Bijlage 1: vragenschema Hoofdvragen 1. Op welke wijze kan invulling gegeven worden aan de begrippen identiteit en imago en de verhouding daartussen op basis waarvan een standaard ontwikkeld kan worden voor het onderzoeken van een praktijksituatie?
Deelvragen Hoe wordt de identiteit van een organisatie omschreven in de literatuur?
Onderzoeksvragen Welke eigenschappen van een organisatie zijn verbonden met haar identiteit?
Hoe wordt het imago van een organisatie omschreven in de literatuur?
Welke aspecten van een organisatie zijn verbonden met haar imago?
Welke methoden worden er in de literatuur aanbevolen voor het onderzoeken van de verhouding tussen identiteit en imago?
Welk van deze methoden is het meest geschikt voor de organisatie die in dit onderzoek centraal staat?
2. In welke mate komt de huidige identiteit overeen met het huidige imago van de organisatie?
Hoe kan de huidige identiteit van het IOS en haar trainingen en opleidingen worden omschreven?
Hoe kan het huidige imago van het IOS en haar trainingen en opleidingen worden omschreven?
Komen de antwoorden op de vorige twee vragen met elkaar overeen?
Waarnemingsvragen Hoe kan identiteit worden omschreven in het kader van dit onderzoek? Op welke manier moeten aspecten van identiteit in een maatstaf naar voren komen om een volledig overzicht van een praktijksituatie te krijgen? Hoe kan imago worden omschreven in het kader van dit onderzoek? Op welke manier moeten aspecten van imago in een maatstaf naar voren komen om een volledig overzicht van een praktijksituatie te krijgen? Op welke manier kan de ontwikkelde maatstaf worden toegepast in de methode van onderzoek zodat deze volledig tot zijn recht komt?
Plaatjes sorteertaak, tekst sorteertaak en topiclijst
3. Hoe kan de verhouding tussen de huidige identiteit en het huidige imago van de organisatie worden verklaard?
Hoe kan de verhouding tussen de huidige identiteit en het huidige imago van de organisatie verklaard worden volgens de literatuur? Welke verklaring kan gegeven worden voor de verhouding tussen de huidige identiteit en het huidige imago van de organisatie aan de hand van de onderzoeksdata? 4. Op welke wijze Op welke wijze kan de verhouding kan de verhouding tussen de identiteit en het imago tussen de identiteit van een organisatie volgens de en het imago van literatuur geoptimaliseerd worden? een organisatie geoptimaliseerd Op welke wijze kan de verhouding worden? tussen de identiteit en het imago van de organisatie volgens de respondenten geoptimaliseerd worden? Welke concrete stappen moet de organisatie ondernemen om tot een gezonde verhouding van identiteit en imago te komen?
Welke aanbevelingen vanuit de literatuur zijn het meest geschikt zijn voor het optimaliseren van de verhouding tussen identiteit en imago? Welke aanbevelingen door de respondenten zijn het meest geschikt zijn voor het optimaliseren van de verhouding tussen identiteit en imago? Welke concrete stappen zijn op korte termijn vereist om de aanbevelingen tot zijn recht te laten komen zodat deze kunnen bijdragen aan een gezonde verhouding tussen identiteit en imago? Welke concrete stappen zijn op lange termijn vereist om de aanbevelingen tot zijn recht te laten komen zodat deze kunnen bijdragen aan een gezonde verhouding tussen identiteit en imago?
Zijn deze aanbevolen mogelijkheden voor de optimalisering van de verhouding tussen identiteit en imago uit de literatuur toepasbaar op een organisatie zoals deze?
Zijn deze aanbevolen mogelijkheden voor de optimalisering van de verhouding tussen identiteit en imago door de respondenten toepasbaar op een organisatie zoals deze?
Bijlage 2: hoofdvragen in schema
Fase in
Vraagstelling
onderzoek
Literatuuronderzoek
1
1: Op welke wijze kan invulling
Koppeling
Praktijkonderzoek
gegeven worden aan de begrippen
identiteit en imago en de verhouding daartussen zodat een standaard ontstaat waarmee een praktijksituatie kan worden onderzocht? 2
2: In welke mate komt de huidige identiteit overeen met het huidige imago van de organisatie?
3
3a: Hoe kan de verhouding tussen
3b: Welke verklaring
de huidige identiteit en het huidige
kan gegeven worden
imago verklaard worden volgens de
voor de huidige
literatuur?
verhouding aan de hand van de onderzoeksdata?
4
5
4a: Op welke wijze kan de
4b: Op welke wijze kan
verhouding tussen de identiteit en
de verhouding volgens
het imago van een organisatie
de respondenten
volgens de literatuur
geoptimaliseerd
geoptimaliseerd worden?
worden? 4c. Welke concrete stappen moet de organisatie ondernemen om tot een gezonde verhouding van identiteit en imago te komen?
Bijlage 3: verslag workshops Cre-Actie Wensen? Vragen? Knelpunten? Goed, dan kunnen we beginnen. Er klinkt muziek door de ruimte waar de workshop over creatieve activiteit wordt gehouden. De meeste deelnemers bewegen voorzichtig met de schouders heen en weer. Wat kunnen we ermee doen? Wat kan je met muziek? Dansen, zingen, en nog veel meer. Het is geen dansles, hoewel het misschien even in je op komt. Het doel van de workshop is de deelnemers ideeën aan te rijken die in de praktijk toegepast kunnen worden. Leuke activiteiten die niet veel tijd vragen en die redelijk gemakkelijk uit te voeren zijn met kinderen tussen vier en twaalf jaar. Creatieve expressie, de manier waarop we communiceren, bestaat uit woord, klank, beeld, beweging, drama en techniek. Drama kunnen kinderen bijvoorbeeld heel goed. Bij klank kun je denken aan zingen, maar ook aan kabaal maken. Onder techniek hoor bijvoorbeeld het spelen van (computer)spelletjes. De deelnemers wordt gevraagd wat ze normaal tijdens het overblijven met de kinderen doen. Knutselen, voorlezen, zingen en natuurlijk eten luidden de antwoorden uit de zaal. Maar wat doe je aan expressie? Gebruik je de vormen van expressie zoals beweging en beeld? Je kunt voor jezelf nagaan hoe je eigen situatie tijdens het overblijven er uitziet. Zou je bijvoorbeeld muziek kunnen gebruiken als activiteit? Verschillende deelnemers komen al snel tot de conclusie dat muziek tot veel onrust zou leiden. Maar het hoeft natuurlijk niet drukke muziek te zijn. De basis voor alle activiteiten is rust. Als je de rust hebt in een groep kun je verder gaan nadenken over onder andere het gebruik van muziek. Bovendien zou je ervoor kunnen kiezen de groep te splitsen. Daarbij is het natuurlijk de vraag of daarvoor genoeg ruimtes beschikbaar zijn. Er is geen algemene regel voor creatieve activiteiten, behalve dat je moet werken vanuit je eigen situatie en met de mogelijkheden die daaraan verbonden zijn. Ook deze workshop zit vol creatieve activiteiten, oefening baart kunst! Wilson geeft iedereen de opdracht een klank in het hoofd te nemen. Hij telt tot drie en dan barst het kabaal van verschillende klanken los. Vervolgens wordt iedereen gevraagd een
klank met een r te bedenken. Na drie tellen buldert er opnieuw geluid door de zaal, gevolgd door gelach. Voor de volgende opdracht krijgt iedereen een wit leeg A4-tje. We gaan werken met woord, beeld en drama. Let op: we gaan niet tekenen, dat doe je op school, wij gaan werken met woord, beeld en drama, als ontspanning. Wilson’s opdracht luidt teken een rechthoek, een hals en een kop en geef je blaadje door aan degene naast je. Vervolgens worden de benen getekend en krijgt iedereen het blaadje van haar buurvrouw. Dat gaat zo door met de voeten, armen, handen, ogen, neus, mond, oren en ten slotte de haren. Daarna krijgt iedereen zijn eigen blaadje terug. Het resultaat? Verbazing, gelach en plezier. Een opmerking van Wilson: voor mensen die dit met kleine kinderen willen doen, die vinden het meestal niet leuk als iemand anders op hun tekening tekent. Daarna beleven de deelnemers in groepjes veel lol met het bedenken van een naam voor de pop en hoe deze ‘persoon’ in beweging gebracht zou kunnen worden. In de laatste opdracht zijn woord, beeld en drama gecombineerd door het maken van een pop op een vel papier, het bedenken van een naam en een manier om hem in beweging te brengen. Er zijn nog veel meer combinaties mogelijk met de verschillende vormen van creatieve expressie. Wellicht dat je in je team van overblijfkrachten kunt nadenken over mogelijke combinaties en activiteiten die geschikt zijn voor jullie situatie en kunnen zorgen voor veel lol tijdens het overblijven! Ondernemen in de TSO Per 1 augustus 2006 verandert de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en de Wet medezeggenschap onderwijs. Het doel is daarmee voor helderheid te zorgen in de verantwoordelijkheidsverdeling voor de tussenschoolse opvang (TSO). De Tweede Kamer heeft beslist dat het bevoegd gezag van de school wordt belast met deze verantwoordelijkheid. Deze beslissing draagt volgens de Tweede Kamer ook bij aan de door velen gewenste sluitende dagarrangementen. Tijdens de workshop over ‘ondernemen in de TSO’ werd verder ingegaan op de gevolgen van de wetsverandering voor de TSO en de betrokken partijen.
Vanaf augustus 2006 krijgen scholen Lumpsum waarin voor de TSO een bedrag gereserveerd is. Dit betekent dat de school haar eigen keuzes kan maken omtrent TSO. Het wetsartikel dat per augustus verandert zegt alleen dat de school de organisatie van de TSO moet verzorgen. Het zegt niets over de kwaliteit van de TSO. Hoewel scholen op deze manier het beleid beter op de eigen situatie kunnen aanpassen is deze vrijheid ook iets waarmee men moet leren omgaan. Het geld wat beschikbaar gesteld wordt voor de TSO moet bijvoorbeeld op een juiste manier worden besteed. Het maken van keuzes kan worden vergemakkelijkt door het volgen van cursussen. Dat er keuzes gemaakt worden is hoe dan ook een feit. Drie van die keuzemogelijkheden voor scholen zijn (1) het in handen houden van de hele organisatie, (2) het uitbesteden aan een professionele kinderopvangorganisatie, en (3) het oprichten van een stichting of vereniging. Wanneer scholen ervoor kiezen de organisatie van de TSO in eigen hand te houden brengt dit zowel voor- als nadelen met zich mee. Dat schooldirecteuren zich direct met de organisatie van de TSO bezig houden kan beschouwd worden als positief maar ook als negatief. Een duidelijk nadeel van het in eigen hand houden van de TSO is dat er geen gescheiden geldstromen zijn. De financiën van de overblijf moeten meegenomen worden in het financiële jaarplan van de school. Daarnaast kunnen vrijwilligers snel ‘ontslagen’ worden. Deze keuzemogelijkheid levert bovendien veel extra werk op voor de schoolleiding. Een groot voordeel van het in eigen hand houden van de TSO is dat er per school een beleid uitgestippeld kan worden en dat dit afgestemd kan worden met de MR. Verder kan het onderwijsteam en eventueel de oudercommissie samen visie en kwaliteitseisen formuleren die binnen het beleidskader van het bestuur vallen. Tot slot zijn de verantwoordelijkheden duidelijk en zijn er geen overlegmomenten met anderen nodig. Dit laatste is een probleem bij het uitbesteden van de TSO. De school moet in contact blijven met de organisatie die de TSO regelt om bijvoorbeeld de vergoeding te controleren. Bij uitbesteding is het ook van belang dat de organisatie rapporteert aan de school als het gaat om bijvoorbeeld een tevredenheidsanalyse. Voordelen bij deze keuzemogelijkheid zijn uiteraard de gescheiden geldstromen en de professionele krachten die ingezet worden. Daarbij blijft de eindverantwoordelijkheid bij de school
liggen zoals de wet vanaf augustus opdraagt. Bij het overwegen van deze keuze moet echter rekening gehouden worden met een aantal punten. Zo hebben ouders een kleinere medezeggenschap, wordt het overblijven waarschijnlijk duurder, is er geen binding met de school en moet er met grote voorzichtigheid een contract afgesloten worden. Dat het overblijven duurder wordt is niet in alle gevallen waar, er zijn organisaties die op twee tot twee en een halve euro per dag uitkomen. De laatste keuzemogelijkheid die in de workshop is behandeld betreft het oprichten van een stichting of vereniging. In dit geval moet je bijvoorbeeld lid worden van een vereniging om je kind te laten overblijven. Daardoor commit je jezelf één keer in de twee weken te overblijven. De voordelen hiervan zijn uiteraard de sterke binding die ontstaat met de school. De medezeggenschap van de ouders (in een vereniging) is groot. Bovendien kan het overblijven gewoon doorgaan met de bestaande vrijwilligers. Ook hier zien we dat de eindverantwoordelijkheid bij het schoolbestuur blijft, de geldstromen gescheiden blijven en de TSO niet duurder hoeft te worden. Evenzo zien we aan deze keuzemogelijkheid een keerzijde. Bij een stichting is de medezeggenschap van de ouders namelijk klein. Dat de eindverantwoordelijkheid bij het schoolbestuur blijft kan ook als nadeel opgevat worden. Ondanks dit blijft de keuze voor een stichting de aanbeveling van deze workshop. Het ondernemen begint bij het opstarten van een stichting. Dat brengt veel praktische zaken met zich mee die een kwestie zijn van doen. Het gaat om de samenstelling van het bestuur, de keuze van een notaris, het uitwerken van de statuten, bezoek aan de Kamer van Koophandel, overweging van het wel of niet in dienst nemen van mensen en last but not least het onderzoeken van wet- en regelgeving. Hier blijft het natuurlijk niet bij. De stichting zal (vrijwilligers)contracten moeten sluiten. Er moet een exploitatiebegroting gemaakt worden. Bij een stichting hoort een goede boekhouding met verlies en winstrekening, een balans en alle andere zaken die een accountant wil weten. Ten slotte is het van belang een overlegstructuur op te bouwen waarin vastgelegd is wanneer, hoe vaak en met wie overlegd wordt. Een van de deelnemers aan de workshop geeft hiervan een voorbeeld uit de praktijk. Zij hebben een stichting ‘vrienden van…’ opgericht waarin al het geld wordt beheerd van bijvoorbeeld het oud papier en het overblijfgeld. Hieruit krijgen de vrijwilligers
hun vergoeding. Het bestuur bestaat uit de directeur, een lid van de MR en een derde aan te wijzen persoon. Dit kan bijvoorbeeld een ouder zijn van één van de overblijfkinderen. In de statuten zou vastgelegd kunnen worden dat deze persoon uit de stichting moet wanneer het kind van school af is of wanneer het niet meer overblijft. Een vraag van velen is of de TSO een poot heeft om op te staan vanaf augustus. Dat de school eindverantwoordelijk is wil echter niet zeggen dat ze zomaar kan doen wat ze wil. Scholen moeten altijd kunnen verantwoorden waar het geld voor de TSO is gebleven. Zeker als het gaat om subsidiegelden, die altijd bij de school binnenkomen, moet alles gerechtvaardigd kunnen worden.
