijk kan stellen of er niet meer op aan kunt spreken. En dan moet je als overheid toch andermans vlekken opruimen. Omgevingsdienst: er zal altijd ongelijkheid ontstaan daar waar je de partij nog kunt aanwijzen of dat je met een vangnet geval zit. In het laatste geval kun je alleen nog iets doen door bepaalde diensten te leveren. We zijn nu bezig met Bouwfonds Nederland om fondsontwikkeling voor GGb op te starten. Vaak lopen de kosten vooruit op de baat. Zo een fonds geeft je dan de ruimte om een investering te doen over een periode van 30 jaar. Als je dan uiteindelijk zover bent dat je kunt afkopen en/of waterdiensten kunt leveren, komt het geld langzaam weer terug. Het Bouwfonds
9
Het procesverloop in Veghel verliep als volgt: de eerste verkenning wordt door de provincie gedaan. Aansluitend worden de private partijen, gemeente en waterbedrijf benaderd. Daarna wordt een gezamenlijke verkenning gedaan, om kennis te maken met GGb, en een serie 1 op 1 gesprekken gevoerd waarbij de posities, ambities en emoties en dergelijke worden geïnventariseerd. Het proces verloop kan gekenschetst worden door een actieve, toegankelijke opstelling via werksessies, waarbij doelen, belangen en opgaven worden besproken. Het gaat over denken, praten, schetsen en op deze wijze het vertrouwen te winnen. Er worden geen verslagen gemaakt, het is een open proces en men is vrij om in of uit te stappen, het gaat er immers om samen verder te gaan en te komen. Kortom, samenwerken ontstaat en wordt niet afgedwongen. Dit werkt goed want alle partijen vinden zich in de startnotitie en alle partijen leveren adviseurs, en werken aan een gezamenlijk ‘gebiedsplan’. Het is vrij uniek dat meerdere opdrachtgevers, met verschillende budgetten en (eigen) adviseurs, toch tot één plan komen met respect voor ieders verschillende aanvliegroute en scope.
Narratief Terugkomdag BuB
Zie hoofdstuk 5 van het narratieve verslag van de Masterclass BuB: ‘Veghelse dialogen: verhalen over de ‘diepte’ en ‘breedte’ van het GGB vak’.
32
Nederland is van circa 390 gemeenten en alle provincies. Dat is een beetje analoog aan de energiewereld waar je duurzaamheidsfondsen hebt voor bijvoorbeeld zonnepanelen en woningisolatie. Dat zou je dus ook kunnen doen voor grondwater Blue Deals. Zo koppel je de businesscase aan allerlei maatschappelijke doelen. En daarmee kun je ander geld aanboren. Als je dus op inventieve wijze een koppeling maakt tussen de ondergrond en de bovengrond ontstaat er meer speelruimte. Het heeft ook te maken met het feit dat de bovengrond nu eenmaal meer zichtbaar is. Oppervlakte water is een belangrijk en zichtbaar onderdeel van de gehele infrastructuur. Dat blijkt ook uit het gegeven dat Blue Deals vaak in de bovenwereld worden gestart en dan moet je alert zijn om zo snel mogelijk ook de ondergrond erbij te betrekken. Provincie: nog een mogelijkheid is om aan te sluiten bij GGb Europa. Wij hebben een drietal pilotslocaties aangemeld voor Interreg A, een Europese subsidieregeling. Dan moet je daar Europese partners bij zoeken voor de kennisuitwisseling. Kennis delen is het eerste deel van Interreg A. Dit dient uit te monden in plannen van aanpak voor de locaties. Wij hebben drie locaties uit Brabant ingebracht. Het tweede deel bestaat uit een aanvraag bij Interreg B. Daar kun je de duurzaamheidsmaatregel die voortkomt uit het eerste deel gefinancierd krijgen uit Europa. Zo kun je bijvoorbeeld een WKO installatie in één van je pilot locaties financieren vanuit Europa. Wij denken dat onze aanvraag een goede kans maakt. Wat ik met dit verhaal vooral wil aangeven is dat pionieren tot verrassende mogelijkheden kan leiden. Dat is een beetje analoog aan de energiewereld waar je duurzaamheidsfondsen hebt voor bijvoorbeeld zonnepanelen en woningisolatie. Dat zou je dus ook kunnen doen voor grondwater Blue Deals. Zo koppel je de businesscase aan allerlei maatschappelijke doelen. En daarmee kun je ander geld aanboren. Als je dus op inventieve wijze een koppeling maakt tussen de ondergrond en de bovengrond ontstaat er meer speelruimte.
Omgevingsdienst: als je kijkt naar de personeelssamenstelling moet je dit soort kennis over fondsen en Europa wel in huis hebben. Provincie: dat is juist. Het is een grote puzzel, maar we hebben het voordeel een expert op dit gebied in huis te hebben. Die heeft, via een aantal Europese projecten, veel ervaring met deze problematiek en hij weet ook precies waar hij moet zijn en hoe de hazen lopen. Je moet je daarbij bedenken dat de GGb problematiek overal speelt in Europa. Opmerking: het besef dat grondwater steeds schaarser wordt, begint zo langzamerhand ook steeds meer door te dringen. Dat betekent dat de waarde van vooral zoet grondwater steeds verder
toeneemt.
