gemeente
Q
NOTA VOOR DE RAAD
Datum: 16 november 2007 l Nummer raadsnota.'' O O 7 ü o 7 Onderwerp: Beleidsplan sociale zekerheid 2008 en Wijzigingsverordening Wet werk en bijstand 2007. Portefeuillehouder: Ooihorst
Bijlagen: 1. concept-beleidsplan sociale zekerheid 2008 2. concept wijzigingsverordening Wet werk en bijstand 2007
Ter inzage: 1. Thans geldende re-integratieverordening 2. Thans geldende afstemmingsverordening 3. Re-integratieverordening na vaststelling van de wijzigingsverordening 4. Afstemmingsverordening na vaststelling van de wijzigingsverordening
Voorstel: 1. Het beleidsplan sociale zekerheid 2008 vaststellen. 2. De Wijzigingsverordening Wet werk en bijstand 2007 vaststellen.
Aanleiding In een tweetal gemeentelijke WWB-verordeningen is bepaald dat ter nadere uitvoering van de verordening een beleidsplan wordt vastgesteld. Een dergelijke bepaling is opgenomen in artikel 3 van de re-integratieverordening en in artikel 2 van de handhavingsverordening. Gelet op deze bepalingen wordt er jaarlijks een beleidsplan sociale zekerheid aan uw raad voorgelegd. Het concept beleidsplan sociale zekerheid 2008 treft u hierbij aan. Over de uitvoering van het beleidsplan wordt achteraf verantwoording afgelegd door middel van een beleidsverslag. Het beleidsplan sociale zekerheid 2008 wijkt af van de beleidsplannen van voorgaande jaren. De reden hiervoor is dat bij de behandeling van het beleidsverslag sociale zekerheid 2006 in uw vergadering van 26 juni 2007 de vraag is gesteld of de vormgeving van het beleidsverslag c.q. beleidsplan kan aansluiten bij de producten van de planning en control cyclus. Concreet was hierbij de vraag of het beleidsverslag sociale zekerheid vormgegeven kan worden volgens de structuur van de drie W's. Naar aanleiding van deze vraag vanuit uw raad heeft ons college er voor gekozen om het beleidsplan 2008 vormt te geven volgens de structuur van de drie W's. In het concept-beleidsplan is er gekozen om de ingeslagen weg waarbij nadruk wordt gelegd op re-integratie en participatie voort te zetten en dit verder uit te bouwen. Deze keuze maakt het noodzakelijk om aanpassingen aan te brengen in de re-integratieverordening Wet werk en bijstand. Daarnaast is gebleken dat er in een aantal WWB-verordeningen sprake was van onvolkomenheden. Met de bijgaande wijzigingsverordening Wet werk en bijstand 2007 wordt de re-integratieverordening aangepast aan de gemaakte beleidskeuzes en worden de onvolkomenheden in enkele verordeningen weggenomen.
uitdraai van: 15-11-07 13:56
pagina: 1
ICO
!8
WW
w
gemeente
Oosterhout
Argumenten Hoofdpunten van het beleidsplan 2008 Re-integratie en uitkeringsverstrekking Wat willen we bereiken? Onze hoofddoelstelling voor 2008 is om het aantal personen jonger dan 65 jaar dat een beroep moet doen op een uitkering ingevolge de WWB terug te dringen van 590 op 1 januari 2008 naar 550 op 31 december 2008. Met deze doelstelling sluiten wij aan bij de afspraken die er zijn gemaakt tussen het kabinet en de VNG. Deze afspraken houden onder andere in dat het aantal personen jonger dan 65 jaar dat is aangewezen op een WWB-uitkering gedurende deze kabinetsperiode met 25% zal afnemen. Wat gaan we daarvoor doen? Om ons hoofddoel te bereiken is het noodzakelijk om iedere uitkeringsgerechtigde die hiertoe in staat is, weer aan het werk te helpen. Op voorhand achten wij niemand kansloos. Aangenomen wordt dat iedereen nog iets kan. Wij willen stimuleren dat de aanwezige mogelijkheden worden benut. De aanwezige mogelijkheden zullen pas echt blijken als er sprake is van een werkende situatie in een relatie tussen werknemer en werkgever. Deze werkende situatie wordt via het instrument work first vorm gegeven. Als blijkt dat er wel mogelijkheden zijn om werk te verrichten maar dat er sprake is van medische of sociale beperkingen of een grote taalachterstand dan bestaat de mogelijkheid om betrokkene via een opstapbaan werkervaring te laten opdoen. Als ook dit niet mogelijk is dan kan er sprake zijn van sociale activering. Een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle uitvoering van de re-integratietaak is dat er voldoende vacatures en andere werkvormen (stageplaatsen, leerwerkplekken) beschikbaar zijn. Om dit te waarborgen wordt er gekozen voor een actieve werkgeversbenadering. Deze werkgeversbenadering wordt samen met de ketenpartners CWI en UWV vormgegeven in het Werkgeversservicepunt. Wij willen alleen uitkering verstrekken aan personen waarvoor deze uitkering is bedoeld. Om misbruik en oneigenlijk gebruik van uitkeringen te voorkomen besteden wij in 2008 ook aandacht aan handhavingsaspecten. Bij handhaving spelen niet alleen controle en opsporing een rol maar is ook een goede dienstverlening aan de cliënt van belang. Deze dienstverlening zal in 2008 worden geoptimaliseerd met de invoering van het digitaal klantdossier. Hiermee worden de klantdossiers van CWI, UWV en gemeente gekoppeld, zodat voorkomen kan worden dat de klant dezelfde gegevens meerdere keren dient te verstrekken. Inburgering Wat willen we bereiken? Het doel van inburgeren is dat iedereen de Nederlandse taal spreekt en kennis heeft van de Nederlandse samenleving en de belangrijkste Nederlandse waarden en normen. Met deze kennis en vaardigheden heeft iedereen (mannen en vrouwen) een basis om actief deel te kunnen nemen aan het economische, sociale, culturele en/of politieke leven in Nederland.
uitdraai van: 15-11-07 13:56
pagina:2
WW
w
gemeente
Oosterhout
Daarmee vormt inburgering een eerste stap op weg naar integratie. Het integratieproces moet uiteindelijk leiden tot volwaardig burgerschap in Nederland. Door goed in te burgeren kunnen de inburgeraars zelfstandig en in vrijheid een bestaan opbouwen in Oosterhout. In 2008 worden er 120 trajecten gestart. Wat gaan we daarvoor doen? In de verordening Wet inburgering gemeente Oosterhout 2007 wordt in artikel 3 lid 2 aangegeven dat in het beleidsplan Sociale Zekerheid ieder jaar wordt aangegeven met welke criteria rekening wordt gehouden om te bepalen aan wie een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden. Voor 2008 wordt uitgegaan van de volgende prioritaire doelgroepen. 1. Bij het doen van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening voorrang geven aan het ondersteunen van inburgeringsplichtigen. Pas in tweede instantie vrijwillige inburgeraars actief benaderen. 2. Bij het doen van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening voorrang geven aan het ondersteunen van inburgeringsplichtigen met een gemeentelijke uitkering en een uitkering van het UWV. 3. Bij het doen van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening voorrang geven aan het ondersteunen van inburgeringsplichtige verzorgende ouders zonder eigen inkomen of uitkering. Deltaplan inburgering Het kabinet wil een noodzakelijke kwaliteitsverbetering van de inburgering in Nederland en bouwt verder op het nieuwe inburgeringsstelsel, dat op 1 januari 2007 in werking is getreden. Om de gemeenten hier beter op toe te rusten, wordt een aantal wetswijzigingen voorgesteld. Een belangrijke wijziging is dat de gemeente aan alle doelgroepen een inburgeringstraject mag aanbieden. Deze wijziging van de wet wordt met terugwerkende kracht ingevoerd per 1 november 2007, terwijl de gewijzigde wet waarschijnlijk 1 januari 2009 van kracht wordt. Buiten de prioritaire doelgroepen zal de gemeente inburgeringstrajecten aanbieden als er voldoende capaciteit en middelen aanwezig zijn. Minimabeleid Wat willen we bereiken? Het waarborgen van een minimum-bestaansvoorziening voor alle inwoners van Oosterhout. Dit doen we door een goed minimabeleid neer te zetten dat laagdrempelig en duidelijk is voor de inwoners van Oosterhout. In 2008 willen we 5% meer huishoudens bereiken dan in 2007. Wat gaan we daarvoor doen? In 2008 wordt een deel van het bestaande beleid, zoals dat voor het laatst bij het beleidsplan 2007 is weergegeven, ongewijzigd uitgevoerd. Hierbij gaat het om: • Langdurigheidstoeslag • Bijzondere bijstand • Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering • Kwijtschelding gemeentelijke belasting en heffingen • Interventieprogramma armoede en gezondheid bij kinderen. Daarnaast vindt er in 2008 een actualisering plaats van het huidige minimabeleid en zijn er diverse regelingen aangepast en nieuwe regelingen bijgekomen. De nadruk ligt hierbij vooral op het terugdringen van het niet gebruik.
uitdraai van: 15-11-07 13:56
pagina:3
WW
w
gemeente
Oosterhout
Hoofdpunten van de wijzigingsverordening Wet werk en bijstand 2007 De Wijzigingsverordening bevat een gedetailleerde uitwerking van een aantal correcties in de Re-integratieverordening, de Afstemmingsverordening en de Verordening cliëntenparticipatie WWB. Op hoofdlijnen gaat het om de volgende wijzigingen: Diverse taalkundige correcties zijn doorgevoerd en een aantal begripsomschrijvingen is geactualiseerd. Verordeningen zijn op enkele aspecten in lijn gebracht met geldende regelgeving (Europese regels, Wet werk en bijstand) en sommige begrippen zijn iets verder uitgewerkt (o.a. interen van vermogen en het zich tegenover het college zeer ernstig gedragen). In de re-integratieverordening zijn enkele voorzieningen expliciet benoemd die al op grond van de verordening werden toegepast. Dit is gedaan om zo een duidelijker overzicht van beschikbare voorzieningen te maken (o.a. onderzoek en trajecten). Tot slot is in de re-integratieverordening een aantal nieuwe voorzieningen opgenomen die voortvloeien uit het Beleidsplan Sociale Zekerheid 2008 en / of die de inzetbaarheid van het werkdeel WWB vergroten. Nieuw in de re-integratieverordening zijn: • Participatieplaats Participatie wordt als vorm van sociale activering in het beleidsplan geïntroduceerd voor die personen voor wie werk niet mogelijk blijkt. Deze mogelijkheid bestond nog niet binnen de verordening. Met de wijziging wordt hierin voorzien. • Inburgeringsvoorziening Zoals in het beleidsplan opgemerkt, gaat de wetgever bij vaststelling van de hoogte van vergoedingen in het kader van de Wet inburgering (Wl) uit van co-financiering van inburgeringsvoorzieningen vanuit het werkdeel WWB. Om deze verstrekkingen ook rechtmatig te kunnen doen vanuit het werkdeel WWB, dient de re-integratieverordening hierin te voorzien. • No-riskpolis en werkgeversarrangementen Deze voorzieningen worden in het beleidsplan genoemd als instrumenten bij uitvoering van een actieve en vraaggerichte werkgeversbenadering. Deze zijn in de verordening opgenomen. • Schuldhulpverlening Gelet op het belang van schuldhulpverlening voor terugkeer op of toetreding tot de arbeidsmarkt is ook deze voorziening in de verordening opgenomen. Deze voorziening wordt in andere gemeenten reeds toegepast en kan -als deze als re-integratieinstrument wordt ingezet- uit het werkdeel bekostigd worden. Het bereik van schuldhulpverlening wordt hiermee vergroot. Opmerkingen van de cliëntenraad over beleidsplan sociale zekerheid 2008 Op 7 november 2007 heeft de cliëntenraad zijn mening gegeven over het beleidsplan sociale zekerheid 2008. De cliëntenraad heeft hierbij de hieronder vermelde opmerkingen gemaakt. Waar nodig is hierbij tevens een reactie van ons college op deze opmerkingen gegeven. De cliëntenraad heeft waardering voor de compactheid van het plan. De doelen en activiteiten worden kort en krachtig neergezet in het plan.
uitdraai van: 15-11-07 13:56
pagina:4
WW
w
gemeente
Oosterhout
Ten aanzien van de inzet van het instrument sociale activering (blz. 11) vraagt de cliëntenraad aandacht voor een goede afstemming tussen de competenties van de cliënt en de te verrichten activiteiten. De activiteiten moeten in voldoende mate passen bij de persoon. Reactie college: De competenties van de persoon spelen een rol bij de vormgeving van het traject dat wordt opgestart. Dit geldt ook bij een traject sociale activering.
De cliëntenraad wil meer duidelijkheid over de relatie tussen het IPW-project en sociale activering (blz. 11). Reactie college: voor sommige cliënten kan een traject sociale activering binnen het IPWtraject aan de orde zijn. Ten aanzien van de Wet sociale werkvoorziening (blz. 12) vraagt de cliëntenraad aandacht voor een optimale uitvoering, bescherming van de Sw-werknemers en het terugdringen en voorkomen van wachtlijsten. Reactie college: Met het raadsbesluit van 12 december 2006 over de toekomstige koers van WAVA is er gekozen om het accent te leggen bij de zorg voor de doelgroep. Ten aanzien van de wachtlijst moet worden geconstateerd dat het gelet op de middelen die het rijk beschikbaar stelt voor de uitvoering van de Wsw op dit moment niet realiseerbaar is om wachtlijsten te voorkomen.
De cliëntenraad stelt voor om iedere inburgeraar een maatje te geven die hem kan begeleiden. Verder is de cliëntenraad van mening dat het wenselijk is dat alle geestelijke bedienaren goed Nederlands spreken in verband met de voorbeeldfunctie die zij dienen te vervullen, (blz. 15 en 16) Reactie college: De organisaties die de inburgeringstrajecten aanbieden zorgen voor voldoende begeleiding van de inburgeraars. Dit kan door middel van een buddy/maatje of een inburgeringscoach. In de Wet inburgering is vastgelegd dat alle geestelijke bedienaren inburgeringsplichtig zijn en een aanbod krijgen van de gemeente om in te burgeren. De cliëntenraad wil weten op welke wijze invulling wordt gegeven aan de samenwerking tussen het Jeugdsportfonds en de Stichting Leergeld, (blz. 18) Reactie college: De gemeente stelt geld beschikbaar aan het Jeugdsportfonds om kinderen van ouders met een minimum inkomen te laten sporten. Het Jeugdsportfonds probeert tevens extra middelen aan te wenden (door middel van bijvoorbeeld fondsenwerving) om het bedrag dat beschikbaar komt voor Oosterhout te verhogen. Stichting Leergeld neemt de aanvragen in en handelt deze af, hiervoor ontvangt zij een vergoeding van de gemeente.
Ten aanzien van de regeling chronisch zieken en gehandicapten betreurt de cliëntenraad dat het bedrag is verlaagd van € 255 naar € 200. Men vraagt hoe deze mensen worden gecompenseerd, deze groep heeft nooit profijt gehad van de no-claim regeling.
uitdraai van: 15-11-07 13:56
pagina:5
WW
w
gemeente
Oosterhout
Reactie college: Er is aansluiting gezocht met de no-claim regeling. Deze komt per 1 januari 2008 te vervallen. Tevens is aansluiting gezocht met het beschikbare budget.
Opmerkingen van de cliëntenraad over wijzigingsverordening WWB 2007 In de overlegvergadering van 1 november 2007 heeft de cliëntenraad aangegeven dat men kan instemmen met de wijzigingsverordening WWB 2007. Benodigde Middelen Financiën: In het beleidsplan sociale zekerheid 2008 zijn per hoofdstuk de middelen weergegeven die zijn gemoeid met de uitvoering hiervan. De wijzigingsverordening WWB 2007 is een uitwerking van wat in het beleidsplan is opgenomen en past dus binnen de middelen die in het beleidsplan zijn opgenomen. Personeel: De uitvoering van het beleidsplan kan binnen de personele capaciteit plaatsvinden.
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN OOSTERHOUT, W.H. HUIJBREGTS-SCHIEDON
, burgemeester.
W.P.H. Redert
, secretaris
uitdraai van: 15-11-07 13:56
pagina:6
WW
BESLUIT VAN DE RAAD
w
gemeente
Nummer:
0007087
DE RAAD VAN DE GEMEENTE OOSTERHOUT; gelezen het voorstel van het college van 16 november 2007;
BESLUIT: 1 . Vast te stellen het beleidsplan sociale zekerheid 2008. 2. Vast te stellen de wijzigingsverordening Wet werk en bijstand 2007.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 1 1 december 2007.
