Bijlage horend bij brief GGZ Nederland en RIBW Alliantie over voorstel Wmo 2015, d.d. 17 februari 2014.
1. Art. 2.1.2. lid 2 Opdracht gemeente Het plan van het college is erop gericht dat: a. cliёnten zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven; b. cliёnten die beschermd wonen of opvang ontvangen, een veilige woonomgeving hebben en, indien mogelijk, weer in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Wat wordt verstaan onder een veilige woonomgeving? Is het mogelijk dat elke gemeente andere eisen stellen aan een veilige woonomgeving? VRAAG Is de staatssecretaris bereid om de huidige kwaliteitsnormen en definitie van “veilige woonomgeving” uit Kwaliteitswet zorginstellingen (Kwzi) over te nemen in de Wmo?
2. Artikel 2.1.2. Samenwerking gemeenten en zorgverzekeraars In het beleidsplan van het College wordt bijzondere aandacht gegeven aan: b. de samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet met het oog op een zo integraal mogelijke dienstverlening; Voor mensen met psychische problematiek is continuïteit en integraliteit van de dienstverlening van groot belang voor hun herstel en ter voorkoming van opname in een kliniek. Door de overheveling van intramurale ggz (beschermd wonen) naar de Wmo wordt tevens de samenwerking tussen centrumgemeenten en regiogemeenten en belangrijke factor in de integrale dienstverlening aan deze doelgroep. VRAAG Is de staatssecretaris bereid om in een tijdelijk aanvullend AMVB de samenwerking tussen centrumgemeenten en regiogemeenten, en tussen de gemeenten en zorgverzekeraars verplicht te stellen. 3. Artikel 2.1.2 Beschermd wonen een maatwerkvoorziening in de Wmo. De intramurale GGZ voorziening beschermd wonen wordt een maatwerkvoorziening in de Wmo. zoals beschreven in Art. 2.1.2. bij Plan van College (MvT pg 108) : In het plan zal ook moeten worden beschreven hoe de gemeente voorziet in passende maatwerkvoorzieningen op het gebied van beschermd wonen en opvang aan mensen die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. In het wetsvoorstel wordt beschreven dat een gemeente pas een maatwerkvoorziening hoeft aan te bieden als gebleken is dat de burger niet voldoende ondersteund kan worden door een algemene voorziening, waaronder mantelzorg. De gemeente kan dus een algemene voorziening aanbieden die in combinatie met de inzet van mantelzorg voorkomt dat de psychisch kwetsbare burger in aanmerking komt voor beschermd wonen. Voor jonge mensen met psychische problemen die in een gezinssituatie wonen is beschermd wonen meestal juist een oplossing voor een problematische situatie waarbij de mantelzorgers vaak overbelast zijn. Voor veel mensen met psychische problematiek betekent beschermd wonen met professionele begeleiding vaak een opstap naar ontwikkeling van eigen mogelijkheden en participatie die thuis niet of onvoldoende tot stand kan komen.
