Bijlage notitie 5. Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Kansen om met meer dierenwelzijn de mestproductie te beperken Hans van Grinsven November 2013 Samenvatting De landelijke ambities voor vergroting van het dierenwelzijn zijn op 3 juli 2013 vastgelegd in de Agenda van de Alliantie Verduurzaming Voedsel samen met EZ. Die ambitie is dat “Al het in NL geconsumeerde pluimvee en varkensvlees in 2020 duurzaam wordt geproduceerd”. De ambitie betekent dat in 2020 ca. de helft van varkensvlees dat in de Nederlandse supermarkten wordt aangeboden volgens een welzijnsster (Beter Leven Kenmerk – BLK*) wordt geproduceerd. Varkens die volgens het BLK* systeem worden gehouden hebben een leefoppervlak per vleesvarken van 1 m2 tegenover 0,8 m2 voor de gangbare varkenshouderij. Wat de ambitie in de agenda van de alliantie gaat betekenen voor de Nederlandse varkenshouderij is niet precies te zeggen. De Nederlandse productie van varkensvlees is ongeveer tweemaal zo groot als de binnenlandse consumptie, maar er worden ook behoorlijke volumes levende varkens en varkensvleesproducten geïmporteerd en geëxporteerd. De productie van vlees met BLK* wordt gequoteerd door de supermarkten en zij vergoeden de meerkosten van deze productiewijze In het BLK* concept kan dan hetzelfde inkomen gehaald worden met een 20% lagere stalbezetting. In een maximale optimistische variant, waarbij de productie van varkens met BLK* volledig in bestaande stallen in Nederland plaatsvindt en er geen uitbreiding van staloppervlak is, betekent de ambitie in de Agenda van de Alliantie dat in 2020 ca. 10% minder vleesvarkens worden gehouden. Omdat voor vleesvarkens het BLK* systeem geen extra voer vergt betekent 10% minder varkens ook 10% minder mest. Hierdoor daalt in de maximale variant het aanbod van varkensmest met ca. 5 miljoen kilogram fosfaat. Het effect hiervan op de mestafzetkosten is onzeker maar zou op kunnen op lopen tot 5 euro/ton varkens mest of 10.000 euro voor een gemiddeld gangbaar vleesvarkensbedrijf waar de mestafzetkosten in 2010 rond 30.000 euro lagen. Deze daling van de mestafzetkosten zou overigens voor alle varkenshouders gelden, mogelijk ook voor melkveehouders met een mestvoerschot. Zonder aanvullende maatregelen zal deze kostenbesparing verrekend worden in de keten en niet direct aan de BLK* varkenshouder ten goede komen. Zonder aanvullende ketenafspraken zullen de supermarkten het mogelijke voordeel van lagere mestafzetkosten afromen en deels verdisconteren in de consumentprijs. En al zou varkenshouderij volgens BLK* tot betere inkomens leidt dan zal zonder een inkrimping van de varkensrechten de veestapel weer groeien naar het niveau van de huidige productierechten, of mogelijk verder als de productierechten worden afgeschaft. Zonder een vorm van marktbescherming zullen buitenlandse varkenshouders ook BLK* vlees gaan produceren. Invoering van het BLK* voor vleesvarkens kan dus leiden naar een win-win waarbij meer dierenwelzijn, minder milieudruk en een hoger inkomen voor de deelnemende varkenshouder samengaan. Zonder aanvullend beleid en aanvullende ketenafspraken is het onwaarschijnlijk dat deze win-win optreedt. Een tweede ontwikkeling in de varkenshouderij voor waar meer dierenwelzijn samengaat met een