Provincie: we hebben in Brabant een bestuurlijke groep rond GGb gevormd. Het ministerie van I en M, de waterschappen, de burgermeesters van GGb gemeenten en Brabant Water zitten daar in. De conclusie na een bijeenkomst op 2 maart 2015 was dat we vooral met GGb in Brabant door moesten gaan. Het waterschap AA en Maas heeft toen een pleidooi gehouden om het instrument GGb vorm te geven in het landelijk gebied. GGb kan bijvoorbeeld goed gebuikt worden als je op een andere manier aan de gang gaat met het beekherstel. Die andere manier is vooral een kwalitatieve benadering van eutrofieringstoffen zoals fosfaat en nitraat die voortkomen uit mest. Dit vindt plaats in de context van de Kaderrichtlijn Water. Dat legt ook meteen de verbinding met ons provinciaal milieu– en waterplan. Zo zijn we op zoek gegaan naar een aantal pilotprojecten.
Narratief Terugkomdag BuB
Gemeente: dat is een mooi bruggetje naar de volgende vraag over de uitbreiding van GGb naar het landelijke gebied.
33
Gemeente: zou je dat niet ook verder kunnen uitbreiden naar bijvoorbeeld antibiotica in het water en kwantitatief waterbeheer? Provincie: ja, maar pilots werken nu eenmaal volgens het ritme dat je klein begint en dan langzaam verder opschaalt. Je moet nooit de kerstboom meteen te vol hangen met ballen, anders valt hij om. Gemeente: bij natte natuurparels wordt veel gesleuteld aan het watersysteem. Dat betreft zowel het grondwater als het oppervlakte water. Je wilt enerzijds kwantitatieve stromen terug hebben en anderzijds wil je geen gebiedsvreemd water in het systeem krijgen die allerlei ongewenste stoffen bevatten. De vraag is dan of je het breder kunt maken dan het inrichtingsplan van het gebied. En dan kan GGb een interessant instrument zijn. Provincie: Brabant Water is steeds meer bezig om in het kader van pachtgronden, Brabant kent er circa 3000, om gecombineerde eisen te stellen. Als je als boer land wilt pachten dan moet je er voor zorgen dat er duurzame teelt op komt te staan. Dat biedt veel bescherming voor het grondwater. Dat soort combinaties krijgen steeds meer vorm. Omgevingsdienst: een belangrijke vraag voor mij is: wie binnen de waterschappen hebben daadwerkelijk belangstelling voor dit soort thema’s? Ik merk zelf dat er op dit gebied bij de waterschappen grote verschillen zitten en dat geldt ook voor het organisatorische niveau van mensen die betrokkenheid tonen. Provincie: wij willen praktijkgericht aan de gang gaan om van daaruit input te geven aan de meer conceptuele plannenmakers. Maar het is inderdaad prettig dat we bij een waterschap in Brabant een Als je als boer land wilt pachten dan dijkgraaf hebben die het verzoek bij ons heeft moet je er voor zorgen dat er duurzame neergelegd. teelt op komt te staan. Dat biedt veel bescherming voor het grondwater. Dat soort combinaties krijgen steeds meer vorm.
Omgevingsdienst: ik merk ook dat als het bij waterschappen aankomt om concrete uitvoerende afspraken te gaan maken, dat ze dan de neiging hebben om een beetje terug te deinzen. Het is erg belangrijk hoe je in het sociale netwerk opereert. Gemeente: dat brengt ons bij de volgende vraag: hoe krijg je het belang van GGb goed scherp bij MT en je bestuur?
Opmerking: ik heb GGb in de begroting en de structuurvisie laten opnemen en daar komt niet veel commentaar op maar het is zo wel geborgd. Als je het verankert in andere beleidsstukken dan kun je in ieder geval verder. Gemeente: het is belangrijk dat we nu de voorbeelden hebben want dat helpt enorm. Omgevingsdienst: vanuit de ervaring die we nu hebben, en dat heeft ook te maken met de taakverschuiving van gemeente naar omgevingsdienst, merk ik wel dat je GGb tussen haakjes hebt staan. In die zin is dat misschien wel goed geborgd zo, maar ik merk ook dat het kan gebeuren dat die haakjes weer van tafel worden geveegd. Door die verschuiving van taken van de gemeente naar de
Narratief Terugkomdag BuB
Provincie: deze kwestie is een van de redenen dat Rijkswaterstaat en Brabant rond de tafel zijn gaan zitten om BuB op te starten. De bedoeling was gericht op het verkrijgen van een breder draagvlak door het delen van kennis. Ook dat zijn langzame processen. Ik ben hier in 2012 mee begonnen en je ziet dat het nu pas bij menigeen gaat leven.