E\RAAD VOORNOEMD,
, griffier.
uitdraai van: 15-11-07 13:56
pagina:7
MOTIE SOCIALE VERZEKERINGSBANK Ondergetekende, W.J.W.A. van der Zanden, raadslid van de gemeente Oosterhout voor de fractie van Groenlinks/D66 dient met verwijzing naar artikel 37 van het Reglement van orde voor de gemeente Oosterhout met betrekking tot agendapunt 0007087: Beleidsplan sociale zekerheid 2008 en Wijzigingsverordening Wet werk en bijstand 2007 de volgende motie in: De raad van de gemeente Oosterhout, in vergadering bijeen op 11 december 2007 en gehoord hebbende de beraadslagingen met betrekking tot agendapunt 0007087: Beleidsplan sociale zekerheid 2008 en Wijzigingsverordening Wet werk en bijstand 2007: Overwegende dat: De Sociale Verzekeringsbank de mogelijkheid biedt om rechtstreeks aanvullende bijstand te verstrekken aan personen van 65 jaar en ouder, die slechts een onvolledige AOW-uitkering hebben (met eventueel een pensioen), maar hiermee onder het uitkeringsniveau blijven; De Sociale Verzekeringsbank automatisch kan zien welke personen hier nog recht op hebben; Hierdoor het niet-gebruik van deze voorziening kan worden teruggedrongen; Steeds meer gemeentes van deze mogelijkheid gebruik maken. Verzoekt het College: Te onderzoeken of ook in Oosterhout aanvullende bijstand aan personen van 65 jaar en ouder die onder het uitkeringsniveau zitten rechtstreeks verstrekt kan worden via de Sociale Verzekeringsbank en de raad hier voor l maart 2008 over te informeren.
W.J.W.A. van der Zanden (Groenl_inks/D66)
SP. MOTIE
Ondergetekende, de heer F.T. Huijsmans, raadslid van de Gemeente Oosterhout voor de fractie van de SP, dient met verwijzing naar artikel 37 van het Reglement van Orde voor de Gemeente Oosterhout de volgende motie in: De Raad van de Gemeente Oosterhout, in vergadering bijeen op 11 december 2007 en gehoord de beraadslagingen met betrekking tot het Beleidsplan sociale zekerheid 2008 overwegende dat: •
Chronisch zieken, gehandicapten en ouderen slechts in bepaalde gevallen en in beperkte mate worden gecompenseerd voor de no-claim die zij moeten gaan betalen in de zorg.
•
Het voor deze beperkte groep voorgestelde compensatiebedrag voor de no-claim minder is dan de 55 euro waarmee het College de regeling heeft verlaagd.
•
De door de overheid in het leven geroepen 'Regeling chronisch zieken, gehandicapten en ouderen' ook bedoeld is ter compensatie van de inkomensachteruitgang van zo 15 procent gemiddeld die sinds 1993 door de invoering van de WVG en andere aanpassingen in het landelijke sociaal beleid, is opgetreden.
•
Dat blijkt uit onderzoek dat het Nibud en iRv hebben verricht in opdracht van de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad (CG-Raad) dat mensen met een handicap en chronisch zieken gemiddeld in Nederland zo'n 2500 euro minder te besteden hebben dan anderen.
verzoekt het College: In de regeling 'Chronisch zieken, gehandicapten en ouderen 2007' het structurele bedrag van 200 euro wat nu wordt verstrekt weer te verhogen tot 255 euro, zijnde het bedrag wat ook de voorbije jaren voor dit doel werd uitgekeerd. En gaat over tot de orde van de dag F.T. Huijsmans
Oosterhout, 11 d
\W^
•
Sto
MOTIE CHRONISCH ZIEKEN. GEHANDICAPTEN EN OUDEREN
Ondergetekende, W. J. W. A. van der Zanden, raadslid van de gemeente Oosterhout voor de fractie van Groenl_inks/D66 dient met verwijzing naar artikel 37 van het Reglement van orde voor de gemeente Oosterhout met betrekking tot agendapunt 0007087: Beleidsplan sociale zekerheid 2008 en Wijzigingsverordening Wet werk en bijstand 2007 de volgende motie in: De raad van de gemeente Oosterhout, in vergadering bijeen op 11 december 2007 en gehoord hebbende de beraadslagingen met betrekking tot agendapunt 0007087: Beleidsplan sociale zekerheid 2008 en Wijzigingsverordening Wet werk en bijstand 2007: Overwegende dat: Het bedrag van de regeling chronisch zieken, gehandicapten en ouderen 2007 geen 255 euro meer is zoals in voorgaande jaren, maar 200 euro; Het college aangeeft dat bij de totstandkoming van dit bedrag aansluiting is gezocht bij de no-claimregeling; Deze no-claimregeling in 2008 komt te vervallen, maar in 2007 nog steeds geldt; Als aansluiting gezocht wordt bij de no-claimregeling het bedrag van 255 euro dus voor 2007 gehandhaafd dient te blijven. Verzoekt het College: Het bedrag van 255 euro per persoon van de regeling chronisch zieken, gehandicapten en ouderen voo/- de regeling 2007 te handhaven.
W.J.W.A. van der Zanden (GroenLinks/D66)
WW
w
gemeente Q0SterhOUt
15-11-2007
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
5
2.
Ontwikkelingen
6
3.
Re-integratie en uitkeringsverstrekking
8
4.
Inburgering
14
5.
Minimabeleid
16
6.
Cliëntenparticipatie
18
7.
Verantwoording
19
Lijst van afkortingen
15-11-2007
20
15-11-2007
1.
Inleiding
Jaarlijks wordt een beleidsplan sociale zekerheid vastgesteld door de gemeenteraad. Over de uitvoering van dit beleidsplan wordt na afloop van het jaar door het college verantwoording afgelegd door middel van het beleidsverslag. Bij de behandeling van het beleidsverslag sociale zekerheid 2006 in de gemeenteraad is vanuit de raad gevraagd of het mogelijk is om het beleidsverslag vorm te geven volgens de 3 W's. Vanwege het feit dat met het beleidsverslag verantwoording plaatsvindt over de uitvoering van het beleidsplan is het gewenst om dezelfde opbouw van het beleidsplan en beleidsverslag te hanteren. Als gekozen wordt voor een andere opbouw moet dit dus beginnen met het beleidsplan. Gelet op het hiervoor genoemde signaal uit de raad en om beter aan te sluiten bij de producten van de planning en controlcyclus is het beleidsplan sociale zekerheid 2008 vormgegeven volgens de 3 W's. Dit betekent dat in ieder hoofdstuk van gemeentelijk beleid de volgende vragen aan de orde komen: - Wat willen we bereiken? - Wat gaan we er voor doen in 2008? - Wat gaat het kosten? Op sommige onderdelen kunnen de kosten die genoemd zijn in het beleidsplan afwijken van bedragen die zijn opgenomen in de begroting 2008. Dit heeft te maken met het feit dat er bij het opstellen van het beleidsplan actuelere gegevens konder worden gebruikt. Bij de eerste concernrapportage 2008 zal dit aspect worden meegenomen. Het beleidsplan beperkt zich niet tot de Wet werk en bijstand (WWB), maar gaat ook over de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (BBZ) en de Wet inburgering. Vanwege de leesbaarheid zullen deze regelingen in de tekst niet steeds afzonderlijk worden genoemd. Daarnaast komen ook nog andere regelingen en aspecten op het terrein van de sociale zekerheid aan bod in dit beleidsplan. Met de keuze om het beleidsplan op te bouwen volgens de 3 W's is er ook voor gekozen om het beleidsplan meer te beperken tot de hoofdlijnen en concrete actiepunten. De uitgebreide uitleg en verdieping zoals in het verleden opgenomen in het beleidsplan is hiermee verdwenen. Hierdoor is er sprake van een compacter en minder uitgebreid beleidsplan. Het beleidsplan sociale zekerheid 2008 is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 komen enkele belangrijke ontwikkelingen op het gebied van de sociale zekerheid aan bod. Re-integratie en uitkeringsverstrekking komen in hoofdstuk 3 aan bod. In dit hoofdstuk komt zowel aan bod welke stappen gezet worden om uitkeringsgerechtigden weer aan een baan te helpen als de maatregelen om te zorgen dat uitkeringen rechtmatig worden verstrekt. Hoofdstuk 4 handelt over inburgering. Het gaat hier dan met name om de uitvoering van de Wet inburgering De wijze waarop de gemeente personen met een minimuminkomen extra ondersteuning verleent komt aan de orde in hoofdstuk 5 dat handelt over het minimabeleid. In hoofdstuk 6 wordt aandacht besteed aan de wijze waarop cliëntenparticipatie wordt vormgegeven. Tenslotte gaat hoofdstuk 7 over de verantwoording van de uitvoering door het college aan het Rijk en de gemeenteraad. Over de uitvoering van het beleidsplan zal achteraf verantwoording worden afgelegd door middel van een beleidsverslag.
15-11-2007
2.
Ontwikkelingen
De economische ontwikkelingen zijn op dit moment gunstig. Het aantal werklozen daalt en het aantal vacatures neemt toe. In een aantal sectoren is er zelfs sprake van moeilijk vervulbare vacatures. Dit biedt kansen om werklozen weer aan het werk te helpen. Voor het jaar 2008 wordt in West-Brabant een banengroei verwacht van 1,7%1. Vooral in de zakelijke dienstverlening (3,9%) en de gezondheidszorg (2,9%) is er sprake van een hoge groeiverwachting. Daarentegen is er in de industrie sprake van een daling van het aantal arbeidsplaatsen. De toename van de vacaturemarkt in 2008 is voor West-Brabant geprognosticeerd op 3,7%. In een aantal sectoren is er inmiddels sprake van krapte op de arbeidsmarkt. Vacatures met betrekking tot technisch en bouwpersoneel, verzorging en (para)medisch personeel, agrarisch personeel en productiepersoneel zijn moeilijk vervulbaar. In het licht van de positieve economische ontwikkelingen heeft de VNG ambitieuze afspraken over de terugdringing van het aantal bijstandsgerechtigden gemaakt met het kabinet. Deze afspraken maken onderdeel uit van het bestuursakkoord "samen aan de slag". Een van de afspraken die de VNG met het kabinet heeft gemaakt is dat de gemeenten zullen werken aan een reductie van het bijstandsvolume met 25% gedurende de kabinetsperiode van 2007 tot 2011. Dit betekent macro gezien een daling van het aantal bijstandsuitkeringen met 75.000. In ruil voor deze inspanning krijgen de gemeenten meer zekerheid over de omvang van het WWBinkomensdeel. Bij de vaststelling van het macrobudget voor het WWB-inkomensdeel wordt rekening gehouden met een reductie van het aantal bijstandsuitkeringen met 45.000. Ook voor het WWB-werkdeel geldt dat de gemeenten meer zekerheid krijgen over de omvang van het budget in de komende 4 jaar. Overigens vindt er wel een bezuiniging plaats op het werkdeel, die oploopt tot bijna 25% van het huidige budget. Het is overigens de bedoeling dat dit werkdeel onderdeel gaat uitmaken van een participatiefonds waarin ook de middelen voor inburgering en volwasseneneducatie zullen komen. Dit partipatiefonds zal er overigens niet eerder dan in 2009 komen. De verschillende plannen van het kabinet Balkanende IV raken ook de sociale zekerheidsregelingen die door de gemeente worden uitgevoerd. Zo wil het kabinet alleenstaande ouders met een kind jonger dan 5 jaar maximaal 6 jaar vrijstellen van de sollicitatieplicht, ze krijgen dan echter wel een scholingsplicht. Een andere belangrijke maatregel is de invoering van een leerwerkplicht voor jongeren tot 27 jaar, hiermee komt het recht op bijstand voor deze groep te vervallen. Voor mensen die ver van de arbeidsmarkt staan komt er een mogelijkheid om met behoud van uitkering maximaal 2 jaar aan de slag te gaan. Zij krijgen daarnaast scholing en een bonus aangeboden. Ook op het gebied van inkomensondersteuning voor mensen met een minimuminkomen heeft het kabinet maatregelen aangekondigd. Voor armoedebeleid en schuldhulpverlening komt er landelijk € 80 miljoen extra beschikbaar. Daarnaast komt er een grotere gemeentelijke beleidsvrijheid ten aanzien van de verlening van de langdurigheidstoeslag. Het kabinet wil de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) moderniseren. Een wetsvoorstel tot wijziging van de Wsw is in behandeling bij het parlement. Het is de bedoeling om de wijziging op 1 januari 2008 in werking te laten treden. Eén van de doelstellingen van de modernisering van de Wsw is de vergroting van de gemeentelijke regierol.
Bron: CWI; omgevingsanalyse West-Brabant 2008
15-11-2007
Ten aanzien van de hierboven geschetste plannen van het kabinet Balkenende IV dient te worden opgemerkt dat deze slechts in beperkte mate zijn verwerkt in dit beleidsplan. De reden hiervoor is dat het plannen zijn die nog nader uitgewerkt dienen te worden door het kabinet en waarvoor het in veel gevallen noodzakelijk is om een wetswijziging door te voeren.
15-11-2007
3.
Re-integratie en uitkeringsverstrekking
Wat willen we bereiken? We willen iedereen die een beroep doet op een uitkering en in staat is om te werken in staat stellen om zelfstandig in zijn bestaan te voorzien. Voor personen waarvoor dit (nog) niet weggelegd is, zorgen we voor verstrekking van een uitkering en bieden we mogelijkheden voor sociale participatie/activering. We willen in 2008 de volgende ontwikkeling van het aantal huishoudens2 met een uitkering bereiken. Uitkeringsregeling WWB jonger dan 65 jaar WWB 65 jaar of ouder IOAW IOAZ
1 januari 2008' 590 86 21 6
31 december 2008 550 95 18 6
Deze doelstelling is in lijn met de afspraken over de ontwikkeling van het aantal bijstandsgerechtigden zoals deze zijn gemaakt tussen het kabinet en de VNG (zie hoofdstuk 2).
Wat gaan we ervoor doen in 2008? Re-inteqratie In het Meerjarenbeleidsplan 2006-2010 (MJBP) wordt de kwaliteit van Oosterhout Familiestad onder andere bepaald door het beeld van een samenleving waaraan iedere Oosterhouter volwaardig kan deelnemen en waarin tegelijkertijd burgers ook hun eigen verantwoordelijkheid nemen4. Werk is een essentieel onderdeel van deelname aan het maatschappelijke verkeer. Daar waar werk niet mogelijk is, wordt participatie gestimuleerd om isolement te voorkomen. We richten onze activiteiten in verband met re-integratie zowel op de aanbod- als de vraagzijde van de arbeidsmarkt. We zetten zowel op ondersteuning van werklozen als op dienstverlening aan werkgevers in. Dit doen we zoveel mogelijk in samenwerking met onze ketenpartners CWI en UWV. Daarnaast hebben we aandacht voor sociale activering en participatie van die personen die een uitkering ontvangen, maar niet deel kunnen nemen aan het arbeidsproces. Ondersteuning van werklozen Werk boven uitkering en zelfstandig voorzien in het bestaan staan voorop. Iedereen kan iets. Uitkering is daarom alleen in uitzonderlijke situaties (tijdelijk) een oplossing, maarzeker niet het vertrekpunt voor handelen. Dat is het uitgangspunt van de WWB en dit zal ook in 2008 zo zijn. De gunstige economische ontwikkelingen zijn een extra reden om hier op in te zetten. Aangenomen dat: • niemand op voorhand kansloos is en iedereen in staat is om te werken, al is dit voor een beperkt aantal uren; • dit ook moet worden gestimuleerd en aanwezige mogelijkheden zo goed mogelijk moeten worden benut; en
Als gesproken wordt over een huishouden, dan kan het gaan om een alleenstaande, een alleenstaande ouder of gehuwden met of zonder kinderen. De cijfers uit deze kolom zijn een inschatting van de situatie per 1-1-2008 op basis van de gegevens zoals deze bij het schrijven van het beleidsplan ter beschikking stonden. Meerjarenbeleidsplan 2006-2010, pagina 9.
