Biogas van je buurman Een onderzoek naar de relevante bepalingen uit verschillende wetgeving voor decentrale biogasopslag.
Auteur: Sebastiaan Visser
Voorwoord Voor u ligt het resultaat van een jaar onderzoek doen naar wetgeving die relevant is voor een decentrale biogasopslaginstallatie. Van een aantal publiekrechtelijke wetten en privaatrechtelijke rechtsgebieden is onderzocht wat de gevolgen kunnen zijn voor een decentrale biogasopslaginstallatie. Mijn interesse voor gas gerelateerde zaken werd al gewekt tijdens mijn eerdere stage; juridisch medewerker bij NV Nederlandse Gasunie. Dit onderzoek is gestart naar aanleiding van een project dat loopt naar mogelijkheden naar decentrale biogasopslag. Er zijn enkele mensen die ik voor hun hulp in het bijzonder wil bedanken. Dit zijn programmamanager Jeroen van den Berg, voor het mogelijk maken van deze stageplaats, afstudeerdocent Dennis Schuldink die mijn stukken beoordeelde en mij, waar nodig, voorzag van feedback, en ten slotte ervaringsdeskundige Martien Visser die zich heeft ingezet om de continuïteit te verzekeren en inhoudelijk feedback te geven. Dit onderzoek werd verricht als mijn afstudeeronderzoek van de studie HBO-Rechten aan de Hanze Hogeschool Groningen. Sebastiaan Visser Mei 2012
2
Samenvatting Door mijn opdrachtgever, programmamanager bij het Energie Kennis Centrum, is mij gevraagd onderzoek te doen naar de wetgeving omtrent decentrale biogasopslag. Dit in het kader van een onderzoek naar de mogelijkheid om biogas decentraal op te slaan. Dit is een onderzoek van het onderzoeksprogramma EDGaR, waarvan het Energie Kennis Centrum deel van uitmaakt. In deze afstudeeropdracht is een inventarisatie gemaakt van de mogelijke gevolgen die uit wetten en rechtsgebieden vloeien die relevant zijn voor een partij die een decentrale biogasopslaginstallatie wil bouwen. Van een aantal gevolgen is ook onderzocht hoe deze zich uiten in de praktijk. Allereerst is het reguleringskader, dat in Nederland voor gas en gasbedrijven geldt, onderzocht. Dit reguleringskader komt uit de Gaswet en secundaire wetgeving. Gas, zoals gedefinieerd in de Gaswet, is niet hetzelfde als biogas. Het reguleringskader voor gas is dus niet van toepassing op biogas. Echter, wel is het aannemelijk dat werkzaamheden die gerelateerd zijn aan biogas gereguleerd zal worden. Gezien de overeenkomsten tussen gas en biogas, is het waarschijnlijk dat eenzelfde reguleringskader van toepassing zal worden op biogas. Om deze reden heb ik onderzocht wat de mogelijke gevolgen zijn voor biogas wanneer het huidige reguleringskader voor gas hierop van toepassing zal zijn. Dit reguleringskader behelst verschillende regels die de handelingsvrijheid van een beheerder van een decentrale biogasopslaginstallatie zullen beperken. Zo zal een beheerder toegang moeten verlenen aan iedereen die daarom verzoekt en mogen de voorwaarden aan overeenkomsten niet vrij worden bepaald. Wanneer het reguleringskader van toepassing is op decentrale biogasopslag, zal dit negatieve gevolgen hebben voor de beheerder van een decentrale biogasopslaginstallatie. Dit bleek ook in de praktijk te gelden. Bij de Minister van EL&I kan een ontheffing worden aangevraagd voor toepassing van deze regels. Uit de Mededingingswet is een aantal regels gebleken die het handelen van een decentrale biogasopslaginstallatie beperken. Deze regels zijn bedoeld om mededinging te handhaven. Het gevolg van deze wet voor een decentrale biogasopslaginstallatie is dat zij de economische machtspositie die zij heeft niet mag misbruiken. Dit betekent dat zij rekening zal moeten houden met haar handelspartners, zoals biogasproducenten. In de praktijk zal dit weinig problemen opleveren, omdat de belangen veelal hetzelfde zullen zijn als die van de producenten. Voor verkrijging van een omgevingsvergunning dient men zich te wenden tot de gemeente waar men de decentrale biogasopslaginstallatie wil bouwen. Allereerst moet worden gekeken hoe de installatie in het geldende bestemmingsplan past. Wanneer deze in strijd zijn, moet het bestemmingsplan worden aangepast. Eventuele kosten die hierbij komen kijken, zijn voor rekening van de aanvrager van de vergunning. Voor het aanvragen van de vergunning is veel specialistische kennis vereist. Mijn advies is om dit uit te besteden aan een hierin gespecialiseerd bedrijf, zoals in de praktijk vrijwel altijd gebeurt. De totale termijn waarmee men rekening dient te houden is twee jaar. Hiervan zijn 38 weken de wettelijke termijn voor de aanvraagprocedure, de rest betreft het voorbereiden van de aanvraag. Voor het kiezen van een vorm voor de onderneming kan men in Nederland kiezen tussen drie ondernemingsvormen: de bv, de coöperatie en de Ltd. Van deze vormen heeft de bv de meeste
3
obstakels. Bij oprichting heeft zij een minimum kapitaal van €18.000 nodig en een verklaring van geen bezwaar, in tegenstelling tot de Ltd en coöperatie. Voorts bestaat er een drempel wanneer men wil deelnemen binnen de bv, aandelen kunnen slechts bij notariële akte worden overgedragen. De coöperatie onderscheidt zich van de Ltd en de bv omdat zij geen eigen belang heeft, maar de belangen van de deelnemers moet behartigen. Dit voorkomt strijdigheid van belangen tussen de producenten die de onderneming oprichten en de onderneming zelf, daarom adviseer ik de coöperatie als ondernemingsvorm. Daarnaast kan ik wat betreft overeenkomsten adviseren om deze schriftelijk en in heldere taal op te stellen. Dit zorgt ervoor dat er in een later stadium geen meningsverschillen kunnen ontstaan over de uitleg van de tekst van de artikelen.
4
Inhoudsopgave Voorwoord…………………………………………………………………………....... Samenvatting…………………………………………………………………………... H.1 Inleiding …………………………………………………………………………... H.2 Methodologische verantwoording………………………………………………… H.3 Wat zijn de gevolgen van de relevante publiekrechtelijke wetten voor een decentrale biogasopslaginstallatie? …………………………………………………… 3.1 Wat betekent het reguleringskader voor gas voor een decentrale biogasopslaginstallatie? ………………………………………………………. 3.1.1 Is het huidige reguleringskader voor gas van toepassing op een decentrale biogasopslaginstallatie? …………………………………………… 3.1.2 Wat betekent het huidige reguleringskader voor gas voor een decentrale biogasopslaginstallatie? ………………………………………………………. 3.1.3 Kan er worden afgeweken van het huidige reguleringskader? …………. 3.1.4 Toekomstige wetswijzigingen…………………………………………… 3.1.5 Conclusie………………………………………………………………… 3.2 Wat betekent de Mededingingswet voor een decentrale biogasopslaginstallatie? …………………………………………………………… 3.2.1 Is de Mededingingswet van toepassing op een decentrale biogasopslaginstallatie? ……………………………………………………….. 3.2.2 Wat betekent de Mededingingswet voor een decentrale biogasopslaginstallatie? ……………………………………………………….. 3.2.3 Conclusie …………………………………………………………… 3.3 De omgevingsvergunning?……………………………………………………. 3.3.1 Toetsing aan het bestemmingsplan……………………………………… 3.3.2 Inhoud omgevingsvergunning…………………………………………... 3.3.3 Aanpassing bestemmingsplan………….………………………………… 3.3.4 Indienen aanvraag……………………………………………………….. 3.3.5 Termijn voor het behandelen van de aanvraag………………………….. 3.3.6 Conclusie………………………………………………………………… H.4 Welke privaatrechtelijke aspecten spelen een rol in een decentrale biogasopslaginstallatie? ……………………………………………………………….. 4.1 Welke ondernemingsvorm is geschikt? ………………………………………. 4.1.1 Besloten vennootschap (bv)….…………………………………………... 4.1.2 Private company limited by shares(Ltd)…………………………………. 4.1.3 Coöperatie………………………………………………………………... 4.1.4 Conclusie………………………………………………………………… 4.2 Waar moet rekening mee worden gehouden bij het afsluiten van overeenkomsten? …………………………………………………………………. 4.2.1 Sluiten van overeenkomsten…………………………………………….. 4.2.2 De inhoud van de overeenkomst………………………………………… 4.2.3 Conclusie ………………………………………………………….. H.5 Wat betekenen publiekrechtelijke wetgeving in de praktijk? …………………... 5.1 Wat vinden de geïnterviewden van het reguleringskader van de Gaswet voor een decentrale biogasopslaginstallatie? …………………………………………… 5.1.1 Werkzaamheden die samenhangen met biogas zijn niet gereguleerd…… 5.1.2 Het is nog niet duidelijk hoe decentrale biogasopslag gereguleerd moet worden..………………………………………………………………………... 5.1.3 Regulering van de decentrale biogasopslaginstallatie is onwenselijk voor de decentrale biogasopslaginstallatie. …………………………………………
2 3 7 10 12 12 12 14 15 16 16 17 17 18 19 19 19 20 20 20 20 20 22 22 23 24 24 24 25 25 25 26 27 27 27 28 28
5
5.2 Wat vinden de geïnterviewden van de bevindingen uit de Mededingingswet? ………………………………………………………………… 5.2.1 Een decentrale biogasopslaginstallatie heeft een monopolypositie en dus een economische machtspositie. ………………………………………….. 5.3 Conclusie………………………………………………………………………. H.6 Conclusies en aanbevelingen……………………………………………………… 6.1 Conclusie………………………………………………………………………. 6.2 Aanbevelingen…………………………………………………………………. Bronvermelding………………………………………………………………………... Bijlage I Interviews …………………………………………………………………… Bijlage II Sheet: Wat betekent wat? …………………………………………………..
29 29 29 30 30 31 32 34 42
6
Hoofdstuk 1 Inleiding Biogas veilig en betrouwbaar afnemen van je buurman, beschikbaar wanneer je het nodig hebt! Dat is de volgende grote stap naar een nieuwe, duurzame productie van gas. Lagere transport- en manipulatiekosten van gas voor een beter milieu! De Nederlandse overheid wil dat Nederland in de toekomst minder afhankelijk wordt van fossiele brandstoffen, zoals kolen, olie en gas. Om dit doel te bereiken is men op zoek naar alternatieven, zoals windenergie, zonne-energie en tegenwoordig ook biogas. Biogas is gas dat geproduceerd wordt uit biomassa. Productie vindt op kleine schaal en op lokaal niveau plaats. Daarnaast wordt biogas op lage druk en met een laag methaan gehalte (= lage kwaliteit) geproduceerd. Ten slotte wordt biogas over het hele jaar gelijkmatig geproduceerd. Binnen dit jaar zijn (op incidenten na) geen scherpe pieken en/of dalen te vinden. Biogas kan op dit moment op drie manieren worden gebruikt, met elk zijn voor- en nadelen. Ten eerste kan biogas omgezet worden in elektriciteit en warmte, maar dit is inefficiënt. Ten tweede kan biogas op de juiste (hoge) kwaliteit en druk worden gebracht om te worden opgenomen in het landelijke gastransportnet. Deze manipulaties van het gas kosten geld, en dus gaat dit ten koste van het economisch rendement van gas dat met een lage kwaliteit en/of lage druk geproduceerd wordt. Ten slotte kan het biogas op lokaal (decentraal) niveau worden ingezet met een kleinschalige productie en verbruik. Het nadeel hiervan is dat de balancering van het lokale gasnet problemen op levert, omdat de vraag in de winter en in de zomer wezenlijk verschilt. Binnen het onderzoeksprogramma EDGaR vindt er een onderzoek plaats naar een oplossing voor dit laatste probleem. De oplossing die wordt onderzocht voor het oplossen van de discrepantie tussen de lokale vraag en aanbod van gas is de tijdelijke opslag van biogas. Biogas dat in de zomer geproduceerd wordt kan worden opgeslagen om in de winter gebruikt te worden. Zo worden de pieken die ontstaan in de vraag naar biogas opgevangen. Biogas dat op lokaal niveau geproduceerd en gebruikt wordt heeft als voordeel dat de hoedanigheid van het gas niet gemanipuleerd hoeft te worden voordat het gebruikt wordt. Het gas hoeft niet aangepast te worden aan de kwaliteit en de druk van het gas dat zich in de regionale gasdistributienetten bevind. Het onderzoek naar decentrale biogasopslag dat loopt binnen EDGaR richt zich op drie punten (workpackages). De economische afwegingen die de opslag met zich meebrengt, de technische toepassingen die nodig zijn om het biogas efficiënt en veilig op te kunnen slaan en de publieke acceptatie van deze nieuwe soort van gasgebruik en de opslag hiervan. Het voldoen aan eisen die uit de wet blijken valt onder de publieke acceptatie.