Bijlage 4: opdrachtbeschrijving organisation-in-the-mind Inleiding (5 min) Ik wil met jullie dit uur een opdracht doen. Deze opdracht wordt deels gezamenlijk en deels individueel uitgevoerd. Ik hoop dat de resultaten van dit uur een bevestiging geven van het beeld wat ik tot nu toe heb van de organisatie. Daarvoor heb ik uiteraard jullie hulp nodig. Of je nu beleidsmedewerker, stagiaire of directeur bent en of je nu full-time of part-time werkt, je hebt een beeld bij de organisatie en de rol die jij daarin vervult. LET OP: Wat ik wil benadrukken is dat het komende uur geen commentaar gegeven mag worden. Als jij het niet eens bent met iemand anders houd je dat voor je. Hoe deze opdracht in relatie staat met mijn afstudeeropdracht komt nu even niet aan de orde, daar kunnen we het eventueel na afloop over hebben. Voordat we beginnen wil ik graag weten of jullie vooraf vragen of opmerkingen hebben. Opdracht a: werkstuk maken (15-20 min)
Individueel
Goed, dan kunnen we beginnen met de eerste opdracht. Het is misschien een tijdje geleden dat we voor het laatst hebben geknutseld maar toch wil ik jullie vragen een werkstukje te maken. Dat werkstukje is bedoeld om weer te geven hoe je de organisatie ziet met jezelf daarin. Het gaat dus niet om wat je weet van anderen, en hoe zij de organisatie zien, maar hoe jij haar ziet (jouw visie) en waar je jezelf plaatst. Het gaat in mindere mate om relaties tussen personen. De nadruk van deze opdracht ligt op de aard en het doel van de organisatie. Probeer hierbij zo weinig mogelijk woorden te gebruiken. Laat je verbeelding en creativiteit de vrije loop. Je krijgt hiervoor een kwartier tot twintig minuten de tijd. Daarna vraag ik jullie de tekening ergens in de ruimte hier op te hangen. Opdracht b: werkstukken bespreken en titel geven (40 min)
Gezamenlijk
We hebben nu zeven werkstukken hier hangen. De volgende opdracht is gezamenlijk een titel bepalen voor het werkstuk. Uiteraard hoeft degene die het werkstuk gemaakt heeft hierbij niet te helpen. Schrijf deze zo mogelijk erbij.
Afsluiting Het uur is al bijna/ruim om en ik wil daarom gaan afronden. Ik wil jullie bedanken voor jullie medewerking. Ik hoop binnenkort met jullie persoonlijk een afspraak te maken om verder over de organisatie te praten.
Bijlage 5: organisation-in-the-mind sessie kantoormedewerkers (namen zijn vervangen door A t/m H) Ik leg de opdracht uit zoals ik deze had voorbereid. Alleen G en F (stagiaires) hebben de opdracht nog niet helemaal begrepen. Ik pak de tekst erbij en herhaal het nog een keer. Dan begrijpt G het en gaat ook aan het werk. F wacht nog even af en gaat daarna pas beginnen. Ik geef haar nog even een aantal voorbeelden van objecten die je zou kunnen tekenen om je beeld van de organisatie duidelijk te maken. Ook F kan dan aan de slag. We hangen de tekeningen op en bespreken ze stuk voor stuk. Eerst mogen de kijkers spreken en daarna krijgt de maker van de tekening het woord. In de tekening van A vind iedereen het duidelijk dat A de schipper is. De rest van de mensen in de boot zijn mensen van kantoor. Docenten zijn in de tekening niet aanwezig. Het gaat goed, de zon schijnt, iets positiefs. A voelt zichzelf blijkbaar als de organisatie, ze tekent zichzelf in dezelfde kleur als de boot, die het IOS moet voorstellen, terwijl de anderen een andere kleur hebben. De anderen trekken echter wel aan een touw dat verbonden is aan het roer, maar de schipper blijft A, zij heeft het roer in handen. Volgens haar heeft ze de anderen in een andere kleur getekend omdat ze anders zouden wegvallen tegen de achtergrond en nu zijn ze duidelijk zichtbaar. D tekende een huis, volgens de kijkers is D degene die buiten het huis staat te kijken, maar waarom hij zichzelf daar tekent is niet duidelijk. Volgens hen zou je verwachten dat hij in het crisiscentrum staat of bij de computer. De plekken zijn op zich wel duidelijk maar veel meer dan de plaats waar D zich bevindt komen we niet. D legt het vervolgens uit. Hij staat inderdaad buiten, hij is een soort loodgieter en manusje van alles, maar is niet altijd aanwezig en staat daarom buiten. De docenten nemen de grootste ruimte in beslag. Verder hangen er bij de deur ook allemaal lege bordjes voor de nieuwe projecten die opgestart zullen worden. Er is veel ruimte voor nieuwe dingen en daarom ook kamertjes die je in de organisatie aan werkzaamheden (nog) niet terugziet. A en de anderen zijn het er totaal niet mee eens dat hij zichzelf
buiten de organisatie plaats, hij is meer een middelpunt en moet in het crisiscentrum staan. B’s tekening is een pop waarbij iedereen denkt dat dat B is en hij vindt dat het IOS het mogelijk maakt voor hem zijn werkzaamheden te doen. Het hartje is een teken van de liefde die hij heeft voor zijn werk. Dat hij het niet doet voor het geld maar omdat hij het leuk vindt. B geeft uiteindelijk de uitleg bij zijn tekening. Hij is de dikke buik. A is het hoofd en het fundament is de organisatie met daarin de mensen van kantoor. Boven zijn hoofd gaan drie balletjes door de lucht ENSAC, Keurmerk TSO en IOS, die iets groter is. Die worden door een goede coördinatie (gezicht en handen) in de lucht gehouden. C heeft een spinnenweb getekend. Iedereen verwacht dat C de spin is, die zich in het midden bevindt. Wat opvalt is dat het web in een aantal vlakken verdeeld is. Die staan waarschijnlijk voor de verschillende onderdelen van de organisatie, IOS, Ensac en Keurmerk TSO. C geeft aan dat A de spin is, en dat zij zich bevindt in het deel rechtsonder. Dat deel is IOS en Keurmerk de andere delen in het web zijn de plaatsen van de andere medewerkers. De stipjes blauw in het midden is bijvoorbeeld F of een andere stagiaire. E tekende ook een huis. Aan de ene kant het huis en aan de andere kant een poppetje met een vlaggetje, ballonnen en een glas champagne in de hand. Iedereen denkt de verhoudingen ongeveer wel te weten, waar ze zelf zit is waar 1x bij staat omdat ze er maar 1x per week zit. E legt uit dat bovenin, op zolder, A staat, daaronder B bij alle stippels omdat hij van alles en nog wat doet. Het rondje met daarin kleine rondjes zijn de mensen op kantoor die er tijdelijk zijn, F, G, H (stagiaires). De computer onderin is D. Ook hier zijn de docenten niet getekend. De ruimte waar 5x bij staat is C.
Bijlage 6: observatieschema Datum & tijd:
____________________________
Training/opleiding
Docent(e):
____________________________
Bijeenkomst nr.: _____
Onderwerp/ Thema:
____________________________
Aantal cursisten: _____
Aandachtspunt Notities 1. Sfeer & onderlinge verhouding
2. Gevoelens cursisten
3. IOS nu
4. TSO nu
5. IOS toekomst
6. TSO toekomst
7. Verbanden literatuur
Bijlage 7: planning Oorspronkelijke planning
= verrichte werkzaamheden
= geen werkzaamheden verricht
Afstudeerweek
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Kalenderweek
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
Gesprek overleg met begeleider Inlezen Opdrachtformulering Organisatieobservaties Organisation-in-the-mind sessies Literatuuronderzoek Onderzoeksplan/ verslaglegging Observaties Interviews voorbereiden Proefinterview Interviews medewerkers Interviews coördinatoren Transcriberen Analyse d.m.v. labeling Resultaten verwerken Conclusies en aanbevelingen Inleveren verslag concept Verbeteren verslag Inleveren verslag definitief
Uiteindelijke planning Afstudeerweek
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Kalenderweek
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
Gesprek / Overleg met begeleider Inlezen Opdrachtformulering Organisatieobservaties Organisation-in-the-mind sessies Literatuuronderzoek Onderzoeksplan /verslaglegging Observaties Interviews voorbereiden Proefinterview Interviews medewerkers Interviews coördinatoren Transcriberen Analyse d.m.v. labeling Resultaten verwerken Conclusies en aanbevelingen Inleveren laatste conceptverslag Verbeteren verslag Inleveren verslag definitief
Uiteindelijke planning (vervolg) Afstudeerweek
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
Kalenderweek
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
Gesprek/ Overleg met begeleider Inlezen Opdrachtformulering Organisatieobservaties Organisation-in-the-mind sessies Literatuuronderzoek Onderzoeksplan/ verslaglegging Observaties Interviews voorbereiden Proefinterview Interviews medewerkers Interviews coördinatoren Transcriberen Analyse d.m.v. labeling Analyse kwantitatieve gegevens Resultaten verwerken Conclusies en aanbevelingen Inleveren laatste conceptverslag Verbeteren verslag Inleveren verslag definitief
Bijlage 8: praktische zaken Plannen van de interviews Het project heeft plaatsgevonden in de periode van februari tot augustus 2006. Bijlage 7 toont de planning gemaakt in de eerste weken van het project en de uiteindelijke planning. De afspraken met de docenten en coördinatoren zijn respectievelijk per e-mail en per telefoon gemaakt door een stagiaire MBO Secretarieel medewerkster bij het IOS (Miranda ter Hoek). De interviews hebben plaatsgevonden in week 18 tot en met 22. In de eerste drie en halve week hebben de interviews met kantoormedewerkers en docenten plaatsgevonden. In week 21 en 22 zijn de interviews met de coördinatoren afgenomen. Deze waren zo gepland dat ik per dag twee interviews kon doen in één regio (10:00 uur ’s morgens en 15:00 uur ’s middags). Plaats van de interviews De interviews met de kantoormedewerkers hebben plaatsgevonden in de bibliotheek van het IOS. De docenten zijn op kantoor, in een leslokaal, thuis of in een restaurant op een treinstation geinterviewd. De interviews met de coördinatoren hebben het over het algemeen op de school plaatsgevonden (lerarenkamer, overblijfruimte, overblijfkantoor). In een enkele keer zijn de interviews thuis afgenomen in verband met de meivakantie van de basisscholen. Bijna alle gesprekken waren één op één met de respondent. In één geval is een interview met twee coördinatoren samen afgenomen. Dit was een speciaal verzoek van de coördinatoren die samen de overblijf op die locatie coördineren. Voor dit onderzoek staat dit groepsinterview gelijk aan een interview met één respondent. De reden hiervoor is dat de respondenten samen een stem hadden – er bestond weinig tot geen verschil tussen de visies van de coördinatoren. Voor de kwantitatieve gegevens, de selectie van de sorteertaken, staat het interview gelijk aan twee respondenten. Deze opdrachten zijn namelijk individueel uitgevoerd. Bedankje interviews De coördinatoren kregen als dank voor hun bijdrage aan het onderzoek een presentje van het IOS. Dit was in de vorm van een visitekaartjeshouder als symbool voor de volgende stap in de TSO. De docenten en kantoormedewerkers hebben een ander presentje gekregen van het IOS als dank voor hun inbreng.
Terugkoppeling resultaten De coördinatoren zijn aan het eind van het interview gevraagd of ze interesse hebben in de uitkomst van het onderzoek. Allen hebben aangegeven een terugkoppeling van de resultaten op prijs te stellen. Na afloop van het onderzoek zal voor hen een samenvatting geschreven worden. Voor de kantoormedewerkers en docenten wordt een presentatie gegeven waarin de resultaten van het onderzoek worden besproken. Na de presentatie zal getracht worden een discussie in gang te zetten met betrekking tot het verbeteren van de verhouding tussen identiteit en imago. Daarnaast wordt uiteraard een kopie van het verslag aan de organisatie verstrekt. Kosten van het onderzoek De kosten van het onderzoek (los van de presentjes) zijn de bandjes voor het opnemen van de interviews, in totaal €48,-. Er zijn geen reiskosten gemaakt in verband met OV-studentenkaart. Alle respondenten krijgen na afronding van het onderzoek een samenvatting van het onderzoek en de resultaten per post opgestuurd dit zal ongeveer € 15,- kosten.
Bijlage 9: oproep op internetsite IOS Het IOS vraagt om uw mening! Vanaf februari 2006 start het IOS een onafhankelijk onderzoek naar haar kwaliteit en de tevredenheid van haar klanten. Ik ben Christien de Graaf, studente Communicatiestudies, ik ga me de komende maanden inzetten voor het IOS en haar bijdrage aan de Tussenschoolse Opvang. Hiervoor wil ik graag met u in contact komen, om in een telefonisch of persoonlijk gesprek uw goede èn slechte ervaringen met het IOS in kaart te brengen. In de ideale situatie voer ik een gesprek met u als overblijfkracht, coördinator, directeur, cursist of als betrokkene bij de TSO. We zullen het niet alleen hebben over uw ervaringen met het IOS maar ook over de toekomst van het IOS en met welke activiteiten zij zich, volgens u, moet bezighouden. Wilt u graag een steentje bijdragen aan de toekomst van het IOS en ervoor zorgen dat zij haar werkzaamheden in de toekomst beter kan afstemmen op uw behoeften? Mail dan uw contactgegevens naar
[email protected] of bel: 030-2416617. Het IOS stelt uw bijdrage zeer op prijs!
Bijlage 10: gevolgde cursussen door coördinatoren
Cursus Coördinator A B C D E F G H I J K BT BT+ CT OPL Thema
= = = = =
BT
BT+
Basistraining Basistraining plus Coördinatorentraining Eénjarige opleiding Themabijeenkomst
= Gevolgd
CT
OPL
Thema
Bijlage 11: plaatjes sorteertaak
Set A
Plaatje 1
Plaatje 2
Set B
Plaatje 1
Plaatje 2
Set C
Plaatje 1
Plaatje 2
Set D
Plaatje 1
Plaatje 2
Set E
Plaatje 1
Plaatje 2
Set F
Plaatje 1
Plaatje 2
Set G
Plaatje 1
Plaatje 2
Set H
Plaatje 1
Plaatje 2
Set I
Plaatje 1
Plaatje 2
Set J
Plaatje 1
Plaatje 2
Set K
Plaatje 1
Plaatje 2
Set L
Plaatje 1
Plaatje 2
Bijlage 12: associaties bij plaatjes sorteertaak A1: informeel A2: formeel B1: praktijk B2: theorie C1: zonder structuur C2: met structuur D1: nieuwsgierig D2: verlegen E1: opgeruimd E2: rommelig F1: oud / ondoorgrondelijk / gesloten F1: nieuw / transparant / open boek G1: onbekend G2: bekend H1: niet-nederlands H2: nederlands I1: rommelig I2: opgeruimd J1: proces / hengel / lange termijn (bouwpakket) J2: product / vis / korte termijn (kant en klaar) K1: platteland / rust K2: stad / drukte / bedrijvigheid /onrustig L1: verschillend niveau / buitengesloten L2: gelijk niveau / erbij horen
Bijlage 13: opdrachtbeschrijving aanvullende test
LET OP: Lees eerst deze tekst voor je verder gaat! Opdrachtbeschrijving Hieronder staan 12 sets van ieder twee plaatjes. Het gaat steeds om twee tegenstellingen. Jouw taak is de associatie die je bij een plaatje hebt te verwoorden. Er zijn geen goede of foute antwoorden. Vul onder ieder plaatje een woord in dat volgens jou de lading van het plaatje het beste dekt. DOE DIT SNEL! Het gaat om je eerste associatie. Gemiddeld ben je dus 10 seconden met 1 set bezig. Probeer zoveel mogelijk kernwoorden te gebruiken. Als je geen associatie ergens bij hebt, NIETS INVULLEN, het gaat er juist om dat ik echte resultaten krijg!!!
