Bijlage 18c - S anctiebeleid1 Inleiding Hieronder worden de uitgangspunten geformuleerd en de sancties beschreven die gelden voor leden vrijwilligers en medewerkers van vrijwilligersorganisaties. Daarnaast worden de uitgangspunten voor de bewaartermijn van persoonsgegevens in het registratiesysteem beschreven. Als laatste worden de volgens het Wetboek van Strafrecht strafbare zedendelicten en de volgens tuchtrecht strafbare overtredingen toegelicht. Als basis voor het tuchtrechtelijk strafbaar stellen van seksueel misbruik gelden de definitie van seksueel misbruik en de gedragscode voor begeleiders, zoals deze luiden voor het vrijwilligerswerk.
Uitgangspunten sanctiesysteem seksueel misbruik in het vrijwilligerswerk. 1.
Een sanctiesysteem met betrekking tot seksueel misbruik in het vrijwilligerswerk is niet gericht op vergelding, zoals de strafoplegging door een strafrechter dat wél beoogd, maar op het herstellen van veiligheid rondom slachtoffer en activiteitenomgeving. Een sanctiesysteem is ook gericht op het voorkomen van nieuwe voorvallen door de pleger of anderen. Het herstellen van veiligheid houdt niet alleen een sanctie in tegen de pleger, maar ook maatregelen gericht op het verbeteren van preventie. Het sanctiesysteem richt zich alleen op de pleger. In het tuchtrecht echter is ruimte voor een tuchtcommissie om ook preventieve maatregelen ten aanzien van de omgeving te adviseren aan de organisatie. Ten aanzien van de pleger wordt de vraag gesteld of de wijze waarop hij de veiligheid en integriteit van het slachtoffer heeft aangetast, reden is om te veronderstellen dat hij (waar “hij” staat lees ook “zij”) geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of permanent niet geschikt is om verder nog aan het vrijwilligerswerk bij te dragen zoals hij dat voorheen deed. Bevestigend antwoord op deze vraag leidt tot een sanctie gericht tegen de pleger. Ten aanzien van de omgeving waarin het incident plaatsvond, wordt de vraag gesteld waarom, ondanks eventueel aanwezige preventieve maatregelen, het incident heeft kunnen plaatsvinden. Antwoord op deze vraag kan leiden tot advies aan de betreffende organisatie over te nemen preventieve maatregelen. Afwezigheid van voldoende preventieve maatregelen leidt overigens niet tot “meer begrip” c.q. een mildere sanctie voor de overtreding van de pleger.
2. Een veroordeling door een Strafrechter voor overtreding van één der artikelen van de zedenwetgeving uit het Wetboek van Strafrecht, Titel XIV: misdrijven tegen de zeden, wordt opgevat als vaststelling van het feit dat de pleger een bedreiging vormt voor de veiligheid van hen die in zijn omgeving aan activiteiten deelnemen, alsmede een bedreiging voor het gevoel van veiligheid en bescherming die de activiteitenomgeving wil bieden. Met dit laatste wordt gedoeld op de negatieve invloed die een overtreding heeft op de fysieke en sociale veiligheid, sfeer, cultuur en andere randvoorwaarden waarin het activiteitenaanbod plaatsvindt. Een veroordeling vanwege Strafrecht leidt dan ook tot een sanctie vanuit het tuchtrecht seksueel misbruik, die erop gericht is te voorkomen dat de pleger binnen de activiteitenomgeving zijn gedrag kan herhalen en/of die omgeving (nogmaals) onveilig kan maken. Ook is deze sanctie gericht op het creëren van een periode van herstel voor de veiligheid binnen de betreffende omgeving. De aard (zwaarte) en periode van de sanctie is afhankelijk de zwaarte van de overtreding. Bij het vaststellen van de sanctieperiode door tuchtrecht volgend op een strafrechtelijke veroordeling, wordt niet speciaal gekeken naar de lengte van de veroordeling. Er moet worden bezien of vanuit het oogpunt van (het herstel van) veiligheid de strafperiode lang genoeg is. Dit kan resulteren in een tuchtrechtelijke sanctieperiode die langer of korter is dan de strafduur die de strafrechter uitspreekt. Het is wel van belang dat de sanctie vanuit tuchtrecht zo snel mogelijk na de uitspraak van de strafrechter wordt vastgesteld en dat daarmee niet wordt gewacht tot de strafrechtelijke periode voorbij is. Dit vanwege het recht doen aan de klager die met het indienen van de klacht om maatregelen vraagt, evenals de duidelijkheid waar de activiteitenomgeving recht op heeft en mee gediend is. Bij het vaststellen van de tuchtrechtelijke sanctieperiode na een strafrechtelijke veroordeling wegens een zedendelict zal meespelen dat een op retributie gebaseerde strafrechtelijke vrijheidsstraf qua lengte geen rekening houdt met de grondslag van het sanctiesysteem in het vrijwilligerswerk, namelijk het voorkomen van herhaling en het herstel van veiligheid. Dit brengt met zich mee dat de strafrechtelijke strafperiode niet eenop-een wordt overgenomen als sanctieperiode vanuit tuchtrecht. 1 Drs. P. Moget en Drs. M. Weber (NOC*NSF)
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
83
Het “ne bis in idem” (niet tweemaal straffen voor dezelfde daad) is hier overigens niet in geding omdat de sanctie niet kan worden opgevat als een dubbele straf voor hetzelfde feit, maar als antwoord op de vraag die ten aanzien van de pleger moet worden gesteld met het oog op het herstel van veiligheid. 3. Gedragingen die niet onder wettelijke verboden vallen, maar volgens de definitie van seksueel misbruik en de gedragscode voor begeleiders wel als vormen van seksueel misbruik kunnen worden opgevat, worden gesanctioneerd volgens een vooraf vastgesteld sanctiesysteem, dat hieronder wordt uitgewerkt (zie punt 4.). Een sanctie treedt niet eerder in werking dan nadat is komen vast te staan dat zij tot stand kwam volgens een objectieve interne procesgang, hier verder te noemen “Tuchtreglement”. Het zorgdragen dat een Tuchtreglement ten grondslag ligt aan de opgelegde sanctie is een verantwoordelijkheid van de organisatie waar het incident plaatsvond. De organisatie moet daartoe beschikken over een door de ALV aangenomen Tuchtreglement, of bij afwezigheid van een ALV een door het hoogste gezag goedgekeurd Tuchtreglement. Een dergelijk reglement kan men zelf opstellen of men kan gebruik maken van het Model Tuchtreglement dat op basis van de “Blauwdruk Tuchtreglement” voor organisaties met vrijwilligers is ontwikkeld. Met het begrip “objectieve interne procesgang” wordt verwezen naar de wijze waarop de tuchtprocedure moet worden gevoerd, van klacht tot en met sanctie. Voor organisaties die werken met vrijwilligers is een “Blauwdruk Tuchtreglement” geschreven waarin de kenmerken staan geformuleerd van een deugdelijk Tuchtreglement. Elk Tuchtreglement dat deze kenmerken in zich heeft, voldoet aan de eis van een objectieve interne procesgang. Iedere sanctie die hierop is gebaseerd is legitiem in de zin dat deze kan dienen om de betrokkene in het Registratiesysteem voor vrijwilligers op te nemen voor de duur van de sanctie. De “Blauwdruk Tuchtreglement” fungeert daarmee als toets voor de door de organisaties ontwikkelde of gehanteerde Tuchtreglementen. Een van de vereisten van een deugdelijk Tuchtreglement is dat daarin het sanctiesysteem wordt gehanteerd zoals dat hieronder is geformuleerd. 4. De sancties die ter beschikking van het tuchtrecht staan zijn: • Een berisping; • Het verbod om deel te nemen aan bepaalde activiteiten voor een duur van maximaal drie jaren; • Het verbod om rechten uit te oefenen die een lid toekomt voor een duur van maximaal vijf jaren; • Het verbod tot het uitoefenen van een of meer functies voor een duur van maximaal tien jaren; • De schorsing voor een duur van maximaal vijf jaren; • Het royement als lid voor de duur van maximaal levenslang.
