BIJLAGE 7: EX ANTE EVALUATIE MESTBELEID 2013 UITBREIDING VAN MELKRUNDVEESTALLEN EN UITBREIDINGSRUIMTE VEEHOUDERIJ PER PROVINCIE OPDRACHTGEVER: PBL
16 juli 2013 077310536:0.2 C03001.000033.0100
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
Inhoud 1
Inleiding ................................................................................................................................................................ 3
2
Uitbreiding van melkrundveestallen ............................................................................................................... 4
3
4
2.1
In welke mate is en wordt er nu al gebouwd voor na 2015? ................................................................ 4
2.2
Welke stalsystemen zijn gebouwd en welke emissie-eisen horen hierbij?......................................... 5
Uitbreidingsruimte per gebied en provincie .................................................................................................. 7 3.1
Relatie aantal dieren en bouwblokomvang ............................................................................................ 7
3.2
Uitbreidingsmogelijkheden per provincie ............................................................................................. 8
Bronnen ............................................................................................................................................................... 19
Bijlage 1
Activiteitenbesluit....................................................................................................................... 20
Colofon....................................................................................................................................................................... 21
077310536:0.2
ARCADIS
2
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
1
Inleiding
Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft ARCADIS gevraagd om met onze expertise antwoord te geven op de volgend vragen: 1. In welke mate is er in Nederland nu al geïnvesteerd in uitbreiding van melkveestallen en gebouwd vooruitlopend op het verdwijnen van de melkquotering? Wat voor stalsystemen betreft het? In welke mate is er rekening gehouden met moderne emissie-eisen? 2. Gebruiken van materiaal uit onze rapporten voor de provincie Noord- Brabant over de aanwezige ruimte voor uitbreiding als melkquotum en dierrechten zouden komen te vervallen. 3. Welke bouwblokmaten gelden er voor veehouderij in de verschillende provincies in Nederland? 4. Hoeveel vee is te huisvesten op 1,5 ha bouwblok (varkens, pluimvee en rundvee)? In hoeverre is dat belemmerend voor groei van de veestapel? Deze notitie is opgesteld door Henk Ullenbroeck en Leo Lamers van ARCADIS. Aan hoofdstuk 2 is ook bijgedragen door Eric Pijnappels, projectleider stallenbouw van DLV.
077310536:0.2
ARCADIS
3
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
2
Uitbreiding van melkrundveestallen
Dit hoofdstuk is gebaseerd op de daarin vermelde bronnen en op expert judgement van DLV (adviseur stallenbouw) en van ARCADIS.
2.1
IN WELKE MATE IS EN WORDT ER NU AL GEBOUWD VOOR NA 2015?
Het LEI (2011) verwacht voor de melkveehouderij een toename van de melkproductie in 2025 met 10% ten opzichte van 2009. Het rapport constateert dat in verschillende bronnen nogal verschillende prognoses bevatten over de groei van de melkproductie en dat de meest waarschijnlijke uitkomst ongeveer 20% toename (in 2025 ten opzichte van 2009) zal zijn en dat de aangenomen 12% wellicht toch wat aan de lage kant is. Ook uit een door zuivelcoöperatie Friesland Campina in 2012 uitgevoerde enquête onder haar leden in Nederland en België is gebleken dat tot 2020 een groei van de melkproductie is te verwachten met circa 20% (Nieuwe Oogst, 16 oktober 2012). De toename zal zich vooral voordoen in de eerste jaren na afschaffen van het melkquotum omdat de stalcapaciteit daartoe al gebouwd is (zie figuur 1). De groeiplannen zijn in alle districten zichtbaar, ook in de intensieve veehouderijgebieden (Boerderij, 16 oktober 2012). Het “Plan Bedrijfsleven Agroketen Veehouderij en Milieu” (“Koersvast richting 2020”) gaat uit van 10% (waarschijnlijk) tot 20% (mogelijk) meer melk in 2020.
Figuur 1: Verwachte groei van de melkproductie bij leden van Friesland Campina in Nederland en België in verband met afschaffen melkquotering (bron: melkvee.nl, 16 oktober 2012)
Meer melk hoeft niet per definitie meer koeien te betekenen omdat de melkproductie per koe nog kan toenemen, maar dat is niet per definitie zo. In 2012 nam de melkproductie per koe iets af (melkvee.nl, 9 februari 2013). Uitgaande van een toename van de melkproductie per koe van 1% per jaar (Friesland
077310536:0.2
ARCADIS
4
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
Campina) is per saldo tot 2020 een toename van de koeienstapel met circa 10% te verwachten. Als de melkproductie per koe niet toeneemt komen er bij 20% meer melk ook 20% meer koeien. De voerproductie voor de extra koeien is op te voeren door overname van grond of voedergewassen door de melkveehouderij van de akkerbouw, door een hogere opbrengst per ha en/of door het voeren van extra krachtvoer. Alleen al met krachtvoer volgens het zogenaamde Kempen-systeem (onbeperkt krachtvoer voeren naast een beperkte hoeveelheid hooi) is er voldoende voer om de melkproductie in Nederland te verdrievoudigen (Boerderij, 25 februari 2013, melkveebedrijf.nl). Daarmee is beschikbaarheid van voer geen beperkende factor voor de groei van de melkproductie. Volgens DLV zijn de laatste 5 tot 6 jaar stallen uitgebreid en nieuw gebouwd met overcapaciteit, anticiperend op toekomstige groei. De laatste paar jaar neemt de mate van overcapaciteit per uitbreiding en nieuwbouw af vanwege strengere financieringseisen van banken. In de laatste 6 jaar heeft circa 25% van de melkveebedrijven de stalcapaciteit uitgebreid naar overwegend een omvang van gemiddeld 120 tot 150 koeien, de omvang van een toekomstig gezinsbedrijf (80% of meer van de uitbreiders, inschatting DLV). Uitgaande van een inschatting van gemiddeld circa 25% overcapaciteit in deze nieuwe stallen en van de inschatting dat circa 40% van de totale stalcapaciteit op deze 25% van de bedrijven zit, is in te schatten dat de overcapaciteit circa 10% bedraagt van de totale stalcapaciteit. Dat getal komt overeen met de inschatting op basis van de eerder genoemde enquête van Friesland Campina. DLV schat in dat in de toekomst ingezet zal worden op meer melkproductie per koe zodra de stalcapaciteit beperkend voor de melkproductie gaat worden.
