Bijlagen bij Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (de volgende bijlagen 1 t/m 8 zijn opgenomen ter informatie en vormen geen onderdeel van de beleidsregels)
1. Beleidsnota Parkeerbijdrageregeling Hilversum 2009 (exclusief bijlagen) 2. Tekst artikel 2.5.30 Bouwverordening Hilversum 2009 3. Artikelen uit de Wro: 1.1, 3.6, 3.10, 3.22, 3.23, 3.38, 3.40 4. Artikel uit de Bro: 4.1.1 5. Artikel 19 uit de WRO (oud) 6. a. Wabo: artikelen 2.1, 2.10, 2.12, 2.27 b. Bor: artikelen 2.7, 6.5 c. Bor: bijlage II, artikel 4 7. Tekst artikel 2.5.30 van de per 21 augustus 2009 vervallen bouwverordening 8. Bijlage 9 van de per 21 augustus 2009 vervallen bouwverordening (‘Parkeernormen Hilversum 2005’)
Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010))
Bijlage 1: Beleidsnota Parkeerbijdrageregeling Hilversum 2009
Parkeerbijdrageregeling Hilversum 2009 Burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum; Gelet op de Gemeentewet, de Woningwet, de WRO, de Wro, de bouwverordening Hilversum, de Nota parkeerbijdrageregeling en mobiliteitsfonds en de Verordening Mobiliteitsfonds Hilversum 2009; Besluiten; Vast te stellen de beleidsnota Parkeerbijdrageregeling Hilversum 2009, luidende als volgt: Parkeerbijdrageregeling Hilversum 2009 Hoofdstuk 1 1.1 Inleiding Algemeen uitgangspunt van het gemeentelijk beleid is dat bij bouwplannen of ontheffingen van het bestemmingsplan, die leiden tot een vergroting van de parkeervraag, wordt voorzien in extra parkeerruimte op eigen terrein. Op deze manier wil de gemeente Hilversum de bereikbaarheid en de leefbaarheid van de stad bevorderen. Bij plannen in gebieden met een hoge stedelijkheidsgraad1 blijkt het moeilijk om het parkeren op eigen terrein op te lossen. Het gevolg is dat op zich wenselijke ontwikkelingen niet uitvoerbaar blijken te zijn. Hoofdzaak is dat de aanvrager van een bouwvergunning of ontheffing er alles aan doet om de parkeereis op eigen terrein te realiseren. Wanneer de aanvrager echter met gegronde redenen kan aantonen dat realisering van de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein niet mogelijk is, kan het college van burgemeester en wethouders besluiten om ontheffing van de parkeereis te verlenen. Het verlenen van ontheffing heeft echter nadelige effecten voor de bereikbaarheid en leefbaarheid. Vandaar dat van deze mogelijkheid terughoudend gebruik wordt gemaakt. Aan de ontheffing van de parkeereis kan een verplichte financiële bijdrage worden gekoppeld. Deze parkeerbijdragen worden door de gemeente opgelegd en geïnd. De gemeenteraad heeft daarvoor een mobiliteitsfonds ingesteld. Uit dit fonds worden maatregelen gefinancierd voor de verbetering van parkeren en, indien dit de parkeersituatie aantoonbaar verbetert, mobiliteit. Deze beleidsnota geeft richtlijnen voor het berekenen van de parkeereis, de ontheffing van de parkeereis en de hoogte van de parkeerbijdrage. 1.2 Parkeereis In artikel 2.5.30, eerste lid van de Bouwverordening Hilversum is de eis opgenomen dat er bij een bouwplan of ontheffing bestemmingsplan in voldoende mate ruimte op eigen terrein voor het parkeren is aangebracht. Als aan deze eis niet wordt voldaan, wordt de bouwvergunning of ontheffing in principe geweigerd. Op grond van lid 4 artikel 2.5.30 kan een ontheffing gegeven worden van de parkeereis. Het vijfde lid (per Bouwverordening Hilversum 2009) geeft het college de mogelijkheid beleidsregels vast te stellen met betrekking tot deze ontheffingen en financiële voorwaarden daar aan te stellen. Op grond van de Wro wordt de parkeereis opgenomen in de nieuwe bestemmingsplannen. De eerstkomende jaren blijft artikel 2.5.30 van de bouwverordening nog van groot belang.