SUCCES!! __ Toegevoegd: bijlage 11 (plaatjes) __ Persoonlijke gegevens Geslacht: m/v Leeftijd: Opleidingsniveau: MAVO/HAVO/VWO/MBO/HBO/WO/anders, namelijk…
Ruimte voor opmerkingen:
Bijlage 14: SPSS output (aanvullende test) Frequencies A 1
Valid
Missing Total
uitrusten picknick buiten apart Total 999
Frequency 1 15 2 1 19 9 28
Percent 3,6 53,6 7,1 3,6 67,9 32,1 100,0
Valid Percent 5,3 78,9 10,5 5,3 100,0
Cumulative Percent 5,3 84,2 94,7 100,0
2
Valid
Missing Total
samen delen diner/eten binnen Total 999
Frequency 3 13 3 19 9 28
Percent 10,7 46,4 10,7 67,9 32,1 100,0
Valid Percent 15,8 68,4 15,8 100,0
Cumulative Percent 15,8 84,2 100,0
B 1
Valid
Missing Total
helpen spel(en) Total 999
Frequency 13 13 26 2 28
Percent 46,4 46,4 92,9 7,1 100,0
Valid Percent 50,0 50,0 100,0
Cumulative Percent 50,0 100,0
2
Valid
leren presentatie Total
Frequency 27 1 28
Percent 96,4 3,6 100,0
Valid Percent 96,4 3,6 100,0
Cumulative Percent 96,4 100,0
C 1
Valid
Missing Total
Frequency 1 1 9 11 17 28
zonder structuur gezellig schoolevenement Total 999
Percent 3,6 3,6 32,1 39,3 60,7 100,0
Valid Percent 9,1 9,1 81,8 100,0
Cumulative Percent 9,1 18,2 100,0
2
Valid
Missing Total
met structuur excursie/receptie wachten leger Total 999
Frequency 1 5 10 1 17 11 28
Percent 3,6 17,9 35,7 3,6 60,7 39,3 100,0
Valid Percent 5,9 29,4 58,8 5,9 100,0
Cumulative Percent 5,9 35,3 94,1 100,0
D 1
Valid
Missing Total
blij samen Total 999
Frequency 21 3 24 4 28
Percent 75,0 10,7 85,7 14,3 100,0
Valid Percent 87,5 12,5 100,0
Cumulative Percent 87,5 100,0
2
Valid Missing Total
verlegen 999
Frequency 24 4 28
Percent 85,7 14,3 100,0
Valid Percent 100,0
Cumulative Percent 100,0
E 1
Valid Missing Total
opgeruimd 999
Frequency 27 1 28
Percent 96,4 3,6 100,0
Valid Percent 100,0
Cumulative Percent 100,0
2
Valid Missing Total
Frequency 27 1 28
rommelig 999
Percent 96,4 3,6 100,0
Cumulative Percent 100,0
Valid Percent 100,0
F 1
Valid
Missing Total
Frequency 4 20 24 4 28
oud rustgevend Total 999
Percent 14,3 71,4 85,7 14,3 100,0
Cumulative Percent 16,7 100,0
Valid Percent 16,7 83,3 100,0
2
Valid
Missing Total
modern kantoorpand Total 999
Frequency 14 10 24 4 28
Percent 50,0 35,7 85,7 14,3 100,0
Valid Percent 58,3 41,7 100,0
Cumulative Percent 58,3 100,0
G 1
Valid
Missing Total
vakantie egypte Total 999
Frequency 1 23 24 4 28
Percent 3,6 82,1 85,7 14,3 100,0
Valid Percent 4,2 95,8 100,0
Cumulative Percent 4,2 100,0
2
Valid Missing Total
nederland 999
Frequency 24 4 28
Percent 85,7 14,3 100,0
Valid Percent 100,0
Cumulative Percent 100,0
H 1
Valid
spaghetti lekker divers italiaans Total
Frequency 10 7 1 10 28
Percent 35,7 25,0 3,6 35,7 100,0
Valid Percent 35,7 25,0 3,6 35,7 100,0
Cumulative Percent 35,7 60,7 64,3 100,0
2
Valid
Missing Total
nederlands boerenkool down to earth vies Total 999
Frequency 11 10 1 4 26 2 28
Percent 39,3 35,7 3,6 14,3 92,9 7,1 100,0
Valid Percent 42,3 38,5 3,8 15,4 100,0
Cumulative Percent 42,3 80,8 84,6 100,0
I 1
Valid Missing Total
rommelig 999
Frequency 24 4 28
Percent 85,7 14,3 100,0
Valid Percent 100,0
Cumulative Percent 100,0
2
Valid Missing Total
opgeruimd 999
Frequency 24 4 28
Percent 85,7 14,3 100,0
Valid Percent 100,0
Cumulative Percent 100,0
J 1
Valid
Missing Total
bouwpakket professioneel Total 999
Frequency 21 4 25 3 28
Percent 75,0 14,3 89,3 10,7 100,0
Valid Percent 84,0 16,0 100,0
Cumulative Percent 84,0 100,0
2
Valid
Missing Total
Frequency 21 4 25 3 28
kant-en-klaar kinderlijk Total 999
Percent 75,0 14,3 89,3 10,7 100,0
Cumulative Percent 84,0 100,0
Valid Percent 84,0 16,0 100,0
K 1
Valid
Missing Total
platteland rustig Total 999
Frequency 16 9 25 3 28
Percent 57,1 32,1 89,3 10,7 100,0
Valid Percent 64,0 36,0 100,0
Cumulative Percent 64,0 100,0
2
Valid
Missing Total
stad druk Total 999
Frequency 17 8 25 3 28
Percent 60,7 28,6 89,3 10,7 100,0
Valid Percent 68,0 32,0 100,0
Cumulative Percent 68,0 100,0
L 1
Valid
Missing Total
buitengesloten luisteren Total 999
Frequency 3 4 7 21 28
Percent 10,7 14,3 25,0 75,0 100,0
Valid Percent 42,9 57,1 100,0
Cumulative Percent 42,9 100,0
2
Valid
Missing Total
erbij horen kijken Total 999
Frequency 3 2 5 23 28
Percent 10,7 7,1 17,9 82,1 100,0
Valid Percent 60,0 40,0 100,0
Cumulative Percent 60,0 100,0
Persoonlijke gegevens man/vrouw
Valid
man vrouw Total
Frequency 11 17 28
Percent 39,3 60,7 100,0
Valid Percent 39,3 60,7 100,0
Cumulative Percent 39,3 100,0
leeftijd
Valid
18 19 23 24 25 26 27 28 30 32 35 38 47 48 54 60 61 Total
Frequency 2 3 4 1 2 4 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 28
Percent 7,1 10,7 14,3 3,6 7,1 14,3 3,6 3,6 3,6 3,6 7,1 3,6 3,6 3,6 3,6 3,6 3,6 100,0
Valid Percent 7,1 10,7 14,3 3,6 7,1 14,3 3,6 3,6 3,6 3,6 7,1 3,6 3,6 3,6 3,6 3,6 3,6 100,0
Cumulative Percent 7,1 17,9 32,1 35,7 42,9 57,1 60,7 64,3 67,9 71,4 78,6 82,1 85,7 89,3 92,9 96,4 100,0
opleiding
Valid
mavo mbo hbo wo anders Total
Frequency 2 4 13 7 2 28
Percent 7,1 14,3 46,4 25,0 7,1 100,0
Valid Percent 7,1 14,3 46,4 25,0 7,1 100,0
Cumulative Percent 7,1 21,4 67,9 92,9 100,0
Bijlage 15: tekst sorteertaak
Onrustig A1
Kalm A2
Beleefd B1
Kortaf B2
Netjes C1
Rommelig C2
Optimistisch D1
Pessimistisch D2
Theoretisch E1
Praktisch E2
Besluitvaardig F1
Opties open latend F2
Open boek G1
Gesloten G2
Doelgericht H1
Makkelijk af te leiden H2
Vlot in de omgang I1
Gereserveerd I2
Zoekt het nieuwe J1
Zoekt het bekende J2
Teamspeler K1
Onafhankelijk K2
Houd van orde L1
Op zijn gemak bij wanorde L2
Prater M1
Denker M2
Vol vertrouwen N1
Sceptisch N2
Voorzichtig O1
Zeker van zichzelf O2
Snel ontmoedigd P1
Vrolijk P2
Creativiteit als leidraad Q1
Autoriteit als leidraad Q2
Snel verlegen R1
‘Lak aan de wereld’ R2
Snel van slag S1
Onverstoorbaar S2
Vaagheid is OK T1
Verkiest duidelijkheid T2
Altijd op tijd U1
Stelt zaken uit U2
Bijlage 16: persoonlijke gegevens respondenten Cursist Leeftijd: _____ Geslacht: m /v Functie: _____________________________ Werkend in regio: ____________________ Aantal jaren ervaring: _________________ Aantal jaren bekend met IOS: __________ Gevolgde cursus(sen): _______________________________________________________ Hoogstgenoten afgesloten opleiding: __________________________________________ Docent Leeftijd: _____ Geslacht: m /v Functie: _____________________________ Werkend in regio: ____________________ Aantal jaren ervaring: _________________ Aantal uren werkzaam per week: _______ Aantal jaren werkzaam voor IOS: _______ Aantal jaren bekend met IOS: __________ Gegeven cursus(sen): ________________________________________________________ Hoogstgenoten afgesloten opleiding: __________________________________________ Kantoormedewerker Leeftijd: _____ Geslacht: m /v Functie: _____________________________ Werkend in regio: ____________________ Aantal jaren ervaring: _________________ Aantal uren werkzaam per week: _______ Aantal jaren werkzaam voor IOS: _______ Aantal jaren bekend met IOS: __________ Hoogstgenoten afgesloten opleiding:
________________________________________
Bijlage 17: transcript INT: Je wordt onder de noemer coördinatoren vermeld en als er dingen zijn waarvan je zegt ik wil het best zeggen maar je hoeft het er niet in te zetten dan kan dat ook gewoon. GEI: Is prima joh. INT: Ok. Ik ben dus bezig met een onderzoek om erachter te komen wat mensen van het IOS vinden want op een gegeven moment ben je bezig en als je cursist ben dan zal je misschien niet zo snel aangeven wat ( GEI: (wat er wel of niet goed is. INT: Ja. Inderdaad. Dus daarom dit gesprek om erachter te komen wat je zelf vind van het IOS en wat mensen uit je team vinden. Misschien dat je zegt er kunnen dingen beter of je moet het vooral zo houden. Als er dingen in je opkomen, gewoon spuien. GEI: Dan gooi ik ze eruit. Dat doe ik ook wel hoor. 1# (1e contact) INT: Hoe lang ben je al bekend bij het IOS? GEI: Al vrij lang, want ik heb de coördinatorentraining gedaan, en ook vijf zes jaar geleden een cursus gehad. Aan de hand van die cursus zijn we overgegaan op meerdere ruimtes. Ik ga binnenkort ook de SPW3 opleiding doen, niet bij het IOS want die is veel te duur. Iedere twee jaar proberen we een cursus te geven aan alle overblijfkrachten zodat ze bij blijven, over moeilijke kinderen, kinderen en eten en EHBO ieder jaar. 2# Concurrentie: Ik ga binnenkort ook de SPW3 opleiding doen, niet bij het IOS want die is veel te duur. Iedere twee jaar proberen we een cursus te geven aan alle overblijfkrachten zodat ze bij blijven, over moeilijke kinderen, kinderen en eten en EHBO ieder jaar.
INT: Dan heb ik een leuke opdracht om mee te beginnen. GEI: Als het maar geen rollenspel is dan vind ik het best.
INT: Het zijn plaatjes die geef ik je aan per twee en een van de twee moet je selecteren op basis van wat je bij de organisatie vindt passen. Dus niet bij de tso maar ( GEI: (maar echt bij het IOS. INT: Als je zegt IOS dan denk je aan. En die plaatjes dat is geen goed of fout verhaal. GEI: Het eerste wat bij me opkomt. INT: Ja, je ziet iets en dat doet je daaraan denken. GEI: Ik zal mijn best doen. INT: Dan gaan we ze eerst allemaal selecteren en mag je daarna zeggen dat betekent volgens mij het plaatje en daarom denk ik daarbij aan het IOS. GEI: Ok. GEI: Dus ik kan het niet fout doen (lacht). Methoden: (selecteren kaartjes, duur: 1 minuut 30 seconden)
GEI: Dit staat gelijk aan wat wij doen, aan tafel eten met z’n allen. Deze want dat vind ik echt schoolmeesterachtig, wij zijn van mening dat kinderen vrije tijd hebben tussen de middag. 3# Coördinatorentraining: INT: Als je kijkt naar de coördinatorentraining, krijg je dan een schoolbord of krijg je dan dit. GEI: Toch dat, omdat je tijdens de coördinatorentraining toch ook wel de boodschap uitgedragen van kinderen hebben vrije tijd dus moeten kunnen spelen en moeten kunnen doen wat ze willen. Je mag inbrengen wat je wil, dat vond ik heel prettig. 4# Organisatiestructuur: Deze stond tegenover die nette boeken. Zo ziet mijn kast eruit, die nette boeken dat red ik niet, dat gaat niet.
INT: Als je kijkt naar het IOS als organisatie, denk je dan dat het lijkt op wat je zelf ook hebt? GEI: Het lijkt juist denk ik daarop en veel regeltjes, dat zal wel moeten in zo’n grote organisatie, maar ik denk doordat ze zoveel regels hebben dat ze zichzelf wel eens in de vingers snijden. Ze hebben zoveel regeltjes, net als met die cursus, ze zijn zoveel duurder bij het IOS als bij het ROC, dat is jammer, want het IOS staat dus voor opleiding mensen zoals ik die graag in de kinderopvang door willen. Maar dat red je niet als je zo duur blijft. Ze zouden zich minder aan de regels vast moeten houden, wat soepeler, wat makkelijker worden. 5# Concurrentie: Ze hebben zoveel regeltjes, net als met die cursus, ze zijn zoveel duurder bij het IOS als bij het ROC, dat is jammer, want het IOS staat dus voor opleiding mensen zoals ik die graag in de kinderopvang door willen. Maar dat red je niet als je zo duur blijft. Ze zouden zich minder aan de regels vast moeten houden, wat soepeler, wat makkelijker worden.
( de overblijf op deze school is een geoliede machine) 6# Organisatiestructuur: Dan wil ik gelijk doorgaan met deze, dat vind ik ook zo’n mooie, dit is weer het georganiseerde waar ik het over had, dat is weer zoals ik het graag zie, toch een beetje ongeorganiseerd. En toch is het raar want als je *NAAM* hoort praten op de conferentie hoort praten dan is *NAAM* wel zo, maar ik denk door de regels rondom *NAAM* heen is *NAAM* niet zo. En net als *NAAM* die heeft op de conferentie gezegd dat *NAAM* vrijdag aanwezig zou zijn, ik heb denk ik zes keer gebeld maar *NAAM* was er niet, dan denk ik, zeg dat dan niet! Laat me dan niet zes keer voor niets bellen. Dat bedoel ik met regeltjes waarvan ik zeg, dat vind ik jammer, en dat is vaker zo geweest. 7# Voordelen methode: Ik vind dit gewoon lekkerder. Ik heb er verder geen gedachte bij.
Deze zat bij die piramides he? Heel gek, dit vind ik weer dat gezellige, dat vind ik strak, streng. Ik wil graag dat kinderen het gezellig hebben. (hoe maak je het gezellig voor jonge kinderen en buiten spelen)
8# Coördinatorentraining: INT: Als je kijkt naar de coördinatorentraining die je hebt gedaan, zie je binnen die cursus ook een bepaalde vorm van gezelligheid terugkomen? GEI: Ja het was heel gezellig ja, maar ik moet zeggen *NAAM* was ook een heel gezellige cursusleider. We hadden iedere week cake en koffie, *NAAM* heeft ook een keer gebak meegenomen, en een recept van gebak, het was echt heel gezellig. Het was ook leuk om ernaar toe te gaan. Al moet ik wel zeggen dat ik vijf keer genoeg vond, omdat de onderwerpen uitgeput waren. Al die dingen die voorbij komen heb ik in de praktijk al lang een keer meegemaakt,het is heel leuk om erover te praten en ervaringen uit te wisselen maar iets nieuws zat er niet bij. 9# Docent: maar ik moet zeggen *NAAM* was ook een heel gezellige cursusleider. We hadden iedere week cake en koffie, *NAAM* heeft ook een keer gebak meegenomen, en een recept van gebak, het was echt heel gezellig.
