Bijlage Mededeling CBFA_2009_31-7
Richtsnoeren voor de door Richtlijn 2007/44/EG vereiste prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector VERTALING van het document CEBS/2008/214, CEIOPS-3L3-19/08, CESR/08-543b
1
Inhoudsopgave Inleiding I.
Achtergrond
II. Algemene beginselen A/ Beoordelingsproces a. Tijdslimieten voor de kennisgevingen en de overlegging van informatie door de kandidaat-verwerver en voor de prudentiële beoordeling door de bevoegde autoriteit b. Kennisgevingsvereiste c. Bevoegde toezichthoudende doelentiteit')
autoriteit
d. Voorafgaande contacten tussen toezichthouder van de doelentiteit
de
('toezichthouder kandidaat-verwerver
van
de
en
de
B/ Evenredigheidsbeginsel C/ Prudentiële toezicht
beoordeling
van
verwervingen
vs.
permanent
prudentieel
Eerste beoordelingscriterium : reputatie van de kandidaat-verwerver I. Definitie en reikwijdte II. Integriteit a/ Te beoordelen situaties b/ Te beoordelen personen c/ Toepassing van het evenredigheidsbeginsel III. Vakbekwaamheid a/ Te beoordelen personen b/ Toepassing van het evenredigheidsbeginsel IV. Praktische aspecten van het samenwerkingsproces a/ Integriteitsvereisten i. Kandidaat-verwerver die onderworpen is aan het toezicht van dezelfde bevoegde toezichthouder of van een andere bevoegde toezichthouder in hetzelfde land of in een andere lidstaat ii. Kandidaat-verwerver die onderworpen is aan het toezicht van een bevoegde toezichthouder in een derde land b/ Vakbekwaamheid i. Kandidaat-verwerver die onderworpen is aan het toezicht van dezelfde bevoegde toezichthouder of van een andere bevoegde toezichthouder in hetzelfde land of in een andere lidstaat ii. Kandidaat-verwerver die onderworpen is aan het toezicht van een bevoegde toezichthouder in een derde land Tweede beoordelingscriterium : reputatie en ervaring van de personen die het bedrijf feitelijk gaan leiden Definitie en reikwijdte Derde beoordelingscriterium : verwerver
financiële
soliditeit
Definitie en reikwijdte Toepassing van het evenredigheidsbeginsel Praktische aspecten van het samenwerkingsproces 2
van
de kandidaat-
Vierde beoordelingscriterium : Naleving van de prudentiële vereisten Definitie en reikwijdte Prudentiële vereisten Toepassing van het evenredigheidsbeginsel Vijfde beoordelingscriterium : Vermoeden van witwassen of financiering van terrorisme Definitie en reikwijdte Praktische aspecten van het samenwerkingsproces Leidraad voor een betere coördinatie en vlottere informatie-uitwisseling tussen toezichthouders I.
Doelstellingen
II. Praktische aspecten van de leidraad A/ Aanvang van de samenwerking B/ Samenwerking en informatie-uitwisseling Bijlage I - Verklarende woordenlijst Bijlage II - Lijst van de informatie die vereist is voor de beoordeling van een verwerving Beginselen Deel I - Algemene informatievereisten 1. Identiteit van de kandidaat-verwerver a. De kandidaat-verwerver is een natuurlijk persoon b. De kandidaat-verwerver is een rechtspersoon : c. De kandidaat-verwerver is een bestaande trust of een trust die mogelijk uit de verwerving zal voortvloeien : 2. Bijkomende informatie over de kandidaat-verwerver a. De kandidaat-verwerver is een natuurlijk persoon : b. De kandidaat-verwerver is een rechtspersoon : 3. Informatie over de verwerving 4. Informatie over de financiering van de verwerving Deel II -
Aanvullende informatievereisten afhankelijk van participatieniveau A: Wijziging in de controle B: Gekwalificeerde deelneming zonder wijziging in de controle a) Gekwalificeerde deelneming van minder dan 20% b) Gekwalificeerde deelneming tussen 20% en 50%
3
het
beoogde
Inleiding
I. ACHTERGROND 1.
Deze richtsnoeren moeten worden gelezen tegen de achtergrond van Richtlijn 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 20071 (hierna "de Richtlijn" genoemd). Die Richtlijn wijzigt de Europese prudentiële richtlijnen die van toepassing zijn op de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen (hierna samen "de financiële instellingen" genoemd), door de invoering van identieke procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector2.
2.
De belangrijkste doelstelling van de Richtlijn bestaat erin te zorgen voor de nodige rechtszekerheid, duidelijkheid en voorspelbaarheid met betrekking tot zowel het beoordelingsproces als het resultaat daarvan, door :
3.
i.
de voorwaarden te harmoniseren waaronder de kandidaat-verwerver van een deelneming in een financiële instelling zijn beslissing ter kennis moet brengen van de bevoegde autoriteit belast met het prudentieel toezicht op de financiële instelling die het doelwit van de verwerving is (hierna "de doelentiteit" genoemd);
ii.
een duidelijke en transparante procedure uit te werken voor de prudentiële beoordeling van de voorgenomen verwerving door de bevoegde autoriteiten, inclusief het vastleggen van de maximumtermijn voor de voltooiing van die beoordeling;
iii.
duidelijke criteria van strikt prudentiële aard te specificeren die de bevoegde autoriteiten dienen toe te passen in het kader van het beoordelingsproces; en
iv.
ervoor te zorgen dat de kandidaat-verwerver weet welke informatie hij aan de bevoegde autoriteiten dient te verstrekken opdat zij de voorgenomen verwerving volledig en tijdig zouden kunnen beoordelen.
Door de steeds verdere integratie van de financiële markten en het veelvuldig voorkomen van groepsstructuren die de grenzen van verschillende lidstaten overschrijden, is het mogelijk dat één enkele verwerving van een gekwalificeerde deelneming in verschillende lidstaten
1
Richtlijn 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot wijziging van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2002/38/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG en 2006/48/EG wat betreft procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector ("de wijzigingsrichtlijn") (PB L 247, 21.9.2007, p. 1).
2
Deze wijzigingen zijn aangebracht in Richtlijn 92/49/EEG (schadeverzekering), Richtlijn 2002/83/EG (levensverzekering), Richtlijn 2004/39/EG (MiFID), Richtlijn 2005/68/EG (herverzekering) en Richtlijn 2006/48/EG (kredietinstellingen - kapitaalvereisten).
4
onder de loep wordt genomen. Dit was de aanleiding voor de goedkeuring van een richtlijn gebaseerd op het beginsel van de maximale harmonisatie van de procedureregels en de evaluatiecriteria in de hele Europese Gemeenschap, waarbij de lidstaten geen strengere regels meer kunnen vaststellen. Bovendien zijn daardoor nu identieke bepalingen van toepassing in de drie financiële sectoren. 4.
Om de doelstellingen van de Richtlijn te kunnen verwezenlijken, dienen de toezichthouders in de hele Europese Gemeenschap en in de drie financiële sectoren nauw samen te werken op het vlak van zowel de informatieuitwisseling als de beoordeling van prudentiële kwesties of bekommernissen in verband met de financiële instellingen waarop zij toezicht houden, en dienen zij werk te maken van een grotere convergentie van hun toezichtspraktijken, en dit binnen het nieuw gemeenschappelijk juridisch kader voor de prudentiële beoordeling van verwervingen.
5.
De 3L3-comités van de Europese financiële toezichthouders (CEBS, CESR en CEIOPS) zijn daarom overeengekomen om samen te werken teneinde: i.
tot een gemeenschappelijke overeenstemming te komen over de vijf beoordelingscriteria waarvan sprake in de Richtlijn, wat een conditio sine qua non is om hun toezichtspraktijken op elkaar te kunnen afstemmen;
ii.
passende samenwerkingsafspraken te maken die een adequate en tijdige informatiestroom tussen de toezichthouders garanderen, gelet op de korte tijdsspanne waarin de Richtlijn voorziet voor de voltooiing van de prudentiële beoordelingen; en
iii. een exhaustieve en geharmoniseerde lijst op te stellen van de gegevens die kandidaat-verwervers dienen op te nemen in hun kennisgevingen aan de bevoegde toezichthoudende autoriteiten. II. ALGEMENE BEGINSELEN A. Beoordelingsproces a.
TIJDSLIMIETEN VOOR DE KENNISGEVINGEN EN DE OVERLEGGING VAN INFORMATIE DOOR DE KANDIDAAT-VERWERVER EN VOOR DE PRUDENTIËLE BEOORDELING DOOR DE BEVOEGDE AUTORITEIT
6.
Eén van de doelstellingen van de Richtlijn is de uitbouw van het prudentieel beoordelingsproces met betrekking tot verwervingen en vergrotingen van gekwalificeerde deelnemingen : i.
De kandidaat-verwerver dient zijn beslissing vooraf ter kennis te brengen van de toezichthouder van de doelentiteit. Bij die kennisgeving dient hij alle informatie te voegen die de bevoegde autoriteit nodig heeft voor de prudentiële beoordeling van de voorgenomen verwerving.
5
ii.
Binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving en van alle vereiste informatie dient de bevoegde autoriteit de kandidaat-verwerver een schriftelijke ontvangstbevestiging van de kennisgeving en van de informatie te zenden, met vermelding van de datum waarop de beoordelingsperiode afloopt.
iii. De beoordelingsperiode is normaliter beperkt tot maximum 60 werkdagen na de datum van de schriftelijke ontvangstbevestiging van de kennisgeving en van de informatie door de bevoegde autoriteit. iv. Wanneer de door de kandidaat-verwerver overgelegde informatie, hoewel theoretisch volledig, toch ontoereikend blijkt om de prudentiële beoordeling mogelijk te maken, mogen de bevoegde autoriteiten, doch niet na de vijftigste werkdag van de beoordelingsperiode, schriftelijk om alle aanvullende informatie verzoeken die zij noodzakelijk achten. De beoordelingsperiode wordt dan onderbroken tot de autoriteiten het antwoord van de kandidaat-verwerver hebben ontvangen. Over het algemeen mag die onderbreking ten hoogste 20 werkdagen duren3. v. De beslissing van de bevoegde autoriteiten om zich tegen de voorgenomen verwerving te verzetten, dient binnen twee dagen na het nemen van die beslissing schriftelijk ter kennis te worden gebracht van de kandidaat-verwerver. Indien de bevoegde autoriteiten zich vóór het einde van de beoordelingsperiode niet tegen de voorgenomen verwerving verzetten, wordt deze geacht te zijn goedgekeurd. 7.
Om te voorkomen dat het beoordelingsproces onnodige vertraging zou oplopen, is het essentieel dat de kandidaat-verwerver de bevoegde toezichthoudende autoriteit onverwijld alle vereiste informatie bezorgt, samen met de kennisgeving van zijn beslissing. De beoordelingsperiode start pas na overlegging van alle vereiste informatie. Daarom wordt de (als Bijlage II bij deze richtsnoeren opgenomen) lijst van de voor de beoordeling vereiste informatie die de lidstaten, krachtens de Richtlijn, moeten publiceren, als een exhaustieve lijst beschouwd.
8.
In sommige gevallen zal de toezichthouder van de doelentiteit de kandidaat-verwerver niet hoeven te vragen om alle informatie over te leggen die op de gepubliceerde lijst is vermeld, bijvoorbeeld als hij bepaalde gegevens al in zijn bezit heeft of als een andere toezichthoudende autoriteit hem die kan bezorgen. In dergelijke gevallen dient de toezichthouder van de doelentiteit de kandidaat-verwerver expliciet vrij te stellen van de overlegging van bepaalde gegevens.
9.
In andere gevallen kan de toezichthouder van de doelentiteit, na analyse van de door de kandidaat-verwerver overgelegde informatie die theoretisch volledig is, toch van oordeel zijn aanvullende informatie nodig te hebben om de voorgenomen verwerving te kunnen beoordelen. In die gevallen mag de
3
Indien de kandidaat-verwerver buiten de EER is gevestigd of aan reglementering is onderworpen, of indien hij in de EER niet aan toezicht is onderworpen, kan de onderbreking tot ten hoogste 30 werkdagen worden verlengd.
6
toezichthouder de kandidaat-verwerver schriftelijk om de overlegging van die aanvullende informatie verzoeken. De toezichthouder wordt ertoe aangespoord om zijn verzoek om aanvullende informatie zo vroeg mogelijk tijdens het beoordelingsproces over te leggen. Met dat verzoek start voornoemde onderbreking van de beoordelingsperiode. De aanvullende informatie wordt per definitie niet als dusdanig op de lijst van vereiste gegevens vermeld, maar zij verduidelijkt en vervolledigt de conform die lijst overgelegde informatie. 10.
