BIJLAGENBUNDEL
BESTEMMINGSPLAN
LEEFGOED
DE
OLIFANT,
HITLAND
INHOUDSOPGAVE
Bijlage
1
Geluid
- Verkennend
Bodemonderzoek
(AV
consulting
B.V.,
9
juni
2011)
Bijlage
2
Archeologie
- Archeologisch
onderzoek
(Econsultancy,
26
april
2011)
Bijlage
3
Ecologie
- Quickscan
(Adviesbureau
ECOlogisch,
14
juli
2011)
Bijlage
4
Verkeer
- Aantrekkende
werking
gemotoriseerd
verkeer
(Linea
architecten,
29
maart
2011)
BIJLAGE 1 L15 RABO 0307 33 99 20
rKvK Gouda 29037057
Rapport AV.0861-1 9 juni 2011
Lid INCE • NAG •ABAV•Ti-Kviv
VERKENNEND BODEMONDERZOEK
Groenendijk 321 Nieuwerkerk aan den lissel
www.av-consulting.n1
NL - 8033.00.591.B.01
AKOESTIEK
TRILLINGEN
MILIEUVERGUNNINGEN
LUCHTONDERZOEK Opdrachtgever
Adviseur
Stichting Leefgoed de Olifant Mw. A.S.C. Kraaijeveld Groenendijk 315 2911 BB Nieuwerkerk aan den LIssel
Dhr. M.R.T. Hooghof
BEZWAAR EN BEROEP
Opdrachten worden aanvaard en uitgevoerd volgens onze voorwaarden zoals op de achterzijde afgedrukt, alsmede de "regeling van de verhouding tussen opdrachtgever en adviserend ingenieur" (R.V.0.1., 2001) gedeponeerd ter griffie van de arrondissementsrechtbank te Den Haag. Orders are accepted and carried out according to our regulations as printed on the backside and the "regulation of the relation between principal and consultant-engineer" (R.V.0.1., 2001)filed at the office of the district-court of The Hague (the Netherlands).
Zuid - Holland
Postbus 705 2800 AS Gouda 0182 352311 0182 354711
Noord - Brabant
Postbus 120 4930 AC Geertruidenberg 0162 522980 0162 570959
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: ii
© AV Consulting BV, Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch of anderszins zonder voorafgaande, schriftelijke toestemming van de uitgever.
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: iii
Inhoudsopgave 1
INLEIDING ................................................................................................................................................ 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
2
VOORONDERZOEK CONFORM NEN 5725 ................................................................................................. 3 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
3
ZINTUIGLIJKE WAARNEMINGEN .................................................................................................................... 10 TOETSINGSKADER ..................................................................................................................................... 10 RESULTATEN CHEMISCH ONDERZOEK ............................................................................................................ 12
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .......................................................................................................... 19 5.1 5.2
6
VELDWERKZAAMHEDEN ............................................................................................................................... 8 MONSTERSAMENSTELLING ........................................................................................................................... 9
ONDERZOEKSRESULTATEN ..................................................................................................................... 10 4.1 4.2 4.3
5
INLEIDING ................................................................................................................................................. 3 VOORMALIG BODEMGEBRUIK ........................................................................................................................ 3 HUIDIG BODEMGEBRUIK............................................................................................................................... 4 TOEKOMSTIG BODEMGEBRUIK ....................................................................................................................... 4 BODEMOPBOUW / GEOHYDROLOGIE .............................................................................................................. 4 (FINANCIEEL) JURIDISCHE SITUATIE ................................................................................................................. 5 CONCLUSIE VOORONDERZOEK ....................................................................................................................... 6 HYPOTHESE ............................................................................................................................................... 6 WERKOPZET .............................................................................................................................................. 6
VERRICHTE WERKZAAMHEDEN ................................................................................................................ 8 3.1 3.2
4
ALGEMEEN ................................................................................................................................................ 1 AANLEIDING .............................................................................................................................................. 1 DOELSTELLING ........................................................................................................................................... 1 UITVOERING WERKZAAMHEDEN..................................................................................................................... 1 LIGGING LOCATIE ........................................................................................................................................ 2 LUCHTFOTO ONDERZOEKSLOCATIE.................................................................................................................. 2
CONCLUSIES ............................................................................................................................................ 19 AANBEVELING .......................................................................................................................................... 19
BETROUWBAARHEID VAN HET ONDERZOEK .......................................................................................... 20
BIJLAGEN: 1. Locatie, ligging object 2. Situatietekening 2.1 bovengrond 2.2 ondergrond 2.3 grondwater 3. Profielbeschrijvingen 4. Analysecertificaat grond 5. Analysecertificaat grondwater 6. Toetsingstabel (VROM) 7. Informatiebronnen
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 1
1 INLEIDING 1.1 Algemeen In opdracht van Stichting Leefgoed de Olifant te Nieuwerkerk aan den IJssel is, door milieuadviesbureau AV Consulting BV te Gouda, een VERKENNEND BODEMONDERZOEK uitgevoerd ter plaatse van Groenendijk 321 te Nieuwerkerk aan den IJssel. Onder verwijzing naar de verplichte functiescheiding tussen opdrachtgever en adviseur zoals bedoeld in de Kwalibo-regeling (zie http://www.vrom.nl/kwalibo), verklaren wij hierbij dat tussen AV Consulting BV en de opdrachtgever, geen sprake is van enige relatie die de onafhankelijkheid en integriteit van de werkzaamheden van AV Consulting BV zou kunnen beïnvloeden.
1.2 Aanleiding Aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling van het leefgoed “De olifant” op de percelen.
1.3 Doelstelling 1
Doel van het bodemonderzoek is het door middel van een steekproef, conform de NEN 5740 (onderzoeksstrategie voor verkennend bodemonderzoek), nagaan of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en/of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Als uitgangspunt geldt dat eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand stillbeginsel. Het onderzoek is niet bedoeld om de exacte aard en omvang van een eventuele verontreiniging aan te geven.
1.4 Uitvoering werkzaamheden Het veldwerk en het laboratoriumonderzoek zijn uitgevoerd conform de protocollen NEN 5740, 2 inclusief vooronderzoek conform NEN 5725 , zoals uitgegeven door het Nederlands Normalisatie Instituut te Delft. De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd op 27 januari 2011. De grondwatermonstername heeft plaatsgevonden op 3 februari 2011. In dit rapport wordt verslag gedaan van de verrichte werkzaamheden en worden de resultaten van het uitgevoerde onderzoek gepresenteerd.
1
Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend onderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond (NEN, Delft, januari 2009) 2
Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek(NEN, Delft, januari 2009)
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 2
1.5 Ligging locatie De te onderzoeken percelen staan kadastraal bekend als: Gemeente Sectie Nummer(s) RD-coördinaten
: : : :
Nieuwerkerk aan den IJssel E 489, 878 1004, 1005, 1006, 1007 en 1008 102638, 439154
De onderzoekslocatie is gelegen aan de Groenendijk, buiten de bebouwde kom van Nieuwerkerk aan den IJssel. Het perceel beslaat een totale oppervlakte van ca. 2,4 ha, waarvan ca. 1.0 ha bebouwd is. Op de onderzoekslocatie zijn klinkers als verharding aanwezig. De ligging van de locatie is weergegeven op bijlage 1. In bijlage 2 is een situatietekening toegevoegd.
1.6 Luchtfoto onderzoekslocatie
(bron: Google Earth)
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 3
2 VOORONDERZOEK CONFORM NEN 5725 2.1 Inleiding Het vooronderzoek (archiefonderzoek/interview/locatie-inspectie) is uitgevoerd voorafgaand aan het feitelijk onderzoek (veld- en laboratoriumonderzoek) van de bodem. Doel van het vooronderzoek is het vormen van een totaalbeeld van mogelijke bodembedreigende activiteiten die op het perceel hebben plaatsgevonden of nog plaatsvinden. De bij dit vooronderzoek verzamelde informatie zal worden gebruikt voor het verkrijgen van een adequate invulling van het veld- en laboratoriumonderzoek, en draagt bij aan de verklaring van de resultaten van het bodemonderzoek. Vooralsnog beperkt de NEN 5725 zich tot het vooronderzoek dat gerelateerd is aan het retrospectieve bodemonderzoek. In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de verrichte werkzaamheden en wordt de ingewonnen informatie van het uitgevoerde vooronderzoek gepresenteerd. Voor de geraadpleegde bronnen zie bijlage 7.
2.2 Voormalig bodemgebruik Voor 1900 waren er steenovens langs de dijk gesitueerd. Tot 1917 hebben deze werkzaamheden plaats gevonden. Vanaf de jaren ’60 is er een veehouderij op de onderzoekslocatie aanwezig geweest. In de jaren ’70 zijn de stallen welke gebruikt werden door de veehouderij gesloopt. In 1972 is de fabriek verbouwd tot woonhuis. De huidige schuren op de onderzoekslocatie zijn rond 1978 gebouwd. Het dijkhuis, Groenendijk 321, is herbouwd in 1978.
Topografische Militaire Kaart
(bron: Bonneblad - Kleur uit 1907)
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 4
Uit informatie van de milieu- en bouwdossiers van de Milieudienst Midden-Holland en de opdrachtgever blijkt de navolgende informatie bekend te zijn: Groenendijk 311 te Nieuwerdijk a/d IJssel: - Vanaf 1973 is er op de locatie een bovengrondse 10.000 l. huisbrandolie tank aanwezig. Groenendijk 321 te Nieuwerdijk a/d IJssel: - Vanaf 1977 is er op de locatie een bovengrondse 3.000 l. huisbrandolie tank aanwezig. Uit gesprekken met de opdrachtgever blijkt dat beide tanks inpandig zijn opgesteld op een betonvloer De brandstof tanks zullen in de loop van 2011 buiten gebruik worden gesteld.
2.3 Huidig bodemgebruik De Groendijk ligt ten zuiden van de onderzoekslocatie. Het perceel is in gebruik als woonbestemming. De locatie wordt tevens gebruikt voor expositieruimte en fotolocatie. huis win de met tuin. Ten westen, noorden en zuiden zijn agrarische bedrijven gelegen. Ten zuiden ligt de Hollandse IJssel Naar aanleiding van de gevonden informatie zijn de verwachtingswaarden van de onderstaande parameters opgesteld: verwachtingswaarde aantreffen van:
asbestresten in gebouwen en/of grond archeologische waarden niet gesprongen explosieven
Laag
Gemiddeld
Hoog
x x x
2.4 Toekomstig bodemgebruik De aanleiding van dit onderzoek is ontwikkeling van het leefgoed “De olifant”, hiermee zal de bestemming in de toekomst worden gewijzigd Er is bij de gemeente Zuidplas geen informatie bekend over ingrijpende bouwplannen, welke van invloed zijn op de onderzoekslocatie.
2.5 Bodemopbouw / Geohydrologie De gegevens met betrekking tot de geohydrologische situatie zijn ontleend aan de grondwaterkaart van Nederland, Dienst Grondwaterverkenning TNO.
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 5
Regionaal Dikte (in meters) Ca. 20 m
Samenstelling Holocene afzettingen: De kustafzettingen (Fm. van Naaldwijk) bestaan uit schelp- en kalkhoudende kleien en zeer fijne tot matig grove zanden. In de Fm. van Nieuwkoop is al het veen samengenomen dat in de rivier- en kustafzettingen is ingeschakeld
Geohydrologische eenheid Deklaag
Ca. 25 m
Formaties Formatie van Kreftenheye: Zand, matig fijn tot uiterst grof, grijs tot bruin, kalkhoudend tot kalkloos, grindhoudend en grind. Plaatselijk komen zandige tot zwak siltige kleilagen voor. In of op deze klei kunnen zich lokaal dunne veenlagen bevinden..
Eerste watervoerende pakket
Ca. 60 m
Formaties van Peize en Waalre Peize (Noord-Nederland): Zand, matig grof tot uiterst grof, kwartsrijk en lichtgrijs tot wit van kleur. Plaatselijk grindhoudend, bovenin komen lokaal stenen voor. In het onderste deel van de eenheid kunnen donkergrijze tot bruine kleilagen ingeschakeld zijn. Waalre (Zuid-Nederland): Zand, matig fijn tot uiterst grof, grijs en glimmerhoudend, in het onderste deel van de formatie vaak sterk grindhoudend. De zanden worden afgewisseld met blauwgrijze vaak sterk sideriethoudende kleilagen. Lokaal kan veen in de kleien ingeschakeld zijn.
De regionale grondwaterstroming in het eerste watervoerende pakket is volgens de grondwaterkaart (TNO/DGV) overwegend noordelijk gericht. De verwachting is dat het freatisch grondwater zich op een diepte tussen 0,5 – 1,0 m-mv bevindt. In het onderzoeksgebied komt geen brak/zout freatisch grondwater voor. Ten zuiden van de onderzoekslocatie ligt de Hollandse IJssel tevens zijn er op en rondom de onderzoekslocatie zijn diverse ontwateringsloten aanwezig. De onderzoekslocatie bevindt zich niet in een grondwaterbeschermingsgebied.
2.6 (financieel) juridische situatie Uit gegevens van het kadaster blijkt dat de volgende eigenaren van de percelen geregistreerd staan Gemeente sectie Nummer Eigenaar Nieuwerkerk aan den IJssel E 489 E.M. Sipkema Nieuwerkerk aan den IJssel E 878 E.M. Sipkema Nieuwerkerk aan den IJssel E 1004 J.S. Sipkema Nieuwerkerk aan den IJssel E 1005 J.S. Sipkema Nieuwerkerk aan den IJssel E 1006 E.M. Sipkema Nieuwerkerk aan den IJssel E 1007 E.M. Sipkema Nieuwerkerk aan den IJssel E 1008 E.M. Sipkema Uit informatie van de gemeente de Milieudienst Midden-Holland, blijkt dat er in het verleden geen bodemrelevante calamiteiten hebben plaatsgevonden.
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 6
2.7 Conclusie vooronderzoek De onderzoekslocatie is gelegen aan de Groenendijk, buiten de bebouwde kom van Nieuwerkerk aan den IJssel. Het perceel beslaat een totale oppervlakte van ca. 2,4. ha, waarvan ca. 1,0 ha bebouwd is. Aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling van het leefgoed “De olifant” op de percelen. De voorgenomen ontwikkeling heeft vooral betrekking op het achter terrein van het leefgoed. In het verleden zijn op de onderzoekslocatie bakstenen gebakken. Het is mogelijk dat hierdoor de in de bovengrond hogere waarden voor metalen kunnen worden aangetroffen. Tijdens het vooronderzoek zijn, buiten de aanwezigheid van twee bovengrondse brandstoftanks, geen aanwijzingen gevonden, welke duiden op een potentiële verdachte locatie. Op de onderzoekslocatie zijn 2 bovengrondse brandstoftanks aanwezig. Beide tanks zijn inpandig geplaatst. De 10 m³ bovengrondse HBO-tank is in de kelder van de steenoven geplaatst. De 3 m³ bovengrondse HBO-tank bevindt zich in een afgesloten ruimte naast de bijkeuken van het dijkhuis Groenendijk 321. De brandstoftanks staat op een betonvloer, welke als vloeistof kerend kan worden aangemerkt. Door de inpandige opstelling hebben de weerselementen geen invloed op de conditie van de tanks. Visueel zijn er geen aanwijzingen aangetroffen welke duiden op de aanwezigheid van een verontreiniging in de bodem. Hierdoor kunnen deze verdachte locaties als onverdacht worden aangemerkt. Naar aanleiding van het vooronderzoek kan geconcludeerd worden dat de onderzoekslocatie als onverdacht beschouwd kan worden.
2.8 Hypothese Op basis van de verzamelde gegevens kan verondersteld worden dat de onderzoekslocatie als “onverdacht terrein” (ONV) beschouwd mag worden. Analyse van grond en grondwater dient plaats te vinden op het Standaardpakket (STAP), grond inclusief lutum en humus.
2.9 Werkopzet Ten behoeve van het bodemonderzoek is voor de onderzoekslocatie een onderzoeksstrategie gekozen conform de NEN 5740 voor een onverdacht terrein (grootschalig).Voor het bepalen van het aantal boringen en analyses voor het onderzoek, dient de oppervlakte van de onderzoeklocatie conform het protocol worden afgrond op hele getallen. De oppervlakte van de onderzoekslocatie bedraagt ca. 2,4 ha , dit houdt in dat conform tabel 4 van de NEN5740 de navolgende aantal boringen en analyses moeten worde verricht. Oppervlakte locatie ha
Aantal boringen tot 0,5m
≤2
14
En tot 2m
4
Aantal te onderzoeken (meng)monsters En met peilbuis
3
Grond
Grondwater
0-0,5m
0,5-2,0m
2
2
3
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 7
De grond- en grondwatermonsters zijn op de volgende parameters geanalyseerd: STAP-grond
STAP-grondwater
Droge stof %
Geleidbaarheid
Organisch stof %
pH
Lutum %
Barium
Barium
Cadmium
Cadmium
Chroom
Chroom
Kobalt
Kobalt
Koper
Koper
Kwik
Kwik
Lood
Lood
Molybdeen
Molybdeen
Nikkel
Nikkel
Zink
Zink
Benzeen
PAK’s totaal (som 10)
Ethylbenzeen
PCB’s (som 7)
Tolueen
Minerale olie
o- xyleen p- en m- xyleen Xylenen (som) Styreen (vinylbenzeen) Naftaleen VOCL (uitgebreide reeks) Minerale olie
Grond en grondwater dienen te worden behandeld conform AS3000. In de NEN5740 worden geen specifieke richtlijnen omschreven voor het voorkomen van asbest in de bodem. Indien tijdens de veldwerkzaamheden op het maaiveld of in de bodem zintuiglijk asbestverdachte materialen zijn waargenomen, is dit vermeld in paragraven 3.1 “Afwijkingen van de werkopzet” en 4.1 “Zintuigelijke waarnemingen” en zijn indien van toepassing aanvullende werkzaamheden verricht.
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 8
3 VERRICHTE WERKZAAMHEDEN 3.1 Veldwerkzaamheden Alle boringen zijn uitgevoerd conform NPR 5741. De opgeboorde grond is in het veld geclassificeerd en beoordeeld op eventuele zintuiglijke afwijkingen. Per halve meter zijn ten behoeve van het laboratoriumonderzoek monsters samengesteld en deze zijn op de onderzoekslocatie en tijdens transport gekoeld bewaard, volgens NEN 5742. De locaties van de uitgevoerde boringen zijn opgenomen in bijlage 2. De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd door dhr. N. Havermans van het veldwerkbedrijf Moerdijk Bodemsanering BV. De werkzaamheden zijn, voor zover van toepassing, uitgevoerd conform BRL SIKB 2000 (Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB procescertificaat Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek) en de daarbij behorende protocollen. Onder verwijzing naar de verplichte functiescheiding tussen opdrachtgever en adviseur zoals bedoeld in de Kwalibo-regeling (zie http://www.vrom.nl/kwalibo), verklaren wij hierbij dat Moerdijk Bodemsanering niet de eigenaar is van de onderzoekslocatie danwel anderszins belanghebbende is met betrekking tot de uitslag van het onderzoek. De onafhankelijkheid van het onderzoek is derhalve gewaarborgd. De veldwerkgegevens worden door ons bewaard en zijn door u opvraagbaar tot 5 jaar na uitvoering. De boringen worden gelijkmatig over de locatie verdeeld. Er is gekozen voor een random monsternemingspatroon. De boringen die afgewerkt worden met een peilbuis, wordt (conform de NEN) rekening gehouden worden met de grondwaterstromingsrichting (plaatsing van de peilbuizen zowel boven- en benedenstrooms) Tijdens de veldwerkzaamheden is globaal het volgende bodemprofiel aangetroffen: 0,00 - 0,50 m-mv: Klei, matig siltig, matig humeus Donkerbruin 0,50 - 1,00 m-mv: Klei, matig siltig, matig humeus Donkerbruin 1,00 - 1,50 m-mv: Klei, sterk siltig Bruin 1,50 - 2,50 m-mv: Klei, sterk siltig, matig humeus Donker grijs 2,50 – 3,00 m-mv: Mineraalarm veen Donkerbruin/Donkerzwart Peilbuisnr. P1 P2 P3
-
Diepte grondwater (m-mv) 1,05 0,97 1,10
Zuurgraad (pH) 7,3 7,1 7,2
Elektrisch geleidingsvermogen (Ec (µS/cm)) 1135 700 1650
Het elektrische geleidingsvermogen (Ec) is hoger dan de natuurlijke achtergrondwaarde (Ec tussen de 300 en 500 µS/cm); De gemeten zuurgraad (pH) voldoet aan de natuurlijke achtergrondwaarde (pH ≥ 5,5 - 8).
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 9
3.2 Monstersamenstelling De grond- en grondwatermonsters zijn analytisch onderzocht door Alcontrol Laboratories BV te Hoogvliet. Dit laboratorium is RvA geaccrediteerd. Voor het grondonderzoek zijn de volgende (meng)monsters samengesteld: MM bovengrond
G3.1+G4.1+G5.1+G6.1+G7.1+G9.1+G10.1+G20.1+P2.1+P3.1 G1.1+G8.1+G11.1+G13.1+G14.1+G15.1+G16.1+G17.1+G18.1+G19.1
MMBG1 MMBG2
MM ondergrond
G2.3+G4.3+P1.3+P2.3 G3.4+P3.4
MMOG MMOG
Voor het laboratoriumonderzoek zijn tevens watermonsters genomen uit peilbuizen P1, P2 en P3.
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 10
4 ONDERZOEKSRESULTATEN 4.1 Zintuiglijke waarnemingen In de grondboringen zijn de volgende bijmengingen waargenomen. In de grond van boring G2 is het navolgende waargenomen: 0,00-1,0 m-mv zwak puinhoudend In de grond van boring G4 is het navolgende waargenomen: 0,00-0,50 m-mv matig puinhoudend In de grond van boring G5 is het navolgende waargenomen: 0,00-0,50 m-mv zwak puinhoudend In de grond van boring G6 is het navolgende waargenomen: 0,00-0,50 m-mv matig puinhoudend In de grond van boring G7 is het navolgende waargenomen: 0,00-0,50 m-mv zwak puinhoudend In de grond van boring G12 is het navolgende waargenomen: 0,00-0,50 m-mv zwak puinhoudend Op het maaiveld rondom en in de grond in de van de boringen is visueel geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Van de uitgevoerde grondboringen zijn profielbeschrijvingen gemaakt en als bijlage bijgevoegd (zie bijlage 3).
4.2 Toetsingskader De analysecertificaten van het laboratoriumonderzoek zijn weergegeven in de toetsingstabellen, zoals opgenomen in bijlage 4 en 5. De resultaten zijn voor de interventiewaarde getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld in de Circulaire Bodemsanering 2009, (Staatscourant 67, 7 d.d. april 2009) en voor de achtergrondwaarden aan het Besluit Bodemkwaliteit, (Staatscourant 20 d.d. december 2007,) Nr. 247. Tevens zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: De gewijzigde grenswaarden van een aantal OCB (per 30-07-2008) (www.Senternovem.nl) en de wijziging in de Staatscourant 67 van 7 april 2009.
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 11
De richtwaarden zijn: - achtergrondwaarde (AW2000):
De gehalten (grond) waarbij sprake is van een duurzame bodemkwaliteit (multifunctioneel) en komt overeen met de "gemiddelde" achtergrondconcentratie, die bij de verschillende bodemtypen in Nederland kan voorkomen. Ook wel de som van de concentraties van natuurlijke- en antropogene achtergrondwaarde.
- Streefwaarde
De gehalten (grondwater) waarbij sprake is van een duurzame bodemkwaliteit (multifunctioneel), die bij de verschillende bodemtypen in Nederland kan voorkomen. Ook wel de som van de concentraties van natuurlijke- en antropogene achtergrondwaarde.
- tussenwaarde (T) ½(achtergrond- + interventiewaarde)
Overschrijding van het gemiddelde van achtergrondwaarde/ streefwaarde en interventiewaarde geeft aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek naar de ernst en omvang van de aangetroffen verontreiniging.
-interventiewaarde (I):
Concentratie van verontreinigende stoffen, die deze waarden overschrijden geven aanleiding om een onderzoek in te stellen naar de saneringsnoodzaak en -urgentie en zonodig sanerende maatregelen te nemen.
In de navolgende tabellen wordt een overzicht gegeven van de analyseresultaten die zijn getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit (generieke kader). Voor het toetsen aan de lokale achtergrondwaarden, is de onderzoekslocatie opgezocht op de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Zuidplas. De onderzoekslocatie bevindt zich in een niet gesondeerd gebied. De resultaten zijn derhalve alleen getoetst aan het generiek kader.