Toelichting sancties Ad berisping: Een berisping is het officieel veroordelen van bepaald met name genoemd gedrag van betrokkene. Dit wordt schriftelijk door de tuchtcommissie aan de betrokkene uitgereikt. Ad verbod deelnemen aan bepaalde activiteiten: Het verbod om deel te nemen aan bepaalde, met name genoemde activiteiten van de organisatie, wordt als sanctie opgelegd voor een bepaalde duur of voor een aantal keren dat die activiteiten plaatsvinden. De periode waarover het verbod geldt is maximaal drie jaren. Ad het verbod rechten uit te oefenen: Het onthouden van rechten beoogt het gericht beperken van bewegingsvrijheid van betrokkene, geldend voor bijvoorbeeld bepaalde ruimtes, omgang met bepaalde personen, groepen of teams, inzage van bepaalde dossiers, aanwezigheid bij bepaalde activiteiten of wedstrijden of trainingen of vergaderingen. Dit voor de duur van maximaal vijf jaren. Ad het verbod op het uitoefenen van een of meer functies: Het verbod op het uitoefenen van een of meerdere functies of samenstel van taken, is gericht op het voorkomen dat betrokkene met bepaalde doelgroepen activiteiten verricht. Deze sanctie geldt voor de duur van maximaal tien jaren. Ad schorsing: Schorsen is verbod op het uitoefenen van alle taken of functies alsmede op het uitoefenen van lidmaatschapsrechten. Het is een zware sanctie die wordt opgelegd als een lichtere sanctie niet voldoende wordt geacht, maar royement te zwaar wordt bevonden. Een schorsing wordt uitgesproken voor de duur van maximaal vijf jaren. 84
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Ad royement/ontzegging uit lidmaatschap/ontslag: Het eenzijdig vanuit de organisatie opheffen van het lidmaatschap van betrokkene, met intrekking van alle rechten en verworvenheden (zoals licenties, commissielidmaatschap, docentschap). Deze sanctie wordt uitgesproken voor de duur van maximaal levenslang. Indien de tuchtcommissie of commissie van beroep de sanctie ‘royement’ niet kan opleggen omdat betrokkene geen lid is, geldt de sanctie ‘schorsing’, en wel voor de duur die men in geval van royement zou opleggen. Noten bij sancties: a. De sancties zijn niet verbonden aan een specifieke overtreding. Welke specifieke sanctie wordt uitgesproken hangt niet alleen af van de regel die is overtreden, maar ook van de omstandigheden waaronder de overtreding plaatsvond, kenmerken van het slachtoffer zoals leeftijd en mate van afhankelijkheid van de pleger, de gevolgen die het heeft voor het slachtoffer, of het recidive betreft of niet, enz. In de hierboven beschreven sancties zit wel een oplopende “zwaarte“: de berisping kan beschouwd worden als de lichtste sanctie en het royement als de zwaarste, met tussen deze twee uitersten de andere sancties. Om toch een idee te geven hoe de sancties kunnen worden verbonden aan regels die worden overtreden, volgt in de toelichting die als laatste in deze bijlage staat, een uitwerking van de sancties gekoppeld aan bepaalde overtredingen. Benadrukt wordt dat deze niet verplichtend zijn. b. Een geldboete is in principe ook een sanctie, maar heeft geen relatie met het veiliger maken van de activiteitenomgeving en wordt daarom hier niet gebruikt. c. Niet te beschouwen als sanctie, maar wel als dringend advies aan de betreffende organisatie, is elke uitspraak van de tuchtcommissie die zich richt op de verandering, verbetering of invoering van preventieve maatregelen naar aanleiding van een door deze commissie behandeld concreet incident. d. Eveneens niet te beschouwen als sanctie, maar als middel om de situatie onmiddellijk na een incident werkbaar te houden, is de zogenoemde voorlopige bestuurlijke ordemaatregel. Dit houdt in dat het bevoegd gezag in geval van een klacht of incident, de betrokkene met onmiddellijke ingang een tijdelijke bewegingsvrijheid kan opleggen m.b.t. locatie en activiteiten binnen de organisatie. Hier hoeft dus geen uitspraak van de tuchtcommissie aan ten grondslag te liggen. Een bestuurlijke ordemaatregel wordt de betrokkene door het bevoegd gezag aangezegd en schriftelijk bevestigd. De tijdelijke bestuurlijke ordemaatregel is geen ad hoc veroordeling noch een vooruitlopen op een mogelijke veroordeling door strafrechter of tuchtcommissie. De maatregel is gebaseerd op de overweging van de noodzaak tot onmiddellijk herstel van veiligheid en rust binnen de activiteitenomgeving waar het incident plaatsvond. De voorlopige bestuurlijke ordemaatregel eindigt uiterlijk op het moment dat het oordeel van de tuchtcommissie in werking treedt. 5. In alle gevallen, uitgezonderd de berisping, waarin een sanctie vanuit tuchtrecht en/of een straf vanuit de zedenwetgeving wordt opgelegd, wordt deze aan de beheerder van het registratiesysteem gemeld, zodat deze formeel kan toetsen of de sanctie en/of strafoplegging aanleiding geven tot opneming van de persoonsgegevens van betrokkene in het registratiesysteem. Deze toetsing geschiedt op een van te voren vastgestelde wijze aan de hand van vooraf vastgestelde criteria. Zie hiervoor “Randvoorwaarden Registratiesysteem”. 6. In het sanctiesysteem wordt alleen gewerkt met maxima. Beneden deze grens kan iedere tuchtcommissie bepalen welke sanctie en sanctieperiode zij het meest geëigend vindt voor een bepaalde overtreding. Hiermee kan recht worden gedaan aan de specifieke kenmerken van en omstandigheden rondom het betreffende incident en is er ruimte voor de werking van cultuureigen aspecten van de betreffende organisatie. 7. Voor alle sancties geldt dat aanvullend erop door de organisatie nadere afspraken kunnen worden gemaakt met betrokkene over het hervatten van activiteiten na de sanctieperiode. Het gaat hier om afspraken over gedragingen die de veiligheid van de activiteitenomgeving aantasten en waarvan de basis ligt in het beleid van de organisatie inzake seksueel misbruik. De tuchtcommissie kan zich in haar uitspraak over de noodzaak van dergelijke afspraken al uitspreken. In een hervattinggesprek tussen de organisatie en betrokkene, welke moet plaatsvinden na de sanctieperiode, worden deze afspraken gemaakt en schriftelijk bevestigd. 8. Bij een combinatie of opeenstapeling van overtredingen, zal bij het vaststellen van de sanctie de zwaarte ervan evenredig toenemen. 9. De in dit sanctiesysteem gehanteerde definitie van seksueel misbruik alsmede de gedragscode voor begeleiders, zijn die welke staan geformuleerd in het “Basisdocument”.