2.2
WELKE STALSYSTEMEN ZIJN GEBOUWD EN WELKE EMISSIE-EISEN HOREN HIERBIJ?
Voor rundveestallen zijn minder emissie reducerende technieken beschikbaar of toepasbaar dan in de intensieve veehouderij. Daarom zijn er in de rundveehouderij minder mogelijkheden om te groeien binnen het bestaande ammoniakplafond in gebieden waar er nu sprake is van overbelaste Natura 2000-gebieden. Groei wordt in die situatie vaak ook gerealiseerd met het salderen met emissie van de intensieve veehouderij waarbij een koeienbedrijf uitbreidt met de emissie van een stoppend intensief bedrijf (ARCADIS, november 2012). Daarbij gelden geen schotten tussen veehouderijsectoren. Uit de Beleidsmonitor integraal duurzame stallen (WUR Livestock Research, 2013) blijkt dat 3,7% van de rundveestallen begin 2013 voldeed aan de eisen voor integraal duurzame stallen. Dat wil nog niet zeggen dat er dan ook even zoveel stallen emissiearm zijn. Ongeveer de helft van die 3,7 % betreft biologische melkveebedrijven. De andere helft betreft stallen die voldoen aan de Maatlat Duurzame Veehouderij of aan de eisen van de investeringsregeling integraal duurzame stallen en houderijsystemen. Het percentage duurzame stallen is de laatste 3 jaar ongeveer verdubbeld en het percentage toename per jaar is daarbij gestegen. Omdat het bij nieuwe stallen in de regel gaat om grote stallen (steeds meer dieren per bedrijf) is het aannemelijk dat het aantal dieren in duurzame stallen sneller stijgt dan het aantal duurzame stallen. Een groot deel van de benodigde stalruimte voor meer melkproductie na 2015 is nu al gebouwd of in voorbereiding/aanbouw. Toekomstige scherpere emissie-eisen voor nieuw te bouwen stallen hebben op deze stallen dan geen effect. Er is generiek nog geen verplichting tot het bouwen van emissie-arme melkveestallen, behalve voor bedrijven die hun vee het hele jaar opstallen, dus niet beweiden. Wellicht in 2014 zullen scherpere generieke emissiefactoren gaan gelden voor rundveestallen, naar verwachting met circa 20% reductie in de
077310536:0.2
ARCADIS
5
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
vorm van emissie-arme vloeren. Sinds 2011 kunnen bedrijven in aanmerking komen voor fiscale voordelen (VAMIL) als ze emissie-arm bouwen in overeenstemming met de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij. Daarbij gaat het meestal om het toepassen van emissiearme vloeren met een emissiereductie van circa 20% (zie Regeling ammoniak en veehouderij: van 9,5 kg ammoniak per dierplaats naar 7,5 kg in geval van wel beweiden en van 11 naar 8,6 kg in geval van niet beweiden). DLV schat in dat tot en met 2010 vrijwel uitsluitend stallen met traditionele, niet emissie-arme roostervloeren zijn gebouwd. DLV schat in dat van de stallen en uitbreidingen die gebouwd zijn/worden in de periode 2011 tot en met 2013 circa 50% emissie-arm zal zijn. Aangezien het aantal gebouwde stallen in die periode maximaal 10 % is van het totaal aantal stallen, is er dan over alle stallen berekend circa 5% emissie-arm uitgevoerd. Er van uitgaande dat deze nieuwe stallen 1,5 tot 2 keer zo groot zijn dan de oudere stallen leidt dat tot in totaal 8 tot 10 % emissie-arme dierplaatsen. Het door DLV ingeschatte percentage van 5% emissiearme stallen ligt hoger dan de circa 2% integraal duurzame (3,7% minus de helft biologisch) volgens de Beleidsmonitor integraal duurzame stallen. Dat komt doordat er naast de integraal duurzame stallen (IDS) en MDV stallen, die naast emissie-eisen ook voldoen aan andere duurzaamheidseisen (welzijn, energie), ook nog emissie-arme stallen gebouwd zijn. De inschatting van 5% emissie-arme stallen is als volgt nader te onderbouwen:
Vanaf 2010 is emissie-arm bouwen verplicht voor bedrijven die niet beweiden. Ingeschat is dat twee derde van de bedrijven beweiding toepast en een derde niet.
In Noord-Brabant zijn in alle gevallen emissie-arme stallen, ook voor nieuwe melkrundveestallen, verplicht sinds 2011op grond van een provinciale verordening. De meest toegepaste systemen zijn RAV 1.13, 1.14 en 1.15 met een emissie van circa 8kg ammoniak per jaar bij opstallen en circa 7 kg ammoniak per jaar bij beweiden.
In de periode 2010 tot en met 2013 is of wordt circa 10% van de stalcapaciteit in Nederland nieuw gebouwd. Een derde daarvan betreft emissie-arme stallen zonder beweiding. Van de overige twee derde van de stallen met beweiding is ingeschat dat 20% emissie-arm is. Per saldo is dan eind 2013 circa 5% van alle rundveestallen in Nederland emissie-arm. Uitgaande van circa 20% emissiereductie in die circa 5% emissie-arme stallen bedraagt de emissiereductie voor de totale stalcapaciteit circa 1%. De toename van de totale emissie als gevolg van 10 tot 20% meer koeien zal veel groter zijn dan deze 1% reductie. De totale emissie van ammoniak zal nagenoeg evenredig toenemen met de toename van het aantal melkkoeien, dus ook met bijna 10 tot 20%.
077310536:0.2
ARCADIS
6
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
3
Uitbreidingsruimte per gebied en provincie
In 2015 vervalt de melkquotering en mogelijk vervallen in 2015 of later ook de varkens- en pluimveerechten. In welke mate de nationale en regionale veestapel dan gaat groeien is afhankelijk van economische omstandigheden, planologische ruimte en milieuruimte voor veehouderij. In deze notitie is een verkenning uitgevoerd van de planologische en milieuruimte per provincie.
