Bijlage Handhaving: behandeling van klachten. * Deze informatie is gebaseerd op de Raadsinformatiebrief, Beantwoording schriftelijke vragen d.d. 31 augustus 2012.
Klachten binnen kantoortijden Wanneer klachten binnen kantoortijden bij de gemeente zijn gemeld, wordt het RMB direct ingeschakeld om de aard en de oorzaak van de klacht ter plekke te gaan onderzoeken. Het RMB is het bedrijf die namens de gemeente de klachten onderzoekt. Klachten buiten kantoortijden Het gros van de klachten worden buiten kantoortijden en in het weekend gemeld. Omdat deze klachten pas later (op de eerstvolgende werkdag) bij de gemeente bekend worden, is het onderzoeken van deze klachten vaak niet mogelijk. Het komt ook weleens voor dat klachten pas op een latere datum worden gemeld. Ook deze klachten zijn dan niet meer te onderzoeken. Het is bij geurklachten belangrijk dat de klacht wordt onderzocht (door te ruiken) op het moment dat de geur waarneembaar is. Buiten kantoortijden horen burgers die naar de gemeente bellen een bandje met daarop de volgende informatie: * een 06 -nummer van een ambtenaar (roulatiesysteem), welke de burger kan bellen bij gevallen indien het gaat over calamiteitenbeheer en onderhoud; * en het nummer van de Milieuklachtencentrale van de provincie. Deze centrale is 24 uur per dag bereikbaar via het telefoonnummer 073- 681 28 21 of via de website van de provincie Noord-Brabant. Bij zo een bedrijf wordt, bij drie klachten in één uur, actie ondernomen. De klagers worden bij klachten die buiten kantoortijden zijn gemeld zodra ze bij ons bekend zijn, in sommige gevallen later nog benaderd om te informeren of de klacht nog actueel (waarneembaar) is. Indien de geur nog waarneembaar is, wordt het RMB direct ingeschakeld om de aard en de oorzaak van de klacht ter plekke te gaan onderzoeken. Wanneer een klachtenonderzoek heeft plaatsgevonden, worden zowel de klager(s) als de veroorzaker mondeling (door de toezichthouder van het RMB) en schriftelijk (door de gemeente) over de bevindingen geïnformeerd. Aandachtsbedrijven Omdat de meeste klachten buiten kantoortijden worden ondervonden, kan een bedrijf vanwege aanhoudende gemelde stankklachten, op de lijst van aandachtsbedrijven bij de provinciale Milieuklachtencentrale worden geplaatst. Zo kan het RMB buiten kantoortijden en in het weekend direct voor een klachtenonderzoek worden ingeschakeld. Het bedrijf, klagers en andere belanghebbenden worden hierover dan geïnformeerd. Indien de klacht gaat over een bedrijf die op de aandachtslijst staat, wordt meteen actie ondernomen door de provincie (er wordt dan iemand van het RMB gebeld om te gaan kijken). Aandachtspunten Het komt regelmatig voor dat omwonenden klachten met ‘terugwerkende kracht’ indienen (bijvoorbeeld een melding doen van overlast die 2 of 5 dagen geleden werd ondervonden). Deze klachten kunnen niet meer door ons worden opgepakt. Deze klachten worden wel geregistreerd, maar de eventueel waargenomen overlast is niet meer feitelijk door ons ter plaatse te constateren. Wij vinden het belangrijk dat alle klachten bij ons worden gemeld zodat wij inzicht hebben in de leefsituatie.