lagere mestproductie zit in het toekomstige verbod op castratie van mannelijke biggen. Gecastreerde beerbiggen (borgen) hebben circa 10% meer voer nodig om op slachtgewicht te komen dan ongecastreerde beren en produceren daardoor ruim 10% meer mest. Castratie is per 2018 in de EU verboden. Het totale effect hiervan is een afname van de mestproductie met circa 1,5 miljoen kilogram fosfaat, maar hiervan heeft Nederland al ruim de helft gerealiseerd. De ambitie voor welzijn van vleeskuikens heeft nauwelijks gevolgen voor de mestproductie. Door de langere mestperiode (ongunstiger voederbenutting) wordt per kilogram pluimveevlees meer mest geproduceerd. Bij een overschakeling voor de Nederlandse markt naar de “Kip van Morgen” of “een welzijnsster”, in bestaande stallen is er een afname van het aantal dieren, Pagina 1 van 9
maar wordt het effect op de mestproductie grotendeels gecompenseerd door een groter mestproductie per dier. Specificaties voor alternatieve veehouderij-systemen met meer dierenwelzijn Het systeem van welzijnssterren is ontwikkeld door de stichting Dierenbescherming. De essentie van het welzijnsstersysteem voor vleesvarkens is meer bewegingsruimte voor de dieren in de bestaande stallen zonder grote stalaanpassingen. Daarnaast krijgen de dieren meer afleidingsmateriaal (stro, touw, hout) We starten met een voorbeeldanalyse voor de varkenshouderij met één welzijnsster (BLK*). De inschatting is dat meer dierenwelzijn bij het BLK* systeem niet gepaard hoeft te gaan met een grotere voerbehoefte (DLV, 2012). Tegenover een verwachte toename door meer activiteit vanwege de extra bewegingsruimte, staat een verwachte afname door minder dieren per vreetplaats en een betere gezondheid. Meer diercomfort kan ook gunstig zijn voor de voerconversie. Voor varkenshouderij met twee en drie welzijnsterren en vleeskuikens en leghennen in het algemeen, neemt de voerbehoefte wel toe. Voor de 3 sterren (biologische) vleeskuikens is de voerbehoefte tot 50% hoger. Tabel 1. Extra voerbehoefte bij meer dierenwelzijn (Westhoek e.a. 2013; p73)
Meer dierenwelzijn gaat niet alleen over meer ruimte voor het dier zoals uit onderstaande tabellen blijkt.
Tabel 2. Belangrijkste verschillen voor dierenwelzijn voor vleesvarkens (Bron, Dierenbescherming) Gangbaar
1 ster
2 ster
3 ster
Binnenruimte
0,8 m2
1 m2
1,2 m2
1,3 m2
Uitloop
geen
Geen
1 m2
1 m2
een afleidingsitem
blok hout, touw,
stro
stro
waarbij alleen een
koker met stro
Afleiding
ketting niet volstaat Transport
Geen tijdslimiet
6 uur naar
4 uur naar
4 uur naar
boerderij, 8 uur
boerderij, 6 uur
boerderij, 6 uur
naar slachthuis
naar slachthuis
naar slachthuis
Pagina 2 van 9
Tabel 3. Belangrijkste verschillen voor dierenwelzijn voor vleeskuikens Gangbaar
Kip van
1 ster
2 ster
0.083 m2
0.076 m2
morgen Binnenruimte
0.048-0.061 m2*
Meer dan 2
0.055 m Uitloop
geen
geen
Overdekte uitloop
Vrije uitloop (meer dan 8 u/d)
Slachtleeftijd
Geen eis (35-47
Meer dan 45
dagen in de
dagen
Ten minste 56 dagen
Ten minste 56 dagen
Bruikbare
Dagelijks graan
Dagelijks graan
strooisellaag
strooien;
strooien;
Strobalen
Strobalen. Uitloop met
praktijk) Afleiding
begroeiing Transport
Geen tijdslimiet
max. 3 uur naar
max. 3 uur naar
slachthuis
slachthuis
*afhankelijks van extra’s in de stal.