(over de vrouw die het soms van haar overneemt, de regels voor groep 7 en 8)
Dat bootje, dat vond ik ook een hele leuke, ik associeer het toch met de organisatie van ons, dit is de organisatie die af is, en deze moet nog opgebouwd worden. Nu zijn we wel opgebouwd maar ik heb het gevoel dat we nog lang niet afgebouwd zijn. Ik denk dat het blijft groeien, het is iedere dag verrassend, geen dag is hetzelfde, je krijgt ieder jaar andere kinderen, je kan altijd beter denk ik. 10# Conferentie: INT: Zou het IOS daar ook aan mee kunnen bouwen, doen ze dat? GEI: Ik denk ‘t wel omdat ze ieder jaar de conferentie in de Reehorst organiseren, dit jaar vond ik ‘m niet goed, het jaar daarvoor vond ik ‘m heel erg goed, ik heb dit jaar wel twee workshops gevolgd en die hebben bar weinig indruk gemaakt. De een over pesten en over die ene dat in 2007 die regel komt. INT: Heb je dat aangegeven bij de evaluatie? GEI: Nou nee, er zitten te veel mensen in de workshops, daar is geen ruimte voor, er zijn altijd mensen bij die zoiets hebben van ik moet de dag vullen. Het jaar
daarvoor vond ik het beter. De lezing ’s morgens, ik weet niet van wie het dit jaar was, het was vorig jaar van Rieneke van Daalen. INT: Dit jaar van Jeanet Bruil. GEI: Ja, ik vond het totaal niet bij TSO passen, over dieet en eten, tuurlijk heb je er wel mee te maken, maar indirect, jij kan niet veranderen wat ouders aan hun kind in een trommeltje meegeven. Je kan hoogstens aangeven, ik wil niet dat ze snoep mee krijgen, en dan kan je alleen maar hopen dat ze het niet doen, wat je kan het niet afdwingen. Daarom had ik zoiets van je kan er wel een lezing over geven maar vorig jaar van Rieneke van Daalen die had in de praktijk ook overgebleven die weet waar ze het over heeft, en deze mevrouw niet, hoe goed haar bedoelingen misschien ook waren. INT: Dus die zouden eerst eens een keer bij de overblijf moeten gaan kijken. GEI: Ja, want dan weet je waar je het over hebt, anders weet je dat niet. Wij hebben dan de eervolle vermelding gekregen op de conferentie, *NAAM* is hier geweest, en een meneer, en nog een mevrouw, met z’n drieën waren ze hier. Die kwamen echt kijken hoe je het doet en die weten echt waar ze het over hebben. En dat vond ik heel prettig, die weten waar ze het over hebben, en mensen die uit een heel andere tak komen, want voeding is natuurlijk, het heeft wel met overblijven te maken maar eigenlijk toch ook weer niet, want je eet ’s avonds thuis ook. Eigenlijk heb je daar als overblijfkracht geen invloed op, absoluut niet. Mensen uit de praktijk, dat lijkt me helemaal geweldig, dat je van andere mensen praktijkverhalen horen.
De overblijfkrachten zitten op een bankje te beppen dat gebeurd bij ons ook, dat zal overal gebeuren denk ik, en de kinderen zitten ernaast en doen niets. Ik heb gekozen voor deze, want de ze zitten wel op een bank te beppen maar de kinderen zijn wel bezig. Het is niet zo van dat je met de rug naar kinderen toe zit,
Dit is weer te hokjesachtig, dit zijn kinderen, dat spreekt mij meer aan. Ja, landelijk he, speelruimte voor kinderen. Dit associeer ik met een heel bang kindje die het eigenlijk niet naar d’r zin heeft waar ze is, en het eigenlijk ook liever niet wil, en dit zijn blije kinderen en zo zie ik ze graag. Dit is een kil kantoorgebouw en dit is een lekker speelhuis voor kinderen, bos, wat wil een kind nu nog meer.
(30 minuten)
GEI: (of ze streng is of niet volgens de kinderen) 11# Missie: INT: Als je kijkt naar deze kaartjes met het IOS in je gedachte, wat zijn dan dingen waarvan je zelf zegt daar zouden ze meer van kunnen gebruiken of wat aan kunnen verbeteren. GEI: Ja, ik vind ten eerste dat ze moeten zorgen voor blij kinderen, en dan moeten ze zorgen voor goed, degelijk opgeleid personeel, die ervoor kunnen zorgen dat de kinderen zo blijven.
12# Concurrentie INT: Zijn de cursussen die ze nu aanbieden voldoende? GEI: Dat denk ik wel, ze geven ze zat, maar het ROC is stukken goedkoper, dat is gewoon jammer. Ik vind het jammer omdat het IOS juist een organisatie is die voor kinderopvang staat. Dus eigenlijk zou je daar ook je cursus moeten kunnen volgen. 13# Coördinatorentraining: Ik heb de coördinatorentraining ook mede dankzij *NAAM* als positief ervaren, want we hadden een cursusboek, ik heb ‘m bij me, nou die leek nergens op, heel slecht. Dingen die miste en later met *NAAM* meekwamen, dit zit er los bij, deze hebben we er bij gehad later, er zit geen schrijfpapier in, we hebben later nog dit gedeelte erbij gekregen, dit vind ik geen tabblad. Gewoon zorgen dat je cursusboek compleet is. *NAAM* bracht het heel interessant alleen wij hadden zoveel te bespreken, onze eigen ervaringen te delen, dat we soms aan dingen gewoon niet toegekomen zijn. INT: Nodigt het uit om uiteindelijk achteraf nog te lezen? GEI: Nee, daarvoor is het te herkenbaar. Maar ik denk voor mensen die net beginnen zal het best interessant zijn, zeker die conflicten, hoe ga ik ermee om, wat zou ik doen in die situatie. Dat hebben wij ook gedaan om dat na te spelen om te kijken hoe een ander dat oplost, dat was heel leuk.
INT: Zie je nog manieren waarop het IOS met coördinatoren zoals jezelf die het al tien elf jaar doen dingen waarin zij nog iets kunnen aanpakken. GEI: Weet je waar ik tegenaan ben gelopen de afgelopen jaren, administratief. Nu hebben we TSO diensten, maar toch dat administratieve gedeelte is heel veel werk. 14# Symboliek: INT: Als je het IOS zou willen beschrijven zoals je het zelf ervaart. GEI: Toevallig vroeg gisteren mijn man, wat betekent het IOS eigenlijk. Ik zei ja, iets met school. Toen heb ik mijn boek gepakt en gekeken, ja tuurlijk, zo heet dat. Een organisatie die zorgt voor opleiding en die ervoor staat om kinderopvang als een serieus beroep te benaderen. Dat vind ik het prettigste eraan, dat ze je serieus nemen als overblijfkracht. Pas ook met dat interview van die man van de Christenunie, ze doen er alles aan om dat uit te dragen dat ze ervoor willen zorgen dat het serieus genomen wordt. INT: Zijn er nog meer organisatie waar je datzelfde gevoel bij hebt van die staan voor de TSO. 15# Concurrentie GEI: Ik ken geen andere organisaties dus ik zou het niet weten. Het is wel fijn dat ze ervoor zorgen dat je op de hoogte blijft, een soort achtergrond informatie dat je op de hoogte blijft van ontwikkelingen in de regering dat vind ik helemaal niet verkeerd. 16# Achtergrond en geschiedenis: INT: Heb je nog een idee van hoe de cursus er vijf, zes jaar geleden eruit zag. GEI: Het waren drie avonden, en dat was met een heel groot vel papier, dat vergeet ik nooit meer, en daar moesten we op invullen wat onze ideale situatie voor het overblijven zou zijn, dat zijn we gaan tekenen met z’n alle en aan de hand daarvan zijn we ook verder gaan bouwen, en zoals we het toen op papier hebben gezet wat we graag zouden willen is nu ook realiteit. Dus voor mij is die cursus, sindsdien zijn we in een stroomversnelling gekomen. 17# Voordelen methoden INT: Ik heb nog een laatste opdracht, lijkt op de eerste (uitleg) meer specifiek voor de organisatie en minder voor de TSO.
GEI: ok. Ik moet dus meer aan het IOS denken.
(selecteren van de kaartjes, duur: 3 minuten) 18# Persoonlijkheid: GEI: Nee ik denk toch kalm Ja dat is een leuke, aan de ene kant denk ik dat ze heel theoretisch zijn, maar net als met die conferentie denk ik dat ze ook wel heel praktisch bezig zijn, maar ja, het wordt toch theoretisch denk ik. Vanwege de cursussen. Als ik denk aan de cursusmap, vaagheid is OK. Maar **NAAM** was wel heel duidelijk. INT: Dan ben ik benieuwd naar de uitleg. GEI: Ik denk dat ze je heel kalm en netjes en beleefd te woord staan, als je ze te pakken krijgt want dat is dan weer de moeilijkheid weer, en dat ze zich nergens druk om maken, kalm. En rommelig, nee ook niet. Optimistisch, tegenover pessimistisch, nee ik vind ze absoluut niet pessimistisch. Dat vind ik heel leuk, ik heb het nu al twee keer meegemaakt, hoe trots *NAAM* is als *NAAM* weer een conferentie opent van het is ons weer gelukt dat vind ik toch wel heel geweldig. Theoretisch of praktisch, ik vind ze meer met boeken bezig, net als met die lezing dit jaar, over dieet en eten dat is theoretische kost, en daar heb je niet aan. Theoretisch is soms ook wel weer handig bijvoorbeeld dat nu die download er is van de subsidieaanvraag. INT: Toch wel positief, maar aan de andere kant voor de dingen die dichtbij de cursisten staan zou het meer praktisch moeten zijn. 19# Aandachtspunten: GEI: Ja. Dan zou de cursusmap ook inderdaad wat praktischer ingericht zijn denk ik. INT: Noem eens een voorbeeld van dat de cursusmap praktischer ingericht zou zijn. GEI: Nou in ieder geval had alles er in moeten zitten want dat vind ik heel slordig, dat als je een cursus verkoopt, want dat doet het IOS natuurlijk, en je hebt
zoveel kandidaten ervoor, en je stuurt een cursusleider erop af want die had zelf ook zoiets van dit is belachelijk. En dan heb je een map die niet compleet is, dat vind ik zo’n aanfluiting voor een organisatie, zeker voor het IOS vind ik dat een hele slechte zaak. Dat had beter geregeld moeten zijn. 20# Voordelen methode: Opties openlatend heb ik voor gekozen, wat was die andere? Besluitvaardig, ik snap niet waarom ik die gekozen heb eigenlijk, gek he, ik kan er gewoon even niets mee, ik weet niet wat ik daarbij bedacht heb. INT: Dan leggen we ‘m even aan de kant. 21# Communicatie: GEI: G krijgen we dan, ik heb nu de lettertjes ontdekt. Dat ik ze gesloten vind is toch dat ze zich erg profileren als wij zijn het IOS, wij zijn het bedrijf, aan de ene kant vind ik het een goede ontwikkeling, wij zijn het bedrijf wat schoolopvang kan regelen. En open boek is misschien meer toegankelijk voor mensen, ik zou er inderdaad niet op afstappen. Ik vind ze minder toegankelijk, om ernaar toe te stappen, het nodigt niet uit tot. Ik heb ze niet nodig denk ik, maar misschien andere mensen wel, het is leuk ter ondersteuning maar ik kan ook heel goed zonder. 22# Administratie: INT: En al zouden ze meer toegankelijk zijn, zou je dan eerder overwegen van als ik iets heb dan bel ik er even naar toe? GEI: Ik bel wel als ik wat heb of wat nodig heb, maar dan loop ik dus inderdaad er tegen dat degene die ik nodig heb er weer niet is of ziek is, en dat kan natuurlijk altijd maar je botst dan toch weer tegen die muur en dan denk ik, zie je wel! Vandaar dat ik zeg, het is geen open boek, ze zijn gesloten. Want je krijgt eerst een telefoniste en dan is het van wie heb je nodig, ja die is er niet. Dan kan ze toch zeggen waar gaat je vraag over, kan ik je ergens anders mee helpen kan ik je doorverbinden met iemand anders, maar die vraag komt niet eens, en dat vind ik jammer. Aan de andere kant snap ik ook wel dat het in zo’n grote organisatie ook niet kan dat je ieder telefoontje dat komt en die is er niet dat je die moet gaan doorverbinden naar een ander, dat is ook niet te doen. INT: Als je de telefoniste aan de telefoon krijgt hoeveel mensen denk je dan dat er werken.
GEI: Ik weet dat er een hele hoop mensen werken. Ik heb geen flauw idee, maar naar mijn gevoel, 50, 60, ik denk dat ik dan aardig in de richting zit. Je kan niet iedereen maar kennen. Ik weet niet hoeveel mensen er werken? INT: Momenteel volgens mij 5 op kantoor. GEI: Dat meen je niet, echt waar? Oh, wat erg he. 23# Persoonlijkheid: Doelgericht, makkelijk af te leiden, nee ze zijn niet af te leiden, absoluut niet, vandaar doelgericht, ze weten heel goed waar ze het over hebben en waarom. Daar twijfel ik niet aan. I
Toch als je ze spreekt ze snappen als je een vraag hebt wel gelijk waar je het over hebt. Alleen telefonisch is het een beetje moeilijk, maar als je ze eenmaal te spreken hebt dan zijn ze gezellig, zeker niet gereserveerd. Ze hebben zoiets van we zijn allemaal met hetzelfde bezig, denk ik.
J
Zoekt het nieuwe dat denk ik zeer zeker, als er wat nieuws is dan zullen ze het laten weten, dat vind ik heel prettig, dat je de nieuwtjes wel meekrijgt.
( 1 uur) GEI: Even kijken J K. Onafhankelijk, ja dat denk ik dat ze zijn onafhankelijk. INT: Tegenover teamspeler. GEI: Ze werken zelf wel als team, dat zie ik wel, en heel vaak valt er uit dat team wel een speler weg, en dat zal door ziektes komen daar ben ik me best van bewust, jammer, maar ze zijn zeer zeker onafhankelijk. Dat is mijn gedachte erachter. L houd van orde, dat denk ik zeer zeker wel, dat kan ook niet in een organisatie he (lacht) wanorde, bij mij wel, maar dat is ook niet het goede woord. Daarstraks ook met die boeken die netjes opgestapelde, dat het zo bij het IOS ook werk, en dat moet ook bij zo’n organisatie. Kijk wij zijn een kleinere organisatie dan mag het ook iets rommeliger zijn. 24# Aandachtspunten: L houd van orde, dat denk ik zeer zeker wel, dat kan ook niet in een organisatie he (lacht) wanorde, bij mij wel, maar dat is ook niet het goede woord. Daarstraks ook met die boeken die netjes opgestapelde, dat het zo bij
het IOS ook werk, en dat moet ook bij zo’n organisatie. Kijk wij zijn een kleinere organisatie dan mag het ook iets rommeliger zijn. INT: Dus los van dat er een stuk in zo’n boek niet bij zit. GEI: Ja, ik hoop althans, dat het een incident is, dat het niet bij iedere cursus gebeurd, want ik neem aan dat als het bij iedere cursus gebeurd, dat de mensen zoiets hebben van hallo, betalen we daar zoveel geld voor. Voor de rest, je krijgt alleen een boek en de cursusleider is er dan bij maar voor de rest heb je natuurlijk niks, moet je daar dan zoveel geld voor betalen, voor een boek wat niet compleet is en wat er niet uit ziet? Jammer. 25: Persoonlijkheid: K, L, M. Denker, ja ik denk dat ze er een beetje er tussen zitten, ze denken heel veel uit, en ze laten het ook weten via de site, maar als je niet geabonneerd bent op de site, op de nieuwsbrief dan zou je het ook niet weten, maar dat ligt ook aan jezelf, ik vond het een moeilijke, het zit er een beetje tussen, maar ik heb voor denker gekozen want ik denk dat ze heel veel uitdenken, wat ook heel belangrijk is, en ze brengen het ook wel uit als prater maar dat moet je weten, als je dat niet weet dan houd het op.
INT: Dat is de basis eigenlijk. GEI: Ja. Ja. 26: Persoonlijkheid: N, vol vertrouwen, ja! dat denk ik zeker, ze zijn niet sceptisch, ze zijn vol vertrouwen in wat ze doen, ze staan erachter, wat ze doen, dat vond ik een hele makkelijke. O. Dat sluit aan bij dat, zeker van zichzelf, dat denk ik zeer zeker. INT: Dat hoort erbij? GEI: Ja, dat vind ik bij vol vertrouwen horen, dan ben je ook zeker van jezelf. Dan denk je dat je heel goed weet waar je mee bezig bent en dat het ook goed gaat. INT: Noem eens een voorbeeld van waarin je dat terug ziet dat ze zeker zijn van zichzelf? GEI: Vooral in de conferentie. Die vind ik altijd, best heel goed in elkaar gedraaid zitten.