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
85
Uitgangspunten bewaartermijn registratiesysteem 1.
2.
3.
4.
5.
Het registratiesysteem is bedoeld om diegenen van activiteiten tijdelijk of permanent buiten te sluiten, die door Strafrecht en/of door tuchtrecht veroordeeld zijn vanwege seksueel misbruik. Om dit te bereiken is het registratiesysteem een hulpmiddel, geen doel op zich. Het doel ligt immers in het fysiek en sociaal veilig maken en houden van de activiteitenomgeving. Hierop is ook het sanctiesysteem gebaseerd dat in het tuchtrecht wordt gebruikt. Het registratiesysteem is volgend op een strafrechtelijke of tuchtrechtelijke veroordeling. Het voegt niet zelf een extra straf toe aan hetgeen in een seksueel misbruikzaak is uitgesproken, maar registreert gegevens van veroordeelden voor een bepaalde, vooraf vastgestelde termijn: de bewaartermijn. De bewaartermijn van persoonsgegevens in het registratiesysteem is gelijk aan de lengte van periode waarin de sanctie van het tuchtrecht van kracht is. Immers neemt de veroordelende instantie in haar overwegingen mee dat de sanctietermijn (en eventueel aanvullende maatregelen) voldoende moet zijn om de veiligheid in de activiteitenomgeving te herstellen en te behouden. Het registratiesysteem dient het doel van veiligheid en neemt dan ook de sanctietermijn over als bewaartermijn. De bewaartermijnen gebaseerd op veroordelingen van Strafrecht (zedendelicten) zijn gelijk aan de onderscheidenlijke sanctieperiode die het tuchtrecht verbindt aan het specifieke delict waarvoor wordt veroordeeld (zie hierna onder “gedragingen die vallen onder Strafrecht”, sanctiesysteem). In het geval dat om formele redenen vanuit geen enkele organisatie een sanctie kan worden vastgesteld naar aanleiding van een veroordeling vanuit Strafrecht, wordt deze sanctie door de beheerder vastgesteld met inachtneming van de sancties uit het sanctiesysteem. Berispingen worden niet opgenomen in het registratiesysteem.
Uitwerking sanctiesysteem in relatie tot WvSr en Gedragscode Begeleiders. Strikt genomen maken bovenstaande uitgangspunten en sancties het niet noodzakelijk om concreet te worden over de relaties tussen sancties en overtredingen. Het vooraf verbinden van een sanctie aan een overtreding is geen eis die aan het sanctiesysteem wordt gesteld. De concrete uitwerking die hieronder volgt, is dan ook bedoeld als leidraad voor de tuchtcommissies van de verschillende organisaties en is niet bindend. Er worden twee soorten gedragingen in verband gebracht met het sanctiesysteem: • seksueel misbruik-gedragingen die vallen onder Wetboek van Strafrecht; • seksueel misbruik-gedragingen die vallen onder de definitie van seksueel misbruik en/of onder het bepaalde in de gedragscode voor begeleiders. Ad seksueel misbruik- gedragingen die vallen onder Wetboek van Strafrecht. Wordt een gerechtelijk vonnis uitgesproken inzake een overtreding van de zedenwetgeving begaan in het vrijwilligerswerk, en staat tegen dat vonnis geen beroep meer open, dan is daarmee vastgesteld dat de pleger een bedreiging vormt voor de veiligheid van deelnemers en activiteitenomgeving. Naast de strafrechtelijke veroordeling is dan ook een tuchtrechtelijke veroordeling op de pleger van toepassing. De zedenwetgeving kent een aantal artikelen dat hierna worden verbonden aan een tuchtrechtelijke sanctie en aan een maximum sanctieperiode: a. Indien het zich om een eenmalige overtreding handelt ten aanzien van art. 239 of 240 WvSr (schennis van de eerbaarheid respectievelijk verspreiding van pornografische afbeeldingen), volgt een verbod op het uitoefenen van een bepaalde functie of meerdere functies voor de duur van maximaal vijf jaren. Aanvullend op het verbod een of meerdere functies uit te oefenen kan de tuchtcommissie in haar uitspraak beperkende maatregelen opnemen over de activiteiten van betrokkene (over omgang met bepaalde groepen, betreden van bepaalde locaties, deelnemen aan bepaalde activiteiten, etc.). Bij herhaling van hetzelfde delict (art. 239 of 240 WvSr) volgt een zelfde verbod voor de duur van maximaal tien jaar. Bij een verdere herhaling volgt royement voor de duur van maximaal tien jaren. b. Indien het om artikel 240a WvSr handelt, aanbieden van pornografie aan jeugdigen onder de 16 jaar, volgt een verbod op het uitoefenen van een bepaalde of meerdere bepaalde functie(s) voor de duur van maximaal tien jaar, eventueel door de tuchtcommissie aangevuld met beperkende maatregelen over de activiteiten van betrokkene (over omgang met bepaalde groepen, betreden van bepaalde locaties, deelnemen aan bepaalde activiteiten, etc.). Deze afspraken kunnen desgewenst permanent zijn. Herhaling van overtreding van art. 240a WvSr leidt tot een royement voor de duur van maximaal tien jaren. c. Indien het zich om een incident handelt, vallend onder een van de volgende wetsartikelen uit het WvSr, volgt royement voor de duur van maximaal levenslang.