15-11-2007
•
mogelijkheden van de persoon pas echt blijken als sprake is van een werkende situatie in een relatie tussen werknemer en werkgever;
krijgt iedereen die tot de gemeentelijke (WWB-)doelgroep behoort, een aanspraak wenst te maken op uitkering en kan werken, eerst een baan. Dit kan een reguliere baan zijn doordat in samenwerking tussen werkmakelaar en CWI (binnen het Werkgeversservicepunt) gelijk een vacature kan worden vervuld bij een bedrijf. Als dit niet gelukt is, wordt een baan aangeboden. Binnen deze baan worden al werkende mogelijkheden in kaart gebracht en ondersteuning geboden gericht op het bemiddelen naar een volgende baan. Dit zal meestal een Work First baan zijn die maximaal één jaar duurt. Als er wel mogelijkheden zijn om deel te nemen aan het arbeidsproces, maar dit door een erg grote taalachterstand of medische beperkingen (vaak in combinatie met problematische sociale omstandigheden) langere tijd vergt om de arbeidsmarkt te bereiken, zal een Opstapbaan worden ingezet. De Opstapbaan wordt in 2008 verder ontwikkeld. De Opstapbaan is een gesubsidieerde baan en duurt iets langer dan de Work First baan en zal (naast het in kaart brengen van mogelijkheden) gericht zijn op een combinatie van werken en het verder kwalificeren van personen (bv. training, vormen van onderwijs of inburgeringactiviteiten). Werken wordt zo een manier om diagnose te stellen en kansen van mensen om aan het werk te komen te benutten. Alleen als direct duidelijk is dat iemand helemaal niet kan werken of als al werkende duidelijk is geworden dat er (op dit moment) geen benutbare kansen zijn, wordt uitkering verstrekt. Voor deze groep zal worden ingezet op sociale activering en participatie. In onderstaande wordt de ondersteuning van werklozen met een schema verder verduidelijkt.
Succesvol
—>
Regulier werk
In staat om te werken
Wel mogelijkheden, maar medische en sociale beperkingen of grote taalachterstand
Werk (op dit moment) niet mogelijk
Work First baan
Opstapbaan
Sociale activering
Bovenstaande aanpak geldt voor zowel de nieuwe instroom als het zittende bestand. Door de keuze voorwerken als manier om diagnose te stellen, zullen steeds meer personen in een baan terecht komen en zal er steeds minder sprake zijn van re-integratietrajecten met behoud van uitkering. Lopende trajecten zullen we niet zondermeer afbreken. Dit heeft te maken met aangegane verplichtingen en gemaakte (traject)afspraken met uitkeringsgerechtigden én contractpartners. Een betrouwbare overheid huldigt deze. Alleen bij onvoldoende voortgang zal een lopend traject voortijdig worden afgebroken. In die situatie zal op basis van de omstandigheden van de persoon gekozen worden voor het meest geschikte vervolg.
15-11-2007
Dienstverlening aan werkgevers Een belangrijke voorwaarde voor succesvolle uitvoering van de re-integratietaak en de daarvoor beschikbare instrumenten is dat er voldoende vacatures en andere werkvormen (bv. stageplaatsen, leerwerkplekken etc.) zijn. Om dit te waarborgen, is een actieve werkgeversbenadering nodig. Hiervoor wordt de werkmakelaar ingezet. De werkmakelaar bouwt een netwerk van bedrijven en instellingen op én onderhoudt dit netwerk. Vanuit deze contacten verzamelt de werkmakelaar allerlei soorten vacatures voor allerlei werkvormen. Het gaat daarbij om reguliere betaalde banen, leerwerkplaatsen, plaatsen in het kader van participatie en stageplaatsen. De werkmakelaar opereert vraaggericht en werkt samen met andere uitvoerders om de effectiviteit van re-integratieinstrumenten te vergroten. In samenwerking met onze ketenpartners CWI en UWV zullen we het Werkgeversservicepunt (WSP) verder ontwikkelen. Hiermee willen we de dienstverlening aan werkgevers met betrekking tot arbeidsmarktvraagstukken verder verbeteren. Door deze verbeterde dienstverlening kunnen ook de mogelijkheden om uitkeringsgerechtigden, personen in een Work First of een Opstapbaan aan een reguliere baan te helpen worden verbeterd. De werkzaamheden van de werkmakelaar zullen zoveel mogelijk worden ingebracht in het WSP. Naast verbetering van dienstverlening zetten we in op ruime faciliteiten voor werkgevers om uitstroom naar regulier werk voor de gemeentelijke doelgroep te stimuleren. De al aanwezige mogelijkheden zoals bijvoorbeeld loonkostensubsidie en het aan werkgevers beschikbaar stellen van een no risk polis zullen zoveel mogelijk als maatwerkarrangementen aan werkgevers worden aangeboden. Op deze manier kan een op de wensen van de werkgever afgestemd pakket van voorzieningen worden ingezet om het in dienst nemen van een persoon uit de gemeentelijke doelgroep te bevorderen. Daarbij zullen we zoveel mogelijk proberen de administratieve last voor werkgevers te beperken. Ter ondersteuning van het re-integratieproces van onze klanten en dienstverlening aan werkgevers zijn maatschappelijk werk voor uitkeringsgerechtigden en een jobcoach beschikbaar. Sociale activering Voor een zeer groot gedeelte van het uitkeringsbestand jonger dan 65 jaar is werk nauwelijks te bereiken. Deze personen hebben een (tijdelijke) ontheffing van verplichtingen en hoeven daarom (nog) niet te solliciteren of deel te nemen aan re-integratieactiviteiten6. Dit is vaak het gevolg van een combinatie van medische en (psycho)sociale factoren. Sociale activering biedt ondersteuning aan deze groep. Gewenste doelstelling is om een brug te slaan tussen de uitkering en betaalde arbeid en een eerste opstap te maken naar werk. Als dit echt niet mogelijk blijkt, is participeren en het voorkomen van sociale uitsluiting het doel. Door middel van zinvolle werkzaamheden zoals bv. het verrichten van vrijwilligerswerk, het deelnemen aan educatieve activiteiten, kortdurende trainingen of het zoeken van hulp bij de aanpak van problemen worden mogelijkheden van een persoon om deel te nemen aan werk in kaart gebracht en benut. Als werk (op termijn) tot de mogelijkheden behoort, wordt ernaar gestreefd doorstroom naar activiteiten gericht op werk mogelijk te maken. Als werk echt niet mogelijk blijkt, wordt participatie en het voorkomen van sociaal isolement door middel van maatschappelijk nuttige activiteiten nagestreefd. Een van de manieren waarop wij in 2008 invulling zullen geven aan sociale activering is door activiteiten in hét kader van het Innovatieprogramma Werk en Bijstand (IPW). Het IPW-project is met name gericht op personen met een erg grote afstand tot regulier werk. Met behulp van de beschikbare projectsubsidie zal worden geprobeerd een verbinding te leggen tussen re-integratie in het kader van de WWB en het ontwikkelen van persoonlijke dienstverlening in het kader van de Voorziening gericht op het ondervangen van verzuimrisico bij in dienst name van een uitkeringsgerechtigde Bijna de helft heeft een ontheffing van zowel de arbeidsverplichting (solliciteren naar, aanvaarden en behouden van werk) als de re-integratieverplichting (deelnemen re-integratieactiviteiten). Circa 20% heeft alleen de re-integratieverplichting.
15-11-2007
10
Wmo. Persoonlijke dienstverlening in de vorm van ondersteuning bij wonen en zorg in de directe woonomgeving van ouderen en mensen met een functiebeperking. Hoofddoelstelling van het project is oriëntatie, activering en -daar waar mogelijk- uitstroom naar werk. Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en modernisering hiervan In de huidige en in de nieuwe wetgeving heeft de gemeente de eindverantwoordelijkheid voor uitvoering van de Wsw. Het kabinet is van mening dat de werkelijke invloed van gemeenten in de praktijk beperkt is en beoogt hier met de modernisering van de Wsw verandering aan te brengen. De geplande datum van inwerking treden is 1 januari 2008. Ten tijde van vervaardiging van het beleidsplan is het wetgevingsproces nog niet afgerond. Desondanks gaan wij er vanuit dat de gemoderniseerde Wsw per 1 januari 2008 een feit zal zijn. De belangrijkste wijzigingen: • Financiering van de Wsw loopt via de individuele gemeenten • Gemeenten krijgen de opdracht om voor het toegekende bedrag minimaal het aantal formatieplaatsen te realiseren waarvoor subsidie wordt toegekend (lumpsum financiering) • Elke individuele gemeente draagt verantwoordelijkheid voor de eigen wachtlijst • Gemeenten zijn verantwoordelijk voor cliëntenparticipatie • Gemeenten maken een keuze voor de uitvoering van begeleid werken De nieuwe Wsw stuurt sterk op een regierol voor de gemeente. De wetgever ziet de gemeente bij uitstek als de partij die een visie ontwikkelt op de Wsw en regie voert op de uitvoering ervan. De gemeente behartigt de belangen van haar burgers en stuurt op een goed werkend SW-bedrijf. Een bedrijf waar SW-geïndiceerden zich optimaal kunnen ontwikkelen richting een zo regulier mogelijke arbeidsplaats. De gewijzigde wet noemt drie verordeningen. Twee hiervan moeten worden vastgesteld en de derde mag worden vastgesteld. Het gaat om de volgende verordeningen: verordening persoonsgebondenbudget (moet) verordening cliëntenparticipatie (moet) verordening wachtlijstbeheer (mag) De wetgever geeft de gemeenten na invoering van de wetswijziging nog 6 maanden de tijd om deze verordeningen vast te stellen. Vaststelling moet dus voor 1 juli 2008 plaatsvinden. De visie bij uitvoering van de Wsw en de verordeningen zullen we in samenwerking met de andere in WAVA deelnemende gemeenten voorbereiden. Hierbij zullen we een relatie leggen met de bestuurlijke inrichting van de uitvoering van de Wsw volgens het scenario van 'teugels aanhalen'. Indicatoren (output)7 Per 31 december 2008 Ondersteuning aan werklozen Gestarte Work First banen/-voortrajecten Gestarte Opstapbanen Gestarte trajecten Sociale Activering Lopende Re-integratietrajecten
100 25 110 50
Dienstverlening aan werkgevers Gerealiseerde Maatwerkarrangementen
25
Overige Wiw-dienstbetrekkingen Wsw-dienstbetrekkingena
16 223,2
Er is als gevolg van voortschrijdend inzicht sprake van enige afwijking van de in de begroting gehanteerde outputindicatoren.
15-11-2007
11
Handhaving We geven een goede voorlichting aan de cliënt en aan potentiële cliënten. Hierbij wordt zowel aandacht besteed aan de rechten van de cliënt als aan de plichten die aan de uitkering zijn verbonden. We geven hiertoe minimaal vier keer een Nieuwsbrief Sociale Zekerheid uit. Verder ontvangt iedere 'nieuwe' cliënt een informatiemap waar alle rechten en plichten worden vermeld en zij hun post van de gemeente in kunnen bewaren. We maken gebruik van de ICT-mogelijkheden die er zijn om bestanden met andere partijen te vergelijken. De uitwisseling verloopt via het Inlichtingenbureau en daarnaast maken we gebruik van Suwinet-lnkijk. Via deze twee kanalen vindt gegevensuitwisseling plaats met onder andere Belastingdienst, UWV, CWI, IBG, RDW en gemeenten. Met ingang van 1 januari 2008 zal het digitaal klantdossier (DKD) operationeel zijn. Hiermee worden de klantdossiers van CWI, UWV en gemeenten gekoppeld. Als alles volgens planning verloopt, zal op 1 januari 2008 ook de Wet eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen9 in werking treden. Hiermee wordt geregeld dat een cliënt dezelfde gegevens maar eenmaal hoeft te verstrekken. Als deze gegevens bijvoorbeeld verstrekt zijn bij CWI dan mogen UWV en gemeente deze gegevens niet nogmaals vragen aan de cliënt. We proberen fraude met uitkeringen zoveel mogelijk te voorkomen. Dit betekent dat we signalen over mogelijke fraude in een vroeg stadium trachten te herkennen en hierop direct een nader onderzoek instellen. Indien noodzakelijk voor de vaststelling van het recht op uitkering kan er aanleiding zijn om een huisbezoek af te leggen. We sporen fraude met uitkeringen actief op. Dit doen we onder andere door gegevensuitwisseling met andere organisaties en het instellen van onderzoek naar aanleiding van concrete signalen. Indien bij een onderzoek blijkt dat er bijzondere opsporingsinstrumenten moeten worden ingezet, wordt sociale recherche ingeschakeld. Deze rechercheactiviteiten worden ingekocht bij de gemeente Breda. Er wordt in 2008 uitgegaan van 10 onderzoeksopdrachten. We hanteren een lik-op-stuk aanpak. Dit betekent dat we de cliënt direct confronteren met zijn fraudegedrag in de vorm van terugvordering en invordering van de ten onrechte verstrekte uitkering. Indien er geen reden is om de uitkering te beëindigen kan het fraudegedrag betekenen dat er (tijdelijk) afstemming (verlaging) van de uitkering plaatsvindt. In gevallen waarin het fraudebedrag hoger is dan € 6.000,- doen we aangifte bij het Openbaar Ministerie. Wat gaat het kosten? Uitkeringsverstrekking WWB jonger dan 65 jaar Uitkeringsverstrekking WWB 65 jaar of ouder Uitkeringsverstrekking IOAW Uitkeringsverstrekking IOAZ Uitkeringsverstrekking BBZ
€ € € € €
7.133.692, 392.969, 317.404, 100.000, 327.852,
Minimumaantal in 2008 te realiseren Wsw-plaatsen zoals vermeld in de brief van Staatssecretaris Aboutaleb aan de Tweede Kamer d.d. 18 oktober 2007 m.b.t. Nadere informatie over de verdeling van financiële middelen Wsw voor 2008. Kamerstukken 30 970
15-11-2007
12
Re-intearatie Werkdeel WWB (budget voor alle re-integratieactiviteiten) Wsw Extra gemeentelijke bijdrage WAVA
€ € €
2.547.499,5.654.710,-10 423.000,-
€ € € €
p.m. p.m. 46.004,100.000,-
Handhaving Algemene kosten m.b.t. voorlichting Digitaal klantdossier Inkoop van opsporingsactiviteiten bij de gemeente Breda Overige activiteiten opsporing en controle
10
Indicatieve budget Wsw voor 2008 zoals vermeld in de brief van Staatssecretaris Aboutaieb aan de Tweede Kamer (zie ook voetnoot 8).
15-11-2007
13
4.
Inburgering
Wat willen we bereiken? Het doel van inburgeren is dat iedereen de Nederlandse taal spreekt en kennis heeft van de Nederlandse samenleving en de belangrijkste Nederlandse waarden en normen. Met deze kennis en vaardigheden heeft iedereen (mannen en vrouwen) een basis om actief deel te kunnen nemen aan het economische, sociale, culturele en/of politieke leven in Nederland. Daarmee vormt inburgering een eerste stap op weg naar integratie. Het integratieproces moet uiteindelijk leiden tot volwaardig burgerschap in Nederland. Door goed in te burgeren kunnen de inburgeraars zelfstandig en in vrijheid een bestaan opbouwen in Oosterhout. In 2008 worden er 120 trajecten gestart. Wat gaan we ervoor doen in 2008? Ondanks de focus op eigen verantwoordelijkheid voor de inburgeraar, is in de Wet inburgering (Wi) een belangrijke rol weggelegd voor gemeenten. Gemeenten hebben een spilfunctie. Zij kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen bij de voorbereidingen van hun inburgeringsexamen. Dit varieert van het informeren van inburgeringsplichtigen tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bepaalde groepen. Ook zijn gemeenten verantwoordelijk voor de handhaving. Om deze spilfunctie goed te vervullen moet de gemeente keuzes maken hoe de middelen worden ingezet. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten voor 2008 leidend: 1. Bij het doen van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening voorrang geven aan het ondersteunen van inburgeringsplichtigen. Pas in tweede instantie vrijwillige inburgeraars actief benaderen. 2. Bij het doen van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening voorrang geven aan het ondersteunen van inburgeringsplichtigen met een gemeentelijke uitkering en een uitkering van het UWV. 3. Bij het doen van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening voorrang geven aan het ondersteunen van inburgeringsplichtige verzorgende ouders zonder eigen inkomen of uitkering. 4. Handhaven van die groep die een aanbod krijgt of verplicht wordt opgeroepen. Deltaplan inburgering Het kabinet wil een noodzakelijke kwaliteitsverbetering van de inburgering in Nederland en bouwt verder op het nieuwe inburgeringsstelsel, dat op 1 januari 2007 in werking is getreden. Om de gemeenten hier beter op toe te rusten, wordt een aantal wetswijzigingen voorgesteld. Die wijzigingen leiden tot een vereenvoudiging van de uitvoering van het inburgeringsstelsel en geven gemeenten meer ruimte die passen bij hun verantwoordelijkheid als lokale regisseur op het gebied van inburgering en participatie. Inburgeraars die meer ambitie hebben, krijgen de mogelijkheid om op een hoger niveau hun inburgeringsprogramma af te ronden. Het streven is dan ook om zoveel mogelijk mensen op een zo hoog mogelijk niveau te brengen. Volgens de planning wordt het Deltaplan inburgering per 1 januari 2009 ingevoerd en moet de gemeente in 2008 daar voorbereidingen voor treffen. Er wordt echter een uitzondering gemaakt voor de wijziging die ervoor zorgt dat de gemeente aan alle doelgroepen een inburgeringstraject mag aanbieden. Deze wijziging van de wet wordt met terugwerkende kracht ingevoerd per 1 november 2007. Buiten de prioritaire doelgroepen zal de gemeente inburgeringstrajecten aanbieden als er voldoende capaciteit en middelen aanwezig zijn.