VRAAG Welke algemene voorziening kan de vervanging zijn van beschermd wonen en welke rol moeten mantelzorgers (thuissituatie van cliënt) hierin vervullen? VRAAG Kan de staatssecretaris waarborgen dat bij ggz cliënten de standaard voorliggende inzet van mantelzorg kritisch beoordeeld wordt op hun doelmatigheid voor de cliënt? 4. Artikel 2.1.3. lid 2. Klachtrecht en medezeggenschap De ggz dreigt te worden geconfronteerd met een meervoud aan regimes op de thema’s kwaliteit van zorg, klachtrecht en medezeggenschap, namelijk een door verschillende gemeenten in Nederland vast te stellen regime; die regimes die voortvloeien uit de Wkkgz; de voorgenomen wijziging van de medezeggenschapsregeling voor patiënten in de zorg. Daarnaast zijn er aparte regimes voor de verplichte ggz: we noemen de huidige wet Bopz en de Beginselenwet Verpleging TBS-gestelden maar als straks de WVGGZ en de WZD op de ggz van toepassing wordt, krijgt de ggz met verschillende klachtenregelingen en –instanties te maken die niet op elkaar zijn afgestemd. Daarbij krijgt de ggz ook nog eens te maken met verschillende toezichthouders, de inspectie voor de gezondheidszorg en 400 gemeenten. Een en ander zal leiden tot onnodige hoge administratieve lasten voor de zorgaanbieder en verschil in rechtspositionele waarborgen voor de ggz-cliënt. GGZ Nederland vindt het hoogst bezwaarlijk dat de ggz met de inwerkingtreding van meerdere, onvoldoende op elkaar afgestemde wetten, te maken krijgt met hoge lasten en verschil in rechtspositionele waarborgen voor de mensen met psychische problematiek VRAAG Wij vragen de staatssecretaris om meer afstemming en- samen met de minister- te komen tot harmonisering van de regelingen voor kwaliteit van zorg, klachtrecht en medezeggenschap. 5. Artikel 2.1. lid 3. Gemeenten kunnen eisen stellen aan bedrijfsvoering aanbieders Blijkens het wetsvoorstel krijgt het gemeentebestuur de bevoegdheid om aan aanbieders, die rechtspersoon zijn, eisen te stellen met betrekking tot de bestuursstructuur en de bedrijfsvoering: Punt d. welke eisen aan aanbieders die rechtspersoon zijn, worden gesteld met betrekking tot de bestuursstructuur en de bedrijfsvoering; In de huidige situatie moet elke zorginstelling die ZVW- of ABWZ-zorg wil bieden een toelating hebben van VWS o.g.v. de Wet toelating zorginstellingen (WTZi). Deze wet stelt o.a. transparantie eisen aan de bestuursstructuur, waarvan de belangrijkste het onafhankelijk toezicht is, conform de Zorgbrede Governancecode. De WTZi gaat verdwijnen en zal opgaan in een Wet goed bestuur in de zorg, waarvan de contouren nog niet helder zijn. Wel heeft VWS aangegeven, dat als de branches hard kunnen maken, dat zij de leden zullen aanspreken op naleving van de code, dat deze wet geen herhaling wordt van de code. Volgens dit wetsvoorstel zijn gemeenten bevoegd eigen regels te stellen die tegenstrijdig kunnen zijn met de bestaande regelgeving voor zorgaanbieders.
2
Onlangs heeft de rechtbank in Den Bosch bepaald dat een gemeente geen voorwaarden mag stellen over de hoogte van het salaris van de Raad van Bestuur, aangezien dit in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. VRAAG Waarom is in het wetsvoorstel bij dit artikel niet verwezen naar de bestaande landelijke weten regelgeving, zoals bijvoorbeeld de WTZi de toekomstige Wet goed bestuur in de zorg en de Zorgbrede Governancecode? Aanbieders in het zorgdomein zijn reeds gehouden aan deze regelingen en dus zou het gebruik hiervan door gemeenten in de Wmo- contractering voor de hand liggen.
6. Art.2.3.10: Bevoegdheid College Het college kan een beslissing intrekken of herzien als: Punt a.: als de cliënt onjuiste gegevens heeft verstrekt: VRAAG In hoeverre geldt dit ook voor cliënten die niet opzettelijk de onjuiste gegevens verstrekken? Punt d.: de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening verbonden voorwaarden Mensen met psychische problemen kunnen door hun wisselende symptomen onregelmatig deelnemen aan een maatwerkvoorziening. Continuïteit van de voorziening draagt dan bij aan het voorkomen van escalatie en klinische opname. VRAAG Op welke manier kan de staatssecretaris garanderen dat een gemeente rekening houdt met de specifieke problematiek van de burger? VRAAG Is de staatssecretaris bereid om zowel bij punt a als bij punt b het woord opzettelijk toe te voegen, zoals ook in de Wet Werk en Bijstand is omschreven?