3.1
RELATIE AANTAL DIEREN EN BOUWBLOKOMVANG
In provinciale omgevingsvisies en gemeentelijke bestemmingsplannen is aangegeven tot welke omvang het erf met gebouwen (bouwblok) van een veehouderijbedrijf maximaal mag groeien. In de meeste plannen is een omvang van 1,5 ha toegestaan als basisomvang, soms en onder voorwaarden een grotere oppervlakte tot 2,5 ha of meer. Tabel 1 geeft een overzicht van het aantal dieren dat te huisvesten is op een bouwblok van 1,5 ha, zoals weergegeven in het advies van de Commissie Van Doorn (Al het vlees duurzaam). Deze getallen komen overeen met getallen het rapport “Geen geprop op het bouwblok”, Alterra, 2011. De tabel laat ook zien hoeveel vee er momenteel gemiddeld per bedrijf aanwezig is. Een bedrijf kan uit meerdere locaties bestaan, met name in de intensieve veehouderij. Uit tabel 1 blijkt dat het actuele aantal dieren per bedrijf slechts circa de helft tot een derde is van het maximaal mogelijke aantal op een bouwblok van 1,5 ha. Dat betekent dat er gemiddeld nog veel uitbreidingsruimte is. Groei zal vooral plaatsvinden op de grotere bedrijven. Die grotere bedrijven hebben mogelijk minder uitbreidingsruimte op hun huidige locatie dan het gemiddelde bedrijf. Deze bedrijven kunnen toch fors uitbreiden door locaties van stoppende bedrijven te verwerven en kunnen daar de al benutte ruimte en uitbreidingsruimte in gebruik nemen.
077310536:0.2
ARCADIS
7
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
Tabel 1: Aantal dieren te huisvesten op een bouwblok van 1,5 ha (bron: Advies Commissie Van Doorn: Al het vlees duurzaam) Te huisvesten Diersoort
Gemiddeld aantal dieren per locatie/bedrijf in Nederland
aantal dieren op een bouwblok van 1,5 ha.
Vleesvarkens
7.500
In 2010 gemiddeld 1000 vleesvarkens per bedrijf met vleesvarkens (LEI, 2012). Verwachting 2015 is 2000 vleesvarkens per gespecialiseerd bedrijf (LEI Agrimonitor, 2006).
Zeugen
1.200
Verwachting 2015 is 500 zeugen per gespecialiseerd bedrijf (LEI Agrimonitor, 2006).
Gesloten varkensbedrijf
3.800 + 600
(vleesvarkens + zeugen) Vleeskuikens
Verwachting 2015 is 250 zeugen met bijbehorende vleesvarkens per gespecialiseerd bedrijf (LEI Agrimonitor, 2006).
220.000
In 2010 gemiddeld 70.000 vleeskuikens per bedrijf met vleeskuikens (LEI, 2012). Op gespecialiseerde bedrijven in 2012 rum 90.000 vleeskuikens (LEI, 2013).
Legkippen
120.000
In 2012 waren er gemiddeld 55.000 leghennen per bedrijf (CBS, 2013).
Melkgeiten
2.500
In 2012 waren er gemiddeld 980 melkgeiten per bedrijf (CBS, 2013).
Vleeskalveren
2.500
In 2012 waren er gemiddeld 625 vleeskalveren per bedrijf (CBS, 2013).
Melkkoeien
250
Per bedrijf gemiddeld (in de regel gelijk aan per locatie in de melkveehouderij): Nederland 78, Noord-Brabant 80 (PRI, 2012). Alfa accountants, 2013: In 2012 zijn er 87 melkkoeien gemiddeld voor 1000 bedrijven. LEI: 80 koeien per bedrijf in 2011 (duurzaamheidlandbouw.nl). Friesland Campina verwacht gemiddeld 140 koeien per bedrijf in 2020.
3.2
UITBREIDINGSMOGELIJKHEDEN PER PROVINCIE
In tabel 2 zijn de uitbreidingsmogelijkheden voor veehouderijbedrijven per provincie samengevat op basis van het provinciale ruimtelijke beleid. De gemeenten volgen dit provinciale beleid in het algemeen in het bestemmingsplan buitengebied. Verder is een kwalitatieve en waar mogelijk kwantitatieve indicatie gegeven van de uitbreidingsruimte op basis van ammoniak en geur. Uit deze tabel blijkt dat juist in de bestaande concentratiegebieden voor intensieve veehouderij de grootste planologische uitbreidingsmogelijkheden geboden worden. In de traditionele akkerbouwgebieden zijn de planologische mogelijkheden voor intensieve veehouderij zeer beperkt, maar juist ruim voor melkveehouderij. Figuur 2 geeft een beeld van de actuele ruimtelijke spreiding van de varkens-, pluim- en melkveehouderij in Nederland.
077310536:0.2
ARCADIS
8
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
Varkenshouderij
Pluimveehouderij
Melkveehouderij
Figuur 2: Ruimtelijke spreiding van de varkens- en pluimveehouderij in Nederland. (Bron: www.duurzaamheidlandbouw.nl De Nederlandse land- en tuinbouw op gebied van People, Planet en Profit. LEIWageningen-UR. LEI, 2012. Sector: Varkenshouderij; Thema: Ruimtelijke verdeling; Indicator: Economische intensiteitsverdeling (11/8/2012). LEI, 2012. Sector: Pluimveehouderij en Melkveehouderij; Thema: Ruimtelijke verdeling; Indicator: Economische intensiteitsverdeling (11/9/2012). De SO-norm is een gestandaardiseerde opbrengst per ha of per dier die met het gewas of de diercategorie gemiddeld op jaarbasis wordt behaald.