15-11-2007
14
Wat gaat het kosten? De financiering van de Wi valt uiteen in drie delen: • Prestatieafhankelijk • Variabel • Vast Volgens de prognose die is ingediend in oktober 2007 kan in ieder geval uit worden gegaan van de volgende financiering: Het prestatie-afhankelijke deel is met name bedoeld voor het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan inburgeraars (inclusief de handhaving). Per inburgeraar die de gemeente een traject aanbiedt ontvangt de gemeente gemiddeld € 5.000,- Concreet kunnen de volgende zaken bekostigd worden uit dit budget • inburgeringsvoorzieningen voor asielgerechtigde nieuwkomers, inburgeringsplichtige uitkeringsgerechtigden en inburgeringsplichtige oudkomers zonder eigen inkomen of uitkering; • Maatschappelijke begeleiding voor asielgerechtigde nieuw- en oudkomers; en Het variabele deel (€ 10.157,70) is bedoeld voor de bekostiging van de handhaving van de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen die geen inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden en het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan geestelijke bedienaren. Vanwege de relatief geringe omvang van de groep 'geestelijke bedienaren' en de onbekende verdeling ervan over gemeenten, vindt hiervoor geen bevoorschotting plaats. Vergoeding voor deze groep gebeurt op declaratiebasis. Het vaste deel (€ 9.449,32) tenslotte is bedoeld voor de verstrekking van informatie over het nieuwe inburgeringsstelsel. Het rijk stelt hiervoor gedurende de eerste vijfjaren vanaf de inwerkingtreding van de Wi middelen aan gemeenten beschikbaar. De hoogte van het definitieve bedrag is in principe gelijk aan het verleende voorschot en er vindt dus achteraf geen verrekening meer plaats. Gelet op de hoogte van de voorschotvergoedingen per inburgeringsvoorziening is cofinanciering van inburgeringsvoorzieningen vanuit het werkdeel WWB noodzakelijk. De wetgever is hier bij vaststelling van de hoogte van de vergoedingen vanuit gegaan. In de toelichting op de Wet geeft hij ook nadrukkelijk aan dat dit de bedoeling is, omdat de ultieme vorm van inburgering bestaat uit arbeidsparticipatie. Gelet op de beschikbare voorziening werkdeel WWB is er voldoende dekking.
15-11-2007
15
5.
Minimabeleid
Wat willen we bereiken? Het waarborgen van een minimum-bestaansvoorziening voor alle inwoners van Oosterhout. Dit doen we door een goed minimabeleid neer te zetten dat laagdrempelig en duidelijk is voor de inwoners van Oosterhout. In 2008 willen we 5% meer huishoudens bereiken dan in 2007. Wat gaan we ervoor doen in 2008? Bestaand beleid In 2008 wordt een deel van het bestaande beleid, zoals dat voor het laatst bij het beleidsplan 2007 is weergegeven, ongewijzigd uitgevoerd. Hierbij gaat het om: • Langdurigheidstoeslag • Bijzondere bijstand • Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering • Kwijtschelding gemeentelijke belasting en heffingen • Interventieprogramma armoede en gezondheid bij kinderen. Actualisering van het minimabeleid In 2008 wordt het minimabeleid geactualiseerd. Er zijn diverse regelingen sinds 2004 bijgekomen of aangepast, tevens wordt er aansluiting gezocht met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De Wmo gaat ervan uit dat iedereen mee moet kunnen doen in de maatschappij. Het doel is om het geactualiseerde minimabeleid in de tweede helft van 2008 vast te stellen. Nieuwe aanpak schuldhulpverlening In 2008 wordt gewerkt met een nieuwe aanpak voor schuldhulpverlening. Daarbij wordt uitgegaan van twee grote veranderingen. Door de nieuwe werkwijze wordt er ten eerste voor gezorgd dat mensen die in de schulden zitten zo snel mogelijk weer "normaal" kunnen leven. Dat wil zeggen dat de schuldeisers deze mensen zo snel mogelijk met rust laten, er dus geen huisuitzetting kan plaatsvinden en ze niet worden afgesloten van gas, water en elektriciteit. Ten tweede wordt door de nieuwe werkwijze snel duidelijk of iemand wel of niet wil meewerken aan een traject voor schuldhulpverlening. Als snel duidelijk is dat iemand afhaakt komt er een plaats vrij voor iemand die wel gemotiveerd is om een traject schuldhulpverlening aan te gaan. Op deze manier kan de gemeente de mensen die zelf graag mee willen werken sneller helpen en bespaart dit de gemeente geld. Het doel is om minstens 200 mensen een traject schuldhulpverlening aan te bieden. Pilot voorlichting over geldzaken In 2007 is de gemeente door Stimulansz benaderd om mee te werken aan de pilot "Voorlichting over geldzaken". Het doel van de pilot is om uitkeringsgerechtigden in te zetten als formulierenbrigade. Op deze manier krijgen uitkeringsgerechtigden de kans om werkervaring op te doen en worden de cliënten van de gemeente, naast de hulp die Merites biedt, nog meer geholpen bij het invullen van hun formulieren. Het doel is om met minimaal 6 uitkeringsgerechtigden een formulierenbrigade op te zetten.
15-11-2007
16
Samenwerking Jeuadsportfonds en Stichting Leergeld Kinderen van ouders met een minimum inkomen krijgen de kans om te gaan sporten. De gemeente werkt hierin samen met het Jeugdsportfonds en Stichting Leergeld. Door de aanvraagprocedure bij Stichting Leergeld neer te leggen hoopt de gemeente dat de regeling laagdrempelig is en vele kinderen gebruik zullen maken van deze regeling. Stichting Leergeld werkt vanaf 2003 in Oosterhout en heeft vele contacten met de doelgroep. Het doel in 2008 is om minimaal 175 kinderen te laten sporten door middel van deze regeling. Terugdringen niet gebruik In 2007 is door Stichting Zet gestart met het vergelijken van het minimabeleid in 4 gemeenten. Dit zijn de gemeenten Bergen op Zoom, Oosterhout, Oss en Waalwijk. Er wordt gekeken welke beleidsinstrumenten iedere gemeente inzet en wat voor effect dat heeft. Op deze manier kunnen we van elkaar leren. De uitkomsten van het onderzoek worden meegenomen bij de actualisatie van het minimabeleid dat in 2008 wordt opgesteld. Het doel is om in 2008 5% meer huishoudens te bereiken dan in 2007. Regeling chronisch zieken, gehandicapten en ouderen De nieuwe regeling "Chronisch zieken, gehandicapten en ouderen 2007" is geen eenmalige verlenging maar een structurele regeling. Dit betekent dat de regeling niet ieder jaar opnieuw wordt vastgesteld. Het bedrag van de structurele regeling is naar beneden bijgesteld ten opzichte van de regeling 2006. In plaats van € 255,- in 2006, wordt uitgegaan van € 200,-. Dit heeft te maken met het vervallen van de no-claimregeling per 1 januari 200811 en het budget dat beschikbaar is om deze regeling uit te voeren. Voor 2008 moeten er minstens 380 huishoudens gebruik maken van deze regeling. Oosterhoutpas De Oosterhoutpas is een kortingspas voor alle burgers van Oosterhout. De pas is te koop voor alle burgers. Alle minima ontvangen de pas gratis zodat zij gestimuleerd worden om deel te nemen aan de Oosterhoutse samenleving. Wat gaat het kosten? Bjizondere bijstand Lokaal minimabeleid Kwijtschelding gemeentelijke belastingen Schuldhulpverlening
11
€ € € €
274.846,323.954,335.500,276.000,-
Door het vervallen van de no-claim wordt er een eigen risico ingevoerd van € 150,- per verzekerde. De mensen die chronisch ziek zijn zullen vanuit het Rijk hiervoor gecompenseerd worden door middel van een toeslag.
15-11-2007
17
6.
Cliëntenparticipatie
Wat willen we bereiken? Cliënten en vertegenwoordigers van cliënten zijn betrokken bij de beleidsontwikkeling en de uitvoering van de WWB.
Wat gaan we ervoor doen in 2008? We voeren minimaal 5 keer overleg met de cliëntenraad sociale zekerheid gemeente Oosterhout. We faciliteren de cliëntenraad sociale zekerheid. Deze facilitering bestaat uit: de verstrekking van een financiële bijdrage ter dekking van de noodzakelijk door de cliëntenraad te maken kosten het verstrekken van de informatie die de cliëntenraad nodig heeft voor het uitoefenen van zijn taken. Wat gaat het kosten? Financiële ondersteuning cliëntenraad
15-11-2007
€
18
2.000,-
7.
Verantwoording
Wat willen we bereiken? We willen de uitvoering van de WWB op een rechtmatige wijze laten plaatsvinden en hierover verantwoording afleggen aan de gemeenteraad en het rijk. Wat gaan we ervoor doen in 2008? We zorgen dat de werkprocessen en instructies voor de medewerkers actueel zijn en passen een systeem toe waarbij via interne controle de kwaliteit van de uitvoering wordt bewaakt. Via de planning en controlecyclus leggen we verantwoording af over de uitvoering. Er vindt externe toetsing plaats door de accountant. Wat gaat het kosten? Kosten accountantscontrole
15-11-2007
€
19
25.000,-
Lijst van afkortingen
BBZ CWI DKD IBG IOAW IOAZ IPW MJBP RDW SW UWV VNG Wi Wmo WSP Wsw WWB
15-11-2007
Besluit bijstandsverlening zelfstandigen Centrum voor Werk en Inkomen Digitaal Klant Dossier Informatie Beheergroep Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen Innovatieprogramma Werk en Inkomen Meerjaren beleidsplan Rijksdienst voor het Wegverkeer Sociale Werkvoorziening Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen Vereniging van Nederlandse gemeenten Wet inburgering Wet maatschappelijke ondersteuning Werkgeversservicepunt Wet sociale werkvoorziening Wet werk en bijstand
20
WW
w
gemeente
Oosterhout Wijzigingsverordening Wet werk en bijstand 2007
De raad van de gemeente Oosterhout; gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 november 2007 ; gelet op de artikelen 8 en 47 van de Wet werk en bijstand, de artikelen 35 en 42 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de artikelen 35 en 42 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, artikel 18, zevende lid, van de Wet inburgering nieuwkomers, de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet; overwegende dat het noodzakelijk is om aanpassingen aan te brengen in enkele verordeningen die in het kader van de Wet werk en bijstand zijn vastgesteld; besluit vast te stellen: de "Wijzigingsverordening Wet werk en bijstand 2007, gemeente Oosterhout". Artikel l
Wijziging Re-integratieverordening
De Re-integratieverordening Wet werk en bijstand, gemeente Oosterhout wordt als volgt gewijzigd:
A Aan de aanhef "gelet op de...en de Gemeentewet" wordt toegevoegd "en met inachtneming van hetgeen is gesteld in "Subsidiering arbeidsplaatsen in het kader van re-integratie werkzoekenden: beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordening in het kader van de Wet werk en bijstand", zoals gepubliceerd in de Verzamelbrief april 2004 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid". B In artikel 1, lid 2, onder b en onder c, wordt voor het woord "Wet" het woord "de" toegevoegd. C In artikel 1, lid 2, onder f, wordt "ingevolgde" vervangen door "ingevolge".
D In artikel 1, lid 2, onder m wordt de omschrijving van het begrip algemeen geaccepteerde arbeid "iedere vorm van betaalde arbeid" vervangen door "algemeen maatschappelijk aanvaarde betaalde arbeid, niet zijnde werkzaamheden in het kader van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw)".
15-11-2007
E Aan artikel 1, lid 2, wordt toegevoegd: p. deelnemer Work First: de persoon voor wie de voorziening, als bedoeld in artikel 10 van de verordening, wordt ingezet. q. traject, het geheel van activiteiten gericht op het verkrijgen en behouden van reguliere arbeid dan wel op het verhogen van de maatschappelijke participatie indien blijkt dat de afstand tot de arbeidsmarkt te groot is. r. sociale activering: het stimuleren van personen die langdurig werkloos zijn om maatschappelijk actief te worden en zo arbeidsinschakeling dan wel maatschappelijke participatie te bevorderen. F In artikel 2, lid 2, wordt het begrip "belanghebbenden" vervangen door "belanghebbende" en wordt "inschakeling in de arbeid" vervangen door "arbeidsinschakeling". G In artikel 2, lid 3, wordt "aan" vervangen door "van". H In artikel 3, lid 2, komt "Dit verslag sluit aan bij het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet." te vervallen. In artikel 5, lid 1, wordt "Een" vervangen door "De".
J In artikel 5, lid 3, komt het woord "dan" te vervallen en komt na "en" "conform hetgeen hierover is bepaald" te vervallen. K In artikel 5, lid 4, komt het woord "dan" te vervallen. L In de titel van artikel 6 wordt "inschakeling in de arbeid" vervangen door" arbeidsinschakeling". M In de titel van artikel 8 wordt "Budget- en subsidieplafonds" vervangen door "Subsidie- of budgetplafonds". N In artikel 8, lid 1, komt "bij uitvoeringsbesluit" te vervallen. O In artikel 9, lid 4, wordt "10" vervangen door "9a" en wordt "15" vervangen door "15d". P Er wordt een nieuw artikel 9a ingevoegd luidende: Onderzoek Het college kan ten behoeve van een persoon voor wie een voorziening wordt ingezet of voor wie een voorziening wordt overwogen een onderzoek instellen naar de mogelijkheden van de persoon in verband met arbeidsinschakeling en deelname aan voorzieningen. Q Artikel 10 komt als volgt te luiden: Work First 1. Het college kan besluiten werk aan te bieden volgens het zogenaamde "Work First model";
15-11-2007
2. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit nadere regels over het gestelde in het eerste lid.
R Artikel 11 komt als volgt te luiden: Werkstages 1. Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e, een werkstage aanbieden gericht op arbeidsinschakeling. 2. Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie. 3. De werkstage duurt maximaal 6 maanden. 4. Een werkstage in een bepaalde functie kan slechts eenmaal bij dezelfde werkgever worden verricht. 5. In een schriftelijke overeenkomst tussen de werkgever en de stagiair wordt tenminste het doel van de werkstage vastgelegd, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt. S Artikel 12 komt als volgt te luiden: Trajecten 1. Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e, f en g, een traject aanbieden. 2. Een traject is gericht op het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid of, als dit vooralsnog niet mogelijk is, op sociale activering. T Artikel 13 komt als volgt te luiden: Loonkostensubsidie en/of no-risk polis 1. Het college kan loonkostensubsidie en/of een no-risk polis verstrekken aan werkgevers die met een persoon, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e en p, een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling. 2. Bij uitvoeringsbesluit stelt het college regels ten aanzien van de duur van deze loonkostensubsidie en/of no-risk polis, de hoogte, en de verplichtingen die aan de loonkostensubsidie en/of no-risk polis worden verbonden. 3. De loonkostensubsidie en/of no-risk polis wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.
U Artikel 14 komt als volgt te luiden: Scholing 1. Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e, f en g, en aan de personen voor wie een voorziening wordt ingezet een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling. 2. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximaal te vergoeden kosten.
V Artikel 15 komt als volgt te luiden: Overige vergoedingen 1. Het college kan de personen, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e, een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling. 2. Geen aanspraak op de in het eerste lid genoemde vergoedingen bestaat indien een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening die gezien haar aard en doel wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn.
W
15-11-2007
Er wordt een nieuw artikel 15a ingevoegd luidende: Participatieplaatsen 1. Het college kan personen, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e, voor wie het college van oordeel is dat de afstand tot de arbeidsmarkt (nog) niet overbrugd kan worden door inzet van een andere voorziening, toestaan om met behoud van uitkering maatschappelijk nuttige activiteiten te verrichten. 2. Toestemming wordt verleend als onderdeel van een traject sociale activering en kan meerdere malen worden verleend. 3. De periode waarvoor toestemming wordt verleend wordt afgestemd op de individuele situatie van de belanghebbende en bedraagt maximaal 2 jaar per keer. 4. Na afloop van de periode waarvoor toestemming is verleend, wordt beoordeeld of nog steeds sprake is van een situatie als bedoeld in lid 1 van dit artikel.