Zo mogelijk wordt de toezichthouder van de doelentiteit ertoe aangespoord om de kandidaat-verwerver er, zo snel mogelijk na het nemen van zijn beslissing en in elk geval vóór het einde van de beoordelingsperiode, van in kennis te stellen dat hij geen bezwaar heeft tegen de voorgenomen verwerving. Als bepaalde informatie vals of vervalst is, waardoor de conclusies van de bevoegde toezichthouder mogelijk onjuist zijn, moet die weigeren om de voorgenomen verwerving goed te keuren. b. KENNISGEVINGSVEREISTE
11.
Volgens de Richtlijn dient een kandidaat-verwerver de toezichthouder van de doelentiteit in kennis te stellen van een voorgenomen verwerving, zodra hij heeft beslist om een gekwalificeerde deelneming in de doelentiteit te verwerven, te vergroten of te verkleinen.
12.
Een dergelijke kennisgeving is ook vereist als de kandidaat-verwerver een drempel onvrijwillig overschrijdt, of wanneer personen in onderlinge overeenstemming handelen4, of bij een verkleining van een bestaande deelneming 5.
13.
Als aanzienlijke deelnemingen onrechtstreeks door één of meer derde partijen worden gehouden, dienen, bij een drempeloverschrijding, alle personen binnen de keten van deelnemingen te worden beoordeeld in het licht van de vijf beoordelingscriteria. Aan dit vereiste kan worden voldaan door middel van de beoordeling van de persoon bovenaan de keten en van de personen die rechtstreeks aandelen bezitten in de doelentiteit, tenzij de toezichthouder van de doelentiteit twijfels heeft over aandeelhouders op tussenliggende niveaus binnen de keten. c.
BEVOEGDE
TOEZICHTHOUDENDE
AUTORITEIT
('TOEZICHTHOUDER
VAN
DE
DOELEINTITEIT')
14. Overweging 10 van de Richtlijn bepaalt dat "de verantwoordelijkheid voor het
definitieve besluit betreffende de prudentiële beoordeling blijft berusten bij de bevoegde autoriteit belast met het toezicht op de entiteit die het doelwit van de verwerving is" (i.e. de "toezichthouder van de doelentiteit"). Als de kandidaat-verwerver een financiële instelling is waarop binnen de Europese 4
De begrippen "onvrijwillige drempeloverschrijding" en "handelen in onderlinge overeenstemming" worden allebei gedefinieerd in het glossarium.
5
Bij een verkleining van een deelneming wordt niet de aandeelhouder beoordeeld die zijn deelneming verkleint, maar mogelijk wel de kandidaat-verwerver van de aandelen die worden verkocht.
7
Economische Ruimte toezicht wordt uitgeoefend door een andere toezichthoudende autoriteit (i.e. de "toezichthouder van de kandidaatverwerver"), dient de toezichthouder van de doelentiteit echter ten volle rekening te houden met het advies van de toezichthouder van de kandidaatverwerver, in het bijzonder met betrekking tot de beoordelingscriteria die rechtstreeks verband houden met de kandidaat-verwerver. In voorkomend geval, zou, in het kader van de samenwerking tussen toezichthouders, een beroep kunnen worden gedaan op bestaande toezichtscolleges of op toezichtscolleges die mogelijk in de toekomst worden opgericht conform nieuwe prudentiële richtlijnen. 15. Als
de doelentiteit waarop de voorgenomen verwerving rechtstreeks betrekking heeft, op haar beurt rechtstreeks of onrechtstreeks dochterondernemingen controleert die financiële instellingen zijn die onderworpen zijn aan het toezicht van andere bevoegde toezichthouders uit de EER, zal ook elk van die dochterondernemingen onrechtstreeks als een "doelentiteit" worden beschouwd. Bijgevolg zullen ook de bevoegde autoriteiten die instaan voor het prudentieel toezicht op die dochterondernemingen, als "toezichthouders van de doelentiteit" worden beschouwd en zal de kandidaat-verwerver elk van die toezichthouders in kennis moeten stellen van zijn voorgenomen verwerving. Naar analogie van wat bepaald wordt in overweging 10 van de Richtlijn dienen, in dergelijke gevallen, de bevoegde autoriteiten, bij wie de verantwoordelijkheid voor het definitieve besluit betreffende de prudentiële beoordeling van de instellingen onder hun toezicht blijft berusten, nauw met elkaar samen te werken en ten volle met elkaars adviezen rekening te houden.
d. VOORAFGAANDE
CONTACTEN
TUSSEN
DE
KANDIDAAT-VERWERVER
EN
DE
TOEZICHTHOUDER VAN DE DOELENTITEIT
16. Overweging 7 van de Richtlijn luidt als volgt : "Regelmatige contacten tussen
de kandidaat-verwerver en de bevoegde autoriteit voor de gereglementeerde doelentiteit kunnen ook reeds vóór de formele kennisgeving worden aangevangen. Een dergelijke samenwerking dient uit te gaan van een oprechte inspanning om elkaar te helpen, waardoor bijvoorbeeld onverwachte verzoeken om informatie of het verstrekken van informatie laat in de beoordelingsperiode kunnen worden voorkomen." 17. Dergelijke voorafgaande contacten met de toezichthouder van de doelentiteit
kunnen bijzonder nuttig blijken wanneer de voorgenomen verrichting complex is voor zowel de kandidaat-verwerver als de toezichthouder van de doelentiteit (bv. ingevolge de verrichting zelf, de complexiteit van de groepsstructuur van de kandidaat-verwerver, de structuur van de doelentiteit, enz.).
B. Evenredigheidsbeginsel 18. De Richtlijn past op de beoordelingen het evenredigheidsbeginsel toe. Dit
beginsel, waarvan sprake is in overwegingen 5, 8 en 9, is zowel van 8
toepassing op de samenstelling van de vereiste informatie als op de beoordelingsprocedures. Welke informatie de kandidaat-verwerver precies dient te verstrekken, kan afhankelijk zijn van zijn specifieke kenmerken (rechtspersoon vs. natuurlijk persoon, financiële instelling onder toezicht vs. andere entiteit, de betrokken financiële instelling is al dan niet aan toezicht onderworpen in de EER of een gelijkwaardig derde land, ...), van de specifieke kenmerken van de voorgenomen verrichting (intragroepsverrichting vs. "externe" verrichting, ...), van de graad van betrokkenheid van de kandidaat-verwerver bij het management van de doelentiteit, of van de omvang van de te verwerven deelneming. 19. Het evenredigheidsbeginsel impliceert bijvoorbeeld dat passende informatie
dient te worden verstrekt aan de toezichthouder van de doelentiteit wanneer, binnen de groep van een bestaande aandeelhouder, intragroepsverrichtingen worden uitgevoerd die niet zorgen voor echte of aanzienlijke veranderingen in de rechtstreekse of uiteindelijke aandeelhoudersstructuur van de financiële instelling. De groep van de betrokken aandeelhouder hoeft echter niet opnieuw te worden beoordeeld, omdat de verrichting geen impact heeft op de invloed die zij uitoefent op de financiële instelling. 20. Ook als de kandidaat-verwerver een portefeuillebeheerder (asset manager) is
die de deelnemingen van zijn cliënten beheert (ICBE's of houders van private portefeuilles), geldt het evenredigheidsbeginsel als volgt : doorgaans hoeven geen kennisgeving of prudentiële beoordeling te worden verricht aangezien : o
de bestaande regels verhinderen dat elke individuele ICBE of de portefeuillebeheerder die optreedt voor rekening van de door hem beheerde beleggingsfondsen, een invloed van betekenis uitoefent op de emittenten (zie artikel 25 van de UCITS-richtlijn) ;
o
de portefeuillebeheerders de stemrechten die zij in naam van hun cliënten uitoefenen, enkel dienen te bundelen als zij vrij kunnen beslissen hoe zij die stemrechten uitoefenen, i.e. wanneer zij geen specifieke instructies van iedere cliënt hebben ontvangen over de manier waarop hun stemrechten moeten worden uitgeoefend ;
o
zelfs wanneer de portefeuillebeheerders vrij kunnen beslissen zij de stemrechten van hun cliënten uitoefenen, de door nagestreefde doelstellingen in het kader van hun activiteit vermogensbeheerder en een degelijke diversificatie van portefeuilles over het algemeen verhinderen dat kennisgevingsdrempels overschrijden of de controle over emittent verwerven;
hoe hen als de zij een
als zij bij een drempeloverschrijding toch een kennisgeving dienen te verrichten : o is het mogelijk dat de omvang van de informatie die zij dienen te verstrekken (zie inzonderheid deel II van de als bijlage opgenomen 9
lijst van vereiste informatie), wordt afgestemd op de omvang van de te verwerven deelneming en het niveau van betrokkenheid bij het management van de doelentiteit ; o als de portefeuillebeheerder in de EER of een gelijkwaardig derde land gereglementeerd en aan toezicht onderworpen is, mag de toezichthouder van de doelentiteit hem vrijstellen van de verstrekking van bepaalde gegevens conform de in voetnoot 19 vermelde procedures. 21. In bepaalde omstandigheden, zoals bij verwervingen via een openbare
aanbieding, kan de kandidaat-verwerver problemen ondervinden bij het verzamelen van de benodigde informatie om een volledig bedrijfsplan te kunnen opstellen. In die gevallen dient de kandidaat-verwerver die problemen onder de aandacht te brengen van de toezichthouder van de doelentiteit en hem te wijzen op die aspecten van het bedrijfsplan die op korte termijn nog kunnen veranderen (zie ook voetnoot 26). Anderzijds zal het evenredigheidsbeginsel in dergelijke omstandigheden zo worden toegepast dat de voorgenomen verwerving niet wordt geweigerd louter omdat bepaalde van de vereiste gegevens ontbreken, op voorwaarde weliswaar dat de gedeeltelijke informatie die wordt verstrekt, toereikend is om zicht te krijgen op het vermoedelijke resultaat van de verwerving voor de doelentiteit, en dat de kandidaat-verwerver zich ertoe verbindt om de ontbrekende informatie zo snel mogelijk na afronding van de verwerving te verstrekken. C. Prudentiële beoordeling van verwervingen vs. permanent prudentieel toezicht 22. De Richtlijn spitst zich toe op de prudentiële beoordeling van een kandidaat-
verwerver op het moment van de verwerving of de vergroting van een gekwalificeerde deelneming in een financiële instelling. De Richtlijn verandert echter niets aan de bevoegdheid van de toezichthoudende autoriteit om er permanent op toe te zien dat de bestaande gekwalificeerde aandeelhouders van financiële instellingen onder toezicht "fit and proper" zijn, en om haar wettelijke bevoegdheden uit te oefenen wanneer een bestaand aandeelhouder niet langer over de vereiste kwaliteiten blijkt te beschikken, en beperkt die bevoegdheid ook niet.
10
Eerste beoordelingscriterium Reputatie van de kandidaat-verwerver
I.
DEFINITIE EN REIKWIJDTE
23. Overweging 8 van de Richtlijn handelt over de reputatie van de kandidaat-
verwerver : "Wat de prudentiële beoordeling betreft, houdt het criterium "reputatie van de kandidaat-verwerver" in dat wordt nagegaan of er twijfel bestaat over de integriteit en vakbekwaamheid van de kandidaat-verwerver en of deze twijfel gerechtvaardigd is. Dergelijke twijfel kan bijvoorbeeld ontstaan op grond van commerciële praktijken in het verleden. De beoordeling van de reputatie is met name van belang indien de kandidaat-verwerver een nietgereglementeerde entiteit is maar zou gegeven moeten zijn indien de verwerver in de Europese Unie een vergunning is verleend en hij aldaar aan toezicht is onderworpen". 24. De beoordeling van de reputatie van de kandidaat-verwerver betreft dus de
volgende twee elementen : - zijn integriteit, en - zijn vakbekwaamheid. II.
INTEGRITEIT
a / Te beoordelen situaties 25. Zonder bewijs van het tegendeel wordt de kandidaat-verwerver over het
algemeen geacht over een goede reputatie te beschikken, i.e. "betrouwbaar" te zijn. 26. De
integriteitsvereisten impliceren dat de kandidaat-verwerver geen negatieve antecedenten heeft. Dit begrip wordt nader gedefinieerd in de nationale wetten of reglementeringen, hoewel het in al die teksten niet noodzakelijk dezelfde lading dekt. De toezichthouder van de doelentiteit behoudt de discretionaire bevoegdheid om te bepalen welke andere situaties twijfel kunnen doen rijzen over de betrouwbaarheid van de kandidaatverwerver.