34
omgevingsdienst, waarbij ook veel kennis werd verschoven, moesten we weer aan de bak om de urgentie van GGb naar voren te halen bij de gemeente. Je moet dus steeds weer je boodschap recyclen om het voor het voetlicht te houden. Gemeente: als er een project komt in Tilburg met een verontreiniging, dan ontstaat de urgentie vanzelf wel. Omgevingsdienst: soms struikel je ook over een accountant die het dossier niet zo goed kent en dan niet weet hoe je het moet uitleggen aan het college van burgermeester en wethouders. GGb komt op een zeker moment in de uitvoerende fase. En dan ligt het meer bij de omgevingsdienst. Als je in de uitvoering net de afkoop hebt geregeld, en je hebt een monitoringsnetwerk ingericht, dan gaat het via de trechter naar de accountant en die brengt het weer naar het college. En dan loopt het wel eens stroef in de uitleg van de maatregel. En ook de omgevingsdiensten moeten nog wennen aan hun uitvoerende rol. Het is nu nog vooral een toetsende en adviserende club. Provincie: de organisatievorm van het proces kan inderdaad een struikelblok zijn. Gemeente: maar het ligt ook weer per gemeente erg anders. Dus het zou ook kunnen dat er bij Apeldoorn sprake is van een specifieke en unieke Door die verschuiving van taken van de situatie. Je moet inderdaad steeds goed uitkijken dat gemeente naar de omgevingsdienst, je niet gemangeld wordt door de verschillende waarbij ook veel kennis werd diensten. verschoven, moesten we weer aan de Omgevingsdienst: het is enerzijds balanceren tussen bak om de urgentie van GGb naar voren de rol van mediator en de expertise die je nog hebt te halen bij de gemeente. Je moet dus en aan de andere kant zoveel mogelijk steeds weer je boodschap recyclen om doorzettingsmacht en initiatief te behouden. Een het voor het voetlicht te houden. belangrijke conclusie die ik zou willen trekken, is dat het zeer aankomt op de juiste persoon op de juiste plaats en het opereren in een kennis delend netwerk. Je moet een bepaald DNA delen en ook soms geluk hebben. Opmerking: bij ons zijn door reorganisaties milieu– en ruimtelijke ordening mensen bij ons op de kamer komen te zitten. Via deze integratie loopt het proces veel beter. Dus alleen al een andere positie in het gebouw zet zoden aan de dijk. Daardoor gaat kennis meer stromen.
1. Het soort en type mensen op de juiste plaats in de organisatie is cruciaal voor GGb. Waarbij het aankomt op samenwerking, inventiviteit en durf. 2. Het creëren van draagvlak: per problematiek de juiste partijen bij elkaar halen. Open en duidelijk communiceren naar alle betrokkenen inclusief burgers. Hierbij loont het soms om meer te doen dan strikt noodzakelijk, waarbij het betrekken van steunzenders aanbevelingswaardig is. 3. Toekomst van de omgevingswet biedt meer ruimte voor GGb, waarbij speciale aandacht voor GGb aangekaart dient te worden in de wet; het verdient aanbeveling om financiën te reserveren in een GGb reservepot. Beschouwing Albert Cath: Tegen deze achtergrond kwam in de masterclass en ook de terugkomdag een belangrijk thema steeds weer terug, dat samengevat kan worden als omgaan met complexe
Narratief Terugkomdag BuB
Lessen:
35
vraagstukken. Omgaan met complexiteit draait de gangbare benadering van problemen om. Uitgaan van de praktijk en niet het model over die praktijk en haar lineaire plancycli waarmee doorgaans complexere problemen worden aangepakt via de lineaire waterval.
Een ander thema dat in de masterclass en ook de terugkomdag steeds om de aandacht vroeg, was het paradoxale en soms ook wel tegenstrijdige karakter van de praktische werkelijkheid, waarbij een fraaie bos bloemen aan paradoxen zijn geschikt. Een belangrijke paradox roteerde rond het spanningsveld van Generieke regels en principes en het Specifieke karakter van spelende lokale en concrete problematiek. In essentie komt dit neer op een cruciaal verschil in handelingsrepertoire tussen getemde en ongetemde vraagstukken. Getemde problemen zijn goed analyseerbaar – er is veel kennis voorhanden - en top-down op te lossen omdat er weinig onenigheid is over de oplossingsrichting; ongetemde problemen zijn slecht analyseerbaar – er is veel kennisonzekerheid – en er is ook sprake van weinig consensus over de oplossingsrichting. Dit soort vraagstukken dienen dus vanuit de praktijk en haar specifieke context benaderd te worden, vanuit het handelen. Dat betekent dat getemde problemen en ongetemde problemen een wezenlijk ander wereldbeeld, verhaal en aanpak hebben.
4. Netwerkvorming: GGb Community of Practice Een Community of Practice (CoP) is een belangrijk begrip in de management en organisatie literatuur en praktijk. Een CoP is een sociaal leersysteem dat zich ontwikkeld als mensen met een gezamenlijke interesse (en belang) in een probleem (GGb) gaan samenwerken en ideeën uitwisselen om oplossingen te vinden voor de problematiek. Zo worden allianties en clusters gesmeed op landelijk, regionaal en lokaal niveau. En wordt de isolatie van de eigen praktijk, organisatorische afdelingen en
Narratief Terugkomdag BuB
Het handelingsperspectief van getemde problemen is dan ook per definitie alleen ingesteld op eerste orde leren (optimaliseren binnen bestaande vanzelfsprekendheden en stabiele context). Tweede orde leren (systeem innovatie) waarbij de specifieke, lokale dynamische context cruciaal is, is het handelingsperspectief bij ongetemde, complexe vraagtukken. Hierbij speelt de paradox tussen generiek en specifiek een belangrijke rol en komt een nieuwe handelingsruimte tussen Generiek (macro) en Specifiek (micro) in het vizier. De lineaire waterval komt goed van pas bij getemde vraagstukken, maar mist haar werking, en wordt zelfs contraproductief bij ongetemde vraagstukken. Sterker nog, een lineaire aanpak van ongetemde vraagstukken met een handelingsrepertoire dat goed werkt bij getemde vraagstukken, produceert vele paradoxen in plaats van dat ze deze hanteerbaar maakt, dan wel reduceert.