7
Deze afstudeeropdracht zal zich richten op de wettelijke eisen die aan een decentrale biogasopslaginstallatie worden gesteld. Deze wettelijke eisen komen voort uit publiekrechtelijke wetgeving, waaronder de Gaswet, de Mededingingswet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Van deze wetten is onderzocht welke de eisen gesteld worden aan een decentrale biogasopslaginstallatie. Naast de eisen die het publiekrechtelijke kader aan een decentrale biogasopslaginstallatie stelt, zijn er ook privaatrechtelijke rechtsgebieden die invloed hebben op een decentrale biogasopslaginstallatie. Belangrijke aspecten die ik in dit onderzoek bespreek zijn de vorm van de onderneming en het sluiten van overeenkomsten. Het doel van dit onderzoek is om een inventarisatie te maken van de gevolgen van huidige relevante wet- en regelgeving voor een decentrale biogasopslaginstallatie door middel van een literatuurstudie hiernaar. Dit zal worden gedaan door verschillende wetten te onderzoeken en door de bevindingen die hieruit voortkomen te toetsen aan de ervaring van een vijftal personen uit de praktijk. Om dit te onderzoeken ben ik tot de volgende hoofd- en deelvragen gekomen: Wat zijn de gevolgen van de huidige wet- en regelgeving voor een decentrale biogasopslaginstallatie? Wat zijn de gevolgen van de relevante publiekrechtelijke wetten voor een decentrale biogasopslaginstallatie? o Wat betekent de gaswetgeving voor een decentrale biogasopslaginstallatie? o Wat betekent de Mededingingswet voor een decentrale biogasopslaginstallatie? o De omgevingsvergunning Welke privaatrechtelijke aspecten spelen een rol in een decentrale biogasopslaginstallatie? o Welke ondernemingsvorm is geschikt voor een decentrale biogasopslaginstallatie? o Waarmee moet rekening worden gehouden bij het afsluiten van overeenkomsten? Wat zeggen de theoretische bevindingen over de praktijk? o Wat betekent het reguleringskader wat blijkt uit de gaswetgeving in de praktijk? o Wat betekenen de bevindingen uit de Mededingingswet in de praktijk? Scenario Om deze vragen te kunnen beantwoorden, ben ik uitgegaan van een scenario. Veranderingen hierin kunnen invloed hebben op de uitkomst van het onderzoek. In deze afstudeeropdracht wordt er uitgegaan van een afgesloten gasnet (een eiland), zonder aansluiting op het gasdistributienet, dat zichzelf voorziet in de vraag en aanbod van biogas. Een decentrale biogasopslaginstallatie wordt gerealiseerd door samenwerking van tien biogasproducenten die het eiland voorzien van gas; dit zal tevens de enige gasopslag zijn die opereert op het net. Daarnaast wordt het gas niet de eigendom van het gasopslagbedrijf, maar 8
blijft de eigendom in handen van dezelfde partij die eigendom heeft over het gas wanneer deze in de pijpleiding, die het gas normaal transporteert van producent naar afnemer, zit. De biogasproducenten leveren het gas voor alle 50 huishoudens die aangesloten zijn op dit gasnet. Het gehele gasnet bevind zich binnen een gemeente. Ten slotte is het Nederlandse recht van toepassing op de decentrale biogasopslaginstallatie en al haar handelingen. Daarnaast ben ik mij ervan bewust dat het hiervoor beschreven scenario niet per definitie de meest geschikte uitkomst is van het onderzoek naar decentrale gasopslag. Van een aantal factoren die de uitkomst van dit onderzoek in belangrijke mate bepalen, heb ik ook een aantal andere mogelijkheden onderzocht. De uitkomsten hiervan staan in Bijlage II. In het derde hoofdstuk behandel ik publieke wetten die invloed hebben op een decentrale biogasopslaginstallatie. Hieronder vallen de Gaswet met onderliggende wetgeving, de Mededingingswet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In het vierde hoofdstuk bespreek ik verschillende privaatrechtelijke aspecten, waaronder overeenkomsten en het type onderneming. In het vijfde hoofdstuk licht ik toe wat de theoretische bevindingen betekenen in de praktijk. Ten slotte staan in het laatste hoofdstuk mijn conclusies en aanbevelingen.
9
Hoofdstuk 2 Methodologische verantwoording In dit onderzoek zijn de gevolgen voor een decentrale biogasopslaginstallatie uit verschillende wetten en regelingen onderzocht. Welke keuzes gemaakt moeten worden en hoe er in de toekomst moet worden gehandeld ten opzichte van deze verschillende wetten en regelingen staat centraal. Het onderzoek bestaat uit een analyse van een aantal wetten en een voorspelling hoe de energiekamer van de NMa gaat reageren op een decentrale biogasopslaginstallatie. Aan de hand van een hypothetische situatie heb ik kunnen bepalen welke wetten wel en niet van toepassing zijn op een decentrale biogasopslaginstallatie en wat de gevolgen zullen zijn van deze wetten. Omdat veranderingen in het scenario voor een andere uitkomst kunnen zorgen, heb ik gekozen voor een realistische situatie, een mogelijke uitkomst van het project. Dit scenario is beschreven in de inleiding. Echter, omdat het goed mogelijk is dat dit scenario niet de meest geschikte uitkomst is uit het project, heb ik ook kort van een aantal variabelen aangegeven wat hiervan de invloed is op de toepasselijkheid van bepaalde wetgeving. Mijn vooronderzoek bestaat uit een literatuurstudie naar decentrale biogasopslag vanuit juridisch oogpunt. Het lastige hierbij was dat er niet heel veel literatuur bestaat over decentrale biogasopslag. Hierom heb ik de resultaten die hieruit naar voren kwamen voorgelegd aan een ervaringsdeskundige uit de praktijk. In combinatie met enige bijsturing van een advocaat, heb ik een selectie van wetten en rechtsgebieden gemaakt die ik heb onderzocht. Na het vooronderzoek heb ik een uitgebreid deskresearch gedaan naar de gekozen wetten en rechtsgebieden. Over de gedane bevindingen heb ik een ervaringsdeskundige uit de praktijk meerdere malen geconsulteerd. Ten slotte heb ik ook enkele bevindingen die cruciaal zijn voor de uitkomst van dit onderzoek voorgelegd aan een vijftal deskundigen uit de praktijk. Dit heb ik gedaan door middel van interviews. Ook om duidelijk te krijgen hoe de procedure voor de omgevingsvergunning eruit zag heb ik een ambtenaar bij de gemeente Tynaarlo geïnterviewd. Een aantal varianten op het scenario waarvan ik ben uitgegaan in dit onderzoek heb ik op dezelfde manier onderzocht. Ik heb gekeken wat de wet erover zei en waar nodig een ervaringsdeskundige hierover geconsulteerd. Ook heb ik hiervoor informatie ontleent aan de gedane interviews. Voor de vorm van de onderneming en voor het aangaan van overeenkomsten heb ik een literatuurstudie gedaan, waarna ik conclusies heb getrokken en aanbevelingen gedaan. De Gaswet en het ondernemingsrecht zijn op korte termijn onderhevig aan verandering. Om hierop te anticiperen heb ik aan het einde van beide hoofdstukken kort aangegeven wat de gevolgen hiervan zullen zijn voor een decentrale biogasopslaginstallatie. Aangezien deze veranderingen niet definitief zijn, kan ik hier geen conclusies uit trekken. Tenzij anders vermeld, ben ik uitgegaan van de Gaswet zoals deze nu van kracht is.
10
Uiteindelijk heb ik de centrale vraag beantwoord door het onderzoeken van de wetten en rechtsgebieden met behulp van de aanwezige literatuur. Daarnaast heb ik deze opgedane bevindingen getoetst aan de kennis van een zes deskundigen uit de praktijk. Zo ben ik tot een gefundeerd advies gekomen.
11
Hoofdstuk 3 Wat zijn de gevolgen van de relevante publiekrechtelijke wetten voor een decentrale biogasopslaginstallatie? In dit hoofdstuk heb ik de theoretische kant van de publiekrechtelijke wet- en regelgeving uiteen gezet. Van de Gaswet, de Mededingingswet en de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht onderzoek ik of deze a) van toepassing zijn en b) welke gevolgen zij meebrengen voor een decentrale biogasopslaginstallatie. In paragraaf 3.1 ga ik in op het reguleringskader vanuit de gaswetgeving. Hieronder versta ik het reguleringskader zoals deze blijkt uit de Gaswet en onderliggende secundaire wetgeving. Hierin staan verschillende eisen waaraan gasbedrijven in Nederland moeten voldoen. Vervolgens heb ik de mogelijkheden besproken waarmee een ontheffing op de regels kan worden gekregen. Ten slotte beschrijf ik ook welke wetswijzigingen eraan komen en welke invloed deze zal hebben op biogas en een gasopslaginstallatie. In paragraaf 3.2 bespreek ik de Mededingingswet. Deze wet regelt zaken met betrekking tot de handhaving van de mededinging. Hieronder vallen regels met betrekking tot machtsposities van bedrijven. Dit is nodig om te garanderen dat bedrijven hun (dominante) positie niet misbruiken ten opzichte van andere bedrijven en partijen. In paragraaf 3.3 beschrijf ik de eisen die gesteld worden aan de bouw van een decentrale biogasopslaginstallatie. Deze eisen zijn vastgelegd in een vergunningenstelsel. De verschillende vergunningen die nodig zijn, zijn samengevoegd in een vergunning die in een keer kan worden aangevraagd; de omgevingsvergunning. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht regelt deze vergunning. 3.1 Wat betekent de gaswetgeving voor een decentrale biogasopslaginstallatie? In deze paragraaf bespreek ik eerst de toepasselijkheid van het huidige reguleringskader voor biogas en voor een decentrale biogasopslaginstallatie. Vervolgens beschrijf ik wat het reguleringskader betekent voor een decentrale biogasopslaginstallatie. Daarna ga ik in op eventuele mogelijkheden om te kunnen ontkomen aan vervelende gevolgen uit deze wet. Ten slotte geef ik aan welke wetswijzigingen op dit moment worden behandeld. Gasbedrijven in Nederland zijn wel of niet door de Energiekamer van de Nederlandse Mededingingsautoriteit gereguleerd. In dit opzicht onderscheid ik drie typen gasbedrijven, productie, transport en afnemers. Gasopslagbedrijven, zoals deze nu in Nederland bestaan, vallen onder de productiesector, maar de Gaswet geeft aan dat ze ook onder de transportsector kunnen vallen. Ik heb onderzocht onder welk van deze twee typen gasbedrijven de decentrale biogasopslaginstallatie zal vallen. Centraal staat de regulering voor transportbedrijven, omdat de regulering hiervoor meer regels behelst dan de regulering voor productie.