27. De toezichthouders dienen bijzondere aandacht te besteden aan de volgende
situaties, die twijfel kunnen doen rijzen over de betrouwbaarheid van de kandidaat-verwerver : veroordeling voor een ter zake doend strafrechtelijk misdrijf : bijzondere aandacht dient te worden besteed o
aan alle misdrijven waarvan sprake in de wetten over het bank-, financieel, effecten- of verzekeringsbedrijf of over effectenmarkten, 11
effecten of betaalinstrumenten, inclusief de wetten over witwaspraktijken, marktmanipulatie, misbruik van voorkennis en woekerpraktijken, o
aan alle misdrijven op het vlak van oneerlijkheid, fraude of financiële criminaliteit, en aan andere misdrijven krachtens de vennootschaps-, faillissements-, insolventie- of consumentenbeschermingswetgeving6;
ook alle ter zake doende strafrechtelijke misdrijven die het voorwerp van een gerechtelijke procedure uitmaken of hebben uitgemaakt, kunnen relevant zijn, omdat zij twijfel kunnen doen rijzen over de integriteit van de kandidaat-verwerver en kunnen impliceren dat hij niet aan de integriteitsvereisten voldoet. 28. Niet alleen rechterlijke beslissingen en lopende gerechtelijke procedures
kunnen een impact hebben op de integriteit van de kandidaat-verwerver. Ook met volgende situaties dient rekening te worden gehouden, omdat zij twijfel kunnen doen rijzen over de integriteit van de kandidaat-verwerver : lopende of vroegere onderzoeken naar en/of dwangmaatregelen ten aanzien van de kandidaat-verwerver, of de oplegging van administratieve sancties op grond van de niet-naleving van de bepalingen over het bank-, financieel, effecten- of verzekeringsbedrijf, van de bepalingen over effectenmarkten, effecten of betaalinstrumenten, of van de wetgeving inzake financiële diensten, of lopende of vroegere onderzoeken uitgevoerd en/of dwangmaatregelen genomen door andere regelgevende of beroepsentiteiten op grond van de niet-naleving van relevante bepalingen. 29. Bij de beoordeling van de integriteit van de kandidaat-verwerver dient niet
enkel rekening te worden gehouden met rechterlijke of administratieve beslissingen of procedures, maar moet ook zijn correctheid bij vroegere zakelijke activiteiten worden onderzocht ; het gebrek daaraan zou de integriteit en de betrouwbaarheid van de kandidaat-verwerver immers kunnen ondermijnen op het moment van de verwerving. Daarom dienen toezichthouders aandacht te besteden aan : alle bewijsmateriaal waaruit zou blijken dat de kandidaat-verwerver niet transparant, open en coöperatief is geweest in zijn relatie met toezichthoudende of regelgevende autoriteiten, inclusief alle bewijsmateriaal waaruit zou blijken dat hij de krachtens de Richtlijn voor hem geldende kennisgevingsverplichting bewust niet zou hebben nageleefd, of dat hij probeerde te ontkomen aan de prudentiële
6
Artikel 3, lid 5, van Richtlijn 2005/60/EG tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme bevat een definitie van "ernstige strafbare feiten" die onder andere "alle feiten die strafbaar zijn gesteld met een maximale vrijheidsstraf of detentiemaatregel van meer dan een jaar of, voor staten die in hun rechtsstelsel een minimumstraf voor strafbare feiten kennen, alle feiten die strafbaar zijn gesteld met een minimale vrijheidsstraf of detentiemaatregel van meer dan zes maanden" omvatten.
12
beoordeling die hij als kandidaat-gekwalificeerd aandeelhouder diende te ondergaan ; elke weigering van een registratie, toestemming, lidmaatschap of vergunning om handels-, bedrijfs- of beroepsactiviteiten te verrichten ; elke intrekking, herroeping of beëindiging van een registratie, toestemming, lidmaatschap of vergunning ; het royeren door een regelgevende of overheidsinstantie ; elk ontslag of elke stopzetting van een vertrouwenspositie, fiduciaire relatie of soortgelijke positie, of elk verzoek om ontslag te nemen uit een dergelijke positie ; elk verbod om een bedrijf te leiden. 30. Toezichthouders van doelentiteiten dienen het belang van dergelijke situaties
van geval tot geval te beoordelen, waarbij zij er rekening dienen mee te houden dat de kenmerken van elke situatie meer of minder kunnen doorwegen, en dat sommige situaties - samen bekeken - van betekenis kunnen zijn, terwijl zij - afzonderlijk bekeken - niet zo gewichtig zijn. 31. Toezichthouders van doelentiteiten kunnen het belang van gerechtelijke
antecedenten anders inschatten in functie van het soort veroordeling, de status van het beroep (definitieve vs. niet-definiteve veroordelingen), de aard van de straf (gevangenisstraf vs. minder strenge straffen), de duur van een straf (langer vs. korter dan een gespecificeerde periode), de stand van de gerechtelijke procedure (veroordeling, rechtszaak, tenlastelegging) en de impact van eerherstel. 32. Bij de verwerving van een nieuwe gekwalificeerde deelneming kunnen de
informatievereisten waarop de beoordeling van de integriteit is gebaseerd, variëren volgens de aard van de kandidaat-verwerver (natuurlijk persoon vs. rechtspersoon, gereguleerde entiteit of entiteit onder toezicht vs. nietgereguleerde entiteit). 33. In
alle gevallen moet de kandidaat-verwerver in een verklaring zelf bevestigen dat hij zich, naar zijn weten, in geen enkele van de in de punten 24 tot 26 beschreven situaties bevindt of zich in het verleden in één van die situaties heeft bevonden. Een vertraagde, onvolledige of niet-afgeleverde verklaring zal de goedkeuring van de verwerving in het gedrang brengen.
34. In alle gevallen moet de toezichthoudende autoriteit in staat zijn om de
verklaring van de kandidaat-verwerver te toetsen door hem om de overlegging van documenten te verzoeken waaruit de juistheid van zijn verklaring blijkt (bv. recente uittreksels uit het strafregister), en, zo nodig, door andere binnen- of buitenlandse autoriteiten (gerechtelijke of andere regulerende instanties) om bevestiging daarvan te vragen. 35. Bij een vergroting van een bestaande gekwalificeerde deelneming en in
zoverre de integriteit van de kandidaat-verwerver eerder al door de
13
toezichthouder werd beoordeeld, moet de relevante informatie, zo nodig, worden geactualiseerd. b/ Te beoordelen personen 36. Als de aandeelhouder een vennootschap of een instelling is, moeten de
rechtspersoon én alle personen die het beleid daadwerkelijk bepalen7, conform de nationale wetgeving, voldoen aan de integriteitsvereisten. 37. Bij de beoordeling van de integriteit van de kandidaat-verwerver kan de
aandacht van de toezichthoudende autoriteit uitgaan naar elke persoon die verbonden is met de kandidaat-verwerver, i.e. elke persoon die, met de kandidaat-verwerver, een relevante familiale of zakenrelatie heeft of lijkt te hebben8. c/ Toepassing van het evenredigheidsbeginsel 38. De integriteitsvereisten dienen te worden toegepast ongeacht de omvang van
de gekwalificeerde deelneming die de kandidaat-verwerver voornemens is te verwerven, en ongeacht zijn betrokkenheid bij de leiding of de invloed die hij voornemens is uit te oefenen op de doelentiteit. III.
VAKBEKWAAMHEID
39. De
vakbekwaamheid van de kandidaat-verwerver betreft de managementbekwaamheid en de technische bekwaamheid, i.e. de bekwaamheid op het vlak van de door de doelentiteit verrichte financiële activiteiten
40. De managementbekwaamheid kan gebaseerd zijn op eerdere ervaringen
van de kandidaat-verwerver met het verwerven en beheren van deelnemingen in ondernemingen, die dienen aan te tonen dat de kandidaatverwerver met de nodige deskundigheid, zorgvuldigheid, toewijding te werk gaat en de desbetreffende standaarden naleeft. 41. De technische bekwaamheid kan gebaseerd zijn op eerdere ervaringen
van de kandidaat-verwerver met het leiden en besturen van financiële ondernemingen in de hoedanigheid van controlerende aandeelhouder of als persoon die het bedrijf van een financiële onderneming feitelijk leidt. Ook hier dienen die ervaringen aan te tonen dat de kandidaat-verwerver met de nodige deskundigheid, zorgvuldigheid, toewijding te werk gaat en de desbetreffende standaarden naleeft. 7
"Personen die daadwerkelijk het beleid bepalen" is de uitdrukking die in artikel 11 van Richtlijn 2006/48/EG wordt gebruikt. Het gebruik van begrippen zoals "raad van bestuur" en "chief executive officer" verschilt sterk van lidstaat tot lidstaat, afhankelijk van het vennootschapsrecht en de regels inzake corporate governance.
8
Enkele voorbeelden (waarbij A de kandidaat-verwerver en B een met de kandidaat-verwerver verbonden persoon is) : een relevante zakenrelatie kan inhouden dat A de controlerende aandeelhouder van een onderneming is, en B een door A aangesteld lid van de raad van bestuur van die onderneming (of vice versa) ; A en B controleren gezamenlijk een onderneming ; A en B zijn door dezelfde aandeelhouder aangesteld als leden van de raad van bestuur van een onderneming ; A en B zijn allebei partijen bij een aandeelhoudersovereenkomst over de uitoefening van de stemrechten die een aanzienlijke invloed uitoefenen binnen een onderneming, enz.
14
42. Bij een vergroting van een bestaande gekwalificeerde deelneming en in
zoverre de vakbekwaamheid van de kandidaat-verwerver eerder al door de toezichthouder werd beoordeeld, moet de relevante informatie, zo nodig, worden geactualiseerd. Krachtens het evenredigheidsbeginsel dient bij deze geactualiseerde beoordeling van de vakbekwaamheid van de kandidaatverwerver rekening te worden gehouden met de toegenomen invloed en verantwoordelijkheid waartoe de vergroting van de deelneming aanleiding geeft. a/ Te beoordelen personen 43. Als de kandidaat-verwerver een rechtspersoon is, dient de beoordeling van
de vakbekwaamheid zowel betrekking te hebben op de onderneming zelf als op de personen die het bedrijf van die onderneming feitelijk leiden. Bij de beoordeling van de technische bekwaamheid dient in eerste instantie aandacht te worden besteed aan de financiële activiteiten die momenteel worden uitgevoerd door de kandidaat-verwerver en/of door de ondernemingen binnen de groep waarvan hij deel uitmaakt. b/ Toepassing van het evenredigheidsbeginsel 44. Bij de beoordeling van de vakbekwaamheid dient rekening te worden
gehouden met de invloed die de kandidaat-verwerver zal uitoefenen binnen de doelentiteit. Dit betekent dat de bekwaamheidsvereisten worden beperkt voor verwervers die niet in de positie zijn of niet van plan zijn om enige invloed uit te oefenen binnen de doelentiteit9. In dergelijke gevallen hoeft enkel het bewijs te worden geleverd dat de betrokkene over een passende managementbekwaamheid beschikt. 45. Het is mogelijk dat natuurlijke of rechtspersonen aanzienlijke deelnemingen
verwerven in financiële instellingen om hun portefeuille te diversifiëren en/of dividenden of kapitaalwinst te innen, en niet om een rol te spelen in het management van de betrokken instellingen. Conform het evenredigheidsbeginsel zouden de vakbekwaamheidsvereisten voor dergelijke verwervers aanzienlijk kunnen worden beperkt. 46. Ook wanneer de verwerving van de controle of van een deelneming de
kandidaat-verwerver in staat stelt een grote invloed uit te oefenen (bv. deelneming die de kandidaat-verwerver een vetorecht verleent), zal de nood aan technische bekwaamheid groter zijn, gelet op het feit dat de controlerende aandeelhouders het bedrijfsplan en de bedrijfsstrategieën van de betrokken financiële instelling zullen definiëren en/of goedkeuren. Op dezelfde manier zal de vereiste technische bekwaamheid ook afhankelijk zijn van de aard en de complexiteit van de voorgenomen werkzaamheden.
9
Bijvoorbeeld een minderheidsaandeelhouder of een aandeelhouder die zich bereid verklaart geen rol te spelen bij het management van de doelentiteit.
15
IV.
PRAKTISCHE ASPECTEN VAN HET SAMENWERKINGSPROCES
a/ Integriteitsvereisten i.
Kandidaat-verwerver die onderworpen is aan het toezicht van dezelfde bevoegde toezichthouder of van een andere bevoegde toezichthouder in hetzelfde land of in een andere lidstaat
47. Aan de integriteitsvereisten wordt over het algemeen geacht te zijn voldaan
als : de kandidaat-verwerver een natuurlijk of rechtspersoon is die al geacht wordt "betrouwbaar" te zijn in zijn hoedanigheid van relevante aandeelhouder van een andere financiële instelling die onderworpen is aan het toezicht van dezelfde bevoegde toezichthouder of van een andere bevoegde toezichthouder in hetzelfde land of in een andere lidstaat ; de kandidaat-verwerver een natuurlijk persoon is die al feitelijk leiding geeft aan het bedrijf van dezelfde of een andere financiële instelling die onderworpen is aan het toezicht van dezelfde bevoegde toezichthouder of van een andere bevoegde toezichthouder in hetzelfde land of in een andere lidstaat ; of de kandidaat-verwerver een rechtspersoon is die, als financiële instelling, gereglementeerd en aan het toezicht onderworpen is van dezelfde bevoegde toezichthouder of van een andere bevoegde toezichthouder in hetzelfde land of in een andere lidstaat. ii.