86
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
Deze artikelen zijn: 240b (minderjarigen onder 18 jaar gebruiken voor pornografie, het vervaardigen ervan, in het bezit hebben ervan, verspreiden ervan, invoeren ervan, uitvoeren ervan, doorvoeren ervan, tentoonstellen ervan); 242 (verkrachting); 243 (gemeenschap met bewusteloze of geestelijk gestoorde); 244 (gemeenschap met persoon beneden 12 jaar); 245 (gemeenschap met persoon tussen 12 en 16 jaar); 246 (feitelijke aanranding der eerbaarheid); 247 (ontucht met bewusteloze, geestelijk gestoorde of kind jonger dan 16 jaar); 248a (uitlokken van minderjarige tot ontucht); 248b (ontucht met minderjarige persoon tussen 16 en 18 jaar); 248c (opzettelijk aanwezig zijn bij het plegen van ontucht met minderjarigen jonger dan 18 jaar of bij het vertonen van afbeeldingen van dergelijke handelingen); 249 (ontucht met misbruik gezag); 250 (dwingen tot seksuele handelingen van o.a. minderjarige deelnemer met derden tegen betaling); 250a (idem als art. 250 maar dan zonder bloedband of andere relatie). Noten: a. De strafrechter kan bij veroordeling voor bepaalde delicten (artt. 242 tot en met 247 en 248a tot en met 250a), ontzetting uit bepaalde rechten uitspreken. Ook kan n.a.v. veroordeling van de artikelen 248a tot en met 250a, indien het misdrijf in het beroep is begaan, de pleger van de uitoefening van dat beroep worden ontzet. Dit is een vorm van strafverzwaring die in het sanctiebeleid gevolgd kan worden door het zwaarder aanrekenen van seksueel misbruik van een trainer dan van bijv. een medespeler. Herhaling van seksueel misbruik kan ook tot strafverzwaring aanleiding geven. In een aantal “lichte” gevallen van seksueel misbruik is daarvoor in het sanctiebeleid al voorzien. Voor de meer zwaardere delicten is vooralsnog het uitgangspunt dat de lengte van de sanctie moet voorkomen dat de persoon terugkeert in dezelfde functie. Er kan echter ook hier voorzien worden in een sanctie bij herhaling. b. In alle gevallen van uitspraken vanuit W.vSr. met betrekking tot zedendelicten, zal de tuchtcommissie onderzoeken welke maatregelen zij de organisatie adviseert te nemen ter preventie van herhaling. Deze maatregelen zijn niet gericht op betrokkene, maar moeten deel gaan uitmaken van een algemeen preventiebeleid binnen de organisatie. c. In gevallen van strafrechtelijke vrijheidsstraffen gaat de periode van de tuchtrechtelijke sanctie in na beëindiging van de vrijheidsstraf. Bij strafrechtelijke taakstraffen gaat de tuchtrechtelijke sanctieperiode in na beëindiging taakstraf. Bij strafrechtelijke geldboetes gaat de periode van tuchtrechtelijke sanctie in na de uitspraak van de strafrechter. Tussen het moment waarop het incident aan de organisatie bekend werd en de inwerkingtreding van de tuchtrechtelijke sanctie, zit als overbrugging de bestuurlijke ordemaatregel die de organisatie kan uitspreken. d. In gevallen van art. 245 en 249, kan indien er sprake is van geringe leeftijdsverschillen tussen pleger en slachtoffer, bij het bepalen van de sanctie door het tuchtrecht hiermee rekening worden gehouden, in de zin dat dit tot verlichting van de sanctie en/of verkorting sanctieperiode aanleiding kan geven.