36
activiteiten doorbroken en kan kennis weer gaan stromen, ook buiten de eigen organisatie grenzen. CoP’s bevorderen ook prototyping, het via ‘trial and error’ experimenteren met nieuwe praktijken en wijzen van doen. CoP’s zijn van betekenis omdat ze de gezamenlijkheid van de onderneming (GGb) onderstrepen (professionalisering), de ontwikkeling van een gezamenlijk repertoire schragen, en zich niet beperken tot wel omschreven formele, interne en externe organisationele grenzen. CoP’s kunnen een belangrijke aanvulling beiden op de eigen praktijksituatie waar je te maken hebt met formele regels. CoP wordt dan vooral gezien als een flexibele en adaptieve schaduworganisatie, voor al te knellende formele bureaucratische eisen die veelal ook top-down worden opgelegd. Een voorwaarde tot het welslagen van dit soort netwerkachtige verbanden is dat er wel, zeker in het begin, een ‘community organizer’ is die voorkomt dat het een en ander sneuvelt in goede bedoelingen en de waan van de dag. Een gevaar van CoP’s is overigens dat ze ook weer op hun beurt in zichzelf gekeerd raken en dat ‘groupthink’, homogeniteit en blindheid haar deel wordt. Kortom, dat de CoP in dezelfde valkuil trapt die ze nu juist tegen wil gaan en daarmee de gegijzelde wordt van haar eigen ontwikkelingsgeschiedenis, en transformeert in een nieuw koninkrijkje.
4.1 Op weg naar een GGb Community of Practice?!
Laat ik nog een verhaal dat in het narratief van de masterclass BuB door mij is verwoord in herinnering roepen omdat het mijn inziens een beeld dat in de terugkomdag van de masterclass weer komt bovendrijven, bevestigd. Dit beeld is gestoeld op een bevinding van een groep actieonderzoekers10 in de waterwereld waar ik deel vanuit maak. Ik meen dat dit ook zonder meer geldt voor de bodemwereld. “In veel sectoren in de maatschappij groeien mensen en hun werkveld, mensen en hun collegae, mensen en hun bazen en bestuurders, mensen en hun ondergeschikten en mensen en hun werkomgeving (stakeholders) steeds verder uit elkaar. De Sferenproblematiek wordt gevoed aan de ene kant door de steeds verdergaande splitsing van 'kennis' en de mens die deze kennis heeft en aan de andere kant de schaalvergroting. Daardoor is er ook sprake van het uiteendrijven van de Siamese tweeling doeltreffendheid (het goede doen in relatie tot de context) en doelmatigheid (steeds hetzelfde doen los van de context). Onder druk van actuele opvattingen over kennismanagement is jarenlang gestreefd naar het losmaken van kennis van degene die die kennis heeft, ook al is deze opgebouwd door jaren van ervaring. Daarmee is ook een ontkoppeling van specifieke omstandigheid en kennis bewerkstelligd. Dit is te lang ontkend. Mensen, ongeacht hun kennis, naar heel andere gebieden laten rouleren en daarmee naar heel ander werk, is daarvan een 10
Dit zijn Albert Cath, Govert Geldof, Gijsbert van der Heijden en Roel Valkman.
Narratief Terugkomdag BuB
De deelnemers zijn gevraagd om in tweetallen twee suggesties voor netwerkvorming in te brengen. Vervolgens zijn deze in groepen, naar eigen voorkeur uitgediept en uiteindelijk plenair teruggekoppeld. De volgende issues zijn door de deelnemers ingebracht en kort toegelicht. De issues zijn geconstrueerd rond drie (eigenlijk vier) vragen. De inhoudelijke Wat vraag, die ook de intentie omschrijft, de actiegerichte Hoe vraag, wat ga je doen om de intentie te realiseren en de belangrijke Wie vraag, welke mensen gaan de Wat en Hoe vraag transformeren in tastbare resultaten. Ook de Waarom vraag meandert door deze vragen, hoewel geconstateerd kan worden dat de deelnemers niet twijfelen aan het belang van het inrichten van een GGb community of practice. Het blijkt dat naast praktische zaken de beantwoording van de vragen vooral inhoudelijk, sociaal en procesmatig zijn. Er leeft een grote behoefte onder vakmensen om elkaar met enige regelmaat te treffen, buiten de waan van de dag van het alledaagse werk, om kennis in te brengen en te delen en zo weer te laten stromen ter versterking van het GGb verhaal.
37
voorbeeld. Maar ook bijvoorbeeld het beleid om mensen niet langer dan een paar jaar op een functie te handhaven, of om te pogen de kennis van mensen te distilleren om deze vervolgens op te slaan in één of ander expertsysteem. De combinatie van dit soort ingrepen met de schaalvergroting van organisaties in deze sector, waardoor mensen per definitie op grotere afstand van elkaar komen te zitten, heeft geleid tot wat wij de Sferenproblematiek zijn gaan noemen.