Kandidaat-verwerver die onderworpen is aan het toezicht van een bevoegde toezichthouder in een derde land
48. Bij
de beoordeling van de integriteit kan worden uitgegaan van de beoordeling van de wezenlijke gelijkwaardigheid van de regelgeving over de integriteitsvereisten in een derde land (i.e. een land buiten de Europese Economische Ruimte) en bovendien kan die beoordeling vlotter verlopen als wordt samengewerkt met de bevoegde toezichthoudende autoriteit in het derde land, als : de kandidaat-verwerver een natuurlijk of rechtspersoon is die al geacht wordt "betrouwbaar" te zijn in zijn hoedanigheid van relevante aandeelhouder van een andere financiële instelling die onderworpen is aan het toezicht van een bevoegde toezichthouder in het derde land; de kandidaat-verwerver een natuurlijk persoon is die al feitelijk leiding geeft aan het bedrijf van dezelfde of een andere financiële instelling die onderworpen is aan het toezicht van een bevoegde toezichthouder in het derde land; of de kandidaat-verwerver een rechtspersoon is die, als financiële instelling, gereglementeerd en aan het toezicht onderworpen is van een bevoegde toezichthouder in het derde land.
16
b/ Vakbekwaamheid i.
Kandidaat-verwerver die onderworpen is aan het toezicht van dezelfde bevoegde toezichthouder of van een andere bevoegde toezichthouder in hetzelfde land of in een andere lidstaat
49. Aan het vakbekwaamheidsvereiste wordt over het algemeen10 geacht te zijn
voldaan als : de kandidaat-verwerver een natuurlijk of rechtspersoon is die al geacht wordt "betrouwbaar" te zijn in zijn hoedanigheid van relevante aandeelhouder van een andere financiële instelling die onderworpen is aan het toezicht van dezelfde bevoegde toezichthouder of van een andere bevoegde toezichthouder in hetzelfde land of in een andere lidstaat ; de kandidaat-verwerver een natuurlijk persoon is die al feitelijk leiding geeft aan het bedrijf van dezelfde of een andere financiële instelling die onderworpen is aan het toezicht van dezelfde bevoegde toezichthouder of van een andere bevoegde toezichthouder in hetzelfde land of in een andere lidstaat ; of de kandidaat-verwerver een rechtspersoon is die, als financiële instelling, gereglementeerd en aan het toezicht onderworpen is van dezelfde bevoegde toezichthouder of van een andere bevoegde toezichthouder in hetzelfde land of in een andere lidstaat. ii.
Kandidaat-verwerver die onderworpen is aan het toezicht van een bevoegde toezichthouder in een derde land
50. Bij de beoordeling van de vakbekwaamheid kan worden uitgegaan van de
beoordeling van de wezenlijke gelijkwaardigheid van de regelgeving over de vakbekwaamheidsvereisten in een derde land en bovendien kan die beoordeling vlotter verlopen als wordt samengewerkt met de bevoegde toezichthoudende autoriteit in het derde land, als de kandidaat-verwerver een natuurlijk of rechtspersoon is die al geacht wordt "betrouwbaar" te zijn in zijn hoedanigheid van relevante aandeelhouder van een andere financiële instelling die onderworpen is aan het toezicht van een bevoegde toezichthouder in het derde land; de kandidaat-verwerver een natuurlijk persoon is die al feitelijk leiding geeft aan het bedrijf van dezelfde of een andere financiële instelling die onderworpen is aan het toezicht van een bevoegde toezichthouder in het derde land; of
10
De in deze zin gebruikte woorden "over het algemeen" wijzen erop dat het feit dat een verwerver bekwaam wordt geacht om (bijvoorbeeld) een kleine onderneming te controleren die financieel advies verstrekt, in se niet noodzakelijk impliceert dat hij ook bekwaam is om een grotere onderneming, zoals een grote bank, te controleren. Bovendien moet worden bekeken of de vorige beoordeling door de andere toezichthouder nog relevant is als nieuwe of herziene bewijzen opduiken die twijfels kunnen doen rijzen over de bekwaamheid van de kandidaat-verwerver.
17
de kandidaat-verwerver een rechtspersoon is die, als financiële instelling, gereglementeerd en aan het toezicht onderworpen is van een bevoegde toezichthouder in het derde land.
18
Tweede beoordelingscriterium Reputatie en ervaring van de personen die het bedrijf feitelijk gaan leiden
DEFINITIE EN REIKWIJDTE 51. Dit criterium wordt als volgt geformuleerd in de Richtlijn:
"de reputatie en ervaring van de personen die het bedrijf van de [financiële instelling] als gevolg van de voorgenomen verwerving feitelijk gaan leiden". 52. Dit criterium zal worden gehanteerd als de kandidaat-verwerver :
bij machte is nieuwe personen te benoemen die het bedrijf van de financiële instelling feitelijk gaan leiden, en de nieuwe personen al heeft geïdentificeerd die het bedrijf van de financiële instelling feitelijk gaan leiden en die hij voornemens is te benoemen. 53. Onverminderd
de steeds geldende "fit and proper"-vereisten die van toepassing zijn op de personen die de financiële instelling momenteel feitelijk leiden conform de bestaande Richtlijnen, geldt het tweede beoordelingscriterium niet voor voorgenomen verwervingen waarbij niet zal worden overgegaan tot de benoeming van nieuwe personen die de financiële instelling feitelijk zullen gaan leiden.
54. Als de kandidaat-verwerver voornemens is een persoon te benoemen die niet
"fit and proper" is, dient de toezichthouder van de doelentiteit zich tegen de voorgenomen verwerving te verzetten. 55. Dit criterium zal worden toegepast samen met de relevante bepalingen van
de sectorale Richtlijnen11, die - in alle omstandigheden met betrekking tot de vergunningverlening - als voorwaarde stellen dat de personen die de financiële instelling feitelijk zullen gaan leiden, "fit and proper"12 zijn.
11 12
Richtlijnen 2002/83/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG en 2006/48/EG. De 3L3-comités plannen een studie over de nationale bepalingen die "fit and proper"-vereisten opleggen aan personen die functies uitoefenen bij kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen zoals voorzien in de sectorale Richtlijnen, als eerste stap ter promotie van een gemeenschappelijk en veralgemeend begrip van de "fit and proper"-vereisten, waarbij zowel aandacht zal worden besteed aan situaties in het kader van verwervingen als aan andere situaties waarbij de desbetreffende entiteiten betrokken zijn.
19
Derde beoordelingscriterium Financiële soliditeit van de kandidaat-verwerver
DEFINITIE EN REIKWIJDTE 56. Dit criterium wordt als volgt geformuleerd in de Richtlijn : "de financiële
soliditeit van de kandidaat-verwerver, met name met betrekking tot de aard van de werkzaamheden die verricht en beoogd worden in de [financiële instelling] die het doelwit van de verwerving is". Twee elementen uit die definitie dienen nader te worden toegelicht. 57. In de eerste plaats kan de woordgroep "de financiële soliditeit van de
kandidaat-verwerver" worden geïnterpreteerd als het vermogen van de kandidaat-verwerver om de voorgenomen verwerving te financieren en in de nabije toekomst een degelijke financiële structuur te behouden. Dat de kandidaat-verwerver daartoe in staat is, zou niet enkel moeten blijken uit de algemene doelstelling van de verwerving en het beleid van de kandidaatverwerver met betrekking tot de verwerving, maar - bij een controlewijziging - ook uit de financiële prognoses die dienen aan te sluiten bij de in het bedrijfsplan uitgewerkte strategie. 58. Aan de hand van dit beoordelingscriterium kunnen de toezichthoudende
autoriteiten met andere woorden bepalen of de kandidaat-verwerver financieel voldoende solide is om in de nabije toekomst (doorgaans drie jaar) het gezonde en voorzichtige beleid van de financiële doelentiteit te kunnen garanderen conform het evenredigheidsbeginsel (aard van de kandidaatverwerver, aard van de verwerving). 59. In de tweede plaats moet, in verband met de woordgroep "met name met
betrekking tot de aard van de werkzaamheden die verricht en beoogd worden [in de financiële instelling]", bij een controlewijziging rekening worden gehouden met de reikwijdte van het vierde beoordelingscriterium (naleving van de prudentiële vereisten). Terwijl beoordelingscriterium 3 ertoe strekt de financiële soliditeit van de kandidaat-verwerver te beoordelen, strekt beoordelingscriterium 4 ertoe de toekomstige soliditeit van de doelentiteit te beoordelen, wat veronderstelt dat de kandidaat-verwerver over de vereiste financiële soliditeit beschikt (i.e. zijn vermogen om het bedrijfsplan ten uitvoer te leggen). Beoordelingscriteria 3 en 4 zijn dus met elkaar verbonden en kunnen dan ook het best samen worden geanalyseerd. 60. De toezichthouder van de doelentiteit dient zich tegen de verwerving te
verzetten als hij, op basis van zijn analyse van de ontvangen informatie, tot de conclusie komt dat de kandidaat-verwerver tijdens het verwervingsproces of in de nabije toekomst waarschijnlijk met financiële problemen zal worden geconfronteerd. 20
61. De toezichthouder van de doelentiteit dient ook na te gaan of de door de
kandidaat-verwerver uitgewerkte financiële mechanismen om de verwerving te financieren, of de bestaande financiële relaties tussen de kandidaatverwerver en de doelentiteit, aanleiding zouden kunnen geven tot belangenconflicten die de financiële structuur van de doelentiteit zouden kunnen ondermijnen. TOEPASSING VAN HET EVENREDIGHEIDSBEGINSEL 62. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, dient de grondigheid van de
beoordeling van de financiële soliditeit van de kandidaat-verwerver in verhouding te staan tot en te zijn afgestemd op de aard van de kandidaatverwerver en van de verwerving. Daarbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen situaties waarbij de verwerving aanleiding geeft tot een wijziging in de controle over de doelentiteit, en situaties waarbij dat niet gebeurt. Zelfs in laatstgenoemde situaties dient, bij de beoordeling van de financiële soliditeit van de kandidaat-verwerver, rekening te worden gehouden met de betrokkenheid van de kandidaat-verwerver bij het management van de doelentiteit. 63. De financiële soliditeit zal niet steeds op dezelfde manier worden beoordeeld.
Op grond van de kenmerkende eigenschappen van de kandidaat-verwerver kan het verantwoord zijn dat de bevoegde toezichthouder een diepgaander analyse uitvoert en andere analysemethodes toepast. 64. De vereiste informatie voor de beoordeling van de financiële soliditeit van de
kandidaat-verwerver zal afhankelijk zijn van zijn rechtspositie, bijvoorbeeld van het feit of het gaat om een financiële instelling die onderworpen is aan prudentieel toezicht, een andere juridische entiteit dan een financiële instelling, of een natuurlijk persoon. 65. Als de kandidaat-verwerver een financiële instelling is die aan het prudentieel
toezicht van een andere bevoegde toezichthouder (uit de EER of soortgelijk) is onderworpen, dient de toezichthouder van de doelentiteit rekening te houden met de beoordeling van de financiële positie van de kandidaatverwerver door de toezichthouder van de kandidaat-verwerver, alsook met de documenten die door de toezichthouder van de kandidaat-verwerver zijn verzameld en rechtstreeks aan de toezichthouder van de doelentiteit zijn overgelegd. PRAKTISCHE ASPECTEN VAN HET SAMENWERKINGSPROCES 66. Het
samenwerkingsproces zal worden beïnvloed door de aard en de vestigingsplaats van de kandidaat-verwerver : als de kandidaat-verwerver een entiteit is die in een andere lidstaat aan toezicht is onderworpen, zal de beoordeling van zijn financiële soliditeit sterk gebaseerd zijn op de beoordeling door de toezichthouder van de 21
kandidaat-verwerver, die over alle informatie beschikt over de rendabiliteit, de liquiditeit en de solvabiliteit van de kandidaat-verwerver en over de beschikbaarheid van de voor de verwerving vereiste middelen; als de kandidaat-verwerver een financiële entiteit is die onderworpen is aan het toezicht van een bevoegde toezichthouder uit een derde land dat als "gelijkwaardig" wordt beschouwd, zou de beoordeling vlotter kunnen verlopen als met die bevoegde toezichthouder wordt samengewerkt.