In lijn met het advies van de Commissie van Doorn hebben de supermarkten afspraken gemaakt met de varkenshouderij over de levering van afgesproken quota BLK* varkensvlees. Sinds 1 juli 2011 verkoopt een aantal supermarkten geen gangbaar varkensvlees meer en dragen varkensvleesproducten minimaal een welzijnsster. De meeste supermarkten bieden varkensvleesproducten met 1, 2 of 3 sterren van het Beter Leven kenmerk aan, naast gangbaar varkensvlees. De koepelorganisaties voor de vleeskuikenhouders (PPE) en de supermarkten (CBL) zijn inmiddels met een alternatief voor het één-ster systeem gekomen, de zogenaamde “kip van morgen”. De kip-van-morgen is van een langzamer groeiend ras, wordt op latere leeftijd geslacht en heeft meer ruimte dan gangbare vleeskuikens, maar minder dan een vleeskuiken met één welzijnsster. De Kip van Morgen krijgt geen overdekte uitloop, omdat met een overdekte uitloop de milieu-emissies slechter zijn te beheersen. Overigens is voor BLK* vleesvarkens geen (overdekte) uitloop vereist. (Vitrine, 2012). De “kip van morgen” is nu het ambitieniveau voor dierenwelzijn voor de binnenlandse consumptie van kuikenvlees in 2020 in Agenda van de Alliantie Verduurzaming Voedsel samen met EZ (3 juli, 2013). De Agenda heeft als ambitie om de omzet van dit “plussegment” tussen 2014 en 2020 met 15% te laten groeien. De facto vervangt de Agenda de afspraken in het verbond van Den Bosch uit 2011. Gevolgen voor de productiekosten De huidige productie van 1 ster-varkensvlees vindt plaats in bestaande stallen. Dit betekent dat het aantal varkens per stal verlaagd moet worden om aan de verhoogde eis van 0,8 naar 1 m2 binnenruimte per vleesvarkens te kunnen voldoen. Deze lagere bezettingsgraad gaat gepaard met kosten. Albert Heijn heeft het beleid om de extra productiekosten te vergoeden aan de varkenshouder; dit loopt via het slachthuisconcern VION. Deze extra productiekosten zijn gebaseerd op praktijkervaringen van de deelnemende varkenshouders, die worden verzameld en geanalyseerd door DLV (bron: Bens &Schrijver, 2012). Per kilogram geslacht gewicht schat DLV het verschil in productiekosten op 9,3 euro cent, een toename van 7%. Dit verschil wordt vooral veroorzaakt doordat er 25% minder dieren worden gehouden terwijl de vaste lasten en arbeid gelijk blijven. Bij de berekening vergelijkt DLV een gangbaar (modaal) bedrijf met 2000 vleesvarkens en een bedrijf met 1500 varkens dat volgens de eisen van BLK* produceert. Een gemiddeld vleesvarkensbedrijf in 2012 had bijna 1200 vleesvarkens (LEI-CBS Land en Tuinbouwcijfers 2012). Het standaard DLV bedrijf is dus wat aan de grote kant.1
1 Maar de schaalvergroting in de varkenshouderij is sterk. De bedrijfsgrootte groeit de laatste jaren met bijna 100 vleesvarkens per jaar en kan volgens de trend binnen 5-6 jaar tot 2000 groeien. Bovendien zullen de varkenshouders die de stap naar meer welzijn nemen doorgaan de beter producerende bedrijven zijn, die waarschijnlijk gemiddeld groter zijn dan het gemiddelde Nederlandse vleesvarkensbedrijf. Hierbij zitten ook kleinere bedrijven die niet meer investeren en “uitboeren” tot hun pensioen.
Pagina 3 van 9
Tabel 4. Uitsplitsing van belangrijkste meerkosten bij productie van varkensvlees volgens eisen van BLK* Kostenpost
Eurocent per
mechanisme
kg slachtgewicht Afschrijving incl.
3,1
Gelijke afschrijving bij 25% minder dieren
Arbeidskosten
1,5
Gelijke arbeid bij 25% minder dieren
Rente incl. extra
1,1
Gelijke rentelast bij 25% minder dieren
extra investering
investeringen Bigkosten
1,1
Meer ruimte en welzijn bij de aanleverende opfokbedrijven. Ook nemen de afleverkosten per big toe.
Brandstof en
0,8
strooisel
Meer bijstook in de winter door minder dierwarmte bij lagere bezetting
Onderhoudskosten
0,7
Extra kosten voor speelmateriaal en 25% minder dieren
Overig
1,0
Hogere kosten door kleinere schaal voor aankoop
Totaal
9,3
biggen, transport, voer, etc.