1
Stedelijkheidsgraad= adressendichtheid Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010)) - 1 -
1.3 Vaststellen parkeereis 1.3.1 Stappenplan Stap 1. Vaststellen benodigd parkeeraanbod Om vast te stellen hoeveel parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden, wordt een parkeerbalans2 opgesteld. Met deze parkeerbalans wordt aan de hand van de soort functie(s), de omvang van deze functie(s) en de parkeernorm(en)3 van deze functie(s) een benodigd aantal parkeerplaatsen berekend. Indien binnen het bouwplan verschillende functies worden ontwikkeld, is het mogelijk rekening te houden met dubbelgebruik van parkeerplaatsen4. Voorwaarde is wel dat de ontwikkelaar in het bouwplan vastlegt dat de voor dubbelgebruik meegerekende parkeercapaciteit door alle gebruikers van het bouwplan gebruikt kan worden, dus dat exclusieve parkeerplaatsen daarvan geen deel uitmaken. Bij enkelvoudige of kleinschalige plannen (inbreiding, hergebruik) mag de berekende parkeervraag van het laatste legale gebruik van het pand of perceel, voor zover toegerekend aan de openbare ruimte, worden afgetrokken van de berekende parkeervraag van het nieuwe gebruik. (zie bijlage A voorbeeld 1) Bij grootschalige ontwikkelingen of herstructureringen mag de vraag van de oude situatie worden afgetrokken van de nieuwe vraag voor zover hiervoor parkeerplaatsen werkelijk in de openbare ruimte aanwezig waren.(zie bijlage A voorbeeld 2) De aanvrager stelt de parkeerbalans op, de gemeente Hilversum toetst de parkeerbalans. De uitkomst is de parkeereis.(zie voorbeelden berekening parkeerbalans en -eis bijlage A) Stap 2. Vaststellen of voldaan wordt aan de parkeereis. Nadat de parkeereis door de gemeente is vastgesteld volgt vergelijking met het in het plan opgenomen aantal parkeerplaatsen op eigen terrein. Is het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein kleiner dan de parkeereis dan is het plan in principe niet akkoord. Stap 3. Beoordelen of een aanpassing van het plan kan leiden tot het voldoen aan de parkeereis De aanvrager dient aan te tonen dat er op geen enkele wijze met het plan voldaan kan worden aan de parkeereis. Indien slechts aanpassingen mogelijk zijn die onevenredige hoge kosten –meer dan 150% van de normale, dat wil zeggen geëigend in die specifieke omstandigheid, aanlegkosten- met zich meebrengen, dan volgt stap 4. In het andere geval terug naar stap 1. Stap 4. Ontheffing van de parkeereis Het college van burgemeester en wethouders heeft de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van de eis dat er bij een plan in voldoende mate ruimte voor het parkeren of stallen van auto´s op het terrein van het plan moet zijn aangebracht. Op het moment dat daarvan ontheffing wordt verleend, wordt de omgeving belast met een ruimtelijk probleem. De parkeerdruk zal toenemen, waarmee de bereikbaarheid en de leefbaarheid van Hilversum in eerste instantie zal afnemen. Het creëren van parkeergelegenheid binnen het plan moet daarom op zodanige bezwaren stuiten, dat aan deze bezwaren doorslaggevende betekenis moet worden gegeven. Als de aanvrager niet aannemelijk maakt –de aanvrager dient daarvoor bij aanvraag een deugdelijke onderbouwing aan te leveren- dat de parkeereis niet binnen het plan op eigen terrein kan worden opgelost, dan wordt de aanvraag geweigerd. (zie schema bijlage D)
2
Parkeerbalans= berekening van het aantal bij een plan aan te leggen parkeerplaatsen, op basis van de parkeerbepalingen en -normen. Meegerekend kan worden oude situatie en mogelijkheden voor dubbelgebruik. Berekening dubbelgebruik volgens CROW publicatie 182 Parkeerkencijfers- basis voor parkeernormering of opvolgers daarvan.). 3 In de bouwverordening Hilversum en de parkeernota Geïntegreerd parkeerbeleid Hilversum zijn de gemeentelijke parkeernormen opgenomen. Voor functies waarin deze parkeernormen niet voorzien, kan het gemiddelde parkeerkencijfer van het CROW voor sterk stedelijke gebieden gehanteerd worden.(CROW, publicatie 182 Parkeerkencijfers- basis voor parkeernormering of opvolgers daarvan.) 4 Om de dubbelgebruikmogelijkheden te bepalen worden de aanwezigheidspercentages van het CROW gehanteerd. .(CROW, publicatie 182 Parkeerkencijfers- basis voor parkeernormering of opvolgers daarvan.)
Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010)) - 2 -
1.3.2 Verlenen ontheffing op parkeereis: nadere beleidsregels De parkeereis is gebaseerd op de bouwverordening of bestemmingsplan. In de bouwverordening of in het bestemmingsplan staat tevens een mogelijkheid om ontheffing van de parkeereis te verlenen. 1. Ontheffing kan: a. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien; b. indien het voldoen aan de parkeereis op zodanige bezwaren stuit, dat aan deze bezwaren een doorslaggevende betekenis moet worden gegeven. c. In specifieke uitzonderingsgevallen. Ad a. Het op een andere wijze voorzien in de nodige parkeer- of stallingsruimte kan op de volgende manieren: - gebruik maken van de bestaande parkeermogelijkheden in de openbare ruimte - gebruik maken van openbaar toegankelijke parkeergarages - aanleggen van nieuwe parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Gebruik van parkeerplaatsen in de openbare ruimte is alleen mogelijk, indien nog voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn. De grens is gelegd op een piekbelasting van 80% parkeerdruk, de nieuwe vraag meegerekend. (een druk van 90% of meer wordt beschouwd als een kritische grens). Bij deze specifieke ontheffing is de fysieke parkeerplaats direct beschikbaar, maar legt wel beslag op de beperkte openbare ruimte. Aan het door burgemeester en wethouders verlenen van deze ontheffing wordt een financiële consequentie –de parkeerbijdrage- gekoppeld. Ook als de aanvrager op acceptabele afstand van het plan voldoende nieuwe parkeerplaatsen realiseert buiten de openbare ruimte kan een ontheffing worden verleend. Aan deze ontheffing wordt geen financiële eis gekoppeld omdat geen beslag wordt gelegd op de openbare ruimte. Voor wonen ligt de grens van ‘acceptabele afstand’ in het centrum van Hilversum in principe op 400m loopafstand, daarbuiten op 200m loopafstand. Ad b. Ontheffing is pas aan de orde indien zich een bijzondere omstandigheid voordoet: het scheppen van parkeergelegenheid op eigen terrein moet zodanige bezwaren opleveren dat aan deze bezwaren doorslaggevende betekenis moet worden gegeven. Daarbij valt te denken aan omstandigheden van stedenbouwkundige, esthetische, historische, monumentale of verkeerskundige aard die tot gevolg hebben dat het fysiek niet mogelijk is of ongewenst is om op of onder het bouwterrein de vereiste parkeergelegenheid te realiseren. De ontheffing wordt verleend, omdat er volgens het college van burgemeester en wethouders redenen zijn waarom het belang van