22
Vierde beoordelingscriterium Naleving van de prudentiële vereisten
DEFINITIE EN REIKWIJDTE 67. Dit criterium wordt in de richtlijn als volgt geformuleerd:
"of de [financiële] instelling zal kunnen voldoen en blijven voldoen aan de prudentiële voorschriften op grond van [de Europese prudentiële] richtlijn[en], met name of de groep waarvan zij deel gaat uitmaken zo gestructureerd is dat effectief toezicht en effectieve uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten mogelijk zijn en dat de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de bevoegde autoriteiten kan worden bepaald". 68. Waar het derde criterium er voornamelijk op gericht is uit te maken of de
financiële positie van de verwerver solide genoeg is om de doelentiteit te verwerven, ziet het vierde criterium erop toe dat de voorgenomen verwerving de doelentiteit niet zal beletten om te voldoen aan de prudentiële vereisten. Voornamelijk het effectieve toezicht, de informatie-uitwisseling en de duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling mogen geenszins in het gedrang komen door de verwerving. 69. Deze specifieke beoordeling van het voornemen van de kandidaat-verwerver
bij de verwerving, komt voor de toezichthouder van de doelentiteit bovenop zijn verantwoordelijkheid voor het lopende toezicht op de beoogde financiële instelling. 70. De bevoegde toezichthouder dient niet enkel rekening te houden met
objectieve gegevens zoals de vooropgestelde deelneming in de doelentiteit (het evenredigheidsbeginsel), de reputatie van de verwerver, zijn financiële soliditeit en groepsstructuur, maar hij moet ook oog hebben voor de intenties die de verwerver in zijn strategie (businessplan) verklaart te hebben ten aanzien van de doelentiteit. De verwerver kan zijn intenties onderbouwen met passende toezeggingen als bedoeld in de derde considerans van de Richtlijn. Deze toezeggingen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op financiële steun bij liquiditeits- of solvabiliteitsproblemen of op aspecten van deugdelijk ondernemingsbestuur, op de voorgenomen toekomstige deelneming van de verwerver in de entiteit, op richtlijnen en doelstellingen voor verdere ontwikkeling, e.d.m. PRUDENTIËLE VEREISTEN 71. De prudentiële vereisten moeten gebaseerd zijn op de geldende Europese
Richtlijnen.
23
72. De toezichthouder van de doelentiteit dient na te gaan of de doelentiteit
zowel op het ogenblik van de verwerving als nadien in staat zal zijn om te voldoen aan alle prudentiële vereisten, waaronder kapitaalvereisten, liquiditeitsvereisten, beperkingen van grote risico's, vereisten inzake governanceafspraken, interne controle, risk management, compliance, enz. 73. Indien de doelentiteit deel gaat uitmaken van een groep, moet die groep zo
gestructureerd zijn dat effectief toezicht en effectieve uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten mogelijk zijn en dat de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de bevoegde autoriteiten kan worden bepaald. 74. In de "groepsstructuur" moeten alle leden van de groep zijn opgenomen,
inclusief hun moeder- en dochterondernemingen. Daarnaast moeten ook de intragroepsregels voor deugdelijk ondernemingsbestuur zijn vastgelegd (besluitvormingsmechanismen, onafhankelijkheidsgraad, eigenvermogensbeheer). 75. "Dat effectief toezicht mogelijk is" betekent dat de toezichthouder niet
belemmerd wordt om zijn toezichtsopdrachten uit te voeren door de nauwe banden die de instelling heeft met andere natuurlijke of rechtspersonen, noch door de wetten, reguleringen of administratieve regels die in een ander land gelden voor een natuurlijke of rechtspersoon die nauwe banden heeft met de betrokken instelling, of door moeilijkheden om deze wetten, reguleringen of administratieve regels tot gelding te brengen. 76. Als onderdeel van de prudentiële beoordeling van de verwerver, moet
worden nagegaan of hij in staat is om voor de doelentiteit een passende organisatie te waarborgen in de nieuwe groep waar zij deel van gaat uitmaken. Zowel de doelentiteit als de groep moeten kunnen terugvallen op duidelijke en transparante afspraken inzake deugdelijk bestuur en op een passende organisatie, wat een doeltreffend systeem voor interne controle en onafhankelijke controlefuncties impliceert (risk management, compliance en interne audit). 77. De groep waarvan de doelentiteit deel gaat uitmaken moet over een
toereikend kapitaal beschikken en haar eigen vermogen moet adequaat verdeeld zijn binnen de groep, naargelang het risiconiveau van elk onderdeel. 78. De toezichthouder van de doelentiteit moet ook nagaan of de verwerver in
staat zal zijn om de doelentiteit de vereiste financiële steun te verlenen mocht dit nodig blijken voor het type activiteit dat zij uitoefent en/of voorbestemd is uit te oefenen, alsook om nieuw kapitaal te injecteren mocht de doelentiteit dit nodig hebben om haar activiteiten in de toekomst verder uit te bouwen, of om enige andere passende oplossing uit te werken om tegemoet te komen aan de noden van de doelentiteit op het vlak van aanvullend eigen vermogen.
24
TOEPASSING VAN HET EVENREDIGHEIDSBEGINSEL 79. Het vierde criterium is vooral relevant als de verwerving een wijziging in de
controle impliceert die permanent zal zijn in de nabije toekomst (hiermee wordt doorgaans een termijn van 3 jaar bedoeld). Het businessplan dat de verwerver voorlegt aan de toezichthouder van de doelentiteit moet ten minste betrekking hebben op deze tijdsspanne. Bedraagt de gekwalificeerde deelneming daarentegen minder dan 20%, dan gelden minder strenge informatievereisten. 80. Het businessplan moet klaarheid scheppen over de plannen van de verwerver
voor de toekomstige activiteiten en organisatie van de doelentiteit. Het moet dan ook een beschrijving van de vooropgestelde groepsstructuur omvatten, alsook een raming van de financiële gevolgen van de voorgenomen verwerving en de vooruitzichten op middellange termijn.
25
Vijfde beoordelingscriterium Vermoeden van witwassen of financiering van terrorisme
DEFINITIE EN TOEPASSINGSGEBIED 81. Dit criterium is in de richtlijn als volgt geformuleerd:
"of er goede redenen zijn om te vermoeden dat in verband met de voorgenomen verwerving geld wordt of werd witgewassen of terrorisme wordt of werd gefinancierd of dat gepoogd wordt of gepoogd werd geld wit te wassen of terrorisme te financieren in de zin van artikel 1 van Richtlijn 2005/60/EG, of dat de voorgenomen verwerving het risico op dergelijk gedrag zou kunnen vergroten". 82. Voor een goed begrip van dit criterium wordt verwezen naar de methode die
door de FATF-GAFI13 werd uitgewerkt om na te gaan in hoeverre haar 40 Aanbevelingen en 9 Bijzondere Aanbevelingen worden nageleefd. Deze aanbevelingen werden in de nationale wetgevingen, die gebaseerd zijn op de Europese richtlijnen voor witwas- en terrorismefinancieringbestrijding, geïmplementeerd door het opzetten van een coherent antiwitwasstelsel voor de gehele EU. 83. In deze context zijn de financiële instellingen verplicht om transacties te
melden aan de Financial Intelligence Unit zodra zij "vermoeden" of "goede redenen [hebben] om te vermoeden" dat de betrokken gelden afkomstig zouden kunnen zijn of zijn uit criminele activiteiten, of verband houden met terrorisme. Zodra de omstandigheden waarin een transactie plaatsvindt door een redelijk persoon als verdacht bestempeld zouden worden, moet die transactie gemeld worden. Dit zijn regels die ook gehanteerd moeten worden voor de prudentiële beoordeling van de kandidaat-verwervers. 84. Als
van de kandidaat-verwerver geweten is dat hij betrokken is bij witwasverrichtingen of pogingen daartoe, of als hij daarvan verdacht wordt, ongeacht of er al dan niet een rechtstreeks of onrechtstreeks verband is met de voorgenomen verwerving, vormt het integriteitscriterium op zich vanzelfsprekend al voldoende reden voor de toezichthouder van de doelentiteit om zich te verzetten tegen de voorgenomen verwerving.
85. Ook als een kandidaat-verwerver "aangemerkt" staat als terrorist, of indien
vermoed wordt of geweten is dat hij terrorisme financiert, volstaat het integriteitscriterium voor de bevoegde toezichthouder om zich te verzetten tegen de voorgenomen verwerving.
13
Financial Action Task Force (FATF) - Groupe d'Action Financière (GAFI), de financiële actiegroep tegen het witwassen van geld.
26
86. De toezichthouder van de doelentiteit kan zich eveneens verzetten tegen de
verwerving als het risico op witwassen van geld of financiering van terrorisme toeneemt door de omstandigheden waarin de verwerving plaatsheeft, zelfs al ontbreekt elk gerechtelijk antecedent of is er geen enkele redelijke grond om te twijfelen aan de integriteit van de kandidaat-verwerver. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn als de kandidaat-verwerver gevestigd is in een land of gebied dat door de FATF-GAFI als "niet-coöperatief" wordt beschouwd of, ruimer gezien, in een land of gebied dat onvoldoende maatregelen heeft genomen om zich te schikken naar de 40 Aanbevelingen en 9 Bijzondere Aanbevelingen van de FATF-GAFI. 87. In aanvulling op de informatie die de bevoegde autoriteiten tijdens het
beoordelingsproces hebben ingewonnen over de verwerver, dienen zij informatie te vergaren uit (bijvoorbeeld) rechterlijke beslissingen, dossiers van de officier van justitie, de "country assessments" of "typology reports"14 van de FATF-GAFI, enz. Daarnaast moeten de bevoegde autoriteiten informatie inzamelen over de herkomst van de fondsen die gebruikt zullen worden om de voorgenomen deelneming te verwerven. 88. De beoordeling van de witwaspreventie en terrorismefinancieringbestrijding
vormt een aanvulling op het integriteitsonderzoek en moet steeds worden verricht, ongeacht de omvang of enig ander kenmerk van de voorgenomen verwerving. PRAKTISCHE ASPECTEN VOOR HET VERLOOP VAN DE SAMENWERKING Eigenaars 89. De
"goede redenen" spelen een cruciale rol in de beoordeling. Bij ontbrekende, onvolledige of ontoereikende informatie, of informatie die argwaan opwekt - zoals bv. niet toegelichte kapitaalbewegingen, een grensoverschrijdende verplaatsing van de hoofdzetel, verschuivingen binnen het management of bij de eigenaars van de rechtspersonen, bestaande afspraken tussen eigenaars of een bedrijfsvoering door criminelen - dient de toezichthouder van de verwerver de waakzaamheid in het kader het toezicht op te voeren en bijkomende informatie in te winnen. Fondsen
90. Het is van essentieel belang zich ervan te vergewissen dat de fondsen die
voor de verwerving worden aangewend, doorstromen via een aaneenschakeling van financiële instellingen die allen onder toezicht staan van bevoegde autoriteiten in de EER of van gelijkwaardige autoriteiten in derde landen. Deze vereiste kan al een aantal misdadige pogingen verijdelen om deelnemingen in de financiële sector te verwerven. 91. De informatie over de voormalige beroepsactiviteiten van de verwerver en
over het financieringsschema moet in verhouding staan tot de waarde van de 14
De "typology reports" die de FATF-GAFI publiceert, geven een uitgebreid overzicht van de meest terugkerende typologieën van witwassen en terrorismefinanciering.
27
betrokken verrichting. De fondsen moeten zonder enige onderbreking via een papieren spoor terug te volgen zijn tot hun herkomst, of moeten zodanig gedocumenteerd zijn dat bij de toezichthouders alle twijfel omtrent hun wettige oorsprong wordt weggenomen.
28
Leidraad voor een betere coördinatie en vlottere informatie-uitwisseling tussen toezichthouders
I. Doelstellingen 92. Aangezien de Richtlijn in een termijn van maximum 60 werkdagen voorziet
om de prudentiële beoordeling van een kandidaat-verwerver af te ronden, hebben de toezichthouders van de verwerver en van de doelentiteit er alle belang bij om hun samenwerking te intensifiëren teneinde doeltreffend en efficiënt te werk te gaan voor het beoordelen van een verwerving of een verhoging van het niveau van de deelneming. 93. Als de verwerver een entiteit is die in de EER onder toezicht staat, is deze
leidraad in de eerste plaats bedoeld om de informatie over het prudentiële toezicht op de verwerver tijdig ter beschikking te stellen van alle betrokken toezichthouders, m.a.w., van elke toezichthouder die hier mogelijkerwijs bij betrokken is ingeval het een cascade van deelnemingen betreft; zie punt 15 supra waar nader wordt ingegaan op dergelijke deelnemingen. 94. Ook als de verwerver geen gereglementeerde entiteit is, kan een informatie-
uitwisseling voor de toezichthouder van de doelentiteit nuttige inlichtingen opleveren van een vorige beoordeling (voor zover een uitwisseling is toegelaten door de wetgeving waaronder de toezichthouder van de verwerver ressorteert). Het is evenwel niet de bedoeling dat de toezichthouder van de kandidaat-verwerver nieuwe informatie inzamelt bovenop de reeds beschikbare informatie. 95. Deze leidraad gaat ervan uit dat de informatie die de toezichthouders tijdens
de beoordelingsperiode uitwisselen, zowel qua aard als qua kenmerken voldoet aan de strengste internationale normen inzake prudentiële informatie (ze moet m.a.w. volledig, nauwkeurig en up-to-date zijn). Kwalitatief hoogstaande informatie uitwisselen, bevordert de vertrouwensrelatie tussen de toezichthouders onderling en versterkt het wederzijdse vertrouwen in de beoordelingsprocessen. 96. In de leidraad wordt geen lijst van documenten gegeven die de betrokken
toezichthouders zouden moeten uitwisselen. Het is veeleer de bedoeling aan te geven wanneer informatie zou moeten worden uitgewisseld en hoe die uitwisseling in beide richtingen zou moeten verlopen. 97. Door de respectieve rol van de toezichthouder van de verwerver en van de
doelentiteit duidelijk te definiëren en precies te bepalen wanneer informatie moet worden meegedeeld, wordt het coördineren van het inzamelen en uitwisselen van informatie vergemakkelijkt, waardoor dan weer vermeden wordt dat een van de toezichthouders onnodig zou worden belast. Voor de toezichthouder van de doelentiteit vereenvoudigt dit ook het plannen van de toezichtstaken. Zo zou hij het nodig kunnen achten om specifieke informatie 29
in te winnen bij de toezichthouders van de rechtstreekse of onrechtstreekse kandidaat-verwerver aangezien die het best geplaatst zijn om bepaalde inlichtingen te verstrekken (bv. vorige beoordelingen van de geschiktheid van de verwerver en van zijn financiële soliditeit). 98. De bevoegde autoriteiten dienen elkaar, zonder nodeloze vertraging, alle
informatie te bezorgen die van essentieel belang of relevant lijkt voor de beoordeling. De relevante informatie moet op verzoek worden gemeld maar de essentiële informatie moeten de autoriteiten uit eigen beweging verstrekken zodra de toezichthouder van de doelentiteit door de toezichthouder van de verwerver in kennis is gesteld van de voorgenomen verwerving. Met "essentiële informatie" wordt hier informatie bedoeld die de beoordeling sterk zou kunnen beïnvloeden, zoals de groepsstructuur, de meest recente beoordelingen van de financiële soliditeit van de verwerver, e.d.m. 99. Europese
toezichthouders mogen bepaalde gegevens uitwisselen met bevoegde autoriteiten van derde landen die een gelijkaardig toezicht uitoefenen, voor zover zij voldoen aan internationale normen en regels inzake geheimhouding. Elke autoriteit is bevoegd om uit te maken of een derde land als gelijkwaardig wordt beschouwd.