12
3.1.1 Is het huidige reguleringskader voor gastransport van toepassing op een decentrale biogasopslaginstallatie? Het reguleringskader voor gas blijkt uit de Gaswet en secundaire wetgeving. Of dit reguleringskader van toepassing is hangt af van de vraag of biogas onder de definitie van gas valt. Een definitie van gas valt te vinden in de Gaswet. Het voormalige ministerie van EZ heeft in een brief aangegeven dat de Gaswet een andere definitie van gas hanteert dan biogas.1 Het reguleringskader uit de Gaswet is niet van toepassing op biogas. Echter, in de brief waaruit deze bepaling blijkt wordt niet duidelijk wat de mening van het ministerie is ten opzichte van de vraag of biogas gerelateerde werkzaamheden wel of niet gereguleerd moet worden. Gezien het publieke belang van biogas en de veiligheid hiervan en het beoogde doel van de regulering voor gas, worden deze werkzaamheden waarschijnlijk in de toekomst wel gereguleerd. Om te kunnen onderzoeken wat de gevolgen zijn van regulering voor biogas, is het huidige reguleringskader voor gas als uitgangspunt genomen. Vervolgens moet worden onderzocht of het reguleringskader voor gastransport, dat blijkt uit de Gaswet, van toepassing is op een decentrale biogasopslaginstallatie. Dit is afhankelijk van de vraag of een decentrale biogasopslaginstallatie al dan niet gezien wordt als een gasopslaginstallatie, artikel 1 lid 1 sub f Gaswet. Wanneer dit het geval is, dan is het reguleringskader van toepassing op een decentrale biogasopslaginstallatie. De definitie van een gasopslaginstallatie is als volgt: gasopslaginstallatie: een installatie voor de opslag van gas, met inbegrip van het gedeelte van een LNG-installatie dat voor opslag wordt gebruikt, maar met uitzondering van het gedeelte dat wordt gebruikt voor gasproductie, en met uitzondering van installaties die uitsluitend ten dienste staan van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bij de uitvoering van zijn taken. De Energiekamer van de Nederlandse Mededingingsautoriteit is het toegewezen orgaan om toezicht te houden op deze wet. 2 Over dit artikel heeft de Energiekamer uitleg gegeven in een stuk over andere gasopslagen in Nederland.3 Hieruit blijkt dat de definitie van gasopslag afhankelijk is van het doel waarvoor het gas wordt opgeslagen. Gas kan worden opgeslagen om op een later tijdstip aan een piekvraag te voldoen of het later te kunnen gebruiken. Wanneer het gas wordt opgeslagen om zo de productiecapaciteit te verhogen, dan wordt dit niet gezien als opslag in de zin van de Gaswet. Wanneer later gebruik het doel is dan wordt dit wel gezien als opslag. Feitelijk gezien worden bij een decentrale biogasopslaginstallatie beide bovenstaande doelen beoogd. Enerzijds wordt het overschot aan het geproduceerde gas in de zomer opgeslagen 1
Brief, Ministerie van Economische Zaken aan Raad van Bestuur van de Energiekamer van de Nederlandse Mededingingsautoriteit [27-01-2010] 2 http://www.nma.nl/wet__en_regelgeving/energiewetten/default.aspx [12-12-2011] 3 NAM en Gasunie, Position paper ondergrondse bergingen
13
voor later gebruik, anderzijds kan er met het opgeslagen gas worden voldaan aan de vraag wanneer deze toeneemt. Ook speelt bij de beoordeling van deze vraag mee welke partij de decentrale biogasopslaginstallatie exploiteert. Wanneer dit een biogasproducent is, dan zal de NMa eerder aannemen dat de decentrale biogasopslaginstallatie gebouwd is om de productiecapaciteit te vergroten. Wanneer de exploitant een andere partij is dan een producent, dan zal eerder worden aangenomen dat een decentrale biogasopslaginstallatie bedoelt is om het gas op te slaan voor later gebruik. In dit laatste geval zal het reguleringskader wel van toepassing zijn op een decentrale biogasopslaginstallatie. Het antwoord op de vraag of een decentrale biogasopslaginstallatie een gasopslaginstallatie ex artikel 1 lid 1 sub f Gaswet is kan dus beide kanten op. Het is aan de Energiekamer van de Nederlandse Mededingingsautoriteit een uitspraak te doen over deze vraag. Voor antwoord op deze vraag kan men al voor aanvang van de bouw bij de Energiekamer te rade gaan, eventueel met het argument dat de decentrale biogasopslaginstallatie bij een negatieve beslissing niet gebouwd kan worden. 3.1.2 Wat betekent het huidige reguleringskader voor gas voor een decentrale biogasopslaginstallatie? Zoals ik hiervoor concludeerde is de Gaswet niet van toepassing op biogas. Omdat biogas op dit moment nog niet gereguleerd is, zal dit in de nabije toekomst hoogstwaarschijnlijk wel gebeuren. Vanwege de overeenkomsten met aardgas redeneer ik naar analogie dat de Gaswet in de toekomst wel van toepassing zal zijn op biogas. Gaswet De Gaswet is een nationale wet die regels stelt met betrekking tot gas. Deze wet is van toepassing op bedrijven die gas produceren, transporteren of leveren en legt verschillende verplichtingen op aan deze bedrijven. Artikel 9 Gaswet verplicht degene aan wie een gasopslaginstallatie toebehoort een beheerder aan te wijzen. De taken die de Gaswet oplegt aan gasbedrijven, komen ter verantwoording van de beheerder van het gasopslagbedrijf. Artikel 10 Gaswet legt aan de beheerder van de decentrale biogasopslaginstallatie de verplichting op om haar bedrijf in werking te houden. Voorts geeft dit artikel voorwaarden met betrekking tot veiligheid, betrouwbaarheid, doelmatigheid en het milieu. Ook kent dit artikel voorschriften met betrekking tot de informatieverplichting die de beheerder van de decentrale biogasopslaginstallatie heeft jegens andere gasbedrijven. Voorts leggen artikelen 18 – 18g Gaswet aanvullende verplichtingen op aan de beheerder van de decentrale biogasopslaginstallatie, indien er sprake is van een economische machtspositie.4 Zo zal een decentrale biogasopslaginstallatie jaarlijks haar indicatieve tarieven en 4
Zie paragraaf 3.2 Mededingingswet
14
voorwaarden bekend moeten maken, aldus artikel 18b Gaswet. Dit doet zij na overlegd te hebben met representatieve organisaties van netgebruikers. Een decentrale biogasopslaginstallatie is dus niet vrij om zelf de tarieven en die hierbij horende voorwaarden te bepalen. Artikel 32 Gaswet verplicht tot het bijhouden van een boekhouding die aan bij dit artikel bepaalde eisen moet voldoen. Dit artikel geldt voor alle gasbedrijven, met uitzondering van gasbedrijven die gas winnen uit biomassa. Ten slotte bepaalt artikel 66a Gaswet dat, door het ministerie van EZ, nadere regels mogen worden gesteld omtrent de voorwaarden waarmee overeenkomsten worden aangegaan en de informatievoorziening ten opzichte van andere gasbedrijven. Secundaire wetgeving Specifieke onderdelen uit de Gaswet zijn uitgewerkt in secundaire wetgeving, zoals richtlijnen, Algemene Maatregelen van Bestuur, beleidsregels en Ministeriële regelingen. Wanneer blijkt dat een decentrale biogasopslaginstallatie een gasopslaginstallatie in de zin van de Gaswet is, dan is richtlijn voor Gasopslag 2003 van toepassing. Uit deze richtlijn blijkt dat de beheerder van een gasopslaginstallatie niet zomaar kan kiezen aan welke bedrijven zij de toegang tot de opslag verstrekt (artikel 5 Richtlijn voor Gasopslag). Dit dient te gebeuren volgens de procedure van onderhandelde derden toegang. Voor een decentrale biogasopslaginstallatie houdt dit in dat zij toegang zal moeten verstrekken aan ieder die hierom verzoekt op transparante non-discriminatoire wijze. Dit is een inbreuk op de contractsvrijheid die partijen in Nederland hebben.5 Deze procedure beperkt de handelingsvrijheid voor een decentrale biogasopslaginstallatie.
3.1.3 Kan er worden afgeweken van het huidige reguleringskader? Indien het reguleringskader van toepassing is op een decentrale biogasopslaginstallatie, dan zal dit de handelingsvrijheid van een decentrale biogasopslaginstallatie beperken. Omdat dit wellicht niet wenselijk is, kan het interessant zijn te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor het verkrijgen van een ontheffing op het reguleringskader. De Gaswet biedt wel mogelijkheden voor het aanvragen van een ontheffing.6 Op grond van artikel 2a lid 1 sub d Gaswet bestaat wellicht een mogelijkheid. Indien de Energiekamer van de Nederlandse Mededingingsautoriteit van mening is dat een decentrale biogasopslaginstallatie een transportbedrijf is, dan kan een ontheffing van het reguleringskader worden aangevraagd bij de minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie (ELI). Met het argument dat een kleinschalige installatie niet economisch rendabel
5 6
I. S. J Houben, Contractsdwang, Deventer: Kluwer 2005 Artikelen 2a, 12h en 20 Gaswet
15
is en zodoende niet gebouwd zal worden, is de kans groot dat een ontheffing zal worden afgegeven. 3.1.4 Toekomstige wetswijzigingen Op dit moment ligt er een voorstel voor het wijzigen van de Gaswet bij de Eerste kamer op tafel. Deze wetswijziging zal verschillende gevolgen hebben voor een biogasopslaginstallatie.7 Allereerst zal de definitie van gas worden aangepast, zodat biogas hier ook onder valt. Regels die uit de Gaswet blijken die gelden voor gasopslagbedrijven zullen dus ook voor biogasopslagbedrijven gelden. Vervolgens wordt een gasopslagbedrijf apart gepositioneerd binnen de Gaswet. De eisen die worden gesteld aan een gasopslagbedrijf zijn minder zwaar dan de eisen die aan een netwerkbedrijf worden gesteld. Toch blijft de Gaswet in dit opzicht gericht op grote gasopslaginstallaties. Dit betekent dat regels wellicht niet tot een optimale situatie zullen zorgen voor de beheerder van de decentrale biogasopslaginstallatie. Voorts zal een gasopslagbedrijf volledig los moeten staan van gasproducenten/leveranciers, voor wat betreft rechtsvorm. Ten slotte wil de Minster van EL&I het makkelijker maken om een ontheffing te krijgen voor een afgesloten net.8 De beheerder van de decentrale biogasopslaginstallatie krijgt dan meer vrijheid voor het verrichten van zijn taken. 3.1.4 Conclusie Voor het van toepassing verklaren van de huidige Gaswetgeving moeten de begrippen gas en gasopslaginstallatie, zoals deze begrippen blijken uit de Gaswet, worden toegepast op de begrippen biogas en decentrale biogasopslaginstallatie. Uit deze toepassing blijkt dat biogas niet hetzelfde is als gas. Echter, in dit onderzoek ga ik ervan uit dat er wel regulering zal komen voor werkzaamheden die verband houden met biogas. Het huidige reguleringskader is hiervoor als uitgangspunt genomen om zo te onderzoeken wat hiervan de gevolgen zijn voor een decentrale biogasopslaginstallatie. Vervolgens moet van een decentrale biogasopslaginstallatie worden bepaalt of dit al dan niet een gasopslaginstallatie in de zin van de Gaswet is. Dit is afhankelijk van het beoogde doel van een decentrale biogasopslaginstallatie. Wanneer het doel van een decentrale biogasopslaginstallatie is biogas op te slaan voor later gebruik, dan is een decentrale biogasopslaginstallatie een gasopslaginstallatie als bedoelt in de Gaswet en dan is deze wet wel van toepassing. Wanneer een decentrale biogasopslaginstallatie gebouwd is om extra productiecapaciteit te faciliteren op momenten van piekvraag, dan is een decentrale biogasopslaginstallatie geen gasopslaginstallatie als bedoelt in de Gaswet en is deze wet niet van toepassing. De Energiekamer van de Nederlandse Mededingingsautoriteit zal over deze vraag moeten beslissen.