Ad seksueel misbruik-gedragingen die vallen onder de definitie van seksueel misbruik en/of onder de bepalingen van de gedragscode begeleiders. Onder seksueel misbruik wordt het volgende verstaan: “Seksueel misbruik is elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, in verbale, nonverbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, die door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren; en / of plaatsvindt binnen een ongelijke machtsverhouding (volwassene-kind, hulpverlener-cliënt, leerkrachtleerling, trainer-pupil, leiding-jeugdlid, e.d.); en / of andere handelingen of gedragingen die strafbaar zijn volgens het Wetboek van Strafrecht.” Deze definitie geldt voor het gedrag van alle personen die in of voor een organisatie werkzaam zijn. Dus werknemers, leden en vrijwilligers. Met betrekking tot begeleiders van minderjarige deelnemers is de definitie uitgewerkt in een gedragscode. Daarin zijn gedragingen opgenomen die de omgang tussen begeleider en minderjarige deelnemer regelt, waarbij als uitgangspunt is genomen dat de begeleider met betrekking tot de sociale veiligheid van de minderjarige deelnemer een extra verantwoordelijkheid heeft en tegelijkertijd ten opzichte van hem in een machtsongelijke relatie staat. Dit stelt specifieke eisen aan het gedrag van de begeleider. Leidraad voor de eisen die aan dat gedrag wordt gesteld is de gedragscode, zoals geformuleerd en opgenomen in het “Basisdocument”. Daarin wordt in tien Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
87
artikelen algemene gedragsafspraken gemaakt die gelden voor alle begeleiders van minderjarige pupillen. Deze gedragsafspraken beogen helderheid te verschaffen in de soorten gedragingen die in het kader van het bestrijden van seksueel misbruik niet zijn toegestaan. Het betreffen zowel strafbare als niet-strafbare vormen van seksueel misbruik. Tevens worden een aantal niet-limitatieve voorbeelden gegeven van overtredingen bij de verschillende artikelen. Begeleiders vallen, ongeacht of zij wel of niet lid zijn van de organisatie, vanwege het uitvoeren van een begeleiderstaak voor de organisatie, onder verantwoordelijkheid van die organisatie en horen zich derhalve aan de gedragscode te houden. Overtreding van deze gedragscode door begeleiders levert een overtreding op in de zin van het Tuchtreglement en kan op grond daarvan worden gesanctioneerd. Met betrekking tot de begeleiders geldt de volgende gedragscode: 1. De begeleider moet zorgen voor een omgeving en een sfeer waarbinnen de minderjarige deelnemer zich veilig en gerespecteerd voelt. 2. De begeleider onthoudt zich ervan de minderjarige deelnemer te bejegenen op een manier die de minderjarige deelnemer in zijn waardigheid aantast. 3. De begeleider dringt niet verder door in het privéleven van de minderjarige deelnemer dan functioneel noodzakelijk is 4. De begeleider onthoudt zich van elke vorm van seksueel misbruik ten opzichte van de minderjarige deelnemer. Alle seksuele handelingen, contacten en relaties tussen begeleider en minderjarige deelnemer die de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt, zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik. 5. De begeleider mag de minderjarige deelnemer niet op zodanige wijze aanraken, dat deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard ervaren zal worden. 6. De begeleider zal tijdens trainingsdagen, kampen, reizen, uitjes en dergelijke gereserveerd en met respect omgaan met minderjarige deelnemers en de ruimtes waarin zij zich bevinden, zoals de kleedkamer of hotelkamer. 7. De begeleider heeft de plicht de minderjarige deelnemer naar vermogen te beschermen tegen vormen van ongelijkwaardige behandeling en seksueel grensoverschrijdend gedrag en zal er actief op toezien dat de gedragscode door iedereen die bij de minderjarige deelnemer is betrokken, wordt nageleefd. 8. Indien de begeleider gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze gedragscode en bij vermoedens van seksueel misbruik, is hij verplicht hiervan melding te maken bij de daarvoor door het bestuur aangewezen personen. 9. De begeleider krijgt of geeft geen (im)materiële vergoedingen die niet in de rede zijn. 10. In die gevallen waarin de gedragscode niet (direct) voorziet, of bij twijfel over de toelaatbaarheid van bepaalde gedragingen, ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de begeleider in de geest van de gedragscode te handelen en zonodig daarover daarover in contact te treden met een door het bestuur aangewezen persoon.
Toelichting van de gedragscode per artikel: Art. 1 gedragscode: “De begeleider moet zorgen voor een omgeving en een sfeer waarbinnen de minderjarige deelnemer zich veilig en gerespecteerd voelt.” Het zorgen voor een veilige omgeving en sfeer houdt met name in dat bij iedere begeleider een permanente verantwoordelijkheid ligt tot het onmiddellijk verbieden, stoppen en tegengaan (en zelf afzien van deelname aan) van gedragingen die de omgeving waarin activiteiten plaatsvinden, sociaal onveilig of vijandig maakt of die schadelijke gevolgen hebben voor welke deelnemer of groep van deelnemers dan ook. Gedragingen die hieronder vallen zijn discriminatie naar geslacht, seksuele geaardheid, levensovertuiging, culturele achtergrond, leeftijd, fysieke en/of geestelijke kenmerken. Ook vallen hieronder alle vormen van seksueel misbruik en het dreigen met of gebruiken van fysiek of geestelijk geweld. Tevens vallen eronder misbruik van macht, pesten, gedwongen gewelddadige of seksueel getinte inwijdingsrituelen, buitensluiten. Deze verantwoordelijkheid richt zich op alle door de organisatie georganiseerde activiteiten, maar ook op alle handelingen en situaties ter voorbereiding op of ter afsluiting van die activiteiten, zoals omkleden, douchen, warming up, massage, blessurebehandeling, reizen, trainingen, stages, clinics, zomerkampen, toernooien in binnen- en buitenland, feesten, naar een activiteit brengen of thuisbrengen). Voor het tuchtreglement seksueel misbruik zijn alleen die gedragingen relevant die vallen onder de definitie van seksueel misbruik en onder deze gedragscode. Concrete voorbeelden hiervan zijn: 1. het niet onmiddellijk door feitelijke interventie laten stoppen van een klaarblijkelijke vorm van seksueel misbruik waarvan de begeleider getuige is of waarvan hij op de hoogte wordt gesteld; 88
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