X Er wordt een nieuw artikel 15b ingevoegd luidende: Schuldhulpverlening 1. Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e, en aan personen voor wie een voorziening wordt ingezet schuldhulpverlening aanbieden als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor de arbeidsinschakeling. 2. De belanghebbende is verplicht mee te werken aan een door het college aangeboden schuldhulpverlening. Y Er wordt een nieuw artikel 15c ingevoegd luidende: Inburgeringsvoorzieningen Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e, f en g, een inburgeringsvoorziening aanbieden. Z Er wordt een nieuw artikel 15d ingevoegd luidende: Werkgeversarrangementen Het college kan in aanvulling op artikel 19 aan de werkgever ten behoeve van de personen, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e en p, wanneer zij een dienstverband met deze persoon aangaan, een combinatie aanbieden van de voorzieningen genoemd in de artikelen 9a, 11,13 en 14.
AA Na "HOOFDSTUK 4 - SLOTBEPALINGEN" wordt een nieuw artikel 15e ingevoegd luidende: Overgangsrecht Op voorzieningen die zijn aangevraagd voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening, maar waarvan de beoordeling plaatsvindt na inwerkingtreding van deze verordening is deze verordening van toepassing. BB In de gehele verordening wordt "reïntegratie" vervangen door "re-integratie".
Artikel II
Wijziging Afstemmingsverordening
De Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand, gemeente Oosterhout wordt als volgt gewijzigd:
A Aan artikel 1, lid 2, wordt toegevoegd: o. onverantwoord interen van het eigen vermogenden besteding aan algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, welke omgerekend per maand meer bedraagt dan 1,5 maal de van
15-11-2007
toepassing zijnde bijstandsnorm, vermeerderd met de maandelijkse premie ingevolge de Zorgverzekeringswet (minus de eventueel ontvangen zorgtoeslag) en onder omstandigheden vermeerderd in verband met hoge woonkosten.
B In artikel 2, lid 4, wordt "Het college beoordeelt" vervangen door "Indien een verlaging over een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, beoordeelt het college". C In artikel 3, lid 1, wordt "maatregel wordt opgelegd" vervangen door "verlaging wordt toegepast". D Aan artikel 6 wordt een nieuw lid 2 toegevoegd luidende: 2. In afwijking van artikel 5, lid 3, kan bij het onverantwoord interen van het eigen vermogen een verlaging worden toegepast ter grootte van het maximale bedrag boven de beslagvrije voet over een zodanige periode dat het bedrag van de verlaging gelijk is aan de bijstand die als gevolg van het te snel interen extra is verstrekt. E Artikel 7 komt als volgt te luiden: 1. Indien naar de mening van het college sprake is van het zich zeer ernstig misdragen door de belanghebbende die bijstand ontvangt of daartoe een aanvraag indient, wordt de bijstand verlaagd met inachtneming van de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert. 2. Gedragingen van de belanghebbende waarmee deze zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren worden onderscheiden in de volgende categorieën: 1. Categorie A: a. verbaal geweld (schelden); b. discriminatie; 2. Categorie B: a. intimidatie (uitoefenen van psychische druk); b. zaakgericht fysiek geweld (vernielingen); 3. Categorie C: a. mensgericht fysiek geweld/ dan wel bedreiging met geweld. 3. De verlaging wordt vastgesteld op: a. € 250,- bij een gedraging uit categorie A; b. € 500,- bij een gedraging uit categorie B; c. de gehele bijstandsnorm, als bedoeld in hoofdstuk 3, paragrafen 3.2 en 3.3, van de wet, bij een gedraging uit categorie C. 4. In aanvulling op het eerste en tweede lid kan, conform het bepaalde in het gemeentelijk agressieprotocol, door of namens het college aangifte worden gedaan bij de politie dan wel de toegang tot het stadhuis worden ontzegd. F In artikel 8, lid 1, wordt "diverse" vervangen door "meerdere". G Artikel 8, lid 2, komt als volgt te luiden: 2. De duur van de verlaging als bedoeld in artikel 5 wordt verdubbeld indien de belanghebbende zich binnen 12 maanden nadat de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging aan de belanghebbende kenbaar is gemaakt, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde of een hogere categorie.
15-11-2007
H
In artikel 9, lid 1, wordt na "in" "categorie 1 of' toegevoegd en wordt na "3" "als bedoeld in artikel 4" toegevoegd.
l Aan artikel 10, lid 2, wordt "en/of door middel van verrekening met het nog openstaande vakantiegeld" toegevoegd.
Artikel III
Wijziging Verordening cliëntenparticipatie
De verordening cliëntenparticipatie Wet werk en bijstand, gemeente Oosterhout wordt als volgt gewijzigd:
A In artikel 3, lid 3, wordt "klanten" vervangen door "cliënten".
Artikel IV
Slotbepalingen
A
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.
B Deze verordening wordt aangehaald: Wijzigingsverordening Wet werk en bijstand 2007, gemeente Oosterhout. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11 december 2007
de voorzitter
15-11-2007
de griffier
Algemene toelichting In de raadsvergadering van 12 mei 2004 is een aantal verordeningen vastgesteld dat betrekking heeft op de Wet werk en bijstand (WWB). De volgende verordeningen zijn toen vastgesteld: Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijtand Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand Verordening handhaving Wet werk en bijstand Verordening cliëntenparticipatie Wet werk en bijstand Verordening loonkostensubsidie In en doorstroom banen en Wiw-dienstbetrekkingen Boeteverordening Wet inburgering nieuwkomers Inmiddels is de toen vastgestelde verordening loonkostensubsidie In en doorstroombanen en Wiw-dienstbetrekkingen ingetrokken en is in de raadsvergadering van 5 juli 2005 een nieuwe Overgangsverordening loonkostensubsidie In- en Doorstroombanen vastgesteld. Gebleken is dat enkele van de hierboven genoemde verordeningen enkele onvolkomenheden bevatten, waardoor enkele kleine aanpassingen noodzakelijk zijn. Daarnaast zijn er beleidsontwikkelingen die het noodzakelijk maken om enkele verordeningen aan te passen. Met deze wijzigingsverordening worden deze aanpassingen in de betreffende verordeningen aangebracht. Artikelsgewijze toelichting Artikel l
Wijziging Re-integratieverordening
A
De Europese Commissie zou loonkostensubsidies door gemeenten aan lokale bedrijven onder bepaalde omstandigheden kunnen aanmerken als een regionale steunmaatregel. In de verzamelbrief van april 2004 is een beleidsaanbeveling van SZW voor gemeenten opgenomen hoe de betreffende bepalingen op correcte wijze kunnen worden uitgevoerd. Gesubsidieerde arbeid kan als één van de voorzieningen worden ingezet om de arbeidsinschakeling te bevorderen. In de WWB zijn geen specifieke eisen opgenomen voor gesubsidieerde arbeid. Ondanks het vervallen van de landelijke regelgeving op dit punt blijft de Europese regelgeving gelden. Op grond van de EU-regelgeving worden overheidssubsidies onder bepaalde omstandigheden aangemerkt als staatssteun. In de beleidsaanbeveling is aangegeven in welke situaties loonkostensubsidie buiten de Europese regelgeving vallen. Tevens wordt aangegeven waarop gelet moet worden wanneer loonkostensubsidie wel als staatssteun moet worden aangemerkt. De beleidsaanbeveling is vooral bedoeld om de administratieve last voor de gemeente te beperken. Wanneer deze beleidsaanbeveling wordt geïncorporeerd in de re-integratieverordening, de gemeente voldoet aan de in de beleidsaanbeveling gestelde voorwaarden en in de reintegratieverordening expliciet verwijst naar deze beleidsaanbeveling dan hoeft de subsidieverordening niet ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Europese Commissie en hoeft er geen samenvatting van de regeling aan de Commissie toegestuurd te worden. De beleidsaanbeveling is zowel van toepassing op het verstrekken van loonkostensubsidie als op de financiering van detacheringsbanen. De verwijzing naar de beleidsaanbevelingen voorkomt dus dat de gemeente de subsidiering moet melden aan de Europese Unie in het kader van de bepalingen van staatssteun.
B Dit betreft een taalkundige correctie. C Dit betreft een taalkundige correctie.
15-11-2007
D Door middel van deze wijziging wordt aangesloten bij de toelichting op het begrip algemeen geaccepteerde arbeid van artikel 6 Wet werk en bijstand. De eerdere toelichting komt daarmee te vervallen en wordt vervangen door de volgende toelichting. Met het begrip 'algemeen geaccepteerde arbeid' wordt bedoeld arbeid die algemeen maatschappelijk aanvaard is. Werkzaamheden die niet algemeen geaccepteerd zijn, zoals prostitutie, worden hiermee uitgesloten. Ook worden werkzaamheden uitgesloten die ingaan tegen de integriteit van de persoon, zoals werkzaamheden die gewetensbezwaren oproepen. De arbeid die wordt aangeboden hoeft dan ook niet beperkt te blijven tot die arbeid die gangbaar is voor de betrokken persoon, omdat hij bijvoorbeeld die arbeid in het verleden heeft verricht en daarmee wellicht meer affiniteit heeft dan met de aangeboden arbeid. Uitgangspunt van is dat de weg naar werk zo kort mogelijk dient te zijn en dat, mede gelet op het vangnetkarakter van de wet, dan ook elke vorm van arbeid geaccepteerd dient te worden. Er kunnen door de gemeente of door de cliënt geen eisen gesteld worden aan de aansluiting van de arbeid aan het opleidingsniveau, eerder opgedane werkervaring en beloningsniveau. Ook arbeid van tijdelijke aard dient geaccepteerd te worden. Het kan in individuele gevallen mogelijk zijn dat ook een verhuizing aan de orde kan komen, indien de reistijd erg lang gaat worden. Onder algemeen geaccepteerde arbeid worden eveneens verstaan alle vormen van gesubsidieerde arbeid, met uitzondering van dienstbetrekkingen in het kader van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Hiervoor gelden de voorwaarden van de Wsw.
E Deze definities behoeven geen nadere toelichting. F Dit betreft een taalkundige correctie. G Dit betreft een taalkundige correctie. H Deze wijziging behoeft geen nadere toelichting. l Dit betreft een taalkundige correctie. J Dit betreft een taalkundige correctie. K Dit betreft een taalkundige correctie. L Dit betreft een taalkundige correctie. M Om beter aan te sluiten bij de inhoud van artikel 8 wordt de benaming gewijzigd. N De zinsnede "bij uitvoeringsbesluit" is verwijderd omdat het gestelde vormvereiste geen toegevoegde waarde vertegenwoordigt. O
15-11-2007
Vanwege de uitbreiding van het aantal voorzieningen dat in de verordening genoemd wordt en de daarmee samenhangende vernummering van de voorzieningen, is het mogelijk om voor de voorzieningen genoemd in artikelen 9a tot en met 15d bij uitvoeringsbesluit nadere regels te stellen.
P Dit betreft een nieuw artikel. Met toevoeging van dit artikel wordt een voorziening beschreven die al frequent werd toegepast op basis van het bepaalde in artikel 9, eerste lid, van de verordening, maar nog niet expliciet in de verordening zelf was beschreven. De toelichting op dit artikel luidt: Deze voorziening is er op gericht om een duidelijk beeld te krijgen van de mogelijkheden die de belanghebbende heeft om deel te nemen aan het arbeidsproces en te voldoen aan de verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling. Onderzoek kan zowel voorafgaand aan de inzet van een bepaalde voorziening als tijdens de inzet van een of meerdere voorzieningen (bijvoorbeeld bij wijziging van omstandigheden) uit de verordening worden ingezet. Er worden geen vormvereisten voor het onderzoek beschreven. Op deze manier kan, afhankelijk van de omstandigheden van de belanghebbende en de concrete probleemstelling, maatwerk worden geleverd.
Q Dit betreft een taalkundige correctie.
R Aan dit artikel wordt een nieuw vierde lid toegevoegd waardoor wordt voorkomen dat onbeperkt gebruik gemaakt kan worden van de werkzaamheden van de stagiair en een situatie ontstaat waarin eigenlijk sprake is van reguliere werkzaamheden. Het vijfde lid bevat een taalkundige correctie. Aan de toelichting bij dit artikel wordt toegevoegd: In samenhang met het bepaalde in het derde lid, wordt door het vierde lid voorkomen dat onbeperkt gebruik gemaakt kan worden van de werkzaamheden van de stagiair en een situatie ontstaat waarin eigenlijk sprake is van reguliere werkzaamheden.
S Met wijziging van dit artikel wordt een voorziening beschreven die al frequent werd toegepast op basis van het bepaalde in artikel 9, eerste lid, van de verordening, maar nog niet expliciet in de verordening zelfwas beschreven. De gewijzigde toelichting op dit artikel luidt: Het college kan ten behoeve van de belanghebbende een samenhangend geheel aan activiteiten organiseren dat gericht is op arbeidsinschakeling. Dit wordt afgestemd op de mogelijkheden van de belanghebbende. Uit het tweede lid komt naar voren dat activiteiten gericht zijn op het verwerven van algemeen geaccepteerde arbeid. Voor de inhoud van dit begrip wordt u verwezen naar (de toelichting op) artikel 1, tweede lid, van de verordening. Werk staat voorop. Daar waar arbeidsinschakeling (nog) geen haalbare kaart blijkt, kunnen deze activiteiten gericht zijn op sociale activering.
T Dit betreft een wijziging van het artikel door toevoeging van de voorziening no-risk polis en wijziging van de doelgroep. Artikel 13 regelt zowel de loonkostensubsidie als de no-risk polis. Deze voorzieningen worden in één artikel geregeld, omdat beide instrumenten voorzien in een vergoeding voor loonkosten van een werkgever. De gewijzigde toelichting op dit artikel luidt: Het instrument loonkostensubsidies gericht op re-integratie is in principe vormvrij en kan op verschillende manieren vorm krijgen. Het beleid van de gemeente komt tot uitdrukking in de hoogte van de subsidie (eventueel gekoppeld aan de mate van productiviteit), de termijn en de aan de
15-11-2007
subsidie verbonden verplichtingen (b.v. bieden van scholing en begeleiding). De no-risk polis is naast de 'normale' loonkostensubsidie- een manier waarop een bijdrage in loonkosten kan worden verstrekt. De no-risk polis voorziet in een vergoeding aan een werkgever wanneer sprake is van loonschade als gevolg van ziekteverzuim. Het eerste lid geeft de basis voor de loonkostensubsidie en no-risk polis, waarbij expliciet wordt aangegeven dat het primair gaat om een re-integratievoorziening. Tevens is hier bepaald dat de doelgroep uitkeringsgerechtigden en personen die deelnemen aan Work First voor deze voorzieningen in aanmerking kunnen komen. Hierdoor is het instrument beschikbaar voor de groep waarvoor de gemeente financieel verantwoordelijk is. In het tweede lid is de opdracht voor het college geformuleerd om bij uitvoeringsbesluit regels te stellen over de duur, de hoogte van de subsidie en de verplichtingen die aan toepassing van het instrument worden verbonden. In het derde lid komt tot uitdrukking dat de inzet van een subsidie niet tot gevolg mag hebben dat dit ten koste gaat van bestaande werkgelegenheid of dat er oneerlijke concurrentie ontstaat.
U De kring van personen wordt aan het eerste lid van dit artikel met betrekking tot scholing toegevoegd. Op deze manier wordt aangesloten bij de wijze van formuleren die bij de overige voorzieningen wordt gehanteerd. De toelichting op dit artikel luidt: In het kader van de trajecten richting arbeidsmarkt kan scholing noodzakelijk zijn. Daar het aanbod van scholing bijzonder divers is en daarbij ook de duur en kosten erg variabel zijn, is het noodzakelijk om voor het aanbod hiervan nadere randvoorwaarden vast te stellen. Het tweede lid maakt het mogelijk om door het formuleren van een evenwichtige beoordeling een minder willekeurig scholingsbeleid te voeren.
V Artikel 15 regelt de overige vergoedingen. De kring van personen wordt aan dit artikel toegevoegd. Op deze manier wordt aangesloten bij de wijze van formuleren die bij de overige voorzieningen wordt gehanteerd. In het eerste lid komt "Het gaat hierbij in ieder geval om: a. verhuiskosten; b. reiskosten; c. kosten voor kinderopvang; d. kosten van werkaanvaarding." te vervallen. De reden hiervoor is dat in principe alle kosten in verband met verwerving van werk in het individuele geval voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Het benoemen van enkele voorbeelden in het artikel is niet strikt noodzakelijk. Zij zullen uitsluitend in de toelichting worden vermeld. De tweede zin uit de toelichting wordt als volgt gewijzigd: Voorbeelden zijn reiskosten, verhuiskosten en kosten voor kinderopvang.