7. Artikel 2.1.4. lid 1. Eigen bijdrage algemene voorziening Elke gemeente kan in de verordening opnemen welke eigen bijdrage men vraagt voor het deelnemen aan eigen voorzieningen. Als psychisch kwetsbare burgers een eigen bijdrage moeten betalen voor een algemene voorziening in de wijk gericht op sociale ontmoeting is dit een extra drempel om hieraan deel te gaan nemen. Buiten dat ze de financiële middelen vaak niet hebben zijn mensen met psychische problemen vaak wantrouwend naar hun omgeving en niet bereid om de voor het innen van de EB benodigde gegevens over hun gezondheid te moeten verstrekken aan gemeenten en het CAK. Als deze mensen niet deelnemen aan de algemene voorziening raken zij “buiten beeld” en hebben zij grotere kans op eenzaamheid, decompensatie en verloedering. Dit kan uiteindelijke leiden tot hogere kosten voor behandeling in de Zvw. VRAAG Hoe denkt de staatssecretaris te voorkomen dat psychisch kwetsbare burgers vanwege de eigen bijdrage niet gaan deelnemen aan deze algemene voorzieningen met de beschreven risico’s als gevolg?
3
8. Artikel 2.1.4. lid 6 Cumulatie van eigen bijdragen Het CAK wordt verantwoordelijk om de cumulatie van eigen bijdragen in de Wmo en WLZ per cliënt in kaart te brengen. Gemeenten zullen voor de uitvoering van dit wetsvoorstel afspraken maken met het CAK. VRAAG Is de staatssecretaris bereid om het CAK ook verantwoordelijk te maken voor een totaal overzicht van de cumulatie van eigen bijdragen en de financiële positie van de cliënt door alle wetten heen, zoals de Participatiewet en de Zorgverzekeringswet?
9. Artikel 3.1 lid 3. Kwaliteit In het wetsvoorstel wordt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van een maatwerkvoorziening zowel bij de aanbieder als bij de gemeente gelegd. Tevens kan de gemeente bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (AMvB), indien het niveau van een vorm van maatschappelijke ondersteuning dit vereist, nadere eisen stellen aan aanbieders van voorzieningen. De aanbieders worden mede verantwoordelijk gesteld voor de kwaliteit van hun voorzieningen, maar kunnen vervolgens te maken krijgen met meerdere gemeenten die andere nadere lokale eisen stellen aan de voorziening. Dit kan leiden tot een gecompliceerde verantwoording voor de aanbieder en een administratieve lasten verzwaring. VRAAG Op welke manier wil de staatssecretaris voorkomen dat de aanbieders met meerdere vormen van kwaliteitseisen en verantwoording te maken krijgen en voorkomen dat hier tegenstrijdigheden in kunnen optreden?
10. Artikel 3.1. Kwaliteit en Kwaliteitsstandaarden In de memorie van Toelichting staat bij 5.5. Kwaliteitseisen voor aanbieders het volgende: De regering legt de verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen van landelijke standaarden bij gemeenten en aanbieders, waarbij het KING de regierol krijgt toegewezen. De landelijke kwaliteitsstandaarden voor de maatschappelijke ondersteuning moeten dienen als minimumnorm waarbij de mogelijkheid voor gemeenten en cliënten om maatwerk te kunnen bieden in de ondersteuning intact blijven. GGZ Nederland en de RIBW Alliantie achten dit van belang om ook administratieve lastenverzwaring en toename van regeldruk te voorkomen. VRAAG Gaat de staatssecretaris erop toezien dat het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING) gaat samenwerken met het Zorginstituut Nederland (ZiN) om harmonisatie in de regels te waarborgen? VRAAG Hoe wil de staatssecretaris borgen dat de nieuwe landelijke kwaliteitsstandaard voor maatschappelijke ondersteuning aansluit bij de huidige kwaliteitsstandaarden vanuit de Zvw en de toekomstige Wlz?