Voer: Het voergebruik per kilogram slachtgewicht voor BLK* wordt gelijk genomen en dit zal mogelijk extra inspanning van de varkenshouder vergen. Bij varkenshouders die produceren met 2 en 3 welzijnssterren neemt het voergebruik met 11%, resp. 21% toe vooral door de buitenuitloop (de lagere temperatuur wordt door meer voer gecompenseerd). Mogelijk zouden dieren in zulke systemen met een goedkoper voer toekunnen, maar directe aanwijzingen daarvoor zijn er niet. Bij BLK* en 25% minder vleesvarkens per bedrijf lopen varkenshouders mogelijk kwantumkorting op voerleveranties en bulkkortingen mis. Totaal is dit nadeel door DLV gesteld op € 1,18 voor het gemiddeld aanwezig varken per jaar in het een BLK* systeem (0,4 eurocent per kilogram). Mest: De DLV berekening gaat uit van mestafzetkosten van 12 euro/ton. Dit bedrag is aan de lage kant in vergelijking tot cijfers uit de Mestmonitor rond 17 euro/ton varkensmest. Mogelijke gevolgen voor de mestproductie en mestafzetkosten Momenteel is circa 15% van het verkochte varkensvlees duurzamer geproduceerd dan gangbaar. ING (2011) schat in dat dit aandeel van “conceptvleesvarkens” in 2020 zou kunnen groeien tot 30%. De ambitie van de Agenda van de Alliantie Verduurzaming 2013-2016 (en daarvoor van het advies van de Commissie van Doorn), is dat al het in Nederland geconsumeerde vlees duurzaam is geproduceerd. Daarmee zou maximaal de helft (690 miljoen kilogram binnenlandse consumptie ten opzichte van 1290 miljoen kilogram productie karkasgewicht) van de binnenlandse productie kunnen verduurzamen (Figuur 1, PVE, 2010). Ongeveer de helft tot twee derde van het in Nederland geproduceerde varkensvleesproductie wordt geëxporteerd2
2
Die onzekerheid is zo groot omdat Nederland ook varkensvlees importeert (in 2009 260 miljoen kg ten opzicht van een binnenlandse productie van 1280) en onbekend is welk deel hiervan in Nederland wordt geconsumeerd. Pagina 4 van 9
Figuur 1. Volumestromen van varkens en varkensvlees in Nederland in 2009 (Productschap Vlees en Eieren, 2010) Tabel 5. Dieraantallen en fosfaatproductie in 2020 met en zonder productierechten (p.r.) en met 50% geproduceerd met één welzijnsster (50% BLK*). Voor varkens inclusief de fokvarkens, voor vleeskuikens inclusief de ouderdieren (Baltussen & Schröder, 2013). 2011= 2020 Met p.r.
2020 Zonder p.r.
2020 Met p.r. & 50% BLK*
2020 zonder p.r. & 50% BLK*
Varkens
oost
1.94
12.7
1.94
12.7
1.75
11.4
1.75
11.4
Fok+vlees
zuid
4.08
27.5
4.49
30.2
3.67
24.7
4.04
27.2
overig NL
1.11
7.3
0.77
5.5
1.00
6.5
0.69
4.9
NL totaal
7.14
47.5
7.20
48.4
6.43
42.7
6.48
43.5
Kuikens
oost
8.68
2.5
2.5
2.5
2.5
Ouder+vlees
zuid
18.74
4.5
4.6
4.6
4.6
overig NL
23.83
5.2
5.3
5.3
5.3
NL totaal
51.25
12.2
12.5
12.5
12.5
Aantal
P2O5
Aantal
P2O5
Aantal
P2O5
Aantal
P2O5
(mln)
excretie
(mln)
excretie
(mln)
excretie
(mln)
excretie
mln kg
mln kg
mln kg
mln kg
Pagina 5 van 9
In 2011 produceerde de varkensstapel ruim 47 miljoen kilogram fosfaat in mest, waarvan bijna 90% van het bedrijf moest worden afgevoerd. Daardoor bestaat bijna de helft van de in Nederland getransporteerde hoeveelheid mest uit varkensmest (Willems et al. 2012).