Schematische weergave van de vijf Sferen en de Schaduw. Het probleem dat we aantroffen is dat diverse vormen van ervaringskennis uit elkaar aan het groeien zijn en gescheiden van elkaar raken in eigen Sferen. Mensen gaan daardoor steeds minder elkanders taal verstaan. Een Sfeer is een samenhangende groep van mensen, waarden en denkwijzen. De bestudeerde organisaties toonden vijf (hoofd)Sferen: De Politiek-Bestuurlijke Sfeer, bestaande uit, de (dagelijks) bestuurders van een waterschap.
De Management & Controle Sfeer, bestaande uit de managers en controllers die, sinds een jaar of dertig, langzaam maar zeker de organisaties in de sector naar hun hand hebben gezet en daarmee een heel specifieke opvatting over organiseren en leidinggeven centraal hebben gesteld. De Sfeer van de Praktijk: mannen en enkele vrouwen die vooral in een bepaald gebied verworteld zijn en hun kennis vooral ontlenen aan jarenlange ervaring met zo'n gebied of vak. De nog jonge Sfeer van de Verbinders, voornamelijk bestaande uit mensen die, bijvoorbeeld als beleidsmedewerker of communicatiefunctionaris de gaten dicht proberen te lopen nu
Narratief Terugkomdag BuB
De Modellerende Sfeer, bestaande uit de ingenieurs, ecologen, hydrologen, en andere specialisten, die als (hoog opgeleide) modelleurs, meters en weters de organisatie voeden met een heel specifiek soort wetenschappelijk en technologisch gegronde kennis.
38
communicatie (ook met de buitenwereld), verbinding, organisatieleren, gezamenlijkheid en identiteit door het uiteendrijven van de Sferen steeds moeilijker realiseerbaar zijn. In de figuur met de vijf Sferen is ook een Schaduw getekend. We zien namelijk dat de waterorganisaties veerkracht hebben en een zeker 'zelforganiserend' vermogen. Problemen die ontstaan door het buitenspel zetten van ervaringskennis worden nog aangepakt doordat mensen elkaar in een soort van Schaduw onder of om de organisatie heen, uit het zicht van formele autoriteiten en managers, weten te vinden. Daar in die Schaduw is veel gemopper en geklaag maar waagt men ook dingen die eigenlijk formeel niet kunnen of mogen. Ze doen dat vaak vanuit de overtuiging dat de specifieke en soms urgente situatie daarom vraagt, en het gezonde verstand een ander handelen aangeeft. Uiteraard liggen de grenzen tussen deze Sferen niet precies vast, maar wel dat men binnen iedere Sfeer een voor die Sfeer gezamenlijke en vertrouwde manier van kijken naar het beheer aantreft die voor de andere Sferen steeds minder vanzelfsprekend is. Een gevolg daarvan is dat ervaringen, kennis en vakmanschap steeds moeilijker heen en weer stromen en gedeeld worden. We constateerden een dubbele beweging: enerzijds dat deze Sferen steeds minder met elkaar in contact staan en kennis en ervaring uitwisselen en anderzijds dat de Sferen in zichzelf opgesloten raken. De volgende issues zijn door de deelnemers ingebracht rond de drie vragen, op de terugkomdag. De Wat vraag:
Behoefte aan praktische (real life) uitwisselingen in de GGb CoP. Hierbij staan intervisie en reflectie voorop. Ook bezoek aan een locatie waar een bepaalde problematiek speelt is cruciaal (veldbezoek). Het opzetten van een ‘Smoelenboek’ en kennis- en kennissenbank. Hierbij dient dan ook een sociale kaart gemaakt te worden van sociale en kenniskwaliteiten die niet direct verbonden zijn aan het vakgebied. Het betrekken van andere stakeholders zoals waterschappen, omgevingsdiensten, waterproducenten, de verschillende overheden, bedrijfsleven, kritische burgers en kennisinstellingen en mogelijke andere sectoren (energie, ruimtelijke ordening). Het gaat dan om het ontwikkelen van transdisciplinaire kennis. Reflecteren over nieuwe GGb mogelijkheden (b.v. Blue Energy). Het gaat vooral om bij elkaar in de keuken te kijken. Het gaat niet alleen om goede voorbeelden maar ook om waar het fout liep. Van missers leer immers veel meer. Aanbieden van kennis aan startende GGb ’s, ook door het aanbieden van kennis aan specifieke vragen die daar spelen. Reflectie aanbieden over spelende problematiek en terugblikken op een specifiek GGb proces dat is afgerond.
De Hoe vraag:
Drie keer per jaar een GGb CoP dag op locatie, waarbij ook vaardigheden (competenties) op de agenda staan. Casuïstiek staat centraal in de GGb CoP. Een plek verkrijgen op de grondwater collectief website en het maken en verspreiden van een profiel en interesse kaart. De deelnemers aan de GGb CoP zijn mede verantwoordelijk voor het uitdragen van de GGb CoP.
Narratief Terugkomdag BuB
39
De Wie vraag:
Allen betrokken GGb-ers. Bodem+ is de ideale Community Organizer.