het plan groter is dan het voldoen aan de parkeereis. Aan het verlenen van deze ontheffing wordt een financiële consequentie –parkeerbijdrage- gekoppeld. Enkele situaties die zich kunnen voordoen: -De locatie leent zich niet voor het aanbrengen van parkeerplaatsen op of onder die locatie en/of het gebouw leent zich niet voor het aanbrengen van parkeerplaatsen in, op of onder dat gebouw. -Het is technisch zeer ingewikkeld om te voldoen aan de parkeereis. -De kosten per parkeerplaats zijn buiten proportioneel hoog (minimaal 50% hoger dan de normale richtprijs voor een dergelijke voor de locatie/gebouw geschikte parkeerplaats, en daarmee wordt de investering in de parkeervoorziening ten opzichte van de totale investering buitenproportioneel groot. Ad c. In specifieke uitzonderingsgevallen kunnen Burgemeester en wethouders ontheffing verlenen zonder het heffen van een parkeerbijdrage. Van de onvoorwaardelijke ontheffingsmogelijkheid – zonder parkeerbijdrage of aanleg vervangende ruimte– dient spaarzaam gebruik te worden gemaakt. Deze mogelijkheid is voorbehouden aan bijzondere omstandigheden. In dit geval is alleen het college van burgemeester en wethouders besluitbevoegd (geen mandaat). Het verlenen van een ontheffing is vervolgens nog steeds geen plicht. Het college van burgemeester en wethouders kan altijd beslissen dat er onvoldoende redenen zijn om ontheffing op de parkeereis te verlenen. Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010)) - 3 -
Hoofdstuk 2 Enkele elementen van de parkeerbijdrageregeling. 2.1 Financiële voorwaarde Het verlenen van een ontheffing van de parkeereis heeft consequenties voor de parkeersituatie in de omgeving van het plan en kan derhalve in tegenspraak zijn met een van de doelen van het parkeerbeleid, een evenwichtige parkeersituatie. Door het koppelen van een financiële consequentie aan het verlenen van een ontheffing op de parkeereis wordt de gemeente in staat gesteld met deze gelden de effecten van het verlenen van ontheffing te beperken. Daarnaast wordt een aanvrager gestimuleerd om binnen het plan voldoende parkeerplaatsen te realiseren. In de jurisprudentie is uitgemaakt dat een bestuursorgaan de mogelijkheid heeft door middel van een financiële voorwaarde tot betaling van een tegemoetkoming of compensatie te verplichten, indien door voldoening aan de gestelde voorwaarde een rechtstreekse bijdrage wordt geleverd aan de doelstelling van de wettelijke bepaling waarop de vergunning of ontheffing berust en de verlening of ontheffing in het algemeen belang tot heffen van een geldbedrag noopt. Aan het koppelen van een financiële consequentie voor het verlenen van een ontheffing van de parkeereis zijn een aantal beperkingen verbonden. De belangrijkste beperking is dat aangetoond moet worden dat niet een andere, uit hoofde van rechtsbescherming meer aanvaardbare, mogelijkheid aanwezig is om een tegemoetkoming of compensatie te vragen zoals het invoeren van een baatbelasting of het plaatsen van parkeermeters. De ontheffing met financiële consequentie van de parkeereis wordt verleend volgens een publiekrechtelijke regeling. Aan het betalen van de bijdrage kan de aanvrager geen rechten ontlenen. Wel is de gemeente in algemene zin gehouden de gelden te besteden aan de verbetering van de parkeersituatie. De parkeereis zoals neergelegd in de bouwverordening en in (toekomstige) bestemmingplannen heeft als belangrijke doelstelling het reguleren en beperken van de parkeerdruk in de openbare ruimte, zodat Hilversum bereikbaar en leefbaar blijft. De parkeerbijdrage dient een rechtstreekse bijdrage te leveren aan deze doelstelling. Dit betekent dat het geld uit het mobiliteitsfonds, voor zover verkregen uit bijdragen gekoppeld aan ontheffingen, moet worden aangewend ten behoeve van de openbare parkeersituatie. 2.2 Hoogte afkoopbedrag Per niet gerealiseerde parkeerplaats geldt een afkoopbedrag dat hoog genoeg moet zijn om ontwikkelaars te stimuleren om binnen het bouwplan voldoende parkeerplaatsen te realiseren en om een financieel fonds op te bouwen waarmee de gemeente investeringen kan doen. Het afkoopbedrag moet echter niet zo hoog zijn dat ontwikkelingen onmogelijk worden. In bijlage C staan de tarieven van de bijdragen.
Hilversum, 19 mei 2009 Burgemeester en wethouders van Hilversum de secretaris de burgemeester
I.C. de Vries
E.C. Bakker
N.b. Bij de bovenstaande beleidsnota Parkeerbijdrageregeling Hilversum 2009 behoren nog bijlagen die hier niet zijn weergegeven.
Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010)) - 4 -
Bijlage 2: tekst artikel 2.5.30 Bouwverordening Hilversum 2009 (Tekst uit verordening in werking getreden op: 21-08-2009)
Artikel 2.5.30 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
1. Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. Burgemeester en wethouders kunnen beleidsregels vaststellen met betrekking tot de wijze van bepalen van de hoeveelheid benodigde parkeerplaatsen. 2. De in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien daarbij ten behoeve van de bruikbaarheid rekening wordt gehouden met de situatie en inrichting van de plek waar parkeerruimte wordt aangebracht en: a. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen; b. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen. 3. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. 4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste, het tweede en het derde lid. 5. Burgemeester en wethouders kunnen beleidsregels vaststellen met betrekking tot het verlenen van ontheffingen. Deze regels kunnen - mede - bestaan uit financiële voorwaarden.
Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010)) - 5 -
Bijlage 3: Artikelen uit de Wro: 1.1, 3.6, 3.10, 3.22, 3.23, 3.38, 3.40 (Tekst geldend op: 17-09-2009)
Wet ruimtelijke ordening
Artikel 1.1 Wro 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; b. de inspecteur: de als zodanig bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaar; c. aanlegvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 3.3, onder a; d. sloopvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 3.3, onder b; e. voorbereidingsbesluit: besluit als bedoeld in artikel 3.7; f. projectbesluit: besluit, inhoudende dat ten behoeve van de verwezenlijking van een project, dat een of meer bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden of het daarbij behorende gebruik kan omvatten en dat afwijkt van het geldende bestemmingsplan, dit bestemmingsplan buiten toepassing blijft. 2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder: a. grond, gronden of gebied: de onder- en bovengrond op verschillende niveaus, alsmede water, de territoriale zee en de exclusieve economische zone daaronder begrepen; b. vaststellen van een bestemmingsplan: herzien van een bestemmingsplan.