4
VRAAG Op welke manier kan de staatssecretaris het level playing field voor de verschillende aanbieders borgen? 11. Artikel 3.4. lid 1. Verplichte verklaring omtrent het gedrag (VOG) De maatschappelijke kosten van een verplichte VOG voor alle medewerkers zijn zeer hoog, de baten zijn onzeker. Wij pleiten voor een risico- en branchegerichte benadering. Daarbij pleiten wij voor verruiming van de mogelijkheden op een strafrechtelijk of tuchtrechtelijk beroepsverbod. In haar brief over het tuchtrecht stelt de minister van VWS (31 016, nr. 37) verschillende maatregelen hieromtrent in het vooruitzicht die ons aanspreken. Onze bezwaren tegen een algemene verplichting tot een aanvraag VOG laten uiteraard onverlet dat van een zorgaanbieder verwacht mag worden dat hij werkt aan veilige zorg en de beheersing van risico’s, ook in het personeelsbeleid. Dat betekent dat bij een redelijke twijfel over de integriteit van de zorgverlener de zorgaanbieder nader onderzoek moet verrichten, en daarbij kan hij kiezen voor het vragen van een VOG. Bij functies met een hoog risicoprofiel zal dit eveneens gebeuren. De instelling is hiervoor zelf verantwoordelijk (e.e.a. conform de BoZ- reactie op de Wkkgz op 11 juni 2013). De minister heeft recentelijk de bezwaren omtrent een verplichte VOG erkent en heeft daarom in de Wkkgz voorzien in een vergewisplicht en een ‘VOG-op maat”. VRAAG Kan de staatssecretaris artikel 3.4 van het wetsvoorstel aanpassen aan de formulering van artikel 4 Wkkgz?
12. Artikel 4.1.1. Verwerking van persoonsgegevens Het wetsvoorstel regelt een overlegverplichting en informatieverplichting voor het college van B&W en aanbieders ten opzichte van zorgverzekeraars, eventueel uit te breiden tot andere partijen. Op centraal niveau wordt in overleg met de organisaties van gemeenten, aanbieders en zorgverzekeraars, in een AMvB geregeld op welke wijze persoonsgegevens worden verwerkt en volgens welke technische standaarden dat plaatsvindt. Wij zijn blij dat de staatssecretaris op centraal niveau nadere regels omtrent de verwerking van persoonsgegevens wil stellen zodat grote diversiteit tussen gemeenten wordt voorkomen. Wij betreuren het echter dat de staatssecretaris de waarborgen bij gegevensuitwisseling niet beter in het wetsvoorstel zelf uitwerkt. Hij wil dat later doen in lagere regelgeving waardoor een en ander een samenhangend advies van het CBP én een parlementaire toets ontbreekt. Nu kan niet worden beoordeeld of die waarborgen voldoende zijn binnen de kaders van de wet en recht doen aan de bescherming van de belangen waarvoor het beroepsgeheim oorspronkelijk in het leven is geroepen: het maatschappelijk belang van een vrije toegang voor een ieder tot gezondheidszorg en het individuele belang van de gezondheid en de privacy van de burger. GGZ Nederland en de RIBW Alliantie signaleren een trend waarbij de grenzen bij gegevensuitwisseling steeds verder dreigen te worden opgerekt, dit ten koste van de burger en diens vertrouwen in de (geestelijke) gezondheidszorg. Het beroepsgeheim van de zorgaanbieder dient het vertrouwen van de burger in en de toegankelijkheid van de (g)gz te waarborgen. Dat gegevensuitwisseling in bepaalde gevallen noodzakelijk, wenselijk en juridisch mogelijk kan zijn, onderkennen wij. De ggz is waar noodzakelijk ook bereid om daaraan mee te werken.