Bijlage XIII: Economische haalbaarheid
Economische haalbaarheid 1. INLEIDING De nieuwe geurnormen hebben als effect dat het geuremissieplafond van de veehouderijen wordt beperkt of tot een standstil wordt teruggebracht. Om de gevolgen voor de veehouderijen inzichtelijk te maken zijn twee voorbeeldbedrijven uit het vergunningenbestand van Cuijk genomen. Voor deze twee bedrijven zijn de emissieplafonds bepaald onder de huidige geurnormen en voor de mogelijke toekomstige situatie bij de twee sets met andere geurnormen die in deze gebiedsvisie zijn onderzocht. Gegeven de emissieplafonds is de omvang van de bedrijven berekend (omgerekend in aantal vleesvarkens). Voor de huidige situatie is uitgegaan van gangbare huisvesting (traditioneel of ammoniak‐emissiearme stallen met weinig of geen geurreductie). Voor de toekomstige situatie is uitgegaan van het toepassen van een biologische‐ of combiluchtwasser. Vervolgens is voor de verschillende situaties een bedrijfseconomische analyse gemaakt. Daarbij is gebruik gemaakt van bedrijfseconomische kengetallen uit KWIN 2012‐2013 (KWIN, Kwantitatieve Informatie Veehouderij). Vooraf moet worden opgemerkt dat het bepalen van de economische haalbaarheid een indicatie geeft. Veel hangt af de bedrijfssituatie, zoals het eigen vermogen of de mogelijkheden om kosten te besparen, de technische resultaten te verbeteren of lagere kostprijs voor de luchtwasser te realiseren. Aan het slot van deze paragraaf wordt hierop teruggekomen. Eerst wordt ingegaan op de twee voorbeeldbedrijven, op de gehanteerde uitgangspunten en worden de resultaten van de economische bedrijfsanalyse besproken.
2. KENMERKEN TWEE VOORBEELDBEDRIJVEN Voor twee bedrijven is een bedrijfseconomische berekening uitgevoerd. In tabel 1 zijn de kenmerken van bedrijf 1 gegeven. Tabel 1. Kenmerken voorbeeldbedrijf 1: de omvang van het bedrijf uitgedrukt in aantal vleesvarkens op grond van de huidige vergunde geuremissie, de emissieplafonds bij de huidige geurnormen en de andere geurnormen van set 1 en set 2. De omvang van het is berekend bij toepassing van een gangbaar huisvestingssysteem, een biologische luchtwasser en een combi luchtwasser. BEDRIJF 1
Huidige geuremissie en emissieplafonds op grond van geurnormen
Huidig geuremissie vergund 2012 35904 ou
Omvang van het bedrijf (aantal vleesvarkens) bij toepassing van: ‐ gangbare huisvesting 1561 ‐ biologische luchtwasser (‐60%) ‐ ‐ combi luchtwasser (‐70%) ‐
Maximale omvang van het bedrijf Huidige Andere geurnormen geurnormen (autonoom)
set 1
set 2
72465 ou
48749 ou
30376 ou
‐ 7877 10502
‐ 5299 7065
‐ 3302 4402
De huidige vergunde geuremissie van het bedrijf bedraagt 35.904 odour units en de bijbehorende omvang van het bedrijf is 1.561 vleesvarkens (gehuisvest in een gangbare stal). Bij de huidige geurnormen kan de geuremissie van het bedrijf nog toenemen tot 72.465 odour units (meer dan verdubbelen). Bij het toepassen van een biologische luchtwasser kunnen maximaal 7.877 vleesvarkens worden gehouden en bij het toepassen van een combiwasser kunnen 10.502 vleesvarkens worden gehouden. De andere geurnormen van set 1 beperken het emissieplafond van het bedrijf tot 48.749 odour units (bijna 13.000 odour units meer dan huidig vergund). Bij het toepassen van een biologische luchtwasser kunnen maximaal 5.299 vleesvarkens worden gehouden en bij het toepassen van een combiwasser kunnen 7.065 vleesvarkens worden gehouden. De andere geurnormen van set 2 beperken het emissieplafond van het bedrijf tot 30.376 odour units (ruim 5000 odour units minder dan huidig vergund). Bij het toepassen van een biologische luchtwasser kunnen maximaal 3.302 vleesvarkens worden gehouden en bij het toepassen van een combiwasser kunnen 4.402 vleesvarkens worden gehouden. NB. Opgemerkt moet worden dat de emissieplafonds hoger zijn dan de huidige emissie. Dit betekent voor het bedrijf geen standstil geldt en de 50%‐regeling van de Wgv niet van toepassing is. Bij de andere geurnormen van set 2 is wel een geuremissie standstil van toepassing. De 50%‐regeling is dan van toepassing, maar deze verlaagt de emissie tot 32.000 à 34.000 odour units. Dit is minder dan de geurnormen toelaten en de 50%‐regeling is daarom niet van toepassing. Bij de bedrijfseconomische berekeningen is uitgegaan van de vetgedrukt geuremissies (plafonds) uit tabel 1.