077310536:0.2
ARCADIS
9
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
In heel Nederland is er nog een substantiële milieuruimte voor uitbreiding, die bestaat uit: 1. Latente ruimte in bestaande milieuvergunningen. Uit ARCADIS, november 2012, blijkt dat in NoordBrabant in 2010 afhankelijk van de diercategorie 0% (leghennen) tot 48% (melk- en kalfkoeien) minder dieren werkelijk aanwezig zijn dan vergund (vleeskuikens 24% minder, vleesvarkens 35% minder, zeugen en biggen 11% minder). Op basis van milieu-effectrapportages bij bestemmingsplannen buitengebied die ARCADIS maakte voor gemeenten verspreid door heel Nederland, is in te schatten dat het beeld van de latente ruimte in Noord-Brabant ongeveer overeenkomt met de rest van Nederland: in de intensieve veehouderij is de latente ruimte enkele tientallen procenten, in de melkveehouderij tot circa 50%. Daarmee is de bestaande omvang van de veestapel voor de intensieve veehouderij flink uit te breiden en voor de melkveehouderij in veel gemeenten te verdubbelen. De grote latente ruimte bij melkvee is wellicht gevolg van het feit dat bij melkvee vaak volstaan kan worden met een melding in plaats van een milieuvergunning (zie bijlage 1, Activiteitenbesluit). Dit maakt het voor de melkveehouderij veel makkelijker om te groeien. Voor melkrundveehouderij gelden geen regels voor geur en fijn stof, wel voor ammoniak. 2. De mogelijkheid om binnen het vergunde emissieplafond meer dieren te houden door middel van het met technische maatregelen verlagen van de emissies per dierplaats. De intensieve veehouderij heeft hiertoe meer mogelijkheden dan de rundveehouderij. Zoals gesteld in paragraaf 2.1 is er nu al stalcapaciteit gebouwd of in aanbouw voor groei van de rundveestapel. 3. Het benutten van de groeiruimte die de PAS gaat bieden en van de provinciale beleidskaders (Verordeningen stikstof en Natura 2000) die vooruitlopend op de PAS groeiruimte bieden (uitbreiden tot drempelwaarde of door middel van salderen). Per deelgebied zijn de volgende conclusies te trekken. Zuidelijk concentratiegebied: Noord-Brabant en Limburg Intensieve veehouderij Door middel van het maximaal benutten van bestaande bouwblokken en bouwblokvergroting op grond van vigerende bestemmingsplannen is in Noord-Brabant nog een groei van de veestapel per veehouderijlocatie mogelijk met 100% of meer. Er is milieuruimte aanwezig of met technische maatregelen (emissiereductie) te creëren om een substantieel deel van deze bouwblokruimte te benutten. Als alle bestaande stallen maximaal emissiearm worden uitgevoerd is een emissiereductie van ammoniak ten opzichte van de huidige totale emissie mogelijk met circa 2/3 wat 3 keer zo veel vee mogelijk maakt (inschatting ARCADIS op basis van gegevens in ARCADIS, november 2012). Ook bij geur is een zodanige geurruimte aanwezig en met deze technieken te creëren dat de geurruimte ook geen belemmering hoeft te zijn voor het volledig benutten van planologische ruimte. Daarbij is het ook mogelijk om productiecapaciteit van locaties met weinig milieuruimte te verplaatsen naar locaties met meer milieuruimte. In Limburg (bouwblokken groter dan 1,5 ha, in landbouwontwikkelingsgebieden ook nieuwvestiging ) is de planologische ruimte groter dan in Noord-Brabant. Ook in Limburg is milieuruimte aanwezig of met technische maatregelen (emissiereductie) te creëren om een substantieel deel van deze bouwblokruimte te benutten. Melkveehouderij Als de provincie Noord-Brabant in het kader van Verordening ruimte of BZV grondgebondenheidseisen gaat stellen aan de melkveehouderij (bijvoorbeeld bij uitbreidingen tot meer dan 1,5 ha bouwblok of zelfs ook uitbreidingen tot 1,5 ha) kan dat de groei van de totale Brabantse melkveestapel (verder dan de al gebouwde uitbreidingscapaciteit) aanzienlijk beperken of zelfs tot staan brengen omdat het aantal grootvee-eenheden per ha in de melkrundveehouderij in Noord-Brabant nu gemiddeld al ruim 2,5 per hectare bedraagt (PRI, 2012). Melkveebedrijven kunnen dan in geval van eisen aan grondgebondenheid
077310536:0.2
ARCADIS
10
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
(niet meer dan 2 tot 2,5 grootvee-eenheden per ha) hun aantal koeien slechts uitbreiden naarmate ze de daartoe benodigde grond overnemen van stoppende bedrijven. De mogelijkheden om milieuruimte te creëren door middel van technische maatregelen zijn voor de melkveehouderij kleiner dan voor de intensieve veehouderij. Toch zal ook de melkveehouderij een substantieel deel van de bouwblokruimte kunnen benutten door middel van aanwezige milieuruimte (salderen met emissiereductie van de intensieve veehouderij, ontwikkelen op grotere afstand van Natura 2000, technische maatregelen en/of de mogelijkheden van de PAS nabij Natura 2000). In West-Brabant kan de melkveestapel toenemen door omschakeling van akkerbouw naar melkveehouderij. Oostelijk concentratiegebied: Overijssel, Gelderland en Utrecht Intensieve veehouderij Vooral Overijssel, maar ook Gelderland en Utrecht bieden ruime mogelijkheden om bouwblokken voor intensieve veehouderij te vergroten. Er is milieuruimte aanwezig of met technische maatregelen (emissiereductie) te creëren om een substantieel deel van deze bouwblokruimte te benutten. Melkveehouderij Vooral Overijssel, maar ook Gelderland en Utrecht bieden ruime mogelijkheden om bouwblokken voor melkveehouderij te vergroten. Er is milieuruimte aanwezig of met technische maatregelen (emissiereductie) te creëren om een substantieel deel van deze bouwblokruimte te benutten. Utrecht stelt grondgebondenheid als voorwaarde en ook Gelderland gaat mogelijk grondgebondenheidseisen stellen die de uitbreidingsruimte kunnen beperken. Overig Nederland Intensieve veehouderij In Groningen, Flevoland en Zeeland zijn de planologische mogelijkheden voor intensieve veehouderij beperkt tot bescheiden uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijbedrijven. Drenthe en Friesland bieden uitbreidingsmogelijkheden tot respectievelijk 2 ha en meer dan 1,5 ha onder voorwaarde van landschappelijk inpassing. In Friesland is nieuwvestiging mogelijk. Er is milieuruimte aanwezig of met technische maatregelen (emissiereductie) te creëren om een substantieel deel van deze bouwblokruimte te benutten. Noord- en Zuid-Holland bieden bestaande bedrijven uitbreidingsmogelijkheden tot 2 ha of meer (Kop van Noord Holland). Nieuwvestiging is niet toegestaan. In deze provincies is milieuruimte aanwezig of te creëren (met techniek) om de planologische uitbreidingsruimte substantieel te benutten. Melkveehouderij Groningen, Flevoland en Zeeland bieden zeer ruime vestigings- en uitbreidingsmogelijkheden voor melkveehouderij met bouwblokken van maximaal 4 ha (Groningen) of onbeperkte omvang, te bepalen door gemeenten (Zeeland). Friesland maakt bouwblokken mogelijk tot meer dan 3 ha maar stelt boven 1,5 ha grondgebondenheidseisen wat de uitbreidingsmogelijkheden van de totale melkveestapel tempert, behalve wanneer de melkveehouderij uitbreidt in akkerbouwgebieden. In Groningen, Friesland, Flevoland en Zeeland is veel milieuruimte aanwezig om de planologische ruimte te benutten. Drenthe biedt veel planologische ruimte met bouwblokken tot meer dan 1,5 ha. In Drenthe is milieuruimte aanwezig of te creëren (met techniek) om de planologische uitbreidingsruimte substantieel te benutten.