Als je de dialogen in Hoofdstuk 3, waar de zes thematieken worden besproken, leest en op je in laat werken komt regelmatig de behoefte boven drijven naar netwerkvorming en uitwisseling. Het samen staan we sterk gevoel, maar ook het opvullen van kennislacunes. Ook staat in hoofdstuk 3 ruim voldoende inhoud als aangrijpingspunt om de GGb CoP van voedsel en zuurstof te voorzien. De vraag die dan rest: wie pakt de handschoen op? Want vanzelf gaat het niet, er zal een klein maar fijne club moeten zijn die het organiseert, anders blijft het een doodgeboren kind. Hieronder geef ik een vijftal procesvoorwaarden weer, die voortkomen uit jarenlang praktijkonderzoek naar het weer laten stromen van kennis en ervaring in organisaties en tussen organisaties. Het is ons gebleken dat deze voorwaarden, die we werkplaatsachtig werken zijn gaan noemen vruchten afwerpt.
4.2 Een beschouwing van Albert Cath. Hoe vorm en ontwikkel je een CoP? GGb, hoe doe je dat nu in de praktijk was een dominant thema tijdens de masterclass en de terugkomdag. Er zijn vijf, onderling samenhangende, algemene lessen te trekken die te maken hebben met de feitelijke inrichting en uitvoering van het GGb proces en daar bijhorende CoP. Er zijn meer lessen en lesjes, maar deze vijf wil ik in dit verband benadrukken. Het zijn procesvoorwaarden voor het omgaan met complexe vraagstukken, zoals bij GGb, maar ook voor vele andere vraagstukken. En ze doen recht aan het stromen van kennis en ervaring. Deze kennisstroom bleek een belangrijke rode draad door de terugkomdag en werd in alle thematieken naar voren gehaald. Hoe kun je effectief samenwerken door te leren van elkaar met respect voor eenieders perspectief, positie en belang in het GGb verhaal? Uiteraard zijn deze procescondities geen wetmatigheden zoals de wetten van Newton. Maar zij bieden wel een samenhangend kader om werkplaatsachtig werken, als mogelijkheid om complexe vraagtukken tegemoet te treden, te bevorderen en gaande te houden.
Zodra je het hebt over ervaringskennis en het daaraan verbonden vakmanschap, dan kun je niet om verhalen heen. Ervaringskennis wordt als het ware gedragen door de verhalen die verteld en/of 'voorgeleefd' worden. In de verhalen zit het lokale, de specifieke omstandigheid en het (inter)persoonlijke van ervaringskennis. Een verhaal is een samenstelsel van verschillende levende verhalen vanuit de verschillende perspectieven, posities en Sferen van de betrokken deelnemers. Vanuit de verschillende perspectieven en posities van de deelnemers wordt de complexe problematiek in beeld gebracht van het voorliggende vraagstuk. Het onderscheid tussen dialoog (over de orde en wanorde van GGb) en discussie is dan van groot belang. Een dialoog is uitwisseling met respect en nieuwsgierigheid naar het perspectief van de ander, en de bereidheid om van positie en beeld te veranderen. Dat wordt 'transactioneel werken' genoemd. In een discussie gaat het veel meer om de posities en het verstevigen daarvan door middel van argumenten, redenaties en macht.
Narratief Terugkomdag BuB
4.2.1 Het belang van verhalen niet uit het oog verliezen
40
Dat wordt 'positioneel werken' genoemd. Een discussie is een onderhandeling over de werkelijkheid van een vraagstuk, waarbij de een de ander tracht te overtuigen van zijn gelijk. In een dialoog is meer oog en oor voor zwakke signalen, nieuwe onverwachte invalshoeken en ontwikkelingen die nog niet opgemerkt worden door de radars van het dominante beeld over grond- en waterbeheer. Hierdoor worden vanzelfsprekendheden opengebroken. In discussie gaat het juist om wie wint, de sterkste is. In de dialoog stroomt de ervaringskennis en komen beelden in beweging, juist omdat er geen overheersende opinies, overtuigingen, heilige huisjes en onwrikbare stellingen worden betrokken, maar ervaringen en verhalen worden verteld, beluisterd, overdacht en gedeeld. Mijn ervaring is dat het domineren van discussie over dialoog funest is voor iedere vorm van (sociale) innovatie en aanpassingsvermogen. Een verhalende werkwijze bevordert een houding van dialoog, terwijl een houding van dialoog op haar beurt een verhalende werkwijze bevordert. De inzet is steeds om door de bevordering van dialoog en verhalen een cultuur gericht op de uitwisseling van ervaringskennis te bevorderen die een voorwaarde is voor werkplaatsachtig werken. Dat is in feite niets anders dan de overgang van 'positioneel werken' naar 'transactioneel' werken te bevorderen.