2. het participeren in vormen van seksueel misbruik of aanmoedigen van anderen daartoe; 3. het door de begeleider in woord of gedrag scheppen van een seksueel of erotisch geladen sfeer (door woord, gedrag, vertoning filmbeelden, aankleding omgeving) of aan het voortbestaan daarvan een bijdrage leveren; 4. het door de begeleider op niet-functionele wijze bekijken van de minderjarige deelnemer waarbij de aandacht is gericht op de geslachtskenmerken; 5. het door de begeleider met seksueel gedrag ingaan op verliefde gevoelens, seksuele verlangens of fantasieën van een minderjarige deelnemer; 6. het achterwege laten van hulp aan een slachtoffer of slachtoffers van een incident dat valt onder seksueel misbruik; 7. het niet of onvoldoende uitoefenen van begeleiderstaken rondom en tijdens een activiteit waardoor gelegenheid ontstaat voor vormen van seksueel misbruik, die met het juist uitvoeren van de begeleiderstaken hadden kunnen worden voorkomen;
Het niet ingrijpen bij incidenten die de veiligheid m.b.t. seksueel misbruik van minderjarige deelnemers aantasten, wordt opgevat als een ernstig tekortschieten van de zijde van de begeleider, waarvoor de begeleider officieel wordt berispt indien het voorval geen directe nadelige gevolgen heeft voor het slachtoffer. Zijn die er wel, dan kan afhankelijk van die gevolgen, tot een andere (zwaardere) sanctie tegen de begeleider worden besloten. Indien een begeleider bij herhaling er blijk van geeft de naleving van dit artikel niet ter hand te kunnen of te willen nemen, of vanwege eigen gedragingen er een negatieve invloed op heeft, volgt vanwege deze ongeschiktheid ontheffing van de taak of taken waar het actief bijdragen aan een veilige activiteitenomgeving onderdeel van uitmaakt. Het entameren van of zelf meedoen aan bovengenoemde en soortgelijke aan seksueel misbruik gerelateerde gedragingen, wordt eveneens opgevat als een ernstig tekortschieten en wordt afhankelijk van het specifieke gedrag en de gevolgen ervan, gesanctioneerd met een officiële berisping tot en met royement. Dit is een grote marge, maar gezien de bovengenoemde verboden gedragingen en de rol die de begeleider daarin heeft gehad, is dit op z’n plaats. Art. 2 gedragscode: “De begeleider onthoudt zich ervan de minderjarige deelnemer te bejegenen op een wijze die de minderjarige deelnemer in zijn waardigheid aantast.” Het in de waardigheid aantasten slaat onder andere op het onnodig uitoefenen van dwang, drang of gebruik maken van het machtsverschil tussen begeleider en minderjarige deelnemer, om deze laatste tot gedragingen te bewegen of te dwingen die redelijkerwijs niet van de minderjarige deelnemer mogen worden gevraagd of geen onderdeel uitmaken van het concrete doel van de begeleiding. Hieronder vallen ook het opleggen of onderhouden van omgangsvormen die de minderjarige deelnemer als een minderwaardig persoon diskwalificeert (uitschelden, strakke commando- en drilstructuren, eenzijdig communiceren, fysieke en mentale strafstructuren, onthouden van fysieke en mentale behoeften) waardoor geestelijke en fysieke schade kan ontstaan. Hoewel bovenstaande bejegening door de begeleider niet gericht hoeft te zijn op doelen van seksuele aard, behoort ze naast het dehumaniserend karakter ervan, tot een omgangspatroon waarbinnen seksueel misbruik vaak plaatsvindt, of op volgt. Om die reden dient deze bejegening als een verbod te worden gehandhaafd in een sanctiesysteem omtrent seksueel misbruik. Concrete voorbeelden van bedoelde gedragingen in relatie tot seksueel misbruik zijn: 1. het door de begeleider uitoefenen van dwang of op enigerlei wijze gebruik maken van het machtsverschil dat bestaat tussen hem en de minderjarige deelnemer, met het kennelijke oogmerk de minderjarige deelnemer tot seksuele handelingen te dwingen, daartoe te verleiden of over te halen, of die te dulden; 2. het zich onnodig en/of zonder toestemming van de minderjarige deelnemer bevinden in of het naar binnen kijken/gluren in ruimtes die door de minderjarige deelnemer worden gebruikt als privé-ruimtes, zoals douches, kleedkamers, toiletten, hotelkamers, kampeertenten en soortgelijke ruimtes, waarin de minderjarige deelnemer mag veronderstellen zich te kunnen gedragen als ware hij alleen en ongezien; 3. het door de begeleider verrichten van handelingen m.b.t. de minderjarige deelnemer die niet tot zijn bekwaamheid en taken behoren en/of op dat moment niet geboden zijn. Het zich schuldig maken aan bovengenoemde of vergelijkbare vormen van bejegening, wordt gesanctioneerd met een verbod tot deelneming aan bepaalde activiteiten, verbod bepaalde rechten uit te oefenen, verbod uitoefenen van een of meer functies, schorsing of royement, afhankelijk van de zwaarte van het incident. Art. 3 gedragscode: “De begeleider dringt niet verder door in het privé-leven van de minderjarige deelnemer dan functioneel nodig.“ Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
89
Met het zich onthouden van onnodige privé-bemoeienis wordt onder andere bedoeld dat de begeleider afziet van afspraken maken buiten de activiteiten om met minderjarige deelnemers die hij begeleidt, afziet van het bij hem thuis uitnodigen van een of meerdere minderjarige deelnemers, afziet van het mee op privé-reizen of vakanties nemen van minderjarige deelnemers, alsmede dat hij afziet van iedere relatievorm die gezien z’n begeleidingstaak niet noodzakelijk is. Concrete voorbeelden van bedoelde gedragingen in relatie tot seksueel misbruik zijn: 1. het bij herhaling of op systematische wijze privé bij de begeleider alleen thuis of een andere afgezonderde plaats uitnodigen van een minderjarige deelnemer, waarmee de begeleider een machtsongelijke relatie heeft, indien deze ontmoeting vanuit de begeleidingstaak niet nodig is en/of elders kan worden georganiseerd, zoals in een clubgebouw of een publieke gelegenheid; 2. het door de begeleider op enigerlei wijze systematisch claimen of isoleren van een minderjarige deelnemer buiten de activiteiten om, het weghouden van de minderjarige deelnemer bij de ouders of het overnemen van opvoedingstaken van de ouders. Het onnodig doordringen in het privé-leven van de minderjarige deelnemer wordt gesanctioneerd met een officiële berisping. Bij herhaling ervan volgt verbod op het uitoefenen van een of meerdere functies. Voorafgaande aan de inzet van een tuchtprocedure kan aan partijen in overweging worden gegeven het conflict door mediation op te lossen. Dit wordt alleen bij mineure gevallen geadviseerd, zoals poging tot afspraak maken in privé-sfeer of voorstellen om een kamer te delen, waarbij de uitvoering achterwege blijft. Art. 4 gedragscode: “De begeleider onthoudt zich van elke vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van de minderjarige