INT: Los van het onderwerp. GEI: Dat vind ik inderdaad wat anders, misschien heeft iemand anders dat onderwerp wel aangesproken. Dat kan dat is heel persoonlijk natuurlijk, ik vind wel dat ze ieder jaar hun best doen om, dat is op de site, dat ze bezig zijn met, ik weet niet hoe het heet, die eh, dan moeten ze honderd punten per onderdeel halen. INT: Keurmerk. GEI: Dat hebben ze dan ook weer ontwikkeld en dan denk ik ja, daar doen ze heel goed aan hoor. 27# Conferentie: GEI: Dat vind ik inderdaad wat anders, misschien heeft iemand anders dat onderwerp wel aangesproken. Dat kan dat is heel persoonlijk natuurlijk, ik vind wel dat ze ieder jaar hun best doen om, dat is op de site, dat ze bezig zijn met, ik weet niet hoe het heet, die eh, dan moeten ze honderd punten per onderdeel halen. INT: Keurmerk. GEI: Dat hebben ze dan ook weer ontwikkeld en dan denk ik ja, daar doen ze heel goed aan hoor. INT: Daar zijn jullie ook mee bezig. GEI: Ja daar zijn we ook mee bezig. INT: Vandaar die eervolle vermelding. GEI: Nee daarna ben ik daar pas mee begonnen want ik wist niet dat het bestond. Dat heb ik gehoord op de conferentie, dan zeg ik je hoort best wel wat nieuws op de conferentie. En aan de hand daarvan had ik zoiets ik zei tegen onze penningmeester, dat wil ik ook, nou zeg ze, leef je uit, dus dat komt goed, we hebben de eerste honderd punten bijna bij elkaar nog een paar puntjes, we zijn er mee bezig dus. Er zijn best al een paar scholen die hebben tweehonderd punten en dan denk ik wauw he, knap hoor! Kijk de tweede honderd punten daar ben ik niet bang voor die hebben we allemaal al liggen, dat is allemaal al klaar, maar je moet eerst die eerste honderd punten bij elkaar hebben dus. INT: Dus dat is wel weer een uitdaging om daar weer voor te gaan.
GEI: Dat vind ik wel weer een uitdaging, daar ga ik voor, dat zal ik voor mekaar krijgen, dat zal een poos duren maar ik zal het voor mekaar krijgen. INT: Een bordje op de deur. GEI: Ja. Wat dat was mijn, ik ben vorig jaar voor het eerst naar de conferentie geweest en het eerste wat ik zei toen ik dat zag was, oh dat wil ik ook, en toen keek rineke me aan, ja, ik wil ook zo’n bord naast de deur dat lijkt me helemaal het einde. Ze zegt, dat had ik nooit achter jou gezocht, dat is toch een als school of als organisatie is dat toch een bevestiging van dat je het goed doet. Je weet het van jezelf wel maar d’r hangt niets van je doet het goed, en als je dan dat bord op hangt dan jaha! INT: Kijk. GEI: Dus ja, helaas is dat het niet helemaal geworden, maar andere scholen waren nog beter en dan vind ik het een nog weer een uitdaging om het weer beter te doen dit jaar. INT: Dat houdt je wel weer even bij de les. GEI: Ja, dat is heel lekker. 28# Persoonlijkheid: P, he. Snel ontmoedigd, nee ze zijn altijd vrolijk, ik heb nooit gezien dat ze de kop laten hangen, dat vind ik ook geen, INT: Dat hoort weer bij dat zeker van zichzelf. GEI: Ja. Q, autoriteit, creativiteit als leidraad, ja dat denk ik wel, net wat ik zeg dat ze nu met dat keurmerk bezig zijn is toch weer een uiting van creativiteit denk ik. Om dat toch weer op te zetten en ervoor te zorgen dat scholen zo gaan draaien dat je die punten krijgt, dat betekent wel dat je je hele organisatie goed op poten hebt staan. Kijk wij lopen tegen dingen aan dat de brandoefening nog niet kompleet is met ons erbij. En dat we nog niet opgenomen zijn, waar we nog niet uit zijn met de verzekeringen, dat soort dingen denk ik ja, daar denk je niet over na. INT: Dus zo’n keurmerk ( GEI: (Dan wordt je met je neus op de feiten gedrukt, dat is wel heel creatief, en zeker niet autoritair, nee. Zeker niet.
INT: Als je kijkt naar de cursus vind je dat ook ( GEI: (Ook creatief. Ja. INT: Geen autoritaire, GEI: Nee zeker niet **NAAM**, Ik vind, ja dat ik lak aan de wereld heb gekozen vind ik niet omdat ze lak aan de wereld hebben want dat hebben ze niet, maar omdat ze niet verlegen zijn. INT: Dus het is vooral niet dit. GEI: Ja precies. Dat is eigenlijk het enige, want ik vind dat een foute omschrijving, lak aan de wereld. INT: Dat is te overdreven. GEI: Ja. Ik denk dat ze juist eh INT: Maar het komt er meer in de buurt dan snel verlegen. GEI: Ja, want snel verlegen zijn ze niet. R S, snel van slag, nee, nee die zijn onverstoorbaar. Die gaan gewoon met waar ze mee bezig zijn, die laten zich nergens gek door maken. Althans zo zie ik het. INT: Zijn ze onverstoorbaar, of zijn ze gewoon niet snel van slag. GEI: Nee ik denk dat ze onverstoorbaar zijn. Als er dan zo’n zeurpiet is, van ach joh, pff. INT: Is dat positief of negatief? GEI: Nee, is ook wel positief. Ieder mens heeft wel eens wat te zaniken, dus ik denk dat als je dan onverstoorbaar ben dat je dat best op kan vangen, heel laconiek van nou jij denkt er zo over, de volgende denkt er weer anders over. Ik heb voor verkiest duidelijkheid gekozen, omdat ze toch heel duidelijk zijn in wat ze willen en wat ze doen. En dat ook naar buiten brengen, en ik vind ze niet vaag. INT: Maar je had wel twijfel bij deze.
GEI: Ja, omdat ik dan weer aan de cursusmap dacht. Maar ja dan denk ik ja, dat is een onderdeel van en een heel klein onderdeel van natuurlijk. INT: Daar wil je ze eigenlijk niet op afrekenen, maar toch had je er wel aan gedacht. GEI: Dat zijn punten wat, dat is ook aan *NAAM* doorgegeven, en dat ik zou willen dat cursusdata eerder bekend zouden worden, want dat vind ik slecht geregeld, maar goed dat zijn punten die, en voor de rest ja, ik denk, ze zijn niet vaag. INT: Maar toch komt het beeld wel in je op als je denkt aan de organisatie en je krijgt dit voor je. GEI: Ja, ik denk over het algemeen dat ze duidelijk zijn, maar dat er soms punten zijn die weleens vaag zijn, dus vandaar, over het algemeen toch duidelijkheid in plaats van vaag. INT: Ook als je kijkt naar de conferentie, komt dan weer ( GEI: (Ja dat is voor mij geweldig, de conferentie vind ik echt heel goed geregeld. 29# Docent: INT: Ok. De laatste. GEI: Ja! Altijd op tijd. Dan denk ik aan eerste instantie aan *NAAM*, die altijd al stond te wachten terwijl die van het verst af moest komen. Al op ons stond te wachten als we cursus hadden. Daar had ik echt bewondering voor, je bent er toch altijd maar, files en dergelijke omzeilend. En stelt zaken uit nee, dan heb ik ook als voorbeeld *NAAM*, die stelt ook geen zaken uit.
INT: Dat is een beetje een punt waarop je kijkt, als hij het zo doet, GEI: Ja dus vandaar. En dan hebben we die nog he. INT: Ja, kan je daar iets mee, als je zegt ik kan er eigenlijk nog steeds niets mee, dan laten we ‘m gewoon liggen.
30# Administratie: GEI: Nee, ik vind het beide een beetje, ik vind ze besluitvaardig maar aan de andere kant heb ik ook zoiets van net als wat ik zeg die data toen voor die cursus, daar heb ik een paar keer naar gevraagd en het kan dat maar ook dat. Dan denk ik ja, hallo, kom nou eens even met een duidelijk antwoord, daarom zeg ik het is een beetje moeilijk want ik vind het allebei eigenlijk. 31# Voordelen methode: INT: Dan leggen we ze allebei daar neer. GEI: Ok, dat vind ik een goed, goed, goede oplossing.
INT: Als laatste, we hebben het gehad over het IOS en wat het nog voor je kan betekenen, zegt van ja ze hebben mij al geholpen in het begin, en verder hoeven ze niet veel meer te doen, GEI: Nee als ik een vraag heb zal ik ze inderdaad wel bellen maar. INT: Bij zo’n conferentie, wees vooral wat meer praktisch. GEI: Ja. 32# Toekomstperspectieven: INT: En als je over het algemeen kijkt wat het IOS biedt aan overblijfkrachten, en je zou vanuit je eigen positie advies moeten geven aan het IOS van in de toekomst zouden jullie wat meer daar of daar, GEI: Ja dan kom ik toch weer op die praktijk terecht denk ik. Ik denk dat het theoretisch kan je wel mooi voorspiegelen maar de praktijk is vaak anders, dus, wat we toen voor de cursus hebben gedaan geef je ideale situatie nu eens weer op papier dat hebben ze top gedaan, want dat is echt een praktijk opdracht. En het is natuurlijk prettig dat de praktijk opdracht die je maakt op dat moment ook jaren later in de praktijk kan brengen, theoretisch vind ik moeilijk omdat je net wat ik straks al zei omdat alle dagen zijn anders omdat je iedere dag andere kinderen hebt, en een kind is iedere dag weer anders, dus er valt geen, ik kan wel een theoretische richtlijn geven van je moet het zo en zo doen, maar in de praktijk is het vaak anders, ja theorie is wat het IOS vaak geeft natuurlijk maar, toch graag met een stukje praktijk ertussen, want daar komt het op neer. INT: dat staat voorop.
Ok. Zijn er verder nog punten waarvan je zelf zegt dat wilde ik nog kwijt. GEI: Ja dat het schandelijk is dat is dat het instituut voor ontwikkeling schoolkinderopvang is, ik zal het nooit meer vergeten. Stom he dat ik dat niet wist. INT: Dat heeft natuurlijk ook te maken met een stukje communicatie van uit het IOS zelf. GEI: We hebben het hier ook allemaal over het IOS en dan weten we allemaal waar we het over hebben. Dus het is bekend maar als afkorting. Ik zal het niet meer vergeten. 33# Administratie: INT: Zijn er verder nog dingen die jij graag wil behandelen? GEI: Ja nog één punt, ik kreeg een tijdje geleden mijn certificaat van de coördinatorentraining hartstikke leuk alleen wat schets mijn verbazing hij staat op mijn meisjesnaam, Dat vind ik zo jammer. Het maakt verder niet uit hoor. Daar wordt weer niet over nagedacht. INT: Wat ik weet van mijn opleiding als ik getrouwd ben op de uni. Dan zouden ze ook mijn meisjesnaam aanhouden omdat dat je naam is uit je paspoort.
Zijn er verder nog punten. GEI: Nee verder niet. INT: Ze zouden het even kunnen vermelden waarom dat is. GEI: En wat ga je hier nou mee doen?
EINDE (1 uur 15 minuten).
Bijlage 18: concept labelingsysteem De omgeving De organisatie •
De overblijf (-)
•
Kernwoorden (persoonlijkheid)
•
Concurrentie
•
Nederlands (persoonlijkheid)
•
Visie op overblijf (-)
•
Wat het je biedt (-)
•
IOS is goed in (competenties)
•
Verbeteren (toekomstp.)
•
Wat is het IOS (visie/symb.)
•
Instromen (BT/CT/Opl. /BT+)
•
Doel van het IOS (missie)
•
Doel van de cursus
•
Laatste tip/advies (toekomstp.)
•
Kernwoorden cursus
•
1e contact met het IOS (-)
•
Maslow
•
Wat het je biedt (doel)
•
Visie op overblijf (visie)
•
Conferentie
•
Administratie
•
Voordeel/prettig opleiding
•
Gewone tips (toekomstp.)
•
Toen en nu (Achtergr. & ges.)
•
Verbeteren (verb. & Aand. pntn)
•
Communicatiemiddelen (Com.)
•
Cursusmateriaal (BT/CT/Opl.
•
Communicatie onderling (Org. cultuur/ structuur)
De mensen
Het product / de service
(BT/CT/Opl. /BT+)
(BT/CT/Opl. /BT+)
/BT+) •
Keurmerk (-)
•
Nieuwsbrief en magazine
•
Verloop cursus met meerdere docenten (BT/CT/Opl. /BT+)
•
Rol als docent
•
Algemeen vervolgcursus (BT+)
•
Iedereen (-)
•
Cursusruimte (-)
•
Alle namen van medewerkers
•
Toen en nu (Achtergr. & ges.)
•
Cursussen algemeen (BT/CT/Opl. /BT+)
() = verplaatst naar
De methoden
(-) = verwijderd •
Voordelen
•
Nadelen
Bijlage 19: definities sublabels •
De organisatie
Symboliek =
De visuele herkenbaarheid.1 Hier kan gedacht worden aan logo, huisstijl, bedrijfsnaam en dergelijke.2
Communicatie =
Het totaal van alle verbale en visuele boodschappen.
Gedrag =
De handelingen van de organisatie.4
Organisatiecultuur =
De normen en waarden in een organisatie die worden gedragen en gedeeld door de medewerkers.5
Visie =
Het beeld of de verwachting die men van de toekomst heeft met betrekking tot de relevante omgeving, waar ze in de toekomst willen staan, wat ze bereikt willen hebben en hoe de gewenste positie bereikt kan worden.6
Missie =
De manier waarop de organisatie haar doel wil bereiken.7
Zelfbeeld =
Het beeld dat de organisatie van zichzelf heeft.8
Organisatiestructuur =
De wijze waarop taken binnen een organisatie zijn verdeeld en de wijze waarop vervolgens afstemming tussen deeltaken tot stand is gebracht. Daarbij moet men nadenken over zaken als taakverdeling, verdeling van verantwoordelijkheden en van bevoegdheden en daarmee samenhangend over het coördineren van die taken en verantwoordelijkheden.9
3
Achtergrond en geschiedenis = Wat de organisatie vroeger gedaan of geleerd heeft en de gebeurtenissen uit het verleden met betrekking tot de organisatie.10 In vergelijk met de huidige situatie. Persoonlijkheid =
De unieke kernmerken van de organisatie, haar hoedanigheden, eigenschappen en karaktertrekken. 11
Organisatiestrategie =
Het plan of patroon dat de belangrijkste doelstellingen, beleidslijnen en de manieren waarop deze gerealiseerd moeten worden, integreert tot een samenhangend geheel.12
1
M. Vos et al. (2004). Beschikbaar op: http://studenten.samenvattingen.com/documenten/show/9467116/ http://www.ev.nl/default.asp?id=688 3 http://www.ev.nl/default.asp?id=688 4 http://www.flopclass.be/not_psw/Communicatiemanagement.doc 5 Gebaseerd op: http://www.markensteijn.com/organisatiecultuur.htm 6 Gebaseerd op: http://www.hcg.net/publicaties/ontwikkel/no42.html#visie 2
7
http://www.communicatiecoach.com/vakgebied_strategie_art_stratcom_succes.htm Gebaseerd op: http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=zelfbeeld 9 http://nl.wikipedia.org/wiki/Organisatiestructuur 10 Gebaseerd op: http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=geschiedenis 11 Gebaseerd op http://www.flopclass.be/not_psw/Communicatiemanagement.doc & http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=persoonlijkheid 12 Quinn (1998). Beschikbaar op: http://odur.let.rug.nl/~vuijk/courses/ic/theorie/organisatie/strategie/definities/ 8
Toekomstperspectieven =
De vooruitzichten en mogelijkheden voor de toekomst.13
Competenties =
Karakteristiek gedrag van de organisatie, waarbij het gaat om gedrag dat in oorzakelijk verband staat met effectief of zelfs superieur presteren.14
Administratie =
Fragmenten die specifiek betrekking hebben op de administratie van de organisatie of aspecten die daarmee in oorzakelijk verband staan.
•
De mensen
Rol als docent =
Fragmenten die betrekking hebben op de algemene (veronderstelde) rol van een docent/trainer.