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 12
4.3 Resultaten chemisch onderzoek Grond
Tabel: Analyseresultaten grond (as3000) monsters (gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven) Monstercode MMBG1 AW 1/2(AW+I) I AS3000 droge stof(gew.-%) 72,6 -gewicht artefacten(g) <1 -aard van de artefacten(g) Geen -organische stof (gloeiverlies)(% vd DS) 6,2 -KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem)(% vd DS) 16 -METALEN barium+ 110 cadmium 0,4 kobalt 8,3 koper 23 kwik 0,13 lood 78 molybdeen <1,5 nikkel 25 zink 160 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen <0,01 fenantreen 0,03 antraceen <0,01 fluoranteen 0,07 benzo(a)antraceen 0,05 chryseen 0,05 benzo(k)fluoranteen 0,03 benzo(a)pyreen 0,05 benzo(ghi)peryleen 0,04 indeno(1,2,3-cd)pyreen 0,04 pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) 0,37 POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28(µg/kgds) <1 PCB 52(µg/kgds) <1 PCB 101(µg/kgds) <1 PCB 118(µg/kgds) <1 PCB 138(µg/kgds) <1 PCB 153(µg/kgds) <1 PCB 180(µg/kgds) <1 som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds) 4,9 MINERALE OLIE fractie C10 - C12 <5 fractie C12 - C22 <5 fractie C22 - C30 <5 fractie C30 - C40 <5 totaal olie C10 - C40 <20
*
*
0,49 11 31 0,13 42 1,5 26 107
5,6 74 90 16 246 96 50 330
653 11 137 149 32 450 190 74 552
135 0,49 11 31 0,13 42 1,5 26 107
1,5
21
40
1,0
12
316
620
30
118
1609
3100
118
-----------
--------
-----
De bovengrond (MMBG1) is licht verontreinigd lood en zink
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 13
Tabel: Analyseresultaten grond (as3000) monsters (gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven) Monstercode MMBG2 AW 1/2(AW+I) I AS3000 droge stof(gew.-%) 72,8 -gewicht artefacten(g) <1 -aard van de artefacten(g) Geen -organische stof (gloeiverlies)(% vd DS) 4,0 -KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem)(% vd DS) 13 -METALEN barium+ 76 cadmium <0,35 kobalt 6,8 koper 17 kwik 0,12 lood 48 molybdeen <1,5 nikkel 20 zink 110 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen <0,01 fenantreen 0,10 antraceen 0,03 fluoranteen 0,22 benzo(a)antraceen 0,12 chryseen 0,10 benzo(k)fluoranteen 0,06 benzo(a)pyreen 0,10 benzo(ghi)peryleen 0,07 indeno(1,2,3-cd)pyreen 0,07 pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) 0,86 POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28(µg/kgds) <1 PCB 52(µg/kgds) <1 PCB 101(µg/kgds) <1 PCB 118(µg/kgds) <1 PCB 138(µg/kgds) <1 PCB 153(µg/kgds) <1 PCB 180(µg/kgds) <1 som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds) 4,9 MINERALE OLIE fractie C10 - C12 <5 fractie C12 - C22 <5 fractie C22 - C30 <5 fractie C30 - C40 <5 totaal olie C10 - C40 <20
*
*
0,44 9,4 28 0,12 39 1,5 23 95
5,0 64 80 15 229 96 44 292
564 9,5 119 133 30 418 190 66 489
116 0,44 9,4 28 0,12 39 1,5 23 95
1,5
21
40
1,0
8,0
204
400
20
1038
2000
76
-----------
--------
----76
De bovengrond (MMBG2) is licht verontreinigd lood en zink
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 14
Tabel: Analyseresultaten grond (as3000) monsters (gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven) Monstercode MMOG1 AW 1/2(AW+I) I AS3000 droge stof(gew.-%) 76,6 -gewicht artefacten(g) <1 -aard van de artefacten(g) Geen -organische stof (gloeiverlies)(% vd DS) 1,9 -KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem)(% vd DS) 20 -METALEN barium+ 97 cadmium <0,35 kobalt 11 koper 17 kwik 0,14 lood 28 molybdeen <1,5 nikkel 29 zink 110 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen <0,01 fenantreen <0,01 antraceen <0,01 fluoranteen 0,02 benzo(a)antraceen <0,01 chryseen <0,01 benzo(k)fluoranteen <0,01 benzo(a)pyreen <0,01 benzo(ghi)peryleen <0,01 indeno(1,2,3-cd)pyreen <0,01 pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) 0,08 POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28(µg/kgds) <1 PCB 52(µg/kgds) <1 PCB 101(µg/kgds) <1 PCB 118(µg/kgds) <1 PCB 138(µg/kgds) <1 PCB 153(µg/kgds) <1 PCB 180(µg/kgds) <1 som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds) 4,9 MINERALE OLIE fractie C10 - C12 <5 fractie C12 - C22 <5 fractie C22 - C30 <5 fractie C30 - C40 <5 totaal olie C10 - C40 <20
*
0,44 13 31 0,13 42 1,5 30 113
5,0 87 90 16 246 96 58 347
772 9,6 160 149 32 449 190 86 581
159 0,44 13 31 0,13 42 1,5 30 113
1,5
21
40
1,0
4,0
102
200
9,8
519
1000
-----------
--------
a
----38
De ondergrond (MMOG1) is licht verontreinigd met kwik
38
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 15
Tabel: Analyseresultaten grond (as3000) monsters (gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven) Monstercode MMOG2 AW 1/2(AW+I) I AS3000 droge stof(gew.-%) 19,2 -gewicht artefacten(g) <1 -aard van de artefacten(g) Geen -organische stof (gloeiverlies)(% vd DS) 53,1 -KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem)(% vd DS) 32 -METALEN barium+ 110 cadmium <0,35 kobalt 5,1 koper <10 kwik <0,15 lood <13 molybdeen 1,7 nikkel 20 zink 42 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen 0,03 fenantreen 0,06 antraceen <0,02 fluoranteen 0,04 benzo(a)antraceen 0,04 chryseen <0,03 benzo(k)fluoranteen <0,03 benzo(a)pyreen <0,02 benzo(ghi)peryleen <0,02 indeno(1,2,3-cd)pyreen <0,03 pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) 0,27 POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28(µg/kgds) <1,8 PCB 52(µg/kgds) <2,0 PCB 101(µg/kgds) <1,7 PCB 118(µg/kgds) <1,9 PCB 138(µg/kgds) <1,8 PCB 153(µg/kgds) <1,3 PCB 180(µg/kgds) <1,8 som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds) 8,6 MINERALE OLIE fractie C10 - C12 61 fractie C12 - C22 56 fractie C22 - C30 38 fractie C30 - C40 25 totaal olie C10 - C40 180
# *
1,3 18 73 0,20 79 1,5 42 226
15 125 211 24 461 96 81 693
1128 29 231 349 48 842 190 120 1160
233 1,3 18 73 0,20 79 1,5 42 226
4,5
62
120
3,2
60
1530
3000
147
570
7785
15000
570
----# ----# --# --# --# --#
--# --# --# --# --# --# --#
-----
De ondergrond (MMOG2) is licht verontreinigd met molybdeen
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 16
Grondwater
Tabel: Analyseresultaten grondwater (as3000) monsters (gehalten in µg/l, tenzij anders aangegeven) Monstercode P1 S 1/2(S+I) I AS3000 METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen cis-1,2-dichlooretheen trans-1,2-dichlooretheen som (cis,trans) 1,2- dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan 1,1-dichloorpropaan 1,2-dichloorpropaan 1,3-dichloorpropaan som dichloorpropanen (0.7 factor) tetrachlooretheen tetrachloormethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen chloroform vinylchloride tribroommethaan MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
95 <0,8 <5 <15 <0,05 <15 5,9 <15 <60 <0,2 0,58 0,30 0,48 1,3 1,8 <0,2 <0,60 <0,6 <0,6 <0,1 <0,1 <0,1 0,14 <0,2 <0,25 <0,25 <0,25 0,53 <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 <0,6 <0,6 <0,1 <0,2 <25 <25 <25 <25 <100
*
a
*
--* *#b
a
50 0,40 20 15 0,050 15 5,0 15 65
338 3,2 60 45 0,18 45 152 45 432
625 6,0 100 75 0,30 75 300 75 800
50 0,80 20 15 0,050 15 5,0 15 65
0,20 7,0 4,0
15 504 77
30 1000 150
0,20 7,0 4,0
0,20 6,0 0,01
35 153 35
70 300 70
0,21 6,0 0,050
7,0 7,0 0,01
454 204 5,0
900 400 10
7,0 7,0 0,10
0,01 0,01
10 500
20 1000
0,20 0,20
0,80 0,01 0,01 0,01 0,01 24 6,0 0,01
40 20 5,0 150 65 262 203 2,5
80 40 10 300 130 500 400 5,0 630
0,52 0,10 0,10 0,10 0,10 24 6,0 0,20 2,0
50
325
600
---
a a
---a a a a
a
-----
a
100
Het grondwater (P1) is licht verontreinigd barium, molybdeen en xylenen (0,7 factor)
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 17
Tabel: Analyseresultaten grondwater (as3000) monsters (gehalten in µg/l, tenzij anders aangegeven) Monstercode P2 S 1/2(S+I) I AS3000 METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen cis-1,2-dichlooretheen trans-1,2-dichlooretheen som (cis,trans) 1,2- dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan 1,1-dichloorpropaan 1,2-dichloorpropaan 1,3-dichloorpropaan som dichloorpropanen (0.7 factor) tetrachlooretheen tetrachloormethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen chloroform vinylchloride tribroommethaan MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
110 <0,8 <5 <15 <0,05 <15 <3,6 <15 <60 <0,2 1,2 <0,2 0,28 0,90 1,2 <0,2 <0,05 <0,6 <0,6 <0,1 <0,1 <0,1 0,14 <0,2 <0,25 <0,25 <0,25 0,53 <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 <0,6 <0,6 <0,1 <0,2 <25 <25 <25 <25 <100
*
a
--* a
a
50 0,40 20 15 0,050 15 5,0 15 65
338 3,2 60 45 0,18 45 152 45 432
625 6,0 100 75 0,30 75 300 75 800
50 0,80 20 15 0,050 15 5,0 15 65
0,20 7,0 4,0
15 504 77
30 1000 150
0,20 7,0 4,0
0,20 6,0 0,01
35 153 35
70 300 70
0,21 6,0 0,050
7,0 7,0 0,01
454 204 5,0
900 400 10
7,0 7,0 0,10
0,01 0,01
10 500
20 1000
0,20 0,20
0,80 0,01 0,01 0,01 0,01 24 6,0 0,01
40 20 5,0 150 65 262 203 2,5
80 40 10 300 130 500 400 5,0 630
0,52 0,10 0,10 0,10 0,10 24 6,0 0,20 2,0
50
325
600
---
a a
---a a a a
a
-----
a
Het grondwater (P2) is licht verontreinigd barium en xylenen (0,7 factor)
100
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 18
Tabel: Analyseresultaten grondwater (as3000) monsters (gehalten in µg/l, tenzij anders aangegeven) Monstercode P3 S 1/2(S+I) I AS3000 METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen cis-1,2-dichlooretheen trans-1,2-dichlooretheen som (cis,trans) 1,2- dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan 1,1-dichloorpropaan 1,2-dichloorpropaan 1,3-dichloorpropaan som dichloorpropanen (0.7 factor) tetrachlooretheen tetrachloormethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen chloroform vinylchloride tribroommethaan MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
150 <0,8 <5 <15 <0,05 <15 <3,6 <15 <60 <0,2 1,6 0,23 0,33 1,1 1,5 <0,2 <0,05 <0,6 <0,6 <0,1 <0,1 <0,1 0,14 <0,2 <0,25 <0,25 <0,25 0,53 <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 <0,6 <0,6 <0,1 <0,2 <25 <25 <25 <25 <100
*
a
--* a
a
50 0,40 20 15 0,050 15 5,0 15 65
338 3,2 60 45 0,18 45 152 45 432
625 6,0 100 75 0,30 75 300 75 800
50 0,80 20 15 0,050 15 5,0 15 65
0,20 7,0 4,0
15 504 77
30 1000 150
0,20 7,0 4,0
0,20 6,0 0,01
35 153 35
70 300 70
0,21 6,0 0,050
7,0 7,0 0,01
454 204 5,0
900 400 10
7,0 7,0 0,10
0,01 0,01
10 500
20 1000
0,20 0,20
0,80 0,01 0,01 0,01 0,01 24 6,0 0,01
40 20 5,0 150 65 262 203 2,5
80 40 10 300 130 500 400 5,0 630
0,52 0,10 0,10 0,10 0,10 24 6,0 0,20 2,0
50
325
600
---
a a
---a a a a
a
-----
a
Het grondwater (P3) is licht verontreinigd barium en xylenen (0,7 factor)
100
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 19
5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN In opdracht van Stichting Leefgoed de Olifant te Nieuwerkerk aan den IJssel is, door milieuadviesbureau AV Consulting BV te Gouda, een VERKENNEND BODEMONDERZOEK uitgevoerd ter plaatse van Groenendijk 321 te Nieuwerkerk aan den IJssel. Aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling van het leefgoed “De olifant” op de percelen.
5.1 Conclusies Op basis van de onderzoeksresultaten kan het volgende worden geconcludeerd: De hypothese “onverdacht terrein” dient formeel, op basis van de gemeten concentraties in de grond en grondwater, verworpen te worden. In de bovengrond is een achtergrondwaarde-overschrijding aangetroffen voor de parameters lood en zink. In de ondergrond is een achtergrondwaarde-overschrijding aangetroffen voor de parameters kwik en molybdeen. In het grondwater zijn streefwaarde-overschrijdingen voor de parameters barium, Molbdeen en xylenen (0,7 factor). Formeel gezien kan de bodem van de onderzoekslocatie niet als multifunctioneel worden beschouwd. De gemeten concentraties zijn echter van dien aard dat er volgens de Wet bodembescherming geen nader bodemonderzoek noodzakelijk is. De gemeten concentraties vormen geen gevaar voor de volksgezondheid. Indien grond van deze locatie wordt afgevoerd, is bij hergebruik elders het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Voor toepassing van de grond elders dient toestemming te worden verkregen van het bevoegd gezag en kan onderzoek conform Besluit bodemkwaliteit (partijkeuring) gevraagd worden
5.2 Aanbeveling Op basis van de onderzoeksresultaten is er géén nader onderzoek noodzakelijk en bestaan er vanuit milieuhygiënisch oogpunt géén belemmeringen voor het huidige gebruik en de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. Wel zal contact moeten worden opgenomen met het bevoegd gezag, binnen welk specifiek gebied de grond toegepast kan worden.
datum: 9 juni 2011 Kenmerk: 11.701-NEN.02 pagina: 20
6 BETROUWBAARHEID VAN HET ONDERZOEK Volgens het algemeen gebruikelijke inzichten en methoden is het in dit rapport beschreven onderzoek op zorgvuldige wijze verricht. AV Consulting BV streeft bij elk onderzoek naar een optimale representativiteit. Hoewel het bodemonderzoek op zorgvuldige wijze is voorbereid en uitgevoerd, kan niet worden uitgesloten dat er in werkelijkheid afwijkingen optreden ten opzichte van de in dit rapport gepresenteerde gegevens. Immers, elk bodemonderzoek is gebaseerd op het nemen van een aantal steekmonsters, welke representatief worden geacht voor het onderzochte gebied, maar waarbij (lokale) afwijkingen niet volledig kunnen worden uitgesloten. AV Consulting BV is voor de hieruit voortvloeiende schade of gevolgen, van welke aard dan ook, niet aansprakelijk. Het uitgevoerde bodemonderzoek is een momentopname. Beïnvloeding van grond- en grondwaterkwaliteit kan ook plaatsvinden na uitvoering van dit onderzoek (bijv. bouwrijp maken/aanvoer grond van elders). Er dient meer voorzichtigheid/reserves te worden betracht bij het hanteren van de onderzoeksresultaten, naarmate er een langere tijd verlopen is na uitvoering van het onderzoek.
datum: 9 juni 2011 Kenmerk:: 11.701-NEN.02 Bijlage - 1 -
BIJLAGE 1 Locatie, ligging object
= Ligging locatie
datum: 9 juni 2011 Kenmerk:: 11.701-NEN.02 Bijlage - 2 -
BIJLAGE 2 Situatietekening(en)
datum: 9 juni 2011 Kenmerk:: 11.701-NEN.02 Bijlage - 3 -
BIJLAGE 3 Profielbeschrijvingen
Boorstatenlegenda
SMART Classificaties volgens de (Lutum+Silt)-Zand-Grind-driehoek
Classificaties volgens de Lutum-Silt-Zand-driehoek Klei
Grind Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
Grind als toevoeging
Klei, matig zandig
zwak grindig Klei, sterk zandig matig grindig
Zand
sterk grindig
Zand, kleiig
Zand, zwak siltig
Classificaties volgens de OS-Lutum-(Silt+Zand)-driehoek
Zand, matig siltig
Veen Mineraalarm veen
Leem Leem, zwak zandig
Veen, zwak kleiig Leem, sterk zandig Veen, sterk kleiig
Veen, zwak zandig
Bijzondere lagen Grind
Veen, sterk zandig
Asfalt
Veen als toevoeging zwak humeus
Granulaat
matig humeus
Slakken
sterk humeus
Tegel Bestrating
Peilbuizen
~ ~
Water
mv.+10cm Slib Hoogte boven het maaiveld. Anders
Peilbuis Bentoniet Casing Bentoniet
Monsters
Filter Grondwaterstand
Geroerd grondmonster
Steekbus
Detectie Olie/water-reactie 1 = zwak 2 = matig 3 = sterk 4 = uiterst
PID waarden < 0,2 ppm 0,2 - 1,0 ppm 1,0 - 2,0 ppm 2,0 - 10 ppm > 10 ppm
getekend volgens NEN 5104
boorstaten
11.701 Groenendijk 321 Nieuwerkerk a/d IJssel
Boring P1 (250cm)
datum: 03-02-2011 15:37 mv.+50cm
Maaiveld
(1:25)
Tuin 1
50cm
Zand, matig siltig, matig humeus.Donkerbruin. Klei brokjes. Edelmanboor
--
Zand, matig siltig.Bruin. Edelmanboor
--
Klei, zwak zandig.Grijs. Edelmanboor
--
2
100cm
3
150cm
150cm
4
Klei, sterk siltig.Grijs. Edelmanboor
--
Klei, sterk siltig.Grijs. Edelmanboor
--
200cm
250cm 250cm
Boring P2 (250cm)
datum: 03-02-2011 15:39 mv.+50cm
Maaiveld
(1:25)
50cm
100cm
150cm
Weiland 1
Klei, zwak zandig, matig humeus.Donkerbruin. Edelmanboor
--
Klei, sterk siltig.Bruin. Edelmanboor
--
Klei, sterk siltig.Bruin. Edelmanboor
--
2
3
150cm
4
Klei, sterk siltig, matig humeus.Donkergrijs. Edelmanboor
--
Klei, sterk siltig.Donkergrijs. Edelmanboor
--
200cm
250cm 250cm
projectnummer
11.701
blad
locatieadres
1/8
locatie
Groenendijk 321 Nieuwerkerk a/d IJssel opdrachtgever
postcode/plaats
bureau
land
MBS getekend volgens NEN 5104
boorstaten
11.701 Groenendijk 321 Nieuwerkerk a/d IJssel
Boring P3 (300cm)
datum: 03-02-2011 15:42 mv.+50cm
Maaiveld
(1:50)
Tuin 1
50cm
Klei, zwak zandig, zwak humeus.Donkergrijs. Edelmanboor
--
Klei, matig siltig.Donkergrijs. Edelmanboor
--
Klei, matig siltig.Donkergrijs. Edelmanboor
--
Veen, sterk kleiig.Donkerbruin/Donkerzwart. Edelmanboor
--
Mineraalarm veen.Donkerbruin/Donkerzwart. Edelmanboor
--
2
100cm
4 150cm
5
200cm
200cm
Mineraalarm veen.Donkerbruin/Donkerzwart. Edelmanboor
250cm
--
300cm 300cm
Boring G1 (200cm) (1:25)
50cm
100cm
150cm
datum: 03-02-2011 15:44
1
Klei, matig zandig, matig humeus.Donkerbruin. Edelmanboor
--
Klei, matig siltig, zwak humeus.Bruin. Edelmanboor
--
Zand, sterk siltig.Donkergrijs. Edelmanboor
--
Zand, sterk siltig.Donkergrijs. Edelmanboor
--
2
3
4
200cm
projectnummer
11.701
blad
locatieadres
2/8
locatie
Groenendijk 321 Nieuwerkerk a/d IJssel opdrachtgever
postcode/plaats
bureau
land
MBS getekend volgens NEN 5104
boorstaten
11.701 Groenendijk 321 Nieuwerkerk a/d IJssel
Boring G2 (200cm) (1:25)
50cm
100cm
150cm
datum: 03-02-2011 15:48
1
Zand, matig siltig, sterk humeus.Donkerbruin. Klei brokjes. Edelmanboor
Puin zwak.
Klei, zwak zandig.Donkerbruin. Edelmanboor
Puin zwak.
Klei, sterk siltig.Bruin/Donkergrijs. Edelmanboor
--
Klei, matig zandig.Donkergrijs. Edelmanboor
--
2
3
4
200cm
Boring G3 (200cm) (1:25)
50cm
100cm
150cm
datum: 03-02-2011 15:50
1
Klei, matig siltig, zwak humeus.Bruin. Edelmanboor
--
Mineraalarm veen.Donkerbruin/Donkerzwart. Edelmanboor
--
Mineraalarm veen.Donkerbruin/Donkerzwart. Edelmanboor
--
Mineraalarm veen.Donkerbruin/Donkerzwart. Edelmanboor
--
2
3
4
200cm
projectnummer
11.701
blad
locatieadres
3/8
locatie
Groenendijk 321 Nieuwerkerk a/d IJssel opdrachtgever
postcode/plaats
bureau
land
MBS getekend volgens NEN 5104
boorstaten
11.701 Groenendijk 321 Nieuwerkerk a/d IJssel
Boring G4 (200cm) (1:25)
50cm
100cm
150cm
datum: 03-02-2011 15:51
1
Klei, matig siltig, matig humeus.Donkerbruin. Edelmanboor
Puin matig.
Klei, matig siltig.Donkerbruin. Edelmanboor
--
Klei, zwak zandig.Donkerbruin/Donkergrijs. Edelmanboor
--
Klei, matig siltig.Donkergrijs. Edelmanboor
--
2
3
4
200cm
Boring G5 (50cm) (1:25)
datum: 03-02-2011 15:52
1
Klei, matig siltig, matig humeus.Donkerbruin. Edelmanboor
Puin zwak.
50cm
Boring G6 (50cm) (1:25)
datum: 03-02-2011 15:53
1
Klei, zwak zandig, matig humeus.Donkerbruin. Edelmanboor
Puin matig.
50cm
projectnummer
11.701
blad
locatieadres
4/8
locatie
Groenendijk 321 Nieuwerkerk a/d IJssel opdrachtgever
postcode/plaats
bureau
land
MBS getekend volgens NEN 5104
boorstaten
11.701 Groenendijk 321 Nieuwerkerk a/d IJssel
Boring G7 (50cm) (1:25)
datum: 03-02-2011 15:54
1
Klei, matig siltig, zwak humeus.Donkerbruin. Edelmanboor
Puin zwak.
50cm
Boring G8 (50cm) (1:25)
datum: 03-02-2011 15:54
1
Klei, sterk siltig, matig humeus.Donkerbruin. Edelmanboor
--
50cm
Boring G9 (50cm) (1:25)
datum: 03-02-2011 15:55
1
Klei, sterk siltig, matig humeus.Donkerbruin. Edelmanboor
--
50cm
Boring G10 (50cm) (1:25)
datum: 03-02-2011 15:55
1
Klei, zwak zandig, matig humeus.Donkerbruin. Edelmanboor
--
50cm
projectnummer
11.701
blad
locatieadres
5/8
locatie
Groenendijk 321 Nieuwerkerk a/d IJssel opdrachtgever
postcode/plaats
bureau
land
MBS getekend volgens NEN 5104
boorstaten
11.701 Groenendijk 321 Nieuwerkerk a/d IJssel
Boring G11 (50cm) (1:25)
datum: 03-02-2011 15:56
1
Klei, matig zandig, matig humeus.Donkerbruin. Edelmanboor
--
50cm
Boring G12 (50cm) (1:25)
datum: 03-02-2011 15:56
1
Klei, matig siltig, matig humeus.Donkerbruin. Edelmanboor
Puin zwak.
50cm
Boring G13 (50cm) (1:25)
datum: 03-02-2011 15:57
1
Klei, matig siltig, matig humeus.Donkerbruin. Edelmanboor
--
50cm
Boring G14 (50cm) (1:25)
datum: 03-02-2011 15:57
1
Klei, matig siltig, matig humeus.Donkerbruin. Edelmanboor
--
50cm
projectnummer
11.701
blad
locatieadres
6/8
locatie
Groenendijk 321 Nieuwerkerk a/d IJssel opdrachtgever
postcode/plaats
bureau
land
MBS getekend volgens NEN 5104
boorstaten
11.701 Groenendijk 321 Nieuwerkerk a/d IJssel
Boring G15 (50cm) (1:25)
datum: 03-02-2011 15:58
1
Klei, matig zandig, matig humeus.Donkerbruin. Edelmanboor
--
50cm
Boring G16 (50cm) (1:25)
datum: 03-02-2011 15:58
1
Klei, matig zandig, matig humeus.Donkerbruin. Edelmanboor
--
50cm
Boring G17 (50cm) (1:25)
datum: 03-02-2011 15:58
1
Klei, matig siltig, matig humeus.Donkerbruin. Edelmanboor
--
50cm
Boring G18 (50cm) (1:25)
datum: 03-02-2011 15:59
1
Klei, sterk zandig, matig humeus.Donkerbruin. Edelmanboor
--
50cm
projectnummer
11.701
blad
locatieadres
7/8
locatie
Groenendijk 321 Nieuwerkerk a/d IJssel opdrachtgever
postcode/plaats
bureau
land
MBS getekend volgens NEN 5104
boorstaten
11.701 Groenendijk 321 Nieuwerkerk a/d IJssel
Boring G19 (50cm) (1:25)
datum: 03-02-2011 15:59
1
Klei, sterk zandig, matig humeus.Donkerbruin. Edelmanboor
--
50cm
Boring G20 (50cm) (1:25)
datum: 03-02-2011 15:59
1
Klei, zwak zandig, sterk humeus.Donkerbruin. Edelmanboor
--
50cm
Boring G21 (50cm) (1:25)
datum: 03-02-2011 16:00
1
Zand, matig siltig.Bruin. Edelmanboor
--
50cm
projectnummer
11.701
blad
locatieadres
8/8
locatie
Groenendijk 321 Nieuwerkerk a/d IJssel opdrachtgever
postcode/plaats
bureau
land
MBS getekend volgens NEN 5104
datum: 9 juni 2011 Kenmerk:: 11.701-NEN.02 Bijlage - 4 -
BIJLAGE 4 Analysecertificaat grond
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
AMITEC B.V. Maarten Hooghof Hurk 303 5403 LD UDEN
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer Rapport verificatie nummer
Blad 1 van 7
: Groenendijk 321 te Nieuwerkerk aan de IJssel : 11.701 : 11639256, versie nummer: 1 : PVPYLFU5
Rotterdam, 03-02-2011
Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project 11.701. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 7 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Uitgebreide informatie over de door ons gehanteerde analysemethoden kunt u terugvinden in onze informatiegids. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
AMITEC B.V. Maarten Hooghof Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 2 van 7
Analyserapport Groenendijk 321 te Nieuwerkerk aan de IJssel 11.701 11639256 - 1
Analyse
Eenheid
Q
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten
gew.-% g g
S S S
72.6 <1 geen
72.8 <1 geen
76.6 <1 geen
19.2 <1 geen
organische stof (gloeiverlies)
% vd DS
S
6.2
4.0
1.9
53.1
KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem) % vd DS
S
16
13
20
32
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
S S S S S S S S S
110 0.4 8.3 23 0.13 78 <1.5 25 160
76 <0.35 6.8 17 0.12 48 <1.5 20 110
97 <0.35 11 17 0.14 28 <1.5 29 110
110 <0.35 5.1 <10 <0.15 <13 1.7 20 42
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN <0.01 naftaleen mg/kgds S 0.03 fenantreen mg/kgds S <0.01 antraceen mg/kgds S 0.07 fluoranteen mg/kgds S 0.05 benzo(a)antraceen mg/kgds S 0.05 chryseen mg/kgds S 0.03 benzo(k)fluoranteen mg/kgds S 0.05 benzo(a)pyreen mg/kgds S 0.04 benzo(ghi)peryleen mg/kgds S 0.04 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kgds S 0.37 pak-totaal (10 van VROM) mg/kgds S (0.7 factor)
<0.01 0.10 0.03 0.22 0.12 0.10 0.06 0.10 0.07 0.07 0.86
<0.01 <0.01 <0.01 0.02 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 0.08
0.03 0.06 <0.02 0.04 0.04 <0.03 <0.03 <0.02 <0.02 <0.03 0.27
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28 µg/kgds PCB 52 µg/kgds PCB 101 µg/kgds PCB 118 µg/kgds
001
Orderdatum 27-01-2011 Startdatum 27-01-2011 Rapportagedatum 03-02-2011
S S S S
1)
<1 <1 <1 <1
002
1)
<1 <1 <1 <1
003
<1 <1 <1 <1
1)
004
<1.8 <2.0 <1.7 <1.9
2)
2)
2) 2) 2) 2) 2) 1)
2) 2) 2) 2)
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grond (AS3000)
MMBG1: G3.1+G4.1+G5.1+G6.1+G7.1+G9.1+G10.1+G20.1+P2.1+P3.1 (0-0,5 m-mv)
002
Grond (AS3000)
MMBG2: G1.1+G8.1+G11.1+G13.1+G14.1+G15.1+G16.1+G17.1+G18.1+G19.1 (0-0,5 m-mv)
003
Grond (AS3000)
MMOG1: G2.3+G4.3+P1.3+P2.3 (1,0-1,5 m-mv)
004
Grond (AS3000)
MMOG2: G3.4+P3.4 (1,5-2,0 m-mv)
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
AMITEC B.V. Maarten Hooghof Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 3 van 7
Analyserapport Groenendijk 321 te Nieuwerkerk aan de IJssel 11.701 11639256 - 1
Analyse
Eenheid
Q
001
PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor)
µg/kgds µg/kgds µg/kgds µg/kgds
S S S S
<1 <1 <1 4.9
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
S
<5 <5 <5 <5 <20
1)
Orderdatum 27-01-2011 Startdatum 27-01-2011 Rapportagedatum 03-02-2011 002 <1 <1 <1 4.9
1)
<5 <5 <5 <5 <20
003 <1 <1 <1 4.9
<5 <5 <5 <5 <20
1)
004 <1.8 <1.3 <1.8 8.6
2) 2) 2) 1)
61 56 38 25 180
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grond (AS3000)
MMBG1: G3.1+G4.1+G5.1+G6.1+G7.1+G9.1+G10.1+G20.1+P2.1+P3.1 (0-0,5 m-mv)
002
Grond (AS3000)
MMBG2: G1.1+G8.1+G11.1+G13.1+G14.1+G15.1+G16.1+G17.1+G18.1+G19.1 (0-0,5 m-mv)
003
Grond (AS3000)
MMOG1: G2.3+G4.3+P1.3+P2.3 (1,0-1,5 m-mv)
004
Grond (AS3000)
MMOG2: G3.4+P3.4 (1,5-2,0 m-mv)
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
AMITEC B.V. Maarten Hooghof Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 4 van 7
Analyserapport Groenendijk 321 te Nieuwerkerk aan de IJssel 11.701 11639256 - 1
Orderdatum 27-01-2011 Startdatum 27-01-2011 Rapportagedatum 03-02-2011
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
002
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
003
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
004
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Voetnoten 1 2
De sommatie na verrekening van de 0.7 factor conform AS3000 Verhoogde rapportagegrens i.v.m. lage droge stof.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
AMITEC B.V. Maarten Hooghof Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 5 van 7
Analyserapport Groenendijk 321 te Nieuwerkerk aan de IJssel 11.701 11639256 - 1
Orderdatum 27-01-2011 Startdatum 27-01-2011 Rapportagedatum 03-02-2011
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
droge stof
Grond (AS3000)
gewicht artefacten aard van de artefacten organische stof (gloeiverlies) lutum (bodem) barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink naftaleen fenantreen antraceen fluoranteen benzo(a)antraceen chryseen benzo(k)fluoranteen benzo(a)pyreen benzo(ghi)peryleen indeno(1,2,3-cd)pyreen pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor) totaal olie C10 - C40
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Grond: gelijkwaardig aan NEN-ISO 11465, conform OVAM-methode CMA 2/II/A.1 Grond (AS3000): conform AS3010-2 Conform AS3000, NEN 5709 Idem Grond/Puin: gelijkwaardig aan NEN 5754. Grond (AS3000): conform AS3010 Grond: eigen methode. Grond (AS3000): conform AS3010-4 Conform AS3010-5, NEN 6961 (ontsluiting) en NEN 6966 (meting) Idem Idem Idem Conform AS3010-5, NEN 6961 (ontsluiting) en NEN-ISO 16772 (meting) Conform AS3010-5, NEN 6961 (ontsluiting) en NEN 6966 (meting) Idem Idem Idem Conform AS3010-6 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Conform AS3010-8 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3010-7
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001 001 001 001 001 001 001 001 001 002
0505374866 0505374868 0505374870 0505374871 0505374872 0505374874 0505375056 0505375060 0505375356 0505375358 0505374860
28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011
27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011
ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
AMITEC B.V. Maarten Hooghof Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 6 van 7
Analyserapport Groenendijk 321 te Nieuwerkerk aan de IJssel 11.701 11639256 - 1
Orderdatum 27-01-2011 Startdatum 27-01-2011 Rapportagedatum 03-02-2011
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
002 002 002 002 002 002 002 002 002 003 003 003 003 004 004
0505374869 0505374902 0505374904 0505374906 0505374908 0505375057 0505375061 0505375062 0505375063 0505374909 0505375053 0505375357 0505375362 0505375355 0505375359
28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011 28-01-2011
27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011 27-01-2011
ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
AMITEC B.V. Maarten Hooghof Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 7 van 7
Analyserapport Groenendijk 321 te Nieuwerkerk aan de IJssel 11.701 11639256 - 1
Monsternummer:
004
Monster beschrijvingen
MMOG2: G3.4+P3.4 (1,5-2,0 m-mv)
Orderdatum 27-01-2011 Startdatum 27-01-2011 Rapportagedatum 03-02-2011
Karakterisering naar alkaantraject benzine
C9-C14
kerosine en petroleum diesel en gasolie motorolie
C10-C16 C10-C28 C20-C36
stookolie
C10-C36
De C10 en C40 pieken zijn toegevoegd door het laboratorium en worden gebruikt als interne standaard.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
datum: 9 juni 2011 Kenmerk:: 11.701-NEN.02 Bijlage - 5 -
BIJLAGE 5 Analysecertificaat grondwater
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
AMITEC B.V. Maarten Hooghof Hurk 303 5403 LD UDEN
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer Rapport verificatie nummer
Blad 1 van 6
: Groenendijk 321 te Nieuwerkerk aan de ijssel : 10.701 : 11642263, versie nummer: 1 : BKBLYQX3
Rotterdam, 10-02-2011
Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project 10.701. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 6 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Uitgebreide informatie over de door ons gehanteerde analysemethoden kunt u terugvinden in onze informatiegids. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
AMITEC B.V. Maarten Hooghof Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 2 van 6
Analyserapport Groenendijk 321 te Nieuwerkerk aan de ijssel 10.701 11642263 - 1
Analyse
Eenheid
Q
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S S S S S S
95 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 5.9 <15 <60
110 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60
150 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S S S S S
<0.2 0.58 0.30 0.48 1.3 1.8 <0.2 <0.60
<0.2 1.2 <0.2 0.28 0.90 1.2 <0.2 <0.05
<0.2 1.6 0.23 0.33 1.1 1.5 <0.2 <0.05
<0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14
<0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14
<0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14
<0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53
<0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53
<0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53
<0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.6
<0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.6
<0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.6
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan µg/l S 1,2-dichloorethaan µg/l S 1,1-dichlooretheen µg/l S cis-1,2-dichlooretheen µg/l S trans-1,2-dichlooretheen µg/l S som (cis,trans) 1,2µg/l S dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan µg/l S 1,1-dichloorpropaan µg/l S 1,2-dichloorpropaan µg/l S 1,3-dichloorpropaan µg/l S som dichloorpropanen (0.7 µg/l S factor) tetrachlooretheen µg/l S tetrachloormethaan µg/l S 1,1,1-trichloorethaan µg/l S 1,1,2-trichloorethaan µg/l S trichlooretheen µg/l S
001
Orderdatum 07-02-2011 Startdatum 07-02-2011 Rapportagedatum 10-02-2011
1)
002
003
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
P1
002 003
P2 P3
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
AMITEC B.V. Maarten Hooghof Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 3 van 6
Analyserapport Groenendijk 321 te Nieuwerkerk aan de ijssel 10.701 11642263 - 1 001
Orderdatum 07-02-2011 Startdatum 07-02-2011 Rapportagedatum 10-02-2011
Analyse
Eenheid
Q
002
003
chloroform vinylchloride tribroommethaan
µg/l µg/l µg/l
S S S
<0.6 <0.1 <0.2
<0.6 <0.1 <0.2
<0.6 <0.1 <0.2
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S
<25 <25 <25 <25 <100
<25 <25 <25 <25 <100
<25 <25 <25 <25 <100
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
P1
002 003
P2 P3
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
AMITEC B.V. Maarten Hooghof Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 4 van 6
Analyserapport Groenendijk 321 te Nieuwerkerk aan de ijssel 10.701 11642263 - 1
Orderdatum 07-02-2011 Startdatum 07-02-2011 Rapportagedatum 10-02-2011
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
002
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
003
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Voetnoten 1
Verhoogde rapportagegrens i.v.m. storende matrix.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
AMITEC B.V. Maarten Hooghof Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 5 van 6
Analyserapport Groenendijk 321 te Nieuwerkerk aan de ijssel 10.701 11642263 - 1
Orderdatum 07-02-2011 Startdatum 07-02-2011 Rapportagedatum 10-02-2011
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
barium
Grondwater (AS3000)
cadmium kobalt koper kwik lood
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
molybdeen nikkel zink benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen cis-1,2-dichlooretheen trans-1,2-dichlooretheen som (cis,trans) 1,2dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan 1,1-dichloorpropaan 1,2-dichloorpropaan 1,3-dichloorpropaan som dichloorpropanen (0.7 factor) tetrachlooretheen tetrachloormethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen chloroform vinylchloride tribroommethaan totaal olie C10 - C40
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3110-3 en conform NEN-EN-ISO 17852 Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3110-5
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001 001 002 002 002 003 003
B1019945 G8149237 G8149238 B1019946 G8149206 G8149231 B1019947 G8149232
03-02-2011 03-02-2011 03-02-2011 03-02-2011 03-02-2011 03-02-2011 03-02-2011 03-02-2011
03-02-2011 03-02-2011 03-02-2011 03-02-2011 03-02-2011 03-02-2011 03-02-2011 03-02-2011
ALC204 ALC236 ALC236 ALC204 ALC236 ALC236 ALC204 ALC236
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
AMITEC B.V. Maarten Hooghof Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 6 van 6
Analyserapport Groenendijk 321 te Nieuwerkerk aan de ijssel 10.701 11642263 - 1
Orderdatum 07-02-2011 Startdatum 07-02-2011 Rapportagedatum 10-02-2011
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
003
G8149243
03-02-2011
03-02-2011
ALC236
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
datum: 9 juni 2011 Kenmerk:: 11.701-NEN.02 Bijlage - 6 -
BIJLAGE 6 Toetsingstabel (VROM)
datum: 9 juni 2011 Kenmerk:: 11.701-NEN.02 Bijlage - 7 -
BIJLAGE 7 Informatiebronnen
TOETSINGSTABEL (Circulaire bodemsanering 2006 / Besluit bodemkwaliteit) Toetsingswaarden:
Locatie: Humus: Lutum:
I
10,0 % 25,0 %
S
T
I
20,0 190 0,6 55 15 40 0,15 50 1,5 35 140
48,0 555 6,8 118 103 115 18,1 290 96 68 430
76,0 920 13,0 180 190 190 36,0 530 190 100 720
10 50 0,4 1 20 15 0,05 15 5 15 65
35 338 3,2 16 60 45 0,18 45 153 45 433
60 625 6 30 100 75 0,3 75 300 75 800
3 5,5 6
12 28 13
20 50 20
5 10 -
753 755 750
1500 1500 1500
0,2 0,2 0,2 0,5 0,3 0,3 0,3
0,7 16,1 55,1 8,7 43,1 7,1 6,7
1,1 32,0 110,0 17,0 86,0 14,0 13,0
0,2 7 4 0,2 6 0,2 0,2
15 504 77 35 153 1000 100
30 1000 150 70 300 2000 200
1,00
20,5
40,0
0,01 d d 0,003 d d d d 0,0003 d -
35 3 3 0,50 0 0 0 0 0,03 0 -
70 5 5 1 0,5 0,2 0,05 0,05 0,05 0,05 -
0,1 0,25 0,30 0,20 0,20 0,25 0,30 0,10 0,25 0,15 0,2 2 0,015 0,009 0,0025 0,0085 0,045 0,200 0,003 0,015 0,003 -
2,0 2,9 0,5 8 3,2 25 25 0,05 1,4 4,5 7,6 10,5 5,5 1,1 3,4 1,0 2,7 11,1 11,0 10,5 6,0 11,5 0,5
3,9 5,6 0,7 15,0 6,4 50 50 0,10 2,5 8,8 15,0 19,0 11,0 2,2 6,7 2,0 5,4 22,0 22,0 21,0 12,0 23,0 1,0
0,01 6 0,01 7 7 0,01 0,01 0,01 0,01 0,01 7 3 0,01 0,01 0,003 d 0,3 0,2 0,03 0,01 0,04 0,01
500 203 5 454 204 150 65 2,5 250 20 94 27 5 1,26 0,50 0,25 50,15 15,10 5,02 5,01 1,52 3 0,01
1000 400 10 900 400 300 130 5 500 40 180 50 10 2,5 1 0,5 100 30 10 10 3 6 0,01
0,20 0,02 0,10 0,0 0,001 0,002 0,003 0,2 0,0 0,035
0,50 0,65 17,00 0,07 8,5 0,8 0,6 0,23 0,01 0,4
1,0 1,3 34,0 0,1 17,0 1,6 1,2 0 0,0 0,71
d d d d 0,05 0,033 0,008 0,009 0,002 0,009 0,029
0,005 0,05 0,525 25 50 75
0,01 0,1 1 50 100 150
2,00 0,25 190 0,15 0,45 1,50
76,0 2595 5,58 3,73 5,2
150 5000 11,0 7,00 9
0,5 0,5 50 0,5 0,5 0,5
7500 3 325 15 150 2500
15000 5 600 30 300 5000
BESTRIJDINGSMIDDELEN DDT/DDE/DDD (som) DDT (som, 0.7 factor) DDE (som, 0.7 factor) DDE (som, 0.7 factor) 5 drins (som, 0.7 factor) aldrin dieldrin endrin HCH-verbindingen (som) a-HCH b-HCH g-HCH (lindaan) carbaryl carbofuran atrazine
VII
I
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN dichloormethaan trichloormethaan tetrachloormethaan 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan vinylchloride trichlooretheen tetrachlooretheen chloorbenzenen (som) monochloorbenzeen dichloorbenzenen (som) trichloorbenzenen (som) tetrachloorbenzenen (som) pentachloorbenzeen (som) hexachloorbenzeen (som) monochloorfenolen (som) dichloorfenolen (som) trichloorfenolen (som) tetrachloorfenolen (som) pentachloorfenol chloornaftaleen polychloorbifenylen (som)
VI
T
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen fenantreen antraceen fluoranteen benzo(a)antraceen chryseen beno(k)fluoranteen benzo(a)pyreen benzo(ghi)peryleen indeno(1,2,3cd)pyreen PAK-totaal (10 van VROM) (0.7 factor)
V
AW
AROMATISCHE VERBINDINGEN benzeen tolueen ethylbenzeen xylenen (som, 0.7 factor)) styreen(venylbenzeen) fenol cresolen (0.7 som)
IV
GRONDWATER (µg/l)
ANORGANISCHE VERBINDINGEN cyaniden-vrij cyaniden (totaal) thiocyanaten (som)
III
GROND (mg/kg d.s.)
METALEN arseen (As) barium (Ba) cadmium (Cd) chroom (Cr) cobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn)
II
Achtergrondwaarde Streefwaarde Toetswaarde Nader Onderzoek Interventiewaarde
AW = S= T= I=
OVERIGE VERONTREINIGINGEN cyclohexanon ftalaten (som) minerale olie pyridine tetrahydrofuran tetrahydrothiofeen d = detectiegrens
Informatiebronnen / Literatuurlijst •
NEN 5740
•
Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend onderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond (NEN, Delft, januari 2009)
•
NEN 5725 Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek (NEN, Delft, januari 2009)
•
AV Consulting Dhr. M. Hooghof Postbus 705 2800 AS Gouda Tel. 0182-352311
•
BOdg ruimtelijk advies BV Dhr. H. de Groot Postbus 6083 3002 AB Rotterdam www.BOdg.nl
•
Kadaster Eindhoven Anna van Engelandstraat 8 Postbus 950 5600 AZ Eindhoven Tel. 040-2592333
•
Gemeente Zuidplas Postbus 100 2910 AC Nieuwerkerk aan den IJssel www.zuidplas.nl
•
Milieusienst Midden-Holland Bodembalie Postbus 45 2800 AA Gouda Tel. 0182-7545 700 www.milieudienstmiddenholland.nl
Bodemloket Bodem+ Postbus 93144 2509 AC Den Haag Tel. 070-3735123 www.bodemloket.nl
•
Website wat was waar www.watwaswaar.nl
•
Actueel hoogtebestand Nederland www.ahn.nl
•
provincie Noord-Brabant cultuurhistorische waardenkaart http://brabant.esrinl.com/chw/
•
DINOloket TNO Bodem en Water Postbus 80015 22508 AT Utrecht Tel. 030-256 42 56 www.dinoloket.nl
BIJLAGE 2
ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK GROENENDIJK 321 TE NIEUWERKERK AAN DEN IJSSEL GEMEENTE ZUIDPLAS
Archeologisch bureauonderzoek
Groenendijk 321 te Nieuwerkerk aan den IJssel in de gemeente Zuidplas Opdrachtgever
My Time
Groenendijk 321
2911 BB Nieuwerkerk aan de IJssel
Aanvrager
BOdG ruimtelijk advies bv Postbus 6083 3002 AB Rotterdam
Project
ZUI.MYT.ARC
Rapportnummer
11010019
Status
Definitief
Datum
26 april 2011
Vestiging
Doetinchem
Auteur(s)
Drs. G.W.J. Spanjaard
Paraaf
Autorisatie
Drs. A.H. Schutte (Senior KNAArcheoloog)
Paraaf
© Econsultancy bv, Doetinchem Foto’s en tekeningen: Econsultancy bv, tenzij anders vermeld Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, foto kopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Econsultancy bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. ISSN: 22108777 (Analoog rapport) ISSN: 22108785 (Digitaal rapport Edepot)
Econsultancy Archeologisch Rapport
Administratieve gegevens plangebied Rapportnummer en projectnaam
11010019 ZUI.MYT.ARC
Toponiem
Groenendijk 321
Opdrachtgever
My Time
Gemeente
Zuidplas
Plaats
Nieuwerkerk aan den IJssel
Provincie
ZuidHolland
Kadastrale gegevens
Gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel, sectie E, nummers 458, 459, 489, 818, 866 (ged.), 877, 878, 1006, 1007 en 1008.
Omvang plangebied
2,5 ha.
Kaartblad
38 A (1:25.000)
Coördinaten centrum plangebied
X: 102.635 / Y: 439.145
Bevoegde overheid
Gemeente Zuidplas De heer M. van Reede Postbus 100 2910 AC Nieuwerkerk aan den IJssel 0180 330 300
[email protected]
Deskundige namens de bevoegde overheid
Milieudienst Midden Holland Postbus 45 2800 AA Gouda 0182 545 700
ARCHIS2 Onderzoeksmeldingsnummer (OMnr.) Vondstmeldingsnummer Onderzoeksnummer
44.980 n.v.t. 35.956
Archeoregio NOaA
Hollands veen en kleigebied
Beheer en plaats documentatie
Econsultancy, Doetinchem / Provinciaal Archeologisch Depot ZuidHolland
Uitvoerders
Econsultancy, drs. G.W.J. Spanjaard
Kwaliteitszorg Econsultancy beschikt over een eigen opgravingsvergunning, afgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De opgravingsvergunning geeft opdrachtgevers de zekerheid dat het uitvoerend bureau werkt conform de eisen die de RCE stelt op het gebied van competenties en integriteit van medewerkers en het toepassen van vigerende normen en onder zoeksprotocollen. Betrouwbaarheid Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd, conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving. Een booronder zoek wordt in het algemeen uitgevoerd door het steekproefsgewijs onderzoeken van de bodem, waardoor het, op basis van de resultaten van een booronderzoek, onmogelijk is garanties af te geven ten aanzien van de aan of afwezigheid van archeologi sche waarden. In dit kader dient ook opgemerkt te worden dat geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Daar Econsultancy voor het verkrijgen van historische informatie afhankelijk is van deze bronnen, kan Econsultancy niet in staan voor de juistheid en volledigheid van deze informatie.
Econsultancy Archeologisch Rapport
SAMENVATTING Econsultancy heeft in opdracht van My Time in januari en februari 2011 een archeologisch bureauon derzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd in verband met een bestemmingsplanwijziging. Het plangebied is gelegen aan de Groenendijk 321 te Nieuwerkerk aan den IJssel in de gemeente Zuid plas. Het archeologisch onderzoek wordt noodzakelijk geacht om te bepalen of er een gerede kans is dat archeologische waarden wel of niet aanwezig (kunnen) zijn in de ondergrond, die door de voorge nomen bodemingrepen kunnen worden aangetast/verloren kunnen gaan. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische MonumentenZorg uit 2007 (WAMZ), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 3). Doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende en verwachte archeologische waarden, om daarmee een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied op te stellen. Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Volgens het opgestelde gespecificeerde archeologisch verwachtingsmodel heeft het noordelijke deel van het plangebied (ter plaatse van de crevasseafzettingen) een lage verwachting voor de periode (Laat)Paleolithicum Bronstijd, een middelhoge verwachting voor de periode IJzertijd Middeleeu wen en een hoge verwachting voor de Nieuwe tijd. Het zuidelijke deel van het plangebied (ter plaatse van de stroomgordelafzettingen) heeft een lage verwachting voor de periode (Laat)Paleolithicum IJzertijd en een hoge verwachting voor de periode Romeinse tijd Nieuwe tijd. Voor de locatie van de gesloopte steenoven geldt een zeer hoge ver wachting voor de Nieuwe tijd. Selectieadvies Econsultancy adviseert om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een verkennend booronderzoek, teneinde de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecifi ceerde verwachting aan te vullen en te toetsen. Tevens dient het verkennend booronderzoek om een betrouwbaar beeld te krijgen van de mate van intactheid van het bodemprofiel. Bovenstaand advies vormde het selectieadvies van Econsultancy. De resultaten van dit onderzoek zijn beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Zuidplas), die het selectieadvies heeft overge nomen (beoordelingsbrief van de Milieudienst, kenmerk: 201101750).
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING .................................................................................................................................. 1
2.
DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN ......................................................................... 1
3.
BUREAUONDERZOEK .............................................................................................................. 1 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11
4.
Methoden .......................................................................................................................... 1 Afbakening van het plangebied ........................................................................................ 2 Huidige situatie ................................................................................................................. 3 Toekomstige situatie ......................................................................................................... 3 Beschrijving van het historische gebruik .......................................................................... 3 Aardwetenschappelijke gegevens .................................................................................... 5 Archeologische waarden .................................................................................................. 8 Aanvullende informatie ................................................................................................... 12 Relatie aardwetenschappelijke informatie met archeologische waarden....................... 12 Korte bewoningsgeschiedenis van de gemeente Zuidplas ............................................ 12 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel ........................................................ 13
CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES ....................................................................................... 15 4.1 4.2
Conclusie ........................................................................................................................ 15 Selectieadvies ................................................................................................................. 16
LITERATUUR ...................................................................................................................................... 17 BRONNEN .......................................................................................................................................... 17
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
LIJST VAN AFBEELDINGEN Afbeelding 1 Locatie van het plangebied Afbeelding 2 Detailkaart van het plangebied Afbeelding 3 Overzichtskaart van het Hoogheemraadschap Schieland uit 1611 Afbeelding 4 Overzichtskaart van het Hoogheemraadschap Schieland uit 1684 Afbeelding 5 Kadastrale kaart uit de periode 18111832 Afbeelding 6 Militaire topografische kaart uit 1877 Afbeelding 7 Topografische kaart uit 1936 Afbeelding 8 Topografische kaart uit 1958 Afbeelding 9 Topografische kaart uit 1981 Afbeelding 10 Topografische kaart uit 1989 Afbeelding 11 Geomorfologische kaart Afbeelding 12 Archeolandschappelijke kaart gemeente Zuidplas Afbeelding 13 Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Afbeelding 14 Bodemkaart Afbeelding 15 Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied Afbeelding 16 Archeologische Beleidsadvieskaart gemeente Zuidplas Afbeelding 17 Schilderij van steenplaats VerHitland uit 1885 LIJST VAN TABELLEN Tabel I. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal Tabel II. Aardwetenschappelijke gegevens plangebied Tabel III. Grondwatertrappenindeling Tabel IV. Overzicht AMKterreinen Tabel V. Overzicht onderzoeksmeldingen Tabel VI. Overzicht ARCHISwaarnemingen Tabel VII. Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel BIJLAGEN BIJLAGE 1: Overzicht geologische en archeologische tijdvakken BIJLAGE 2: Bewoningsgeschiedenis van Nederland BIJLAGE 3: AMZcyclus BIJLAGE 4: Planontwerp BIJLAGE 5: Inleidend hoofdstuk 'Haven van Hitland van vaargeul tot woonhaven'
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
1. INLEIDING Econsultancy heeft in opdracht van My Time een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plan gebied gelegen aan de Groenendijk 321 te Nieuwerkerk aan den IJssel in de gemeente Zuidplas. De initiatiefnemer is voornemend de locatie te herontwikkelen. Hiertoe dient het bestemmingsplan her zien te worden. Tevens zal de nieuwbouw van enkele gebouwen gerealiseerd worden. Het archeolo gisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of er een gerede kans is dat archeologische waarden wel of niet aanwezig (kunnen) zijn in de ondergrond, die door de voorgenomen bodemingrepen kun nen worden aangetast/verloren kunnen gaan. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Ar cheologische MonumentenZorg uit 2007 (WAMZ), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 3). Het archeologisch onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek (Hoofdstuk 3). Uitgaande van het in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel wordt een advies gegeven of vervolgstappen nodig zijn en zo ja, in welke vorm (Hoofdstuk 4). Dit advies dient te wor den getoetst door het bevoegd gezag, de gemeente Zuidplas, waarna een besluit zal worden geno men of het plangebied kan worden vrijgegeven of dat vervolgstappen nodig zijn. 2. DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN Het onderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in de archeologische waarden van het plangebied. Het bureauonderzoek heeft tot doel om een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel van het plangebied op te stellen. Het verwachtingsmodel is gebaseerd op bronnen over bekende of verwach te archeologische waarden in en om het plangebied. Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisa ties, diepploegen of landinrichting? Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, dat vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of rug, nabij een veengebied, een beekdal)? Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied? Het bureauonderzoek is uitgevoerd op 27 januari en 10 februari 2011 door drs. G.W.J. Spanjaard (fysisch geograaf). Het rapport is gecontroleerd door drs. A.H. Schutte (senior KNAarcheoloog/kwali teitscontroleur). 3. BUREAUONDERZOEK 3.1 Methoden Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen en normen zoals aangegeven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.2, maart 2010), die is vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) Archeologie en is ondergebracht bij het SIKB te Gouda.
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 1 van 45
Voor de uitvoering van het bureauonderzoek gelden de specificaties LS01, LS02, LS03, LS04 en 1 LS05. De resultaten van dit onderzoek worden in dit rapport weergegeven conform specificatie LS06. Binnen dit onderzoek zijn de volgende werkzaamheden verricht: afbakening plangebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige ge bruik (LS01); beschrijving van de huidige en toekomstige situatie (LS02); beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen (LS03); beschrijving van bekende archeologische en historische waarden en aardwetenschappelijke gegevens (LS04); opstellen van een gespecificeerde verwachting (LS05). Bij het uitvoeren van deze werkzaamheden zijn de volgende bronnen geraadpleegd: het Archeologische Informatie Systeem (ARCHIS); de Archeologische Monumenten Kaart (AMK); de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW); geologische, geomorfologische en bodemkaarten; de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINOLo ket); literatuur en historisch kaartmateriaal; de Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH); bouwhistorische gegevens; de recente topografische kaart 1:25.000; recente luchtfoto’s; het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN); de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Zuidplas; plaatselijke (amateur)archeoloog c.q. heemkundevereniging; het NUMismatisch InformatieSysteem (NUMIS). 3.2 Afbakening van het plangebied Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het onderzoeksgebied en het plangebied. Het plangebied is het gebied waarbinnen feitelijk de bodemverstorende ingreep gaat plaatsvinden. Het onderzoeksgebied is het gebied waarover informatie is verzameld om een goed beeld te krijgen van de archeologische waarden binnen het plangebied. Dit gebied is groter dan het plangebied. In het huidige onderzoek betreft het onderzoeksgebied het gebied binnen een straal van circa 1,5 km rondom het plangebied. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 2,5 ha en ligt aan de Groenendijk 321, circa 4 km ten zuiden van Nieuwerkerk aan den IJssel in de gemeente Zuidplas (zie afbeeldingen 1 en 2). Op het Algemeen Hoogtebestand Nederland (AHN) heeft het maaiveld een hoogte van circa 1,0 tot 2,0 m mv m +NAP. 1
Beschikbaar via www.sikb.nl
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 2 van 45
Het bodemgebruik van de omliggende percelen is als volgt: aan de noordzijde bevinden zich agrarische percelen; aan de oostzijde bevinden zich agrarische percelen; aan de zuidzijde bevindt zich de Groenendijk met daarachter de Hollandse IJssel; aan de westzijde bevindt zich een gebied voor groenrecreatie. 3.3 Huidige situatie Voor het bureauonderzoek is het van belang de huidige situatie te onderzoeken. Landgebruik en be bouwing kunnen van invloed zijn op het archeologische verwachtingsmodel. Het plangebied is momenteel in gebruik als landgoed, waarop een woonhuis en verschillende bijge bouwen aanwezig zijn (zie afbeelding 2 en bijlage 4). Binnen het zuidelijke deel van het plangebied is een vijver aanwezig. 3.4 Toekomstige situatie Het toekomstige gebruik van het plangebied kan bepalend zijn voor het vervolgtraject (behoud insitu of behoud exsitu van archeologische waarden). De manier waarop het plangebied wordt ingericht kan tot gevolg hebben dat eventueel aanwezige archeologische waarden (deels of geheel) onver stoord (kunnen) blijven. Ook kan besloten worden de inrichting zo aan te passen, dat archeologische waarden alsnog onverstoord kunnen blijven liggen. De initiatiefnemer is voornemens het landgoed te ontwikkelen tot een gebied dat voorziet in een com binatie van wonen, vergaderen, trainen en daghoreca (zie bijlage 4). De belangrijkste bodemingrepen bestaan uit de nieuwbouw van 4 bouwwerken, waaronder 2 vergader/trainingsruimten, een blokhut en een overnachtingruimte voor groepen. Tevens zullen wandelpaden, toegangswegen en een parkeer terrein worden ingericht. 3.5 Beschrijving van het historische gebruik In het plangebied kunnen naast archeologische sporen ook sporen van menselijk gebruik voorkomen die nog in het landschap zichtbaar zijn. Het gaat hierbij om historische gebouwen en historische geo grafie. Veel van de bewaard gebleven historische gebouwen en historische geografie geven door de e herverkavelingen in de tweede helft van de 20 eeuw een incompleet beeld van het historisch land schap. Historische kaarten van voor de herverkaveling zijn een goede aanvulling op het huidige in complete beeld. Voor de historische ontwikkeling is naast het historisch kaartmateriaal ook relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd.
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 3 van 45
Historisch kaartmateriaal De situatie van het plangebied is op verschillende historische kaarten als volgt: Tabel I. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal2
Bron
Periode
Kaartblad
Schaal
Omschrijving plangebied
Bijzonderheden/directe omgeving
Overzichtskaart hoogheem raadschap Schieland
1611
8
1:624
Plangebied onbebouwd en onder deel van polder Gansdorp.
Boezem van Blaerdorps polder direct ten westen.
Overzichtskaart hoogheem raadschap Schieland
1684
8
1:700
Eerste bebouwing binnen plange bied.
Verschillende erven langs Groenendijk. Ten zuidoosten van plangebied steenplaatsen (aan buitenzijde Groenendijk).
Kadastrale minuut
1811 1832
Nieuwerkerk op den IJssel, Sectie C, Blad 03
1:2.500
Verschillende bouwwerken aanwe Bebouwing langs dijk ten zig, waaronder 2 steenovens. zuidoosten, boezem ten Verschillende kleine percelen westen van plangebied. binnen westelijke deel, oostelijke deel onderdeel van één groot perceel (steenplaats).
Militaire topografische kaart
1877
503
1:50.000
Noordwestelijke deel in agrarisch gebruik. Waterpartij langs begren zing agrarisch deel. Bebouwing langs dijk. Steenoven in gebruik.
Topografische kaart
1936
38 A
1:25.000
Noordwestelijke deel agrarisch gebruik, overige delen in gebruik door steenoven. Weg door zuidoos telijke deel. Bebouwing afgenomen.
Topografische kaart
1958
38 A
1:25.000
Bebouwing verder afgenomen.
Haven aangelegd in Hollandse IJssel.
Topografische kaart
1981
38 A
1:25.000
Toename bebouwing binnen plan gebied. Vijver aangelegd (ter plaat se van voormalige bebouwing).
Topografische kaart
1989
38 A
1:25.000
Afname bebouwing. Ontsluitingsweg door plangebied verlegd.
Bebouwing en steenoven ten zuidoosten. Ten westen gelegen voormalige boezem drooggelegd.
Op basis van het beschikbare historische kaartmateriaal maakte het plangebied al aan het begin van e de 17 eeuw onderdeel uit van de polder Gansdorp (zie afbeelding 3). Het plangebied was onbe bouwd en direct ten westen lag de boezem van de polder Blaerdorp. De Groenendijk was al aanwe e zig. Aan het eind van de 17 eeuw waren verschillende bebouwde percelen aanwezig aan de Groe nendijk, waarvan er één ter plaatse van het huidige plangebied lag (zie afbeelding 4). Ten zuidoosten van het plangebied, aan de buitenzijde van de Groenendijk, was een steenplaats in gebruik. e Aan het begin van de 19 eeuw bestond het westelijke deel van het plangebied uit verschillende per celen (zie afbeelding 5). Het oostelijke deel was onderdeel van één groot perceel. Zowel het westelij ke als het oostelijke deel was bebouwd, waarbij binnen het oostelijke deel 2 steenovens zijn te her kennen. De bebouwing concentreerde zich langs de dijk. Vermoedelijk was in ieder geval het oostelij ke deel van het plangebied in gebruik door de steenoven.