Artikel 3.6 Wro 1. Bij een bestemmingsplan kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders met inachtneming van de bij het plan te geven regels: a. binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kunnen wijzigen; b. het plan moeten uitwerken; c. van bij het plan aan te geven regels ontheffing kunnen verlenen; d. ten aanzien van in het plan omschreven onderwerpen of onderdelen nadere eisen kunnen stellen. 2. Een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan mede een uitwerkingsplicht als bedoeld in het eerste lid, onder b, inhouden. 3. Een wijziging of uitwerking als bedoeld in het eerste lid, onder a of b, maakt deel uit van het plan en kan, zolang de bestemming nog niet is verwezenlijkt, worden vervangen door een nieuwe wijziging of uitwerking. 4. Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid, onder c, kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. 5. Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen omtrent een voorgenomen ontheffing of nadere eis als bedoeld in het eerste lid naar voren te brengen. 6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de overdraagbaarheid van de ontheffing.
Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010)) - 6 -
Artikel 3.10 Wro 1. De gemeenteraad kan ten behoeve van de verwezenlijking van een project van gemeentelijk belang een projectbesluit nemen. 2. Het besluit bevat een goede ruimtelijke onderbouwing van het project. 3. Aan het besluit kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, welke tevens kunnen strekken ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het project, met dien verstande dat de voorschriften en beperkingen ten aanzien van woningbouwcategorieën uitsluitend betrekking hebben op percentages gerelateerd aan het projectgebied. 4. De gemeenteraad kan de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, delegeren aan burgemeester en wethouders.
Artikel 3.22 Wro 1. Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de voorziening in een tijdelijke behoefte voor een bepaalde termijn ontheffing verlenen van een bestemmingsplan. De termijn kan ten hoogste vijf jaar belopen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. 2. Bij een bestemmingsplan kan de toepasselijkheid van dit artikel worden uitgesloten indien het belang ter bescherming waarvan een bepaalde bestemming in het plan is opgenomen zich niet verdraagt met een tijdelijke ontheffing als bedoeld in het eerste lid. 3. Na het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn is degene aan wie de ontheffing is verleend of zijn rechtsopvolger onder algemene titel verplicht de met het bestemmingsplan strijdige situatie te zijner keuze hetzij in de oorspronkelijke toestand te herstellen hetzij met het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen. 4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld die bij het verlenen van tijdelijke ontheffing in acht genomen moeten worden. Tevens kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling van de tijdelijke ontheffing.
Artikel 3.23 Wro 1. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. 2. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld die in acht genomen moeten worden alvorens ontheffing mag worden verleend. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling alsmede omtrent de overdraagbaarheid van de ontheffing.
Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010)) - 7 -
Artikel 3.38 Wro 1. Onverminderd de gevallen waarin bij of krachtens wettelijk voorschrift een bestemmingsplan is vereist, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1 voor die delen van het grondgebied van de gemeente waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien, in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vaststellen waarin het beheer van dat gebied overeenkomstig het bestaande gebruik wordt geregeld. De kennisgeving van een besluit tot vaststelling van een beheersverordening geschiedt tevens langs elektronische weg. 2. De verordening wordt in elk geval binnen tien jaar na de vaststelling herzien. Artikel 3.1, vierde lid, en vijfde lid, eerste en tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing. 3. Om overeenkomstig de verordening bestaand gebruik te handhaven en te beschermen kan bij de verordening worden bepaald dat het verboden is om binnen daartoe aangegeven gebied zonder, of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders: a. bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren; b. bouwwerken te slopen. 4. Bij de verordening kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders met inachtneming van bij de verordening te geven regels ontheffing kunnen verlenen van bij de verordening aan te geven regels. De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen omtrent een voorgenomen ontheffing naar voren te brengen. 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling en nadere regels omtrent de inhoud van de verordening. 6. Afdeling 3.4, met uitzondering van de artikelen 3.17 en 3.18, tweede lid, onder c, en derde lid, onder e, is op het in de verordening begrepen gebied van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor «bestemmingsplan» of «bestemmingsplan, een projectbesluit daaronder begrepen,» telkens wordt gelezen: «verordening».
Artikel 3.40 Wro 1. De gemeenteraad kan binnen een in een beheersverordening begrepen gebied ten behoeve van de verwezenlijking van een project van gemeentelijk belang dat een of meer bouwwerken, werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden of het gebruik van bouwwerken of gronden kan omvatten, en afwijkt van de verordening, besluiten dat de verordening buiten toepassing blijft. De artikelen 3.10 tot en met 3.12 zijn van overeenkomstige toepassing. De bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 3.37, tweede lid, gestelde regels zijn op dit besluit van overeenkomstige toepassing. 2. Te zijner keuze stelt de gemeenteraad binnen een jaar nadat het besluit, bedoeld in het eerste lid, onherroepelijk is geworden een met dat besluit overeenkomende wijziging van de verordening vast, dan wel geeft hij overeenkomstige toepassing aan artikel 3.13, eerste, tweede en vierde lid, met dien verstande dat hierin in plaats van «projectbesluit» telkens wordt gelezen: besluit als bedoeld in artikel 3.40. 3. Zolang de gemeenteraad nog geen verordening als bedoeld in het tweede lid heeft vastgesteld, is artikel 3.13, vierde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van «het bestemmingsplan» wordt gelezen: «de verordening» en dat de in de tweede volzin vermelde tussenzin vervalt.
Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010)) - 8 -
Bijlage 4: Artikel 4.1.1 uit de Bro Tekst geldend op: 17-09-2009)
Besluit ruimtelijke ordening § 4.1. Ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 van de wet (Wro)
Artikel 4.1.1 Bro 1. Voor de toepassing van artikel 3.23, eerste lid, van de wet komen in aanmerking: a. een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning, mits het aantal woningen gelijk blijft en voor zover buiten de bebouwde kom: 1e. het bouwwerk een bruto oppervlak heeft van ten hoogste 150m2, 2e. het bouwwerk, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet hoger is dan 5m, en 3e. het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt voor meer dan 50% wordt overschreden; b. een uitbreiding van of een bijgebouw bij een ander gebouw mits het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden; c. een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, de telecommunicatie, het openbaar vervoer of het trein-, water-, of wegverkeer: 1e. waarvan het bruto oppervlak niet groter is dan 50 m², 2e. dat bestaat uit één bouwlaag, en 3e. dat gemeten vanaf het aansluitende terrein niet hoger is dan 5 m; d. een bouwwerk, geen gebouw zijnde: 1e. waarvan het bruto oppervlak niet groter is dan 50 m², en 2e. dat gemeten vanaf het aansluitende terrein niet hoger is dan 10 m; e. een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw; f. een kas of een bedrijfsgebouw van lichte constructie met een bruto oppervlak van ten hoogste 100 m² ten dienste van een agrarisch bedrijf; g. een antenne-installatie als bedoeld in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken, mits de hoogte van de antenne, of indien de antenne is geplaatst op een antennedrager als bedoeld in dat besluit, de hoogte van de antennedrager en de antenne tezamen, gemeten vanaf de voet van de antenne, respectievelijk de antennedrager, minder is dan 40 m; h. het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen; i. het wijzigen van het gebruik van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits: 1e. de gebruikswijziging plaats vindt binnen de bebouwde kom; 2e. de gebruikswijziging betrekking heeft op een bruto-vloeroppervlakte van niet meer dan 1500 m², en 3e. het aantal woningen gelijk blijft; Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010)) - 9 -
j. een wijziging van het gebruik van een recreatiewoning voor bewoning, mits: 1e. de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen; 2e. bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden, en 3e. de aanvrager vóór, maar in elk geval op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont. 2. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, wordt uitsluitend verleend aan de aanvrager en diens met name genoemde meerderjarige huisgenoten die voldoen aan het eerste lid, aanhef en onderdeel j, onder 3e. Zij is niet overdraagbaar en vervalt in elk geval zodra genoemde personen de bewoning hebben beëindigd.
Bijlage 5: tekst artikel 19 WRO (oud) Tekst geldend op: 30-06-2008
Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) Artikel 19 1. De gemeenteraad kan, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk, intergemeentelijk of regionaal structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied. De gemeenteraad kan de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsbevoegdheid delegeren aan burgemeester en wethouders. 2. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist. Het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing is van overeenkomstige toepassing. 3. Burgemeester en wethouders kunnen eveneens vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen. Het derde lid van artikel 15 is van overeenkomstige toepassing. 4. Vrijstelling krachtens het eerste lid wordt niet verleend voor een project dat wordt uitgevoerd in een gebied waarvoor a. het bestemmingsplan niet tijdig overeenkomstig artikel 33, eerste lid, is herzien of b. geen vrijstelling overeenkomstig artikel 33, tweede lid, is verleend, tenzij voor het gebied een voorbereidingsbesluit geldt of een ontwerp voor een herziening ter inzage is gelegd. Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010))- 10 -
Bijlage 6: Artikelen uit: a. Wabo: 2.1, 2.10, 2.12, 2.27 b. Bor: 2.7, 6.5 c. Bor: bijlage II, artikel 4
Tekst geldend op: 01-10-2010
a.: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
•
Artikel 2.1 Wabo o
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: a. het bouwen van een bouwwerk, b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald, c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet, d. het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk in met het oog op de brandveiligheid bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen, e. 1°. het oprichten, 2°. het veranderen of veranderen van de werking of 3°. het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk, f. het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beschermd monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht, g. het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald, h. het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht of i. het verrichten van een andere activiteit die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving. 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot hetgeen wordt verstaan onder de in het eerste lid bedoelde activiteiten. 3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat met betrekking tot daarbij aangewezen activiteiten als bedoeld in het eerste lid in daarbij aangegeven categorieën gevallen, het in dat lid gestelde verbod niet geldt.
o o
Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010))- 11 -
•
Artikel 2.10 Wabo o
o
•
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien: a. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet; b. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening of, zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, met de voorschriften die zijn gesteld bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, van de Woningwet dan wel bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120 van die wet; c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening; d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend; e. indien het advies van de Commissie voor de tunnelveiligheid, bedoeld in artikel 6, derde lid, onder b, van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels, daartoe aanleiding geeft. 2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Artikel 2.12 Wabo o
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend: a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening: 1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking, 2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of 3°. indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat; b. indien de activiteit in strijd is met het exploitatieplan: met toepassing van de daarin opgenomen regels inzake afwijking;
Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010))- 12 -
c. indien de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening: voor zover de betrokken regels afwijking daarvan toestaan; d. indien de activiteit in strijd is met een voorbereidingsbesluit: met toepassing van de in het voorbereidingsbesluit opgenomen regels inzake afwijking. 2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, kan de vergunning, voor zover zij betrekking heeft op een activiteit voor een bepaalde termijn, worden verleend, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud van de ruimtelijke onderbouwing, bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 3°.