In tabel 2 zijn de kenmerken van bedrijf 2 opgenomen. Tabel 2. Kenmerken voorbeeldbedrijf 2: de omvang van het bedrijf uitgedrukt in aantal vleesvarkens op grond van de huidige vergunde geuremissie, de emissieplafonds bij de huidige geurnormen en de andere geurnormen van set 1 en set 2. De omvang van het is berekend bij toepassing van een gangbaar huisvestingssysteem, een biologische luchtwasser en een combi luchtwasser. BEDRIJF 2
Huidige geuremissie en emissieplafonds op grond van geurnormen Emissieplafond bij 50%‐regeling bij toepassing van:
Huidig geuremissie vergund 2012
Maximale omvang van het bedrijf Huidige Andere geurnormen geurnormen (autonoom)
set 1
set 2
100174 ou
90910 ou
64787 ou
57437 ou
70153 ou 65113 ou
70153 ou 65113 ou
70153 ou 65113 ou
‐ 9882 13175
‐ 7625 9437
‐ 7625 9437
‐ biologische luchtwasser ‐ ‐ combi luchtwasser ‐ Omvang van het bedrijf (aantal vleesvarkens) bij toepassing van: ‐ gangbare huisvesting 4355 ‐ biologische luchtwasser (‐60%) ‐ ‐ combi luchtwasser (‐70%) ‐
De huidige vergunde geuremissie van het bedrijf bedraagt 100.174 odour units en de bijbehorende omvang van het bedrijf is 4.355 vleesvarkens (gehuisvest in een gangbare stal). Bij de huidige geurnormen is het geuremissieplafond met 90.910 odour units lager dan de huidige vergunde emissie. Dit betekent dat het bedrijf in de huidige situatie een overbelasting veroorzaakt en al gebonden is aan standstil en het toepassen van de 50%‐ regeling van de Wgv. Het emissieplafond onder de 50%‐regeling bedraagt 70.153 odour units wanneer een biologische luchtwasser wordt toegepast en 65.113 odour units wanneer een combi luchtwasser wordt toegepast. Dit is ruim 20.000 à 25.000 odour units lager dan de huidige geurnormen toelaten. Daarom is bij de bedrijfseconomische berekeningen uitgegaan van de vetgedrukt geuremissies van 90.910 odour units uit tabel 2. Bij het toepassen van een biologische luchtwasser kunnen maximaal 9.882 vleesvarkens worden gehouden en bij het toepassen van een combiwasser kunnen maximaal 13.175 vleesvarkens worden gehouden. De andere geurnormen van set 1 beperken het emissieplafond van het bedrijf tot 64.787 odour units. Het emissieplafond onder de 50%‐regeling bedraagt 70.153 odour units wanneer een biologische luchtwasser wordt toegepast en 65.113 odour units wanneer een combi luchtwasser wordt toegepast. Dit is hoger dan de huidige geurnormen toelaten, maar wettelijk toegestaan. Daarom is bij de bedrijfseconomische berekeningen uitgegaan van de vetgedrukte geuremissies van respectievelijk 70.153 en 65.113 odour units uit tabel 2. Bij het toepassen van een biologische luchtwasser kunnen maximaal 7.625 vleesvarkens
worden gehouden en bij het toepassen van een combiwasser kunnen 9.437 vleesvarkens worden gehouden. De andere geurnormen van set 2 beperken het emissieplafond van het bedrijf tot 57.437 odour units. Het emissieplafond onder de 50% regeling bedraagt 70.153 odour units wanneer een biologische luchtwasser wordt toegepast en 65.113 odour units wanneer een combi luchtwasser wordt toegepast. Dit is hoger dan de huidige geurnormen toelaten, maar wettelijk toegestaan. Daarom is bij de bedrijfseconomische berekeningen uitgegaan van de vetgedrukt geuremissies van respectievelijk 70.153 en 65.113 odour units uit tabel 2. Bij het toepassen van een biologische luchtwasser kunnen maximaal 7.625 vleesvarkens worden gehouden en bij het toepassen van een combiwasser kunnen 9.437 vleesvarkens worden gehouden. NB. Opgemerkt moet worden dat de geuremissieplafonds bij de andere geurnormen bij toepassing van de 50%‐regeling voor normenset 1 en normenset 2 aan elkaar gelijk zijn. Daarom worden in de bedrijfseconomische analyse geen onderscheid gemaakt tussen beide normensets voor bedrijf 2.