2
www.watwaswaar.nl
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 4 van 45
e
Uit kaartmateriaal uit de tweede helft van de 19 eeuw blijkt dat het noordwestelijke deel van het plangebied in agrarisch gebruik was (zie afbeelding 6). Op de begrenzing van het agrarische deel was een waterpartijtje aanwezig. De boezem ten westen van het plangebied was drooggelegd en eveneens in agrarisch gebruik. e In de eerste helft van de 20 eeuw was het noordwestelijke deel van het plangebied nog altijd in agra risch gebruik (zie afbeeldingen 7). Het oostelijke deel was in gebruik door de steenoven. Door het zuidwestelijke deel van het plangebied was een weg aangelegd. De bebouwing binnen het plange bied was afgenomen, waarbij een deel van de westelijke steenoven was gesloopt. In de loop van de e 20 eeuw nam de bebouwing verder af en verdween ook de andere helft van de westelijk gelegen steenoven. Ten zuiden van het plangebied werd een haventje aangelegd in de Hollandse IJssel (zie afbeeldingen 8). e In de tweede helft van de 20 eeuw werd het plangebied ingericht als landgoed (zie afbeeldingen 9 en 10). De bebouwing binnen het noordelijke deel van het plangebied werd opgericht en ter plaatse van de gesloopte steenoven werd een waterpartij aangelegd. De weg door het plangebied werd verlegd en een deel van de bebouwing in het westelijke deel van het plangebied werd gesloopt. De voormali ge steenoven ‘De Olifant’ werd in de periode 19721974 omgebouwd tot woonhuis. Bij de graafwerk zaamheden ten behoeve van de aanleg van het landgoed zijn volgens de initiatiefnemer destijds geen archeologisch interessante resten aangetroffen. Wel werd op een grote hoeveelheid ijsselstenen ge stuit. 3 KICH Het KennisInfrastructuur CultuurHistorie (KICH) heeft alle bekende archeologische en bouwkundige monumenten en historischgeografische informatie samengebracht in een digitale kaart. Via deze kaart zijn cultuurhistorische waarden per gebied te bekijken. Het raadplegen van KICH heeft voor het plangebied geen aanvullende informatie opgeleverd. Bouwhistorische gegevens Bij de gemeente Zuidplas is het archief van de Bouw en Woningtoezicht geraadpleegd (contactper soon mevrouw C.M. Priem). Uit het archief zijn de volgende bouwvergunningen bekend: veranderen boothuis (1978) verbouwen steenfabriek tot woonhuis (1973) vernieuwen dak van 2 schuren (2007) Oudere gegevens zijn voor deze locatie niet bekend bij de gemeente Zuidplas. 3.6 Aardwetenschappelijke gegevens Het landschap heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in het nederzettingspatroon van de mens. Bij onderzoek naar archeologische sporen in een bepaald gebied is het van groot belang te weten hoe het landschap er in het verleden heeft uitgezien. Men kan meer te weten komen over dit landschap door de geologische opbouw, de bodem en hydrologie van een gebied te bestuderen. 3
www.kich.nl
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 5 van 45
De volgende aardwetenschappelijke gegevens zijn bekend van het plangebied: Tabel II. Aardwetenschappelijke gegevens plangebied
Type gegevens 4
Geologie
Gegevensomschrijving Holocene fluviatiele afzettingen van de Formatie van Echteld op veen van de Formatie van Nieuwkoop op Pleistocene fluviatiele afzettingen van de Formatie van Kreftenheye.
5
Geomorfologie
Vlakte van getijafzettingen
6
Bodemkunde
Zuidelijke deel niet gekarteerd, uiterst noordelijke deel kalkarme drechtvaaggronden, centrale deel kalkarme poldervaaggronden.
Geologische geomorfologische kaart RijnMaas Delta7
Zuidelijke deel binnen stroomgordel van de Hollandse IJssel
8 Geologie Het plangebied is gelegen in het WestNederlands veengebied. Het veenpakket (Formatie van Nieuwkoop) is ontstaan gedurende het Holoceen, onder invloed van de stijgende zeespiegel en daarmee gepaard gaande stijging van de grondwaterspiegel. Binnen het westelijke deel van het WestNederlands veengebied komt het veen vertand voor met zeekleiafzettingen van de Naaldwijk Formatie. Ten oosten van het plangebied ligt het rivierengebied, waar tijdens het holoceen een aanzienlijk pakket fluviatiele sedimenten is afgezet. Ook het veenge bied werd gedurende het Holoceen doorsneden door verschillende riviertakken, waardoor plaatselijk fluviatiele afzettingen aan of onder het maaiveld liggen. Het zuidelijke deel van het plangebied ligt binnen de stroomgordel van de Hollandse IJssel, welke vanaf circa 200 na Chr. tot op heden actief is geweest. De Hollandse IJssel is bedijkt voor het jaar 1285. Geomorfologie De Geomorfologische kaart geeft de mate van reliëf en de vormen die in het landschap te onder scheiden zijn weer. Volgens de Geomorfologische kaart van Nederland (1:50.000) is het zuidelijke deel van het plange bied bebouwd en derhalve niet gekarteerd (zie afbeelding 11). Het noordelijke deel is gelegen binnen een vlakte van getijafzettingen. Archeolandschappelijke Eenhedenkaart gemeente Zuidplas Als bijlage bij de Beleidsnota Archeologie van de gemeente Zuidplas, is door BAAC een Archeoland schappelijke Eenhedenkaart opgesteld. Volgens deze kaart ligt het plangebied ter plaatse van een crevasse (zie afbeelding 12). Ten westen van het plangebied ligt een gebied van moerasafzettin gen/veen.
4
Mulder et al., 2003 Alterra, 2003 6 Stichting voor Bodemkartering, 1984 7 Berendsen & Stouthamer, 2001 8 Berendsen, 2005 / 2008 5
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 6 van 45
9
Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Het Actueel Hoogtebestand Nederland vormt een belangrijke aanvullende informatiebron voor de landschapsanalyse. Dit met behulp van laseraltimetrie verkregen digitale bestand vormt een gedetail leerd beeld van het huidige reliëf in het plangebied. Uit het AHN blijkt dat het plangebied zich bevindt op een direct buiten de dijk gelegen, relatief hoog terreindeel (zie afbeelding 13). Dit hoog gelegen terrein loopt ten noorden van het plangebied uit in een vertakt geulpatroon. Het hoger gelegen terrein betreft crevasseafzettingen. De crevasse afzettingen, welke hoofdzakelijk uit (zandige/siltige) klei bestaan, hebben na inpoldering een minder sterke inklinking ondergaan, waardoor deze terreindelen relatief hoog zijn komen te liggen. Bodemkunde Doordat het zuidelijke deel van het plangebied zich op de dijk bevindt, is de bodemopbouw hier niet gekarteerd (zie afbeelding 14). Binnen het uiterst noordelijke deel van het plangebied komen kalkar me drechtvaaggronden voor, bestaande uit zware klei (profielverloop 1). Binnen het overige, centrale deel van het plangebied komen kalkarme poldervaaggronden voor, bestaande uit klei (profielverloop 3, 3 en 4, of 4). Grondwatertrap Grondwatertrappen zijn een indicatie voor de diepte van de grondwaterstand en de seizoensfluctuatie daarvan. De grondwatertrappenindeling is gebaseerd op gemiddeld hoogste (GHG) en gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). Hiermee worden de winter en zomergrondwaterstanden gekarakte riseerd in een jaar met een gemiddelde neerslag en verdamping. In stedelijk gebied zijn geen grond watertrappen bepaald. Deze worden als ‘witte vlekken’ op de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) weergegeven. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de klassengrenzen die worden aangehouden bij de inde ling van de grondwatertrappen. De trappen worden vastgesteld op een schaal van I tot VII (van res pectievelijk extreem nat tot extreem droog). Bij sommige grondwatertrappen is een * weergegeven: het gaat hier om tussenliggende grondwatertrappen die een drogere variant vertegenwoordigen. 10
Tabel III. Grondwatertrappenindeling
Grondwatertrap
I
II'
III'
IV
V'
VI
VII"
GHG (cm mv)
<40
>40
<40
4080
>80
GLG (cm mv)
<50
5080
80120
80120
>120
>120
>120
') ")
Bij deze grondwatertrappen wordt een droger deel onderscheiden Een met een * achter de code als onderverdeling aangegeven "zeer droog deel" heeft een GHG dieper dan 140 cm beneden maaiveld
Gebiedsdelen met een goede ontwatering (Grondwatertrap VI en VII) zijn zeer geschikt voor land bouw en vormden mede daarom, vooral in het verleden, een aantrekkelijk vestigingsgebied. Het ui terst noordelijke deel van het plangebied, ter plaatse van de kalkarme drechtvaaggronden, heeft grondwatertrap II. Het centrale deel, ter plaatse van de kalkarme poldervaaggronden, heeft grondwa tertrap III. Ter plaatse van de dijk in het zuidelijke deel van het plangebied is de grondwatertrap niet gekarteerd. 9
www.ahn.nl Locher & De Bakker, 1990
10
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 7 van 45
3.7 Archeologische waarden Voor de uitkomst van het bureauonderzoek is het van belang de bekende archeologische waarden (al dan niet volledig onderzocht) te beschrijven. Een belangrijke informatiebron is het landelijke ARCHeo logisch Informatie Systeem (ARCHIS), dat beheerd wordt door de Rijksdienst voor het Cultureel Erf goed (RCE). In dit systeem worden alle archeologische gegevens verzameld en via internet zijn deze door bevoegden te raadplegen. De bekende archeologische waarden staan afgebeeld op afbeelding 15; een kaart met daarop, bin nen een straal van circa 1,5 km rondom het plangebied, de indicatieve archeologische waarde en de in ARCHIS geregistreerde AMKterreinen, waarnemingen, vondstmeldingen en onderzoeksmeldin gen. Indicatieve archeologische waarde De IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarde) geeft voor heel Nederland de trefkans aan op het voorkomen van archeologische resten. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën (per land en waterbodem): een hoge, middelhoge, lage en zeer lage verwachting. Bebouwde gebieden, waar voor geen bodemkundige of geologische gegevens bekend zijn, zijn niet gekarteerd. De IKAW is voornamelijk gebaseerd op de relatie die er bestaat tussen de bodemkundige of geologische kwalifi caties en de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Een punt van aandacht daarbij is dat de IKAW grotendeels is gebaseerd op kaarten met een schaal van 1:50.000. De grenzen op de kaart zijn in werkelijkheid globale overgangen, abrupte overgangen zijn het gevolg van bodemkundige of geo logische kwalificaties. Op lokaal schaalniveau is de kaart daarom minder betrouwbaar. Daarbij komt dat de IKAW voornamelijk gebaseerd is op de aanwezigheid van nederzettingen vanaf het Laat Pale olithicum tot en met Vroege Middeleeuwen en niet op bijvoorbeeld grafvelden of offerplaatsen. Voor de periode LateMiddeleeuwen en Nieuwe tijd is de IKAW minder betrouwbaar, vooral voor de gebie den die vanaf die perioden zijn ontgonnen. Een lage verwachting op het aantreffen van archeologi sche waarden en resten wil daarom niet zeggen dat er geen archeologische waarden of resten aan wezig kunnen zijn. De kans daarop is echter wel kleiner. Volgens de IKAW ligt het plangebied in een gebied met een lage kans op het aantreffen van archeo logische waarden (zie afbeelding 15). Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Zuidplas Sinds 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht (WAMZ). Het doel van deze wet is te voorkomen dat archeologische waarden uit het verleden verloren gaan. In deze wet zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het beheer van het bodemarchief binnen hun grondgebied. Voor een goed beheer van dit bodemarchief gebruikt de gemeente een archeologische beleidskaart. De Archeologische beleidskaart geeft een gemeentebreed overzicht van bekende en te verwachten ar cheologische waarden. De kaart maakt inzichtelijk waar bij welke ruimtelijke ingrepen een archeolo gisch onderzoek verplicht is en wordt als toetsingskader gebruikt voor ruimtelijke procedures. Volgens de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Zuidplas ligt het zuidelijke deel van het plangebied grotendeels binnen een strook met een hoge archeologische verwachting. Deze 11 strook betreft het gebied van circa 100 m vanaf de ontginningsas van de Hollandse IJssel. Rondom de binnen het plangebied gelegen vijver ligt een zone met een zeer hoge verwachting, betreffende de locatie van de gesloopte steenoven. Het noordelijke deel van het plangebied heeft een middelhoge archeologische verwachting, vanwege de ligging op een crevasse.
11
Buesink et al, 2010
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 8 van 45
Voor de hierboven omschreven terreindelen gelden verschillende beleidsadviezen. Ter plaatse van de zeer hoge, de hoge en de middelhoge archeologische verwachting dient, bij planvorming en voor afgaand aan vergunningverlening, bij bodemingrepen dieper dan 30 cm mv en een onderzoeksloca tie groter dan respectievelijk 50, 100 en 250 m², vroegtijdig een inventariserend archeologisch onder zoek te worden uitgevoerd. AMKterreinen binnen het onderzoeksgebied De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van archeologische terreinen in Nederland, welke ook wel worden aangeduid als monumenten. De terreinen zijn beoordeeld op ver schillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in vier categorieën; terreinen met archeologische waar de, een hoge archeologische waarde, een zeer hoge archeologische waarde of een zeer hoge arche ologische waarde met een beschermde status. Binnen het plangebied liggen geen AMKterreinen (zie afbeelding 15). Binnen het onderzoeksgebied ligt 1 AMKterrein (zie tabel IV en afbeelding 15). Tabel IV. Overzicht AMKterreinen Situering t.o.v. plan gebied
AMK nr.
Waarde
Complex
Datering
700 m ten zuidoosten
6.486
hoog
kerk
Late Middeleeuwen
Omschrijving Terrein met sporen van een kerk of klooster uit de Middeleeuwen (tweede helft 12e eeuw). Toelichting waardebepaling: Dit terrein heeft een hoge waarde door de plaatselijk historische betekenis en door de hoge trefkans op sporen (begravingen). Het terrein ligt binnen een oude stads of dorspkern. Actualisering Archeologische Monumentenkaart ZuidHolland 20042006 Resultaat bureauonderzoek: De tufstenen voorganger is niet zichtbaar. De precieze gaafheid is niet duidelijk. Naar verwachting is de bodem rondom niet ernstig verstoord, de kans is vrij groot dat hier begravingen aanwezig zijn. Binnen de kerk zijn doodskisten aangetroffen. Er zijn ophogingslagen waargenomen. De vernieling van de tufstenen kerk is verbonden aan de oorlog tussen Jacoba van Beieren en Philips van Bourgondië van 14251428. In de jaren 1960 zijn door de RDMZ restauraties uitgevoerd aan de kerk.
In het verleden uitgevoerde archeologische onderzoeken binnen het onderzoeksgebied Binnen het onderzoeksgebied zijn in de afgelopen jaren door verschillende archeologische bedrijven en instellingen in totaal 9 archeologische onderzoeken uitgevoerd. Het gaat daarbij om bureau onderzoeken en booronderzoeken (zie tabel V en afbeelding 15). Tabel V. Overzicht onderzoeksmeldingen Onderzoeksmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
29.987
Direct ten zuiden
Uitvoerder RAAP
Aard en resultaten van het onderzoek Bureauonderzoek: resultaten niet bekend in ARCHIS. Onderzoeksmeldingsnr.
Situering t.o.v. plangebied
12.477
350 m ten zuiden
Uitvoerder ARC
Aard en resultaten van het onderzoek Booronderzoek: resultaten niet bekend in ARCHIS
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 9 van 45
Vervolg tabel V. Overzicht onderzoeksmeldingen
Onderzoeksmeldingsnr. 7.096
Situering t.o.v. plangebied 600 m ten zuidoosten
Uitvoerder Archeomedia / Arnicon
Aard en resultaten van het onderzoek Booronderzoek: Uit het inventariserend veldonderzoek is gebleken dat archeologische resten aanwezig zijn ter plaatse van de nieuw te bouwen woning. In 2 boringen en 2 monsters bevindt zich vondstmateriaal uit de 17e eeuw en later. Het betreft waarschijnlijk de restanten van postmiddeleeuwse woningen, schuren en akkers. Gebleken is dat de bodem tot 2,3 a 2,7 . mv verstoord is in de 19e/20e eeuw. De archeolo gische waarde is beperkt. Het nieuwbouwplan heeft een dermate kleine oppervlakte, dat de ingreep in de bodem beperkt blijft. Onderzoeksmeldingsnr. 30.172
Situering t.o.v. plangebied 600 m ten oosten
Uitvoerder RAAP
Aard en resultaten van het onderzoek Bureauonderzoek: Aanbevolen wordt om te onderzoeken of het technisch en praktisch mogelijk is om deze door middel van (een combinatie van) akoestischgeofysische technieken indien mogelijk met een bodempenetrerend vermogen te laten onderzoeken. Indien anomalieën kunnen worden aangetoond dienen deze nader onderzocht te worden door een inventariserend veldonderzoek. Onderzoeksmeldingsnr. 21.111
Situering t.o.v. plangebied 700 m ten zuidoosten
Uitvoerder Archeomedia / Arnicon
Aard en resultaten van het onderzoek Bureau en booronderzoek: De resultaten van het bureauonderzoek en het inventariserend veldonderzoek geven geen aanleiding tot aanpas singen in de voorgenomen bouwplannen op de locatie Dorpsstraat 1618 te Ouderkerk aan den IJssel, aangezien de verstoring door de nieuwbouw niet diep zal reiken. Vanwege de kans op funderingsresten vanaf de 15e eeuw (de oudste ontginningsfase), verdient het aanbeve ling om tijdens de sloop en ontgraving van de nieuwbouwput een beperkte archeologische opgraving uit te voeren. Onderzoeksmeldingsnr. 17.778
Situering t.o.v. plangebied 800 m ten noordoosten
Uitvoerder Archeomedia / Arnicon
Aard en resultaten van het onderzoek Bureau en booronderzoek: op basis van het bureauonderzoek was er een redelijke verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de late Middeleeuwen en in mindere mate uit de ijzertijd en Romeinse tijd. Het veldonderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van vondstrijke nederzettingsresten. Onderzoeksmeldingsnr. 5.224
Situering t.o.v. plangebied 1 km ten zuidoosten
Uitvoerder Archeomedia / Arnicon
Aard en resultaten van het onderzoek Niet bekend in ARCHIS. Onderzoeksmeldingsnr. 5.196
Situering t.o.v. plangebied 1,5 km ten zuidoosten
Uitvoerder Archeomedia / Arnicon
Aard en resultaten van het onderzoek Booronderzoek: resultaten niet bekend in ARCHIS. Onderzoeksmeldingsnr. 5.225
Situering t.o.v. plangebied 1,5 km ten zuidoosten
Uitvoerder Archeomedia / Arnicon
Aard en resultaten van het onderzoek Niet bekend in ARCHIS.
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 10 van 45
Waarnemingen binnen het onderzoeksgebied In ARCHIS staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. Binnen het plangebied zijn geen waarnemingen geregistreerd. Binnen het onderzoeksgebied staan 4 waarnemingen geregi streerd buiten het hierboven vermelde monument en onderzoeksmeldingen (zie tabel VI en afbeel ding 15). Tabel VI. Overzicht ARCHISwaarnemingen Waarnemingsnr. 46.434
Situering t.o.v. plangebied 400 m ten westen
Datering Midden IJzertijd Late IJzertijd
Aard van de melding Bij de aanleg van een recreatiegebied zijn 16 fragmenten aardewerk en een stukje bot aangetroffen. Ter plaatse zijn door het BOOR in twee campagnes boringen gezet. Uit de boringen blijkt dat de ondergrond is opgebouwd uit veen. Binnen het veen zijn twee iets donkerder niveaus te onderscheiden: op circa 130 cm en op 170 cm mv. Deze niveaus bevatten iets houtskool, geen aardewerk, bot e.d. Welk nivo aan de gevonden aardewerkscherven gekoppeld kan worden is onduidelijk. Het aangeboorde houtskool bestond veelal uit verbrande rietjes; slechts af en toe was er sprake van houtskoolbrokjes. Van een echte veraarding van het veen was geen sprake. Waarnemingsnr. 417.233
Situering t.o.v. plangebied 850 m ten noordwesten
Datering Mesolithicum Nieuwe tijd
Aard van de melding Het complex bestaat uit een fragment van een houten voorwerp, mogelijk een kom. Waarnemingsnr. 45.479
Situering t.o.v. plangebied 1,2 km ten zuiden
Datering Late Middeleeuwen
Aard van de melding Complete beschilderde pot. Pingsdorf geelwitbakkend. Exacte coördinaten niet bekend, gegeven coördinaten zijn administratief. Waarnemingsnr. 47.480
Situering t.o.v. plangebied 1,7 km ten oosten
Datering Romeinse tijd
Aard van de melding 6 koperen munten: 5 assen met verschillende afbeeldingen, alle uit vroege en midden keizertijd.1 Follis van Constantinus.
Vondstmeldingen binnen het onderzoeksgebied In ARCHIS staan vondstmeldingen geregistreerd. Nadat deze zijn gecontroleerd worden het waarne mingen. Tot die tijd staan ze als vondstmeldingen geregistreerd. Binnen het onderzoeksgebied staan geen vondstmeldingen geregistreerd (zie afbeelding 15). NUMIS NUMIS, oftewel het NUMismatisch InformatieSysteem, is een database waarin beschrijvingen zijn te vinden van in Nederland gevonden munten, penningen en andere numismatische voorwerpen. In NUMIS zijn alle bij het Geldmuseum bekende schatvondsten beschreven. Van de losse vondsten is 12 met name materiaal van vóór het jaar 1600 na Christus opgenomen. Het raadplegen van NUMIS heeft voor het plangebied geen aanvullende informatie opgeleverd. 12
www.geldmuseum.nl/museum/content/zoekennumis
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 11 van 45
3.8 Aanvullende informatie Voor aanvullende informatie is contact gezocht met de Historische Vereniging Nieuwerkerk aan den IJssel (d.d. januari 2011, contactpersoon de heer A. den Boer). Hieronder volgt een samenvatting van de door de heer Den Boer aangeleverde informatie. De buurtschap waarvan het plangebied deel uit maakt heet nu VerHitland, maar vroeger kwam ook de benaming Klein en GrootHitland voor, dezelfde benamingen als voor de enkele kilometers ver e derop gelegen buurtschap (nu recreatiecentrum) KleinHitland. Kort gezegd is vanaf de 17 eeuw tot ca. 1920 een steenplaats actief geweest op deze plek en was er daarna alleen een woon en licht agrarische functie. 13 In 2008 verscheen bij Gelling Publishing het boek 'Haven van Hitland van vaargeul tot woonhaven' met voornamelijk interviews. Het voorafgaande hoofdstuk (door de heer Den Boer) over de historie van VerHitland is in deze rapportage opgenomen als bijlage 5. De voornaamste informatie die hieruit naar voren komt is dat ter plaatse van VerHitland zowel een binnendijkse als een buitendijkse steen plaats aanwezig waren. De binnendijkse steenplaats, waar 2 steenovens aanwezig waren, lag ter plaatse van het huidige plangebied. Beide steenplaatsen sloten rond 1920. De steenovens, op één na, werden gesloopt. De enige steenoven die gespaard werd, gelegen binnen het huidige plangebied, kwam in de jaren zestig op de rijksmonumentenlijst. Deze oven met karakteristieke toegangspoort werd in 1973 door architect Gunnar Daen omgebouwd tot landhuis De Olifant. In bijlage 5 is een schilderij van de steenovens toegevoegd, zoals deze erbij lagen rond 1885. In archiefstukken van 1786 kwam de naam Hitland voor het eerst voor als de naam van deze steen e plaats van Van Lange in de polder Gansdorp. In de 20 eeuw heette de enige buitendijkse en vanaf 1938 een binnendijkse boerderij VerHitland. 3.9 Relatie aardwetenschappelijke informatie met archeologische waarden Archeologische waarden zijn met name te verwachten op de stroomgordelafzettingen van de Hol landse IJssel. Ook de crevasseafzettingen hebben in het verleden een relatief gunstige bewo ningslocatie gevormd, maar hadden vanwege hun langgerekte en smalle vorm een kleinere aantrek kingskracht dan de stroomgordels. 3.10 Korte bewoningsgeschiedenis van de gemeente Zuidplas In deze paragraaf wordt een bespreking van de bewoningsgeschiedenis van de streek gegeven. Een algemene ontwikkeling van de bewoningsgeschiedenis van Nederland wordt weergegeven in bijlage 2. De oudste sporen van bewoning binnen de gemeente Zuidplas dateren uit het Mesolithicum en zijn aangetroffen op de stroomgordels van Gouderak en Zuidplas. Waarschijnlijk gaat het daarbij om klei ne jachtkampjes van jagers/verzamelaars. Resten uit deze periode zijn tevens te verwachten op (be graven) rivierduinen. Ook resten uit het Neolithicum zijn aan te treffen op de rivierduinen en de stroomgordels van Gouderak en Zuidplas. Hoewel in Nederland Neolithische resten bekend zijn van zowel jagers/verzamelaars als halfsedentaire samenlevingen, zijn deze laatste niet bekend uit de gemeente Zuidplas (wel in onder andere Vlaardingen).
13
Meijers et al., 2008
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 12 van 45
Tijdens de Bronstijd kwam de veengroei tussen de rivieren op gang. Het landschap werd natter en vermoedelijk minder geschikt voor bewoning. Er zijn uit deze periode (nog) geen archeologische res ten bekend binnen de gemeente Zuidplas, wat niet betekent dat er destijds geen bewoning plaats vond. Ook uit de IJzertijd is weinig bekend, wat vermoedelijk eveneens verband houdt met de veen vorming. Wel is nabij het plangebied een aantal aardewerkfragmenten en een botfragment uit deze periode aangetroffen (zie ARCHISwaarneming 46.434). Deze resten zijn aangetroffen in het veen, wat aangeeft dat binnen de veengebieden sprake was van activiteit. Veel van de oorspronkelijk aan wezige archeologische resten uit deze periode zullen echter door veenafgraving verloren zijn gegaan. Resten uit de Romeinse tijd zijn eveneens schaars en worden niet verwacht binnen de verveende terreinen. Pas in de Vroege Middeleeuwen vond (grootschalige) ontginning van het gebied plaats. De oeverzones van de veenrivieren vormden hierbij de ontginningsbases, waar dan ook de eerste be bouwing plaatsvond. Hoewel vermoedelijk al eerder kleine nederzettingen in het veengebied aanwe zig waren, zijn deze vermoedelijk grotendeels verdwenen door veenafgraving. Gedurende de Middel eeuwen en de Nieuwe tijd ging de ontginning van het veengebied door, waarbij (mede door inklinking) e veenplassen ontstonden, waaronder de Zuidplas. Vanaf het eind van de 17 eeuw werden deze veenplassen drooggelegd, waarbij onder andere de Zuidplaspolder ontstond. Het plangebied ligt ove rigens buiten deze droogmakerij. 3.11 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Op grond van het bureauonderzoek is het volgende gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel opgesteld: Uit de verzamelde aardwetenschappelijke gegevens blijkt dat het plangebied is gelegen op fluviatiele afzettingen van de Hollandse IJssel. Het zuidelijke deel van het plangebied ligt op stroomgordelafzet tingen, het noordelijke deel op crevasseafzettingen. De stroomgordel van de Hollandse IJssel dateert van circa 200 na Chr., waardoor hierop/in archeologische resten uit de Romeinse tijd, de Middeleeu wen en de Nieuwe tijd aanwezig kunnen zijn. De stroomgordelafzettingen vormden een gunstige ne derzettingslocatie en de rivier met zijn oevers was tevens een natuurlijke (vaar)weg in een moeilijk toegankelijk gebied. De kans op het voorkomen van archeologische resten is hoog voor de stroom gordelafzettingen (zuidelijk deel plangebied) en middelhoog voor de crevasseafzettingen (noordelijke deel plangebied). Eventueel aanwezige resten worden in (de top van) de stroomgordel en crevasse e afzettingen verwacht. Vanaf de 17 eeuw is binnen het plangebied een steenoven actief geweest. Een deel van de bijbehorende historische bebouwing is nog aanwezig, van de overige (gesloopte) bebou wing zijn mogelijk nog resten in de ondergrond aanwezig. Aangezien ook het noordelijk deel van het plangebied tot de steenoven behoorde, is de kans op de aanwezigheid van archeologische resten uit de nieuwe tijd ook voor dit deel van plangebied hoog. Ter plaatse van de gesloopte steenoven geldt een zeer hoge verwachting. Onder de stroomgordelafzettingen, en met name ook onder de crevasseafzettingen (die een geringe re dikte hebben), komt vermoedelijk veen voor. Het veen heeft een lage archeologische verwachting. Uit de vondst van IJzertijdresten op korte afstand ten westen van het plangebied blijkt echter dat rond het plangebied sprake was van menselijke activiteit in deze periode. De kans op het voorkomen van IJzertijdresten binnen het noordelijke deel van het plangebied wordt daarom middelhoog geacht. Bin nen het zuidelijke deel van het plangebied zal het niveau met de IJzertijdresten vermoedelijk zijn geë rodeerd door de Hollandse IJssel. Eventueel aanwezige resten worden in het veen onder de crevas seafzettingen verwacht.
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 13 van 45
Aangezien er geen afzettingen van oudere stroomgordels in de ondergrond van het plangebied wor den verwacht, en het plangebied niet ter plaatse van een (bekende) rivierduin ligt, wordt de kans op het voorkomen van archeologische resten uit de periode (Laat)Paleolithicum Bronstijd laag geacht. Tabel VII.
Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
Archeologische periode
Gespecificeerde verwachting
Te verwachten resten en/of sporen
Relatieve diepte t.o.v. het maaiveld
(Laat)Paleolithicum
laag
Vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen
In de top van de Pleistocene rivierafzettingen
Mesolithicum
laag
Vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen
In de top van de Pleistocene rivierafzettingen
Neolithicum
laag
Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, houtskool en gebruiksvoor werpen
In de top van de Pleistocene rivierafzettingen
Bronstijd
laag
Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, metaalresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen
In het veenpakket
IJzertijd
Noordelijk deel: middelhoog Zuidelijk deel: laag
Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaal resten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwer pen
In het veenpakket
Romeinse tijd
Noordelijk deel: middelhoog Zuidelijk deel: hoog
Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaal resten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwer pen
In (de top van) de rivierafzettin gen van de Hollandse IJssel
Middeleeuwen
Noordelijk deel: middelhoog Zuidelijk deel: hoog
Bewoningssporen van een (boeren)erf: kleine fragmenten aardewerk, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen
In (de top van) de rivierafzettin gen van de Hollandse IJssel
Nieuwe tijd
Hoog tot zeer hoog
Bewoningssporen van een (boeren)erf: kleine fragmenten aardewerk, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen
In (de top van) de rivierafzettin gen van de Hollandse IJssel
Bodemverstoring Dat een gebied een middelhoge of hoge archeologische verwachting heeft, hoeft niet te betekenen dat de eventueel aanwezige archeologische resten ook waardevol zijn. Als gevolg van bodemingre pen kunnen vindplaatsen geheel of gedeeltelijk verstoord zijn. De waarde van archeologische vind plaatsen wordt grotendeels bepaald door de mate waarin vondsten in situ bewaard zijn gebleven in de bodem en/of grondsporen intact zijn. Het plangebied is in het verleden in gebruik geweest als steenoven. Dit gebruik kan (plaatselijk) bo demverstoringen tot gevolg hebben gehad. Ook zijn er o.a. ten behoeve van de steenplaats verschil lende gebouwen aanwezig geweest, waaronder een tweede steenoven. Bij de aanleg van deze be bouwing zal het oorspronkelijke bodemprofiel plaatselijk verstoord zijn geraakt. Ter plaatse van de gesloopte steenoven is een waterpartij aangelegd. Het is niet bekend in hoeverre hier mogelijk nog resten van de steenoven aanwezig zijn.
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 14 van 45
Binnen het plangebied zijn enkele ontsluitingswegen aanwezig (geweest). Ter plaatse van deze we gen zal de top van het bodemprofiel verstoord zijn geraakt. 4. CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES 4.1 Conclusie Voor het bureauonderzoek zijn een drietal onderzoeksvragen opgesteld. Hieronder worden deze vra gen beantwoord voor zover het bureauonderzoek de daarvoor benodigde gegevens heeft opgeleverd. Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisa ties, diepploegen of landinrichting? Het plangebied is in het verleden in gebruik geweest als steenoven. Dit gebruik kan plaatselijk bodemverstoringen tot gevolg hebben gehad. Ook zijn er onder andere ten behoeve van de steenplaats verschillende gebouwen aanwezig geweest, waaronder een tweede steenoven. Bij de aanleg van deze bebouwing zal het oorspronkelijke bodemprofiel plaatselijk verstoord zijn geraakt. Ter plaatse van de gesloopte steenoven is een waterpartij aangelegd. Het is niet bekend in hoeverre hier mogelijk nog resten van de steenoven aanwezig zijn. Binnen het plangebied zijn enkele ontsluitingswegen aanwezig (geweest). Ter plaatse van deze wegen zal de top van het bodemprofiel verstoord zijn geraakt. Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, welke vanuit archeologisch oog punt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of rug, nabij een veengebied, een beekdal)? Het zuidelijke deel van het plangebied is gelegen op de stroomgordel van de Hollandse IJs sel. Stroomgordels vormen vanwege hun relatief hoge en droge ligging gunstige nederzett inslocaties en bieden tevens geschikte landbouwgronden. Daarnaast vormden de rivier en zijn oevers een natuurlijke (vaar)weg in een moeilijk toegankelijk gebied. Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied? Het noordelijke deel van het plangebied (ter plaatse van de crevasseafzettingen) heeft een lage verwachting voor de periode (Laat)Paleolithicum Bronstijd, een middelhoge verwach ting voor de periode IJzertijd Middeleeuwen en een hoge verwachting voor de Nieuwe tijd. Het zuidelijke deel van het plangebied (ter plaatse van de stroomgordelafzettingen) heeft een lage verwachting voor de periode (Laat)Paleolithicum IJzertijd en een hoge verwachting voor de periode Romeinse tijd Nieuwe tijd. Voor de locatie van de gesloopte steenoven geldt een zeer hoge verwachting (voor de Nieuwe tijd).
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 15 van 45
4.2 Selectieadvies Econsultancy adviseert om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een verkennend booronderzoek, teneinde de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecifi ceerde verwachting aan te vullen en te toetsen. Tevens dient het verkennend booronderzoek om een betrouwbaar beeld te krijgen van de mate van intactheid van het bodemprofiel. Bovenstaand advies vormde het selectieadvies van Econsultancy. De resultaten van dit onderzoek zijn beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Zuidplas, beoordelingsbrief van de Milieudienst, kenmerk: 201101750), die het selectieadvies heeft overgenomen.
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 16 van 45
LITERATUUR Alterra, 2003: Digitale Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:25.000. Berendsen, H.J.A., 2008: Fysische Geografie van Nederland, deel 1: De vorming van het land. Inlei ding in de geologie en de geomorfologie. Van Gorcum, Assen. Berendsen, H.J.A., 2005: Fysische Geografie van Nederland, deel 4: Landschappelijk Nederland. De fysischgeografische regio's. Van Gorcum, Assen. Berendsen, H.J.A., Stouthamer, E. 2001: Palaeogeographic development of the RhineMeuse delta, The Netherlands. Van Gorcum, Assen. Buesink, A., Mostert, M., Willems, J.M.J. en Kalisvaart, C.C., 2010: Gemeente Zuidplas: gemeentelij ke beleidsnota archeologie. BAAC rapport V10.0038. Locher, W.P. & Bakker, H. de, 1990: Bodemkunde van Nederland. Deel 1: Algemene bodemkunde. Malmberg, Den Bosch. Meijers, M. et al., 2008: Haven van Hitland. Van vaargeul tot woonhaven. Gelling Publishing. Mulder, E.F.J. de, Geluk, M.C., Ritsema, I.L., Westerhoff, W.E., Wong, T.E., 2003: De ondergrond van Nederland. WoltersNoordhoff, Groningen. Stichting voor Bodemkartering, 1984: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 38 West. BRONNEN AHN; internetsite, januari 2011. http://www.ahn.nl Archeologisch informatiesysteem Archis2, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), Amersfoort, januari 2011. http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html Dinoloket, internetsite, januari 2011. http://www.dinoloket.nl/ Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie; internetsite, januari 2011. http://www.kich.nl SIKB; internetsite, januari 2011. http://www.sikb.nl Wat Was Waar; internetsite, januari 2011. http://www.watwaswaar.nl Numis, internetsite, januari 2011. http://www.geldmuseum.nl/museum/content/zoekennumis
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 17 van 45
Afbeelding 1
445000
Bleiswijk Bleiswijk Bleiswijk Bleiswijk Bleiswijk Bleiswijk
Zev Zev Zev enhuizen ZH enhuizen ZH Zev Zev Zevenhuizen ZH enhuizen ZH enhuizen ZH enhuizen ZH
BERGSCHENHOEK BERGSCHENHOEK BERGSCHENHOEK BERGSCHENHOEK BERGSCHENHOEK BERGSCHENHOEK
Bergschenhoek Bergschenhoek Bergschenhoek Bergschenhoek Bergschenhoek Bergschenhoek Berkel en Rodenrijs Berkel en Rodenrijs Berkel en Rodenrijs
Moordecht Moordecht Moordecht Moordecht Moordecht Moordecht
Stolwijk Stolwijk Stolwijk Stolwijk Stolwijk Stolwijk
440000
Nieuwerkerk aan den IJssel Nieuwerkerk aan den IJssel Nieuwerkerk aan den IJssel Nieuwerkerk aan den IJssel Nieuwerkerk aan den IJssel Nieuwerkerk aan den IJssel
BERKENWOUDE BERKENWOUDE BERKENWOUDE BERKENWOUDE BERKENWOUDE BERKENWOUDE
OUDERKERK AD IJSSEL OUDERKERK AD IJSSEL OUDERKERK AD IJSSEL OUDERKERK AD IJSSEL OUDERKERK AD IJSSEL OUDERKERK AD IJSSEL ROT ROT ROT ERDAM ERDAM ROT ROT ROTT TT TT TERDAM ERDAM ERDAM ERDAM
Capelle aan den IJssel Capelle aan den IJssel Capelle aan den IJssel Capelle aan den IJssel Capelle aan den IJssel Capelle aan den IJssel
435000
KRIMPEN AD IJSSEL KRIMPEN AD IJSSEL KRIMPEN AD IJSSEL KRIMPEN AD IJSSEL KRIMPEN AD IJSSEL KRIMPEN AD IJSSEL
N N N N N N Krimpen aan de Lek Krimpen aan de Lek Krimpen aan de Lek Krimpen aan de Lek Krimpen aan de Lek Krimpen aan de Lek Kinderdijk Kinderdijk Kinderdijk Kinderdijk Kinderdijk Kinderdijk
ST ST ST REEFKERK REEFKERK ST ST STREEFKERK REEFKERK REEFKERK REEFKERK
Lekkerkerk Lekkerkerk Lekkerkerk Lekkerkerk Lekkerkerk Lekkerkerk
NieuwLekkerland NieuwLekkerland NieuwLekkerland NieuwLekkerland NieuwLekkerland NieuwLekkerland
5000m 5000m 5000m 5000m 5000m 5000m
0 00 00 0
Ridderkerk Ridderkerk Ridderkerk Ridderkerk Ridderkerk Ridderkerk 95000
Alblasserdam Alblasserdam Alblasserdam Alblasserdam Alblasserdam Alblasserdam
100000
105000
110000
Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Zuidplas) Groenendijk 311 Locatie van het plangebied bron: Geodan
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 18 van 45
439100
439200
Afbeelding 2
Groe nendijk N N N N N N
0
50m
102500
102600
102700
Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Zuidplas) Groenendijk 311 Detailkaart van het plangebied Legenda Plangebied
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 19 van 45
Afbeelding 3
N N NN NN
Nieuwerkerk aan de IJssel (gemeente Zuidplas) Groenendijk 311 Overzichtskaart van het hoogheemraadschap van Schieland, blad 8, 1611 Legenda Plangebied
Afbeelding 4
N N NN NN
Nieuwerkerk aan de IJssel (gemeente Zuidplas) Groenendijk 311 Overzichtskaart van het hoogheemraadschap van Schieland, blad 9, 1684 Legenda Plangebied
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 20 van 45
NNN
Afbeelding 5
Nieuwerkerk aan de IJssel (gemeente Zuidplas) Groenendijk 311 Kadastrale kaart uit de periode 18111832 Legenda Plangebied
Afbeelding 6
N N N N N N
Nieuwerkerk aan de IJssel (gemeente Zuidplas) Groenendijk 311 Militaire topografische kaart uit 1877 Legenda Plangebied
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 21 van 45
Afbeelding 7
N N N N N N
Nieuwerkerk aan de IJssel (gemeente Zuidplas) Groenendijk 311 Topografische kaart uit 1936 Legenda Plangebied
Afbeelding 8
N N N N N N
Nieuwerkerk aan de IJssel (gemeente Zuidplas) Groenendijk 311 Topografische kaart uit 1958 Legenda Plangebied
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 22 van 45
Afbeelding 9
N N N N N N
Nieuwerkerk aan de IJssel (gemeente Zuidplas) Groenendijk 311 Topografische kaart uit 1981 Legenda Plangebied
Afbeelding 10
N N N
Nieuwerkerk aan de IJssel (gemeente Zuidplas) Groenendijk 311 Topografische kaart uit 1989 Legenda Plangebied
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 23 van 45
Afbeelding 11
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 24 van 45
Afbeelding 12 (niet op schaal)
N N N N N N
Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Zuidplas) Groenendijk 311 Archeolandschappelijke eenhedenkaart van de gemeente Zuidplas Legenda zie volgende pagina Plangebied
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 25 van 45
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 26 van 45
Afbeelding 13
N N N N N N
Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Zuidplas) Groenendijk 311 Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Legenda in meter +NAP Plangebied
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 27 van 45
Afbeelding 14
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 28 van 45
Afbeelding 15
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 29 van 45
Afbeelding 16 (niet op schaal)
N N N N N N
Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Zuidplas) Groenendijk 311 Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Zuidplas Legenda zie hieronder Plangebied
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 30 van 45
Afbeelding 17
Schilderij van VerHitland, vermoedelijk daterend van circa 1885. Schilder onbekend.
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 31 van 45
Bijlage 1 Overzicht geologische en archeologische tijdvakken
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 32 van 45
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 33 van 45
Bijlage 2 Bewoningsgeschiedenis van Nederland Als aanvullende informatie wordt hieronder een algemene ontwikkeling van de bewoningsgeschiede nis van Nederland weergegeven. Paleolithicum (tot ca. 8800 voor Chr.) De vroegste bewoningssporen in Nederland uit deze periode dateren uit de voorlaatste ijstijd, ca. 300.000130.000 jaar geleden. Waarschijnlijk hebben in de koudste fasen van de ijstijden in Neder land geen mensen geleefd. Daarentegen was bewoning in de warmere perioden wel mogelijk. De mensen die hier toen leefden trokken als jagers/vissers/verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. Veranderingen in het klimaat zorgden voor een veran derende flora en fauna. Tijdens de koude perioden bestond het groot wild onder meer uit rendieren, mammoeten, paarden en steppewisenten. Vooral op paarden en rendieren werd in het Laat Paleoli thicum intensief jacht gemaakt. Tijdens de warmere perioden werd er onder andere op herten, wilde zwijnen en oerossen gejaagd. Mesolithicum (ca. 88004900 voor Chr.) Rond de overgang van het Pleistoceen naar het Holoceen (ca. 9000 voor Chr.) verbeterde het klimaat zich voor een langdurige periode. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor de variatie in flora en fauna (o.a. bosontwikkeling) toenam. De mens kreeg nu de mogelijkheid om meer gevarieerd te eten: vruchten en andere eetbare gewassen stonden nu vaker op het menu. Doordat de temperatuur steeg, trok het groot wild (met name rendieren) naar het noorden, dat plaats maakte voor meer territorium gebonden klein wild, vogels en vissen. Door deze veranderende leefomstandigheden werd de jacht techniek aangepast. De vuursteen bewerkingstechniek hield met deze ontwikkeling gelijke tred. Er werden kleine spitse vuursteenspitsen vervaardigd die als pijl en harpoenpunt werden gebruikt. Met de stijging van de temperatuur begon het landijs te smelten en de zeespiegel te stijgen. Het tot dan toe droge NoordzeeBekken kwam onder water te staan. De groepen jagers/vissers/verzamelaars wisselden nog wel van locatie maar exploiteerden kleinere gebieden. In het voorjaar viste men in de rivieren, tijdens de zomer leefde men voornamelijk langs de kust, waar naast vis en schaaldieren ook zeehonden als voedselbron dienden. In de herfst verzamelde men noten en vruchten, terwijl in de winter op onder meer pelsdieren werd gejaagd. Neolithicum(ca. 53002000 voor Chr.) Aan het begin van deze periode gingen het jagen, vissen en verzamelen een steeds minder belangrij ke rol spelen. Men ging nu zelf cultuurgewassen telen en dieren houden bij het kamp. Uit vondsten valt af te leiden dat het om twee groepen mensen gaat, enerzijds kolonisten met een vrijwel agrari sche levenswijze, anderzijds om de autochtone Mesolithische bevolking die een halfagrarische le vensstijl erop na gaat houden. Deze verandering ging gepaard met enkele technologische en sociale vernieuwingen zoals: het wonen op een vaste plek in een huis, het gebruik van vaatwerk van (gebak ken) klei en de introductie van geslepen stenen dissels en bijlen. De bevolking groeide nu gestaag, mede door de productie van overschotten. Uit het Neolithicum zijn verschillende nu nog zichtbare grafmonumenten bekend, te weten grafkelders, hunebedden en grafheuvels.
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 34 van 45
Bronstijd (ca. 2000800 voor Chr.) Het begin van dit tijdvak valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen zoals bijlen. Vuurstenen werktuigen bleven, zij het minder, in gebruik. Het aardewerk uit deze periode is over het algemeen tamelijk zeldzaam. Vuursteenmateriaal uit de Bronstijd is meestal niet goed te onderschei den van dat uit andere perioden. Lange tijd bleven bronzen voorwerpen zeer schaars binnen Neder lands grondgebied. Door het van nature ontbreken van de benodigde grondstoffen moest het brons worden geïmporteerd en ontstonden er handelscontacten over langere afstanden. Eén en ander had wel tot gevolg dat er binnen de bevolking grotere verschillen ontstonden door verschillen op basis van bezit. De grafheuveltraditie, die tijdens het Neolithicum haar intrede deed, werd in eerste voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, omgeven door een greppel. Een Kopertijd voorafgaand aan de Bronstijd wordt in NoordwestEuropa niet onderscheiden, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Middellandse Zeegebied. Wel zijn uit het LaatNeolithicum kope ren voorwerpen bekend. IJzertijd (ca. 80012 voor Chr.) In deze periode werden voor het eerst ijzeren voorwerpen vervaardigd. Voor de productie van werk tuigen en wapens werd brons vervangen door ijzer. Er ontstond een inheemse ijzerproductie. Het gebruik van vuursteen voor het vervaardigen van werktuigen duurde nog in beperkte mate voort. Ten opzichte van de Bronstijd traden er in de aardewerktraditie geen radicale veranderingen op. Evenals in het Neolithicum en de Bronstijd woonden de mensen in verspreid liggende hoeven ('Einzelhöfe') of in nederzettingen bestaande uit maar enkele huizen; deze werden in een beperkt gebied nogal eens verplaatst. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen ('Celtic fields'). Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand (bezit van metalen voorwerpen), die moge lijk op sociale ongelijkheid duiden. In de zogenaamde vorstengraven uit Zuid Nederland, met daarin luxe, geïmporteerde bijgaven, zijn vermoedelijk lokale of regionale autoriteiten begraven. De meeste begravingen vonden nog altijd plaats in urnenvelden. Tijdens de IJzertijd werd het Friese kustgebied gekoloniseerd en ontstonden de eerste terpen. Romeinse Tijd (ca. 12 voor Chr. 450 na Chr.) Met de komst van de Romeinen eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. Aange zien de schriftelijke bronnen slechts een zeer fragmentarisch beeld schetsen, is men toch nog in be langrijke mate aangewezen op de archeologie als informatiebron. Een tijd lang diende het Nederland se rivierengebied als uitvalsbasis voor veldtochten in het noorden van Germanië. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als Romeinse rijksgrens ingesteld. Ter controle en verdediging van deze zogenaam de 'limes' werden langs de Rijn, tot diep in Duitsland, 'castella' (militaire forten) gebouwd. De inheemse manier van leven handhaafde zich nog lange tijd. Wel werd, vooral na de opstand van de Bataven tegen de Romeinse overheersers in 6970 na Chr., de Romeinse invloed steeds duidelij ker. In veel InheemsRomeinse nederzettingen was bijvoorbeeld, naast het eigen handgevormde aardewerk, Romeins importaardewerk in gebruik, dat op de draaischijf was vervaardigd. Er werden, vooral in Limburg, grootse villa's (Romeinse herenboerderijen) gebouwd, hetzij nieuw gesticht, hetzij ontwikkeld vanuit een bestaande inheemse nederzetting. De Romeinen legden een voor die tijd al uitgebreide infrastructuur aan, waardoor het gebied steeds beter werd ontsloten. Op verschillende plaatsen ontstonden aanzienlijke nederzettingen, waarvan er enkele met een stedelijk karakter (zoals Nijmegen). De inheemse bevolking, ten noorden van de Li mes, werd niet zo sterk beïnvloed door de Romeinse aanwezigheid. Er was wel sprake van handels contacten en het uitwisselen van geschenken. In de tweede helft van de derde eeuw ontstond, onder meer door invallen van Germaanse stammen, een instabiele situatie die met korte onderbrekingen
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 35 van 45
voortduurde tot in de vijfde eeuw. Uiteindelijk leidde dit in het jaar 406 tot de definitieve ineenstorting van de grensverdediging langs de Rijn. Middeleeuwen (ca. 4501500 na Chr.) Over de Vroege Middeleeuwen, vooral over het tijdvak 450600 na Chr., is relatief weinig bekend. Zowel historische bronnen als archeologische overblijfselen zijn schaars. De bevolkingsomvang was ten opzichte van de voorafgaande periode sterk afgenomen. De marktgerichte economie verdween en de mensen vielen terug op zelfvoorziening. De politieke macht was na het wegvallen van de Ro meinse staatsorganisatie in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Een gezagheb bende status was nu vooral gebaseerd op militair succes en materiële welstand. Deze instabiele peri ode wordt ook wel aangeduid als de 'tijd van de volksverhuizingen'. Vanaf de tiende elfde eeuw wordt een overheersende positie van de al dan niet adellijke grootgrond bezitters waargenomen. Dit vertaalt zich in nieuwe nederzettingsvormen als mottes, kastelen en ver sterkte hoeven. In verband met de aanhoudende bevolkingsgroei, en mede dankzij gunstige klimato logische omstandigheden, werd een begin gemaakt met het ontginnen van woeste gronden als bos, heide en veen. Veel van de huidige dorpen en steden dateren uit deze periode. Door de aanleg van dijken en kaden werden laaggelegen gebieden beschermd tegen wateroverlast. De heersende rivali teit tussen de vorsten leidde, in combinatie met een zwak centraal gezag, veelvuldig tot lokaal ge weld, waarvan de bevolking vaak het slachtoffer werd. Door het aanleggen van burgen, schansen, landweren en wallen trachtte men zich te beveiligen. Nieuwe tijd (1500heden) De Nieuwe tijd kenmerkt zich door een groot aantal veranderingen vooral op het gebied van mens en wereldbeeld. Er is sprake van een Europese overzeese expansie wat leidt tot handelscontacten, han delskapitalisme en het begin van een wereldeconomie. Er ontstaat een nieuwe wetenschappelijke belangstelling wat zich uit in vele uitvindingen. Deze uitvindingen vormen de motor van de industriële revolutie. Er ontstaat een nationale staat die centraal bestuurd wordt. Als gevolg van deze ontwikke lingen neemt het belang en de omvang van steden toe en neemt de macht van adel af. Het grootste deel van de bevolking is niet meer werkzaam en woonachtig op het platteland maar in de steden. In e verband met de aanhoudende bevolkingsgroei worden aan het eind van de 19 tot het begin van de e 20 eeuw op grote schaal woeste gronden gecultiveerd. Door de industriële revolutie komen steeds meer producten beschikbaar voor steeds meer mensen waardoor de welvaart stijgt. In de Nieuwe tijd vindt er eveneens een hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid plaats, wat e zich tot in het begin van de 20 eeuw uit in de kunsten.
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 36 van 45
Bijlage 3 AMZcyclus Het AMZproces Archeologisch onderzoek in Nederland wordt in het algemeen uitgevoerd binnen het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het gehele traject van de AMZ omvat een aantal stappen die elkaar kunnen opvolgen, afhankelijk van het resultaat van de voorgaande stappen. Om inhoudelij ke, prijs en planningstechnische redenen kan er soms voor gekozen worden om bepaalde stappen gelijktijdig uit te voeren. Bovendien kan, indien reeds voldoende gegevens bekend zijn, een stap wor den overgeslagen. Elke stap eindigt met een rapport met daarin een advies voor de vervolgstappen, waarna de bevoegde overheid, gemeente, provincie of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, beslist of verder archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Indien na een bepaalde stap blijkt dat geen nader vervolgonderzoek nodig is, wordt het archeologisch onderzoek afgesloten. Ook kan het be voegd gezag besluiten dat een vindplaats van zo groot belang is, dat deze in situ behouden moet worden. Dan dienen de archeologische resten in de grond beschermd te worden door planaanpas sing of planinpassing. Het begint met het bepalen van de onderzoeksplicht. Gemeentelijke, provinciale en landelijke archeo logische waardenkaarten geven aan of het plangebied in een gebied ligt met een archeologische verwachting. Indien dit het geval is, dan zal er in het kader van de planprocedure onderzoek verricht moeten worden om te bepalen of er archeologische waarden binnen het plangebied aanwezig zijn. Hiermee start de zogenaamde AMZcyclus (zie schema). De eerste fase: Bureauonderzoek Elk archeologisch onderzoek begint met een bureauonderzoek. Dit heeft tot doel het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waar den, binnen het plangebied om tot een gespecificeerd verwachtingsmodel te komen, op basis waar van een beslissing genomen kan worden ten aanzien van een eventuele vervolgstap. De tweede fase: Inventariserend VeldOnderzoek (IVO) Het doel van een IVO is het aanvullen en toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel. Het IVO moet informatie geven over de aan of afwezigheid, de aard, het karakter, de omvang, de date ring, de gaafheid, de conservering en de inhoudelijke kwaliteit van de archeologische waarden. Inventariserend Veldonderzoek; Booronderzoek en Veldkartering Door een booronderzoek kan er een goede inschatting gemaakt worden van de kans op archeologi sche waarden (grondsporen en daarmee samenhangende voorwerpen). Bij het booronderzoek is een onderscheid aangebracht in een verkennende, karterende en waarderende fase. De verkennende fase heeft tot doel inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van in vloed zijn op de locatiekeuze. Op deze manier worden kansarme zones uitgesloten en kansrijke zo nes geselecteerd voor de volgende fasen. Tijdens de karterende fase wordt het onderzoeksgebied systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische vondsten of sporen. De waarde rende fase sluit aan op de karterende fase. Het waarnemingsnet kan verdicht worden om de horizon tale begrenzing, ligging en omvang van archeologische vindplaatsen vast te stellen. Een veldkartering wordt uitgevoerd wanneer vondsten of sporen aan de oppervlakte worden verwacht en zichtbaar zijn op het moment dat het onderzoek uitgevoerd wordt. Dit type onderzoek bestaat uit het belopen van het maaiveld van het plangebied.
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 37 van 45
Inventariserend Veldonderzoek; Proefsleuven Als uit vooronderzoek blijkt dat binnen het plangebied archeologische resten aangetroffen kunnen worden kan het bevoegd gezag beslissen tot een proefsleuvenonderzoek. Proefsleuven zijn lange sleuven van twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar in de voorgaande on derzoeksfase aanwijzingen voor vindplaatsen zijn aangetroffen. De KNA schrijft voor dat bij een der gelijk onderzoek minimaal 5% van het te verstoren gebied onderzocht dient te worden. De Derde fase: Archeologische Begeleiding (AB) of Opgraven (AAO) Archeologische Begeleiding Als het vooronderzoek niet voldoende informatie heeft opgeleverd om de archeologische waarde van de archeologische resten te bepalen, kan besloten worden tot archeologische begeleiding van de sloop of graafwerkzaamheden. Dit betekent dat archeologen bij het graafwerk aanwezig zijn om het werk te volgen en eventuele resten te documenteren. Wanneer tijdens de werkzaamheden vondsten (van hoge archeologische waarde) naar boven komen, die aanleiding geven tot nader onderzoek, kan alsnog besloten worden om tot een opgraving over te gaan. Opgraven Indien de archeologische resten niet in situ bewaard kunnen blijven, maar wel van belang zijn voor de wetenschap, kan het bevoegd gezag besluiten over te gaan tot een Algehele Archeologische Opgra ving (AAO). Het doel hiervan is volgens de KNA het documenteren van gegevens en het veiligstellen van materiaal van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden, die van belang is voor kennis vorming over het verleden.
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 38 van 45
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 39 van 45
Bijlage 4 Planontwerp
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 40 van 45
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 41 van 45
Bijlage 5 'Haven van Hitland van vaargeul tot woonhaven' (ged.)14 Van zelling tot werkhaven VerHitland is een rond steenbakkerijen en een voetveer ontstaan Nieuwerkerks gehucht, lang gericht op Ouderkerk. De werkhaven in de Hollandsche IJssel is een product van de normalisatie van de rivier rond 1940, ontworpen door dezelfde geestelijke vader als die van het Deltaplan. Een al op VerHitland gevestigd aannemersbedrijf legde er in 1941 een werkhaven aan. Het was op de plek van een eerdere zelling en stroom of vaargeul. Ja renlang was er in de haven al dan niet verouderd baggermateriaal te zien, gevolgd door woonschepen en bewoonde vrachtschepen. Ook deze locatie in MiddenHolland kent al bijna acht eeuwen van menselijk ingrijpen. Wat is de beknopte historie?
De rivier
Na de Romeinse tijd werd de Lek met de IJssel als nevenstroom de hoofdafvoer van de NederRijn. De Kromme Rijn en de Oude Rijn stelden steeds minder voor. De IJssel kan jonger zijn dan de Lek, maar was er zeker voor het begin van de negende eeuw. Uit 944 is er in een Latijnse oorkonde spra ke van in pago Lacke et Isla, in het gewest Lek en IJssel. Reeds in 1285 werd de rivier door de IJs seldam bij Vreeswijk van de Lek afgesloten. Nadat het Rijk zich rond 1850 als eigenaar van de vaar geul van de IJssel ging zien, volgde in 1860 bij Gouda een dam met waaiersluis. Beneden Gouda bleef de IJssel een getijdenrivier. De naam IJssel was een algemene aanduiding voor een groot water en dat de naam meer voorkomt is dus logisch. Eerst in de 18e eeuw werd de rivier aangeduid met Goudsche of Hollandsche IJssel.