o
o
•
Artikel 2.27 Wabo o
o
o o
o
1. In bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen wordt een omgevingsvergunning niet verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft. Bij een maatregel als bedoeld in de eerste volzin worden slechts categorieën gevallen aangewezen waarin voor het verrichten van de betrokken activiteit een afzonderlijke toestemming van het aangewezen bestuursorgaan wenselijk is gezien de bijzondere deskundigheid die dat orgaan ten aanzien van die activiteit bezit of de verantwoordelijkheid die dat orgaan draagt voor het beleid dat betrekking heeft op de betrokken categorie activiteiten. 2. In afwijking van artikel 10:32 van de Algemene wet bestuursrecht is afdeling 10.2.1 van die wet, met uitzondering van artikel 10:28, niet van toepassing met betrekking tot de verklaring. 3. De verklaring kan slechts worden gegeven of geweigerd in het belang dat in de betrokken wet of algemene maatregel van bestuur is aangegeven. 4. Het bestuursorgaan dat de verklaring geeft, bepaalt daarbij dat aan de omgevingsvergunning de daarbij aangegeven voorschriften die nodig zijn met het oog op het belang, bedoeld in het derde lid, worden verbonden. 5. De verklaring wordt vermeld in de beschikking op de aanvraag. Een exemplaar ervan wordt bij ieder exemplaar van die beschikking gevoegd.
b.: Besluit omgevingsrecht (Bor) •
Artikel 2.7. Planologische gebruiksactiviteiten Als categorieën gevallen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet worden aangewezen de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II.
•
Artikel 6.5. Afwijken bestemmingsplan of beheersverordening o
1. Voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, wordt de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de wet wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, niet verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt
Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010))- 13 -
o o o
uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft, tenzij artikel 3.2, aanhef en onder b, van dit besluit of artikel 3.36 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. 2. De verklaring kan slechts worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening. 3. De gemeenteraad kan categorieën gevallen aanwijzen waarin een verklaring niet is vereist. 4. In gevallen waarin artikel 3.1, aanhef en onder b, van dit besluit of artikel 3.34 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is, wordt in het eerste lid in plaats van «gemeenteraad van de gemeente» gelezen «provinciale staten van de provincie» en wordt in het derde lid in plaats van «De gemeenteraad kan» gelezen «De provinciale staten kunnen» en in plaats van «burgemeester en wethouders» gelezen: gedeputeerde staten.
c.: Bijlage II. Behorende bij de artikelen 2.3 en 2.7
Hoofdstuk IV. Categorieën gevallen waarin voor planologische gebruiksactiviteiten een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet kan worden verleend
Artikel 4 Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking: o
o
o
o o o o
1. een bijbehorend bouwwerk: a. binnen de bebouwde kom, b. buiten de bebouwde kom, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: 1°. niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf, 2 2°. de oppervlakte niet meer dan 150 m , en 3°. het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt voor meer dan 50% wordt overschreden; 2. een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemd eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. niet hoger dan 5 m, en b. de oppervlakte niet meer dan 50 m²; 3. een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. niet hoger dan 10 m, en b. de oppervlakte niet meer dan 50 m²; 4. een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw; 5. een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m; 6. een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998; 7. een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van
Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010))- 14 -
o
o
o
een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen; 8. het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen; 9. het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. binnen de bebouwde kom, en b. de oppervlakte niet meer dan 1500 m²; 10. het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen; b. de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden, c. de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en d. de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was.
Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010))- 15 -
Bijlage 7: tekst artikel 2.5.30 van de per 21 augustus 2009 vervallen bouwverordening
Artikel 2.5.30 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
1. Bij een gebouw, gelegen in een deel van de gemeente dat op de bij deze bepaling behorende kaart is aangeduid als ‘centrum’, ‘schil/overloopgebied’ en de gebieden daarbuiten moet, indien de omvang of de bestemming van het gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. 2. De - in het voorgaande lid bedoelde - ruimten voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan: a. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen; b. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen. 3. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. 4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste, het tweede en het derde lid: a. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laadof losruimte wordt voorzien; b. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden - voor wat betreft de toepassing van het eerste en het tweede lid - in elk geval worden gerekend: - een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw; - een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid; - een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf.
Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010))- 16 -
Bijlage 8: Bijlage 9 van de per 21 augustus 2009 vervallen bouwverordening
Parkeernormen Hilversum 2005
(vervallen)
CENTRUM Woningen woning duur vanaf € 330.000 koop of € 585 huur woning midden € 230.000 tot € 330.000 koop of € 453 tot
1,40 ppl. p. woning (dit is incl. 0,3 ten behoeve van bezoek) 1,30 ppl. p. woning (dit is incl. 0,3 ten behoeve van bezoek)
585 huur
woning goedkoop tot € 230.000 koop of tot € 453 huur serviceflat/aanleunwoning
1,15 ppl. p. woning (dit is incl. 0,3 ten behoeve van bezoek) 0,45 ppl. p. woning
(zelfstandige woning met beperkte zorgvoorzieningen)
kamer verhuur
0,40 ppl. p. kamer
voorzieningen en bedrijven binnensteden/hoofdwinkelgebieden stadsdeelcentra wijk-, buurt- en dorpscentra grootschalige detailhandel (week)markt
3,00 ppl. p. 100 m² ---3,25 ppl. p. 100 m² bvo ---3,25 ppl. p. 100 m² bvo (indien géén ppl. achter kraam +
(commerciële) dienstverlening
1,75 ppl. p. 100 m² bvo
1,0 ppl. per standhouder) (PS dit zijn kantoren met een baliefunctie)
Kantoren
1,05 ppl. p. 100 m² bvo
(PS dit zijn kantoren zonder baliefunctie)
arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven
0,45 ppl. p. 100 m² bvo
(loods, opslag, groothandel, transportbedrijf)
arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven
1,25 ppl. p. 100 m² bvo
(industrie,garagebedrijven,laboratorium,werkplaats, transportbedrijf)
arbeidsextensieve/bezoekintensieve bedrijven
0,70 ppl. p. 100 m² bvo
(showroom)
bedrijfsverzamelgebouw café/bar/discotheek/cafetaria restaurant museum/bibliotheek bioscoop/theater/schouwburg sporthal (binnen)
1,25 ppl. p. 100 m² bvo 5,00 ppl. p. 100 m² bvo 9,00 ppl. p. 100 m² bvo 0,40 ppl. p. 100 m² bvo 0,15 ppl. p. 100 m² bvo 1,75 ppl. p. 100 m² bvo (PS gymlokalen schoolfunctie hebben geen extra parkeervraag) (bij sporthal met wedstrijdfunctie: + 0,15 ppl. per bezoekersplaats)
sportveld (buiten) dansstudie/sportschool squashbanen tennisbanen golfbaan bowlingbaan/biljartzaal stadion evenementenhal/beursgebouw/congresgebouw zwembad themapark/pretpark overdekte speeltuin/hal manege cultureel centrum/wijkgebouw
20,00 ppl. p. ha netto terrein 2,50 ppl. p. 100 m² bvo 1,25 ppl. p. baan 2,50 ppl. p. baan ---2,00 ppl. p. baan/tafel 0,12 ppl. p. zitplaats 3,5 ppl. p. 100m² bvo 8,00 ppl. p. 100m² opp. Bassin 8,00 ppl. p. ha. netto terrein 7,50 ppl. p. 100 m² bvo ---2,00 ppl. p. 100m² bvo
Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010))- 17 -
ziekenhuis verpleeg/verzorgingstehuis arts/maatschap/kruisgebouw/therapeut
1,60 ppl. p. bed (bij vaste bezoektijden 1,7 ppl. p. bed) 0,60 ppl. p. wooneenheid 1,75 ppl. p. behandelkamer (met min. van 3 ppl. p.