W Dit betreft een nieuw artikel. De toelichting op dit artikel luidt: Bij een participatieplaats is het doel maatschappelijke participatie met als achterliggend doel een eerste opstap naar algemeen geaccepteerde arbeid. Aan een participatieplaats kan worden deelgenomen met behoud van uitkering. Voor mensen met een participatieplaats is regulier werk op
15-11-2007
10
de korte of middellange termijn geen haalbaar doel, wellicht wel op de lange termijn. Een participatieplaats heeft een tijdelijk karakter. De maximale termijn is twee jaar per keer. Daarna kan wederom toestemming worden verleend. Op deze manier vindt in elk afzonderlijk geval periodiek een beoordeling plaats van de vraag of omstandigheden zich in positieve zin hebben ontwikkeld. X Dit betreft een nieuw artikel.
De toelichting op dit artikel luidt: Problematische schulden komen in veel verschillende geledingen van de samenleving voor. Voor uitkeringsgerechtigden en personen die deelnemen aan een voorziening als genoemd in deze verordening zijn schulden extra bezwaarlijk en kunnen schulden een grote belemmering vormen voor duurzame arbeidsinschakeling. Gelet op het belang van schuldhulpverlening voor een gunstig verloop van re-integratie en het terugdringen van uitkeringsafhankelijkheid wordt schuldhulpverlening als re-integratievoorziening aangeboden. De belanghebbende kan daarom ook worden verplicht tot het meewerken aan schuldhulpverlening.
Y Dit betreft een nieuw artikel. De toelichting op dit artikel luidt: Inburgering vindt plaats op grond van de Wet Inburgering (Wl). De ultieme vorm van inburgering bestaat uit arbeidsparticipatie. Inburgeringstrajecten dienen naast aandacht voor taal en kennis van de Nederlandse samenleving dan ook zoveel mogelijk op werk gericht te zijn. Werk boven inburgering. Dit is een van de uitgangspunten van de Wl. Daarmee heeft de wetgever doelbewust een relatie gelegd tussen de Wl en de WWB. Vanuit het belang van inburgering voor re-integratie voor de huidige, maar ook volgende generaties kunnen inburgeringsvoorzieningen voor de doelgroep van de WWB als re-integratievoorziening worden aangeboden.
Z Dit betreft een nieuw artikel. De toelichting op dit artikel luidt: Succesvolle re-integratie is, naast ondersteuning van de uitkeringsgerechtigde, vooral de vraag van een werkgever centraal stellen. Als aan zijn vraag voldaan wordt, kan een uitkeringsgerechtigde geplaatst worden op werk. Het is daarom belangrijk om voorzieningen ten behoeve van de klant rechtstreeks aan de werkgever beschikbaar te stellen. In de verordening staat een aantal voorzieningen benoemd die aan personen de doelgroep kunnen worden verstrekt. Dit artikel maakt ook directe verstrekking van de voorzieningen onderzoek, werkstage, scholing, eventueel in combinatie met loonkostensubsidie en een no-risk polis aan een werkgever mogelijk. Deze mogelijkheid bestaat voor personen met een uitkering en deelnemers aan Work First.
AA In artikel 15e wordt het overgangsrecht geregeld. In artikel 15e wordt bepaald dat de werking van de gewijzigde re-integratieverordening zich ook uitstrekt over voorzieningen die zijn aangevraagd voor de datum van inwerkingtreding van de wijzigingsverordening, maar waarvan de beoordeling plaatsvindt na inwerkingtreding van de wijzigingsverordening. BB Dit betreft een taalkundige correctie. Artikel II
Wijziging Afstemmingsverordening
A Deze definitie behoeft geen nadere toelichting.
15-11-2007
11
B De heroverweging is alleen van toepassing op verlagingen die over een periode van meer dan drie maanden worden opgelegd. C Dit betreft een taalkundige correctie. D Ons uitgangspunt bij afstemmingen wegens een onverantwoord snelle intering van het eigen vermogen, waardoor er eerder dan nodig een beroep op bijstandsverlening gedaan wordt, is dat de benadeling geheel dan wel zoveel mogelijk ongedaan wordt gemaakt. Bovendien wensen wij bij het vaststellen van een verlaging van de uitkering voor een langere periode rekening te houden met de beslagvrije voet (circa 90% van de bijstandsnorm). Hierdoor wordt enerzijds op een redelijke wijze uiting gegeven aan de eigen verantwoordelijkheid van de bijstandsbehoevende, terwijl anderzijds diens feitelijke bestaansvoorziening niet in gevaar komt. E De toelichting op dit artikel komt als volgt te luiden:
Onder de term 'zeer ernstig misdragen' kunnen diverse vormen van agressie worden verstaan, zij het dat er sprake moet zijn van verwijtbaarheid en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle gevallen als onacceptabel kan worden beschouwd. In artikel 18, tweede lid, WWB wordt gesproken over 'het zich jegens het college zeer ernstig misdragen'. Dit betekent dat alleen (zeer) agressief gedrag tegenover leden van het college en hun ambtenaren aanleiding zijn voor het toepassen van een verlaging. Er kan dus geen verlaging worden toegepast als een klant zich agressief heeft gedragen tegenover een medewerker van een andere organisatie die belast is met de uitvoering van de WWB (bijvoorbeeld een reintegratiebedrijf). Het is in dat geval wellicht wel mogelijk om een verlaging toe te passen wegens het niet of onvoldoende gebruikmaken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (artikel 4, tweede lid, van deze verordening). De volgende vormen van agressief gedrag kunnen worden onderscheiden: a. verbaal geweld (schelden); b. discriminatie; c. intimidatie (uitoefenen van psychische druk); d. zaakgericht fysiek geweld (vernielingen); e. mensgericht fysiek geweld; De vormen van agressief gedrag zijn in categorieën opgenomen, zodat duidelijk wordt welke verlaging moet worden toegepast. Er kan van deze bedragen worden afgeweken wanneer dit vereist is in verband met de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert. Indien de belanghebbende zich gelijktijdig schuldig maakt aan meerdere agressieve gedragingen, wordt de hoogte van de toe te passen verlaging cumulatief vastgesteld met inachtneming van de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert. Hier kan worden aangesloten bij de toelichting op artikel 8. Het toepassen van een verlaging staat geheel los van het doen van aangifte bij de politie. Het college past een verlaging toe, terwijl de functionaris tegen wie de agressie zich richtte aangifte kan doen bij de politie. Het verlagen van de bijstand wegens ernstig wangedrag laat de bevoegdheid om de dader gedurende een periode de toegang tot het stadhuis te ontzeggen onverlet. Aansluiting kan daarbij worden gezocht met het gestelde hierover in het gemeentelijke agressieprotocol. Ter voorkoming van enige vorm van schijn van subjectiviteit zal zeer zorgvuldig moeten worden omgegaan met het verlagen van de uitkering wegens agressie. In dit verband wordt dan ook voor alle duidelijkheid gemeld dat de beslissing tot verlagingen van de uitkering ligt bij de afdelingsmanager en niet kan worden gemandateerd aan een consulent.
15-11-2007
12
F Met deze wijziging wordt aangegeven dat het niet hoeft te gaan om verschillende gedragingen, maar dat het moet gaan om meerdere gedragingen. Het kunnen bijvoorbeeld ook twee dezelfde gedragingen zijn.
G Met deze wijziging wordt aangegeven dat de eerdere gedraging wel aan de belanghebbende kenbaar moet zijn gemaakt. Anders had de belanghebbende zijn gedrag nog niet aan kunnen passen naar aanleiding van de eerdere afstemming. H Met deze wijziging wordt de mogelijkheid gecreëerd om ook ten aanzien van gedragingen uit de eerste categorie een schriftelijke waarschuwing te geven, indien het niet of niet tijdig nakomen van de verplichting niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. l Met deze wijziging wordt de mogelijkheid gecreëerd om de verlaging met het nog openstaande vakantiegeld te verrekenen. Artikel III
Wijziging Verordening cliëntenparticipatie
A Dit betreft een taalkundige correctie.
Artikel IV Dit artikel behoeft geen nader toelichting.
15-11-2007
13
WW
w
gemeente
Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand [Zoals deze luidt na vaststelling van de wijzigingsverordening WWB 2007[
De raad van de gemeente Oosterhout; gezien het voorstel van burgemeester en wethouder d.d. 19 april 2004; gelet op de artikelen 8, 8a, 17, 18, 36, 48, 49, 51, 54, 55 en 56 van de Wet werk en bijstand, de artikelen 28 en 29 van de Wet structuur uitvoeringsorganisaties werk en inkomen, de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet; overwegende dat het noodzakelijk is de afstemming van bijstandsuitkeringen bij verordening te regelen; Besluit vast te stellen: de "Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand, gemeente Oosterhout". Hoofdstuk 1 Artikel 1 1. 2.
Algemene bepalingen Begripsbepalingen
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht. In deze verordening wordt verstaan onder: de Wet werk en bijstand (staatsblad 2003; nr. a. de wet: 375); b. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout; c. zeer ernstig misdragen: het door de belanghebbende op een dusdanige wijze benaderen van het college, dan wel onder haar ressorterende personen die belast zijn met de uitvoering van de Wet werk en bijstand, dat deze zich op een fysieke of psychische wijze dan wel een combinatie van beiden bedreigd voelen; d. plicht tot arbeidsinschakeling: de verplichtingen genoemd in artikel 9, lid 1, onder a en b, van de wet; e. tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan: het verrichten van handelingen door belanghebbende dan wel het nalaten daarvan waardoor onnodig een beroep op bijstand wordt gedaan; inlichtingenplicht: de verplichtingen genoemd in artikel 17, lid 1, 2 en 4, van de wet en de artikelen 28, lid 2, en 29, lid 1, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen; g. aanvullende verplichtingen: de overige aan de bijstand verbonden verplichtingen gebaseerd op de artikelen 55, 56,
h.
verlaging:
i.
agressieprotocol:
j.
fraude:
k.
benadelingsbedrag:
lid 1, en 57, onder a, van de wet alsmede de individueel opgelegde verplichtingen welke in de beschikking en het door de gemeente en belanghebbende ondertekende trajectplan zijn opgenomen; het gedurende een bepaalde periode, geheel of gedeeltelijk, weigeren van de uitkering of langdurigheidstoeslag; het door de gemeente Oosterhout vastgestelde protocol ter voorkoming en beheersing van agressie; het verwijtbaar informatie achterhouden, of verwijtbaar onjuiste informatie verstrekken, met het doel een (hogere) uitkering te ontvangen anders dan waarop men op grond van de juiste en/of volledige informatie recht zou hebben; het door de gemeente ten onrechte uitbetaalde bedrag aan bijstand verhoogd met de loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand verstrekt op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, alsmede met de vergoeding bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeri ngswet;
grens aangiftebedrag Openbaar Ministerie:
m. n.
o.
het bruto uitkeringsbedrag waarvoor de gemeente is benadeeld door een belanghebbende en waarboven het college aangifte doet bij het Openbaar Ministerie; recidive: het binnen een bepaalde periode opnieuw plegen van een verwijtbare handeling uit dezelfde of hogere categorie; onverwijld uit eigen beweging: het via een daartoe beschikbaar gesteld formulier - periodieke verklaring of ander mutatieformulier - of anderszins op de daarop opgenomen wijze mededeling doen van alle voor het recht op bijstand van belang zijnde feiten en omstandigheden. onverantwoord interen van het eigen vermogen: een besteding aan algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, welke omgerekend per maand meer bedraagt dan 1,5 maal de van toepassing zijnde bijstandsnorm, vermeerderd met de maandelijkse premie ingevolge de Zorgverzekeri ngswet (minus de eventueel ontvangen zorgtoeslag) en onder omstandigheden vermeerderd in verband met hoge woonkosten.
Hoofdstuk 2 Artikel 2 1.
Afstemming
Afstemming van de uitkering
Het college stemt de uitkering van belanghebbende af door een verlaging van de uitkering indien een belanghebbende naar zijn oordeel niet of in onvoldoende mate de verplichtingen nakomt die voortvloeien uit de wet, met inbegrip van de verplichtingen die in de beschikking tot toekenning of voortzetting van de bijstand zijn opgenomen.
2. 3. 4.
Een verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert. Van het verlagen van de bijstand wordt afgezien indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. Indien een verlaging over een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, beoordeelt het college uiterlijk binnen 3 maanden na de datum van de beschikking of de omstandigheden en het gedrag van belanghebbende aanleiding geven de beslissing te herzien.
Artikel 3 1. 2.
Horen van belanghebbende
Voordat een verlaging wordt toegepast, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien: a. de vereiste spoed zich daartegen verzet; b. de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan; c. belanghebbende eerder te kennen heeft gegeven geen prijs te stellen op het geven van zijn zienswijze.
Artikel 4
Indeling in categorieën van verwijtbare gedragingen
Ten aanzien van belanghebbende die de uit de wet voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, worden de verwijtbare gedragingen ingedeeld in de navolgende categorieën: 1. Categorie 1: het niet, niet tijdig of onvolledig voldoen aan administratieve verplichtingen in verband met het recht op bijstand of de daaraan verbonden plicht tot arbeidsinschakeling; 2. Categorie 2: het niet of onvoldoende meewerken aan (de voorbereiding op) de arbeidsinschakeling en (sociale) activering, waaronder begrepen onderzoek naar de mogelijkheden daartoe, of deze belemmeren, dan wel niet of onvoldoende meewerken aan het bewerkstelligen van mogelijke vermindering van het bijstandsrecht; 3. Categorie 3: het niet, of niet tijdig verstrekken van informatie of het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie die van invloed kan zijn op het recht op uitkering; 4. Categorie 4: het door eigen toedoen niet verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid dan wel een andere vorm van inkomen; 5. Categorie 5: het niet accepteren of niet behouden van een voorziening als genoemd in artikel 10 van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand, gemeente Oosterhout. Artikel 5 - Hoogte van de afstemming 1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 2, wordt de verlaging op de bijstand, als bedoeld in hoofdstuk 3, paragrafen 3.2 en 3.3, van de wet, gedurende een maand vastgesteld op: a. € 50,00 bij een gedraging uit categorie 1 ; b. € 200,00 bij een gedraging uit categorie 2; c. € 50,00 bij een gedraging uit categorie 3, waarbij het benadelingsbedrag lager is dan € 500,00; € 150,00 bij een gedraging uit categorie 3, waarbij het benadelingsbedrag groter dan of gelijk is aan € 500,00 maar lager is dan € 1.500,00; € 350,00 bij een gedraging uit categorie 3, waarbij het benadelingsbedrag groter dan of gelijk is aan € 1.500,00 maar lager is dan € 3.500,00; € 600,00 bij een gedraging uit categorie 3, waarbij het benadelingsbedrag groter dan of gelijk is aan € 3.500,00 maar lager is dan de grens van het aangiftebedrag van het Openbaar Ministerie;
d.
2.
3. 4.
de gehele bijstandsnorm, als bedoeld in hoofdstuk 3, paragrafen 3.2 en 3.3, van de wet, bij een gedraging uit categorie 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 2, wordt de verlaging op de bijstand, als bedoeld in hoofdstuk 3, paragrafen 3.2 en 3.3., van de wet gedurende drie maanden vastgesteld op de gehele bijstandsnorm als bedoeld in hoofdstuk 3, paragrafen 3.2 en 3.3, van de wet bij een gedraging uit categorie 5. In afwijking van het gestelde in het eerste lid bedraagt de verlaging niet meer dan het maandbedrag dat aan bijstand voor uitbetaling in aanmerking komt. Het college kan jaarlijks per 1 januari de bedragen als genoemd in lid 1, onderdelen a, b en c aanpassen door middel van indexering. De bedragen na indexering worden afgerond op een veelvoud van € 5,00.
Artikel 6 1.
2.
Indien een beroep op bijstand door belanghebbende het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan en er geen sprake is van een gedraging die is ingedeeld in een categorie als omschreven in artikel 4, dan wordt de bijstand verlaagd met inachtneming van de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert. In afwijking van artikel 5, lid 3, kan bij het onverantwoord interen van het eigen vermogen een verlaging worden toegepast ter grootte van het maximale bedrag boven de beslagvrije voet over een zodanige periode dat het bedrag van de maatregel gelijk is aan de bijstand die als gevolg van het te snel interen extra is verstrekt.
Artikel 7 1.