077310536:0.2
ARCADIS
11
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
Noord- en Zuid-Holland bieden bestaande bedrijven uitbreidingsmogelijkheden tot 2 ha of meer (Kop van Noord Holland). In deze provincies is milieuruimte aanwezig of te creëren (met techniek) om de planologische uitbreidingsruimte substantieel te benutten. Multilocatiebedrijven Naarmate bouwblokomvang of milieuruimte voor uitbreiding van locaties meer beperkt zijn, zullen met name intensieve veehouderijbedrijven vaker bestaan uit meerdere locaties door het overnemen van locaties van stoppende veehouders. Geografisch verschuiven van productiecapaciteit De productiecapaciteit van de intensieve veehouderij kan geleidelijk verschuiven naar de locaties met de meeste planologische- en/of milieuruimte. Dat zal ook na afschaffen (van de compartimentering van) de varkens- en pluimveerechten wellicht vooral regionaal gebeuren omdat de “lege ” gebieden Groningen, Flevoland en Zeeland nauwelijks planologische ruimte bieden voor intensieve veehouderij. Na afschaffen van (de compartimentering van) de varkens- en pluimveerechten is te verwachten dat de varkens- en kippenstapel vooral zullen toenemen in de huidige concentratiegebieden en mogelijk het meest in het concentratiegebied zuid, zoals ook gebeurd is met de varkensstapel in de jaren dat de compartimentering van de varkens- en pluimveerechten tijdelijk was opgeheven. Dit omdat hier de grootste bedrijven met de meeste investeringscapaciteit liggen en omdat hier schaalvoordelen zijn in verband met de sectorstructuur (veevoer, slachterijen, onderzoek en voorlichting). Gegeven de voorgenomen verschillen tussen de planologische ruimte voor de intensieve veehouderij tussen Noord-Brabant (relatief beperkte ruimte en BZV eisen) enerzijds en Limburg, Overijssel en Gelderland (relatief veel ruimte, geen/minder “BZV”eisen) anderzijds, is verschuiving van intensieve veehouderij van Noord-Brabant naar Limburg, Overijssel en Gelderland niet ondenkbaar. Groningen, Flevoland en Zeeland bieden veel planologische ruimte voor melkveehouderij en daar is ook veel milieuruimte aanwezig is. De onderlinge economische concurrentiekracht tussen akkerbouw en melkveehouderij zal een belangrijke rol spelen bij de vraag in hoeverre de melkveehouderij de akkerbouw zal verdringen na het verdwijnen van de melkquotering.
077310536:0.2
ARCADIS
12
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
Tabel 2: Uitbreidingsmogelijkheden per provincie op basis van ruimtelijk beleid en milieuruimte Gebied/Provincie
Planologische ruimte
Milieuruimte ammoniak en geur Ammoniak
Geur
Verordening ruimte: geen nieuwvestiging,
Veel bedrijven kunnen
Momenteel kan circa 30% van
uitbreiding maximaal 1,5 ha (in een beperkt
binnen het
de bedrijven niet meer
aantal uitzonderingsgevallen is uitbreiding
emissieplafond nog
uitbreiden op basis van geur
mogelijk tot meer dan 1,5 ha bijvoorbeeld indien
uitbreiden door
(ARCADIS, november 2012).
sprake is van het oplossen van een
verminderen van de
Deze bedrijven kunnen
milieuknelpunt door middel van verplaatsing). In
emissie per dierplaats.
uitbreiden door de geuremissie
Noord-Brabant zijn bouwblokken nu gemiddeld
Als alle bestaande
per dierplaats te verlagen door
1,0 hectare groot. Binnen het maximum van 1,5
stallen maximaal
technische maatregelen.
ha is gemiddeld in Noord-Brabant dus nog circa
emissiearm worden
Daarmee zijn de
50% groei mogelijk is. Daarnaast is nog een
uitgevoerd is een
uitbreidingsmogelijkheden van
dichtere bebouwing van het bouwblok mogelijk
emissiereductie
de overige bedrijven nog te
dan in de bestaande situatie (van nu gemiddeld
mogelijk met circa 2/3
vergroten. Ook bij geur is een
100-125 nge per ha bouwblok naar circa 200
wat circa 3 keer zo veel
zodanige geurruimte aanwezig
nge per ha bouwblok, ARCADIS, november
vee mogelijk maakt
en met staltechniek te creëren
2012). Door vergroten en verdichten van
(inschatting ARCADIS
dat de geurruimte ook geen
bouwblokken samen is een Noord-Brabant groei
op basis van gegevens
belemmering hoeft te zijn voor
van de provinciale veestapel mogelijk met 100%
in ARCADIS, november
het volledig benutten van
en meer. Dit beeld wordt bevestigd door een
2012). Daarnaast
planologische ruimte
berekening van de provincie Noord-Brabant in
kunnen bedrijven de
(inschatting ARCADIS op basis
Statenvoorstel 71/11A van 9 december 2011.
productie uitbreiden op
van gegevens in ARCADIS,
Daarin is gesteld dat voor de totale Noord-
locaties op grotere
november 2012).
Brabantse veestapel circa 2500 bedrijven van
afstand van gevoelige
1,5 ha nodig zijn terwijl er in 2011 nog circa
gebieden. Ook de PAS
11.000 bedrijven met vee waren. De provincie is
kan nog
voornemens aan dit opvullen van de ruimte
uitbreidingsruimte
duurzaamheidsvoorwaarden te stellen
bieden. Per saldo zal
(Brabantse Zorgvuldige Veehouderij,
wellicht een
Statenvoorstel 16/13A van 22 maart 2013), wat
substantiële uitbreiding
de uitbreidingsruimte niet beperkt maar aan de
van de totale
invulling daarvan bovenwettelijke
provinciale veestapel
duurzaamheidsvoorwaarden stelt waaraan
mogelijk blijven.