3. GEHANTEERDE BEDRIJFSECONOMISCHE UITGANGSPUNTEN Voor de bedrijfseconomisch berekeningen zijn de kengetallen uit het KWIN 2012‐2013 als uitgangspunt genomen. Het betreft richtlijnen die zijn gebaseerd op inschatting van de ontwikkelingen op de middellange termijn en kunnen afhankelijk van de ondernemer en het bedrijf worden aangepast. In tabel 3 en 4 zijn de gehanteerde kengetallen weergegeven. Het saldo voerwinst per vleesvarken per jaar van € 75,‐ is met aftrek van de kosten voor de aankoop van biggen (aankoop, transport, uitval). Dit saldo voerwinst is in het rood weergegeven omdat het per bedrijf kan verschillen. Er worden saldo’s behaald van € 90,‐ of meer (ongeveer 20% van de bedrijven), maar ook van € 70,‐ of minder. Daarom is voor de bedrijfseconomische analyse een reeks van waarden voor het saldo voerwinst doorgerekend: 70‐75‐80‐85‐90 euro. Tabel 3: investeringskosten van huisvesting kostenpost huisvesting biologische luchtwasser chemische luchtwasser Tabel 4: saldoberekening post saldo (voerwinst per vleesvarken per jaar) overige toegerekende kosten huisvestingskosten: ‐ afschrijving (5,34%) ‐ onderhoud (1,17%) ‐ rente (5,0%) saldo exclusief luchtwasser luchtwasser (investering en energie) ‐ combi of biologische luchtwasser saldo incl. luchtwasser
investeringskosten per vleesvarken in euro 440 37 43
bedrag per vleesvarken in euro gemiddeld bedrijf range 75 70 tot 90 ‐13,6 ‐13,6 ‐23,5 ‐5,1 ‐22,0 10,7
‐23,5 ‐5,1 ‐22,0 5,7 tot 25,7
‐15 ‐4,3
‐15 ‐9,3 tot 10,7
Uit tabel 4 volgt dat bij een gemiddeld bedrijf het saldo zonder luchtwasser 10,7 euro per vleesvarken bedraagt. Na de aftrek van de kosten voor een combi‐ of biologische luchtwasser wordt een negatief saldo bereikt van ‐4,3 euro per vleesvarken. Er zijn echter ook bedrijven die minder of meer voersaldo hebben. In de range waarbinnen de meeste bedrijven zich bevinden, bedraagt het saldo zonder luchtwasser 5,7 tot 25,7 euro per luchtwasser. Na aftrek van de kosten van een luchtwasser ligt het saldo tussen de ‐9,3 en 10,7 euro per vleesvarken. Afhankelijk van het bedrijf kan dus met een luchtwasser nog een positief saldo worden behaald. Een deel van de bedrijven zal bij het toepassen van een luchtwasser niet meer op een positief saldo uitkomen.