2.
3.
4.
Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan
Zeer ernstig misdragen
Indien naar de mening van het college sprake is van het zich zeer ernstig misdragen door de belanghebbende die bijstand ontvangt of daartoe een aanvraag indient, wordt de bijstand verlaagd met inachtneming van de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert. Gedragingen van de belanghebbende waarmee deze zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren worden onderscheiden in de volgende categorieën: 1. Categorie A: a. verbaal geweld (schelden); b. discriminatie; 2. Categorie B: a. intimidatie (uitoefenen van psychische druk); b. zaakgericht fysiek geweld (vernielingen); 3. Categorie C: a. mensgericht fysiek geweld/ dan wel bedreiging met geweld; De verlaging wordt vastgesteld op: a. € 250,- bij een gedraging uit categorie A; b. € 500,- bij een gedraging uit categorie B; c. de gehele bijstandsnorm, als bedoeld in hoofdstuk 3, paragrafen 3.2 en 3.3, van de wet, bij een gedraging uit categorie C. In aanvulling op het eerste en tweede lid kan, conform het bepaalde in het gemeentelijk agressieprotocol, door of namens het college aangifte worden gedaan bij de politie dan wel de toegang tot het stadhuis worden ontzegd.
Artikel 8 1. 2.
Als een belanghebbende zich gelijktijdig schuldig maakt aan meerdere verwijtbare gedragingen als beschreven in artikel 4, wordt voor het bepalen van de hoogte van de verlaging uitgegaan van cumulatie van, de in artikel 5, lid 1, genoemde bedragen. De duur van de verlaging als bedoeld in artikel 5 wordt verdubbeld indien de belanghebbende zich binnen 12 maanden nadat de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging aan de belanghebbende kenbaar is gemaakt, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde of een hogere categorie.
Artikel 9 1.
2.
2.
3.
2.
De wijze van oplegging van de verlaging
De verlaging wordt opgelegd: a. over de maand waarop de eerstvolgende reguliere uitkeringsbetaling betrekking heeft indien het een persoon betreft die al een periodieke uitkering ontvangt; b. met ingang van de datum van toekenning van de uitkering, indien het een persoon betreft die nog geen uitkering ontvangt en hiervoor een aanvraag heeft ingediend. Indien de verlaging niet kan worden opgelegd omdat de uitkering inmiddels is beëindigd, dan wordt de verlaging alsnog gerealiseerd door middel van herziening van de eerder verstrekte uitkering en/of door middel van verrekening met het nog openstaande vakantiegeld. Indien de verlaging niet kan worden opgelegd met toepassing van lid 1 of lid 2 dan vindt bij een gedraging behorend tot één van de categorieën, zoals omschreven in artikel 4, onder a tot en met e, realisatie plaats door verlaging van de bijstand indien de belanghebbende binnen een periode van zes maanden opnieuw bijstand gaat ontvangen.
Artikel 11
1.
Afzien van het opleggen van een verlaging
Indien het niet of niet tijdig nakomen van een verplichting als bedoeld in categorie 1 of categorie 3 als bedoeld in artikel 4 niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand geeft het college een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van de verplichting. Een verlaging wordt wel opgelegd indien het niet of niet tijdig nakomen van die verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere waarschuwing is gegeven. Het college ziet af van verlaging van de uitkering bij het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen na verloop van een halfjaar na constatering door het college van de gedraging.
Artikel 10 1.
Gelijktijdigheid van verwijtbare gedragingen en recidive
Overgangsrecht
Op gedragingen die zich hebben voorgedaan voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening, maar waarvan de beoordeling plaatsvindt na inwerkingtreding van deze verordening is deze verordening van toepassing. Indien lid 1 aan de orde is wordt bij de bepaling van de afstemming meegewogen welke boete of maatregel zou zijn opgelegd als beoordeling voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening zou hebben plaatsgevonden.
Hoofdstuk 3 Artikel 12 1. 2.
Slotbepalingen
Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Artikel 13
Nadere regels
Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening. Artikel 14
Uitvoering
De uitvoering van deze verordening berust bij het college. Artikel 15
Verantwoording
Over de uitvoering van deze verordening legt het college jaarlijks door middel van het beleidsverslag verantwoording af aan de raad. Artikel 16
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2004. Artikel 17
Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald: Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Oosterhout.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 mei 2004
de voorzitter
de griffier
WW
w
gemeente
Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand
De raad van de gemeente Oosterhout; gezien het voorstel van burgemeester en wethouder d.d. 19 april 2004; gelet op de artikelen 8, 8a, 17, 18, 36, 48, 49, 51, 54, 55 en 56 van de Wet werk en bijstand, de artikelen 28 en 29 van de Wet structuur uitvoeringsorganisaties werk en inkomen, de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet; overwegende dat het noodzakelijk is de afstemming van bijstandsuitkeringen bij verordening te regelen; Besluit vast te stellen: de "Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand, gemeente Oosterhout". Hoofdstuk 1 Artikel 1 1. 2.
Algemene bepalingen Begripsbepalingen
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht. In deze verordening wordt verstaan onder: de wet: a. de Wet werk en bijstand (staatsblad 2003; nr. 375); college: b. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout; c. zeer ernstig misdragen: het door de belanghebbende op een dusdanige wijze benaderen van het college, dan wel onder haar ressorterende personen die belast zijn met de uitvoering van de Wet werk en bijstand, dat deze zich op een fysieke of psychische wijze dan wel een combinatie van beiden bedreigd voelen; d. plicht tot arbeidsinschakeling: de verplichtingen genoemd in artikel 9, lid 1, onder a en b, van de wet; e. tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan: het verrichten van handelingen door belanghebbende dan wel het nalaten daarvan waardoor onnodig een beroep op bijstand wordt gedaan; inlichtingenplicht: de verplichtingen genoemd in artikel 17, lid 1, 2 en 4, van de wet en de artikelen 28, lid 2, en 29, lid 1, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen; g. aanvullende verplichtingen: de overige aan de bijstand verbonden verplichtingen gebaseerd op de artikelen 55, 56, lid 1, en 57, onder a, van de wet alsmede de individueel opgelegde verplichtingen
5-11-2007
h.
verlaging:
i.
agressieprotocol:
j.
fraude:
k.
benadelingsbedrag:
grens aangiftebedrag Openbaar Ministerie: m.
recidive:
n.
onverwijld uit eigen beweging:
Hoofdstuk 2 Artikel 2 1.
2. 3. 4.
2.
het bruto uitkeringsbedrag waarvoor de gemeente is benadeeld door een belanghebbende en waarboven het college aangifte doet bij het Openbaar Ministerie; het binnen een bepaalde periode opnieuw plegen van een verwijtbare handeling uit dezelfde of hogere categorie; het via een daartoe beschikbaar gesteld formulier - periodieke verklaring of ander mutatieformulier - of anderszins op de daarop opgenomen wijze mededeling doen van alle voor het recht op bijstand van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Afstemming
Afstemming van de uitkering
Het college stemt de uitkering van belanghebbende af door een verlaging van de uitkering indien een belanghebbende naar zijn oordeel niet of in onvoldoende mate de verplichtingen nakomt die voortvloeien uit de wet, met inbegrip van de verplichtingen die in de beschikking tot toekenning of voortzetting van de bijstand zijn opgenomen. Een verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert. Van het verlagen van de bijstand wordt afgezien indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. Het college beoordeelt uiterlijk binnen 3 maanden na de datum van de beschikking of de omstandigheden en het gedrag van belanghebbende aanleiding geven de beslissing te herzien.
Artikel 3 1.
welke in de beschikking en het door de gemeente en belanghebbende ondertekende trajectplan zijn opgenomen; het gedurende een bepaalde periode, geheel of gedeeltelijk, weigeren van de uitkering of langdurigheidstoeslag; het door de gemeente Oosterhout vastgestelde protocol ter voorkoming en beheersing van agressie; het verwijtbaar informatie achterhouden, of verwijtbaar onjuiste informatie verstrekken, met het doel een (hogere) uitkering te ontvangen anders dan waarop men op grond van de juiste en/of volledige informatie recht zou hebben; het door de gemeente ten onrechte uitbetaalde bedrag aan bijstand verhoogd met de loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand verstrekt op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, alsmede met de vergoeding bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet;
Horen van belanghebbende
Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien: a. de vereiste spoed zich daartegen verzet; b. de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan; c. belanghebbende eerder te kennen heeft gegeven geen prijs te stellen op het geven van zijn zienswijze.
5-11-2007
Artikel 4
Indeling in categorieën van verwijtbare gedragingen
Ten aanzien van belanghebbende die de uit de wet voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, worden de verwijtbare gedragingen ingedeeld in de navolgende categorieën: a. Categorie 1: het niet, niet tijdig of onvolledig voldoen aan administratieve verplichtingen in verband met het recht op bijstand of de daaraan verbonden plicht tot arbeidsinschakeling; b. Categorie 2: het niet of onvoldoende meewerken aan (de voorbereiding op) de arbeidsinschakeling en (sociale) activering, waaronder begrepen onderzoek naar de mogelijkheden daartoe, of deze belemmeren, dan wel niet of onvoldoende meewerken aan het bewerkstelligen van mogelijke vermindering van het bijstandsrecht; c. Categorie 3: het niet, of niet tijdig verstrekken van informatie of het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie die van invloed kan zijn op het recht op uitkering; d. Categorie 4: het door eigen toedoen niet verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid dan wel een andere vorm van inkomen; e. Categorie 5: het niet accepteren of niet behouden van een voorziening als genoemd in artikel 10 van de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand, gemeente Oosterhout. Artikel 5 1.
2.
3. 4.
Hoogte van de afstemming
Onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 2, wordt de verlaging op de bijstand, als bedoeld in hoofdstuk 3, paragrafen 3.2 en 3.3, van de wet, gedurende een maand vastgesteld op: a. € 50,00 bij een gedraging uit categorie 1; b. € 200,00 bij een gedraging uit categorie 2; c. € 50,00 bij een gedraging uit categorie 3, waarbij het benadelingsbedrag lager is dan € 500,00; € 150,00 bij een gedraging uit categorie 3, waarbij het benadelingsbedrag groter dan of gelijk is aan € 500,00 maar lager is dan € 1.500,00; € 350,00 bij een gedraging uit categorie 3, waarbij het benadelingsbedrag groter dan of gelijk is aan € 1.500,00 maar lager is dan € 3.500,00; € 600,00 bij een gedraging uit categorie 3, waarbij het benadelingsbedrag groter dan of gelijk is aan € 3.500,00 maar lager is dan de grens van het aangiftebedrag van het Openbaar Ministerie; d. de gehele bijstandsnorm, als bedoeld in hoofdstuk 3, paragrafen 3.2 en 3.3, van de wet, bij een gedraging uit categorie 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 2, wordt de verlaging op de bijstand, als bedoeld in hoofdstuk 3, paragrafen 3.2 en 3.3., van de wet gedurende drie maanden vastgesteld op de gehele bijstandsnorm als bedoeld in hoofdstuk 3, paragrafen 3.2 en 3.3, van de wet bij een gedraging uit categorie 5. In afwijking van het gestelde in het eerste lid bedraagt de verlaging niet meer dan het maandbedrag dat aan bijstand voor uitbetaling in aanmerking komt. Het college kan jaarlijks per 1 januari de bedragen als genoemd in lid 1, onderdelen a, b en c aanpassen door middel van indexering. De bedragen na indexering worden afgerond op een veelvoud van € 5,00.
Artikel 6
Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan
Indien een beroep op bijstand door belanghebbende het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan en er geen sprake is van een gedraging die is ingedeeld in een categorie als omschreven in artikel 4, dan wordt de bijstand verlaagd met inachtneming van de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert. Artikel 7 1.
Zeer ernstig misdragen
Indien naar de mening van het college sprake is van het zich zeer ernstig misdragen door belanghebbende die bijstand ontvangt of daartoe een aanvraag indient, wordt de bijstand verlaagd met inachtneming van de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.
5-11-2007
Q
2.
In aanvulling op het eerste lid kan, conform het bepaalde in het gemeentelijk agressieprotocol, door of namens het college aangifte worden gedaan bij de politie dan wel de toegang tot het stadhuis worden ontzegd.
Artikel 8 1. 2.
Als een belanghebbende zich gelijktijdig schuldig maakt aan diverse verwijtbare gedragingen als beschreven in artikel 4, wordt voor het bepalen van de hoogte van de verlaging uitgegaan van cumulatie van, de in artikel 5, lid 1, genoemde bedragen. De duur van de verlaging als bedoeld in artikel 5 wordt verdubbeld indien de belanghebbende zich binnen 12 maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde of een hogere categorie.
Artikel 9 1.
2.
2. 3.
2.
De wijze van oplegging van de verlaging
De verlaging wordt opgelegd: a. over de maand waarop de eerstvolgende reguliere uitkeringsbetaling betrekking heeft, indien het een persoon betreft die al een periodieke uitkering ontvangt; b. met ingang van de datum van toekenning van de uitkering, indien het een persoon betreft die nog geen uitkering ontvangt en hiervoor een aanvraag heeft ingediend. Indien de verlaging niet kan worden opgelegd omdat de uitkering inmiddels is beëindigd, dan wordt de verlaging alsnog gerealiseerd door middel van herziening van de eerder verstrekte uitkering. Indien de verlaging niet kan worden opgelegd met toepassing van lid 1 of lid 2 dan vindt bij een gedraging behorend tot één van de categorieën, zoals omschreven in artikel 4, onder a tot en met e, realisatie plaats door verlaging van de bijstand indien de belanghebbende binnen een periode van zes maanden opnieuw bijstand gaat ontvangen.
Artikel 11 1.
Afzien van het opleggen van een verlaging
Indien het niet of niet tijdig nakomen van een verplichting als bedoeld in categorie 3 niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand geeft het college een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van de verplichting. Een verlaging wordt wel opgelegd indien het niet of niet tijdig nakomen van die verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere waarschuwing is gegeven. Het college ziet af van verlaging van de uitkering bij het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen na verloop van een halfjaar na constatering door het college van de gedraging.
Artikel 10 1.
Gelijktijdigheid van verwijtbare gedragingen en recidive
Overgangsrecht
Op gedragingen die zich hebben voorgedaan voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening, maar waarvan de beoordeling plaatsvindt na inwerkingtreding van deze verordening is deze verordening van toepassing. Indien lid 1 aan de orde is wordt bij de bepaling van de afstemming meegewogen welke boete of maatregel zou zijn opgelegd als beoordeling voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening zou hebben plaatsgevonden.
Hoofdstuk 3 Artikel 12 1. 2.
Slotbepalingen
Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college
5-11-2007
Artikel 13
Nadere regels
Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening. Artikel 14
Uitvoering
De uitvoering van deze verordening berust bij het college. Artikel 15
Verantwoording
Over de uitvoering van deze verordening legt het college jaarlijks door middel van het beleidsverslag verantwoording af aan de raad. Artikel 16
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2004. Artikel 17
Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald: Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Oosterhout.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 mei 2004
de voorzitter
5-11-2007
de griffier
WW
w
gemeente
Oosterhout Re-integratieverordening Wet werk en bijstand
[Zoals deze luidt na vaststelling van de wijzigingsverordening WWB 2007[
De raad van de gemeente Oosterhout; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 april 2004; gelet op de artikelen 7 en 8 en 10, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet en met inachtneming van hetgeen is gesteld in "Subsidiering arbeidsplaatsen in het kader van re-integratie werkzoekenden: beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordening in het kader van de Wet werk en bijstand", zoals gepubliceerd in de Verzamelbrief april 2004 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.; overwegende dat het noodzakelijk is het aanbieden van re-integratievoorzieningen bij verordening te regelen; besluit vast te stellen: de "Re-integratieverordening Wet werk en bijstand, gemeente Oosterhout".
Hoofdstuk 1 Artikel 1 1. 2.
Algemene bepalingen
Begripsbepalingen
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht. In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet werk en bijstand (Staatsblad 2003; 375); b. IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; c. IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; d. Awb: de Algemene wet bestuursrecht; e. uitkeringsgerechtigde: de persoon met een uitkering ingevolge de wet, de IOAW of de IOAZ; f. Anw-er: de persoon met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet die als niet-werkende werkzoekende ingeschreven staat bij de Centrale organisatie werk en inkomen; g. Nugger: de niet-uitkeringsgerechtigde zoals omschreven in artikel 6, onder a, van de wet; h. jongere: de uitkeringsgerechtigde, Anw-er of Nugger niet ouder dan 23 jaar;
i.
werknemer in gesubsidieerde arbeid:
J-
voorziening:
k.
het college:
I. m.
de raad: algemeen geaccepteerde arbeid:
n.
beleidsplan
o. p.