De dijk
Middeleeuwse ontginningen startten met als eerste de moederparochie Ouderkerk. Voor het eind van de 12e eeuw volgde de aanleg van wat later Schielands Hoge Zeedijk ging heten. (Nieuwerkerks oud ste vermelding is van 1282.) De dijken veranderden nooit van tracé, maar moesten wel vele malen worden verhoogd. Dat verhogen gebeurde meestal pas na een hoge vloedstand. In de jaren na 1953 is de dijk tussen de in 1958 gereed gekomen stormvloedkering en Gouda op secundaire Deltahoogte gebracht. Het merkwaardige van de dijk en het water was dat deze eigendom van aangrenzende particulieren waren. Tot 1921 was Schielands Hooge Zeedijk verhoefslaagd. Dat wil zeggen dat de dijk in vakken was verdeeld – hoefslagen – en in het hoefslagboek bij Schieland waren de namen opgetekend van hen die in de hoefslagen de eigendom van de dijk bezaten en verplicht waren tot onderhoud daarvan. In 1921 werd de onderhoudsplicht door het betalen van een afkoopsom door Schieland overgenomen. Het bekende schouwen van de dijk werd daarna min of meer overbodig. Wat nog tot rond 1970 bleef was de eeuwenoude eigendom van het gras op de dijk. De Capelse, Nieuwerkerkse en Moordrechtse kerkvoogdijen hadden het recht van grasetting. Ze moesten dit gras laten maaien en konden de opbrengst verkopen. In de archieven blijven ze nog steeds bewaard: pro cessenverbaal van jaarlijkse verpachtingen van het grasgewas van dijkvakken tussen genummerde palen. Rond 1970 deden de kerken het recht aan Schieland over en sindsdien onderhoudt dat schap de taluds.
Steenplaatsen
Al vanaf de 14e eeuw kwamen er ‘tichelwerken’, steenplaatsen, langs de IJssel. De klei werd uit de rivier gebaggerd. Door de werking van eb en vloed werd slik afgezet op bodem en oever. Zellingen 14
Meijers et al., 2008
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 42 van 45
heetten de vergaarkommen tussen de vaargeul en de dijk, onderling gescheiden door rikken, dit zijn met riet begroeide walletjes oude kleigrond. De ‘gouden’ zellingen waren bezit van steenfabrikanten, al moesten ze later wel vergunningen van de minister hebben voor zelfs het versterken van rikken! De vormer maakte van de voorbewerkte klei ruwe stenen middels houten vormen. Jonge plakkers brachten zijn werk naar het zetveld. Na drogen werden met dit product de ovens volgestapeld. Dan volgden een week of vijf stoken met turf en een week of vijf afkoelen. Het typische gele product uit de open veldovens kreeg al snel de naam Goudsche of IJsselsteen. Op het huidige VerHitland waren er vanaf de 17e eeuw tot in de 20e eeuw een binnen en een buitendijkse steenplaats. De binnendijkse steenplaats had een buitendijkse loswal, waar vanaf schepen stenen vervoerden. De families Hoogendijk en Van Lange/Bloot waren de laatste eigenaren van de buitendijkse en de bin nendijkse plaats met respectievelijk twee en drie ovens. Eigen gemeenschappen waren het. Bouwde Hoogendijk in 1909 zelfs niet een eigen kerkje in zijn ‘kersenbongerd’? Beide steenplaatsen sloten rond 1920. De enige overgebleven oven van de binnendijkse plaats kwam, tegen de wil van de gemeenteraad in, in de jaren zestig op de rijksmonumentenlijst. Deze oven met karakteristieke toegangspoort werd in 1973 door architect Gunnar Daen omgebouwd tot landhuis De Olifant. In archiefstukken van 1786 kwam de naam Hitland voor het eerst voor als de naam van deze steen plaats van Van Lange in de polder Gansdorp. In de 20e eeuw heette de enige buitendijkse en vanaf 1938 een binnendijkse boerderij VerHitland.
Aannemer Van Haaften
N.V. A.J. van Haaften’s Grint en Ballastmij te ’sGravenhage kocht na sluiting de buitendijkse steen plaats en nam het terrein in gebruik voor opslag van zand, grint en materialen voor water en we genbouw. Bijvoorbeeld in 1923 kreeg dit bedrijf al vergunningen van Rijkswaterstaat voor zowel het ophogen van een zelling als voor het met een stoombaggermolen baggeren in een zelling. De N.V. verhardde vanaf 1931 een stukje dijk. In 1934 kreeg men vergunning voor het aanleggen en behou den van een krib en het planten van riet.
Normalisatie van de IJssel
De open benedenloop van de Hollandsche IJssel was een belangrijke schakel in de drukke scheep vaartroute tussen Rotterdam en Amsterdam. Diverse plannen om deze kronkelige rivier te ‘normalise ren’, zoals dat in waterstaatstermen heet, werden om tal van redenen niet uitgevoerd. Dr.ir. Johan van Veen (18931959) was werkzaam bij de Directie Benedenrivieren van de Rijkswaterstaat. Hij maakte in 1934 een ontwerp voor de verbetering van de Hollandsche IJssel met diverse bochtafsnij dingen, alle voorzichtig tussen de bandijken. In een nota van dat jaar over een getijdeberekening voor de verbeterde Hollandsche IJssel vond hij Schielands Hoge Zeedijk gevaarlijk laag; het zou na 1953 worden gememoreerd… (Van Veen was ook de ‘vader’ van de Deltawerken.) Het volk kreeg nog geen inspraak, maar het hoofd van de Directie ZuidHolland van Rijkswaterstaat, ir. P. Kloppert, vond het plan van 1934 te ingrijpend. Er volgde een aanvullende nota van Van Veen, zijn aanpak werd toch gehonoreerd. Toen hij er over rapporteerde in het vakblad De Ingenieur van 10 november 1939 waren de werkzaamheden al in volle gang. Eén van de bochtafsnijdingen was die bij Ouderkerk, waar de vaargeul bijna een rechte hoek maakte en toen een boog met een straal van 500 meter kreeg. Eind 1939 was mede door inzet van ‘werklozen’ de helft van het totale werk klaar en voor 1942 volg de de rest. Het werk kostte 1,5 miljoen harde guldens, waarvan 0,5 miljoen voor onteigeningen. Er werd twee miljoen kubieke meter slib gebaggerd. De uitkomende grond werd geborgen in zeven Rijksloswallen (in totaal 40 ha), en van storten van afval, dat her en der later zou gebeuren, meldt dat artikel nog niets. Verwacht werd wel dat deze terreinen uitstekende industriegrond zouden ople veren. Ook beoosten de vroegere buitendijkse steenplaats en bewesten de latere werkhaven werd op
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 43 van 45
VerHitland de zelling volgestort. Het beeld van de rivier was zo tegen 1940 al drastisch veranderd: weg waren de rikken en zellingen. Omdat de bochtafsnijdingen van de vaargeul tussen de dijken maar beperkt konden zijn, werden er later tot in een streekplan van 1964 toe plannen gemaakt voor forsere ingrepen met dijkverleggingen, ook bij VerHitland, realisatie bleef echter uit.
Werkhaven
Eén van de bij de normalisatie betrokken aannemers was Van Haaften. De N.V. had gezien de neven vestiging op VerHitland een aparte positie. In 1938 kwam er zodoende al een onderhandse overeen komst voor baggerwerk van raai 13.214.2 met door Rijkswaterstaat uitgezette nieuwe oeverlijnen. Het werkdomein werd is fasen vergroot naar raai 16.1. Prijsstijgingen vanwege de oorlog zorgden voor aangepaste vergoedingen. Een kaart met weg te baggeren en te ‘kleppen’ hoeveelheden slib bevat zo de aantekening “Van Haaften behoudt specie 110.000 m3”. Benut werden door deze N.V. de baggermolens Scheldestroom en Maastroom, de zuiger Caspar Robles, de kranen Rex en Polyphemus, maar ook de motorboot De IJssel. Het bedrijf kreeg in 1939 vergunning voor “Het maken van op
hoogingen, het aanleggen van een haven, het maken van kribben en oevervoorzieningen en het slaan van vloedpalen” in de gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel van raai 14.315.4. In 1941 werd deze
vergunning ingetrokken en een nieuwe verleend met dezelfde tekst, maar met ook Ouderkerks rivier gebied (pas na de normalisatie zou de grens in de rivier worden aangepast). In het verlengde van de oever van een loswal werd als afscheiding met de vaargeul een strekdam aangelegd. Op een per 1 januari 1942 geactualiseerde kaart is de haven er al. Intussen is de haven al decennia van de familie Sipkema. De werkhaven was overigens niet de enige plaats waar storten achterwege bleef, omdat er bergings capaciteit genoeg was èn omdat ook buiten de vaargeul watergebruik gewenst was. Hetzelfde gold bijvoorbeeld voor enkele houthavens elders.
Snelweg, spoorlijn of recreatie?
In het streekplan Rechter Maasoever uit 1964 en het Rijkswegenplan 1968 is een geplande rijksweg van Krimpen/Ouderkerk over de IJssel naar Bergschenhoek dwars over de werkhaven prominent aanwezig. Daarnaast werd vanaf de nieuwe spoorlijn RotterdamGouda (1953) een aan de ontworpen weg parallelle spoorlijn richting Krimpener en Alblasserwaard getekend. (“Deze lijn zal onder meer Krimpen aan den IJssel per rail bereikbaar maken.”) Ondergrondse gas en bovengrondse hoogspan ningsleidingen werden vast evenwijdig aan deze infrastructuur aangelegd. Rijksweg en spoorlijn kwamen er nooit, een recreatiegebied met in het zuiden een golfbaan wel. Dat plan voor een Hitland bos verzon de ANWB in 1960. Het sloeg aan: er was angst voor loslopend werkvolk op de vrije zater dagen. In 1973 richtten Capelle en Nieuwerkerk er een recreatieschap voor op en in 1983 werd de eerste boom gepoot. Op een bestemmingsplan van rond 1980 werd in dat kader de werkhaven als eventuele beperkte jachthaven bestempeld. De herinrichting kostte in het zuidelijk deel wel het mid deleeuwse slagenlandschap. Eerder bleven daar sinds de middeleeuwen de veranderingen beperkt tot een polderfusie in de 19e eeuw en een vergeefse inundatie in 1945 om de bevrijding tegen te hou den. Bij de fusie ontstond de polder Esse, Gansdorp en Blaardorp. De Blaardorpse molen werd in 1866 van VerHitland gehaald en als bovenmolen voor de poldercombinatie hergebruikt. Getrapt be malen werd nodig door de hogere standen van het IJsselwater vanwege de komst van de Nieuwe Waterweg.
Buurtschap
Als buurtschap veranderde VerHitland pas na de bezettingsjaren. Tot na de oorlog was de dijk on verhard, was er geen stroom, gas of water en was de Ouderkerkselaan particulier bezit. Het hek erop werd op een gegeven moment – na de komst van de auto? alleen tegen betaling geopend. (Van
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 44 van 45
19031935 was het nog de voetverbinding naar de spoorweghalte Ouderkerk, gelegen bij de Nieu werkerkse Scheve Overweg in de Maasspoorlijn.) Een buurtvereniging streed voor van alles en zorgde ook voor vertier. Leidingwater kwam er in 1951, stroom in 1953 en in 1987 verrees er tenslotte een nieuw buurthuis. Had VerHitland ooit maar twee villa’s, die van de heren steenbakkers, er zouden er meer volgen. De tijden waren veranderd! Anno 2006 zijn er plannen om buitendijkse terreinen van drie bedrijven te benutten voor de bouw van nog 34 woningen. En wat betreft het wonen óp het water? Zowel voor als na de normalisatie van de rivier lag er al wel een enkel woonschip tegen de dijk. Toen een krant in 1953 de aanleg van stroom op VerHitland beschreef, meldde die ook de aan sluiting van de woonschepen Frama en Liquida. Het zou daar in de Werkhaven niet bij blijven.
De overkant
Ook aan de Ouderkerkse kant veranderde er buitendijks veel in de laatste halve eeuw. Toch: wie kijkt in de richting van Krimpen ziet de in 1916 gebouwde watertoren nog steeds. Maar er prijkte veel meer! Van 19021956 stond daar ook de korenmolen De Hoop, die in de bezettingsjaren al deels ge sloopt werd. Korenmolen De Druiventros (gesloopt in 1965) prijkte aan de rand van de buitendijkse steenplaats de Molenplaats van de heer Hoogendijk van Capelle. (Zijn herenhuis werd een notaris pand.) Verderop kwam de roeiveerboot aan bij de houtzagerij van Van Leeuwen met de mooie, ten slotte afgebrande, zaagmolen Hermina (19071958).
Slot
Wie meer wil weten over de regio kan terecht in archieven, bibliotheken, musea en bij historische verenigingen. En wie de geschiedenis kent, ziet ook in het terrein nog van alles dat herinnert aan eerdere landinrichtingen!
Adri den Boer
Econsultancy Archeologisch Rapport
11010019 ZUI.MYT.ARC
Pagina 45 van 45
BIJLAGE 3
Quickscan: Leefgoed De Olifant te Nieuwerkerk aan den IJssel Literatuurstudie en habitatscan Flora- en faunawet beschermde soorten
Opdrachtgever: Contactpersoon: Kenmerk:
My Time Mw. A.S.C. Kraaijeveld ******
Uitvoering: Kenmerk: Status: Datum: Auteurs: Controle:
Adviesbureau E.C.O. Logisch MYNA1101. Definitief 14-7-2011 M.N. Jonker MSc, Ing. J. Koorevaar Ing. D. Peereboom
.
Inhoudsopgave 1
Inleiding ................................................................................................................................... 1 Geplande ingreep ............................................................................................................ 1 Wettelijk kader ......................................................................................................................... 3 2.1 Flora- en faunawet ........................................................................................................... 3 2.2 Ecologische Hoofdstructuur ............................................................................................. 5 2.3 Overige wetgeving ........................................................................................................... 5 Bronnenonderzoek .................................................................................................................. 6 3.1 Vaatplanten ...................................................................................................................... 6 3.2 Zoogdieren ....................................................................................................................... 7 3.3 Broedvogels ..................................................................................................................... 7 3.4 Reptielen .......................................................................................................................... 8 3.5 Amfibieën ......................................................................................................................... 8 3.6 Vissen .............................................................................................................................. 9 3.7 Dagvlinders ...................................................................................................................... 9 3.8 Libellen ............................................................................................................................ 9 3.9 Overige soorten ............................................................................................................... 9 Habitatscan ............................................................................................................................ 10 4.1 Bomen en hogere begroeiing ........................................................................................ 11 4.2 Bebouwing ..................................................................................................................... 11 4.3 Watergangen ................................................................................................................. 11 4.4 Overige .......................................................................................................................... 12 Verwachte soorten ................................................................................................................. 13 5.1 Vaatplanten .................................................................................................................... 13 5.2 Zoogdieren ..................................................................................................................... 13 5.3 Vleermuizen ................................................................................................................... 13 5.4 Broedvogels ................................................................................................................... 14 5.5 Reptielen ........................................................................................................................ 15 5.6 Amfibieën ....................................................................................................................... 15 5.7 Vissen ............................................................................................................................ 16 5.8 Overige soorten ............................................................................................................. 16 5.9 Verwachte beschermde soorten .................................................................................... 16 Toetsing ingreep .................................................................................................................... 18 6.1 Effecten ingreep op beschermde flora en fauna ........................................................... 18 6.2 Toetsing Flora- en faunawet .......................................................................................... 20 Conclusie ............................................................................................................................... 22 Aanbevelingen ....................................................................................................................... 22 1.1
2
3
4
5
6
7 8
Adviesbureau E.C.O. Logisch
1
Inleiding
Adviesbureau E.C.O. Logisch heeft van mw. E.M.S. Sipkema van My Time opdracht gekregen voor het uitvoeren van een quick scan naar beschermde flora en fauna in het projectgebied Leefgoed De Olifant te Nieuwerkerk aan den IJssel middels een literatuurstudie en een habitatscan. In het kader van de geplande werkzaamheden dient te worden onderzocht welke beschermde floraen faunasoorten mogelijk negatief door de plannen worden beïnvloed. Middels een quick scan wordt een beeld verkregen van welke soorten mogelijk in het projectgebied voorkomen en voor welke soorten aanvullend onderzoek gewenst is voor de aanleg van Leefgoed De Olifant. Aanvullend op deze quick scan is tevens een inventarisatie naar kraamverblijven, vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen uitgevoerd. De resultaten van de quick scan zijn in deze rapportage weergegeven. Deze rapportage betreft een bronnenstudie en een habitatscan met betrekking tot beschermde soorten uit de Flora- en faunawet en tevens zal aandacht worden besteed aan de Natuurbeschermingswet 1998 en de (P)EHS in de omgeving van het projectgebied. Tevens is de toetsing van de geplande ingreep aan de Flora- en faunawet onderdeel van deze rapportage. Adviesbureau E.C.O. Logisch is een onafhankelijk advies- en onderzoeksbureau voor de groene ruimte, opgericht in 2006. De afkorting E.C.O. in de bedrijfsnaam staat voor Educatie, Conservatie en Onderzoek. Adviesbureau E.C.O. Logisch is aangesloten bij het Netwerk Groene Bureaus en werkt volgens de door het NGB vastgestelde gedragscode. Tevens werkt Adviesbureau E.C.O. Logisch volgens algemeen geaccepteerde onderzoeksmethoden naar beste kunnen.
1.1
Geplande ingreep
De initiatiefnemer is voornemens "Leefgoed De Olifant" te ontwikkelen tot een gebied dat voorziet in een combinatie van wonen, vergaderen, trainen en daghoreca. Ten aanzien van de huidige inrichting zullen er enkele kleinschalige veranderingen plaatsvinden. Deze veranderingen hebben hoofdzakelijk betrekking tot het interieur van de bestaande bebouwing, en voor een klein deel op de inrichting van het gebied. De volgende ingrepen worden uitgevoerd (De nummers in de tekst verwijzen naar figuur 1): -
De voormalige landbouwschuur „De Plaets‟ (nummer 4) wordt omgevormd tot horeca gelegenheid; De voormalige landbouwschuur „De Beer‟ (nummer 8) wordt omgevormd tot vergader/ trainingsruimte; Er wordt een extra berging gerealiseerd (nummer 5) en een blokhut (nummer 6) met overnachtingsmogelijkheden; Op de locaties 9 en 10 wordt nieuwbouw gerealiseerd met als doel vergader- annex trainingsruimtes; Tussen bovenstaande locaties worden diverse looproutes aangebracht; De nummers 1, 2 en 3 (allen bebouwing) houden de huidige functie; Incidenteel zal ondergroei en struiken worden verwijderd om plaats te maken voor looppaden en voor de nieuw te bouwen berging nr. 5; Rond locatie 10 worden enkele bomen gekapt ten behoeve van de nieuwbouw; In het noorden van het projectgebied zal van een bestaande ondiepe watergang (lichtblauw) met steile oevers de oever worden afgegraven, teneinde een natuurvriendelijke oever te realiseren. Waarschijnlijk zal ook een nieuwe waterpartij worden gerealiseerd ter hoogte van de lichtblauwe cirkel in figuur 1.
Adviesbureau E.C.O. Logisch
1
Figuur 1. Situatie na realisering van Leefgoed De Olifant.
Een uitgebreide beschrijving van de ingreep is terug te lezen in de „Projectbeschrijving Leefgoed De Olifant‟. De aanvoerroutes ten behoeve van de werkzaamheden zullen liggen over bestaande wegen. Op het Leefgoed is men voornemens trainingen en vergaderingen van kleine groepen te verzorgen. De bezoekers zullen lopend de verschillende locaties aandoen. De doelstelling is om middels een beperkt aantal bezoekers de rust en het groene, duurzame karakter van het gebied te waarborgen. De bezoekersaantallen zullen niet wezenlijk toenemen in verhouding tot het huidige gebruik. Negatieve effecten ten aanzien van dit toekomstig gebruik worden dan ook niet verwacht. Deze rapportage richt zich op de geplande ingreep.
Adviesbureau E.C.O. Logisch
2
2 2.1
Wettelijk kader Flora- en faunawet
De Flora- en Faunawet beschermt alle inheemse zoogdieren (met uitzondering van huismuis, bruine rat en zwarte rat), vogels, reptielen en amfibieën. Bij de vissen, ongewervelde dieren en planten zijn alleen die soorten beschermd die als zodanig zijn aangewezen. De Flora- en faunawet kent de volgende verbodsbepalingen: Verboden handelingen met betrekking tot beschermde planten: Art. 8: Het plukken, verzamelen, afsnijden, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op een andere manier van de groeiplaats verwijderen van planten. Art. 13: Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van planten. Verboden handelingen met betrekking tot beschermde dieren: Art. 9: Het doden, verwonden, vangen of bemachtigen van dieren. Het met het oog op bovenstaande doelen opsporen van dieren. Art. 10: Het opzettelijk verontrusten van dieren. Art. 11: Het beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen, verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van dieren. Art. 13: Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van dieren Naast deze verbodsbepalingen geldt ook de Zorgplicht. Deze Zorgplicht is van toepassing op alle burgers en alle flora en fauna. Zorgplicht volgens de Flora- en faunawet luidt: Art. 2: 1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende planten en dieren, alsmede voor hun directe leefomgeving. 2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. De in de Flora- en faunawet opgenomen soorten zijn onderverdeeld in drie verschillende beschermingsregimes. De soorten vermeld in tabel 1 zijn zogenaamde algemene soorten. Voor deze soorten hoeft in het geval van ruimtelijke ordening geen ontheffing te worden aangevraagd, mochten deze soorten binnen de invloedssfeer van het plangebied voorkomen. Soorten vermeld in tabel 2 zijn de zogenaamde overige soorten. Dit zijn soorten die (lokaal) vrij zeldzaam kunnen zijn, maar niet met uitsterven worden bedreigd. Voor deze soorten geldt een vrijstelling in het kader van ruimtelijke ordening, mits er wordt gewerkt volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode. Indien deze gedragscode niet aanwezig is, is een ontheffing ex. artikel 75 van de Flora- en faunawet verplicht. Hierbij is een zogenaamde lichte toets verplicht. Hierbij moet worden voldaan aan het volgende criterium: doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Gedragscodes, zoals bijvoorbeeld de “Gedragscode Flora- en faunawet voor Bouwend Nederland”, bieden mogelijkheden om te kunnen werken met beschermde soorten uit tabel 2 van de Flora- en faunawet, zonder dat hiervoor ontheffing aangevraagd hoeft te worden. Voorwaarde is dat gewerkt wordt conform de voorwaarden opgenomen in de gedragscode, alsmede de voorwaarden opgenomen in het bijbehorende goedkeuringsbesluit. Voor soorten van tabel 3 geldt in het kader van ruimtelijke ordening altijd de ontheffingsplicht. Indien deze soorten mogelijk in een plangebied voorkomen of indien de plannen mogelijk negatief effect
Adviesbureau E.C.O. Logisch
3
hebben op deze soorten dient een zogenaamde zware toets te worden uitgevoerd. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende criteria: 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang 2) er is geen alternatief 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort Wanneer de werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en als sprake is van aanwezigheid van middels tabel 3 beschermde soorten welke tevens zijn opgenomen in bijlage 4 van de Habitatrichtlijn, kan hiervoor geen ontheffing worden verleend. Door het toepassen van een mitigatieplan dient de instandhouding van de populatie van de betreffende soort op lokaal niveau te worden gegarandeerd. Voor de overige tabel 3 soorten geldt dat bij werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ordening en ontwikkeling altijd ontheffing aangevraagd dient te worden. Met betrekking tot broedvogels gaat het Ministerie van EL&I uit van de herziene vogellijst welke 26 augustus 2009 is gepubliceerd. Hierin worden vijf categorieën van bescherming onderscheiden, waaraan te nemen maatregelen zijn verbonden. Deze categorieën zijn: 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus). 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil). 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. Voor soorten uit de categorieën 1-4 geldt dat de nesten jaarrond beschermd zijn. Voor soorten uit categorie 5 geldt dat de nesten niet jaarrond beschermd zijn, maar inventarisatie wel gewenst is. Dit alles is echter alleen van toepassing voor werkzaamheden buiten het broedseizoen. Voor nesten welke in gebruik zijn, geldt nooit een vrijstelling en wordt doorgaans geen ontheffing verleent. Om aan de Flora- en faunawet te kunnen voldoen is het van belang duidelijkheid te verkrijgen over welke beschermde soorten in het plangebied of binnen de invloedssfeer hiervan voorkomen of deze soorten significante (nadelige) effecten kunnen ondervinden van de voorgenomen plannen, of het mogelijk is dat de effecten op eniger wijze voorkomen, dan wel verzacht kunnen worden en zo ja, op welke wijze. Aan de hand van deze informatie kunnen de plannen worden gewijzigd, de werkzaamheden worden aangepast, of kan een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet worden aangevraagd.
Adviesbureau E.C.O. Logisch
4
2.2
Ecologische Hoofdstructuur
Binnen een straal van 4 km van het projectgebied liggen geen Natura-2000 gebieden. Het projectgebied grenst wel aan de ecologische hoofdstructuur. In figuur 2 is de locatie van het projectgebied ten opzichte van de ecologische hoofdstructuur weergegeven.
Projectgebied Ecologisch Hoofdstructuur
Figuur 2: Projectgebied t.o.v. ecologisch hoofdstructuur
Bron: Alterra
De rivier de Hollandse IJssel is opgenomen in de Ecologische Hoofdstructuur als Grote wateren en Noordzee. De oevers van de rivier zijn opgenomen als bestaande natuur en prioritaire nieuwe natuur. In het recreatiegebied Hitland ligt de ecologische verbindingszone Hitland. Delen van Hitland zijn aangemerkt als belangrijk weidevogelgebied. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient men er zorg voor te dragen dat de functie van de ecologische verbindingszones bewaard blijft. De plannen mogen geen negatieve effecten hebben op deze verbindingszones.
2.3
Overige wetgeving
Binnen de invloedssfeer van het plangebied bevinden zich geen Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden of overige beschermde natuurmonumenten. In het plangebied komen mogelijk wel soorten van de Rode Lijst voor. Soorten van de Rode Lijst zijn niet per definitie beschermd. De Rode Lijst geeft enkel aan wat de staat van instandhouding op landelijk niveau voor de soort is.
Adviesbureau E.C.O. Logisch
5
3
Bronnenonderzoek
Voorafgaand aan de bureaustudie is het globale overzicht van beschermde soorten van het Natuurloket is een tabel geëxtraheerd, welke hieronder zijn weergegeven. Tabel 1: Globaal rapport beschermde soorten kilometerhok X: 102 / Y: 439 Soortgroep FF1* FF23* FF vogels Hrl* RL* Aantal soorten Vaatplanten 3 77 Mossen 52 Korstmossen Paddenstoelen 1 Zoogdieren 4 4 Vogels 3 7 Reptielen Amfibieën 2 3 Vissen Dagvlinders 6 Macronachtvlinders 2 Micronachtvlinders Libellen 5 Sprinkhanen Overige ongewervelden
* Legenda:
FF1 FF23 Hrl RL
Volledigheid Matig Goed Niet Slecht Slecht Slecht/Niet Niet Slecht Niet Redelijk Slecht Niet Goed Niet
Actualiteit 1990-2010 2000-2010 2000-2010 2000-2010 2000-2010 2000-2010 2000-2010 2000-2010 2000-2010 2000-2010 2000-2010 2000-2010 2000-2010 2000-2010
Niet
2000-2010
= Flora- en faunawet lijst 1 (vrijstelling) = Flora- en faunawet lijst 2 + 3 (streng beschermd) = Habitatrichtlijn (alleen bijlage 2 en 4) = Rode Lijst
Vervolgens zijn ten behoeve van het verkrijgen van verspreidingsgegevens van beschermde soorten verspreidingsatlassen en diverse digitale databases geraadpleegd. De resultaten hiervan zijn in dit hoofdstuk per soortgroep weergegeven. De gebruikte bronnen zijn opgenomen in bijlage 1: Bronnen.
3.1
Vaatplanten
Binnen het projectgebied zijn bij het Natuurloket geen middels de Flora- en faunawet beschermde soorten vaatplanten bekend. Het kilometerhok X: 102 / Y: 439 is volgens het Natuurloket echter matig onderzocht op de aanwezigheid van beschermde vaatplanten. Uit de literatuurstudie blijkt dat er binnen het projectgebied mogelijk wel middels de Flora- en faunawet beschermde vaatplanten in het projectgebied aanwezig zijn. Deze soorten zijn weergegeven in tabel 2. Tabel 2: Beschermde flora uit bronnenonderzoek Nederlandse naam Tabel 1 Flora- en faunawet Zwanenbloem** Tabel 2 Flora- en faunawet
* **
/
Wetenschappelijke naam Butomus umbellatus
Brede orchis* ** Daslook** Klokjesgentiaan** / Rietorchis* ** Vleeskleurige orchis * Waterdrieblad** Zomerklokje**
Dactylorhiza majalis majalis Allium ursinum Gentiana pneumonanthe Dactylorhiza majalis praetermissa Dactylorhiza incarnate Menyanthes trifoliata Leucojum aestivum-
atlas van de Nederlandse Flora waarneming.nl
Verspreidingsgegevens uit de Atlas van de Nederlandse Flora van Mennema et al., 1985, kunnen als verouderd worden beschouwd. Het geeft echter wel een goed beeld van welke zeldzamere soorten er in het verleden in de omgeving van het projectgebied voorkwamen. Daarnaast geldt voor zowel de Atlas van de Nederlandse Flora, als voor de gegevens geraadpleegd op Waarneming.nl, dat deze zijn gebaseerd op uurhokken, waardoor soorten in aangrenzende gebieden ook in de studie zijn opgenomen.