4.2.2 Breng de spreekwoordelijke olifant in de kamer in dialoog. Als een GGb proces eenmaal op stoom is en er sprake is van echte dialoog, dan is het onvermijdelijk dat er op een gegeven moment 'een moment van de moeite’ of stagnatie wordt ervaren. De verschillende verhalen zijn in eerste aanleg verteld, de beelden van de natuurlijke, technologische, sociale, juridische, bestuurlijk-organisatorische en politieke werkelijkheid zijn verrijkt en verdiept en de groep komt vast te zitten in een ogenschijnlijk onoplosbaar dilemma. Dit heeft te maken met grondhouding. Elk (sociaal) innovatieproces komt vroeg of laat onvermijdelijk uit op momenten waar het vast zit, waarop de dilemma’s over elkaar heen tuimelen en het tegenstrijdige karakter van de complexe situatie zich ineens overduidelijk toont. Dit is de moeilijkste fase, en de meeste groepen in en tussen organisaties tonen dan de neiging om dat ‘moment van de moeite’ uit de weg te willen gaan. De hele opzet van werkplaatsachtig werken is gericht om daar niet aan toe te geven. In vruchtbare GGb processen worden momenten van de moeite juist opgezocht en helemaal doorgeploegd. Pas dan ontstaat er beweging. Vaak is er wel een wil om eruit te komen, maar zijn er ruim voldoende redenen aan te dragen waarom het niet gaat lukken. Je zoekt deze 'momenten van de moeite' bewust op, en loopt net weg voor de olifant in de kamer.
Het voordeel van het kleine, lokale en concrete is dat je door de zure appel heen moet bijten. Omdat je moet komen tot concrete oplossingen. Dat vergroot ook de mogelijkheden om een complex project uit te voeren binnen het alledaagse werk. Daarmee wordt tevens vermeden dat de opgave als iets aparts wordt gezien, los van het alledaagse. In een werkplaatsachtig GGb proces wordt dan ook niet gesproken over het werk, maar middenin en vanuit het werk. Werk dat toch al gedaan moest worden. Bij werkplaatsachtig werken hoeft over de wat langere termijn bezien geen extra tijd vrij gemaakt te worden omdat de gekozen oplossingen slimmer zijn en beter verankerd, dan oplossingen die vooral op papier er fraai uitzien. Het is de kunst om enerzijds kleine, lokale en concrete projecten te kiezen die én een pittig zure appel zijn waar ervaringskennis hard nodig is en goed kan gaan stromen én die anderzijds een goed voorbeeld zijn van een grotere, generieke problematiek. Dit in de wetenschap dat als je dit ene concrete project tot een goed, innovatief, einde brengt, je ook het daaraan verbonden grotere vraagstuk meer in de vingers krijgt. Dan wordt het een echt leerproces,
Narratief Terugkomdag BuB
4.2.3 Het werken vanuit het concrete, kleine, lokale en de inbedding in het alledaagse werk.
41
dat via netwerkvorming de opgedane kennis verder laat stromen. Door de deelnemers van de terugkomdag van De Masterclass BuB is daar een goede eerste stap gezet.
4.2.4 Zoveel als nodig Bloemen en Sferen daarbinnen bijeen brengen Er is, zo veronderstel ik, in de grond- en waterwereld nog voldoende ervaringskennis aanwezig, maar deze zit opgesloten in de verschillende partijen en binnen de verschillende Sferen van de partijen. In een GGb proces doorbreken we dit en halen we verschillende Bloemen en hun Sferen bij elkaar en doen er alles aan om de ervaringskennis onderling weer te laten stromen.
Het is niet altijd even gemakkelijk om mee te doen aan een GGb proces. Vooral het betrekken van bedrijven en (groepen) burgers en ngo’s is vaak lastig, maar dat geldt ook voor de verschillende publieke organisaties. Daarvoor zijn diverse redenen. Allereerst een hele praktische: tijd en capaciteit. Maar als het mogelijk is de relevante partijen te betrekken met de juiste mensen aan boord (praktijk-beleid-politiek-bestuur-techniek) dan heeft dat een belangrijke betekenis in het hernieuwd verbinden van de tekentafel en keukentafel. Het blijken ervaringen te zijn die naar meer smaken, zeker bij een complexe problematiek.
Deze laatste les heeft te maken met de grondhouding die mensen aannemen ten opzichte van de complexiteit van een vraagstuk, onzekerheid over de kennis met betrekking tot het vraagstuk en een mate van onenigheid over de probleemstelling van het vraagstuk11. Je kunt niet alles van tevoren
11
‘Kieken wat ’t wödt’: deze Twentse levenshouding verwijst naar een niet afwijzende, maar wel een afwachtende houding ten opzichte van nieuwigheden. Zie Marlous Blankensteijn, 2011: pagina 79. Bij Koninklijke TenCate omschrijft men het als volgt: ‘In Twente bestaat een gevleugelde uitdrukking die heel goed de volksaard beschrijft: ‘kieken wat 't wödt'. Het betekent zoveel als: we zullen eens zien. Men kijkt enerzijds de kat uit de boom, maar is anderzijds toch ook niet te beroerd om iets het voordeel van de twijfel te geven. Het is natuurlijk altijd gevaarlijk om een organisatie te reduceren tot een karikatuur van een bepaalde
Narratief Terugkomdag BuB
4.2.5 Kieken wat ’t wödt
42
weten, plannen, controleren en beheersen. Er doen zich in een GGb proces altijd plotsklapse, schijnbaar tegenstrijdige gebeurtenissen voor en die hoeven niet altijd ongunstig uit pakken. Complexe vraagstukken kenmerken zich immers door wonderen en onaangename verassingen die zich aandienen tijdens het proces. Door continu met elkaar in dialoog te blijven kun je veel onzekerheid aan. En in plaats van deze onzekerheid weg te drukken en te reduceren kun je zo de concrete rijkdom die erin verstopt zit, en die zich in de tijd zal manifesteren, gaan benutten. Het is in de grond- en waterwereld een diep ingesleten gewoonte om eerst een plan te maken, daarna dit uit te voeren en vervolgens hoeft het alleen maar onderhouden en gemonitord te worden. Alsof de wereld dan stilstaat. Alles wat complex is, de natuur, de samenleving, de organisatie, de mensen zelf, blijft zich redelijk onvoorspelbaar gedragen. Onderhoud en beheer gaan dus over meebewegen, en soms voorop gaan. De kern van de 'Kieken wat ut wödt' is dat we accepteren dat we niet alles binnen het plan kunnen oplossen, maar een slim plan wel kan helpen om een stevig kader te bieden voor oplossingen. Hetzelfde geldt voor goed beleid, bestuur, management, wetenschap, technologie en alles waarin de mens in een beweging van nadenkendheid en bewustzijn een stapje naar achteren neemt, als een schilder van zijn schilderij.