Alle namen van de docenten = Fragmenten die specifiek en alleen betrekking hebben op die persoon in de rol van docent/trainer. •
De omgeving
Concurrentie =
•
Fragmenten die betrekking hebben op de (mogelijke) concurrentie en de concurrerende aspecten van de organisatie.
Het product/de service
Doel van de cursus =
Met betrekking tot de situatie waarnaar in de training/opleiding wordt gestreefd (omtrent de overblijf, de kinderen en de overblijfkracht).
Conferentie =
Met betrekking tot de conferentie, de inleiding van de dag en de workshops die er die dag zijn gevolgd.
Nieuwsbrief en magazine =
Met betrekking tot de beschikbaarheid van een nieuwsbrief en overblijfmagazine en of dit al dan niet wordt gebruikt door de cursisten.
Achtergrond en geschiedenis = Hoe de trainingen en opleidingen vroeger gegeven werden in relatie tot de huidige situatie. Verbeter/Aandachtspunt en =
Punten die volgens de respondent verbeterd kunnen worden aan de trainingen/opleidingen c.q. de aandacht van de organisatie behoeven of aspecten die daarmee in (oorzakelijk) verband staan.
Basistraining =
Fragmenten die specifiek betrekking hebben op de basistraining (en de ervaringen van de respondent met deze training).
Coördinatorentraining =
Fragmenten die specifiek betrekking hebben op de coördinatorentraining (en de ervaringen van de respondent met deze training).
13 14
http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=toekomstperspectief Spencer & Spencer (1993). Beschikbaar op: http://ftp.castel.nl/~oschw/kerncomp.htm#N_2_
Opleiding =
Fragmenten die specifiek betrekking hebben op de opleiding (en de ervaringen van de respondent met deze opleiding).
Basistraining plus =
Fragmenten die specifiek betrekking hebben op de basistraining plus (en de ervaringen van de respondent met deze training).
•
De methoden
Voordelen methoden =
Fragmenten waarin duidelijk wordt welke voordelen de onderzoeksmethoden (halfgestructureerd interview, plaatjes sorteertaak en tekst sorteertaak) met zich meebrengen.
Nadelen methoden =
Fragmenten waarin duidelijk wordt welke nadelen de onderzoeksmethoden (halfgestructureerd interview, plaatjes sorteertaak en tekst sorteertaak) met zich meebrengen.
Bijlage 20: opdrachtbeschrijving labeling door collega Voorafgaand Lees voorafgaand aan het labelen de volgende informatie: •
de samenvatting
•
de doel- en vraagstelling van het onderzoek
•
de structuur van het interview
•
de topiclijst
•
de definities van de hoofd- en sublabels
Het transcript Het transcript is een uitgewerkt interview met een coördinator (overblijfkracht) ingedeeld in verschillende fragmenten. Het kan voorkomen dat het laatste deel van een fragment ook weer het begin vormt van het daaropvolgende fragment. Dit heeft te maken met de overlap van onderwerpen. Doorgestreepte fragmenten mag je negeren. Opdracht Jouw taak is ieder fragment een label (thema) te geven. 1. Lees het fragment. 2. Bepaal het hoofdonderwerp/thema van een fragment. 3. Bepaal tot welk kernlabel het fragment behoort (dit kan je aangeven door bijvoorbeeld een kleurmarkering in de kantlijn). Gebruik hierbij de definities van de kernlabels. 4. Bepaal ten slotte tot welk sublabel het fragment behoort (schrijf dit bovenaan het fragment). Gebruik hierbij de definities van de sublabels. Mocht je van mening veranderen na het lezen van de andere fragmenten, streep de eerst keuze licht door (zodat deze wel leesbaar blijft) en geeft je definitieve keuze daarnaast weer. Als je twijfelt tussen labels schrijf dan alle sublabels op waartussen je twijfelt en onderstreep het label wat jouw voorkeur heeft. Zet voor de duidelijkheid een vraagteken in de kantlijn.
Als je vindt dat het fragment zowel onder kernlabel A sublabel 1 als onder kernlabel B sublabel 5 kunnen geef dan beide labels weer. Plaats in dit geval een uitroepteken in de kantlijn.
Bijlage 21: resultaat labeling door collega Onderzoeker
Collega
Fragment
Kernlabel
Sublabel
Kernlabel
Sublabel
1
Organisatie
1e contact
2
Omgeving
Concurrentie
3
Product/Service
Coördinatorentraining
4
Organisatie
Organisatiestructuur
5
Omgeving
Concurrentie
6
Organisatie
Organisatiestructuur
7
Methoden
Voordelen methoden
8
Product/Service
Coördinatorentraining
9
Mensen
Docent
10
Product/Service
Conferentie
11
Organisatie
Missie
12
Omgeving
Concurrentie
13
Product/Service
Coördinatorentraining
14
Organisatie
Symboliek
15
Omgeving
Concurrentie
16
Product/Service
Achtergrond en ges.
17
Methoden
Voordelen methoden
18
Organisatie
Persoonlijkheid
19
Product/Service
Aandachtspunten
20
Methoden
Voordelen methoden
21
Organisatie
Communicatie
22
Organisatie
Administratie
23
Organisatie
Persoonlijkheid
24
Product/Service
Aandachtspunten
25
Organisatie
Persoonlijkheid
26
Organisatie
Persoonlijkheid
27
Product/Service
Conferentie
Organisatie
Toekomstperspect.
28
Organisatie
Persoonlijkheid
29
Mensen
Docent
30
Organisatie
Administratie
Methoden
Nadeel
31
Methoden
Voordelen methoden
__
__
32
Organisatie
Toekomstperspect.
Product/Service
Aandachtspunten
33
Organisatie
Administratie
Product/Service
Aandachtspunten
Gedrag
Gedrag/Comm.
Maslow’s
& verb.ptn. __
& persoonlijk Communicatie
Gedrag/Comm. Competenties
Bijlage 22: output chikwadraat test
Crosstabs Case Processing Summary
Valid N ta * onderzoeksgroep tb * onderzoeksgroep tc * onderzoeksgroep td * onderzoeksgroep te * onderzoeksgroep tf * onderzoeksgroep tg * onderzoeksgroep th * onderzoeksgroep ti * onderzoeksgroep tj * onderzoeksgroep tk * onderzoeksgroep tl * onderzoeksgroep tm * onderzoeksgroep tn * onderzoeksgroep teksto * onderzoeksgroep tp * onderzoeksgroep tq * onderzoeksgroep tr * onderzoeksgroep ts * onderzoeksgroep tt * onderzoeksgroep tu * onderzoeksgroep
21 22 22 22 19 20 21 22 22 21 21 20 22 22 21 22 21 18 21 21 20
Percent 95,5% 100,0% 100,0% 100,0% 86,4% 90,9% 95,5% 100,0% 100,0% 95,5% 95,5% 90,9% 100,0% 100,0% 95,5% 100,0% 95,5% 81,8% 95,5% 95,5% 90,9%
Cases Missing N Percent 1 4,5% 0 ,0% 0 ,0% 0 ,0% 3 13,6% 2 9,1% 1 4,5% 0 ,0% 0 ,0% 1 4,5% 1 4,5% 2 9,1% 0 ,0% 0 ,0% 1 4,5% 0 ,0% 1 4,5% 4 18,2% 1 4,5% 1 4,5% 2 9,1%
Total N 22 22 22 22 22 22 22 22 22 22 22 22 22 22 22 22 22 22 22 22 22
Percent 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
ta * onderzoeksgroep Crosstab Count km ta
onrustig kalm
Total
onderzoeksgroep docent coordinator 1 4 1 3 2 10 4 6 11
Total 6 15 21
Chi-Square Tests Value 6,337a 6,288
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,042 ,043
1
,225
df
1,474 21
a. 5 cells (83,3%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 1,14.
tb * onderzoeksgroep Crosstab Count km tb
beleefd kortaf
Total
onderzoeksgroep docent coordinator 5 5 11 0 1 0 5 6 11
Total 21 1 22
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 2,794a 2,729 ,114
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,247 ,255
1
,736
df
22
a. 4 cells (66,7%) have expected count less than 5. The minimum expected count is ,23.
tc * onderzoeksgroep Crosstab Count km tc
netjes rommelig
Total
onderzoeksgroep docent coordinator 4 2 8 1 4 3 5 6 11
Total 14 8 22
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 3,352a 3,308
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,187 ,191
1
,922
df
,009 22
a. 5 cells (83,3%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 1,82.
td * onderzoeksgroep Crosstab Count onderzoeksgroep docent coordinator 5 6 11 5 6 11
km td Total
optimistisch
Chi-Square Tests Value Pearson Chi-Square N of Valid Cases
.a 22
a. No statistics are computed because td is a constant.
Total 22 22
te * onderzoeksgroep Crosstab Count km te
theoretisch praktisch
Total
onderzoeksgroep docent coordinator 0 1 3 4 5 6 4 6 9
Total 4 15 19
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 1,953a 2,693
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,377 ,260
1
,174
df
1,850 19
a. 5 cells (83,3%) have expected count less than 5. The minimum expected count is ,84.
tf * onderzoeksgroep Crosstab Count km tf
besluitvaardig optiesopenlatend
Total
onderzoeksgroep docent coordinator 2 3 2 2 3 8 4 6 10
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 1,978a 2,027 1,509
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,372 ,363
1
,219
df
20
a. 5 cells (83,3%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 1,40.
Total 7 13 20
tg * onderzoeksgroep Crosstab Count onderzoeksgroep docent coordinator 5 5 9 0 1 1 5 6 10
km tg
openboek gesloten
Total
Total 19 2 21
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value ,884a 1,300
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,643 ,522
1
,639
df
,220 21
a. 4 cells (66,7%) have expected count less than 5. The minimum expected count is ,48.
th * onderzoeksgroep Crosstab Count km th
doelgericht makkelijk af te leiden
Total
onderzoeksgroep docent coordinator 5 6 10 0 0 1 5 6 11
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 1,048a 1,434 ,810
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,592 ,488
1
,368
df
22
a. 4 cells (66,7%) have expected count less than 5. The minimum expected count is ,23.
Total 21 1 22
ti * onderzoeksgroep Crosstab Count onderzoeksgroep docent coordinator 5 4 11 0 2 0 5 6 11
km ti
vlotindeomgang gereserveerd
Total
Total 20 2 22
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 5,867a 5,766
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,053 ,056
1
,625
df
,239 22
a. 4 cells (66,7%) have expected count less than 5. The minimum expected count is ,45.
tj * onderzoeksgroep Crosstab Count km tj
zoekthetnieuwe zoekthetbekende
Total
onderzoeksgroep docent coordinator 5 5 8 0 1 2 5 6 10
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 1,128a 1,810 ,931
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,569 ,405
1
,335
df
21
a. 4 cells (66,7%) have expected count less than 5. The minimum expected count is ,71.
Total 18 3 21
tk * onderzoeksgroep Crosstab Count km tk
teamspeler onafhankelijk
Total
onderzoeksgroep docent coordinator 3 4 9 1 2 2 4 6 11
Total 16 5 21
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value ,495a ,485
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,781 ,785
1
,668
df
,184 21
a. 5 cells (83,3%) have expected count less than 5. The minimum expected count is ,95.
tl * onderzoeksgroep Crosstab Count km tl
houdvanorde opzijngemakbijwanorde
Total
onderzoeksgroep docent coordinator 3 4 6 2 2 3 5 6 9
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value ,073a ,072 ,051
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,964 ,964
1
,822
df
20
a. 5 cells (83,3%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 1,75.
Total 13 7 20
tm * onderzoeksgroep Crosstab Count km tm
prater denker
Total
onderzoeksgroep docent coordinator 3 5 8 2 1 3 5 6 11
Total 16 6 22
Chi-Square Tests Value ,749a ,754
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,688 ,686
1
,713
df
,136 22
a. 5 cells (83,3%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 1,36.
tn * onderzoeksgroep Crosstab Count km tn
volvertrouwen sceptisch
Total
onderzoeksgroep docent coordinator 4 6 10 1 0 1 5 6 11
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 1,320a 1,698 ,239
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,517 ,428
1
,625
df
22
a. 4 cells (66,7%) have expected count less than 5. The minimum expected count is ,45.
Total 20 2 22
to * onderzoeksgroep Crosstab Count km teksto
voorzichtig zekervanzichzelf
Total
onderzoeksgroep docent coordinator 1 1 0 4 5 10 5 6 10
Chi-Square Tests Value 2,045a 2,798
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
1,744
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,360 ,247
1
,187
df
21
a. 4 cells (66,7%) have expected count less than 5. The minimum expected count is ,48.
tp * onderzoeksgroep Crosstab Count onderzoeksgroep docent coordinator 5 6 11 5 6 11
km tp Total
vrolijk
Chi-Square Tests Value Pearson Chi-Square N of Valid Cases
.a 22
a. No statistics are computed because tp is a constant.
Total 22 22
Total 2 19 21
tq * onderzoeksgroep Crosstab Count km tq
creativiteitalsleidraad autoriteitalsleidraad
Total
onderzoeksgroep docent coordinator 4 5 9 1 1 1 5 6 10
Total 18 3 21
Chi-Square Tests Value ,311a ,312
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,856 ,855
1
,592
df
,287 21
a. 4 cells (66,7%) have expected count less than 5. The minimum expected count is ,71.
tr * onderzoeksgroep Crosstab Count km tr
snelverlegen lakaandewereld
Total
onderzoeksgroep docent coordinator 0 0 3 4 6 5 4 6 8
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 4,500a 5,635 3,332
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,105 ,060
1
,068
df
18
a. 4 cells (66,7%) have expected count less than 5. The minimum expected count is ,67.
Total 3 15 18
ts * onderzoeksgroep Crosstab Count km ts
snelvanslag onverstoorbaar
Total
onderzoeksgroep docent coordinator 0 1 0 5 5 10 5 6 10
Total 1 20 21
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 2,625a 2,634
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,269 ,268
1
,769
df
,086 21
a. 4 cells (66,7%) have expected count less than 5. The minimum expected count is ,24.
tt * onderzoeksgroep Crosstab Count km tt
vaagheidisok verkiestduidelijkheid
Total
onderzoeksgroep docent coordinator 0 1 1 4 5 10 4 6 11
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value ,779a 1,100 ,097
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,677 ,577
1
,756
df
21
a. 4 cells (66,7%) have expected count less than 5. The minimum expected count is ,38.
Total 2 19 21
tu * onderzoeksgroep Crosstab Count km tu
altijdoptijd steltzakenuit
Total
onderzoeksgroep docent coordinator 2 4 8 1 2 3 3 6 11
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value ,087a ,086 ,067
2 2
Asymp. Sig. (2-sided) ,958 ,958
1
,796
df
20
a. 5 cells (83,3%) have expected count less than 5. The minimum expected count is ,90.