Concentratiegebied Zuid Noord-Brabant Intensieve veehouderij
veehouderijbedrijven redelijkerwijs kunnen voldoen. Deze voorwaarden worden pas eind 2013 vastgesteld. Juridisch worden deze gelinkt aan de verordening ruimte en aan ruimtelijke relevantie. Per saldo zal een substantiële uitbreiding van de totale provinciale veestapel mogelijk blijven.
077310536:0.2
ARCADIS
13
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
Gebied/Provincie
Planologische ruimte
Milieuruimte ammoniak en geur Ammoniak
Geur
Melkrundveehouderij
Verordening ruimte: geen nieuwvestiging,
De mogelijkheden om
Voor melkveebedrijven gelden
uitbreiding maximaal 1,5 ha. Uitbreiding boven
milieuruimte
op basis van de Wet geurhinder
1,5 ha is mogelijk mits het bedrijf blijvend
(ammoniak) te creëren
en veehouderij vaste afstanden
grondgebonden is (niet meer dan 2 grootvee-
door middel van
tot geurgevoelige objecten los
eenheden per ha). Aan uitbreiding tot 1,5 ha
technische
van de omvang van het bedrijf.
worden BZV-eisen gesteld, waaronder mogelijk
maatregelen zijn voor
Daarmee is geur geen
grondgebondenheid. Als de provincie Noord-
de melkveehouderij
beperking voor de uitbreiding
Brabant in het kader van Verordening ruimte of
kleiner dan voor de
van melkrundveebedrijven.
BZV grondgebondenheidseisen gaat stellen aan
intensieve veehouderij.
de melkveehouderij (bijvoorbeeld bij
Toch zal ook de
uitbreidingen tot meer dan 1,5 ha bouwblok of
melkveehouderij een
zelfs ook uitbreidingen tot 1,5 ha) kan dat de
substantieel deel van
groei van de totale Brabantse melkveestapel
de bouwblokruimte
(verder dan de al gebouwde
kunnen benutten door
uitbreidingscapaciteit) aanzienlijk beperken of
middel van aanwezige
zelfs tot staan brengen omdat het aantal
milieuruimte (salderen
grootvee-eenheden per ha in de
met emissiereductie
melkrundveehouderij in Noord-Brabant nu al
van de intensieve
gemiddeld ruim 2,5 per hectare bedraagt (PRI,
veehouderij,
2012). Melkveebedrijven kunnen dan hun aantal
ontwikkelen op grotere
koeien slechts uitbreiden naarmate ze de
afstand van Natura
daartoe benodigde grond overnemen van
2000), emissie
stoppende bedrijven.
reducerende maatregelen aan stallen en/of de mogelijkheden van de PAS (nabij Natura 2000).
Limburg Intensieve veehouderij
Provinciaal Omgevingsplan Limburg:
Als Noord-Brabant
Geen cijfers bekend, maar
Extensiveringsgebied beperkte ontwikkeling, in
wellicht nog veel ruimte voor
verwevingsgebied geen nieuwvestiging,
uitbreiding, mede door
uitbreiding tot maximaal 1,5 of meer onder
technische maatregelen.
voorwaarden landschappelijke inpassing en milieu. In landbouwontwikkelingsgebied wel nieuwvestiging. Melkveehouderij
Geen provinciale beperkingen, te bepalen door
Als Noord-Brabant
Als Noord-Brabant
gemeenten. Gemeenten stellen vaak geen beperkingen.
077310536:0.2
ARCADIS
14
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
Gebied/Provincie
Planologische ruimte
Milieuruimte ammoniak en geur Ammoniak
Geur
Omgevingsvisie Overijssel, 2013:
Voor Overijssel geldt
Zo’n 30% van de bestaande
Nieuwvestiging beperkt tot verplaatsingen voor
hetzelfde als voor
intensieve veehouderijen in de
publiek belang. In
Noord-Brabant, zie ook
landbouwontwikkelingsgebieden
landbouwontwikkelingsgebied, op sterlocaties in
ARCADIS, maart 2012.
beschikt over weinig
Concentratiegebied Oost Overijssel Intensieve veehouderij
verwevingsgebied en in niet-reconstructiegebied
uitbreidingsruimte op basis van
geen bovengrens uitbreiding bouwblok mits
geur. In de verwevingsgebieden
goede landschappelijke inpassing en investering
geldt dat voor circa 55% van de
in ruimtelijke kwaliteit. Overige locaties in
bestaande locaties. In Noord-
verwevingsgebied maximaal 1,5 ha. Dit biedt
Overijssel (niet
aanzienlijke uitbreidingsmogelijkheden voor de
reconstructiegebied) is dat circa
provinciale veestapel.
65% (ARCADIS, maart 2012). Deze bedrijven kunnen uitbreiden door de geuremissie per dierplaats te verlagen door technische maatregelen. Daarmee zijn de uitbreidingsmogelijkheden van de overige bedrijven nog te vergroten.
Melkveehouderij
Geen bovengrens uitbreiding bouwblok mits
Als Noord-Brabant
Als Noord-Brabant
Als Noord-Brabant
Geen cijfers bekend, maar
goede landschappelijke inpassing en investering in ruimtelijke kwaliteit. Dit biedt aanzienlijke uitbreidingsmogelijkheden voor de provinciale veestapel. Gelderland Intensieve veehouderij
Ontwerp Omgevingsvisie: Geen nieuwvestiging, bouwblokmaat in verwevingsgebied 1 ha, in
wellicht nog veel ruimte voor
landbouwontwikkelingsgebied 1,5 ha. Grotere
uitbreiding, mede door
uitbreiding mogelijk op basis van nog nader te
technische maatregelen.