deelnemer. Alle seksuele handelingen, contacten en relaties tussen begeleider en de deelnemer die de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt, zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik”. De begrenzingen van de relatie tussen begeleider en minderjarige deelnemer worden gevormd door de activiteiten die hen samenbrengt. Elk ander motief dat deze relatie mede vorm en inhoud geeft en de wensen of verlangens van de begeleider dient, is een grensoverschrijding die onwenselijk is. Betreft het wensen en verlangens van seksuele aard jegens een minderjarige onder de 16 jaar, dan is deze grensoverschrijding absoluut verboden en te beschouwen als misbruik van vertrouwen en/of macht van de begeleider t.o.v. de minderjarige deelnemer. Het zij nadrukkelijk gesteld dat het de verantwoordelijkheid is van de begeleider de grenzen te respecteren, dus óók in het geval dat de minderjarige deelnemer tot 16 jaar instemt met het overschrijden ervan (of daartoe de wens uit). Het gaat hier om seksuele relaties tussen volwassen begeleiders en minderjarige deelnemers. De wet stelt dergelijke relaties strafbaar. Voor de sanctie wordt daarom verwezen naar “seksueel misbruik-gedragingen die vallen onder WvSr.” (zie hiervoor). Het zij hier nog eens nadrukkelijk vermeld dat ook indien de minderjarige deelnemer instemt met de seksuele relatie met een volwassen begeleider, de begeleider onverminderd strafbaar is, voor zowel het WvSr als voor het tuchtrecht. Art. 5 gedragscode: “De begeleider mag de minderjarige deelnemer niet op een zodanige wijze aanraken, dat deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard ervaren zal worden.” Uitgangspunt is dat de begeleider ervoor dient te zorgen dat het lichamelijk contact met de minderjarige deelnemer zich beperkt tot hetgeen noodzakelijk en functioneel is in het kader van de activiteiten en binnen de taken van de begeleider ligt. Dit contact is dus van professionele/functionele aard en dient dusdanig te worden uitgevoerd dat het geen twijfel laat bestaan over de achterliggende overwegingen. Tevens dient het in overeenstemming te zijn met hetgeen de minderjarige deelnemer als wenselijk beschouwt. Concrete voorbeelden van deze gedragingen in relatie tot seksueel misbruik zijn: 1. bij begroeten of afscheid te lang de hand vast houden; 2. de minderjarige deelnemer naar zich toe trekken voor aanhalen, omarmen of kussen; 3. zich tegen de minderjarige deelnemer aandrukken; 4. billen, borsten, of andere erogene zones aanraken onder het mom van functionele instructie; 5. geslachtsdelen aanraken. Naast deze rechtstreekse toepassing van de gedragscode moet een tuchtrechtsysteem niet blind zijn voor de momenten dat begeleider en minderjarige deelnemer elkaar minder formeel treffen, zoals in de juichstemming na een gewonnen wedstrijd, een peptalk in de kleedkamer, napraten in de kantine, feest, afscheid na een reis of kamp, etc. In de wijze van sanctioneren zal rekening gehouden moeten worden met de context waarbinnen het gedrag plaatsvindt alsmede met het verschil in zwaarte van bovengenoemde gedragingen. Zo is het te lang vasthouden van een hand van een ander gehalte dan de geslachtsdelen aanraken, of weegt het omarmen na de wedstrijd waarin men 90
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
kampioen wordt anders dan in de context van een verenigingsfeest. In alle gevallen echter is het de minderjarige deelnemer die ervaart of het gedrag seksueel intimiderend is en zal ondanks het wat minder formele karakter van bepaalde situaties, de begeleider er rekening mee dienen te houden dat ook dán machtsverschillen een rol spelen en hij daarom verantwoordelijk blijft voor het bewaken van grenzen zoals deze in deze gedragscode zijn verwoord. Het mee laten wegen van de context bij het vaststellen van de sanctie is een verantwoordelijkheid van de tuchtcommissie. Aanrakingen die niet noodzakelijk en functioneel zijn en die door de minderjarige deelnemer als seksueel intimiderend worden ervaren, kunnen tot mediation leiden tussen begeleider en minderjarige deelnemer op voorwaarde dat beide partijen dit middel aanvaarden. Doel van mediation is het herstel van wederzijds vertrouwen en de toezegging van begeleider om de grenzen van de minderjarige deelnemer te respecteren. Wordt mediation als middel afgewezen en volgt een tuchtprocedure, dan leidt toewijzing van de klacht tot een officiële berisping aan het adres van de begeleider. Herhaling leidt tot verbod van het uitoefenen van een of meer functies, tot schorsing of tot royement, afhankelijk van de zwaarte van het incident. Art. 6 gedragscode: “De begeleider zal tijdens trainingsdagen, kampen, reizen, uitjes en dergelijke gereserveerd en met respect omgaan met minderjarige deelnemers en de ruimtes waarin ze zich bevinden, zoals de kleedkamer of hotelkamer” Gereserveerd en met respect omgaan houdt ten eerste in dat de begeleider de minderjarige deelnemer niet onnodig claimt en isoleert van de omgang met andere minderjarige deelnemers en begeleiders. Dit is ook gerelateerd aan het zich terughoudend opstellen ten aanzien van het privé-leven van de sporter, zoals beschreven in de uitwerking van artikel 3 gedragscode (zie hierboven). Gereserveerd en met respect omgaan houdt ten tweede in dat de minderjarige deelnemer zich veilig kan voelen in de ruimtes waar hij zich begeeft, zijn privacy gewaarborgd is en sociale controle niet is uitgesloten. Voorbeelden van gedragingen in relatie tot seksueel misbruik zijn: 1. begeleider en minderjarige deelnemer reizen bij voorkeur niet met z’n tweeën, maar met meerdere deelnemers of begeleiders; 2. begeleider en minderjarige deelnemer slapen niet op dezelfde kamer; 3. de minderjarige deelnemer wordt niet onnodig in een situatie gebracht waarin hij lang alleen moet zijn met de begeleider; 4. waar mogelijk wisselt de begeleiding tussentijds, zodat niet langdurige een-op-een relaties ontstaan tussen begeleiders en minderjarige deelnemers; 5. de begeleider komt niet onaangekondigd en zonder toestemming van de minderjarige deelnemer de hotelkamer of kleedkamer binnen waarin zich de minderjarige deelnemer bevindt; 6. de begeleider creëert geen situaties waarin hij alleen in een afgesloten ruimte is met de minderjarige deelnemer, tenzij dat vanwege de activiteiten niet anders kan; 7. de begeleider houdt zich niet onnodig in kleedkamers waar zich minderjarige deelnemers bevinden, zoals tijdens douchen en omkleden (dus ook niet samen douchen of kleedkamer delen); 8. de begeleider maakt geen opnames met welke gegevensdrager dan ook, noch verspreidt