Total 14 6 20
Bijlage 23: output Fisher’s Exact test De onderzoeksgroepen bestaan uit de medewerkers (kantoormedewerkers + docenten) en de coördinatoren. TA * Onderzoeksgroep
Onrustig Kalm P = .064
Medewerkers 5 5
Onderzoeksgroep Coördinatoren 1 10
Medewerkers 10 1
Onderzoeksgroep Coördinatoren 11 0
Medewerkers 6 5
Onderzoeksgroep Coördinatoren 8 3
Medewerkers 11
Onderzoeksgroep Coördinatoren 11
Medewerkers 1 9
Onderzoeksgroep Coördinatoren 3 6
Medewerkers 5 5
Onderzoeksgroep Coördinatoren 2 8
Medewerkers 10 1
Onderzoeksgroep Coördinatoren 9 1
TB * Onderzoeksgroep
Beleefd Kortaf P=1 TC * Onderzoeksgroep
Netjes Rommelig P = .659 TD * Onderzoeksgroep
Optimistisch P=1 TE * Onderzoeksgroep
Theoretisch Praktisch P = .303 TF * Onderzoeksgroep
Besluitvaardig Opties open latend P = .35 TG * Onderzoeksgroep
Open boek Gesloten P=1
TH * Onderzoeksgroep
Doelgericht Makkelijk af te leiden P=1
Medewerkers 11 0
Onderzoeksgroep Coördinatoren 10 1
Medewerkers 9 2
Onderzoeksgroep Coördinatoren 11 0
Medewerkers 11 1
Onderzoeksgroep Coördinatoren 8 2
Medewerkers 7 3
Onderzoeksgroep Coördinatoren 9 2
Medewerkers 7 4
Onderzoeksgroep Coördinatoren 6 3
Medewerkers 5 5
Onderzoeksgroep Coördinatoren 1 10
Medewerkers 10 1
Onderzoeksgroep Coördinatoren 10 1
TI * Onderzoeksgroep
Vlot in de omgang Gereserveerd P = .476 TJ * Onderzoeksgroep
Zoekt het nieuwe Zoekt het bekende P = .571 TK * Onderzoeksgroep
Teamspeler Onafhankelijk P = .635 TL * Onderzoeksgroep
Houd van orde Op zijn gemak bij wanorde P=1 TM * Onderzoeksgroep
Onrustig Kalm P = .635 TN * Onderzoeksgroep
Vol vertrouwen Sceptisch P=1
TO * Onderzoeksgroep
Voorzichtig Zeker van zichzelf P = .476
Medewerkers 2 9
Onderzoeksgroep Coördinatoren 0 10
Medewerkers 11
Onderzoeksgroep Coördinatoren 11
Medewerkers 9 2
Onderzoeksgroep Coördinatoren 9 1
Medewerkers 0 10
Onderzoeksgroep Coördinatoren 3 5
Medewerkers 1 10
Onderzoeksgroep Coördinatoren 0 5
Medewerkers 1 9
Onderzoeksgroep Coördinatoren 1 10
Medewerkers 6 3
Onderzoeksgroep Coördinatoren 8 3
TP * Onderzoeksgroep
Vrolijk P=1 TQ * Onderzoeksgroep
Creativiteit als leidraad Autoriteit als leidraad P=1 TR * Onderzoeksgroep
Snel verlegen Lak aan de wereld P = .069 TS * Onderzoeksgroep
Snel van slag Onverstoorbaar P=1 TT * Onderzoeksgroep
Vaagheid is OK Verkiest duidelijkheid P=1 TU * Onderzoeksgroep
Altijd op tijd Stelt zaken uit P=1
De onderzoeksgroepen bestaan uit de kantoormedewerkers vs. de docenten en de coördinatoren.
TA * Onderzoeksgroep
Onrustig Kalm P=1
Kantoormedewerkers 1 3
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 5 12
Kantoormedewerkers 5 0
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 16 1
Kantoormedewerkers 4 1
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 10 7
Kantoormedewerkers 5
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 17
Kantoormedewerkers 0 4
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 4 11
Kantoormedewerkers 2 2
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 5 11
Kantoormedewerkers 5 0
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 14 2
TB * Onderzoeksgroep
Beleefd Kortaf P=1 TC * Onderzoeksgroep
Netjes Rommelig P = .612 TD * Onderzoeksgroep
Optimistisch P=1 TE * Onderzoeksgroep
Theoretisch Praktisch P = .530 TF * Onderzoeksgroep
Besluitvaardig Opties open latend P = .586 TG * Onderzoeksgroep
Open boek Gesloten P=1
TH * Onderzoeksgroep
Doelgericht Makkelijk af te leiden P=1
Kantoormedewerkers 5 0
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 16 1
Kantoormedewerkers 5 0
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 15 2
Kantoormedewerkers 5 0
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 13 3
Kantoormedewerkers 3 1
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 13 4
Kantoormedewerkers 3 1
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 10 5
Kantoormedewerkers 3 2
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 13 4
Kantoormedewerkers 4 1
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 16 1
Kantoormedewerkers 1 4
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 1 15
TI * Onderzoeksgroep
Vlot in de omgang Gereserveerd P=1 TJ * Onderzoeksgroep
Zoekt het nieuwe Zoekt het bekende P = .549 TK * Onderzoeksgroep
Teamspeler Onafhankelijk P=1 TL * Onderzoeksgroep
Houd van orde Op zijn gemak bij wanorde P=1 TM * Onderzoeksgroep
Prater Denker P = .585 TN * Onderzoeksgroep
Vol vertrouwen Sceptisch P = .411 TO * Onderzoeksgroep
Voorzichtig Zeker van zichzelf
P = .429 TP * Onderzoeksgroep
Vrolijk
Kantoormedewerkers 5
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 17
Kantoormedewerkers 4 1
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 14 2
Kantoormedewerkers 0 4
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 3 11
Kantoormedewerkers 0 5
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 1 15
Kantoormedewerkers 0 4
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 2 15
Kantoormedewerkers 2 1
Onderzoeksgroep Docenten en coördinatoren 12 5
P=1 TQ * Onderzoeksgroep
Creativiteit als leidraad Autoriteit als leidraad P=1 TR * Onderzoeksgroep
Snel verlegen Lak aan de wereld P=1 TS * Onderzoeksgroep
Snel van slag Onverstoorbaar P=1 TT * Onderzoeksgroep
Vaagheid is OK Verkiest duidelijkheid P=1 TU * Onderzoeksgroep
Altijd op tijd Stelt zaken uit P=1
Bijlage 24: citaten bij hoofdstuk 8 1a COO:
“Toevallig vroeg gisteren mijn man, wat betekent het IOS eigenlijk. Ik zei ja, iets met school. Toen heb ik mijn boek gepakt en gekeken, ja tuurlijk, zo heet dat. Een organisatie die zorgt voor opleiding en die ervoor staat om kinderopvang als een serieus beroep te benaderen. Dat vind ik het prettigste eraan, dat ze je serieus nemen als overblijfkracht.”
1b KM:
“Ik vind dat het gebouw wel een zakelijke uitstraling heeft en ik denk dat het wel bewust gekozen is. Vooral omdat we ons bezighouden met de tussenschoolse opvang en dat dat een beetje afgedaan werd als dat ’t niks is, en dat ze juist daarom zich ervan bewust zijn dat ze een originele uitstraling nodig hebben. (…)Voor mij als werknemer maakt het niet uit, maar voor cursisten geeft het misschien aan dat het een serieuze opleiding is die ze aan het volgen zijn. (…) Het is niet allemaal heel erg gelikt, maar wel professioneel genoeg zonder dat het afschrikt.”
1c DOC:
“Dit is het beeld naar buiten toe maar de organisatie is niet altijd even professioneel. Zoals in de organisatie van de trainingen of dat de communicatie niet altijd even goed loopt. Daar zit ook een, hoe je je presenteert en de uitwerking anderzijds, daar gaapt ook nog wel een kloof.”
2a KM:
“In eerste instantie zijn we een ontwikkelinstituut, dat door stom toeval tegelijkertijd een opleidingsinstituut geworden is. We zijn een stichting, een niet-commercieel bedrijf, we maken geen winst, zijn in de maatschappelijke dienstverlening werkzaam. Ontwikkelen nog steeds nieuwe producten en dat is het eigenlijk.”
KM:
“Ik denk dat de rol van het IOS is dat de mensen die wel iets willen, maar dat tot nu toe niet hebben kunnen doen, daar een tweede kans voor krijgen in de overblijf en daarvoor een opleiding volgen of iets anders waarmee je een certificaat krijgt. Ik denk dat onze rol daarin is dat zij tevreden zijn aan het eind en dat zij gelukkig zijn dat ze iets hebben kunnen afronden.”
2b DOC:
“Het IOS is een organisatie die er mede naar streeft dat overblijfkrachten serieus genomen worden en dat overblijfkrachten zichzelf serieus nemen.”
2c DOC:
“Het IOS geeft trainingen voor mensen die in de tussenschoolse opvang werken om de mensen daar net wat meer ondersteuning, of ten minste, kennis te geven om hun
werk te kunnen doen. Binnen het maatschappelijk bestel denk ik dat ze een kleine plaats innemen, maar ja eigenlijk heb je het over tussen de middag, wat in feite voor mensen zelf ook maar half loont. Dus dat begrijp ik wel, het is in die zin klein, want waar heb je het over, tussenschoolse opvang. Wat ik dan tegelijkertijd merk in de cursussen is dat het heel zinvol is voor de mensen, dat ze er niet alleen voor het werk, maar ook persoonlijk veel uithalen. En dat ik het ook een belangrijk toevoeging vind om inderdaad de kinderen op te vangen tussen de middag. Dus ik vind het heel zinvol, en heel nuttig, om het te kunnen aanbieden aan mensen die het met alle liefde doen, en dat je naast die liefde toch nog iets meer mee kan geven.” 2d INT:
“En als de cursisten bijvoorbeeld aan een andere overblijfkracht of iemand anders van school uit zouden leggen ik heb een training gedaan bij het IOS, hoe denk je dat zij dat uit zouden leggen?”
DOC:
“Van het IOS geven zeker geen beschrijving. Misschien zullen ze het IOS wel noemen maar meer ook niet. Maar dat durf ik niet zeker te zeggen. Het zal er ook vanaf hangen of ze bepaalde positieve of negatieve dingen mee hebben gemaakt. Dat geeft natuurlijk altijd gespreksstof.”
2e INT:
“En als je nu diezelfde beschrijving zou moeten geven niet als docent maar stel je bent cursist. Zou dat dan dezelfde beschrijving zijn?
DOC:
Nee. Ik denk dat cursisten meer verwachten, of meer dat zouden vertalen als, het IOS kan ons vertellen hoe wij iets moeten doen, hoe wij moeten reageren in situaties dat wij het niet weten. Dus wij zijn degenen die hun iets kunnen vertellen hoe ze iets moeten doen.”
INT:
“En gebeurt dat ook?”
DOC:
“Nee, nou in zoverre. Ik denk dat wij in bepaalde opzichten deskundig zijn om datgene wat er al aanwezig is om dat aan de oppervlakte te kijken, maar ik ben geen overblijfkracht dus ik weet dat ook niet. (…) ik heb ook allerlei tips, net als jij dat zult hebben, hetgeen wat ik altijd aan het begin ook zeg is dat ik niet de deskundige ben, dat zijn jullie, maar aan mij de taak om datgene wat hier al aan kennis aanwezig is aan de oppervlakte te krijgen, waardoor we elkaar wellicht kunnen helpen om in een situatie waar je het niet weet, om de volgende iets uit de rugzak te kunnen pakken wat allemaal aan bod is gekomen. Al moet ik ook eerlijk zeggen dat uiteindelijk ook blijkt dat ik heel veel handvatten aanreik, maar het is wel aan hun om te bepalen of ze dat wel of niet inzetten, want het is niet de enige mogelijkheid.”
DOC:
“Ze denken het is een instituut, daar ga ik wat leren en dan kan ik heel goed tussenschoolse opvang doen. En dat is het niet, want het is natuurlijk zo dat je met het IOS een proces in gaat, en dat je bezig bent met een soort bewustwording, en dat je bezig bent met het aanleren van een professionele werkhouding.”
2f COO:
“Het IOS is een instantie die voor het overblijf van de tussenschoolse opvang cursussen organiseert om mensen te trainen, zodat ze zo goed mogelijk hun werk doen.”
COO:
“Het is een instituut voor de ontwikkeling van de tussenschoolse opvang en dan geef ik eigenlijk vanuit mijn eigen ervaring aan hoe ik bij het IOS terecht gekomen ben. Eigenlijk verkoop ik het door mijn eigen verhaal te vertellen. Dat ze ooit door Maria van der Hoeven een opdracht hebben gekregen om daarnaar te kijken en dat dat gerelateerd is uiteindelijk aan de politieke keuzes omdat ze dat op een dusdanige manier hebben gedaan waardoor nu steeds meer vooruitgang gemaakt kan worden.”
2g INT:
“Hebben ze een beeld van de organisatie zoals jij dat hebt?”
COO:
“Nee, dat hebben ze niet, ze zien het IOS als (degene, CDG) die de opleiding geeft, verder niet. Ik denk ook niet dat ze meer willen weten.”
2h DOC:
“Je bent als docent van het IOS wel een beetje het beeld van het IOS. Het IOS zien ze niet, mij wel.”
DOC:
“Ze zien mij, ze zien de papieren, de boeken. (…) Nee ze zien verder niet zo veel, ik ben het op dat moment.”
2i INT:
“Je zegt vaste klant, hoe zou je de relatie willen beschrijven van het IOS met de cursisten?”
KM:
“Met de cursisten zelf, ja daar zit meestal nog iemand tussen. Ik denk dat de band met het IOS en de cursisten de docent is. Ik spreek weinig cursisten, ik weet niet hoe dat voor *NAAM* maar volgens mij is dat voor *NAAM* ook zo, ik spreek nauwelijks cursisten, ik spreek die ene persoon van die school die dat regelt en die belt mij op, ik heb niet alle twintig mensen van de cursus aan telefoon. Want dat is gewoon niet zo, daarvoor is de docent heel belangrijk. Ik denk ook dat als je een slechte docent hebt dat ze minder snel terug komen dus dat is ook een soort van reclame.”
2j DOC:
“Ze willen gewoon een tastbaar iemand hebben dichtbij, die ze kennen, waar ze vragen aan kunnen stellen, en als ze dan bijvoorbeeld, ze hebben vragen, dan moeten ze op de website kijken, dat vinden ze dan afstandelijk want ze kijken wel
maar dan hebben ze toch nog persoonlijke vragen. Dan kunnen jullie bellen, en dan merk je toch dat mensen daarmee een beetje moeite mee hebben want dat is toch weer afstand en dat is toch weer mensen die ze niet kennen en dat is toch weer een soort bereikbaarheid en vrijheid. Dus dan hebben ze toch het liefst dat jij het voor ze gaat vragen en ja ik probeer dat toch een beetje af te houden. Want anders krijg je er toch weer taken bij hè. (…) Ik denk dat het op de een of andere manier wel te overbruggen is hoor. Je moet ze in eerste instantie een beetje opvoeden. Ik geef de laatste tijd ook heel veel trainingen en dat zijn vaak korte trajecten en dan moet je het toch weer aan de mensen overdragen. Nu moeten jullie dan weer zelf verder. Of via de website of via het magazine, of contact opnemen met het IOS. En dan moeten de mensen toch weer zelf initiatief gaan nemen.” 2k DOC:
“Ik vind de vorm niet handig, je moet echt door iedere bladzijde heen lopen. Er staat niet echt bij wat nieuw is en wat oud is. Ik kan wel naar de datum kijken maar het is niet in een oogopslag duidelijk. En omdat het zo traag is, is het niet inzichtelijk. Maar aan de andere kant het is wel heel snel te veranderen en dat vind ik beter dan elke keer weer een nieuwe map stencils aan te draaien waar je ook weer doorheen moet lopen. Wel zou ik graag een melding willen hebben per e-mail van joh in de docentenmap staan nieuwe cursussen of tips en trucs en dat gebeurt nu niet. Dat moet gewoon.”
2l COO:
“Ik zou er inderdaad niet op afstappen. Ik vind ze minder toegankelijk, om ernaar toe te stappen, het nodigt niet uit tot. (…) Ik bel wel als ik wat heb of wat nodig heb, maar dan loop ik dus inderdaad er tegen dat degene die ik nodig heb er weer niet is of ziek is, en dat kan natuurlijk altijd maar je botst dan toch weer tegen die muur en dan denk ik, zie je wel! Vandaar dat ik zeg, het is geen open boek, ze zijn gesloten. Want je krijgt eerst een telefoniste en dan is het van wie heb je nodig, ja die is er niet. Dan kan ze toch zeggen waar gaat je vraag over, kan ik je ergens anders mee helpen kan ik je doorverbinden met iemand anders, maar die vraag komt niet eens, en dat vind ik jammer.”
4a DOC:
“En ik denk dat dat voor het IOS ook grotendeels geldt omdat we flexibel moeten zijn, en het product is erg creatief, het heeft erg veel te maken met creativiteit, en creativiteit dan in de brede zin van het woord. Niet alleen het knutselen, maar ook het bedenken van oplossingen.”
4b KM:
“Het is niet zo dat we de show stelen maar vlot in de omgang zijn we toch wel.”
4c KM:
“Als er iets onduidelijk is dan zullen we negen van de tien keer de eerste zijn die erop afstappen.”
KM:
“Verkiest duidelijkheid is ontzettend belangrijk om de organisatie naar buiten toe te vertegenwoordigen, de organisatie moet ook die duidelijkheid uitstralen. Het maakt niet uit wie je aan de telefoon hebt, die duidelijkheid moet overkomen, afspraak is afspraak, dat doen we.”