II. Praktische aspecten van de leidraad 100. De toezichthouders dienen een inleidende dialoog aan te gaan met elkaar
zodra er duidelijke aanwijzingen zijn dat er een ernstig voorstel voor een verwerving of verhoging van het niveau van de deelneming ter tafel ligt, of wanneer er een constructieve dialoog is opgestart tussen de kandidaatverwerver en de toezichthouder van de doelentiteit. 101. In de meeste gevallen zal een aanvang worden gemaakt met de formele
uitwisseling van informatie, onmiddellijk nadat de kandidaat-verwerver de vereiste kennisgeving heeft verricht. Het is de taak van de toezichthouder van de doelentiteit om het communicatieproces op gang te brengen en voort te zetten door formele verzoeken te richten aan de andere betrokken toezichthouders. 102. De secretariaten van de "3 Level 3" Comités (CEBS, CESR en CEIOPS)
houden een permanent geüpdate lijst van Europese toezichthouders bij. Deze lijst bevat onder meer contactgegevens (post- en e-mailadressen) bestemd voor de verbindingspersonen die de verzoeken van andere toezichthouders moeten doorgeven aan de aangewezen stafmedewerkers binnen hun organisatie. Deze lijst zal beschikbaar zijn op de websites van de drie Comités. 103. Ingeval in eenzelfde lidstaat verschillende autoriteiten betrokken zijn bij
eenzelfde dossier, dienen zij één van hen aan te stellen om in te staan voor de informatie-uitwisseling onderling en met de toezichthouder van de doelentiteit. 30
III. Praktische aspecten van de samenwerking 104. De toezichthouders worden ertoe aangespoord om informatie uit te wisselen
via beveiligde websites en e-mailadressen, ook al moeten bepaalde documenten hiervoor worden ingescand. De bedoeling daarbij is de documenten binnen een zo kort mogelijke termijn aan de toezichthouder van de doelentiteit te kunnen bezorgen (een tijdspanne van ongeveer tien werkdagen lijkt redelijk voor de eerste informatie-uitwisseling), alsook het risico in te perken dat documenten met vertraging zouden toekomen, tijdens de overdracht verloren zouden gaan of gestolen zouden worden, of dat hun confidentialiteit geschonden zou worden. 105. Elke toezichthouder waakt erover slechts een beperkt aantal personen aan
te stellen, gebonden door de geheimhoudingsplicht, aan wie informatie wordt meegedeeld en bij wie informatie wordt opgevraagd, teneinde ervoor te zorgen dat de informatie op een veilige manier wordt uitgewisseld, gezien de grote financiële en juridische belangen die op het spel staan. 106. De inhoud van de eerste mededelingen tussen de toezichthouders, zou
gestandaardiseerd moeten zijn zodat aanstonds duidelijk wordt wat de aanvraag inhoudt en zij bij een toezichthouder onmiddellijk kan worden doorgegeven aan de geschikte contactpersoon. A / Aanvang van de samenwerking 107. Wanneer de toezichthouder van de doelentiteit een kennisgeving ontvangt
van een kandidaat-verwerver die een financiële instelling onder toezicht in een andere EER-lidstaat is, stelt hij de toezichthouder van de verwerver hiervan zo snel mogelijk in kennis. 108. Deze
eerste mededeling bevat doorgaans de volgende gegevens, in duidelijke, beknopte en eenvoudige vorm: a. de identiteit van de kandidaat-verwerver(s) en verdere relevante gegevens ter zake (adres van het hoofdkantoor, contactpersonen, enz.); b. de identiteit van de financiële instelling die de doelentiteit is; c. een bondige beschrijving van de voorgenomen transactie met vermelding van: i. de omvang van de beoogde deelneming (controlewijziging of gekwalificeerde deelneming); ii. informatie over de huidige fase van het geplande verwervingsproces; d. de identiteit van de stafmedewerkers die bij de toezichthouder van de doelentiteit zijn aangesteld voor de informatie-uitwisseling over de voorgenomen verwerving15; en
15
De -
uit te wisselen informatie kan onder andere de volgende gegevens bevatten: naam en telefoonnummer van de stafmedewerkers van de toezichthouder van de doelentiteit; het postadres voor alle uitwisseling van informatie; het e-mailadres voor alle uitwisseling van informatie; en
31
e. een lijst van andere toezichthouders die mogelijk betrokken zijn bij het beoordelingsproces. 109. Deze
informatie kan, zo nodig, voor elk geval afzonderlijk worden aangepast, afhankelijk van de bijzonderheden van de verwerving die beoordeeld wordt.
110. De Secretariaten van de drie Comités zullen voor de toezichthouders een
ontwerptemplate16 uitwerken voor het formuleren van hun verzoek om informatie. B / Samenwerking en informatie-uitwisseling 111. Zodra de toezichthouder van de doelentiteit een formele kennisgeving heeft
ontvangen van de kandidaat-verwerver, dient hij de daarin meegedeelde informatie te onderzoeken om uit te maken in welke mate en op welke punten samenwerking met andere toezichthouders eventueel nodig zal zijn. De toezichthouder van de doelentiteit moet de toezichthouder(s) van de verwerver dan aanstonds opnieuw contacteren en zo nauwkeurig mogelijk aangeven voor welke punten van het dossier verdere informatie-uitwisseling en samenwerking vereist is. 112. De toezichthouders zouden met name de volgende gegevens kunnen
uitwisselen: 1) de aandeelhoudersstructuur van de verwerver en de voornaamste kenmerken van zijn aandeelhouders; 2) de meest recente beoordeling van de geschiktheid (fit & proper) van de verwerver, gedocumenteerd met een kopie van de relevante en pertinente documenten waarop deze beoordeling gebaseerd werd, voor zover de toezichthouder van de doelentiteit hierom verzoekt en de wetgeving waaronder de toezichthouder van de verwerver ressorteert dit toestaat; 3) de meest recente beoordeling van de financiële soliditeit van de verwerver, zo mogelijk met openbare of externe auditverslagen ter zake; en 4) de meest recente beoordeling die de toezichthouder van de verwerver heeft verricht van de kwaliteit van de managementstructuur van de verwerver, zijn administratieve en boekhoudkundige procedures, interne controlesystemen, deugdelijk ondernemingsbestuur, groepsstructuur, enz. 113. Indien het voorstel dat werd ingediend door de kandidaat-verwerver
personeelswijzigingen bij de doelentiteit inhoudt, meldt de toezichthouder van de doelentiteit dit aan de toezichthouder van de verwerver. De -
16
een eerste reeks praktische afspraken voor het uitwisselen van informatie, waaronder de vermoedelijke deadline, de te hanteren middelen, enz. In een latere fase zullen zowel de reeks gegevens vermeld in punt 108 als de template die opgesteld zal worden door de drie Secretariaten, worden herzien in het licht van de ervaring die de toezichthouders onderhand zullen hebben opgedaan.
32
toezichthouder van de doelentiteit kan zich genoodzaakt zien om de medewerking van andere toezichthouders (waaronder de toezichthouder van de verwerver) in te roepen teneinde informatie in te zamelen die hem in staat moet stellen na te gaan of de personen die zijn aangesteld voor de bedrijfsvoering fit & proper zijn. 114. De toezichthouder van de verwerver moet de toezichthouder van de
doelentiteit op eigen initiatief wijzen op mogelijke aandachtspunten waarmee bij de beoordeling rekening kan of moet worden gehouden, of van enig voorbehoud dat hij heeft ten aanzien van het voornemen van de verwerver. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een verwerver wel degelijk financieel solide is en over een passend organisatie beschikt, maar te kleinschalig om een grote instelling te verwerven. C / Bijkomende toelichting en modaliteiten 115. Overweging 7 van de Richtlijn vermeldt het volgende:
"Regelmatige contacten tussen de kandidaat-verwerver en de bevoegde autoriteit voor de gereglementeerde doelentiteit kunnen ook reeds vóór de formele kennisgeving worden aangevangen. Een dergelijke samenwerking dient uit te gaan van een oprechte inspanning om elkaar te helpen, waardoor bijvoorbeeld onverwachte verzoeken om informatie of het verstrekken van informatie laat in de beoordelingsperiode kunnen worden voorkomen." 116. Als een toezichthouder er door een financiële instelling onder zijn toezicht
op officieuze wijze van in kennis wordt gesteld dat zij voornemens is om een gekwalificeerde deelneming te verwerven in een financiële instelling die gevestigd is in een andere lidstaat, of om haar gekwalificeerde deelneming in deze doelentiteit te vergroten, moet deze toezichthouder de kandidaatverwerver uitdrukkelijk attent maken op de geldende voorschriften voor de prudentiële beoordeling van de voorgenomen verwerving. Als de plannen van de kandidaat-verwerver voldoende vorm blijken te hebben, moet de toezichthouder van de kandidaat-verwerver hem tevens adviseren om zo spoedig mogelijk contact op te nemen met de toezichthouder van de doelentiteit - in eerste instantie zelfs op officieuze wijze - teneinde het beoordelingsproces in optimale omstandigheden voor te bereiden en op te starten. 117. In dergelijke gevallen, of indien de toezichthouder van de doelentiteit door
de kandidaat-verwerver op officieuze wijze in kennis is gesteld van een mogelijke verwerving, moet elke formele informatie-uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten in zo'n vroeg stadium strikt vertrouwelijk behandeld worden, zoals doorgaans vereist is voor dergelijke transacties.
33
- Bijlage I Verklarende woordenlijst
Handelen in onderlinge overeenstemming Beschouwen we de context van Richtlijn 2007/44/EG, dan handelen personen "in onderlinge overeenstemming" als elk van hen besluit om de rechten, verbonden aan de effecten die hij verwerft, uit te oefenen conform een expliciete of impliciete afspraak die zij onder elkaar hebben gemaakt. De bevoegde autoriteiten moeten ervan in kennis worden gesteld dat een pakket stemrechten collectief wordt gehouden door deze personen. Deze kennisgeving moet worden verricht, hetzij door elke betrokken partij afzonderlijk, hetzij door een van deze partijen uit naam van de groep personen die in onderlinge overeenstemming handelen. De uiteindelijke begunstigde De "uiteindelijke begunstigden"17 zijn de natuurlijke personen die de uiteindelijke eigenaar zijn van, of de controle hebben over de verwerver, en/of de personen voor wier rekening de verwerving wordt verricht. Het zijn eveneens de personen die de uiteindelijke feitelijke controle hebben over een verwerver die een rechtspersoon is of een juridische constructie zoals een trust. Controle Het begrip "controle" over de doelentiteit zoals dit hier begrepen dient te worden, is in de sectorale richtlijnen gedefinieerd als "de band die bestaat tussen een moederonderneming en een dochteronderneming, zoals bepaald in artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG18, of een gelijkaardige band tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een onderneming". 17
Conform Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.