Figuur 2. Mesttransport per mestsoort (Bron: Willems et al. 2012; gegevens: Dienst Regelingen) De verwachting is dat de landelijke omvang van varkens- en pluimveestapel in 2020 niet toeneemt ten opzicht van 2011. In een systeem zonder productiebegrenzing wordt wel een verder concentratie verwacht in de regio Zuid, vooral voor de varkenshouderij. Hier zou de varkensstapel nog met 10% kunnen groeien binnen de milieu- en bouwblokbeperkingen (Lamers & Ullenbroek, 2013). Maar er is wel de nodige lokale weerstand tegen bedrijfsuitbreidingen en tegen megabedrijven. Bij een omschakeling van 50% van de Nederlandse varkensproductie naar BLK* in 2020, en met behoud van het huidige systeem van productiebegrenzing zou de varkensstapel afnemen van 7,14 miljoen naar 6,43 miljoen (Tabel 5). Echter, ook in het geval van productiebegrenzing is nieuwbouw te verwachten en zal het aantal varkensplaatsen waarschijnlijk weer groeien naar het mestproductieniveau van ruim 7 miljoen fosfaat. Als de productiebegrenzing wordt afgeschaft groeit de varkensstapel naar 7,2 miljoen en als 50% daarvan zou produceren met een welzijnsster, naar 6,48 miljoen. De fosfaatexcretie in 2020 bij invoering van de BLK* neemt af met maximaal 5 miljoen kilogram fosfaat. De fosfaatexcretie van de vleeskuikenstapel zal door toename van het *-segment of de kip van morgen slechts marginaal beïnvloed worden. Een afname van de varkensmestproductie met 5 miljoen kilogram fosfaat heeft gunstige gevolgen voor de mestmarkt. De mestafzetprijs voor varkensmest zal waarschijnlijk dalen, maar hoeveel is moeilijk te zeggen. Als we alleen naar varkensmest kijken voor de situatie in 2011, dan zou de mestaanbodcurve maximaal 5 miljoen kilogram naar links verschuiven en zou de afzetprijs als eerste schatting met ruim 5 euro per ton mest kunnen dalen (de Koeijer et al. 2013). Dit zou een besparing per varkensbedrijf van 10.000 euro per jaar op leveren. Als afzetprijs van varkensmest met een derde zou dalen, dan zouden daarmee de mestafzetkosten per kilogram geslachtgewicht circa 2 eurocent per kilogram dalen wanneer we mestafzetkosten van DLV aanhouden, en met 3 eurocent per kilogram als we mestafzetkosten volgens LEI-BIN aanhouden. De toegevoegde waarde die de varkenshouder per kilogram geslacht gewicht realiseert is circa 23 eurocent (Bens & Schrijven, 2012). Echter zonder aanvullende interventies zal die besparing waarschijnlijk in de keten als geheel verrekend gaat worden en dus lagere retailprijzen voor varkensvlees betekenen.
Pagina 6 van 9
Een empirische aanwijzing voor een daling van de mestafzetprijs rond 5 euro/ton is het effect van de invoering van de BMC centrale in Moerdijk in 2008 (Grinsven et al. 2013). Toen werd een vergelijkbare hoeveelheid fosfaat in pluimveemest van de mestmarkt gehaald en daalde de afzetprijs van varkensmest ook met ongeveer 5 euro per ton. Maar gezien de complexe werking van de mestmarkt is dit zeker geen garantie dat dit effect ook optreedt als 5 miljoen kilogram fosfaat in varkensmest door beleid voor dierenwelzijn minder wordt geproduceerd. Er zijn vele andere factoren die de afzetprijs van varkensmest bepalen. Mestafzetprijzen hangen af van in hoeverre de gebruiksnormen nog worden aangescherpt, de respons van de akkerbouwers, het succes van het voerspoor en het succes van mestverwerking in het nieuwe mestbeleid (Tweede Kamer, 2013), en van het groeiende aanbod van rundveemest. De hoeveelheid rundveemest op de mestmarkt zal toenemen omdat de gebruiksnormen voor fosfaat worden aangescherpt. In het hypothetische geval dat de gehele gangbare varkenshouderij zou omschakelen naar BLK* in bestaande stallen, en nergens nieuw gebouwd wordt, zou de varkensstapel met 25% krimpen en daarmee ook de mestproductie. In dit geval zou er ook een markt ontwikkeld moeten worden voor export van vlees uit het tussensegment. Het is de vraag of dat op die schaal en zal lukken. Daar waar in het buitenland een markt is voor gecertificeerd vlees, wordt die al door de NLsector ingevuld. Daartegenover staat de mogelijkheid dat de buitenlandse varkenshouderij de Nederlandse markt voor vlees met meer dierenwelzijn gaat penetreren (zoals met pluimveevlees met *BLK al vanuit Roemenië gebeurt). Economische aspecten Een probleem bij de vermarkting van dierlijke