Adviesbureau E.C.O. Logisch
6
3.2
Zoogdieren
Binnen het projectgebied zijn bij het Natuurloket vier middels de Flora- en faunawet beschermde zoogdieren bekend. Het kilometerhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen is slecht onderzocht op het gebied van zoogdieren. In deze paragraaf wordt aangegeven welke beschermde soorten uit de bureaustudie kunnen worden verwacht. Uit de verspreidingskaarten van de zoogdieratlas (Broekhuizen et al., 1992) en andere geraadpleegde bronnen blijkt dat binnen het projectgebied middels de Flora- en faunawet beschermde soorten te verwachten zijn. Deze soorten zijn weergegeven in tabel 3. Tabel 3: Beschermde zoogdieren uit bronnenonderzoek Nederlandse naam Tabel 1 Flora- en faunawet Aardmuis* Rosse woelmuis Dwergmuis Bosmuis*** Dwergspitsmuis*** Bosspitsmuis Bunzing*** / / Egel* ** *** / / Haas* ** *** / Hermelijn* *** / / Konijn* ** *** / Mol* ** Ree*** Vos*** / Wezel* *** / Woelrat* *** Tabel 3 Flora- en faunawet
Wetenschappelijke naam Microtus agrestis Myodes glareolus Micromys minutus Apodemus sylvaticus Sorex minutus Sorex araneus Mustela putorius Erinaceus europeus Lepus europeus Mustela ermine Oryctolagus cuniculus Talpa europea Capreolus capreolus Vulpes vulpes Mustela nivalis Arvicola terrestris
Gewone dwergvleermuis** Laatvlieger** Ruige dwergvleermuis Meervleermuis Rosse vleermuis
Pipistrellus pipistrellus Eptesicus serotinus Pipistrellus nathusii Myotis dasycneme Nyctalus noctula
* atlas van de Nederlandse zoogdieren ** zoogdieratlas.nl *** waarneming.nl Soorten zonder verwijzing zijn afkomstig uit eigen database.
De gegevens van zoogdieren zijn veelal op uurhok-niveau. Hierdoor zijn beschermde soorten welke in de omgeving van het projectgebied voorkomen eveneens in de bronnenstudie opgenomen.
3.3
Broedvogels
Binnen het projectgebied kunnen diverse middels de Flora- en faunawet beschermde broedvogels voorkomen. In dit hoofdstuk wordt in de bronnenstudie aangegeven welke soorten kunnen worden verwacht. Hierbij is uitgegaan van de soorten welke zijn opgenomen in de aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en fauna wet die door het Ministerie van LNV, d.d. 26 augustus 2009 is uitgebracht. Het kilometerhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen, is volgens de gegevens van het Natuurloket slecht onderzocht op het gebied van broedvogels. Uit de verspreidingsgegevens van Atlas van de Nederlandse Broedvogels blijkt dat in het projectgebied mogelijk diverse middels de Flora- en faunawet beschermde broedvogels te verwachten zijn. Deze soorten zijn opgenomen in tabel 4.
Adviesbureau E.C.O. Logisch
7
Tabel 4: Beschermde broedvogels uit bronnenonderzoek Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Athena noctua Steenuil* Apus apus Gierzwaluw* Ciconia ciconia Ooievaar * Falco subbuteo Boomvalk* Buteo butea Buizerd* Accipiter gentilis Havik* Asio otus Ransuil* Accipiter nisus Sperwer* Ardea cinerea Blauwe reiger Hirunda rustica Boerenzwaluw Certhia brachydactyla Boomkruiper Strix aluco Bosuil Pica pica Ekster Muscicapa striata Grauwe vliegenvanger Picus viridis Groene specht Dendrocopos major Grote bonte specht Delichon urbica Huiszwaluw Alcedo atthis IJsvogel Parus major Koolmees Parus caeruleus Pimpelmees Sturnus vulgaris Spreeuw Falco tinnunculus Torenvalk Corvus corone Zwarte kraai Phoenicurus ochruros Zwarte roodstaart
Categorie vaste nesten 1 2 3 4 4 4 4 4 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
*= jaarrond beschermd1
De gegevens van vogels zijn veelal op uurhok-niveau. Hierdoor zijn beschermde soorten welke in de omgeving van het projectgebied voorkomen eveneens in de bronnenstudie opgenomen.
3.4
Reptielen
Binnen het projectgebied zijn bij het Natuurloket geen middels de Flora- en faunawet beschermde reptielen bekend. Het kilometerhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen is echter niet onderzocht op het gebied van reptielen. Uit verspreidingsgegevens van Stichting RAVON en de Altas Nederlandse amfibieën en reptielen blijkt dat ringslang in de omgeving van het projectgebied bekend is. De gegevens van reptielen zijn veelal op uurhok-niveau. Hierdoor zijn beschermde soorten welke in de omgeving van het projectgebied voorkomen eveneens in de bronnenstudie opgenomen. De dichtstbijzijnde populatie van de ringslang bevindt zich ten noorden van Nieuwerkerk aan den IJssel rond het Knooppunt Gouwe, en aan de overzijde van de Hollandsche IJssel. Uit het recreatiegebied Hitland zijn geen meldingen bekend van de ringslang.
3.5
Amfibieën
Binnen het projectgebied zijn bij het Natuurloket twee middels de Flora- en faunawet beschermde amfibieën bekend. Het kilometerhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen is echter slecht onderzocht op het gebied van amfibieën. Uit verspreidingsgegevens van de literatuur en Stichting RAVON, blijkt dat binnen het projectgebied middels de Flora- en faunawet beschermde soorten te verwachten zijn. Deze soorten zijn weergegeven in tabel 5.
Adviesbureau E.C.O. Logisch
8
Tabel 5: Beschermde amfibieën uit bronnenonderzoek Nederlandse naam / Tabel 1 Flora- en faunawet Bruine kikker* *** / / Gewone pad* ** *** / / Middelste groene kikker* ** *** / Kleine watersalamander* ** / / Meerkikker* ** *** Tabel 3 Flora- en faunawet * ** ***
/
Wetenschappelijke naam Rana temporaria Bufo bufo Rana esculenta Lisotriton vulgaris Rana ridibunda Bufo calamita
Rugstreeppad* ***
atlas Nederlandse amfibieën en reptielen RAVON waarneming.nl
De gegevens van amfibieën zijn veelal op uurhok-niveau. Hierdoor zijn beschermde soorten welke in de omgeving van het projectgebied voorkomen eveneens in de bronnenstudie opgenomen.
3.6
Vissen
Binnen het projectgebied zijn volgens het Natuurloket geen middels de Flora- en faunawet beschermde vissen bekend. Het kilometerhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen is echter niet onderzocht op het gebied van vissen. Uit de verspreidingsgegevens van Stichting RAVON, de data base van waarneming.nl en de Atlas van de Nederlandse zoetwatervissen blijkt wel dat binnen het projectgebied middels de Flora- en faunawet beschermde vissen bekend zijn. Deze soorten zijn weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 6: Beschermde vissen uit bronnenonderzoek Nederlandse naam / / Tabel 2 Flora- en faunawet Kleine modder kruiper* ** *** Tabel 3 Flora- en faunawet
/
/
Wetenschappelijke naam Cobitis taenia Rhodeus cericeus
Bittervoorn* ** ***
* RAVON ** atlas van de Nederlandse zoetwatervissen *** waarneming.nl Bij de soortgroep vissen is geen aandacht besteed aan beschermde riviervissen.
3.7
Dagvlinders
Binnen het projectgebied zijn volgens het Natuurloket geen beschermde vlindersoorten. Het kilometerhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen is redelijk onderzocht op het gebied van dagvlinders. Uit verspreidingsgegevens van de Dagvlinders van Nederland en de database van Waarneming.nl blijkt dat er in de omgeving van het projectgebied één middels Flora- en faunawet beschermde dagvlinders bekend is. Deze soort betreft de rouwmantel en is sinds 1964 als standvlinder uit Nederland verdwenen. Incidenteel kunnen er dwaalgasten waargenomen worden.
3.8
Libellen
Binnen het projectgebied zijn volgens het Natuurloket geen middels de Flora- en faunawet beschermde libellen bekend. Het kilometerhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen is goed onderzocht op het gebied van libellen. Uit de verspreidingsgegevens van De Nederlandse Libellen en de database van Waarneming.nl blijkt echter wel dat er binnen het projectgebied een middels de Flora- en faunawet beschermde libel bekend is, namelijk de groene glazenmaker.
3.9
Overige soorten
Uit verspreidingsgegevens van Stichting Anemoon blijkt dat Platte schijfhoren, Anisus vorticulus in de omgeving van het projectgebied bekend is. Andere beschermde soorten, anders dan in de overige paragrafen weergegeven, zijn niet binnen de regio waarin het projectgebied is gelegen bekend.
Adviesbureau E.C.O. Logisch
9
4
Habitatscan
De resultaten van de bureaustudie zijn tijdens een veldbezoek getoetst. Deze habitatscan heeft als doel vast te stellen voor welke beschermde soorten binnen het projectgebied geschikt habitat aanwezig is en welke beschermde soorten op basis van het ontbreken van geschikt habitat kunnen worden uitgesloten. Hierbij is tevens aandacht besteed aan beschermde soorten welke niet in de literatuurstudie zijn aangetroffen. Ten behoeve van de habitatscan is het projectgebied op 2 februari 2011 bezocht. Binnen het projectgebied zijn verschillende deelgebieden te onderscheiden. Deze deelgebieden zijn onderverdeeld in: - Bomen en hogere begroeiing - Bebouwing - Watergangen - Overige In dit hoofdstuk zullen deze deelgebieden worden beschreven en zal worden aangegeven welke soort(groep)en hier mogelijk te verwachten zijn.
Figuur 3. Aangetroffen (potentieel) beschermde of bijzondere natuurwaarden. In de hierna volgende tekst worden aangegeven punten nader toegelicht. De boom met holtes oostelijk bevat tevens een nest van een kraaiachtige.
Adviesbureau E.C.O. Logisch
10
4.1
Bomen en hogere begroeiing
In het projectgebied is begroeiing aanwezig in de vorm van struikgewas en diverse soorten loofbomen. De bomen in het projectgebied kunnen dienst doen als broedlocatie voor vogels. Tijdens het bezoek is er een nest van een kraaiachtige of roofvogel in een van de bomen langs de sloot aan de oostkant van het projectgebied waargenomen (figuur 3, „boom met holtes‟). Net buiten het projectgebied, ten noorden van de voormalige steenoven, bevindt zich een winterroest van ransuil. Tijdens het bezoek zijn hier veel braakballen gevonden, afkomstig van ransuil. De rij lage wilgen langs de sloot in het midden van het projectgebied bevat veel bomen met gaten. Deze wilgen zijn mogelijk geschikt voor steenuil. Tevens zijn tijdens het bezoek enkele andere grote bomen met ondiepere holten waargenomen en tevens is grote bonte specht waargenomen. In een van de bomen aan de oostzijde bevond zich op een spechtengat op grotere hoogte. Hierdoor is deze holte mogelijk geschikt als verblijfplaats voor rosse vleermuis ruige vleermuis, watervleermuis Foto 1: holte in boom en/of grootoorvleermuis. In het midden van het projectgebied, ten oosten van de kippenschuur is een holte in de boom aangetroffen laag bij de grond (foto 1). Deze holte kan mogelijk functioneren als zomerverblijf voor boombewonende vleermuizen, maar is vanwege de geringe hoogte niet optimaal als verblijfplaats. De bomen kunnen tevens dienst doen als vliegroute en foerageergebied voor vleermuizen. Verder kan de ruigte in de vorm van riet en struweel fungeren als leefgebied voor diverse algemene beschermde soorten zoogdieren en niet jaarrond beschermde nestlocaties voor diverse soorten broedvogels.
4.2
Bebouwing
Binnen het projectgebied is bebouwing diverse aanwezig in de vorm van een woning, een garage, een schuur en twee voormalige stallen. De gebouwen bieden mogelijk nestplaatsen aan broedvogels en zomerverblijven voor gebouwbewonende vleermuizen. In de garage (figuur 1, nummer 2) werden tijdens het bezoek twee nesten van boerenzwaluw waargenomen. De omgebouwde landbouwschuur („De Beer‟), doet nu dienst als gebruiks- en woonruimte en is door de goede afwerking minder geschikt voor vogels en vleermuizen omdat er geen toegangsmogelijkheden zijn. De oude kippenschuur dient nu als opslag, mogelijk biedt het dak nestlocaties voor broedvogels Foto 2: Schuur “De Plaets‟. tussen de dakpannen en eventuele zomerverblijven voor vleermuizen. De schuur „De Plaets‟ biedt geschikte habitat voor (winter)verblijfplaatsen van vleermuizen. De schuur is geschikt als winterverblijf voor soorten als de laatvlieger en de gewone grootoorvleermuis. Deze soorten stellen minder specifieke eisen aan winterverblijven. Er is geen stabiel binnenklimaat aanwezig om winterverblijfplaatsen van soorten als de gewone dwergvleermuis, meervleermuis of de watervleermuis te bevatten. Zo is er geen spouwmuur of kelder aanwezig. Wel zijn er wegkruipmogelijkheden voor soorten als de laatvlieger en de gewone grootoorvleermuis aanwezig achter bijvoorbeeld de gevelbeplating. De panden zijn tijdens de habitatscan echter grondig onderzocht op winterverblijven en sporen van vleermuizen conform het Vleermuisprotocol d.d. 5 maart 2011. Tijdens deze inspectie zijn geen vleermuizen aangetroffen of sporen van vleermuizen aangetroffen. Winterverblijven zijn dan ook niet aanwezig. Mogelijk wordt de schuur wel gebruikt als zomerverblijf of kraamverblijf (foto 2).
4.3
Watergangen
Binnen het projectgebied bevinden zich verschillende watergangen in de vorm van sloten en een vijver. De watergangen bieden beperkt geschikt habitat voor beschermde vissen. Tijdens het bezoek zijn de watergangen ten noordoosten en noordwesten van het projectgebied met behulp van een schepnet bemonsterd. Er zijn geen beschermde vissoorten aangetroffen, enkel het tiendoornige stekelbaarsje. Een van de watergangen binnen het projectgebied was recent gebaggerd. Foto 3: Sloot
Adviesbureau E.C.O. Logisch
11
De bagger is geïnspecteerd op de aanwezigheid van zwanenmossel, welke bittervoorn nodig heeft voor de voortplanting. Deze is echter niet aangetroffen.
Naast beschermde vissen zouden de watergangen kunnen fungeren als voortplantingslocatie voor algemene en beschermde amfibieën en als foerageergebied voor ringslang. Soorten als watervleermuis en meervleermuis zouden gebruik kunnen maken van de watergangen rond het onderzoeksgebied als foerageerzone of vliegroute.
4.4
Overige
Foto 4: Voormalige paardenbak, het open zand biedt een geschikt rugstreeppad habitat
In het projectgebied bevinden zich verschillende, anders dan in de overige paragrafen aangegeven, objecten die interessant kunnen zijn voor diverse soorten beschermde flora en fauna. Er is een composthoop aanwezig die mogelijk een geschikte locatie voor ringslang biedt om eieren in af te zetten. Verder zijn er houtwallen in het westen van het projectgebied, die als verblijfplaats voor algemene soorten zoogdieren kunnen fungeren. Op verschillende locaties in het projectgebied zijn houtstapels aanwezig die eenzelfde functie zouden kunnen vervullen. Tot slot bevindt zich in het midden van het projectgebied open zand van een voormalige paardenbak. Deze locatie biedt een winterbiotoop voor rugstreeppad.
Adviesbureau E.C.O. Logisch
12
5
Verwachte soorten
Uit de bronnenstudie en de habitatscan blijkt dat diverse beschermde soorten mogelijk gebruik maken van het projectgebied. Per soortgroep is weergegeven welke soorten op basis van de bureaustudie en de habitatscan kunnen worden verwacht dan wel kunnen worden uitgesloten.
5.1
Vaatplanten
In het projectgebied kan volgens het bronnenonderzoek zwanenbloem worden aangetroffen. Deze soort bevindt zich vaak in ondiep voedselrijk water. De watergangen die zich in het projectgebied bevinden, voldoen aan deze habitat eisen waardoor deze mogelijk een geschikt biotoop bieden voor zwanenbloem. Op basis van het bronnen onderzoek is de brede wespenorchis niet te verwachten in het projectgebied. De brede wespenorchis is echter wel algemeen voorkomend in de regio van het plangebied. Tijdens het bezoek is tevens geschikt habitat voor deze soort waargenomen. Deze soort houdt van vochtige tot droge grond, voedselarme tot voedselrijke grond in bossen. Om deze redenen is de soort niet uit te sluiten in het plangebied. Voor de juridisch zwaarder beschermde soorten rietorchis, brede orchis en vleeskleurige orchis is het projectgebied beperkt geschikt. Zowel rietorchis als de daaraan verwante soorten brede orchis en vleeskleurige orchis geven de voorkeur aan natte, zandige tot moerassige en zonnige terreinen, wat slechts in zeer beperkte mate aanwezig is in de directe omgeving van de vijver. Op basis van de bronnenstudie kan daslook in het projectgebied voorkomen. Daslook behoeft schaduwrijke, vochtige, voedselrijke en kalkhoudende grond en wordt met name aangetroffen in loofbossen en rivierdalen. Het projectgebied voldoet maar in zeer beperkte mate aan deze habitat eisen, omdat er geen kalk in de bodem zit. Tevens zou op basis van de bronnenstudie klokjesgentiaan kunnen worden aangetroffen. Deze soort groeit op natte, zure grond in heide. Dit habitat is niet in het projectgebied aanwezig. Waterdrieblad en zomerklokje kunnen volgens de bronnenstudie in de omgeving van het projectgebied voorkomen. Het habitat echter niet geschikt, omdat deze soorten in een moerassige omgeving worden verwacht. Op basis van de habitatscan is het onwaarschijnlijk dat deze soorten binnen het projectgebied voorkomen.
5.2
Zoogdieren
Voor de algemene beschermde soorten zoogdieren mol en woelrat is geschikt habitat aanwezig in de rietkragen en grasvelden binnen het projectgebied. Ook voor de egel voldoet het projectgebied aan het gewenste biotoop. Voor haas is het gebied in mindere mate geschikt is, omdat deze soort met name gras- en bouwland behoeft, welke in de nabije omgeving in ruime mate aanwezig zijn. Naast de volgens de literatuur te verwachten aardmuis, bosmuis en dwergspitsmuis, kunnen tevens algemene beschermde zoogdieren als aardmuis en rosse woelmuis in het projectgebied worden verwacht. Rosse woelmuis is vastgelegd op de een van de cameravallen die tijdens het bezoek zijn geplaatst langs een houtwal in het westen van het onderzoeksgebied. De algemene soorten bunzing, hermelijn en wezel maken mogelijk gebruik van het projectgebied. Het gebied maakt mogelijk onderdeel uit van foerageergebied van deze soorten. Tevens zijn er binnen het projectgebied houtstapels en bebouwing aanwezig, die als verblijfplaats voor deze soorten kunnen fungeren. Naast deze algemene soorten zou vos eveneens gebruik kunnen maken van het projectgebied.
5.3
Vleermuizen
Uit het bronnenonderzoek blijkt dat meerdere soorten vleermuizen in de omgeving van het onderzoeksgebied voorkomen. Daarnaast zijn op basis van de habitatscan ook andere soorten vleermuizen te verwachten. Mogelijk maken de soorten ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, watervleermuis en gewone grootoorvleermuis gebruik van de bomen in het projectgebied als verblijfplaats. Met name de boom aan de oostzijde van het plangebied biedt potentie voor boombewonende vleermuizen als zomerverblijf. Daarnaast kunnen de soorten gewone dwergvleermuis, laatvlieger, meervleermuis en gewone grootoorvleermuis gebruik maken van de te verbouwen panden als zomerverblijf.
Adviesbureau E.C.O. Logisch
13
De in het gebied aanwezige structuren als watergangen en bomenrijen kunnen dienst doen als vliegroutes voor diverse soorten vleermuizen. Tevens kan de aanwezige begroeiing worden gebruikt als foerageergebied. Op 11-5-2011 en 25-5-2011 zijn twee ochtendinventarisaties uitgevoerd primair gericht op het in kaart brengen van kraam- en zomerverblijven van vleermuizen in de schuur „De Plaets‟ en de bomen met holtes. Het plangebied is echter van beperkte omvang, waardoor eventuele andere potentiële kraamverblijven ook zijn geïnventariseerd. Daarnaast is aandacht besteed aan vliegroutes en foerageergebieden. De (kraam)verblijven en vliegroutes van vleermuizen zijn waarneembaar tegen de tijd dat de vleermuizen weer invliegen, circa 1 uur voor zonsopkomst tot zonsopkomst. De foerageergebieden zijn waarneembaar voor deze tijd. De inventarisaties zijn uitgevoerd van 3 uur voor zonsopkomst tot zonsopkomst. Deze inventarisaties voldoen voor de meeste soorten aan het vleermuisprotocol 2010, en vallen normaliter in de suboptimale periode van inventariseren. Door het warme voorjaar zijn de vleermuizen dit jaar echter vroeg met de inname van kraamverblijven, waardoor de inventarisaties binnen de optimale periode vallen. De volgende soorten vleermuizen zijn aangetroffen in het plangebied: - Gewone dwergvleermuis; - Watervleermuis; - Ruige dwergvleermuis. De watervleermuis is eenmaal foeragerend aangetroffen boven de vijver ruim voor zonsopkomst. De ruige dwergvleermuis is eenmaal aangetroffen foeragerend rond de paardenbak circa 2 uur voor zonsopkomst. Deze soorten hebben geen kraam- of zomerverblijven in het plangebied. Als foerageergebied of vliegroute heeft het plangebied voor deze soorten vanwege de lage aantallen slechts beperkte functie. De gewone dwergvleermuis is vaker aangetroffen boven het plangebied. Tijdens beide inventarisaties zijn enkele individuen foeragerend aangetroffen. Met name boven de paardenbak zijn de vleermuizen gedurende langere tijd waargenomen. Deze vleermuizen vlogen circa een half uur voor zonsopkomst in oostelijke richting weg richting een verblijfplaats buiten het plangebied. Vermoedelijk bevind zich op ruimere afstand oostelijk van het plangebied een kraamverblijf van de gewone dwergvleermuis langs de Groenendijk. Er zijn geen duidelijke vliegroutes van de gewone dwergvleermuis aanwezig. De holte in de boom naast de kippenschuur is geheel geblokkeerd door een spinnenweb. De holte wordt dan ook niet gebruikt als kraam- of zomerverblijf door vleermuizen. Op basis van de uitgevoerde inventarisatie kan worden uitgesloten dat er kraam- of zomerverblijven van vleermuizen aanwezig zijn in het plangebied van de gewone dwergvleermuis, de ruige dwergvleermuis of de watervleermuis. De laatvlieger, de meervleermuis, de gewone grootoorvleermuis en de rosse vleermuis zijn niet aangetroffen in het plangebied. Het plangebied heeft dan ook geen functie als kraam- of zomerverblijf voor deze soorten. De aanwezigheid van een paarverblijfplaats in de boom naast het kippenhok is niet aannemelijk gezien het beperkte aantal boombewonende vleermuizen, de beperkte hoogte van de holte, en de aanwezigheid van spinnenwebben voor de opening, maar kan echter niet worden uitgesloten. Het plangebied doet dienst als foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis, de ruige dwergvleermuis en de watervleermuis.
5.4
Broedvogels
De aanwezige bomen bieden potentiële broedlocaties voor diverse soorten. Voor kleine holenbroedende soorten, zoals koolmees, pimpelmees, boomklever, boomkruiper, grauwe vliegenvanger, ringmus en spreeuw, is geschikt broedbiotoop ruim aanwezig in de vorm van de rij knotwilgen en de overige bomen. Tevens bevinden zich in het projectgebied ook nestkasten die geschikt zijn voor hierboven genoemden soorten. Voor de grotere soorten holenbroeders zoals steenuil zijn mogelijk enkele broedholten beschikbaar in de knotwilgen. Er is een nest aangetroffen van een kraaiachtige aan de oostzijde van het plangebied. Dit nest kan dienst doen als broedplaats voor kraaien, maar ook als broedplaats of vaste rust- en verblijfplaats voor de boomvalk, buizerd, havik, ransuil en sperwer. Het nest is echter wel vrij klein.
Adviesbureau E.C.O. Logisch
14
Wanneer een buizerd of havik een dergelijk nest inneemt, wordt dit vaak uitgebouwd. De aanwezigheid van buizerd of havik wordt dan ook niet verwacht. Tijdens het bezoek is er een vaste roestplaats van de ransuil aangetroffen naast de voormalige steenoven. Verder is een grote bonte specht waargenomen en zijn er spechtengaten geconstateerd. Een van deze gaten aan de oostzijde van het plangebied biedt mogelijk een geschikte broedlocatie voor de grote bonte specht. De soorten boerenzwaluw en zwarte roodstaart broeden doorgaans in of aan bebouwing. De bebouwing die binnen het projectgebied aanwezig is deels geschikt voor deze soorten. In de garage zijn tijdens het bezoek twee nesten van boerenzwaluw aangetroffen. Het voorkomen van broedgevallen van bovengenoemde soorten binnen het projectgebied is dan ook aannemelijk. De soorten huiszwaluw, gierzwaluw en huismus broeden eveneens vaak in of aan bebouwing. Voor de gierzwaluw geldt dat het gebruik van de in het projectgebied aanwezige panden als nestlocatie vrij onwaarschijnlijk is, gezien het gebrek aan goede invliegopeningen met daarachter een rustige nestlocatie. Het voorkomen van broedgevallen van huiszwaluw in of aan de te verbouwen panden is ook onwaarschijnlijk, doordat geen oude nesten van deze soort zijn aangetroffen. Voor huismus geldt dat het broedbiotoop beperkt geschikt is. Deze soort broed graag in beschutte holtes, zoals bijvoorbeeld onder dakpannen of dakplaten. Deze mogelijkheden zijn hier echter nauwelijks tot niet aanwezig, enkel de oude kippenschuur is beperkt geschikt. De huismus is niet aangetroffen tijdens het veldbezoek. Ooievaar is bekend voor te komen nabij het projectgebied. Tevens is enkele honderden meters ten oosten van het projectgebied een broedgeval van deze soort bekend. Het is zeer onwaarschijnlijk dat van deze soort in de huidige situatie een broedgeval in het projectgebied zal plaatsvinden door het ontbreken van geschikte nestlocaties. Voor overige broedvogels, welke broeden in bomen en struiken, is ruim broedbiotoop voor handen. Eén van deze algemene soorten is roodborst, welke met behulp van een cameraval is vastgelegd.
5.5
Reptielen
Uit de bronnenstudie blijkt dat ringslang in de nabijheid van het projectgebied kan voorkomen. Het ontbreken van waarnemingen van deze soort uit het recreatiegebied Hitland kan op twee manieren worden geïnterpreteerd: als het ontbreken van een hoge populatiedichtheid, of het geheel ontbreken van de soort. Een hoge populatiedichtheid rond het plangebied is zeer onwaarschijnlijk door het ontbreken van waarnemingen. Uit de habitatscan blijkt dat er in het projectgebied in zekere mate geschikt habitat voor de ringslang aanwezig is. De watergangen bieden deels geschikt foerageergebied, met name de vijver met oeverbegroeiing. De overige watergangen zijn ongeschikt door de steile oevers en beschaduwing. De aanwezige composthoop kan mogelijk een geschikte overwinteringlocatie bieden alsmede een geschikte locatie om eieren af te zetten.
5.6
Amfibieën
In tabel 5 zijn beschermde soorten amfibieën weergegeven, welke op basis van literatuur in het projectgebied zouden kunnen voorkomen. Voor de algemene beschermde soorten bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander is geschikt landbiotoop aanwezig. Tevens is voor deze soorten geschikt voortplantingswater aanwezig in de vorm van de sloot en waterpartij in het projectgebied. Deze soorten overwinteren doorgaans op het land en benutten veel watertypen, mits langzaam stromend tot stilstaand, voor de voortplanting. De watergangen rondom het projectgebied, alsmede de vijver met rietkraag vormen geschikt habitat voor meerkikker en bastaardkikker. Deze soorten overwinteren onder water, doorgaans in of nabij de voortplantingwateren. Deze wateren kunnen door de betreffende soorten voor alle functies worden benut, gezien deze wateren slibrijk zijn. Het aantreffen van deze soorten in het projectgebied kan niet worden uitgesloten.
Adviesbureau E.C.O. Logisch
15
Voor rugstreeppad zijn in mindere mate geschikte voortplantingslocaties in het projectgebied aanwezig. Deze soort prefereert heldere, zonbeschenen wateren met kale, flauwe oevers als voortplantinglocatie. In het midden van het projectgebied bevindt zich open zand, waar regelmatig plassen blijven staan. Deze plassen worden echter beschaduwd door de hier aanwezige bomen, waardoor deze geen geschikt voortplantingswater bieden. Voor de winterperiode graaft deze soort zich in los zand in. Hiertoe biedt de voormalige paardenbak wel enigszins geschikt biotoop, afhankelijk van het gebruik van de paardenbak in de winter. Het voorkomen van rugstreeppad binnen het projectgebied kan dan ook niet worden uitgesloten. Mogelijk is er in de directe omgeving overwinterbiotoop aanwezig in de rivierdijk.