5
Maar zorgaanbieders behouden binnen deze samenwerking altijd - ook al hebben zij toestemming van betrokkene(n)- een eigen verantwoordelijkheid om te bepalen dat zij desgevraagd niet meer gegevens dan strikt noodzakelijk verstrekken. Doen zij dit niet, dan riskeren zij strafrechtelijke -, tuchtrechtelijke – en civielrechtelijke aansprakelijkheid. Voorkomen is beter dan genezen: Gegevensuitwisseling vergt een zorgvuldige normering vooraf om problemen in de praktijk te voorkomen. VRAAG Kunt u er bij de staatssecretaris op aandringen om in het wetsvoorstel zelf, dan wel bij AMvB, nader te regelen welke gegevens concreet zullen worden verwerkt, zodanig dat de verwerking van deze gegevens is gerechtvaardigd in het licht van artikel 8 EVRM en de Wet Bescherming Persoonsgegevens? VRAAG Kunt u in het belang van het vertrouwen in en de toegankelijkheid van de ggz er bij de staatssecretaris op aandringen dat voor een parlementaire toets de ontwerp-AMvB via een voorhangprocedure ter goedkeuring aan de Tweede en Eerste Kamer wordt voorgelegd? VRAAG Kunt u de staatssecretaris vragen of zij voornemens is om de ontwerp-AMvB voor advies voor te leggen aan het College Bescherming Persoonsgegevens? 13. Artikel 5.1. toezicht en handhaving De verantwoordelijkheid voor het toezicht op en de handhaving van kwaliteit en veiligheid van maatschappelijke ondersteuning ligt geheel bij de gemeente. Voor 1 januari 2015 moet het college de toezichthoudende ambtenaren binnen de eigen gemeente aanwijzen. Via een verordening worden toetsingsnormen gesteld. De IGZ heeft een adviserende rol maar zal de minister voorts wel jaarlijks rapporteren over uitvoering van het toezicht op gemeentelijk niveau en de effecten daarvan op het niveau van de maatschappelijke ondersteuning. Wij maken ons zorgen over de ‘slager keurt zijn eigen vlees’ opzet van het toezicht. Minimaal moet het toezicht uitgevoerd worden door een onafhankelijk orgaan, ook als niet gekozen wordt om de IGZ een rol te geven. VRAAG Hoe verklaart de staatssecretaris dat een overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de maatschappelijke ondersteuning, ook verantwoordelijk gemaakt wordt voor het toezicht op de uitvoering? VRAAG Waarom is er niet voor gekozen om de toezicht en handhaving voor maatschappelijke ondersteuning bij het IGZ te leggen, die als instituut jarenlange kennis en ervaring heeft opgebouwd?
VRAAG Het IGZ heeft wel een rapportageverplichting over de ondersteuning die de gemeente bieden. Hoe kan het IGZ rapporteren als zij niet verantwoordelijk is voor de toezicht?
6
14. Algemeen Administratieve verantwoording en toename van administratieve lasten GGZ Nederland is bezorgd over toename van de administratieve lasten die dit wetsvoorstel kan veroorzaken. Het wetsvoorstel impliceert het verlaten van landelijke kaders voor zorg inen verkoop, facturatie en verantwoording. In combinatie met een verwachte stijging van het aantal contractpartijen maakt dat een forse stijging van de regeldruk voor zorgaanbieders aannemelijk. Dit zal niet zonder gevolgen blijven voor de leverbare kwantiteit van zorg. De wijze waarop de staatssecretaris in de Memorie van Toelichting stilstaat bij het thema regeldruk stelt ons niet gerust. De staatssecretaris ziet de toename van het aantal partijen waarmee een zorgaanbieder een relatie heeft als enige bron voor de toename van administratieve lasten. Onder de AWBZ is er sprake van een landelijke inkoopgids ggz voor de in- en verkoop van zorg, van uitgekristalliseerde informatievoorziening voor de facturatie en verantwoording. GGZ Nederland en de RIBW Alliantie zijn van mening dat er ook een toename dreigt van administratieve lasten als gevolg van het wegvallen van deze landelijke kaders voor zorg inen verkoop, facturatie en verantwoording (waaronder verantwoording ten behoeve van toezicht). VRAAG Wij vragen u de staatssecretaris te vragen waarom het wegvallen van landelijke kaders voor zorg in- en verkoop, facturatie en verantwoording (waaronder verantwoording ten behoeve van toezicht) niet meegenomen zijn in de kwalitatieve analyse van de administratieve lasten. 