producten met meer dierenwelzijn is dat de vraag naar de verschillende onderdelen van het karkas heel verschillend is. Nederlanders eten relatief veel kipfilets, varkenshaas en karbonades. Dit zijn de duurdere delen van het karkas. De markt voor de overige delen moet vaak in het buitenland gezocht worden waar geen meerprijs voor dierenwelzijn wordt betaald. De zogenaamde vierkantsverwaarding van het BLK* varken is een probleem3. Dit verlies wordt door de supermarkten gecompenseerd met zogenaamde kruissubsidies; de prijs voor de kipfilets en varkenshaas worden verhoogd om het verlies op de andere onderdelen te compenseren (ING, 2011). Bij 100% overgang van de binnenlandse consumptie van varkens- en kuikenvlees naar het plussegment is het aanbod van de vooral in Nederland geconsumeerde duurdere delen (varkenshaas, karbonade etc.) beter te sturen dan nu (met nog een klein aandeel consumptie van vlees met weer welzijn), maar de binnenlandse vraag naar goedkopere delen is lager dan de productie. De meerkosten voor de productie van deze delen kunnen niet verhaald worden bij de consument, waardoor de prijs van de hoogwaardige delen hoger wordt. Mogelijk kan de vraag naar andere varkensvleesproducten met welzijnssterren nog verhoogd worden. Vooral in verwerkte vleesproducten (zoals vleeswaren) ligt potentieel omdat de toegevoegde waarde hierop hoog is. Dit vergt betere samenwerking in de totale varkensketen, bijvoorbeeld om nieuwe productielijnen en marketingconcepten op te zetten (ING, 2011). Zonder overheidsinterventies zal de dominante trend in varkenshouderij naar schaalvergroting om productiekosten te verlagen en het rendement te behouden, dan wel te verbeteren, zich doorzetten. Gemiddeld genomen is het rendement in de primaire varkenshouderij negatief, terwijl over de keten als geheel wel verdiend wordt (Figuur 3).
3
vierkantsverwaarding: is het gebruik van het hele dier voor veelal consumptiedoeleinden, inclusief de minder gangbare delen. Pagina 7 van 9
Figuur 3. Rendement in de varkens- en zuivelketen in de periode 2005-2009. (Bron PBL, 2013 op basis van LEI, 2011). Op termijn zal de aanvankelijke krimp van de varkenshouderij bij grootschalige invoering van bovenwettelijke welzijnseisen, en onder voorwaarde van succes van een dergelijk concept, teniet worden gedaan. Uitbreidende varkenshouders zullen grotere stallen bouwen die beter zijn afgestemd op de nieuwe eisen van meer dierenwelzijn dan de bestaande stallen. Zolang de buitenlandse vraag naar gangbaar varkensvlees in stand blijft, zal hier ook voor geproduceerd worden. Daling mestproductie door castratieverbod beerbiggen In 2018 wordt een Europees verbod op castratie van mannelijke biggen (beer-biggen). De voederconversie voor beer-biggen is 10% lager is dan bij gecastreerde beer-biggen (zgn. borgen): 2,41 om 2,67 kilogram voer per kilogram groei (of 2,51 om 2,75 Bron: Handboek Duurzaam Varkensvlees). Net als bij invoering van het Beter Leven Kenmerk betekent meer dierenwelzijn, hier minder mestproductie. Het maximale effect hiervan op de mestproductie is een afname met circa 1,5 miljoen kilogram fosfaat (de fosfaatproductie van vleesvarkens is 30 miljoen kilogram, de helft afkomstig van beer-biggen). In Nederland wordt tegenwoordig 50% van de beerbiggen nog gecastreerd. Maar omdat we relatief veel biggen exporteren mesten we in Nederland 64% beertjes en 36% borgen en heeft Nederland al meer dan de helft van die 1,5 miljoen kilogram fosfaat gerealiseerd. Naast dit gunstige effect op de mestproductie, is de belangrijkste besparing die op voerkosten; per beer-big wordt die op 17 euro geschat (PROVIMI; http://www.provimi.co.za/nl-nl/News/21.html). Conclusie De introductie en het succes van welzijnssterconcept voor varkensvlees door de verwerkende industrie in samenwerking met de supermarkten leiden in eerste instantie tot een krimp van de varkensstapel, een afname van de mestproductie en neutraal tot positief effect op het bedrijfsinkomen. Een strategie op hoogwaardigere productie biedt perspectief, zeker ook in het licht van toenemende concurrentie binnen Europa en van buiten Europa4. Zonder aanvullende interventies zijn deze effecten onzeker en niet blijvend en verbetert het rendement van de primaire sector weinig ten opzichte van de andere ketenpartijen.