7 8
Kamerstukken II 2011/2012, 32 814https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/32814 Kamerstukken II 2011/2012, 32 814https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/32814. Nr. B
16
Met het oog op de gevolgen van de gaswetgeving voor en wanneer de wet van toepassing zal zijn op een decentrale biogasopslaginstallatie, is het voor een decentrale biogasopslaginstallatie wenselijk dat de wet niet van toepassing zal worden verklaard. Ik adviseer om proactief naar de Energiekamer toe te stappen en ze te verzoeken hierover een besluit te nemen en ze tegelijkertijd in de juiste richting te sturen, namelijk dat het reguleringskader niet van toepassing is op een decentrale biogasopslaginstallatie. Indien de Energiekamer besluit dat het reguleringskader van toepassing is op een decentrale biogasopslaginstallatie, dan kan bij de minister van ELI een ontheffing worden aangevraagd. 3.2 Wat betekent de Mededingingswet voor een decentrale biogasopslaginstallatie? De Mededingingswet is een wet gebaseerd op het Verdrag ter oprichting van de Europese gemeenschap.9 In de Mededingingswet staan regels die proberen de eerlijke concurrentie en de mededinging te handhaven. In deze paragraaf bespreek ik allereerst de toepasselijkheid van de Mededingingswet op een decentrale biogasopslaginstallatie en vervolgens wat de Mededingingswet inhoudelijk voor een decentrale biogasopslaginstallatie betekent. Het orgaan dat toezicht houdt op de handhaving van deze wet is de Nederlandse Mededingingsautoriteit.10 3.2.1 Is de Mededingingswet van toepassing op een decentrale biogasopslaginstallatie? Voor het bepalen van de gevolgen van deze wet voor een decentrale biogasopslaginstallatie is het van belang eerst te onderzoeken of deze wet van toepassing is op een decentrale biogasopslaginstallatie. In artikel 1 lid 1 sub f Mededingingswet wordt voor de definitie van de term onderneming verwezen naar artikel 81 van het EG- verdrag (artikel 101 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)). Een onderneming wordt uitgelegd als elke eenheid die een economische activiteit aanbied, ongeacht de rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd.11 Ook blijkt uit de memorie van toelichting van de Mededingingswet dat natuurlijke of rechtspersonen een onderneming kunnen zijn, alsook private bedrijven, overheidsbedrijven, producenten distributeurs, dienstverleners en vrijberoepsbeoefenaars. Een decentrale biogasopslaginstallatie zal een economische activiteit aanbieden en dus een onderneming zijn. Daarnaast is het voor de toepasselijkheid van een aantal regels uit deze wet van belang te bepalen of een decentrale biogasopslaginstallatie een economische machtspositie heeft. Deze term staat in de Mededingingswet gedefinieerd in artikel 1 lid 1 sub i: economische machtspositie: positie van een of meer ondernemingen die hen in staat stelt de instandhouding van een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan te verhinderen door hun de mogelijkheid te geven zich in belangrijke mate 9
Artikel 1 lid 1 sub d Mededingingswet Niet te verwarren met de Energiekamer van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, het orgaan dat toeziet op de handhaving van het reguleringskader. Zie paragraaf 3.1.1 11 http://europadecentraal.nl/documents/productenendiensten/praktijkaanvragen/staatsteun/ Europa Decentraal, Definitie van ‘onderneming’ 10
17
onafhankelijk van hun concurrenten, hun leveranciers, hun afnemers of de eindgebruikers te gedragen. Een decentrale biogasopslaginstallatie zal als enige op het net opereren en zodoende haar diensten aanbieden. Hieruit concludeer ik dat zij een monopolypositie heeft op de markt waarop zij opereert. Dat zij een monopolypositie heeft, betekent dat zij ook een economische machtspositie heeft.12 Daarnaast valt nog wel te vermelden dat alle partijen binnen het gasnet een gezamenlijk belang hebben bij het in bedrijf houden van het net. Dit betekent dat een decentrale biogasopslaginstallatie, die hieronder valt, zich niet onafhankelijk van de andere partijen kan gedragen. Dit is een indicatie dat, ondanks dat een bedrijf met een monopolypositie op het net opereert, de mededinging toch in stand zal blijven.13 Ik concludeer hieruit dat de Mededingingswet van toepassing is op een decentrale biogasopslaginstallatie omdat deze een onderneming is. Ook heeft zij een economische machtspositie, dus ook de regels die hier betrekking op hebben zijn van toepassing. Dat zij zich niet helemaal onafhankelijk kan gedragen van haar wederpartijen doet hier niets aan af. 3.2.2 Wat betekent de Mededingingswet voor een decentrale biogasopslaginstallatie? Hierboven is duidelijk geworden dat de Mededingingswet van toepassing is op een decentrale biogasopslaginstallatie. Hieronder beschrijf ik wat deze wet voor een decentrale biogasopslaginstallatie betekent. Uit artikel 6 lid 1 Mededingingswet volgt een verbod op het maken van overeenkomsten met ondernemingen en op onderling afgestelde feitelijke gedragingen van ondernemingen die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Dit verbod betekent voor een decentrale biogasopslaginstallatie dat zij met andere partijen, zoals de producenten of afnemers, geen afspraken mag maken met als doel partijen die de markt willen betreden (nieuwe producenten en/of afnemers) te weren. Bij overtreding van dit artikel zal de NMa een bindende aanwijzing geven, een last onder dwangsom of een boete opleggen, ex artikel 56 Mededingingswet. Uit artikel 24 Mededingingswet volgt dat het verboden is misbruik te maken van een machtspositie. Het misbruik maken van een machtspositie kan bijvoorbeeld bestaan uit het stellen van onredelijk bezwarende voorwaarden of predatory pricing. Voor een decentrale biogasopslaginstallatie betekent dit dat zij rekening zal moeten houden met partijen die afhankelijk zijn van haar. Dit zullen de biogasproducenten en de afnemers zijn die in hetzelfde afgesloten biogasnet zitten, omdat dit de partijen zijn waarmee de installatie direct te maken heeft. Misbruik jegens een van deze partijen lijkt mij onwaarschijnlijk, omdat een decentrale biogasopslaginstallatie in dezelfde mate afhankelijk is van deze partijen als 12 13
P.J. Slot, Inleiding Mededingingsrecht, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2005 Commissiebeschikking van 12 april 1991, Alcatel/Telettra, PbEG 1991 L 122/48
18
andersom. Zodoende kan deze zich niet onafhankelijk van hen gedragen. Bij overtreding van dit artikel kan de NMa een bindende aanwijzing geven, een last onder dwangsom of een boete opleggen, ex artikel 56 Mededingingswet. Voorts bevat de Mededingingswet verschillende bepalingen die gelden voor bedrijven die een bepaalde omzet hebben. Hieronder vallen bijvoorbeeld regels omtrent de financiële transparantie (ex artikelen 25a – 25f Mededingingswet), of het verbod op het vormen van concentraties (ex artikelen 26 – 49 Mededingingswet). Aangezien het gas, in het in dit onderzoek geformuleerde scenario, niet de eigendom wordt van een decentrale biogasopslaginstallatie, blijft de omzet hoogstwaarschijnlijk onder de in de Mededingingswet gestelde grenzen en zodoende zijn deze regels niet van toepassing. 3.2.3 Conclusie Gebleken is dat de Mededingingswet van toepassing is op ondernemingen en dus op een decentrale biogasopslaginstallatie. Daarnaast is gebleken dat een decentrale biogasopslaginstallatie een economische machtspositie zal hebben. Wanneer redelijk gehandeld zal worden zonder afhankelijke partijen te benadelen, zullen de regels die blijken uit de Mededingingswet geen beperking opleveren voor het handelen van de decentrale biogasopslaginstallatie. Indien echter gewenst dan wel ongewenst derden onterecht benadeeld worden, dan kan de NMa een bindende aanwijzing geven of een last onder dwangsom of boete opleggen. Ik adviseer om, naast het eigenbelang, ook waarde te hechten aan het gezamenlijke belang van de partijen op het gasnet. Oftewel, geen misbruik maken van deze partijen. 3.3 De omgevingsvergunning Het oprichten van een biogasopslaginstallatie op lokaal niveau is gebonden aan regels op onder andere het gebied van milieu, bouwen en ruimtelijke ordening. Wie een installatie neer wil zetten, heeft daarvoor een omgevingsvergunning van de gemeente nodig. Bij het wel of niet verlenen hiervan, kijkt de gemeente primair naar de ruimtelijke ordening, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan. Alleen als de oprichting van de installatie ruimtelijk is toegestaan, zal ze de mogelijkheden op het gebied van bouwen en milieu onderzoeken.14 Om door de ingewikkelde procedure te lopen en een omgevingsvergunning te krijgen, is het noodzakelijk contact te zoeken met de gemeente waarin men van plan is de installatie neer te zetten. Aan de gemeente moet het belang van de decentrale biogasopslaginstallatie voor haar kenbaar zijn. 3.3.1 Toetsing aan het bestemmingsplan In overleg met de gemeente kan vervolgens worden onderzocht hoe de bouw van de decentrale biogasopslaginstallatie binnen het bestemmingsplan past. Het is niet waarschijnlijk dat de decentrale biogasopslaginstallatie binnen het bestemmingsplan past, omdat het een nieuwe soort bedrijf betreft. Wel bestaat de mogelijkheid dat het bestemmingsplan een ruime 14 Agentschap NL, Vergunningverlening voor een vergistingsinstallatie op een agrarisch bouwperceel, oktober 2011
19
bestemming kent voor bepaalde gebieden. In dat geval mag de gemeente de vergunning toestaan door de ruime bestemming verder in te vullen. Wanneer de installatie niet binnen het plan valt, dan moet men rekening houden dat het plan moet worden aangepast. Wanneer de installatie wel binnen het plan valt, dan is dit niet nodig. 3.3.2 Inhoud omgevingsvergunning Zowel wanneer de decentrale biogasopslaginstallatie binnen als buiten het bestemmingsplan valt, moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. De aanvrager moet onderzoeken waarvoor de vergunning moet worden aangevraagd. De belangrijkste zijn de milieu-, bouw en de gebruiksvergunning. Om dit te onderzoeken is een gedetailleerde kennis van de te ondernemen activiteiten vereist als ook zeer specialistische kennis van de wet. Omdat deze kennis doorgaan ontbreekt bij bedrijven en particulieren, is het gebruikelijk om onderzoek betreffende technische aspecten uit te besteden aan een gespecialiseerd bedrijf. 3.3.3. Aanpassing bestemmingsplan Wanneer de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan, zal dit plan moeten worden aangepast. Voor het aanpassen van het bestemmingsplan kent de gemeente twee mogelijkheden. Ten eerste kan het college van B&W dit doen, wanneer zij deze bevoegdheid ontleent aan het bestemmingsplan. In ieder ander geval is de gemeenteraad bevoegd het plan aan te passen. Het aanpassen van het bestemmingsplan kan gebeuren in een aparte procedure, maar kan ook worden samengevoegd met de aanvraagprocedure van de vergunning.15 3.3.4 Indienen aanvraag Het afronden van de voorbereidingsprocedure kan in overleg met de gemeente. Zo verzekerd men zich dat de aanvraag voor de vergunning voldoet aan alle eisen. Ook moet op het moment van indienen de onderhandelingen betreffende de bestemmingsplanwijziging zijn afgerond, zodat de gemeente het bestemmingsplan aan kan passen. Vanaf dit moment begint de termijn te lopen die de gemeente heeft voor het behandelen van de aanvraag. 3.3.5 Termijn voor het behandelen van de aanvraag Wanneer de aanvraag voor de omgevingsvergunning is ingediend, begint de termijn te lopen waarin de gemeente de aanvraag moet behandelen. In principe is deze termijn 26 weken en kan de gemeente deze eenmaal verlengen met 6 weken. Nadat de vergunning is verkregen start de beroepstermijn welke ook nog eens 6 weken duurt. Voor de gehele aanvraagprocedure na het indienen moet men rekening houden met een termijn van 38 weken. Wanneer de vergunning in coördinatie met aanpassing van het bestemmingsplan wordt behandelt, dan gelden de termijnen voor het aanpassen van het bestemmingsplan ook voor het behandelen van de omgevingsvergunning. De termijnen zijn in dat geval 22 weken ingeval het college van B&W bevoegd is of 26 weken in andere gevallen.
15
Coördinatie tussen de procedures kan op grond van afdeling 3.6.1 Wet ruimtelijke ordening
20
3.3.6 Conclusie Wanneer men een omgevingsvergunning wil hebben voor het bouwen van een decentrale biogasopslaginstallatie, overleg dan zo snel mogelijk met de gemeente om te bepalen of de installatie past binnen het geldende bestemmingsplan. Wanneer de installatie niet binnen het plan past, stel dan in overleg vast welke mogelijkheden er zijn om het bestemmingsplan te wijzigen of te herzien. Voor het onderzoeken waarvoor de vergunning moet worden aangevraagd is het gebruikelijk deze uit te besteden gezien de mate van benodigde specialistische kennis. Na het indienen van de aanvraag moet men rekening houden met een maximale termijn van 38 weken, alvorens de vergunning definitief verkregen kan worden.