CWI: deelnemer Work First:
q.
traject:
r.
sociale activering:
Hoofdstuk 2 Artikel 2 1.
2.
3.
2.
algemeen maatschappelijk aanvaarde betaalde arbeid, niet zijnde werkzaamheden in het kader van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw); plan als bedoeld in artikel 110 van de Gemeentewet gericht op de uitvoering van de Wet werk en bijstand; de Centrale organisatie werk en inkomen, de persoon voor wie de voorziening, als bedoeld in artikel 10 van de verordening, wordt ingezet, het geheel van activiteiten gericht op het verkrijgen en behouden van reguliere arbeid dan wel op het verhogen van de maatschappelijke participatie indien blijkt dat de afstand tot de arbeidsmarkt te groot is. het stimuleren van personen die langdurig werkloos zijn om maatschappelijk actief te worden en zo arbeidsinschakeling dan wel maatschappelijke participatie te bevorderen.
Beleid en financiën
Opdracht college
Het college biedt aan de uitkeringsgerechtigde tot 65 jaar, de Nugger en de Anw-er alsmede de persoon als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op arbeidsinschakeling. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod van ondersteuning en voorzieningen.
Artikel 3 1.
de werknemer als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet; een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet, deze verordening of het beleidsplan als bedoeld in artikel 3, eerste lid; het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout; de gemeenteraad van de gemeente Oosterhout;
Beleidsplan
De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening jaarlijks een beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering. Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid.
Artikel 4 1.
2. 3.
De volgende personen hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling: 1. de uitkeringsgerechtigde; 2. de Anw-er; 3. de Nugger; 4. de werknemer in de gesubsidieerde arbeid, die op de dag voorafgaande aan de invoering van de wet in deze gesubsidieerde arbeid werkzaam was; 5. de persoon als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening, het in artikel 3 genoemde beleidsplan, de beleidsregels en de uitvoeringsbesluiten. Geen aanspraak op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de reïntegratie van de belanghebbende.
Artikel 5 1. 2. 3.
4. 5.
2.
Verplichtingen van de cliënt
De persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken. De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening en in artikel 20 van de IOAW en artikel 20 van de IOAZ. Indien de persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen. De persoon die deelneemt aan een voorziening is verplicht tot het verstrekken van inlichtingen aan het college die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt traject en/of een geschikt re-integratie-instrument.
Artikel 6 1.
Aanspraak op ondersteuning
Criteria ontheffing verplichting in verband met arbeidsinschakeling
Met inachtneming van artikel 9, tweede lid, van de wet, onderscheidenlijk artikel 37a van de IOAW en artikel 37a IOAZ, verleent het college belanghebbende in ieder geval tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing van de in artikel 9, eerste lid, onderdeel a van de wet, onderscheidenlijk artikel 37, eerste lid, onderdeel a tot en met d, IOAW en artikel 37, eerste lid, onderdeel a tot en met d, IOAZ genoemde verplichtingen indien: 1. de combinatie van zorg en arbeid niet mogelijk is voor de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar; 2. belanghebbende om medische redenen niet in staat is om te werken; 3. belanghebbende van 57/4 jaar en ouder een onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Met inachtneming van artikel 9, tweede lid, van de wet, onderscheidenlijk artikel 37a van de IOAW en artikel 37a IOAZ, verleent het college belanghebbende in ieder geval tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing van de in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet, onderscheidenlijk artikel 37, eerste lid, onderdeel e, IOAW en artikel 37, eerste lid, onderdeel e, IOAZ genoemde verplichtingen indien: 1. de combinatie van zorg en voorziening niet mogelijk is voor de alleenstaande ouder, met kinderen tot 12 jaar; 2. belanghebbende om medische redenen niet in staat is deel te nemen aan een voorziening;
3. 3. 4.
belanghebbende van 5714 jaar en ouder een onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Ontheffing van de arbeidsplicht wordt slechts verleend voor een door het college vast te stellen periode. Op basis van een herbeoordeling kan het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen.
Artikel 7 1. 2. 3.
Sluitende aanpak jongeren
Elke jongere krijgt binnen 6 maanden na inschrijving bij de CWI een aanbod voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid. Het eerste lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt. Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid.
Artikel 8 - Subsidie- of budgetplafonds 1. 2. 3.
Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening. De plafonds genoemd in het eerste en tweede lid worden door het college vastgesteld nadat de gemeenteraad de kaders hiervoor heeft vastgesteld in de begroting en/of het beleidsplan sociale zekerheid.
Hoofdstuk 3
Voorzieningen
Artikel 9 Algemene bepalingen over voorzieningen 1. In het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen. 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden. 3. Het college kan een voorziening beëindigen: a. indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet niet nakomt; b. indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van deze verordening; c. indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening; d. indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling. 4. Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 10 tot en met 20 van deze verordening, met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsplan is bepaalde, nadere regels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op: a. de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden; b. de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen; c. de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling; d. de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies; e. de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten; f. het vragen van een eigen bijdrage; g. overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.
Artikel 9a
Onderzoek
Het college kan ten behoeve van een persoon voor wie een voorziening wordt ingezet of voor wie een voorziening wordt overwogen een onderzoek instellen naar de mogelijkheden van de persoon in verband met arbeidsinschakeling en deelname aan voorzieningen. Artikel 10 1. 2.
Work First
Het college kan besluiten werk aan te bieden volgens het zogenaamde "Work First model"; Het college stelt bij uitvoeringsbesluit nadere regels ten aanzien van het gestelde in het eerste lid.
Artikel 11 Werkstages 1. Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e, een werkstage aanbieden gericht op arbeidsinschakeling. 2. Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie. 3. De werkstage duurt maximaal 6 maanden. 4. Een werkstage in een bepaalde functie kan slechts eenmaal bij dezelfde werkgever worden verricht. 5. In een schriftelijke overeenkomst tussen de werkgever en de stagiair wordt tenminste het doel van de werkstage vastgelegd, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt. Artikel 12 1. 2.
Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e, f en g, een traject aanbieden. Een traject is gericht op het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid of, als dit vooralsnog niet mogelijk is, op sociale activering.
Artikel 13 1. 2. 3.
Trajecten
Loonkostensubsidie en/of no-risk polis
Het college kan loonkostensubsidie en/of een no-risk polis verstrekken aan werkgevers die met een persoon, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e en p, een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling. Bij uitvoeringsbesluit stelt het college regels ten aanzien van de duur van deze loonkostensubsidie en/of no-risk polis, de hoogte, en de verplichtingen die aan de loonkostensubsidie en/of no-risk polis worden verbonden. De loonkostensubsidie en/of no-risk polis wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed, er geen verdringing plaatsvindt.
Artikel 14 Scholing 1. Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e, f en g, en aan de personen voor wie een voorziening wordt ingezet een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling. 2. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximaal te vergoeden kosten.
Artikel 15 Overige vergoedingen 1. Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e, een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling. 2. Geen aanspraak op de in het eerste lid genoemde vergoedingen bestaat indien een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening die gezien haar aard en doel wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Artikel 15a Participatieplaatsen 1.
2. 3. 4.
Het college kan personen, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e, over wie het college van oordeel is dat de afstand tot de arbeidsmarkt (nog) niet overbrugd kan worden door inzet van een andere voorziening, toestaan om met behoud van uitkering maatschappelijk nuttige activiteiten te verrichten. Toestemming wordt verleend als onderdeel van een traject sociale activering en kan meerdere malen worden verleend. De periode waarvoor toestemming wordt verleend wordt afgestemd op de individuele situatie van de belanghebbende en bedraagt maximaal 2 jaar per keer. Na afloop van de periode waarvoor toestemming is verleend, wordt beoordeeld of nog steeds sprake is van een situatie als bedoeld in lid 1 van dit artikel.
Artikel 15b Schuldhulpverlening 1. 2.
Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e en aan de personen voor wie een voorziening wordt ingezet, schuldhulpverlening aanbieden als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor de arbeidsinschakeling. De belanghebbende is verplicht mee te werken aan een door het college aangeboden schuldhulpverlening.
Artikel 15c Inburgeringsvoorzieningen Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e, f en g, een inburgeringsvoorziening aanbieden. Artikel 15d Werkgeversarrangementen Het college kan in aanvulling op artikel 13 aan de werkgever ten behoeve van de personen, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e en p, wanneer zij een dienstverband met deze persoon aangaan, een combinatie aanbieden van de voorzieningen genoemd in de artikelen 9a, 11, 13 en 14. Hoofdstuk 4
Slotbepalingen
Artikel 15e Overgangsrecht Op voorzieningen die zijn aangevraagd voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening, maar waarvan de beoordeling plaatsvindt na inwerkingtreding van deze verordening is deze verordening van toepassing. Artikel 16 Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 17 Nadere regels Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening. Artikel 18 Uitvoering De uitvoering van deze verordening berust bij het college. Artikel 19 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2004. Artikel 20 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald: Re-integratieverordening wet werk en bijstand gemeente Oosterhout.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 mei 2004 de voorzitter
de griffier
WW
w
gemeente
Oosterhout Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand
De raad van de gemeente Oosterhout; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 april 2004; gelet op de artikelen 7 en 8 en 10, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet; overwegende dat het noodzakelijk is het aanbieden van reïntegratievoorzieningen bij verordening te regelen; besluit vast te stellen: de "Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand, gemeente Oosterhout". Hoofdstuk 1 Artikel 1 1. 2.
Algemene bepalingen
Begripsbepalingen
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht. In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet werk en bijstand (Staatsblad 2003; 375); b. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; c. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; d. Awb: de Algemene wet bestuursrecht; e. uitkeringsgerechtigde: de persoon met een uitkering ingevolge de wet, de IOAW of de IOAZ; f. Anw-er: de persoon met een uitkering ingevolgde de Algemene nabestaandenwet die als niet-werkende werkzoekende ingeschreven staat bij de Centrale organisatie werk en inkomen; g. Nugger: de niet-uitkeringsgerechtigde zoals omschreven in artikel 6, onder a, van de wet; h. jongere: de uitkeringsgerechtigde, Anw-er of Nugger niet ouder dan 23 jaar; i. werknemer in gesubsidieerde arbeid: de werknemer als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet; j. voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet, deze verordening of het beleidsplan als bedoeld in artikel 3, eerste lid; k. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout; l. de raad: de gemeenteraad van de gemeente Oosterhout;
5-11-2007
1
m. n.
algemeen geaccepteerde arbeid: beleidsplan:
o.
CWI:
Hoofdstuk 2 Artikel 2 1.
2.
3.
2.
2. 3.
2. 3.
Beleidsplan
Aanspraak op ondersteuning
De volgende personen hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling: a. de uitkeringsgerechtigde; b. de Anw-er; c. de Nugger; d. de werknemer in de gesubsidieerde arbeid, die op de dag voorafgaande aan de invoering van de wet in deze gesubsidieerde arbeid werkzaam was; e. de persoon als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening, het in artikel 3 genoemde beleidsplan, de beleidsregels en de uitvoeringsbesluiten. Geen aanspraak op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de reïntegratie van de belanghebbende.
Artikel 5 1.
Opdracht college
De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening jaarlijks een beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering. Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag sluit aan bij het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet.
Artikel 4 1.
Beleid en financiën
Het college biedt aan de uitkeringsgerechtigde tot 65 jaar, de Nugger en de Anw-er alsmede de persoon als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbenden, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.
Artikel 3 1.
iedere vorm van betaalde arbeid; plan als bedoeld in artikel 110 van de Gemeentewet gericht op de uitvoering van de Wet werk en bijstand; de Centrale organisatie werk en inkomen.
Verplichtingen van de cliënt
Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken. De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is
5-11-2007
4. 5.
bepaald in de afstemmingsverordening en conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 20 van de IOAW en artikel 20 van de IOAZ. Indien de persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen. De persoon die deelneemt aan een voorziening is verplicht tot het verstrekken van inlichtingen aan het college die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt traject en/of een geschikt reïntegratie-instrument.
Artikel 6 1.
2.
3. 4.
Met inachtneming van artikel 9, tweede lid, van de wet, onderscheidenlijk artikel 37a van de IOAW en artikel 37a IOAZ, verleent het college belanghebbende in ieder geval tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing van de in artikel 9, eerste lid, onderdeel a van de wet, onderscheidenlijk artikel 37, eerste lid, onderdeel a tot en met d, IOAW en artikel 37, eerste lid, onderdeel a tot en met d, IOAZ genoemde verplichtingen indien: a. de combinatie van zorg en arbeid niet mogelijk is voor de alleenstaande ouder, met kinderen tot 12 jaar; b. belanghebbende om medische redenen niet in staat is om te werken; c. belanghebbende van 57Vz jaar en ouder een onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Met inachtneming van artikel 9, tweede lid, van de wet, onderscheidenlijk artikel 37a van de IOAW en artikel 37a IOAZ, verleent het college belanghebbende in ieder geval tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing van de in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet, onderscheidenlijk artikel 37, eerste lid, onderdeel e, IOAW en artikel 37, eerste lid, onderdeel e, IOAZ genoemde verplichtingen indien: a. de combinatie van zorg en voorziening niet mogelijk is voor de alleenstaande ouder, met kinderen tot 12 jaar; b. belanghebbende om medische redenen niet in staat is deel te nemen aan een voorziening; c. belanghebbende van 57/4 jaar en ouder een onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt heen. Ontheffing van de arbeidsplicht wordt slechts verleend voor een door het college vast te stellen periode. Op basis van een herbeoordeling kan het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen.
Artikel 7 1. 2. 3.
2. 3.
Sluitende aanpak jongeren
Elke jongere krijgt binnen 6 maanden na inschrijving bij de CWI een aanbod voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid. Het eerste lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt. Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid.
Artikel 8 1.
Criteria ontheffing verplichting in verband met de inschakeling in de arbeid
Budget- en subsidieplafonds
Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening. De plafonds genoemd in het eerste en tweede lid worden door het college vastgesteld nadat de gemeenteraad de kaders hiervoor heeft vastgesteld in de begroting en/of het beleidsplan sociale zekerheid.
Hoofdstuk 3
5-11-2007
Voorzieningen
Artikel 9 1. 2. 3.
4.
In het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden. Het college kan een voorziening beëindigen: a. indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet niet nakomt; b. indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van deze verordening; c. indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening; d. indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling. Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 10 tot en met 15 van deze verordening, met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsplan is bepaalde, nadere regels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op: a. de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden; b. de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen; c. de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling; d. de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies; e. de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten; f. het vragen van een eigen bijdrage; g. overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.
Artikel 10 1. 2.
2. 3. 4.
2.
2.
Sociale activering
Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een reïntegratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering. Onder sociale activering wordt verstaan het stimuleren van personen die langdurig werkloos zijn om maatschappelijk actief te worden ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling.
Artikel 13 1.
Werkstages
Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e, een werkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling. Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie. De werkstage duurt maximaal 6 maanden. In een schriftelijke overeenkomst tussen werkgever en de stagiair worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.
Artikel 12 1.
Work-first
Het college kan besluiten aan nader te bepalen doelgroepen werk aan te bieden volgens het zogenaamde "Work-first model"; Nadere uitvoeringsregels over het gestelde in het eerste lid worden met inachtneming van de hiervoor geldende wet en regelgeving vastgesteld.
Artikel 11 1.
Algemene bepalingen over voorzieningen
Loonkostensubsidies gericht op reïntegratie
Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e, een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling. Bij uitvoeringsbesluit stelt het college regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.
5-11-2007
A
3.
De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.
Artikel 14 1. 2. 3.
Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling. De in het eerste lid bedoelde scholing kan aangeboden worden in de vorm van een subsidie in de kosten van deze scholing. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximaal te vergoeden kosten.
Artikel 15 1.
2.
Scholing
Overige vergoedingen
Het college kan een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling. Het gaat hierbij in ieder geval om: a. verhuiskosten; b. reiskosten; c. kosten voor kinderopvang; d. kosten van werkaanvaarding. Geen aanspraak op de in het eerste lid genoemde vergoedingen bestaat indien een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening die gezien haar aard en doel wordt geacht voor belanghebbende toereikend en passend te zijn.
Hoofdstuk 4
Artikel 16
Slotbepalingen
Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 17
Nadere regels
Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening. Artikel 18
Uitvoering
De uitvoering van deze verordening berust bij het college. Artikel 19
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2004. Artikel 20
Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald: Reïntegratieverordening wet werk en bijstand gemeente Oosterhout.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 mei 2004
de voorzitter 5-11-2007
de griffier 5