4. RESULTATEN BEDRIJFSECONOMISCHE ANALYSE Op grond van de voorgaande kengetallen, de omvang van het bedrijf bij de gehanteerde geurnormen en emissieplafonds is het bedrijfsresultaat berekend. Deze zijn weergegeven in grafiek voor de reeks met een saldo voerwinst van 70‐75‐80‐85‐90 euro. Onderscheid is gemaakt tussen het toepassen van een biologische‐ en een combi luchtwasser. Resultaten bedrijf 1 In figuur 1 t/m 3 is het economisch resultaat voor bedrijf 2 weergegeven bij verschillende voersaldi met de huidige normen, met normenset 1 en normenset 2. Hieruit blijkt dat bij een voersaldo van iets minder dan € 80,‐ met een luchtwasser geen winst of verlies wordt gedraaid. De bedrijven met een lager voersaldo zullen een negatief saldo hebben. Hoe meer dieren worden gehouden hoe negatiever het saldo zal zijn. De bedrijven met een voersaldo van meer dan € 80,‐ zullen een positief saldo overhouden. Hier geldt ook dat hoe meer dieren wordt gehouden hoe groter het positieve saldo zal zijn. Bedrijf 1 behaalt dezelfde opbrengst als in de huidige situatie voor een bedrijf (saldo voerwinst € 75‐, saldowinst € 10,7) met toepassing van een luchtwasser: bij een voersaldo van € 81,4 met een biologische wasser bij de huidige normen; bij een voersaldo van € 80,9 met een combiwasser bij de huidige normen; bij een voersaldo van € 82,4 met een biologische wasser bij normenset 1; bij een voersaldo van € 81,6 met een combiwasser bij normenset 1; bij een voersaldo van € 84,3 met een biologische wasser bij normenset 2; bij een voersaldo van € 83,1 met een combiwasser bij normenset 2. Bij het toepassen van een luchtwasser kunnen bij gelijk blijvende geurnormen meer dieren worden gehouden. Bij een combi wasser kunnen het meeste dieren worden gehouden. De kosten voor een combi en een chemische zijn wasser gelijk, maar dit betekent niet direct dat de combi‐wasser altijd het voordeligst is. Dit ligt aan de verhouding tussen meer dieren houden – meer kosten luchtwasser – saldo voerwinst. Bij een positief saldo zal bij een combiwasser de opbrengsten het grootst zijn, maar bij een negatief saldo de verliezen ook het hoogst. Scherpere normen (vergelijk huidige normen – normenset 1 – normenset 2) laat afvlakking van de grafieklijnen zien. Dit betekent dat aanscherpen van de geurnormen het bedrijfsresultaat drukt. Bij de huidige geurnormen behaalt bedrijf 1 een bedrijfssaldo van € 16.728,‐ (voersaldo € 75,‐). Verbetert het voersaldo tot €85,‐ dan verdubbelt het bedrijfsresultaat tot € 32.338, bij de huidige geurnormen en zonder toepassing van luchtwassers. Bij dit voersaldo van €85,‐ met toepassing van een combiwasser luchtwasser bij en uitbreiding van de omvang van het bedrijf wordt onder normenset 1 een bedrijfsresultaat van toepassing van € 40.384,‐ geboekt. Bij normenset 2, waarbij minder dieren kunnen worden gehouden dan bij normenset 1, bedraagt het totale saldo na toepassing van een combiwasser nog € 25.091. Dit is 40% minder dan het saldo onder normenset 1.
Resultaten bedrijf 2 In figuur 4 t/m 6 zijn de resultaten voor bedrijf 2 weergegeven. Ook voor dit bedrijf geldt dat een positief resultaat wordt behaald met luchtwasser bij een voersaldo van circa €80,‐. Bedrijf 2 behaalt dezelfde opbrengst als in de huidige situatie voor een bedrijf (saldo voerwinst € 75‐, saldowinst € 10,7) met toepassing van een luchtwasser: bij een voersaldo van € 84,0 met een biologische wasser bij de huidige normen; bij een voersaldo van € 82,8 met een combiwasser bij de huidige normen; bij een voersaldo van € 85,4 met een biologische wasser bij normenset 1 en 2; bij een voersaldo van € 84,2 met een combiwasser bij normenset 1 en 2; Bij de huidige geurnormen behaalt bedrijf 2 een bedrijfssaldo van € 46.668,‐ (voersaldo €75,‐ ). Verbetert het voersaldo tot €85,‐ dan verdubbelt het bedrijfsresultaat tot € 90.218,‐ bij de huidige geurnormen en zonder toepassing van luchtwassers. Bij dit voersaldo van €85,‐ met toepassing van een combiwasser luchtwasser bij uitbreiding van de omvang van het bedrijf wordt onder normenset 1 en 2 een bedrijfsresultaat van toepassing van € 53.940,‐ geboekt.