21
Hoofdstuk 4 Welke privaatrechtelijke aspecten spelen een rol in een decentrale biogasopslaginstallatie? In het vorige hoofdstuk beschreef ik wat de gevolgen zijn van publiekrechtelijke wet- en regelgeving voor een decentrale biogasopslaginstallatie. Naast deze wetten krijgt een decentrale biogasopslaginstallatie ook te maken met privaatrechtelijke rechtsgebieden. In dit hoofdstuk beschrijf ik twee van de belangrijkste aspecten van het privaatrecht, het kiezen voor een ondernemingsvorm en het sluiten van overeenkomsten. 4.1 Welke ondernemingsvorm is geschikt voor een biogasopslaginstallatie? Om te kunnen bepalen welke ondernemingsvorm geschikt is voor een decentrale biogasopslaginstallatie, zal het doel van de installatie worden bepaald. Indien het doel is om winst te maken, dan zal een andere ondernemingsvorm de voorkeur genieten dan wanneer het doel is om door middel van samenwerking het biogas zo goedkoop mogelijk op te slaan. Daarom zullen er teneinde het bepalen van de meest geschikte ondernemingsvorm bepaalde aannames moeten worden gedaan. De eisen die ik aan een ondernemingsvorm stel heb ik hieronder beschreven. Ik heb deze eisen gesteld, omdat, naar mijn mening, een decentrale biogasopslaginstallatie redelijkerwijs aan de onderstaande eisen moet voldoen. Het doel van de decentrale biogasopslaginstallatie is, door middel van gasopslag, de waarde van gas te verhogen en zo winst te maken. De mogelijkheid om deze winst uit te keren aan de deelnemers moet bestaan. De eerste eis aan de onderneming is dat er een mogelijkheid moet bestaan om winst te maken en deze uit te keren aan deelnemers. Daarnaast moet de ondernemingsvorm het mogelijk maken de aansprakelijkheid van haar deelnemers uit te sluiten of te beperken. Volledige hoofdelijke aansprakelijkheid lijkt mij in geen geval gewenst. Ten slotte moet het voor personen of bedrijven die zich niet met gasproductie bezig houden niet mogelijk zijn om zeggenschap te verkrijgen binnen de onderneming. Bijvoorbeeld, vrije overdracht van aandelen is dus uitgesloten. Wanneer de Gaswet wordt gewijzigd, zoals voorgesteld door de Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie, dan zal er nog een extra criteria zijn waaraan de onderneming moet voldoen; het gasopslagbedrijf zal onafhankelijk moeten zijn van producenten en/of leveranciers van gas.16 Er zijn drie ondernemingsvormen die voldoen aan de hierboven beschreven eisen. Dit zijn de besloten vennootschap (bv), de Engelse private company limited by shares (Ltd) en de coöperatie. Deze laatste vorm voldoet alleen aan de eerste drie eisen. Wanneer ook de vierde eis wordt gesteld aan een onderneming, dan voldoet is zij geen geschikte vorm. Naast de hierboven gestelde eisen, spelen nog meer kenmerken een rol in het kiezen voor de juiste ondernemingsvorm. Dit zijn geen keiharde eisen die ik aan de ondernemingsvorm stel,
16
Kamerstukken II 2011/2012, 32 814https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/32814. Nr. 2, artikel 9B
22
maar aspecten waarvan ik denk dat ze voor een decentrale biogasopslaginstallatie belangrijk zijn. Op basis hiervan concludeer ik welke ondernemingsvorm mij het meest geschikt lijkt. De kenmerken die ik meeneem zijn: manier van oprichting, mogelijkheden voor participatie voor derden en de belangen van de onderneming. Ten slotte valt te melden dat ik ben uitgegaan van het ondernemingsrecht zoals dat nu van kracht is. In de nabije toekomst worden de eisen van de besloten vennootschap gewijzigd. Waarschijnlijk zal deze dan erg op de Ltd gaan lijken, maar hierover valt nog geen uitsluiting te geven.17 4.1.1 Besloten vennootschap (bv) De bv is een ondernemingsvorm met rechtspersoonlijkheid en dus zelf drager van rechten en plichten. Het oprichten van een bv geschied bij notariële akte waarbij een verklaring van geen bezwaar van de Minister van Justitie is vereist. Daarnaast moet de bv worden ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Bij het oprichten dienen er statuten te worden opgemaakt. Deze statuten richten de bv als het ware in. Het opstellen van statuten is in principe vrij, mitsdien voldaan is aan de in de wet gestelde eisen. Hieronder vallen het aangeven van de naam, de zetel en het doel van de vennootschap (artikel 2:177 BW). Ook eist de wet een minimumkapitaal van €18.000 (artikel 2:178 lid 2 BW). Voor een decentrale biogasopslaginstallatie zal dit minimumkapitaal geen problemen moeten opleveren, vanwege de omvang van de onderneming. Dit kapitaal is vervolgens verdeeld in een aantal (meer dan 1) aandelen (artikel 2:178 lid 1 BW). De totale waarde van de aandelen moet minstens €18.000 zijn om aan de kapitaaleis te voldoen. Participatie in de onderneming is mogelijk door het verkrijgen van aandelen. Een aandeel betekent de mogelijkheid tot het uitoefenen van zeggenschap binnen de onderneming. Daarnaast geeft een aandeel recht op een deel van de winst. Ten slotte zijn aandelen van de bv niet vrij overdraagbaar. De aandelen staan op naam en kunnen slechts bij notariële akte van eigenaar wisselen. Daarnaast is het volgens de wet verplicht dat de statuten van een bv een blokkeringsregeling bevatten voor het overdragen van aandelen. Een blokkeringsregeling kan zijn wanneer een bepaald orgaan (bijvoorbeeld de algemene aandeelhouders vergadering) de overdracht van de aandelen moet goedkeuren. Zo kan worden gewaarborgd dat geen vreemde partijen deel nemen aan de onderneming. De aansprakelijkheid van aandeelhouders is gelimiteerd tot de waarde van aandelen. Omdat de bv zelf drager is van rechten en plichten, kunnen de aandeelhouders in een normale situatie zelf niet aansprakelijk worden gesteld. Dit geldt ook voor het bestuur van de bv, omdat zij namens de bv handelen en niet uit eigen naam.18 Ten slotte heeft een bv een eigen belang. Dit belang hoeft strict genomen niet gelijk te lopen met de belangen van de biogasproducenten, maar het is onwaarschijnlijk dat de belangen (veel) uiteen zullen lopen. De producenten zullen de onderneming immers starten en het zou niet logisch zijn wanneer zij iets zouden doen wat tegen hun belang in gaat. 4.1.2 Private company limited by shares (Ltd)
17 18
http://www.antwoordvoorbedrijven.nl/wetswijziging/bvrecht-vereenvoudiging M.J. Kroeze, De kern van het ondernemingsrecht, Deventer: Kluwer 2007 p. 3 ev.
23
Ondernemingen in Nederland mogen ook voor een buitenlandse ondernemingsvorm kiezen. Met name de Engelse Ltd is een veel gekozen ondernemingsvorm in Nederland. De Ltd lijkt veel op de bv. Zij heeft rechtspersoonlijkheid, de aansprakelijkheid van aandeelhouders is, zoals de naam al doet vermoeden, gelimiteerd tot de waarde van de aandelen en de aandelen zijn niet vrij overdraagbaar. Een belangrijk verschil tussen de Ltd en de bv is dat er voor de Ltd geen sprake is van een minimumkapitaal waar voor de bv een wel een minimumkapitaal bestaat ter hoogte van €18.000. Voor veel ondernemers is dit een groot voordeel, maar naar mijn mening zal dit voor een decentrale biogasopslaginstallatie niet heel veel verschil maken. Daarnaast is het verkrijgen van een verklaring van geen bezwaar niet vereist voor een Ltd. 4.1.3 Coöperatie Naast het oprichten van een losstaand bedrijf met eigen belangen, zoals hierboven het geval is, kan men ook kiezen voor een coöperatie. Dit is een ondernemingsvorm die tegemoet komt aan de behoeften van de leden; oftewel de biogasproducenten. Deze ondernemingsvorm kan overigens wel rechtspersoonlijkheid hebben. Zij is dan zelf drager van rechten en plichten Desalniettemin zijn haar leden in beginsel wel aansprakelijk. Deze aansprakelijkheid is echter statutair te beperken of uit te sluiten. Het gevolg is dat de leden of niet of beperkt aansprakelijk zijn. Daarentegen is het verkrijgen van krediet bij de bank wel moeilijker met een beperking van de aansprakelijkheid. Op grond van artikel 2:53 lid 1 Burgerlijk Wetboek is zij dan verplicht overeenkomsten af te sluiten met de leden voor het leveren van biogas. Het participeren in een coöperatie is gemakkelijk. Een coöperatie kan namelijk de overeenkomsten die met de leden zijn afgesloten ook met derden afsluiten. Een coöperatie kan ook aan derden toegang bieden tot de biogasopslag, mocht dit gewenst zijn. Daarnaast kunnen partijen gewoon lid worden van de coöperatie. Tegelijkertijd kunnen personen niet worden toegelaten wanneer zij geen soortgelijk zakelijk verkeer als de andere leden heeft.19 Ook kunnen in de statuten eisen worden gesteld aan leden. Op deze manier kan worden gewaarborgd dat er geen vreemde/onkundige partijen kunnen worden toegelaten tot de coöperatie. Uit de wet blijkt geen vertegenwoordigingsbevoegdheid. Op grond van artikel 2:53a BW in samenhang met 2:45 lid 2 BW wordt in de statuten van de coöperatie bepaalt aan wie vertegenwoordigingsbevoegdheid toekomt. In de praktijk zal dit (een bepaalde samenstelling van) het bestuur zijn. Een coöperatie moet door ten minste twee partijen en bij notariële akte worden opgericht. Daarnaast moet de coöperatie worden ingeschreven bij de Kamer van koophandel. Er is verder geen minimum kapitaal of verklaring van geen bezwaar vereist, zoals bij een bv wel het geval is. 4.1.4 Conclusie Bij het selecteren van de juiste ondernemingsvorm spelen verschillende aspecten een rol. Naar mijn mening moet de onderneming minimaal in staat zijn om: - Winst uit te keren; - Beperking/uitsluiting aansprakelijkheid; - In staat zijn om onkundige partijen toegang te ontzeggen; 19 Dijk/Van der Ploeg, Van vereniging, stichting, coöperatie en onderlinge waarborg maatschappij, Deventer: Kluwer 2007
24
De bv, de Engelse Ltd en de coöperatie zijn de ondernemingsvormen die voldoen aan deze drie eisen. Echter, er komt een wetswijziging aan die wellicht nog een extra eis stelt aan de ondernemingsvorm, namelijk onafhankelijkheid. Wanneer deze wetswijziging wordt doorgevoerd, dan is de coöperatie niet langer een mogelijkheid. Hoewel de manieren om aan deze eisen te voldoen verschillen per vorm, ben ik van mening dat de drie ondernemingsvormen gelijkwaardig zijn. Wat betreft het oprichten heeft de bv de meeste obstakels. Waar de bv gebonden is aan een minimumkapitaal en aan het verkrijgen van een verklaring van geen bezwaar, hebben de coöperatie en de Ltd deze verplichting niet. Alle vormen moeten worden ingeschreven bij de Kamer van Koophandel in Nederland. Participatie in de onderneming is bij alle drie vormen mogelijk. Alle drie de partijen sluiten overeenkomsten af met biogasproducenten die het biogas zullen leveren. Daarnaast is het in alle gevallen mogelijk deel te nemen binnen de organisatie zelf. Dat kan via lidmaatschap of het verkrijgen van aandelen. Bij een bv is het deelnemen aan de organisatie (het verkrijgen van aandelen) lastiger dan bij de Ltd of de coöperatie. Dit dient namelijk te gebeuren bij notariële akte. Ten slotte heeft de coöperatie een fundamenteel andere insteek dan de Ltd of de bv wanneer de belangen van de onderneming ter sprake komen. De coöperatie heeft primair als doel de belangen van de biogasproducenten te dienen; de belangen lopen parallel. De bv en de Ltd hebben een eigen doel dat zij nastreven en deze hoeft niet parallel te lopen aan die van de biogasproducenten. Strijdigheid van de belangen bij de Ltd of bv gaat ten koste van de deelnemers. Bij een coöperatie is strijdigheid van belangen uitgesloten. Mijn voorkeur voor de te gebruiken ondernemingsvorm gaat uit naar de coöperatie. Deze is makkelijker op te richten dan de bv en, omdat de belangen van de coöperatie parallel lopen met die van de biogasproducenten, kan er geen belangenverstrengeling plaatsvinden. Dit laatste is bij het gebruik van een Ltd of bv niet uit te sluiten. Daarnaast is de Ltd een geschiktere vorm van de bv. 4.2 Waar moet men rekening mee houden bij het afsluiten van overeenkomsten? Wanneer een onderneming afspraken maakt met andere partijen, zal dit in beginsel gebeurt in de vorm van een overeenkomst.20 Een overeenkomst is een afspraak tussen partijen om een handeling te verrichten in ruil voor een tegenprestatie, bijvoorbeeld een geldelijke betaling.21 In dit hoofdstuk bespreek ik waar men op moet letten bij het sluiten van en wat er valt onder de inhoud van een overeenkomst. 4.2.1 Sluiten van overeenkomsten Een onderneming moet overeenkomsten afsluiten om te functioneren. De vertegenwoordigers van de onderneming sluiten de overeenkomst dan met een andere partij, ook wel de wederpartij genoemd na onderhandeling over de inhoud van de overeenkomst. De overeenkomst kan zowel mondeling als schriftelijk worden afgesloten. De overeenkomst 20 21
Artikel 6:213 lid 1 Burgerlijk Wetboek Jac. Hijma, Rechtshandeling en Overeenkomst, Deventer: Kluwer 2010 pagina 7
25
loopt vanaf het moment dat het aanbod van de ene partij is aanvaard door de andere partij, tenzij anders afgesproken of anderszins blijkt uit de overeenkomst. Dit heet ook wel het aanbod- aanvaardingmodel.22 4.2.2 De inhoud van de overeenkomst Om de inhoud van de overeenkomst te bepalen moet er rekening worden gehouden met een aantal zaken. Ten eerste zijn dit de tekst van de overeenkomst en de uitleg hiervan. Om discussie hierover te vermijden is het van onmiskenbaar belang de overeenkomst schriftelijk vast te leggen. De tekst van de overeenkomst op zich is nog niet voldoende om vast te stellen wat de afspraken exact betekenen voor partijen. Aan deze tekst moet ook uitleg worden gegeven. Het is mogelijk dat partijen hier een verschillende uitleg aan geven, en zo andere verplichtingen verwachten. Om problemen wat dit betreft te voorkomen, is het raadzaam om de overeenkomst duidelijk op te stellen, zodat er geen misverstanden ontstaan over de gemaakte afspraken. Naast de overeengekomen afspraken en de uitleg van partijen hiervan, moet er rekening worden gehouden met een aantal andere rechtsbronnen waaruit gevolgen vloeien voor de partijen die de overeenkomst hebben gesloten. Deze bronnen zijn de wet, de gewoonte en de redelijkheid en billijkheid.23 De wet kent voor overeenkomsten een aantal aanvullend rechterlijke en een aantal dwingend rechterlijke bepalingen, die blijken uit het Burgerlijk Wetboek. Het aanvullend recht vult leemten in overeenkomsten aan en het dwingend recht geeft regels waar partijen niet van af mogen wijken. “Artikel 6:248 Burgerlijk Wetboek noemt als bron van aan de overeenkomst verbonden gevolgen ook de gewoonte. Een gewoonte is een gedragslijn die zo algemeen wordt gevolgd, dat afwijking ervan als onrecht wordt ervaren. De gewoonte kan algemeen zijn, maar kan ook slechts plaatselijk of in een bepaalde branche bestaan.”24 Ten slotte speelt ook de redelijkheid en billijkheid een rol (artikel 6:248 BW). Hierbij moet er op gelet worden dat de overeenkomsten die gesloten zijn mogelijk worden beperkt of worden aangevuld door de werking van de redelijkheid en billijkheid. 4.2.3 Conclusie De afspraken die voortvloeien uit de overeenkomsten worden gevormd door de tekst van de overeenkomst zelf, de uitleg die partijen aan de overeenkomst geven, de wet, de gewoonte en de redelijk en billijkheid. Het is van eminent belang overeenkomsten schriftelijk vast te leggen, zodat er over de tekst van de overeenkomst geen discussie van ontstaan. Om afspraken te maken zoals partijen deze voor ogen hebben is het daarnaast ook van belang om de overeenkomst helder en duidelijk op te stellen. Dit helpt om misverstanden en discussies over uitleg van de tekst te voorkomen.