bepalen duurzaamheidsvoorwaarden. Per saldo zal wellicht een substantiële uitbreiding van de totale provinciale veestapel mogelijk blijven. Melkveehouderij
Ontwerp Omgevingsvisie, 2013: De provincie
Als Noord-Brabant
Als Noord-Brabant
stelt geen grens aan de bedrijfsomvang. Veehouderijbedrijven mogen groeien op voorwaarde dat de productie grondgebonden blijft. Dat wil zeggen dat het bedrijf moet beschikken over voldoende cultuurgrond om de dieren op het bedrijf grotendeels zelf te kunnen voeren. Dit is niet nader uitgewerkt. Gemeenten wordt gevraagd in hun bestemmingsplannen een definitie van grondgebonden bedrijf op te nemen. In bestaande bouwblokken zit nog
077310536:0.2
ARCADIS
15
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
Gebied/Provincie
Planologische ruimte
Milieuruimte ammoniak en geur Ammoniak
Geur
Als Noord-Brabant
Geen cijfers bekend, maar
groeiruimte. Afhankelijk van de uitwerking van grondgebondenheid zal vergroting van bouwblokken meer of minder ruimte bieden voor meer melkrundvee in Gelderland. Utrecht Intensieve veehouderij
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en provinciale Ruimtelijke Verordening, 2013: Geen
wellicht nog veel ruimte voor
nieuwvestiging, uitbreiding tot 1,5 ha met de
uitbreiding, mede door
volgende uitzonderingen: in
technische maatregelen.
landbouwontwikkelingsgebied wel nieuwvestiging, omschakeling en uitbreiding tot 2,5 ha onder voorwaarden van landschappelijke inpassing en duurzaamheid, in verwevingsgebied uitbreiding met 2 keer 30% tot maximaal 2,5 ha onder voorwaarden van landschappelijke inpassing en duurzaamheid. Deze voorwaarden zijn niet kwantitatief uitgewerkt. Melkveehouderij
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en
Als Noord-Brabant
Als Noord-Brabant
Als Noord-Brabant
Geen cijfers bekend, maar
provinciale Ruimtelijke Verordening, 2013: Geen nieuwvestiging, uitbreiding tot 1,5 ha en tot 2,5 ha onder voorwaarden van landschappelijke inpassing en duurzaamheid. Grondgebonden met niet meer dan 2 tot 2,5 grootvee-eenheden per ha (1 melkkoe is 1 grootvee-eenheid). Overig Nederland Groningen Intensieve veehouderij
Omgevingsverordening Groningen, 2011: Geen nieuwvestiging van of omschakeling naar
wellicht nog veel ruimte voor
intensieve veehouderij, ook niet als neventak.
uitbreiding, mede door
Uitbreiding bestaande intensieve veehouderijen
technische maatregelen.
slechts in een deel van de provincie tot maximaal 0,75 ha. Melkveehouderij
Omgevingsverordening Groningen en Nota
In grote delen van
agrarische bouwblokken en landschap: In grote
Groningen geen
delen van Groningen uitbreiding mogelijk tot
beperkingen van voor
maximaal 4 ha op basis van maatwerk
stikstofdepositie
landschappelijke inpassing en duurzaamheid.
gevoelige gebieden.
Als Noord-Brabant
Omschakeling (van bijvoorbeeld akkerbouw) naar melkveehouderij mogelijk. Friesland Intensieve veehouderij
077310536:0.2
Verordening Ruimte 2011:Uitbreiding tot 1,5 ha.
In grote delen van
Geen cijfers bekend, maar
Groter dan 1,5 ha afhankelijk van
Friesland geen
wellicht nog veel ruimte voor
landschappelijke inpassing en milieu.
beperkingen van voor
uitbreiding, mede door
Nieuwvestiging is mogelijk afhankelijk van
stikstofdepositie
technische maatregelen.
landschappelijke inpassing en milieu.
gevoelige gebieden.
ARCADIS
16
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
Gebied/Provincie
Planologische ruimte
Melkveehouderij
Verordening ruimte 2011 en Heroverweging
Milieuruimte ammoniak en geur Ammoniak
Geur
Als Noord-Brabant
Als Noord-Brabant
Als Noord-Brabant
Geen cijfers bekend, maar
provinciaal beleid voor schaalvergroting in de melkveehouderij: Uitbreiding tot meer dan 3 ha afhankelijk van landschappelijke inpassing en milieu. Bij een bouwblok dat een grotere oppervlakte heeft dan 1,5 ha, geldt het criterium dat de melkveehouderij plaatsgebonden is. Plaatsgebonden wil zeggen dat een melkveehouderij aan een bepaalde plek in het landelijk gebied gebonden is vanwege z’n functionele afhankelijkheid van de grond in de omgeving; vooralsnog betekent dit dat een bedrijf binnen 10 km over voldoende grond beschikt om voor 75% te kunnen voorzien in eigen ruwvoer en mestafzet, waarbij minstens 40% van de grond als huiskavel aansluit op het bouwblok. Nieuwvestiging is mogelijk afhankelijk van landschappelijke inpassing en milieu. Drenthe Intensieve veehouderij
Omgevingsverordening: Geen nieuwvestiging of omschakeling naar intensieve veehouderij.
wellicht nog veel ruimte voor
Maximaal bouwblok van 1,5 ha, tot 2 ha
uitbreiding, mede door
afhankelijk van landschappelijke inpassing en
technische maatregelen.
milieu. Melkveehouderij
Maximaal 1,5 ha, groter afhankelijk van
Als Noord-Brabant
Als Noord-Brabant
Omgevingsplan: Niet groter dan de maat in
In grote delen van
Geen cijfers bekend, maar
gemeentelijke bestemmingsplannen: Afhankelijk
Flevoland geen
wellicht nog veel ruimte voor
van de gemeente is er ruimte voor neventakken
beperkingen van voor
uitbreiding, mede door
intensieve veehouderij met een omvang van
stikstofdepositie
technische maatregelen.
0,25 tot 0,7 ha.
gevoelige gebieden
Geen maximumomvang. Omschakeling (van
Als Noord-Brabant
Als Noord-Brabant
Provinciale ruimtelijke verordening
In grote delen van
Geen cijfers bekend, maar
structuurvisie, 2013: Geen nieuwvestiging en
Noord-Holland geen
wellicht nog veel ruimte voor
omschakeling, bouwblok maximaal 1,5 tot 2 ha,
beperkingen van voor
uitbreiding, mede door
mits bedrijfsplan en landschappelijke inpassing
stikstofdepositie
technische maatregelen.