5. CONCLUSIES EN DISCUSSIE Op grond van bovenstaande bedrijfsresultaten kan worden gesteld dat scherpere normen het bedrijfsresultaat negatief beïnvloedt, ondanks dat meer dieren kunnen worden gehouden. Bij de standaard saldo voerwinst van € 75,‐ uit KWIN leidt het toepassen van biologische of combi luchtwassers tot een negatief resultaat. Economisch haalbaar wordt het als de veehouder zijn saldo voerwinst weet te verhogen tot zo’n € 80 à € 85,‐. Dit kan hij bereiken door zijn technische resultaten te verbeteren. Het bouwen van nieuwe stallen bij uitbreiding leidt veelal tot betere technische resultaten, maar of het haalbaar is kan niet zonder meer worden gesteld. Of een bedrijf door uitbreiding een hoger saldo overhoudt door de uitbreidingsruimte die het nog heeft bij normenset 1 of normenset 2 is met name afhankelijk van de omvang van de uitbreidingsruimte en het voersaldo. Voor de twee bedrijven die als voorbeeld bij een voersaldo van € 85,‐ zijn doorgerekend, geldt dat een hoger positief saldo wordt behaald in vergelijk met het huidige bedrijfsresultaat, zowel bij normenset 1 en 2. In vergelijking met normenset 1 leidt normenset 2 voor bedrijf 1 tot een 40% bedrijfssaldo (dat nog altijd hoger is dan in de huidige situatie). In deze economische analyse is uitgegaan van standaard economische kengetallen. Er wordt uitgegaan van volledige financiering door de bank en een volledige doorberekening van kosten. Dit geeft een vertekend beeld en vaak een negatief beeld van de bedrijfssresultaten. In de praktijk is de sitautie vaak anders en zijn andere kengetallen van toepassing. Dat erkent het Landbouweconomisch Instituut ook in de inleiding van de KWIN 2012‐2013. De economiche analyse maakt wel duidelijk dat het toepassen van luchtwassers altijd de bedrijfsresultaten drukt en dat deze niet zonder meer terug te verdienen zijn door meer dieren te houden. Ook de technische resultaten zullen op het bedrijf moeten verbeteren door management. Vaak lukt dat wel in nieuwe stallen. Ook zelfwerkzaamheid (bij de bouw en inrichting stal) drukt de investeringkosten en lasten voor rente en afschrijving. Dit geldt ook voor bedrijven die eigen vermogen kunnen inbrengen en de stallen niet volledig hoeven te laten financieren door de bank. Kortom: aanscherpen van normen is met toepassing van luchtwassers economische haalbaar, maar de veehouder moet er wel wat voor doen of over eigen vermogen beschikken. Daarnaast: aanscherpen van geurnormen beïnvloedt de economische haalbaarheid in negatieve zin. Dit betekent dat de veehouder zich nog meer moet inzetten voor verbetering van zijn resultaten, zelfbouw of eigen vermogen inbrengen.
Figuur 1: bedrijf 1, economische resultaten bij verschillende geurnormen bij toepassing van een biologische‐ of een combi luchtwasser.
Bedrijfssaldo (euro)
150000
Economisch resultaat bedrijf 1 bij huidige geurnormen (autonoom) Huidig
100000
biologische luchtwasser combi luchtwasser
50000 0 vs70
vs75
vs80
vs85
vs90
‐50000 ‐100000
Saldo (voerwinst per vleesvarken per jaar) vs70 = saldo 70 euro etc.
Economisch resultaat bedrijf 1 bij normenset 1 Bedrijfssaldo (euro)
100000
Huidig
80000 60000 40000
biologische luchtwasser
20000
combi luchtwasser
0 vs70
‐20000
vs75
vs80
vs85
vs90
‐40000 ‐60000 ‐80000 ‐100000
Saldo (voerwinst per vleesvarken per jaar) vs70 = saldo 70 euro etc.
Bedrijfssaldo (euro)
Economisch resultaat bedrijf 1 bij normenset 2 100000
Huidig
80000 biologische luchtwasser combi luchtwasser
60000 40000 20000 0 ‐20000
vs70
vs75
vs80
vs85
vs90
‐40000 ‐60000 ‐80000 ‐100000
Saldo (voerwinst per vleesvarken per jaar) vs70 = saldo 70 euro etc.