22
Jac. Hijma, Rechtshandeling en Overeenkomst, Deventer: Kluwer 2010, pagina 53 Jac. Hijma, Rechtshandeling en Overeenkomst, Deventer: Kluwer 2010, pagina 293, 24 Jac. Hijma; Rechtshandeling en Overeenkomst, Deventer: Kluwer 2010, p. 295 23
26
Hoofdstuk 5 Wat betekenen de bevindingen met betrekking tot de publiekrechtelijke wetgeving in de praktijk? In de voorgaande hoofdstukken beschreef ik verschillende wetten om inzichtelijk te maken wat de gevolgen hiervan zijn voor een decentrale biogasopslaginstallatie. Hiermee is de theoretische kant van de wetten onderzocht. In dit hoofdstuk beschrijf ik wat deze bevindingen betekenen in de praktijk. Momenteel bestaat er nog geen decentrale biogasopslaginstallatie. Daarom zijn de bevindingen voorgelegd aan een vijf deskundigen die deel uit maken van het onderzoek naar decentrale biogasopslaginstallatie. Dit is gedaan met behulp van interviews (zie bijlage 1). Betreffende de gaswetgeving en de Mededingingswet is over verschillende bevindingen de mening van de deze personen gevraagd. 5.1 Wat vinden de geïnterviewden van het reguleringskader van de Gaswet voor een decentrale biogasopslaginstallatie? Allereerst heb ik aan de geïnterviewden gevraagd hoe zij tegenover regulering staan van een decentrale biogasopslaginstallatie. In paragraaf 3.1 is onderzocht wat de gevolgen zijn van het reguleringskader voor gas voor een decentrale biogasopslaginstallatie. In deze paragraaf heb ik geconcludeerd dat de regulering niet van toepassing is. Verder heb ik geconcludeerd dat, wanneer het reguleringskader wel van toepassing zou zijn op een decentrale biogasopslaginstallatie, dit kader de handelingsvrijheid voor een decentrale biogasopslaginstallatie in zou perken. De volgende ondervindingen die hiermee verband houden heb ik aan de geïnterviewden voorgelegd: Biogas valt de definitie van gas zoals deze blijkt uit de Gaswet en dus buiten het reguleringskader. Werkzaamheden die samenhangen met biogas zijn dus niet gereguleerd. Het is nog niet duidelijk of het reguleringskader voor gastransport van toepassing zou zijn op een decentrale biogasopslaginstallatie25. Het reguleringskader beperkt de handelingsvrijheid van de decentrale biogasopslaginstallatie; dit zal een negatieve impact hebben op een decentrale biogasopslaginstallatie. 5.1.1 Werkzaamheden die samenhangen met biogas zijn niet gereguleerd. Het eerste punt dat ik heb voorgelegd aan de geïnterviewden uit de praktijk is het feit dat biogas gerelateerde werkzaamheden momenteel niet zijn gereguleerd. Alle vijf geïnterviewden waren van mening dat het wenselijk is dat er regulering zal komen. Daarnaast gaf een ondervraagde aan dat het huidige reguleringskader niet helemaal toereikend is voor biogas. Er komen wellicht extra regels omtrent de kwaliteitseisen en veiligheid van biogas. De reeds bestaande gasbedrijven zijn hierin reeds zelfvoorzienend. Wanneer echter een aantal nieuwe, kleine partijen met minder ervaring dan deze bedrijven de gasmarkt betreden, dan zijn problemen niet ondenkbaar.
25
N.B. Aangenomen dat dezelfde definitie van gasopslaginstallatie geldt voor biogas als voor gas.
27
5.1.2 Het is niet duidelijk hoe decentrale biogasopslag gereguleerd moet worden. Op de vraag of de regulering vanuit de huidige gaswetgeving van toepassing zal zijn op een decentrale biogasopslaginstallatie hebben de geïnterviewden geen eenduidig antwoord gegeven. Allereerst drie gevraagde personen gaven aan dat het reguleringskader voor gas in principe ook voor biogas kan gelden. Daarnaast spelen verschillende aspecten een rol bij het beantwoorden van deze vraag. Zo is van belang welke partij de decentrale biogasopslaginstallatie zal exploiteren. Wanneer een productiepartij de opslag zal exploiteren is het waarschijnlijker dat de opslag als onderdeel van het productieproces wordt gezien en dus niet met de regulering voor de transport te maken krijgt, zoals ook al uit het deskresearch bleek. Ook speelt de eindverbruiker een rol. Wanneer een industrie de eindverbruiker is, dan is regulering waarschijnlijk minder noodzakelijk dan wanneer dit een huishouden is. In dit geval kunnen, met het oog op risico’s, zoals leveringszekerheid, partijen afspraken maken om bijvoorbeeld een lager tarief te betalen. Als echter de gebruiker van het biogas een huishouden of een ziekenhuis is, dan is leveringszekerheid een ‘niet- commercieel waardeerbaar punt’ en dan is de leveringszekerheid niet onderhandelbaar. Ten slotte speelt ook een eventuele aansluiting op het gasdistributienet mee in de vraag hoe nodig regulering is. Wanneer een er aansluiting is met het (regionale) gasdistributienet, is regulering minder nodig, omdat een gasnet dan minder afhankelijk is van een decentrale biogasopslaginstallatie.26 5.1.3 Regulering van de decentrale biogasopslaginstallatie is onwenselijk voor de decentrale biogasopslaginstallatie. Drie van de drie gevraagde personen gaven aan dat toepasselijkheid van het huidige reguleringskader een negatieve uitwerking zal hebben op de bereidwilligheid tot investeren in een decentrale biogasopslaginstallatie. Aangegeven werd dat handelingsvrijheid als pluspunt wordt gezien door investeerders. Daarnaast werd door twee (van de drie gevraagde) partijen ook aangegeven dat het huidige reguleringskader niet geschikt is voor een decentrale biogasopslaginstallatie, omdat deze te veel gericht is op grote bedrijven. Voor een decentrale biogasopslaginstallatie zouden er aparte regels moeten komen. Een partij gaf echter aan dat de gevolgen mee zullen vallen, omdat partijen onderling veel kunnen overeenkomen. Dit geldt dan uiteraard alleen voor wanneer de eindverbruiker een professionele partij is (een industrie bijvoorbeeld). Ten slotte zou regulering ook een positief effect kunnen hebben heeft op het project. Wanneer decentrale biogasopslag gereguleerd wordt door de NMa, dan zal de zekerheid die hiermee samenhangt de maatschappelijke acceptatie bevorderen. Dit is een van de doelstellingen van het project (workpackage 3).
26
N.B. Uit de interviews is ook duidelijk geworden dat er nog veel essentiële informatie mist met betrekking tot een decentrale biogasopslaginstallatie, waaronder, maar niet beperkt tot, welke partij de decentrale biogasopslaginstallatie zal exploiteren (productiepartijen, transportpartijen of misschien eindverbruikers). Deze informatie vormt een afwijking van de situatie waarvan ik in de inleiding ben uitgegaan. Zie hiervoor de flyer, “Wat verandert wat?”
28
5.2 Wat vinden de geïnterviewden van de bevindingen uit de Mededingingswet? Vervolgens is ook onderzocht hoe de geïnterviewden aankijken tegen de Mededingingswet. Uit het deskresearch is gebleken dat een decentrale biogasopslaginstallatie een economische machtspositie zal hebben, omdat zij een monopolypositie heeft. 5.2.1 Een decentrale biogasopslaginstallatie heeft een monopolypositie en dus een economische machtspositie. Uit het theorieonderzoek bleek dat een decentrale biogasopslaginstallatie een monopolie positie zal hebben. Drie personen gaven aan dat een decentrale biogasopslaginstallatie een natuurlijke monopolie zal hebben en zodoende dus ook een economische machtspositie hebben. Een partij gaf echter aan dat een decentrale biogasopslaginstallatie ook commercieel ingezet kan worden. Dit zou eventueel ruimte over laten voor concurrentie op de relevante markt. Wanneer sprake is van concurrentie, is er geen sprake van monopolie positie meer is. Het gevolg daarvan is dat de decentrale biogasopslaginstallatie wellicht geen economische machtspositie meer heeft. Dit heeft invloed op de toepasselijkheid van verschillende wetgeving; sommige artikelen van de Mededingingswet zijn dan niet meer van toepassing. 5.3 Conclusie In dit hoofdstuk is onderzocht hoe de praktijk staat tegenover een aantal punten die zijn gebleken uit de literatuurstudie. Vooral van de Gaswet zijn een paar belangrijke punten onderzocht en ook van de Mededingingswet is een punt aan de praktijk getoetst. Uit de Gaswet is onderzocht of de geïnterviewden uit de praktijk van mening waren of werkzaamheden die in verband staan met biogas gereguleerd moeten worden. Eerder concludeerde ik dat er voor deze werkzaamheden geen regulering bestaat. De ondervraagden uit de praktijk zijn van mening dat de werkzaamheden, net als aardgas, gereguleerd moet worden. Wellicht zijn er nog aanvullende regels nodig voor wat betreft de veiligheid voor biogas. Vervolgens is aan de geïnterviewden gevraagd wat zij vinden van de kwalificering van een decentrale biogasopslaginstallatie als een gasopslaginstallatie (in de zin van artikel 1 lid 1 sub f Gaswet). Hierover bestond geen eenduidige mening. Daarnaast is ook gebleken dat veel variabelen hierin nog een rol spelen (zie ook bijlage II). De regels uit het reguleringskader zullen waarschijnlijk een negatieve impact hebben op de ontwikkeling van een decentrale biogasopslaginstallatie, omdat minder handelingsvrijheid tot minder bereidwilligheid tot investeren leidt. Toch kan regulering ook een positief effect hebben, namelijk voor de acceptatie van de decentrale biogasopslaginstallatie, een van de doelstellingen van dit project. Ten slotte werd ook duidelijk dat, hoewel een decentrale biogasopslaginstallatie een monopolie positie zal hebben, dit wellicht kan veranderen in de toekomst.