18
Artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG bevat de volgende bepaling: "1. De Lid-Staten leggen aan iedere onder hun nationaal recht vallende onderneming de verplichting op, een geconsolideerde jaarrekening en een geconsolideerd jaarverslag op te stellen indien deze onderneming (moederonderneming ): a) de meerderheid bezit (dochteronderneming );
van
de
stemrechten
van
de
aandeelhouders
van
een
onderneming
of b) het recht heeft de meerderheid van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een onderneming (dochteronderneming) te benoemen of te ontslaan, en tevens aandeelhouder is van deze onderneming; of c) het recht heeft een overheersende invloed uit te oefenen op een onderneming (dochteronderneming) waarvan zij aandeelhouder is, krachtens een met deze onderneming gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van deze onderneming, indien het recht waaronder deze dochteronderneming valt, toestaat dat zij aan de werking van dergelijke overeenkomsten of statutaire bepalingen onderworpen is; de Lid-Staten behoeven niet voor te schrijven dat de moederonderneming aandeelhouder van de dochteronderneming moet zijn. Lid-Staten waarvan het recht dergelijke overeenkomsten of statutaire bepalingen niet kent, behoeven deze bepaling niet toe te passen; of
34
Onbewuste overschrijding van een drempel Aandeelhouders van een financiële instelling kunnen een drempel "onbewust" overschrijden wanneer de instelling aandelen van andere aandeelhouders inkoopt of een kapitaalverhoging doorvoert waaraan sommige bestaande aandeelhouders niet deelnemen. In dergelijk geval moeten zij de bevoegde autoriteiten onverwijld verwittigen zodra zij zich ervan bewust worden dat zij een drempel hebben overschreden, ook al zijn zij voornemens om het niveau van hun deelneming zodanig te verlagen dat zij opnieuw onder de drempel vallen. Natuurlijk persoon Met "natuurlijk persoon" worden zowel de natuurlijke personen in de strikte betekenis van het woord bedoeld als de doorzichtige juridische entiteiten waarvan de vennoten persoonlijk verantwoordelijk zijn voor de juridische entiteit. Gekwalificeerde deelneming Onder "gekwalificeerde deelneming" als gedefinieerd in de Richtlijnen 2002/83/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG en 2006/48/EG, dient te worden verstaan, het in een onderneming, rechtstreeks of onrechtstreeks (via een of meer gecontroleerde ondernemingen), bezitten van ten minste 10% van het kapitaal of van de stemrechten van een onderneming, dan wel elke andere mogelijkheid om een invloed van betekenis uit te oefenen op de bedrijfsvoering van de onderneming. In geval van "onrechtstreeks gekwalificeerde deelnemers" zoals bij een cascade van deelnemingen waarbij verschillende lidstaten betrokken zijn, is het de taak van de instelling die de verwerving rechtstreeks verricht, om een kennisgeving te richten aan de verschillende bevoegde autoriteiten, met dien verstande (zoals voorgeschreven door de Richtlijn) dat de verantwoordelijkheid voor d) aandeelhouder van een onderneming is en aa) enkel door uitoefening van haar stemrechten de meerderheid is benoemd der leden van de bestuurs, leidinggevende of toezichthoudende organen van deze onderneming (dochteronderneming) die gedurende het voorafgaande boekjaar en het boekjaar, tot aan de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening, in functie zijn, of bb) op grond van een overeenkomst met andere aandeelhouders van die onderneming (dochteronderneming), alleen de meerderheid beheerst van de stemrechten van de aandeelhouders van die onderneming. De Lid-Staten kunnen nadere eisen betreffende vorm en inhoud van die overeenkomst vaststellen. De Lid-Staten schrijven ten minste de sub bb) genoemde regeling voor. Zij kunnen de toepassing van het bepaalde sub aa) afhankelijk stellen van de voorwaarde dat aan de deelneming 20 % of meer van de stemrechten van de aandeelhouders moet zijn verbonden. Het bepaalde sub aa) is evenwel niet van toepassing indien een andere onderneming tegenover deze dochteronderneming de sub a) , b) of c) bedoelde rechten heeft. 2 . Naast de in lid 1 genoemde gevallen en totdat in een latere fase coördinatie plaatsvindt, kunnen de LidStaten een onder hun nationaal recht vallende onderneming verplichten een geconsolideerde jaarrekening en een geconsolideerd jaarverslag op te stellen indien deze onderneming (moederonderneming) in een andere onderneming (dochteronderneming) een deelneming in de zin van artikel 17 van Richtlijn 78/660/EEG heeft, en: a) feitelijk een overheersende invloed op deze onderneming uitoefent, of b) moeder- en dochteronderneming onder centrale leiding van de moederonderneming staan."
35
het definitieve besluit betreffende de prudentiële beoordeling berusten bij de bevoegde toezichthouder voor de doelentiteit.
blijft
Invloed van betekenis Een kandidaat-verwerver wordt geacht een "invloed van betekenis" uit te oefenen als hij met zijn deelneming, ook al ligt die onder de 10%-drempel, een invloed van betekenis kan uitoefenen op de bedrijfsvoering van de onderneming (bijvoorbeeld als zijn deelneming hem toelaat een vertegenwoordiger te hebben in de raad van bestuur). Deelnemingen zijn onderworpen aan alle kennisgevingsvereisten als de betrokken lidstaat - geval per geval - aantoont dat de verwerver, gezien de eigendomsstructuur van de doelentiteit en zijn concrete betrokkenheid haar bedrijfsvoering, een invloed van betekenis kan uitoefenen, zelfs op dit lage niveau.
36
Bijlage II Lijst van de informatie die vereist is voor de beoordeling van een verwerving Beginselen : 1. Deze bijlage bestaat uit twee delen. In deel I worden de 'algemene informatievereisten' opgesomd, i.e. de vereisten inzake de informatie die normaliter moet worden verstrekt aan de toezichthouder van de financiële instelling die het doelwit van de verwerving is (hierna "de doelentiteit" genoemd)19, over de kandidaat-verwerver en over de aard van de voorgenomen verwerving, ongeacht de verwachte graad van betrokkenheid (kapitaal- of stemrechtenpercentage) van de kandidaat-verwerver in de doelentiteit. 2. In deel II wordt de specifieke informatie geïnventariseerd die vereist is krachtens het proportionaliteitsbeginsel20 en waarbij twee gevallen worden onderscheiden : het geval waarbij de verwerving resulteert in een controlewijziging over de financiële instelling, én het geval waarbij de kandidaat-verwerver geen controle over, maar een gekwalificeerde deelneming in de doelentiteit verwerft. 3. Geval 1 - Controlewijziging : het begrip 'controle over de doelentiteit' wordt in het glossarium gedefinieerd onder verwijzing naar de sectorale richtlijnen. 4. Bij een controlewijziging dient de kandidaat-verwerver de toezichthouder van de doelentiteit een businessplan te bezorgen. 5. Geval 2 - Verwerving van een gekwalificeerde deelneming : wanneer de kandidaat-verwerver geen controle over, maar een gekwalificeerde deelneming in de doelentiteit verwerft, moet de te verstrekken informatie in verhouding staan tot de verwachte graad van betrokkenheid van de kandidaat-verwerver bij het management van de doelentiteit. 6. De kandidaat-verwerver dient de toezichthouder van de doelentiteit in alle gevallen het bewijs te leveren dat de door hem verstrekte informatie accuraat en niet foutief, misleidend of bedrieglijk is. De toezichthouder moet die verklaring van de kandidaat-verwerver kunnen verifiëren door hem te verzoeken documenten over te leggen waaruit blijkt dat die verklaring juist is (bv. recente uittreksels uit het strafregister), en, zo nodig, door andere
19
Deze lijst wordt geacht exhaustief te zijn (tenzij krachtens lid 9 bijkomende informatie dient te worden verstrekt, bv. aanvullende of verduidelijkende informatie) en specificeert alle informatie die de verwerver aan de toezichthouder van de doelentiteit moet verstrekken in het vooruitzicht van de beoordeling van de voorgestelde verwerving. De toezichthouder van de doelentiteit kan de verwerver echter vrijstellen van de verstrekking van bepaalde informatie uit de lijst, als die informatie in het desbetreffende geval niet nodig blijkt voor de degelijke beoordeling van de verwerver. Dat is bijvoorbeeld het geval als de toezichthouder van de doelentiteit al over die informatie beschikt, of als hij die informatie gemakkelijk bij een andere autoriteit kan verkrijgen, of als de verwerving betrekking heeft op een intragroepsverrichting.
20
Conform Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.
37
binnen- of buitenlandse autoriteiten (bv. rechterlijke overheden of andere regelgevende autoriteiten) om bevestiging daarvan te vragen. 7. De in deze bijlage opgesomde informatie dient te worden verstrekt door personen (zowel rechtstreekse als onrechtstreekse kandidaat-verwervers) voor wie, conform punt 13 van de Guidelines, kennisgevingsverplichtingen gelden.
Deel I - Algemene informatievereisten 1. Identiteit van de kandidaat-verwerver a. De kandidaat-verwerver is een natuurlijk persoon : (1)
Naam, geboortedatum, geboorteplaats, adres;
(2)
Een volledig curriculum vitae, met detailinformatie over relevante opleidingen, vroegere beroepservaring en huidige activiteiten of bijkomende functies.
b. De kandidaat-verwerver is een rechtspersoon :
c.
(3)
Firmanaam, officiële naam en adres van de zetel, met daarbij de nodige bewijsstukken;
(4)
Registratie van de rechtsvorm conform de nationale wetgeving;
(5)
Geactualiseerd overzicht van de ondernemingsactiviteiten;
(6)
Volledige lijst van de personen die het bedrijf feitelijk leiden, inclusief hun curriculum vitae, met detailinformatie over hun vroegere beroepservaring en hun huidige activiteiten;
(7)
Identiteit van rechtspersoon.
alle
andere
uiteindelijke
begunstigden
van
de
De kandidaat-verwerver is een bestaande trust of een trust die mogelijk uit de verwerving zal voortvloeien : (8)
Identiteit van alle personen die de activa zullen beheren (trustees) conform de bepalingen van de trustovereenkomst, en hun respectief aandeel in de inkomstenverdeling;
(9)
Identiteit van alle trustvermogen.
andere
'uiteindelijke
begunstigden'
van
het
2. Bijkomende informatie over de kandidaat-verwerver a. De kandidaat-verwerver is een natuurlijk persoon : (10)
Met betrekking tot de kandidaat-verwerver en elke onderneming die ooit door hem werd geleid of gecontroleerd, dient informatie te worden verstrekt over : (a)
alle relevante gerechtelijke antecedenten, strafrechtelijke onderzoeken of strafprocedures, alle relevante burgerlijke en 38
administratieve zaken, en alle tuchtmaatregelen (waaronder ontzetting als bestuurder van een onderneming of faillissement, insolventie of soortgelijke procedures);
21 22 23
(b)
onderzoeken, dwangmaatregelen of sancties door toezichthoudende autoriteit ten aanzien van de betrokkene;
een
(c)
de weigering tot registratie of verlening van een toestemming, lidmaatschap of vergunning om handels-, bedrijfs- of beroepsactiviteiten te verrichten, dan wel de intrekking, herroeping of beëindiging van een registratie, toestemming, lidmaatschap of vergunning, of het royeren door een regelgevende of overheidsinstantie;
(d)
ontslag of stopzetting van een vertrouwenspositie, zakenrelatie of soortgelijke positie, of verzoek om ontslag te nemen uit een dergelijke positie;
(11)
Informatie of de reputatie van een persoon als verwerver of als leider van een financiële instelling al door een andere toezichthouder werd beoordeeld (met vermelding van de identiteit van die toezichthouder en overlegging van een bewijs van het beoordelingsresultaat);
(12)
Informatie of eerder al een beoordeling is uitgevoerd door een andere toezichthouder uit een andere, niet-financiële sector (met vermelding van de identiteit van die toezichthouder en overlegging van een bewijs van het beoordelingsresultaat);
(13)
Door de kandidaat-verwerver verstrekte informatie over zijn financiële positie en soliditeit met detailinformatie over zijn inkomstenbronnen, activa en passiva, zakelijke en persoonlijke zekerheden;
(14)
Beschrijving van de beroepsactiviteiten van de kandidaat-verwerver;
(15)
Financiële informatie, inclusief ratings, en openbare verslagen over de door de kandidaat-verwerver gecontroleerde of bestuurde ondernemingen, alsook, indien beschikbaar, ratings en openbare verslagen over de kandidaat-verwerver zelf;
(16)
Beschrijving van de financiële 21 en niet-financiële22 belangen of relaties van de kandidaat-verwerver met: (a)
alle andere huidige aandeelhouders van de doelentiteit;
(b)
alle personen die stemrechten mogen uitoefenen binnen de doelentiteit23;
(c)
alle leden van de raad van bestuur of soortgelijke organen, of van het senior management van de doelentiteit;
Financiële belangen omvatten bijvoorbeeld kredietverrichtingen, zakelijke en persoonlijke zekerheden. Niet-financiële belangen omvatten bijvoorbeeld familierelaties. Zie de gevallen waarvan sprake in Artikel 10 van Richtlijn 2004/109/EG betreffende de transparantievereisten.