opnames van activiteiten van minderjarige deelnemers die een privé karakter hebben, zoals douchen, omkleden, toiletbezoek. Het overtreden van deze en gelijksoortige gedragsregels behoeven niet allemaal onderdeel te vormen van seksueel intimiderend gedrag, maar zijn wel negatieve ontwikkelingen die het gevaar van het optreden van seksueel misbruik vergroten. Voor zover zij in verband staan met seksueel misbruik, worden zij door dit sanctiesysteem gesanctioneerd. Indien dit niet het geval is, zal de organisatie toch op een andere, al dan niet tuchtrechtelijke wijze, dergelijke gedragingen moeten voorkomen en stoppen. De sanctionering van overtreding van deze regels is sterk afhankelijk van het specifieke gedrag en varieert van waarschuwing (onnodig en onaangekondigd aanwezig zijn in kleedkamer, hotelkamer etc.) tot en met schorsing (voyeurisme, opnames maken van privé-situaties van sporter en / of het verspreiden daarvan). Bij herhaling na schorsing kan royement volgen. In mineure gevallen van een eenmalig incident (zoals onaangekondigd kleedkamer binnenkomen) kan in plaats van een tuchtprocedure mediation aan partijen worden voorgesteld. Art. 7 gedragscode: “De begeleider heeft de plicht de minderjarige deelnemer naar vermogen te beschermen tegen vormen van ongelijkwaardige behandeling en seksueel grensoverschrijdend gedrag en zal er actief op toezien dat de gedragscode door iedereen die bij de begeleiding van de minderjarige deelnemer is betrokken, wordt nageleefd.” Het beschermen van de minderjarige deelnemer is reeds aan de orde gekomen bij de behandeling van art.1 van Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV
91
deze gedragscode, waaronder ook de bescherming tegen (de gevolgen van) seksueel misbruik wordt begrepen. Artikel 7 formuleert expliciet de plicht voor deze vorm van bescherming. Art. 8 gedragscode: “Indien de begeleider gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze gedragscode en bij vermoedens van seksueel misbruik, is hij verplicht hiervan melding te maken bij de daarvoor aangewezen personen.” De verplichting tot samenwerken ter behartiging van de belangen van de minderjarige deelnemer, begint met het vereiste dat de begeleider naar alle deelnemers open communiceert over welk gedrag wel en welk gedrag niet is toegestaan in het kader van sociale veiligheid. Maar het houdt ook in dat hij melding doet bij het bevoegd gezag van incidenten die een overtreding inhouden, zoals in het kader van deze gedragscode gevallen van seksueel misbruik. Voorts wordt van de begeleider verwacht mee te werken aan tuchtprocedures en de handhaving van sancties. Het niet melden of niet samenwerken zoals hierboven bedoeld, doet ernstig afbreuk aan het in stand houden van een veilige activiteitenomgeving. Voorbeelden van gedragingen in het kader van seksueel misbruik zijn: 1. het nalaten van het doen van aangifte of melding bij het bevoegd gezag van een incident of situatie waarvan de begeleider getuige is of kennis heeft en waarvan hij redelijkerwijs had kunnen weten dat het om seksueel misbruik gaat en er niet van uit had kunnen gaan dat een ander de aangifte of melding zou doen; 2. het ontmoedigen of beletten van anderen (zoals een minderjarige deelnemer of andere begeleider) om aangifte of melding te doen van een incident met betrekking tot seksueel misbruik; 3. het niet meewerken aan de tuchtprocedure die naar aanleiding van een aangifte m.b.t. seksueel misbruik dan wel het niet meewerken aan het eventuele vooronderzoek voorafgaande aan de behandeling van de aangifte door de tuchtcommissie. De sanctie op dergelijk gedrag, afhankelijk van de zwaarte van het incident en de gevolgen ervan voor het slachtoffer, varieert van een berisping tot en met ontheffen uit taken. Art. 9 gedragscode: “De begeleider krijgt of geeft geen (im)materiële vergoedingen die niet in de rede zijn.” Indien de door de begeleider verlangde tegenprestaties van seksuele aard zijn, volgt als sanctie ontheffing uit taken. Indien dergelijke tegenprestaties ook inderdaad zijn uitgewisseld, volgt als sanctie royement. Dit geldt ook indien de begeleider dergelijke tegenprestaties aanvaardt op aanbod van de sporter. Art. 10 gedragscode: “In die gevallen waarin de gedragscode niet (direct) voorziet, of bij twijfel over de toelaatbaarheid van bepaalde gedragingen, ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de begeleider in de geest van de gedragscode te handelen en zonodig daarover daarover in contact te treden met een door het bestuur aangewezen persoon.” De begeleider is verantwoordelijk voor het (doen) naleven van deze gedragsregels. In de gevallen dat er gedragingen zijn die weliswaar niet met name zijn genoemd, maar kennelijk in strijd zijn met het streven en in stand houden van een veilige omgeving, berust bij de begeleider onverminderd de verplichting tot ingrijpen. Artikel 10 van de gedragscode beschrijft niet alleen de verplichting daartoe, maar geeft de begeleider ook de steun om in gevallen waarin concrete regels ontbreken, naar eigen oordeel te handelen. Het overtreden van dit artikel valt dan ook onder de sanctionering zoals die onder art.1 van deze gedragscode is beschreven. Noten: a. Onder begeleider wordt een ieder begrepen die in hiërarchische verhouding tot de minderjarige deelnemer staat of over hem een vorm van macht uitoefent vanwege positie, taken, status of leeftijd. Met het oog op deze begeleider-deelnemer relatie is dit sanctiesysteem ontwikkeld. Een nadere uitwerking van het begrip is te vinden in het Model Tuchtreglement en in de ‘Blauwdruk Tuchtreglement’. Voor seksueel misbruik dat plaatsvindt tussen personen waarin deze hiërarchische verschillen en machtsverschillen niet bestaan, bijvoorbeeld tussen twee minderjarige deelnemers, geldt als uitgangspunt voor sanctionering de definitie van seksueel misbruik zoals geformuleerd in dit sanctiesysteem. b. Er zal moeten worden onderzocht of ten aanzien van minderjarige deelnemers met een beperking, een aanvullend of afwijkend sanctiebeleid adequater is dan bovenstaande. c. De sanctie ‘royement’ levert formeel een probleem op indien het gaat om een betrokkene die geen lid is of die voor een organisatie diensten verricht die geen leden heeft (stichting). In dergelijke gevallen wordt de sanctie ‘royement’ omgezet in de sanctie ‘schorsing’. De periode waarover deze schorsing loopt wordt bepaald door de periode waarover de tuchtcommissie ten aanzien van de betrokkene het royement zou uitspreken indien deze lid was van de organisatie. 92
Bijlagen Toolkit In veilige handen – Vereniging NOV