29
Hoofdstuk 6 Conclusies en Aanbevelingen 6.1 Conclusie In paragraaf 3.1 concludeerde ik dat het huidige reguleringskader, welke gebaseerd is op de Gaswet niet van toepassing is op een decentrale biogasopslaginstallatie. De Gaswet hanteert een definitie van gas waar biogas niet onder valt. Regulering voor biogas is wel waarschijnlijk, zo vonden ook een aantal deskundigen. Ook is het waarschijnlijk dat regulering voor biogas veel overeenkomsten vertoond met het huidige reguleringsstelsel. Wanneer blijkt dat het Vervolgens concludeer ik dat, wanneer het reguleringskader wel van toepassing zal zijn voor biogas, het nog onduidelijk is of deze ook geldt voor een decentrale biogasopslaginstallatie. De vraag of een decentrale biogasopslaginstallatie kan worden gekwalificeerd als een gasopslaginstallatie is hiervoor bepalend. De Energiekamer van de Nederlandse Mededingingsautoriteit zal, namens het ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie, hierover een besluit nemen. Inhoudelijk gezien legt het reguleringskader een aantal verplichtingen op een decentrale biogasopslaginstallatie die de handelingsvrijheid zal beperken. Verschillende deskundigen gaven aan dat dit de bereidwilligheid om te investeren in een decentrale biogasopslaginstallatie niet ten goede zal komen. De Mededingingswet ziet toe op de handhaving van de mededinging. Een decentrale biogasopslaginstallatie zal een monopolypositie en dus een economische machtspositie hebben. Misbruik van deze positie is verboden. Omdat de verschillende partijen op het gasnet een gezamenlijk belang hebben, is misbruik van deze positie onwaarschijnlijk. Mocht er toch sprake zijn van misbruik, dan zal de Nederlandse Mededingingsautoriteit als handhavende instelling optreden. Voor het bouwen van een decentrale biogasopslaginstallatie is de omgevingsvergunning vereist. De gemeente beslist over de aanvraag van deze vergunning; communicatie hiermee is van cruciaal belang. Wanneer er sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan (dit is waarschijnlijk het geval), dan moet het bestemmingsplan worden aangepast. Eventuele financiële gevolgen komen voor rekening van de aanvrager. Om de aanvraag goed voor te bereiden is specialistische kennis vereist. Het is daarom gebruikelijk om de procedure uit te besteden aan een gespecialiseerd bedrijf. Men moet rekening houden met een totale termijn van ongeveer twee jaar. Hiervan zijn 38 weken voor de aanvraagprocedure zelf, de rest is voor de voorbereidingsprocedure. Samenwerken om biogas decentraal op te slaan vereist een ondernemingsvorm. De coöperatie lijkt mij de meest geschikte vorm, omdat zij relatief makkelijk is op te richten en de belangen van haar leden behartigt. Dit laatste voorkomt strijdigheid van belangen tussen de onderneming en de oprichters. Andere mogelijkheden zijn de Ltd en de bv. Ten slotte zal de beheerder van een decentrale biogasopslaginstallatie verschillende overeenkomsten afsluiten. De afspraken die hieruit voortvloeien zijn niet beperkt tot de tekst van de overeenkomst, maar ook de uitleg die partijen aan de tekst geven, de wet, de gewoonte en de redelijkheid en billijkheid spelen een rol.
30
6.2 Aanbevelingen Aanbeveling 1 Verzoek de Energiekamer van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (de Energiekamer) het reguleringskader niet van toepassing te verklaren. Doe dit voordat begonnen word aan de realisatie van de decentrale biogasopslaginstallatie om verassingen te voorkomen. Aanbeveling 2 Hou het gezamenlijke belang van de partijen op het gasnet in het oog bij het sluiten van overeenkomsten. Misbruik van machtspositie kan leiden tot sancties van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Aanbeveling 3 Met het aanvragen van de omgevingsvergunning gaat veel specialistische kennis gepaard. Mijn advies is om dit uit te besteden aan een gespecialiseerd bedrijf, hetgeen doorgaans gebruikelijk is. Aanbeveling 4 Hou rekening met de termijn voor het verkrijgen van de vergunning. Ga uit van twee jaar, waarvan 38 weken de wettelijke termijn is voor de aanvraagprocedure en de rest voor de voorbereiding van de aanvraag. Aanbeveling 5 De coöperatie is op dit moment de meest aantrekkelijke ondernemingsvorm, omdat deze relatief simpel op te richten is en er geen strijdigheid van belangen op kan treden tussen deelnemers en onderneming. Aanbeveling 6 Het schriftelijk vastleggen van overeenkomsten voorkomt discussie over de tekst van de gemaakte overeenkomst. Daarnaast is het voor de administratie van onmisbaar belang. Aanbeveling 7 Helder en duidelijk geformuleerde tekst van overeenkomsten voorkomt misverstanden over de uitleg van overeenkomsten.
31
Bronvermelding Literatuur Brahn/Reehuis 2010 Brahn/Reehuis, Zwaartepunten van het vermogensrecht, Deventer: Kluwer 2010 Dijk/Van der Ploeg Dijk/Van der Ploeg, Van vereniging, stichting, coöperatie en onderlinge waarborg maatschappij, Deventer: Kluwer 2007 I. S. J. Houben I. S. J. Houben, Contractsdwang, Deventer: Kluwer 2005 Jac. Hijma 2010 Jac. Hijma, Rechtshandeling en Overeenkomst, Deventer: Kluwer 2010 Kluwer College Bundel 2011 Kluwer Collegebundel, Deventer: Kluwer 2011 Martha Roggenkamp Martha Roggenkamp, Energy Law in Europe selected chapters, 2007 M.J. Kroeze M.J. Kroeze, De kern van het ondernemingsrecht, Deventer: Kluwer 2007 P.J. Slot 2005 P.J. Slot, Inleiding Mededingingsrecht, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2005 Russell Advocaten 2008 Russell Advocaten, De Regelen der Ondernemingen, 2008 Websites http://www.antwoordvoorbedrijven.nl/wetswijziging/bvrecht-vereenvoudiging Geraadpleegd op 07-03-2012 http://www.nma.nl/wet__en_regelgeving/energiewetten/default.aspx Geraadpleegd op 12-12-2011 http://europadecentraal.nl/documents/productenendiensten/praktijkaanvragen/staatsteun/ Europa Decentraal, Definitie van ‘onderneming’ geraadpleegd op 18-02-2012
32
Geraadpleegd op 14-01-2012 Overig 2e Kamer Kamerstukken II 2011/2012, 32 814https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/32814 Agentschap NL Agentschap NL; Vergunningverlening voor een vergistingsinstallatie op een agrarisch bouwperceel, 2011 Ministerie van EZ 2010 Brief, Ministerie van Economische Zaken aan Raad van Bestuur van de Energiekamer van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, 2010 NAM en Gasunie 2011 Position paper ondergrondse bergingen, NAM en Gasunie 2001 R.N. Van Eekelen 2011 R. N. Van Eekelen, Paper design operation and maintenance of local biogas net, 2011
33
Bijlage I: Interviews Marietta de Rooij Henk Moll Wim Mallon Marco Bakker Rosemarie van Eekelen Geïnterviewde Functie binnen project Ervaring Bedrijf
13-10-2011 18-10-2011 20-10-2011 26-10-2011 27-10-2011
Groningen Groningen Groningen Zaandam Apeldoorn
Marietta de Rooij Projectleider; coördinerende functie over de workpackages, zorgen dat kennis op de juiste plekken terecht komt 0-10 jaar in de energiesector, (KEMA) Energy Kennis Centrum (Hanze Hogeschool)
Wat is het doel van het project? Het doel is de mogelijkheid te onderzoeken om een afgesplitst ‘eilandje’ te realiseren die in haar eigen behoefte naar aardgas/biogas kan voorzien. Binnen zo’n ‘eilandje’ gelden andere, lagere, kwaliteitseisen dan op het distributienet. Op deze manier zijn minder manipulaties nodig om biogas te kunnen gebruiken. Onderzocht wordt of de kosten die hiermee bespaard worden opwegen tegen de kosten die gasopslag met zich mee brengt. Waar zal, binnen de gasketen, een decentrale biogasopslaginstallatie komen te staan, bij de producenten of de transportsector; is een decentrale biogasopslaginstallatie een gasopslaginstallatie ex artikel 1 lid 1 sub f Gaswet? - Fysiek gezien dicht bij de afnemers/eindverbruikers. - Wanneer een eilandje helemaal afgesplitst is van het distributienet, dan is het waarschijnlijk dat de decentrale biogasopslaginstallatie zal worden gezien als onderdeel van de transport van gas. In dit geval vormt de decentrale biogasopslaginstallatie een belangrijke, onmisbare schakel binnen de gasketen. - Het is niet specifiek de opslag van gas die de productie mogelijk maakt, ook bijvoorbeeld, de vraag naar gas en de pijpleidingen zorgen ervoor dat productie van biogas mogelijk is. Wat zijn de gevolgen van regulering door de Energiekamer van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (de Energiekamer)? - Alleen noodzakelijke investeringen kunnen worden gedaan: er zal bezuinigd worden op onderzoek naar bijv. technieken. - Het zal investeerders ervan weerhouden te investeren indien blijkt dat de Energiekamer veel invloed heeft op alle handelingen van de decentrale biogasopslaginstallatie. Dit zal zowel de ontwikkeling als de exploitatie van een decentrale biogasopslaginstallatie vertragen. Overige informatie die relevant is voor het onderzoek: -
34
Geïnterviewde Functie binnen project Ervaring
Bedrijf
Henk Moll Hoofd van Workpackage 1 (economische belangen) en 3 (maatschappelijke acceptatie). 30 jaar + Ervaring binnen de Energie sector Energy Academy, voorzitter Energiemilieukunde faculteit, ervaring met veel soorten energie RUG
Wat is het doel van het project? Momenteel vind er al biogasproductie plaats. De ontwikkeling van de productie hiervan wordt geremd door twee dingen. Ten eerste draait de productie op subsidies en ten tweede kan biogas nog niet optimaal worden benut. Hierdoor is het nog niet rendabel om biogas op grote schaal te produceren. Met het project wordt een mogelijkheid onderzocht om de productie van biogas goedkoper te maken (minder manipulaties nodig) en om de waarde te verhogen (door het te verkopen in tijden wanneer veel gas nodig is). De situatie die onderzocht word betreft een eilandje dat afgesplitst is van het gasdistributienet dat zichzelf voorziet in haar vraag naar gas. In de ontwikkeling van dit afgesplitste eilandje zal er nog wel een aansluiting zijn op het distributienet in verband met de leveringszekerheid. Later kan ook deze aansluiting worden afgesloten. Waar zal, binnen de gasketen, een decentrale biogasopslaginstallatie komen te staan, bij de producenten of de transportsector; is een decentrale biogasopslaginstallatie een gasopslaginstallatie ex artikel 1 lid 1 sub f Gaswet? - Ligt zowel fysiek als operationeel gezien dicht bij de eindverbruiker, zeker in vergelijking met huidige gasopslaginstallaties. Dit neigt naar de transportsector. In theorie zou een opslaginstallatie zelfs bij/door eindverbruikers gebouwd kunnen worden. Daarnaast zal regulering enerzijds wel wenselijk zijn in verband met de leveringszekerheid. Dit geldt dan alleen wanneer een decentrale biogasopslaginstallatie tot de transportsector of de afnemers/eindverbruikers hoort. Wanneer een decentrale biogasopslaginstallatie als gasproductie wordt gezien, zal er (voldoende) concurrentie zijn waardoor de marktwerking ervoor zorgt dat regulering overbodig wordt. Eventuele regulering zal dan overbodig zijn en alleen maar belemmerend werken. Wanneer decentrale biogasopslag gereguleerd moet worden, zal dit op kleine schaal, bijvoorbeeld door de lokale overheden, moeten gebeuren. In elk geval bieden de huidige reguleringskaders geen goede mogelijkheid tot regulering. Wanneer decentrale biogasopslag door een lokale overheid wordt gereguleerd, zal dit voor meer maatschappelijk draagvlak zorgen. Lokale regulering staat dichter bij de bevolking dan regulering door de landelijke overheid. Wat zijn de gevolgen van regulering door de Energiekamer? - Partijen zullen minder investeren. - Eventuele economische mogelijkheden die een decentrale biogasopslaginstallatie biedt worden door tussenkomst van de Energiekamer tenietgedaan. 35
- Daarnaast biedt regulering wel zekerheid voor derden die te maken hebben met een decentrale biogasopslaginstallatie. Dit heeft tot gevolg dat een decentrale biogasopslaginstallatie makkelijker maatschappelijk geaccepteerd zal worden. - Ten slotte kunnen partijen ook onderling in overleg bepaalde zaken regelen, waardoor regulering overbodig wordt bijvoorbeeld, een decentrale biogasopslaginstallatie biedt gas aan tegen een lagere leveringszekerheid dan door de Energiekamer zou worden voorgeschreven, dan kan er overeen worden gekomen dat de gebruiker van het gas hier een lager tarief voor betaald. Overige informatie die relevant is voor het onderzoek: Het op lagere kwaliteit en druk brengen van gas (het gas uit het distributienet naar gas binnen het eilandje) is relatief eenvoudig en goedkoop.