4
o.a. lopende onderhandeling EU – Mercosur over verlaging tot opheffing van importtarieven voor vlees uit Zuid Amerika. Men verwacht akkoord in 2013 met mogelijk grote gevolgen voor vleesexporterende EU lidstaten. Het zou in 2020 kunnen gaan om een extra importvolume uit Zuid van 1-5% van de totale EU productie, maar het gaat vooral om rundvlees en kuikenvlees (JRC, 2011; Reuter, 2013) Pagina 8 van 9
Verantwoording Eerdere versies van deze bijlage zijn becommentarieerd door Dr. Ir. Ferry Leenstra van Wageningen-UR Livestock Research en door Ir. Willy Baltussen van LEI Wageningen-UR, waarvoor dank. Referenties Alliantie Verduurzaming Voedsel en Ministerie van Economische Zaken (2013), Agenda van de Alliantie Verduurzaming 2013-2016. Baltussen, W.H.M. & J.J. Schröder (2013), Bijlage 1: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013: Ontwikkeling van de veestapel tussen 2011 en 2020. Bens P. & G. Schrijver (2012), Kostenanalyse varkenshouderij met een Beter Leven Kenmerk (in opdracht van PBL), DLV Intensief Advies BV. Commissie van Doorn (2011), Al het vlees duurzaam. De doorbraak naar een gezonden, veilige en gewaardeerde veehouderij in 2020. Dierenbescherming, Beter Leven Kenmerk, http://beterleven.dierenbescherming.nl/ Grinsven H. van & W.J. Willems (2013), Evaluatie van betekenis van de Biomassa Centrale Moerdijk voor de oplossing van het mestoverschot. Bijlage 8: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013, PBL. Koeijer T. de, H. Luesink & G. Kruseman (2013), Effect van verplichte mestverwerking op de afzetprijs van mest: 1: Empirisch-theoretische relatie tussen vraag en aanbod van varkensmest. Bijlage 9: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013. LEI. ING Economisch Bureau (2011), Consument bepaalt succes ketenconcepten varkensvlees Varkenshouderij 10, juni 2011. Keten Duurzaam Varkensvlees (2013), Handboek Duurzaam Varkensvlees, http://www.duurzaamvarkensvlees.nl/handboek/tikiindex.php?page=Inleiding&structure=handboek Lamers L. & H. Ullenbroek (2013), Uitbreiding van melkrundveestallen en uitbreidingsruimte veehouderij per provincie. Rapportage Arcadis, juli 2013. Bijlage 7: Ex ante evaluatie mestbeleid 2013. LEI - CBS (2012), Land- en tuinbouwcijfers 2012. LEI Bedrijven Informatie Net (BIN) LEI - Wageningen UR. (2013) Monitoring mestmarkt aanbod en afzet in Nederland LEI monitoring mestmarkt 2009. http://www.monitoringmestmarkt.nl/ Productschap Pluimvee en Eieren (2012), De kip van morgen komt eraan. Vitrine 3, Productschap Vlees en Eieren (PVE, 2010), Vee, Vlees en Eieren in Nederland. Provimi - Cargill, (2010); Beren mesten zeer lucratief http://www.provimi.co.za/nlnl/News/21.html) Tweede Kamer (2013), Brief van 18 januari van de Staatssecretaris van Economische Zaken over de verdere behandeling van de wijziging van de Meststoffenwet (invoering verplichte mestverwerking), 2012-2013, 33322, nr. 8. Westhoek, H., T. Rood, M. van Eerdt, M. van Gelder, H. van Grinsven, M. Reudink en H. van Zeijts, De Macht van het Menu: Opgaven en kansen voor duurzaam en gezond voedsel. PBL, 2013. Willems J., M. van Schijndel, H. van Grinsven, F. Kragt, H. van Zeijts, J. van Dam, G. J. van den Born, S. van der Sluis (2012), Evaluatie Meststoffenwet 2012: syntheserapport. PBL
Pagina 9 van 9