WO/HBO-dag
20,00 ppl. p. collegezaal (collegezaal = ongeveer 150
praktijk)
MBO(ROC)/WO/HBO-dag Voorbereidend beroepsonderwijs-dag
zitplaatsen) (totale parkeervraag = collegezalen + leslokalen) 6,00 ppl. p. leslokaal (leslokaal = ongeveer 30 zitplaatsen)
0,75 ppl. per leslokaal (leslokaal = ongeveer 30 zitplaatsen)
(VWO,HAVO,Vbo)
Avondonderwijs Basisonderwijs
0,75 ppl. p. student 0,75 ppl. p. leslokaal (exclusief kiss & Ride ouders)
Crèche/peuterspeelzaal/kinderdagverblijf Hotel Volkstuin Religiegebouw Begraafplaats/crematorium
0,70 ppl. p. arbeidsplaats (exclusief kiss & ride ouders) 1,00 ppl. p. kamer ---0,15 ppl. p. zitplaats 22,5 ppl.
(leslokaal = ongeveer 30 zitplaatsen)
SCHIL / OVERLOOPGEBIED Woningen woning duur vanaf € 330.000 koop of € 585 huur woning midden € 230.000 tot € 330.000 koop of € 453 tot
1,60 ppl. p. woning (dit is incl. 0,3 ten behoeve van bezoek) 1,50 ppl. p. woning (dit is incl. 0,3 ten behoeve van bezoek
585 huur
woning goedkoop tot € 230.000 koop of tot € 453 huur serviceflat/aanleunwoning kamer verhuur
1,30 ppl. p. woning (dit is incl. 0,3 ten behoeve van bezoek) 0,45 ppl. p. woning 0,40 ppl. p. kamer
voorzieningen en bedrijven binnensteden/hoofdwinkelgebieden stadsdeelcentra wijk-, buurt- en dorpscentra grootschalige detailhandel (week)markt
---3,30 ppl. p. 100 m² bvo 3,25 ppl. p. 100 m² bvo 5,50 ppl. p. 100 m² bvo 3,25 ppl. p. 100 m² bvo (indien géén ppl. achter kraam +
(commerciële) dienstverlening
2,25 ppl. p. 100 m² bvo
1,0 ppl. per standhouder) (PS dit zijn kantoren met een baliefunctie)
Kantoren
1,35 ppl. p. 100 m² bvo
(PS dit zijn kantoren zonder baliefunctie)
arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven
0,55 ppl. p. 100m² bvo
(loods, opslag, groothandel, transport)
arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven
1,75 ppl. p. 100 m² bvo
(industrie,garagebedrijven,laboratorium,werkplaats, transportbedrijf)
arbeidsextensieve/bezoekintensieve bedrijven
0,90 ppl. p. 100 m² bvo
(showroom)
bedrijfsverzamelgebouw café/bar/discotheek/cafetaria restaurant museum/bibliotheek bioscoop/theater/schouwburg sporthal (binnen)
1,25 ppl. p. 100 m² bvo 5,00 ppl. p. 100 m² bvo 9,00 ppl. p. 100 m² bvo 0,60 ppl. p. 100 m² bvo 0,15 ppl. p. 100 m² bvo 1,95 ppl. p. 100 m² bvo (PS gymlokalen schoolfunctie hebben geen extra parkeervraag) (bij sporthal met wedstrijdfunctie: + 0,15 ppl. per bezoekersplaats)
sportveld (buiten) dansstudie/sportschool squashbanen tennisbanen golfbaan
20,0 ppl. p. ha netto terrein 2,5 ppl. p. 100 m² bvo 1,25 ppl. p. baan 2,50 ppl. p. baan ----
Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010))- 18 -
bowlingbaan/biljartzaal stadion evenementenhal/beursgebouw/congresgebouw zwembad themapark/pretpark overdekte speeltuin/hal manege cultureel centrum/wijkgebouw ziekenhuis verpleeg/verzorgingstehuis arts/maatschap/kruisgebouw/therapeut
2,00 ppl. p. baan/tafel 0,12 ppl. p. zitplaats 5,00 ppl. p. 100m² bvo 9,00 ppl. p. 100m² opp. Bassin 8,00 ppl. p. ha. netto terrein 7,50 ppl. p. 100 m² bvo ---2,00 ppl. p. 100m² bvo 1,60 ppl. p. bed (bij vaste bezoektijden 1,7 ppl. p. bed) 0,60 ppl. p. wooneenheid 1,75 ppl. p. behandelkamer (met min. van 3 ppl. p.