36
Geïnterviewde Functie binnen project Ervaring Bedrijf
Wim Mallon Heeft geholpen het project vorm te geven (vanuit de marktkant), momenteel niet meer actief betrokken 30 jaar + ervaring in de Energiesector (KEMA, Gasunie ) KEMA
Wat is het doel van het project? Momenteel zijn er manipulaties van het biogas vereist voordat het biogas kan worden gebruikt. Aan alle manipulaties van biogas zijn kosten verbonden. In dit onderzoek wordt een mogelijkheid onderzocht om, met behulp van het opslaan van biogas, het aantal benodigde manipulaties te reduceren. Er zal een kostenafweging worden gemaakt tussen de kosten die de decentrale biogasopslag met zich meebrengt tegenover de kosten van de manipulaties aan het biogas. De mogelijkheid die hiervoor onderzocht wordt is om een ‘eilandje’ af te splitsen van het gastransportnet/gasdistributienet dat zichzelf zal voorzien in behoefte naar gas. Waar zal, binnen de gasketen, een decentrale biogasopslaginstallatie komen te staan, bij de producenten of de transportsector; is een decentrale biogasopslaginstallatie een gasopslaginstallatie ex artikel 1 lid 1 sub f Gaswet? - Valt nu nog niet te zeggen, dat is afhankelijk van meerdere onzekere factoren zoals wie de decentrale biogasopslaginstallatie zal exploiteren. Wel zal decentrale biogasopslag gereguleerd moeten worden, vooral met het oog op leveringszekerheid. Het huidige reguleringskader is hiervoor echter niet geschikt, omdat deze op een ander soort bedrijf is gericht. Wat zijn de gevolgen van regulering door de Energiekamer? Overige informatie die relevant is voor het onderzoek - Een compleet afgesplitst eilandje binnen een gasketen is zowel economisch inefficiënt als technisch ingewikkeld. Het is makkelijker om een verbinding te behouden met het nabijgelegen gasdistributienet en om op het gas dat hieruit in geval van nood uitkomt kwaliteitsconversie (naar mindere kwaliteit/druk) toe te passen dan om een decentrale biogasopslaginstallatie te bouwen die aan dezelfde leveringszekerheideisen voldoet als het gasdistributienet.
37
Geïnterviewde Functie binnen project
Achtergrond Bedrijf
Marco Bakker Vergelijkt de techniek van gasopslag met de techniek van warmteopslag. Wellicht kan een gecombineerde opslag van warmte en gas efficiënter zijn dan slechts de opslag van gas. Workpackage 2, benodigde technieken. 10-20 jaar ervaring in de Energisector (ECN). Technologische energietoepassing/besparing ECN
Wat is het doel van het project? Het op lokaal niveau op slaan van gas in de zomer om het op een later tijdstip weer te kunnen gebruiken, voorkomt een aantal benodigde manipulaties aan het gas. Onderzocht word of de kosten die de opslag met zich meebrengt opwegen tegen de kosten die bespaard worden doordat de manipulaties van het gas overbodig worden. Dit wordt gedaan aan de hand van een afgesloten net waarbinnen biogas in dezelfde hoedanigheid wordt gebruikt als hoe deze wordt geproduceerd. Waar zal, binnen de gasketen, een decentrale biogasopslaginstallatie komen te staan, bij de producenten of de transportsector; is een decentrale biogasopslaginstallatie een gasopslaginstallatie ex artikel 1 lid 1 sub f Gaswet? Zowel technisch als economisch kan een decentrale biogasopslaginstallatie onder zowel de producenten, bij de transportsector en bij de afnemers/eindverbruikers worden gerekend. Uit het project moet nog duidelijk worden welk van deze alternatieven economisch gezien het voordeligst is. Wellicht speelt de mate van regulering hierin ook een rol. Wat zijn de gevolgen van regulering door de Energiekamer? - Wanneer de Energiekamer zich gaat bemoeien met een decentrale biogasopslaginstallatie, dan zal dit de voortgang en de ontwikkeling ervan vertragen. - Partijen worden afhankelijk gesteld van een (eventueel ver weg staand) reguleringsorgaan. Dit zal de publieke acceptatie vermoeilijken. - Vaststellen van prijzen verhoogt de zekerheid van inkomsten voor de exploitant van de decentrale biogasopslaginstallatie. Overige informatie die relevant is voor het onderzoek - Er is onderzoek gedaan nar de mogelijkheid om een wijk alleen op elektriciteit aan te sluiten (en niet op gas, warmte etc.). Dit bleek niet haalbaar in verband met de leveringszekerheid. Een eilandje met koppeling lijkt hierdoor meer geschikt. Aangezien het niet duidelijk is hoe het zit met de kosten voor het op lagere druk/mindere kwaliteit brengen van gas zit, is het nog niet mogelijk om hierover een conclusie te trekken. - Het is vanuit de overheid wenselijk om biogas te bevorderen. Wanneer regulering biogas niet bevordert, maar juist afremt, dan zal de overheid vanuit dit standpunt geneigd moeten zijn niet te willen reguleren. - Daarnaast zitten alle partijen die te maken hebben met de decentrale biogasopslaginstallatie met elkaar om tafel. Iedere partij heeft er belang bij om goede overeenkomsten af te sluiten en 38
om goede prijzen af te spreken. In dit opzicht zal regulering door de Energiekamer waarschijnlijk niet of minder nodig zijn.
39
Geïnterviewde Functie binnen project Achtergrond Bedrijf
Rosemarie van Eekelen Het aanleveren van informatie binnen het project aan partijen die daarom vragen. 0-10 jaar ervaring bij KIWA KIWA
Wat is het doel van het project? Het doel van het project is om een efficiëntere manier te zoeken waarop biogas kan worden ingezet. Een mogelijkheid om het biogas zo te gebruiken dat er zo min mogelijk manipulaties aan te pas komen, wordt onderzocht. Deze mogelijkheid betreft gasopslag, het biogas ’s zomers op slaan ’s winters te gebruiken. Waar zal, binnen de gasketen, een decentrale biogasopslaginstallatie komen te staan, bij de producenten of de transportsector; is een decentrale biogasopslaginstallatie een gasopslaginstallatie ex artikel 1 lid 1 sub f Gaswet? Producenten Voor producenten is het van belang om gas op te slaan indien zij dit gas op hogere kwaliteit en/of druk willen brengen. Binnen het onderzoek zal hier waarschijnlijk geen sprake van zijn. Daarnaast hebben producenten ook wel te maken met pieken in de vraag naar gas, maar deze is ondergeschikt aan het belang van de afnemers met het oog op pieken (zie Afnemers). Netbeheerders (transport) Voor netbeheerders is decentrale biogasopslag niet interessant, omdat zij geen verschillende prijzen mogen vragen voor gas. Piekleveringen leveren dus geen extra geld op voor de netbeheerder, maar het opslaan van biogas levert wel mogelijke risico’s op. Afnemers Voor afnemers is het van belang om gas op te slaan omdat zij te maken hebben met pieken in de vraag naar gas. Het aanbod is (uitzonderingen daargelaten) gelijk, maar de vraag is afhankelijk van bijvoorbeeld hoeveel kachels er branden.
Wat zijn de gevolgen van regulering door de Energiekamer? Wat de gevolgen zijn van regulering door de Energiekamer is afhankelijk van wie de partijen zijn. Indien de toegang tot gas een cruciale rol speelt voor de eindverbruiker (bijvoorbeeld een huishouden of een ziekenhuis), dan staat de leveringszekerheid niet ter discussie. In dit geval zou de Energiekamer wel moeten reguleren. Maar wanneer dit niet het geval is, bijvoorbeeld wanneer een fabriek de eindverbruiker is, dan is de mate van zekerheid waarin het gas geleverd wordt een op geld waardeerbaar belang. Met dit laatste voorbeeld kan de ‘afschakelbare dienst’, die aangeboden wordt door gastransportnet, worden vergeleken. Ook hierin weet de afnemer niet zeker of hij wel gas geleverd krijgt en hij betaald dan ook een relatief lager tarief.
40
Overige informatie die relevant is voor het onderzoek - De kosten om de druk op gas te verlagen zijn vrijwel nihil. - De kosten om de kwaliteit van gas te verminderen (= stikstof inmengen) zijn vrij laag. - Door de Europese Commissie is bepaald dat biogas niet gelijk staat aan aardgas, zoals deze term in de Gaswet is gedefinieerd. Het reguleringsstelsel dat voor aardgas geldt, geldt niet direct voor biogas. - Hieraan moet wel worden toegevoegd dat ook biogas gerelateerd werkzaamheden gereguleerd moeten worden. Hiervoor bestaat nog geen regulering. Wel bestaan er heldere kaders waar de regulering op zal lijken, namelijk de regulering van aardgas. Daarom kan, zolang er nog geen specifieke regulering voor biogas is, het reguleringsstelsel van aardgas wel worden gebruikt om een beeld te schetsen van hoe de regulering voor biogas eruit komt te zien. - Naast de huidige regulering van aardgas, zal er nog een extra stukje regulering moeten komen voor biogas met het oog op veiligheidstoezicht.
41
Bijlage II Sheet: Wat verandert wat? In de inleiding van dit onderzoek is gesteld dat er is uitgegaan van een vast scenario. Van dit scenario is onderzocht of de wetten van toepassing zullen zijn. Daarnaast is echter ook gebleken dat er nog veel mogelijke variabelen zijn bij dit scenario. Daarnaast kunnen deze variabelen invloed hebben op de toepasselijkheid van wetten en/of artikelen. In deze sheet vind u een overzicht wat de invloed kan zijn van een paar van de belangrijkste variabelen op de toepasselijkheid van bepaalde wetten en/of artikelen. Voor een uitgebreidere inhoudelijke behandeling van de wetten en/of artikelen verwijs ik u graag door naar het onderzoek zelf. Allereerst nog even kort het onderzochte scenario. In deze afstudeeropdracht is er uitgegaan van een afgesloten gasnet, zonder aansluiting op het gasdistributienet, dat zichzelf voorziet in de vraag en aanbod van biogas. Een decentrale biogasopslaginstallatie wordt gerealiseerd door samenwerking van tien biogasproducenten; dit zal tevens de enige gasopslag zijn die opereert op het net. Daarnaast wordt het gas niet de eigendom van het gasopslagbedrijf, maar blijft de eigendom in handen van dezelfde partij als die eigendom heeft over het gas wanneer deze in de pijpleiding, die het gas normaal transporteert van producent naar afnemer, zit. Ten slotte bevindt gehele gasnet zich binnen één gemeente. Nr
Situatie
Variant
1
Het gasnet is afgesloten De aansluiting Gasnet en heeft geen aansluiting bestaat wel op het gasdistributienet.
2
Idem
3
De
Idem
decentrale Transport-
Relevante wet
Mededinging wet
Gaswet
Gevolg voor de wet Regulering voor wat betreft leveringszekerheid is minder noodzakelijk, omdat het distributienet als back-up kan fungeren. In dit geval is regulering waarschijnlijker, omdat dan evident is dat het gas wordt opgeslagen voor later gebruik en niet om de productiecapaciteit te verhogen. Hogere productiecapaciteit kan ook op andere manieren worden verkregen wanneer men een aansluiting heeft met het distributienet. Het hebben van een monopoliepositie staat in dit geval niet vast. Daarom is het mogelijk dat de decentrale biogasopslaginstallatie geen economische machtspositie meer heeft. Delen van de Mededingingswet zijn dan niet van toepassing. Dit maakt het waarschijnlijker dat decentrale biogasopslag als gasopslag
4
biogasopslaginstallatie bedrijf in plaats wordt gerealiseerd door van producent producenten Idem Eindverbruiker Gaswet (industrie) in plaats van producent
5
De decentrale biogasopslaginstallatie is de enige opslag op het net
6
Het gas wordt geen eigendom van de decentrale biogasopslaginstallatie zolang het opgeslagen ligt Het gasnet bevindt zich binnen een gemeente
7
Er zijn er meerdere decentrale biogasopslagins tallatie Het gas wordt wel het eigendom van de decentrale biogasopslagins tallatie Het gasnet bevindt zich in meerdere gemeenten
Mededinging wet
Mededinging wet
Wabo
wordt gekwalificeerd en dat deze dus gereguleerd wordt.
Dit is afhankelijk van het feit of de decentrale biogasopslaginstallatie voor eigen gebruik is, of dat deze ook voor derden. Wanneer deze slechts voor eigen verbruik is, zal deze in principe niet gereguleerd hoeven te worden. Wanneer deze ook voor derden toegankelijk is, dan kan de Energiekamer van de NMa besluiten dat het reguleringskader van toepassing is of dat er een mogelijkheid tot onderhandelde derden toegang zal komen. Er is geen sprake meer van een monopolypositie wanneer er concurrenten zijn voor de markt. Of er in dat geval sprake is van een economische machtspositie is afhankelijk van de omstandigheden, waaronder de grootte van de decentrale biogasopslaginstallatie, en de macht van de producenten/afnemers Artikelen 25a – 25f uit de Mededingingswet zijn van toepassing op bedrijven waarvan de omzet boven een bepaalde waarde uitstijgt. Wanneer het gas eigendom wordt van de decentrale biogasopslaginstallatie, dan is het mogelijk dat deze wetten zullen gelden voor de decentrale biogasopslaginstallatie. Deze zullen een financiële transparantie gebieden van de onderneming. Wanneer het net zich in een gemeente bevindt, dan is die gemeente waarschijnlijk bevoegd tot het kennis nemen van de aanvraag. Wanneer er meerdere gemeenten bij betrokken raken dan is het waarschijnlijker dat de provincie bevoegd is tot het kennis nemen van de aanvraag.
43