4.2.6 Ten Slotte Deze vijf punten - en vele andere – zijn geen dwangbuis. Het zijn wel bouwstenen, belangrijke procescondities en richtingwijzers met betrekking tot werkplaatsachtig werken die in mijn ogen cruciaal is voor netwerkvorming. Elk vraagstuk is immers anders, kent eigen omstandigheden, gebeurtenissen, specifieke opgaven en telkens verschillende mensen uit de verschillende bloemen. Meer van hetzelfde is dan vaak de dood in de pot. "Eigenlijk is het heel simpel en zouden we elk project zo moeten doen," stelde eens iemand. "Maar het gebeurt niet. We maken geen tijd voor elkaar," zei hij er ook bij. Iedereen heeft wel eens ervaringen met situaties die sterke gelijkenis hadden met voornoemde aspecten van werkplaatsachtig werken. Kortom, het is heel menselijk allemaal, die werkplaatsen, niet echt bijzonder en het ligt binnen handbereik. De ingewikkeldheid even laten voor wat die is, en de rijkdom van de complexiteit van de praktijk aanboren en inbrengen in de actie. Werkplaatsachtig werken in een GGb CoP ondersteunt dit en biedt ook een richtsnoer daarvoor. Volgens mij is het zinvol om daarbij een onderscheid te maken in
volksaard, maar iets van deze houding moet toch wel in de genen van TenCate zitten. Het is namelijk precies de manier waarop het bedrijf met innovatie om gaat: een kritische, maar toch ook open en onderzoekende houding.’
Narratief Terugkomdag BuB
(1) werkplaatsachtig werken in de dagelijkse praktijk van een specifieke GGB (Dongen, Veghel, et cetera) en (2) werken in een CoP die inbreng uit een diversiteit van praktijken kent. De genoemde vijf punten hebben in elk geval betrekking op werkplaatsachtig werken in de dagelijkse praktijk. Ik denk dat een aantal van deze punten ook opgaat voor een CoP, maar dat er dan steeds goed gekeken moet worden naar de bestaansreden en doelstellingen van de CoP en de dynamiek daarvan. Meer niet, maar ook niet minder.
43
Bijlage: Deelnemers Terugkomdag Masterclass Bloemen uit Brabant op 8 december 2015 ORGANISATIE
EMAIL
William Vlamings
Omgevingsdienst ZO Brabant
[email protected]
Jeroen Kemper
RUD Utrecht
[email protected]
Ronald Cornelisse
Omgevingsdienst MW Brabant
[email protected]
Remco de Boer
RWS Leefomgeving / Bodem+
[email protected]
Peter Ramakers
Provincie Noord-Brabant
[email protected]
Raymond Sonneveldt
Omgevingsdienst MW Brabant
[email protected]
Maaike Paulissen
Gemeente Tilburg
[email protected]
Jan Frank Mars
RWS Leefomgeving / Bodem+
[email protected]
Ingrid Riegman
Omgevingsdienst Veluwe IJssel
[email protected]
Timo van der Heijden
Gemeente Veghel
[email protected]
Esther van Alphen
Omgevingsdienst MW Brabant
[email protected]
Arjan de Vries
Brabant Water
[email protected]
Martin Zeeman
Omgevingsdienst MW Brabant
[email protected]
Astrid Egberts-Huijbregts
Gemeente Dongen
[email protected]
Pieter Jansen
Omgevingsdienst MW Brabant
[email protected]
Marcel Herms
Gemeente Utrecht
[email protected]
Nathalie van der Pluijm
Gemeente Oss
[email protected]
Han de Rijk
Omgevingsdienst regio Utrecht
[email protected]
Esther Raats
Gemeente Waalwijk
[email protected]
Ron Nap
Omgevingsdienst Veluwe IJssel
[email protected]
Paul van Straaten
Provincie Utrecht
[email protected]
Albert Cath
Narratio Kennis & Advies
[email protected]
Henk Puylaert
H2Ruimte
[email protected]
Gijsbert Schuur
Antea Group
[email protected]
Douwe Jonkers
Ministerie van IenM
[email protected]
Yvonne Verweij
RWS Leefomgeving / Bodem+
[email protected]
Narratief Terugkomdag BuB
NAAM
44