15. Administratieve verantwoording en toename regeldruk: Volgens de staatssecretaris is er een kans dat aanbieders die nu uitsluitend AWBZ-zorg leveren maar na inwerkingtreding van de wet ook (of uitsluitend) ondersteuning bieden, de regeldruk toeneemt omdat zij dan met meer partijen te maken hebben dan nu. Wij onderschrijven dit, waar nu zaken gedaan wordt met één zorgkantoor, wordt dat in de toekomst gedaan met meerdere gemeenten. Vreemd genoeg echter zou dit niet gelden voor aanbieders die nu gedeeltelijke ondersteuning en gedeeltelijk AWBZ leveren, voor hen geldt een daling van administratieve lasten. Dit begrijpen wij niet. Waarom zou voor die aanbieders niet gelden dat zij, voor de zorg die nu in de AWBZ zit, te maken krijgen met meerdere partijen waarmee men een relatie heeft? VRAAG Wij vragen u de staatssecretaris te vragen waarom de kans op toename van administratieve lasten verschilt tussen aanbieders die thans gedeeltelijk AWBZ leveren, en aanbieders die thans uitsluitend AWBZ leveren. Waarom zou het aantal partijen waarmee men een relatie heeft voor de eerste groep aanbieders niet stijgen? In de Memorie van Toelichting is opgenomen dat de administratieve lasten voor zorgaanbieders wel op een andere manier beperkt worden, te weten doordat betrokken partijen “afspraken maken over onder meer samenwerking met zorgverzekeraars en gezamenlijke inkoop”.
7
VRAAG Wij vragen u de staatssecretaris te vragen toe te lichten welke afspraken er concreet gemaakt worden, wat haar rol daarin is en welke beperkingen dit voor de administratieve lasten voor zorgaanbieders oplevert De staatssecretaris kondigt een was-wordt analyse aan voor de analyse van de vermindering van administratieve lasten zijn door de verminderde uitvraag van Rijkswege. In de verschillende toelichtingen op de gevolgen voor administratieve lasten voor burger, zorgaanbieders en gemeenten wordt de uitvraag van Rijkswege niet genoemd, als een kwalitatieve factor. VRAAG Wij vragen u de staatssecretaris te vragen op welke uitvraag van Rijkswege gedoeld wordt en of in de was/wordt analyse de – eventuele – vervangende uitvraag van gemeentewege meegenomen wordt? De staatssecretaris kondigt aan dat de activiteiten om te komen tot een gestandaardiseerde uitvraag in samenhang worden bezien als onderdeel van het traject Hervorming Langdurende Zorg en in dat traject gekwantificeerd. VRAAG Wij vragen u de staatssecretaris te vragen u op de hoogte te stellen van de kwantificatie van het traject Hervorming Langdurende Zorg voorafgaand aan besluitvorming rond dit wetsvoorstel. GGZ Nederland en de RIBW Alliantie zijn van mening dat de mogelijke toename van administratieve lasten onvoldoende belicht wordt. Wij zijn van mening dat een integrale berekening van de toe- of afname van regeldruk als gevolg van dit wetsvoorstel noodzakelijk is. Het resultaat daarvan zou openbaar moeten zijn, voordat in uw kamer besloten wordt over dit wetsvoorstel. VRAAG Wilt u er bij de staatssecretaris op aandringen een volledig onderzoek naar de integrale effecten op de regeldruk als gevolg van de Hervorming Langdurende Zorg? 16. BTW vrijstelling in de Wmo In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel wordt aangegeven dat de strekking en de reikwijdte van de BTW vrijstelling in de nieuwe Wmo wetgeving gelijk blijft bij de oude wetgeving. GGZ Nederland is voorstander van de bestaande vrijstellingen. In de Wmo tekst wordt voor de BTW vrijstelling verwezen naar een nog niet gepubliceerde AMvB. GGZ Nederland en de RIBW Alliantie wijzen op het belang van spoedige bekendmaking van deze AMvB in verband met vereiste duidelijkheid in het kader van de inkoop door gemeenten. VRAAG Kan de staatssecretaris vertellen op welke termijn de AMvB wordt gepubliceerd? Is de staatssecretaris van plan om de AMvB nog ter bespreking en toetsing voor te leggen aan de Tweede Kamer?
8