5.7
Vissen
De bittervoorn en de kleine modderkruiper kunnen op basis van het literatuuronderzoek in het plangebied voorkomen. De wateren in het plangebied bieden slechts beperkt geschikte habitat door de hoge mate van beschaduwing, bladval en de steile oevers. Tijdens het locatiebezoek zijn watergangen bemonsterd. Hierbij zijn geen beschermde vissen aangetroffen. Ook de zwanenmossel, waarvan de bittervoorn voor de voortplanting afhankelijk is, is niet in het projectgebied aangetroffen. Door de open verbinding van het water met omliggende wateren kan het voorkomen van individuen van de bittervoorn of de kleine modderkruiper op andere tijden niet worden uitgesloten. De wateren kunnen dienst doen als verbindingsroute tussen meer geschikte habitat. Het voorkomen van beschermde vissen binnen het projectgebied kan dan ook niet geheel worden uitgesloten. Echter, het belang van het projectgebied voor de in de regio aanwezige beschermde soorten is zeer beperkt door het ontbreken van geschikte habitat. De wateren juist buiten het onderzoeksgebied bieden een geschikter leefgebied.
5.8
Overige soorten
In de omgeving van het projectgebied is de platte schijfhoren bekend. Tijdens het veldbezoek zijn geen individuen van de platte schijfhoren aangetroffen tijdens de visinventarisatie, of op het schoonsel op de oever. Deze soort prefereert goed begroeide, zonbeschenen wateren in het veenweidegebied. De omgeving van het projectgebied kan als zodanig worden gekwalificeerd. Binnen het projectgebied is dit biotoop slechts in beperkte mate aanwezig en het voorkomen van platte schijfhoren in het projectgebied wordt dan ook niet waarschijnlijk geacht. Mocht deze soort toch gebruik maken van het projectgebied zou het zeer lage dichtheden betreffen. Op basis van de literatuurstudie en habitatscan worden geen beschermde soorten vlinders binnen het projectgebied verwacht. Ook biedt het plangebied geen geschikt leefgebied voor in de regio voorkomende beschermde soorten. Uit de bronnenstudie blijkt dat de groene glazenmaker voorkomt in de omgeving van het projectgebied. Hoewel het, in verband met het seizoen, niet volledig mogelijk was vast te stellen of de waardplant krabbenscheer aanwezig was, is deze in het projectgebied niet aangetroffen. Het schoonsel uit de betreffende watergang was tijdens het bezoek nog naast de watergang op het land aanwezig. Hierin zijn geen resten van krabbenscheer aangetroffen. De watergangen zijn vanwege de beschaduwing, bladval en steile oevers vrij ongeschikt voor de plant krabbenscheer. Het is niet aannemelijk dat het projectgebied geschikt voortplantingswater voor groene glazenmaker bevat. Het plangebied kan dienst doen als foerageergebied voor deze soort.
5.9
Verwachte beschermde soorten
Uit de bronnenstudie en de habitatscan blijkt dat diverse beschermde soorten mogelijk gebruik maken van het projectgebied. Per soortgroep is weergegeven welke soorten op basis van de bureaustudie en de habitatscan worden verwacht. De deze soorten zijn, met uitzondering van de soortgroep broedvogels, weergegeven in tabel 7. Naast algemene broedvogels zijn er mogelijk ook broedvogels in het projectgebied aanwezig waarvan nestlocaties jaarrond beschermd zijn. Deze soorten betreffen steenuil, huismus, boomvalk, ransuil en sperwer.
Adviesbureau E.C.O. Logisch
16
Tabel 7: Mogelijk aanwezige beschermde soorten na habitatscan Flora- en faunawet Nederlandse naam Mogelijke functie Tabel 1 Vaatplanten brede wespenorchis Leefgebied zwanenbloem Leefgebied Zoogdieren
aardmuis rosse woelmuis bosmuis bunzing dwergmuis egel gewone bosspitsmuis hermelijn mol rosse woelmuis veldmuis wezel woelrat vos bosspitsmuis
Leefgebied Leefgebied Leefgebied Leefgebied Leefgebied Leefgebied Leefgebied Leefgebied Leefgebied Leefgebied Leefgebied Leefgebied Leefgebied Foerageergebied Leefgebied
Amfibieën
bruine kikker bastaardkikker gewone pad kleine watersalamander meerkikker
Leefgebied Leefgebied Leefgebied Leefgebied Leefgebied
kleine modderkruiper rietorchis
Verbindingsroute Leefgebied
gewone dwergvleermuis laatvlieger Gewone grootoorvleermuis rosse vleermuis ruige dwergvleermuis watervleermuis meervleermuis
Foerageergebied/ paarverblijf Paarverblijf Paarverblijf Paarverblijf Foerageergebied/ paarverblijf Foerageergebied/ paarverblijf Paarverblijf
Reptielen
ringslang
Foerageergebied/winterverblijf/voortplantingslocatie
Amfibieën
rugstreeppad
Winterverblijf
Tabel 2 Vissen Vaatplanten Tabel 3 Zoogdieren
Adviesbureau E.C.O. Logisch
17
6
Toetsing ingreep
In dit hoofdstuk worden de effecten van de geplande ingreep op mogelijk aanwezige beschermde natuur omschreven. Vervolgens wordt aangegeven voor welke soortgroepen mogelijk noodzaak bestaat een ontheffing aan te vragen dan wel aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde soorten uit te voeren.
6.1
Effecten ingreep op beschermde flora en fauna
Vaatplanten Binnen het plangebied zijn voor de brede wespenorchis, de zwanenbloem en (in beperkte mate) de (riet)orchis biotopen aanwezig. Het aanleggen van paden en de nieuwbouw naast de kippenschuur kunnen standplaatsen van de brede wespenorchis worden vernietigd. Bij het vergraven van de oever van de watergang in het plangebied kunnen standplaatsen van de zwanenbloem worden vernietigd. De biotoop van de rietorchis (oever van de vijver) wordt niet aangetast door de plannen. Zoogdieren De struiken en struwelen in het plangebied kunnen van belang zijn voor algemene grondgebonden zoogdieren als muizen, bunzing, hermelijn en egel. Het gehele plangebied kan van belang zijn als foerageergebied van de vos en de mol. Deze functies worden verstoord door de aanleg van paden en het beperkt kappen van struweel ten behoeve van deze paden. In de directe omgeving blijft voldoende geschikt habitat over, waardoor deze soorten niet negatief zullen worden beïnvloed. Ten aanzien van vleermuizen zijn de schuur „De Plaets‟ en het voormalige kippenhok mogelijk van belang als paarverblijf voor gebouwbewonende vleermuizen als de laatvlieger, de meervleermuis, de gewone dwergvleermuis of de gewone grootoorvleermuis. Het voormalige kippenhok wordt niet aangepast bij de ingreep. Hier worden geen effecten verwacht. De Plaets wordt omgevormd tot horecagelegenheid. Hierbij zullen bestaande verblijfplaatsen mogelijk negatief worden beïnvloed door bijvoorbeeld het isoleren van de wanden, dichtmaken van invliegopeningen of het verwarmen van de ruimte. In twee bomen zijn holtes aangetroffen welke voldoende diep zijn voor verblijfplaatsen van boombewonende vleermuizen als de rosse vleermuis, de ruige dwergvleermuis, de watervleermuis en de gewone grootoorvleermuis (deze soort verblijft in zowel bomen als gebouwen). Naast het voormalige kippenhok bevindt zich één van deze holtes. De aanwezigheid van een paarverblijfplaats is niet aannemelijk maar kan echter niet worden uitgesloten. Deze boom wordt mogelijk gekapt ten behoeve van een nieuw te bouwen berging naast het kippenhok. De tweede boom met geschikte holtes bevindt zich nabij „De Beer‟. De hier aanwezige bomen zullen niet worden beïnvloed door de ingrepen, mits eventuele nachtelijke verlichting van de schuur en overige elementen als wandelpaden weinig tot geen uitstraling heeft richting de bomen en overige omgeving. Foerageergebieden blijven onaangetast doordat de aanwezige struwelen en groene elementen blijven bestaan. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met nachtelijke verlichting van het terrein. Deze dient tot het minimum te worden beperkt. Door de aanleg van de natuurvriendelijke oever ontstaat er mogelijk een toename in het aantal insecten, en daarmee een verbetering van het foerageergebied. Amfibieën De ingreep aan de oevers van de wateren kunnen een verstorend effect hebben op voortplantingswateren en leefgebied van de bastaardkikker en de meerkikker. Voor de bruine kikker, de gewone pad en de kleine watersalamander kan een verstorend effect optreden van voortplantingswater. Indien echter wordt gewerkt buiten de voortplantingsperiode van deze amfibieën (maart – augustus) zal er geen verstoring van het voortplantingswater optreden. Door de aanleg van een natuurvriendelijke oever zal echter meer en beter geschikt habitat ontstaan voor deze soorten. Langdurige negatieve effecten worden dan ook niet verwacht. Bij het aanleggen van paden door bestaand struweel kan land en overwinterbiotoop van deze amfibieën worden aangetast. Dit zal echter zeer lokaal zijn. Er worden geen nadelige effecten op deze soorten verwacht.
Adviesbureau E.C.O. Logisch
18
De rugstreeppad heeft mogelijk winterbiotoop in de paardenbak. Doordat deze zal verdwijnen, kunnen negatieve effecten ontstaan op deze soort. Mogelijk is er voldoende alternatieve overwinterbiotoop aanwezig in de vorm van de rivierdijk. Het is echter onbekend of deze geschikt is als winterbiotoop. Vissen Bij de geplande ingreep worden geen negatieve effecten op de bittervoorn of de kleine modderkruiper verwacht. De te vergraven oevers bieden momenteel geen geschikt leefgebied voor deze soorten. Bij de ingreep zal de waterbodem intact blijven. Enkel de momenteel zeer steile oever zal worden afgevlakt. De betreffende watergangen doen hooguit dienst als verbindingsroute tussen beter geschikte leefgebieden, doordat het in verbinding staat met deze gebieden. De kleine modderkruiper is niet aangetroffen in de watergang. Door de aanleg van een natuurvriendelijke oever zal mogelijk geschikt leefgebied ontstaan voor de bittervoorn en de kleine modderkruiper. Reptielen Het plangebied doet mogelijk dienst als leefgebied van individuen van de ringslang. Met name de composthoop kan van belang zijn voor deze soort. De composthoop is mogelijk geschikt als overwinteringhabitat en is tevens mogelijk een geschikte locatie om eieren in af te zetten. Het aanwezige foerageergebied is slechts minimaal langs de vijver aanwezig en zal behouden blijven. Negatieve effecten op foerageergebied van de ringslang worden niet verwacht. De aanleg van de natuurvriendelijke oever langs de watergang zal nieuw geschikt foerageergebied opleveren voor deze soort. De ingreep rond de composthoop is niet in details bekend. Er zal in de nabijheid van de composthoop een wandelpad worden aangelegd. Zolang de deze composthoop behouden blijft, en het pad zich op enige afstand van de hoop bevindt (minimaal 5 meter), zijn geen negatieve effecten te verwachten. Platte schijfhoren Het voorkomen van de platte schijfhoren wordt niet waarschijnlijk geacht, maar kan niet worden uitgesloten. Binnen het plangebied is geschikt leefgebied aanwezig in de watergang. Van deze watergang wordt de oever afgegraven tot natuurvriendelijke oever. Indien hierbij ook in het water zal worden gewerkt, zullen mogelijk enkele individuen van de soort worden vernietigd. Door de aanleg van een natuurvriendelijke oever zal de waterkwaliteit echter verbeteren, waardoor een beter geschikt leefgebied zal ontstaan. Negatieve effecten op de mogelijk aanwezige populatie zijn dan ook niet te verwachten. Broedvogels De binnen het plangebied aanwezige bomen en struwelen bieden potentiële broedlocaties voor diverse soorten zangvogels met niet-jaarrond beschermde nesten. Enkele van de aanwezige bomen en struwelen zullen worden verwijderd voor de aanleg van wandelpaden. Indien hierbij wordt voorkomen dat er wordt gewerkt wanneer broedgevallen aanwezig zijn rond de betreffende locaties, zijn er geen nadelige effecten te verwachten op deze soorten. In de directe omgeving in en om het plangebied zijn voldoende alternatieve broedlocaties aanwezig in de vorm van bomen, struwelen en nestkasten. In de garage zijn broedlocaties van de boerenzwaluw aanwezig. Deze garage zal niet worden aangetast bij de ingreep. Negatieve effecten op de boerenzwaluw zijn niet te verwachten. Het oude kippenhok biedt beperkt geschikt broedbiotoop voor de zwarte roodstaart en de huismus onder de aanwezige dakpannen. Dit kippenhok blijft bestaan. De aanleg van de nieuwe berging kan wel een verstorende werking hebben op aanwezige broedgevallen indien wordt gewerkt in de broedperiode. Indien wordt gewerkt buiten deze periode kunnen verstorende effecten optreden op rustende vogels. Dit zal geen significant negatieve effecten voor de aanwezige individuen opleveren, doordat er in de directe omgeving voldoende schuilmogelijkheden aanwezig zijn in de vorm van struweel en doordat de werkzaamheden overdag plaatsvinden. De steenuil heeft mogelijk een vaste rust- en verblijfplaats in één van de knotwilgen in het plangebied. Deze bomen zullen niet worden beïnvloed door de plannen. De ransuil heeft een winterroestplaats net buiten het plangebied naast de voormalige steenoven. Rond de steenoven wordt rust gegarandeerd in verband met de privacy van de bewoners. Op de winterroest van de ransuil zijn dan ook geen negatieve effecten te verwachten.
Adviesbureau E.C.O. Logisch
19
Het nest van een kraaiachtige aan de oostzijde van het plangebied kan ook dienst doen nestlocatie voor vogels met jaarrond beschermde nesten als de boomvalk, de ransuil en de sperwer. Rond de betreffende locatie worden echter geen bomen of struwelen verwijderd. In de omgeving van dit nest bevindt zich de voormalige landbouwschuur „De Beer‟. Aan deze schuur zullen wel werkzaamheden plaatsvinden, welke een tijdelijk verstorend effect kunnen hebben op de aanwezige vogels. Indien deze werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden, zullen de effecten tot het minimum worden beperkt. De eventuele voortplanting zal niet nadelig worden beïnvloed. Hooguit rustende individuen zullen tijdelijk worden verstoord. In de directe omgeving bevinden zich voldoende alternatieve tijdelijke rustplaatsen in de aanwezige bomen. Er is geen sprake van negatieve gevolgen.
6.2
Toetsing Flora- en faunawet
Op basis van de huidige gegevens kunnen de volgende effecten ingreep op beschermde soorten in het projectgebied worden verwacht. Per soortgroep is aangegeven welke effecten worden verwacht met in achtneming van de in de vorige paragraaf aangegeven beperkingen. Zie ook hoofdstuk 8 voor deze aanbevelingen. Flora- en faunawet Tabel 1 Vaatplanten
Nederlandse naam
Mogelijke effecten
brede wespenorchis zwanenbloem
Zoogdieren
aardmuis rosse woelmuis bosmuis bunzing dwergmuis egel gewone bosspitsmuis hermelijn mol rosse woelmuis veldmuis wezel woelrat vos bosspitsmuis
Beperkt vernietiging potentiële groeiplaatsen Beperkt vernietiging potentiële groeiplaatsen, toename habitat Verstoring Verstoring Verstoring Verstoring Verstoring Verstoring Verstoring Verstoring Verstoring Verstoring Verstoring Verstoring Verstoring Verstoring Verstoring
Amfibieën
bruine kikker bastaardkikker gewone pad kleine watersalamander meerkikker
Verstoring voortplantingswater en landbiotoop Verstoring, toename leefgebied Verstoring voortplantingswater en landbiotoop Verstoring voortplantingswater en landbiotoop Verstoring, toename leefgebied
kleine modderkruiper rietorchis
Verstoring, toename habitat Toename habitat
gewone dwergvleermuis gewone grootoor vleermuis laatvlieger rosse vleermuis ruige dwergvleermuis watervleermuis meervleermuis
Vernietiging paarverblijf „De Plaets‟ Vernietiging paarverblijf „De Plaets‟ en boom Vernietiging paarverblijf „De Plaets‟ Vernietiging paarverblijf in boom Vernietiging paarverblijf in boom Vernietiging paarverblijf in boom Vernietiging paarverblijf „De Plaets‟
Reptielen
ringslang
Toename foerageergebied
Vissen
bittervoorn
Toename habitat
Amfibieën
rugstreeppad
Vernietiging winterverblijf
Tabel 2 Vissen Vaatplanten Tabel 3 Zoogdieren
Adviesbureau E.C.O. Logisch
20
Flora- en faunawet Ongewervelden
Nederlandse naam platte schijfhoren
Mogelijke effecten Toename habitat
ransuil boomvalk sperwer steenuil
Beperkt verstoring Beperkt verstoring Beperkt verstoring Geen effecten
Jaarrond beschermde Vogels
Tabel 1 Ten aanzien van soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet is geen nader onderzoek of ontheffing vereist, en kan worden volstaan met het naleven van de zorgplicht. Op deze soorten zijn tevens geen grote nadelige effecten te verwachten. Tabel 2 Voor soorten van tabel 2, de kleine modderkruiper en de rietorchis, geldt dat de ingreep hoofdzakelijk een positief effect heeft door de toename van habitat. Mogelijk ontstaat er enige verstoring op toevallig aanwezige individuen van de kleine modderkruiper. Mogelijke mitigerende maatregelen als het vooraf verjagen van de vissen zullen een grotere verstorende werking hebben dan de ingreep zelf. Er hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Tabel 3 Mogelijk komen paarverblijven voor vleermuizen in het geding wanneer er werkzaamheden worden uitgevoerd aan het gebouw „De Plaets‟ en wanneer de boom naast het kippenhok wordt verwijderd. Vleermuizen zijn beschermd middels tabel 3 van de Flora- en faunawet en staan tevens vermeld op bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Derhalve is het niet mogelijk een ontheffing op de Flora- en faunawet voor de geplande ingreep te verkrijgen voor deze soortgroep. Aanwezige effecten dienen afdoende te worden gemitigeerd, zodat er geen sprake meer is van overtreding van de Flora- en faunawet. Op basis van het uitgevoerde onderzoek zijn enkel paarverblijven niet geheel uit te sluiten. Dit type verblijven laat zich echter vrij eenvoudig mitigeren door het aanbrengen van alternatieve verblijven in de vorm van vleermuiskasten of het geschikt maken van de opstallen voor vleermuizen. De ringslang zal door de ingreep niet negatief worden beïnvloed, mits de nieuwe paden op minimaal 5 meter van de composthoop blijven. Er is geen ontheffing van de Flora- en faunawet nodig voor deze soort. Het voortbestaan van de populatie platte schijfhorens wordt niet negatief beïnvloed door de plannen. Individuen kunnen echter worden gedood bij werkzaamheden in het water. Door voorafgaand aan deze werkzaamheden aanwezige waterplanten opzij te schuiven richting overige wateren die niet worden aangetast, worden deze effecten grotendeels voorkomen. De rugstreeppad heeft mogelijk een overwinterlocatie in de paardenbak. Bij aanwezigheid van deze soort geldt dat er voldoende gemitigeerd moet worden zodat de Flora- en faunawet niet meer wordt overtreden. Dit houdt voor de rugstreeppad in dat er buiten de kritische (winter)periode moet worden gewerkt, en dat de mogelijk aanwezige functie in het plangebied aanwezig moet blijven. Broedvogels Binnen de Flora- en faunawet is het verplicht nadelige effecten op broedsels met niet-jaarrond beschermde nesten te voorkomen. Er is geen ontheffingsmogelijkheid voor broedvogels. Dit houdt in dat er voldoende gemitigeerd moet worden om zo de wet niet te overtreden. Hierdoor kunnen werkzaamheden om verstoring te voorkomen enkel plaatsvinden buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels, of dient te worden voorkomen dat vogels tot broeden komen binnen de verstoringsgrens. Ook dient er bij het kappen van struweel te worden gegarandeerd dat er voldoende broedgebied aanwezig blijft. In en om het plangebied zijn voldoende alternatieve nestlocaties aanwezig in de vorm van struweel. De invloed van de werkzaamheden op vogels met jaarrond beschermde nesten kan, indien wordt gewerkt buiten het broedseizoen, worden beperkt tot het tijdelijk verstoren van individuen. In de directe omgeving zijn voldoende alternatieve rustplaatsen aanwezig voor deze soorten tijdens de werkzaamheden. Eventuele nestlocaties zijn na uitvoer van de werkzaamheden rond die locatie weer beschikbaar voor jaarrond beschermde soorten.
Adviesbureau E.C.O. Logisch
21
7
Conclusie
Binnen het projectgebied komen mogelijk middels Flora- en faunawet beschermde soorten voor. Het betreft hier hoofdzakelijk algemene beschermde soorten uit tabel 1 van de Flora- en faunawet. De zwaarder juridisch beschermde soorten zijn rugstreeppad, ringslang, platte schijfhoren, rietorchis, kleine modderkruiper, bittervoorn, broedvogels en diverse soorten vleermuizen. Deze zijn beschermd middels tabel 3 en 2 van de Flora- en faunawet en zijn deels opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn. De werkzaamheden bestaan uit lokale ingrepen ten behoeve van het realiseren van nieuwe gebouwen en het verbouwen van gebouwen. Daarnaast zal een watergang worden gegraven, wordt gedacht over het graven van een waterpartij en zullen enkele wandelpaden worden aangelegd. Nadelige effecten treden niet op voor de kleine modderkruiper, de rietorchis, de ringslang, de platte schijfhoren en de bittervoorn, mits wordt gewerkt volgens de aanbevelingen in hoofdstuk 8. Er zijn nadelige effecten mogelijk op paarverblijven van vleermuizen in „De Plaets‟ en een holte in een boom. Deze effecten dienen afdoende te worden gemitigeerd door het aanbrengen van kunstmatige verblijven aan bomen en in de schuur De Plaets. Mogelijk worden winterverblijfplaatsen van de rugstreeppad vernietigd door het verwijderen van de paardenbak. De aanwezigheid van deze soort dient te worden uitgesloten of voldoende te worden gemitigeerd door aanleg van nieuw winterhabitat en door het uitvoeren van de werkzaamheden buiten de gevoelige periode van de rugstreeppad. Bij de werkzaamheden kunnen broedgevallen van niet-jaarrond beschermde en jaarrond beschermde nesten worden verstoord. Dit dient te worden vermeden door te werken buiten het broedseizoen, of bij niet-jaarrond beschermde nesten te voorkomen dat er broedgevallen aanwezig zijn binnen de verstoringsgrens. In het plangebied zijn voldoende alternatieve broedlocaties aanwezig. Verstoring buiten het broedseizoen van individuen van soorten met jaarrond beschermde nesten kan niet worden uitgesloten. Rustende individuen zullen mogelijk tijdelijk worden verstoord. In de directe omgeving bevinden zich voldoende alternatieve tijdelijke rustplaatsen in de aanwezige bomen. Er is geen sprake van negatieve gevolgen.
8
Aanbevelingen
De aanbevelingen die uit dit rapport voortkomen zijn te onderscheiden in voor voorkoming van overtreden van de Flora- en faunawet noodzakelijke maatregelen en maatregelen welke zijn toegespitst op het verbeteren van de natuurlijke waarde van het projectgebied. Deze worden hier nader toegelicht. Flora- en faunawet - Er dient te worden gewerkt buiten het broedseizoen. Dit broedseizoen varieert per soort. Grofweg loopt deze periode van februari tot augustus. - De paardenbak dient buiten de winterperiode onklaar of onbereikbaar te worden gemaakt voor de rugstreeppad. - Er dient vervolgens voor de volgende winterperiode een alternatieve overwinterplaats te worden aangebracht voor de rugstreeppad. Deze overwinteringsplaats kan worden gerealiseerd door bijvoorbeeld het aanbrengen van een zandlichaam van circa 0.5 meter hoog, 1 meter breed en 5 – 10 meter lang. Voldoende rust in de winterperiode is vereist. Dit zandlichaam kan kaal of begroeid worden, maar niet verhard. - De nieuwe wandelpaden dienen op minimaal 5 meter van de composthoop te liggen. - Voorafgaand aan de werkzaamheden dienen kunstmatige paarverblijven voor vleermuizen te worden aangebracht aan bomen en de schuur De Plaets. Hierbij dient goed rekening te worden gehouden met de eisen die vleermuizen stellen aan deze verblijven. - Werkzaamheden aan de oever van watergang dienen te uitgevoerd buiten de periode maart – augustus. Bij werkzaamheden in het water dienen de aanwezige waterplanten allereerst opzij te worden geschoven richting overige wateren die niet worden aangetast.
Adviesbureau E.C.O. Logisch
22
Algemene aanbevelingen ter bevordering van de natuur In de plannen is er sprake van het aanleggen van een nieuwe vijver in het noorden van het plangebied. Wanneer deze vijver wordt voorzien van een flauwe, natuurvriendelijke oever, kan geschikt voortplantingswater voor rugstreeppad en andere amfibieën worden gerealiseerd. De onderwateroever zal door aanleg van een natuurvriendelijke oever in kwaliteit verbeteren, waardoor geschikt habitat voor vissen als de kleine modderkruiper en de bittervoorn zal ontstaan. Ook kan deze vijver dienst doen als drinkplaats voor vleermuizen en foerageergebied voor de ringslang. Hiermee wordt de ecologische functie van het projectgebied versterkt. Door het aanbrengen van voorzieningen voor broedvogels kan de functie van het gebied voor bijvoorbeeld huismus worden versterkt. Dit is eenvoudig te realiseren door het plaatsen van voor mussen bedoelde nestkasten aan de betreffende panden of het creëren van een ruimte tussen dakplaten en dakbeschot. Deze ruimtes kunnen ook worden gebruikt door bijvoorbeeld vleermuizen.
Adviesbureau E.C.O. Logisch
23
Literatuur Bellmann, H., 2007, Vlinders, rupsen en waardplanten, Tirion Uitgevers BV, Baarn Bos, F, M. Bosveld, D. Groenendijk, C.van Swaay, I. Wynhoff, De Vlinderstichting 2006. De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming (Lepidoptera: Hisperioidea, Papilionoidea). – Nederlandse Fauna 7. Leiden. Nationaal Historisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij en European Invertebrate Survey – Nederland Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk en J.B.M. Thissen, 1992, Atlas van de Nederlandse Zoogdieren, KNNV Uitgeverij, Utrecht Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft (RAVON)(redactie) 2009, De amfibieën en reptielen van Nederland. – Nederlandse Fauna 9. Nationaal Historisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden Diepenbeek, A. van & R. Creemers, 2006, Herkenning amfibieën en reptielen, Stichting RAVON, Nijmegen Emmerik, W.A.M. van, & H.W. de Nie, 2006, Zoetwatervissen van Nederland, Ecologisch bekeken, Vereniging Sportvisserij Nederland, Bilthoven Gittenberger, E. & A.W. Janssen (red.), 2004. Recente en fossiele weekdieren uit zoet en brak water. – Nederlandse Fauna 2. Nationaal Historisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij en European Invertebrate Survey – Nederland Meijden, R. van der, 2005, Heukels‟ Flora van Nederland, Wolters-Noordhoff B.V., Groningen/Houten Mennema, J., A.J. Quene-Boterenbrood & C.L. Plate, 1985. Atlas van de Nederlandse Flora 2, Zeldzame en vrij zeldzame planten, Bohn, Scheltema & Holkema, Utrecht Mullarney, K, L. Svensson, D. Zetterström & P.J. Grant, 2005, ANWB Vogelgids van Europa, Tirion Uitgevers BV, Baarn Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, 2002. De Nederlandse Libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4. Nationaal Historisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij en European Invertebrate Survey – Nederland Nie, H.W., 1996, Atlas van de Nederlandse Zoetwatervissen, Media Publishing, Doetinchem Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). – Nederlandse Fauna 6. Nationaal Historisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij en European Invertebrate Survey – Nederland. Smit, J.T., 2007, Actuele en potentiële verspreiding van het Vliegend hert in Nederland, EISNederland, Leiden SOVON Vogelonderzoek Nederland 2002. Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998-2000.Nederlandse Fauna 5. Nationaal Historisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij en European Invertebrate Survey – Nederland Teunissen, A.P.J.A., 2009, Verspreidingsatlas Nederlandse boktorren (Cerambycidae), EISNederland, Leiden
Internet www.minlnv.nl (ontheffingen) www.natuurloket.nl www.natuurvriendencapelle.nl www.piscaria.nl www.ravon.nl www.synbiosys.alterra.nl/natura2000 www.waarneming.nl www.zoogdieratlas
Adviesbureau E.C.O. Logisch
25
BIJLAGE 4 Rotterdam, 29 maart 2011
Verwachting van de aantrekkende werking gemotoriseerd verkeer van de voorgenomen ontwikkeling van Leefgoed de Olifant, ten behoeve van onderbouwing geluidsbelasting: De Plaets: 45 zitplaatsen binnen 50 zitplaatsen buiten dubbelgebruik binnen/buiten maximaal 25% => 60 zitplaatsen gemiddeld gebruik 1,5 x per zitplaats per dag =>90 bezoekers mensen met auto (gezien de ligging en focus op recreatief en omgevingspubliek) 35% => 31,5 bezoekers 2,3 personen/auto => gemiddeld 13,7 autos per dag leveranties gemiddeld 2x per week => 0,3 autos per dag Trainingslokaties, de Beer, de Hut en de Zander: 3x 15 personen => 45 bezoekers bezetting 3x per week => 135 bezoekers per week 1,2 personen/auto => gemiddeld 16,1 autos per dag 1 blokhut: gebruik gemiddeld 3 personen => 3 bezoekers bezetting 3 x per week => 9 bezoekers per week 2 personen/auto => gemiddeld 0,6 autos per dag Slaaphuis: alleen tbv trainingsgroepen => autos reeds geteld onder trainingslokaties
14,0 autos Plaets 16,1 autos training 00,6 autos blokhut 30,7 autobezoeken per dag => toename van gemiddeld 61 autobewegingen per dag