WO/HBO-dag
20,00 ppl. p. collegezaal (collegezaal = ongeveer 150
praktijk)
MBO(ROC)/WO/HBO-dag Voorbereidend beroepsonderwijsdag
zitplaatsen) (totale parkeervraag = collegezalen + leslokalen) 6,00 ppl. p. leslokaal (leslokaal = ongeveer 30 zitplaatsen)
0,75 ppl. per leslokaal (leslokaal = ongeveer 30 zitplaatsen)
(VWO,HAVO,Vbo)
Avondonderwijs Basisonderwijs
0,75 ppl. p. student 0,75 ppl. p. leslokaal (exclusief kiss & Ride ouders)
Crèche/peuterspeelzaal/kinderdagverblijf Hotel Volkstuin Religiegebouw Begraafplaats/crematorium
0,75 ppl. p. arbeidsplaats (exclusief kiss & ride ouders) 1,00 ppl. p. kamer ---0,15 ppl. p. zitplaats 22,50 ppl.
(leslokaal = ongeveer 30 zitplaatsen)
REST BEBOUWDE KOM Woningen woning duur vanaf € 330.000 koop of € 585 huur woning midden € 230.000 tot € 330.000 koop of € 453 tot €
1,85 ppl. p. woning (dit is incl. 0,3 ten behoeve van bezoek) 1,70 ppl. p. woning (dit is incl. 0,3 ten behoeve van bezoek)
585 huur
woning goedkoop tot € 230.000 koop of tot € 453 huur serviceflat/aanleunwoning kamer verhuur
1,45 ppl. p. woning (dit is incl. 0,3 ten behoeve van bezoek) 0,45 ppl. p. woning 0,40 ppl. p. kamer
voorzieningen en bedrijven binnensteden/hoofdwinkelgebieden stadsdeelcentra wijk-, buurt- en dorpscentra grootschalige detailhandel (week)markt
---3,50 ppl. p. 100 m² bvo 3,25 ppl. p. 100 m² bvo 6,50 ppl. p. 100 m² bvo 3,25 ppl. p. 100 m² bvo (indien géén ppl. achter kraam +
(commerciële) dienstverlening
2,75 ppl. p. 100 m² bvo
1,0 ppl. per standhouder) (PS dit zijn kantoren met een baliefunctie)
Kantoren
1,55 ppl. p. 100 m² bvo
(PS dit zijn kantoren zonder baliefunctie)
arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven
0,75 ppl. p. 100 m² bvo
(loods, opslag, groothandel, transportbedrijf)
arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven
2,25 ppl. p. 100 m² bvo
(industrie,garagebedrijven,laboratorium,werkplaats, transportbedrijf)
arbeidsextensieve/bezoekintensieve bedrijven
1,30 ppl. p. 100 m² bvo
(showroom)
bedrijfsverzamelgebouw café/bar/discotheek/cafetaria restaurant museum/bibliotheek
1,25 ppl. p. 100 m² bvo 6,00 ppl. p. 100 m² bvo 13,0 ppl. p. 100 m² bvo 0,95 ppl. p. 100 m² bvo
Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010))- 19 -
bioscoop/theater/schouwburg sporthal (binnen)
0,25 ppl. p. 100 m² bvo 2,25 ppl. p. 100 m² bvo (PS gymlokalen schoolfunctie hebben geen extra parkeervraag) (bij sporthal met wedstrijdfunctie: + 0,15 ppl. per bezoekersplaats)
sportveld (buiten) dansstudie/sportschool squashbanen tennisbanen golfbaan bowlingbaan/biljartzaal stadion evenementenhal/beursgebouw/congresgebouw zwembad themapark/pretpark overdekte speeltuin/hal manege cultureel centrum/wijkgebouw ziekenhuis verpleeg/verzorgingstehuis arts/maatschap/kruisgebouw/therapeut
20,00 ppl. p. ha netto terrein 3,50 ppl. p. 100 m² bvo 1,25 ppl. p. baan 2,50 ppl. p. baan 7,00 ppl. p. hole 2,00 ppl. p. baan/tafel 0,12 ppl. p. zitplaats 6,00 ppl. p. 100m² bvo 10,00 ppl. p. 100m² opp. Bassin 8,00 ppl. p. ha. netto terrein 7,50 ppl. p. 100 m² bvo 0,40 ppl. p. box 2,00 ppl. p. 100m² bvo 1,60 ppl. p. bed (bij vaste bezoektijden 1,7 ppl. p. bed) 0,60 ppl. p. wooneenheid 1,75 ppl. p. behandelkamer (met min. van 3 ppl. p.
WO/HBO-dag
20,00 ppl. p. collegezaal (collegezaal = ongeveer 150
praktijk)
MBO(ROC)/WO/HBO-dag Voorbereidend beroepsonderwijs-dag
zitplaatsen) (totale parkeervraag = collegezalen + leslokalen) 6,00 ppl. p. leslokaal (leslokaal = ongeveer 30 zitplaatsen)
0,75 ppl. per leslokaal (leslokaal = ongeveer 30 zitplaatsen)
(VWO,HAVO,Vbo)
Avondonderwijs Basisonderwijs
0,75 ppl. p. student 0,75 ppl. p. leslokaal (exclusief kiss & Ride ouders)
Crèche/peuterspeelzaal/kinderdagverblijf Hotel Volkstuin Religiegebouw Begraafplaats/crematorium
0,70 ppl. p. arbeidsplaats (exclusief kiss & ride ouders) 1,00 ppl. p. kamer 0,30 ppl. p. perceel 0,15 ppl. p. zitplaats 22,5 ppl.
(leslokaal = ongeveer 30 zitplaatsen)
Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010))- 20 -
Gebiedsindeling Parkeernormen Hilversum 2005
(vervallen)
Bijlagen Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; (‘Wabo-aanpassing’ 2010))- 21 -