2 ha of meer. De ruimste mogelijkheden gelden
gevoelige gebieden.
landschappelijke inpassing. Flevoland Intensieve veehouderij
Melkveehouderij
bijvoorbeeld akkerbouw naar melkveehouderij) is toegestaan. Noord-Holland Intensieve veehouderij
in de Kop van Noord-Holland. Melkveehouderij
Provinciale ruimtelijke verordening
Als Noord-Brabant
Als Noord-Brabant
structuurvisie, 2013: Bouwblok maximaal 1,5 tot 2 ha, mits bedrijfsplan en landschappelijke inpassing 2 ha of meer. De ruimste
077310536:0.2
ARCADIS
17
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
Gebied/Provincie
Planologische ruimte
Milieuruimte ammoniak en geur Ammoniak
Geur
Verordening Ruimte, 2012: Geen
In grote delen van Zuid-
Geen cijfers bekend, maar
nieuwvestiging, Uitbreiding tot maximaal 2 ha,
Holland geen
wellicht nog veel ruimte voor
neventakken maximaal 10% uitbreiding.
beperkingen van voor
uitbreiding, mede door
stikstofdepositie
technische maatregelen.
mogelijkheden gelden in de Kop van NoordHolland. Zuid-Holland Intensieve veehouderij
gevoelige gebieden. Melkveehouderij
Uitbreiding tot maximaal 2 ha.
Als Noord-Brabant
Als Noord-Brabant
Verordening ruimte 2012: Geen nieuwvestiging
In grote delen van
Geen cijfers bekend, maar
en omschakeling, geen nieuwe neventakken.
Zeeland geen
wellicht nog veel ruimte voor
Uitbreiding tot maximaal 0,5 ha vloeroppervlak,
beperkingen van voor
uitbreiding, mede door
neventakken tot maximaal 0,21 ha
stikstofdepositie
technische maatregelen.
vloeroppervlak. Bestaande grotere bedrijven en
gevoelige gebieden.
Zeeland Intensieve veehouderij
neventakken mogen uitbreiden met maximaal 10%. Melkveehouderij
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018: Geen
Als Noord-Brabant
Als Noord-Brabant
nieuwvestiging. Geen maximum omvang bouwblok, nader in te vullen door gemeenten.
077310536:0.2
ARCADIS
18
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
4
Bronnen
Alfa accountants en adviseurs, 2013: Cijfers die spreken, melkveehouderij 2013.
Alterra, 2011: Geen geprop op het bouwblok.
ARCADIS, maart 2012: Landbouwontwikkelingsgebieden Overijssel. Uitwerking aanbevelingen kwalitatieve evaluatie reconstructiebeleid. In opdracht van de provincie Overijssel.
ARCADIS, november 2012: Sturingsmogelijkheden omvang veestapel. In opdracht van de provincie Noord-Brabant.
Alle provincies: Omgevingsplan, Structuurvisie ruimte en/of Verordening ruimte.
Bedrijfsleven Agroketen, 2013: Koersvast richting 2020.
Boerderij, 16 oktober 2012: Friesland Campina: 1 miljard kilo extra in 2015 en 2016.
Boerderij, 25 februari 2013: Ruwvoer niet beperkend.
CBS, 2013: Landbouw in vogelvlucht.
Commissie Van Doorn, 2012: Al het vlees duurzaam.
Friesland Campina: Verder verduurzamen melkveehouderij; Pro-actieve aanpak Route2020.
LEI, 2011: In perspectief, over de toekomst van de Nederlandse agrosector. Managementsamenvatting november 2011.
LEI, 2012: Landbouweconomisch bericht 2012.
LEI, 2013: De concurrentiekracht van de Nederlandse pluimveevleessector.
Melkveebedrijf.nl: Kempensysteem: onbeperkt krachtvoer en hooi. Melkveebedrijf nr. 10, december 2008.
Nieuwe Oogst, 16 oktober 2012: RFC: 2,2 miljard kilo melk erbij.
Plant Research Internationale (PRI), 2012: De Brabantse melkveehouderij in ontwikkeling.
Provincie Noord-Brabant, 2011: Statenvoorstel 71/11A (Integrale uitwerking advies commissie van Doorn).
Provincie Noord-Brabant: Statenvoorstel 16/13A van 22 maart 2013 (Brabantse Zorgvuldige Veehouderij).
WUR Livestock Research, 2013: Monitoring integraal duurzame stallen.
077310536:0.2
ARCADIS
19
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
Bijlage 1
Activiteitenbesluit
Vanaf 1 januari 2013 is op grond van het Activiteitenbesluit voor veehouderijen tot een bepaalde omvang geen milieuvergunning meer nodig. Voor melkveebedrijven tot 200 stuks melkrundvee (exclusief vrouwelijk jongvee) was ook al vóór 1 januari 2013 geen milieuvergunning nodig op grond van het Besluit landbouw milieubeheer. Bedrijven die geen milieuvergunning meer hoeven aan te vragen moeten voorgenomen wijzigingen in de bedrijfssituatie wel melden aan het bevoegde gezag en in de melding aantonen dat de wijziging voldoet aan de milieuregels (zoals voor geur, ammoniak, fijn stof). Voor een veehouderij is wel een milieuvergunning nodig bij het houden van meer dan:
1.200 vleesrunderen.
2.000 schapen of geiten.
3.750 gespeende biggen.
200 stuks melkrundvee (exclusief vrouwelijk jongvee).
340 stuks vrouwelijk jongvee (inclusief overig melkvee).
100 paarden.
50 overige landbouwhuisdieren.
750 zeugen.
2.000 vleesvarkens.
40.000 stuks pluimvee.
0 pelsdieren.
Bron: Infomil: http://www.infomil.nl/onderwerpen/landbouw-tuinbouw/gedeeld/nieuws/wijziging0/@128874/aantallen-dieren/
077310536:0.2
ARCADIS
20
Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie
Colofon BIJLAGE 7: EX ANTE EVALUATIE MESTBELEID 2013 UITBREIDING VAN MELKRUNDVEESTALLEN EN UITBREIDINGSRUIMTE VEEHOUDERIJ PER PROVINCIE OPDRACHTGEVER: Planbureau voor de Leefomgeving
STATUS: Definitief
AUTEUR: drs. H. Ullenbroeck ing. L.T.M. Lamers
GECONTROLEERD DOOR: ing. L.T.M. Lamers
VRIJGEGEVEN DOOR: ir. H.A. Zanting 16 juli 2013 077310536:0.2
ARCADIS NEDERLAND BV Beaulieustraat 22 Postbus 264 6800 AG Arnhem Tel 026 3778 911 Fax 026 4457 549 www.arcadis.nl Handelsregister 09036504
077310536:0.2
ARCADIS
21