39
(d)
de doelentiteit en de groep waarvan zij deel uitmaakt;
(e)
alle andere belangen of activiteiten van de kandidaat-verwerver die tot een belangenconflict met de doelentiteit kunnen leiden, en mogelijke oplossingen voor die belangenconflicten.
b. De kandidaat-verwerver is een rechtspersoon : (17)
24 25 26
Met betrekking tot de kandidaat-verwerver, alle personen die zijn bedrijf effectief leiden, en alle door hem gecontroleerde ondernemingen, dient informatie te worden verstrekt over : (a)
alle relevante gerechtelijke antecedenten, strafrechtelijke onderzoeken of strafprocedures, alle relevante burgerlijke en administratieve zaken, en alle tuchtmaatregelen (waaronder ontzetting als bestuurder van een onderneming of faillissement, insolventie of soortgelijke procedures);
(b)
onderzoeken, dwangmaatregelen of sancties door toezichthoudende autoriteit ten aanzien van de betrokkene;
(c)
de weigering tot registratie of verlening van een toestemming, lidmaatschap of vergunning om handels-, bedrijfs- of beroepsactiviteiten te verrichten, dan wel de intrekking, herroeping of beëindiging van een registratie, toestemming, lidmaatschap of vergunning, of het royeren door een regelgevende of overheidsinstantie;
een
(18)
Informatie of de reputatie van een persoon als verwerver of als leider van een financiële instelling al door een andere toezichthouder werd beoordeeld (met vermelding van de identiteit van die toezichthouder en overlegging van een bewijs van het beoordelingsresultaat);
(19)
Informatie of eerder al een beoordeling is uitgevoerd door een andere toezichthouder uit een andere sector (met vermelding van de identiteit van die toezichthouder en overlegging van een bewijs van het beoordelingsresultaat);
(20)
Beschrijving van de financiële 24 en niet-financiële25 belangen of relaties van de kandidaat-verwerver met: (a)
alle andere huidige aandeelhouders van de doelentiteit;
(b)
alle personen die stemrechten mogen uitoefenen binnen de doelentiteit26;
(c)
alle leden van de raad van bestuur of soortgelijke organen, of van het senior management van de doelentiteit;
(d)
de doelentiteit en de groep waarvan zij deel uitmaakt;
Financiële belangen omvatten bijvoorbeeld kredietverrichtingen, zakelijke en persoonlijke zekerheden. Niet-financiële belangen omvatten bijvoorbeeld familierelaties. Zie de gevallen waarvan sprake in Artikel 10 van Richtlijn 2004/109/EG betreffende de transparantievereisten.
40
(e)
alle andere belangen of activiteiten van de kandidaat-verwerver die tot een belangenconflict met de doelentiteit kunnen leiden, en mogelijke oplossingen voor die belangenconflicten;
(21)
De aandeelhouderstructuur van de kandidaat-verwerver, met vermelding van de identiteit van alle aandeelhouders die een aanzienlijke invloed uitoefenen, hun respectieve kapitaal- en stemrechtenpercentages alsook informatie over de aandeelhoudersovereenkomsten;
(22)
Als de kandidaat-verwerver deel uitmaakt van een groep (als dochterof moederonderneming), een gedetailleerd organigram van de volledige groepsstructuur, alsook informatie over de percentages (kapitaal en stemrechten) in het bezit van relevante aandeelhouders en over de huidige groepsactiviteiten;
(23)
Identificatie van de instelling(en) binnen de groep waarop toezicht wordt uitgeoefend, en de namen van de betrokken toezichthouders in hun lidstaat van herkomst;
(24)
De wettelijk voorgeschreven financiële staten, ongeacht de omvang van de onderneming, voor de laatste drie boekjaren, zo mogelijk goedgekeurd door een accountantskantoor, inclusief :
(25)
(a)
de balans;
(b)
de winst- en verliesrekening/resultatenrekening;
(c)
het jaarverslag en de financiële bijlagen, alsook alle andere, bij de handelsrechtbank neergelegde documenten;
Informatie over de credit rating van de kandidaat-verwerver en de algemene rating van de groep.
3. Informatie over de verwerving (26)
Identificatie van de doelentiteit;
(27)
Algemene doelstelling van de verwerving (bv. strategische belegging, portefeuillebelegging, enz.);
(28)
Aantal en soort aandelen (gewone of andere) van de doelentiteit die vóór en na de verrichting in het bezit zijn van de kandidaat-verwerver ; het bedrag dat de aandelen vertegenwoordigen in het totale kapitaal, uitgedrukt in percentages, in euro en in de lokale munt ; het stemrechtenpercentage, als dat verschilt van het kapitaalpercentage;
(29)
Elk optreden in onderling overleg met andere partijen (bijdrage van andere partijen aan de financiering, mogelijkheden om te participeren in de financiële voorzieningen, toekomstige organisatorische afspraken, enz.);
(30)
Bepalingen van de (geplande) aandeelhoudersovereenkomsten met andere aandeelhouders over de doelentiteit. 41
4. Informatie over de financiering van de verwerving (31)
Detailinformatie over het gebruik en de herkomst van private financiële middelen : overtuigend bewijsmateriaal of ondertekende verklaring;
(32)
Informatie over de middelen en het netwerk dat wordt gebruikt voor de overdracht van middelen (beschikbaarheid van de middelen die voor de verwerving zullen worden gebruikt, financiële regelingen, enz.);
(33)
Detailinformatie over de toegang tot kapitaalbronnen en financiële markten en over de financiering van de verwerving van aandelen;
(34)
Informatie over het gebruik van bij het banksysteem geleende bedragen (in voorkomend geval, door middel van uit te geven financiële instrumenten) of elke financiële relatie met andere aandeelhouders van de instelling (looptijden, modaliteiten, zakelijke en persoonlijke zekerheden);
(35)
Informatie over de activa van de kandidaat-verwerver of de doelentiteit die op korte termijn dienen te worden verkocht (verkoopvoorwaarden, prijsbeoordeling en detailinformatie over de kenmerken van die activa).
42
Deel II - Aanvullende informatievereisten afhankelijk van het beoogde participatieniveau
A: WIJZIGING IN DE CONTROLE Als er sprake is van een "controlewijziging" in de financiële instelling die het doelwit is van de verwerving (hierna "de doelentiteit" genoemd), dient de kandidaat-verwerver een businessplan27 voor te leggen waarin hij zowel het vooropgestelde strategisch ontwikkelingsplan voor de verwerving toelicht als becijferde prognoses verstrekt en meer gedetailleerde informatie geeft over ingrijpende wijzigingen die hij in de doelentiteit overweegt door te voeren: I.
Een strategisch ontwikkelingsplan waarin, in algemene bewoordingen, de kerndoelstellingen van de verwerving worden aangegeven alsook de voornaamste methodes die gehanteerd worden om die te verwezenlijken, met name: (a)
de achterliggende bedoeling van de verwerving;
(b) de financiële doelstellingen op middellange termijn (return on equity, cost-benefit ratio, earnings per share, enz.);
II.
(c)
de belangrijkste in de doelentiteit te verwezenlijken synergieën;
(d)
de mogelijke heroriëntering van cliënten en de mogelijke herziene fondsen/middelen in de doelentiteit;
(e)
de algemene regels voor het opnemen en integreren van de doelentiteit in de groepsstructuur van de verwerver28, inclusief een beschrijving van de voornaamste te verwezenlijken synergieën met andere ondernemingen binnen de groep en een beschrijving van het beleid inzake intragroepsrelaties.
activiteiten/producten/beoogde toewijzing van verwachte
De geraamde financiële staten van de doelentiteit, zowel op vennootschappelijke als op geconsolideerde basis, over een termijn van 3 jaar, waaronder: (a)
een balansprognose en een winst- en verliesrekening;
(b)
de verwachte prudentiële ratio's;
(c)
informatie over operationeel risico,
de risicoposities enz.); en
(kredietrisico,
marktrisico,
27
In bepaalde omstandigheden, zoals in geval van verwerving via een openbaar bod, kan de verwerver moeilijkheden ondervinden om de informatie te verkrijgen die hij nodig heeft om een volledig businessplan te kunnen opstellen. In dat geval dient hij deze moeilijkheden te melden aan de toezichthouder van de doelentiteit en daarbij aan te geven welke aspecten van zijn businessplan hij misschien eerlang zal moeten wijzigen.
28
Voor instellingen die in de EER onder toezicht staan, zou informatie over de groepsstructuur van de verwerver beperkt kunnen worden tot informatie over de onderdelen van zijn groepsstructuur die relevant zijn voor de transactie (bijvoorbeeld over het Retail Departement van de verwerver ingeval hij een entiteit verwerft die uitsluitend in de retail actief is).
43
(d)
de vooropgestelde intragroepsverrichtingen.
III. De invloed van de verwerving op het deugdelijk bestuur en de algemene organisatiestructuur van de doelentiteit, met name op: (a)
de samenstelling29 en de taken van de raad van bestuur en van de voornaamste comités die door het beslissingsorgaan zijn opgericht (directiecomité, risicocomité, auditcomité enz.);
(b)
de administratieve en boekhoudkundige procedures en de interne controles: de voornaamste wijzigingen in de procedures en systemen inzake boekhouding, audit, interne controle en compliance (inclusief witwaspreventie), waaronder de toewijzing van de sleutelfuncties (auditor, internal controller en compliance officer);
(c)
de algemene architectuur van de IT-systemen: dit houdt bijvoorbeeld alle wijzigingen in die worden aangebracht in het uitbestedingsbeleid, de data flowchart, de gebruikte binnenshuis ontwikkelde en externe software en de voornaamste gegevensen systeembeveiligingsprocedures en -instrumenten (bv. back-up, continuityplan, audit trails, enz.); en
(d)
het uitbestedingsbeleid (betrokken activiteitsgebieden, selectie van dienstverleners, enz.) alsook de respectieve rechten en plichten van de voornaamste partijen als contractueel vastgelegd (bv. auditovereenkomsten, vereiste kwaliteit van de dienstverlener, enz.).
B: GEKWALIFICEERDE DEELNEMING ZONDER WIJZIGING IN DE CONTROLE Als er geen wijziging komt in de controle, dient de kandidaat-verwerver aan de toezichthouder van de doelentiteit een nota over de strategie voor te leggen. Bij het opstellen van deze nota dient hij rekening te houden met het evenredigheidsbeginsel: welke informatie verstrekt dient te worden, hangt af van de mate waarin ingevolge de verwerving (minder dan 20% van het kapitaal en de stemrechten, tegenover tussen 20% en 50%) inspraak zal worden uitgeoefend op het management en de activiteiten van de doelentiteit. Afhankelijk van de algemene aandeelhoudersstructuur van de doelentiteit zal de toezichthouder van de doelentiteit mogelijk meer gedetailleerde informatie opvragen als bedoeld in het onderstaande punt b), indien de "invloed" die met de betrokken deelneming wordt uitgeoefend gelijkwaardig blijkt aan de invloed die wordt uitgeoefend met een in punt b) bedoelde deelneming, ook al blijft de te verwerven deelneming onder de 20%-drempel.
29
Inclusief informatie over de personen die zullen worden aangesteld om het bedrijf van de doelentiteit te leiden na de verwerving.
44
a) Gekwalificeerde deelneming van minder dan 20% De "strategienota" bevat de volgende informatie: I.
II.
Het beleid van de verwerver ten aanzien van de verwerving. In aanvulling op de informatie die vereist is conform deel I, punt 3 van deze bijlage II, dient de kandidaat-verwerver de bevoegde toezichthouder in kennis te stellen van: (a)
de termijn gedurende welke hij voornemens is zijn deelneming na de verwerving aan te houden;
(b)
enig voornemen om het participatieniveau dat hij via zijn deelneming heeft verworven binnen afzienbare tijd te vergroten, te verkleinen of te behouden;
Een aanwijzing van de intenties van de verwerver ten aanzien van de doelentiteit, en in het bijzonder of hij al dan niet voornemens is om op te treden als actieve minderheidsaandeelhouder, alsook de achterliggende bedoeling van zijn optreden;
III. Informatie over de mogelijkheid (financiële positie) en de bereidheid van de kandidaat-verwerver om de doelentiteit te steunen met aanvullend eigen vermogen mocht dit vereist zijn voor de ontwikkeling van haar activiteiten of mocht zij financiële moeilijkheden ondervinden. b) Gekwalificeerde deelneming tussen 20% en 50% In dit geval dient gelijkaardige informatie als vermeld in het bovenstaande punt a) te worden verstrekt, zij het gedetailleerder, met name: I.
Details over de invloed die de verwerver voornemens is uit te oefenen op de financiële positie (waaronder het dividendbeleid), de strategische ontwikkelingen en de toewijzing van de middelen van de doelentiteit.
II.
Een beschrijving van de voornemens en verwachtingen die de verwerver voor de middellange termijn heeft ten aanzien van de doelentiteit, met betrekking tot alle elementen als vermeld in deel I van het in punt A supra bedoelde businessplan.
45