4d KM:
“Omdat, als we een plan hebben dat we daar doelgericht op afgaan of als er iets mis dreigt te gaan dat we meteen aan de bel hangen bij bijvoorbeeld het ministerie.”
KM:
“Doelgericht, ja en misschien dat we weer eens een doel afscheiden en dan zijn we weer op dat doel doelgericht.”
4e DOC:
“Wat mij betreft zit er een goede balans tussen praktijk en theorie. Ik vind dat je de theorie nodig hebt om de praktijk goed te kunnen doen, alleen de praktijk is hetgene waar het om draait. De theorie dient als ruggesteun en is eigenlijk datgene waarmee je alles kunt onderbouwen.”
4f KM:
“Iedereen zegt wat ie denkt dus dat is moeilijk, maar ik denk uiteindelijk wel prater, omdat ik denk dat er heel veel nagedacht wordt in het bedrijf over hoe je iets kan vernieuwen of kan veranderen, maar uiteindelijk heb je communicatie nodig om het te maken tot wat het is. En aan alleen denken heb je binnen dit bedrijf niets. Omdat iedereen dan individueel zijn eigen ding zou doen en ik denk niet dat dat zo werkt.”
5a DOC:
“Dat is natuurlijk waarom we het uiteindelijk aan het doen zijn, dat die kinderen een leuke overblijf hebben, een leuke periode op school.”
5b COO:
“Dat leer je bij het IOS, (dat, CDG) ze er wel een beetje vanuit gaan dat de kinderen bij de overblijf gewoon lekker hun gang moeten kunnen gaan, dus niet te lang aan tafel moeten zitten. Dat ze gewoon leuke dingen moeten kunnen doen, dat ze lekker spelen. (…) Daar gaan ze wel naar toe, er moet orde en regelmaat zijn, maar ze moeten niet weer alles moeten. Ze moeten de hele dag in de klas al zitten, dus als ze bij de overblijf zitten moeten ze wel hun ei even kwijt kunnen.”
6a KM:
“Het professionaliseren van het overblijven (…). Het moet voor die vrouwen iets betekenen, maar dat kan niet iets betekenen als het een flut diploma zou zijn. Dus dat diploma moet dan ook wat waard zijn. Het mag niet zo zijn dat iemand aan het einde van rit zegt van oh ben je daar geweest? Dus ja, de opleiding is voor de vrouwen zelf, het moet ze voor de rest van hun leven op een ander spoor zetten. De tijd van daarvoor is voorbij, dat geven ze ook zelf aan, ze komen niet alleen voor de eenjarige opleiding maar het is een begin van een traject. Dat het ze zo zal
veranderen daar hebben ze zelf geen idee van, wij ondertussen wel, maar dat is een kant. (…) Je hebt er niets aan als vervolgens je diploma niets waard is. Dus het is allebei, als het zomaar een erkend diploma is zonder dat er iets met die vrouwen is gebeurd dan gaat het ook niet gebeuren, en zomaar een beetje zo in een leuke sessie vrouwen steviger maken en dan niks… dus er moet wel een weg eruit zijn, als ze daarna zo stevig zijn geworden.” 7a KM:
“Het is te danken aan het feit dat we zo klein zijn, want anderzijds, daar heb ik het ook nog met *NAAM* over gehad, wij hebben in Nederland eigenlijk een hele ondoorzichtige verhullende cultuur. Want we doen net alsof het allemaal open en democratisch en horizontaal is en we zijn heel makkelijk met voornamen tegenwoordig en jij en jou en doen ze het niet zoals in Duitsland met hele duidelijk structuren en u en titels en zo. Maar wee je gebeente. Daarachter zit natuurlijk wel een hele structuur en het is helemaal niet zo dat met iedereen zomaar een borrel kan gaan drinken na het werk.”
7b KM:
“Open boek, absoluut. Binnen de organisatie denk ik heel open. Alles wordt gezegd, alles wordt binnen de organisatie besproken, misschien ook wel te veel hoor maar dat weet ik niet. En dat zal ook wel met de informaliteit te maken hebben. En als je kijkt naar de docenten, vind ik ook dat er veel vertelt wordt. En ik vind ook naar klanten toe, het wordt gewoon gezegd, bijvoorbeeld toen *prive* overleden was, ik ben er niet want, dat is de reden. Of als iemand ziek is, en er een hele tijd niet is wordt het gewoon gezegd. Niet dat er over getwijfeld kan worden. Of dat mensen er dingen over kunnen zeggen die niet waar zijn, of dat er een slechte roddel de wereld ingaat. Het wordt altijd heel open verteld.”
7c DOC:
“Ik heb van geheimen weinig gemerkt. Ik geloof dat alles wel open gebeurd. (…) Als ik er geen kennis van heb is het mijn eigen schuld.”
INT: DOC:
“Je moet er wel zelf achteraan?” “Nou in zoverre, dan zeg ik het misschien een beetje verkeerd, kijk alle mededelingen die je krijgt krijg je via e-mail, ja als je je e-mail niet opent merk je natuurlijk niets. En als je bij een vergadering niet op bepaalde punten ingaat, dat bedoel ik je moet er zelf achteraan zitten. Het is niet zo van, als je niet zelf vraag dan hoor je ook verder niets.”
__ DOC:
“Wat betreft de organisatie, ze staan open voor andere dingen en andersdenkenden. Dus wat dat betreft gewoon een open en toegankelijke organisatie.”
7d DOC:
“Maar wat ik hier moest doen, waar ik materiaal vandaan moest halen of ik hier moet kopiëren of zelf kopiëren, dat soort dingen waren heel onduidelijk. En nu nog wel, en dan vraag je er naar en dan begrijpen ze je vraag niet, want voor hun is het helemaal geen vraag, in die zin, het mij meenemen in hoe werken we hier, dat hebben ze ook later wel gezegd, van *EIGENNAAM* we hebben eigenlijk niet beseft dat, maar dan was er wel weer een half jaar voorbij, dat traject, dat heb ik gemist, en dat mis ik nu nog, want als ik morgen (…) moet doen, ik zou het niet weten! Ik heb alleen maar papieren! Maar enige leidraad of coaching of zo in die zin.”
INT:
“Dan gaat het om de begeleiding die je krijgt niet met je werk, maar dingen daarom heen.”
DOC:
“Ja, inhoud kan ik, ik kan met groepen (werken, CDG), dat gaat, maar het moet wel voor het IOS zijn, en er zit een formulering bij en er zit een cultuur in en weet ik veel, en dat moet ik allemaal vragen, er zit heel veel vragen bij.”
8a KM:
“Dat je met z’n allen ook als je dus een team bent dat je ook met z’n alle samen, samen binnenhaalt, samen doet, samen zorgt, kijk iedereen doet een ander ding. Maar het idee is wel dat je met z’n alle opdrachten binnenhaalt. En als de een nou het land in gaat en de ander netjes de telefoon opneemt en de volgende zorgt dat iedereen z’n formulieren krijgt je bent allemaal bezig op die opdrachten binnen te halen.”
8b KM:
“Nou ik denk dat de meeste mensen hier op kantoor een bouwpakket voorgeschoteld krijgen. Ik geef wel aan van zo moet het, maar ik weet ook van mensen die hier vertrokken zijn, als je nog niet kon zwemmen dan leer je het hier wel. Als je het hier niet leert dan leer je het waarschijnlijk nergens. (…) Want ik geef wel het kader aan en ik help ook wel als het niet kan, net als met dit, (…) maar dat is net als met lego, je krijgt er ook nog wel een bouwplaat bij. (…) Maar je moet het wel zelf kunnen, en dan bedoel ik niet als je het al moet kunnen als je hier komt want heel vaak is het dan de uitdaging niet meer. Je moet ook jezelf willen ontwikkelen, dus het is niet zo dat je hier alleen maar kan komen werken als je het allemaal al weet. Je mag het best ook nog wel gaan doen, maar het is wel, je krijgt wel de ingrediënten en ik wil ook wel met je kijken naar de bouwplaat, naar de tekening en de handleiding, maar, dat is met het keurmerk ook, je moet ‘m wel zelf in elkaar zetten.”
8c DOC:
“Dat komt heel strak en als een echt instituut over.”
DOC:
“Het is een beetje te gestructureerd geraakt. (…) Ik vind dat er meer vaagheid in mag. (…) Meer omdat vaagheid soms ook creativiteit in de hand werpt.”
8d DOC:
“Überhaupt zoals jij bij mij was ((referentie naar observaties)), vind ik prima als dat onderling gebeurd, gewoon maar eens een keertje bij elkaar mee neuzen, van hoe doe jij dat nou. (…) Ik ben geen beginnertje meer in trainingen geven, maar het wil niet zeggen dat ik alles weet, dus daarom vind ik die onderlinge uitwisseling belangrijk.”
DOC:
“Er moet een coach zijn, dus iemand die ze op de werkvloer begeleid. Er moet een soort intervisie zijn, ik vind dat er controle op mag zijn. Ik vind het allemaal te vrijblijvend, als ik mijn werk niet doe, eigenlijk is het afhankelijk van mijn integriteit in hoeverre dat wel of niet gebeurd ik vind dat je dat als organisatie uit handen moet geven.”
DOC:
“Of ik behoefte heb aan aanvulling, qua lesstof nee, qua lesmethode zou ik nog wel eens wat meer willen weten. (…) omdat ze veel om coaching vragen, kleine vraagstukken waar ze mee zitten om daar meer aandacht aan te geven, we hebben wel een intervisie methode, maar ik merk dat sommige vraagstukken moeilijker zijn dan dat we ze klassikaal kunnen behandelen. (…) kennis waar ik te weinig handvaten voor heb om er voor de persoon een duidelijk overzicht van te maken. Die (vaardigheden, CDG) zou ik wat meer gepolijst willen hebben. (…) Met een coaching groep, hoe pak je dat nou aan. (…) Nu merk ik omdat ik de lesstof moet aanbieden en ik daar sta als de docent dat ik dan de verantwoordelijkheid heb om dat ding te doen, terwijl je soms merkt dat de hele groep nog helemaal niet toe is aan die lesstof. En dan merk ik dat ik net die vaardigheid mis om te zeggen, weet je wat, we gaan gewoon nog eens met elkaar praten en luisteren. Dat is een omslagpunt waar ik zelf een beetje tegenaan loop. En als ik vraag aan het IOS, joh, ik zit met deze groep en die kan amper met elkaar communiceren mag ik dat? Ja tuurlijk! Maar dan nog moet ik zelf die vaagheid scherper hebben.”
8d DOC:
“Er wordt naar mijn gevoel niet goed omgegaan met datgene wat er niet goed gebeurd. Wat bedoel ik daarmee, op het moment dat ik in *PLAATS* kom en er zijn twee trainers mij voor geweest met het geven van een training en ik hoor alleen maar negatieve signalen, dat kan, dat zal mij ook gebeuren, dan zou ik het goed vinden wanneer dat ten alle tijden wordt teruggekoppeld op een goede manier met de trainer die het betreft. En dat er ook wordt gestreefd naar dat het een volgende keer niet meer voorkomt. En zulke openheid is er niet. Ik hoor een klacht van een trainer, dan zou ik dus inderdaad of die trainer zelf moeten kunnen aanspreken of ik zou, zonder het idee te hebben van nu ga ik roddelen, naar iemand toe moeten kunnen stappen (…) van dat dat heb ik vernomen, heel feitelijk. Nou aan hem of haar de taak om dat op te gaan pakken. En dat is er niet, waardoor er te weinig wordt gedaan met een stukje ontevredenheid over een product. (…) Ik krijg maar al te vaak te horen, we willen een vervolgtraining, maar we willen alleen maar jou, we willen een thema-avond, we willen alleen maar jou. We willen niet die, niet die, we
willen jou. Zo mag het niet zijn vind ik. Je moet er als organisatie naar streven dat iedereen inzetbaar is. Dat er verschillen zijn is heel logisch, (…) maar streef er vervolgens als organisatie naar dat ik op die manier wordt bijgewerkt, geschoold of een workshop volgen, dat ik dat wel kan. Daar ligt nog wat, (…) dus deskundigheidsbevordering, daar ontbreekt het nog aan, iedereen komt binnen met zijn eigen pakketje. Je wilt iedereen als maar laten groeien en dat je soms zelf doen, maar daar kan je als organisatie ook invloed op uitoefenen. En daar wordt voor mijn gevoel nog niet genoeg mee gedaan. (…) Het basisproduct moet goed zijn en dat toefje erop (iemands specialiteit, CDG) is alleen maar heerlijk.” 10a COO:
“Zoekt het nieuwe denk ik zeker, als er wat nieuws is dan zullen ze het zeker laten weten, dat vind ik heel prettig dat je de nieuwtjes wel meekrijgt.”
10b COO:
“Je krijgt altijd de kans om iets in te brengen. Of als je zegt heb je misschien een cursus voor dit of dit, dan zijn ze altijd bereid om daarover na te gaan denken. Of er iets is waar zij op aan kunnen sluiten.”
COO:
“Nou zeker met wat betreft die stichting ik heb heel veel adviezen en tips van *NAAM* gehad, en je hoop ook dat het kan blijven zo. Qua opleiding, ik heb begrepen dat SPW-3 ook een groep van IOS kandidaten gaat opstellen, dat zou wel mooi zijn,(…) dat soort dingen vind ik wel prettig, ik wil graag coördinatortraining hebben, nou daar is d *NAAM* ook mee bezig om toch een groepje in *PLAATSA* te krijgen, anders zou ik naar *PLAATSB* of naar *PLAATSC*, moeten, ja niet erg, ik zou het er wel voor over hebben maar liever natuurlijk in je eigen stad, maar dat soort dingen vind ik wel prettig dat er in ieder geval wordt gekeken of er de mogelijkheid voor is. (…) maar dat je weet, dat ze toch een beetje de mensen heel erg tevreden proberen te stellen, (…), ik was super blij natuurlijk, het scheelt een hoop tijd, ze denken ook wel met de mensen mee, dat moeten ze ook wel blijven doen, dat is ook wel het voordeel van dat ze klein zijn.”
11a COO:
“Ze hebben veel meer te leren, werkstukken.”
COO:
“Ik denk dat het ondertussen wel gegroeid is, het is wel een stukje volwassener geworden als toen ik die eerste keer ermee in aanraking kwam. Toen was het volgens mij nog echt een lerende organisatie, dat ze nu een duidelijke vaste voet hebben gekregen binnen het segment waarin ze opereren, dat dat wel al een stuk steviger staat, maar de finishing touch ontbreekt hier en daar nog wel eens.”
12a DOC:
“Dat docenten zich vrij voelen om het (de lesstof, CDG) op een manier aan te reiken wat het beste past bij hun, ik heb het gevoel dat dat ook wel gebeurt die ruimte is er, alleen vind ik het altijd jammer dat we elkaar niet meer vertellen over die methodes. Want zoals ik het doe is een manier, maar er zijn wel honderd manieren. En we zijn nu met zes docenten dus je kunt er eigenlijk wel vanuit gaan dat het minstens zes manieren zijn, want niemand is gelijk. En hetgeen wat ik dan af en toe mis, (…) om inderdaad elkaar meer aan te reiken en te vertellen over hoe jij dat doet, want dan kun jij me wellicht nog iets van iets waar ik niet op zou zijn gekomen, iets wat niet zo zeer past bij mijn persoon. Maar waar ik wel heel graag iets in zou willen leren. Ik probeer cursisten bewust te maken van hetgeen ze allemaal al in huis hebben. En dat ze mekaar met name daarin kunnen steunen, dus door datgene waar je allemaal goed in bent en wat je allemaal weet te vertellen aan die ander, want daar wordt die ander alleen maar rijker van, zeker als die ander dat ook aan jou vertelt. Dan krijg je een totaal pakketje. En voor mijn gevoel heeft men nog steeds de neiging heeft om het allemaal wat binnen de eigen toko te houden, (…) en in dat opzicht was dat laatste stukje van de docentenvergadering zo leuk. Waarop we nu, (…) alle opdrachten die we doen met cursisten punt voor punt gaan evalueren.”
12b KM:
“Ik denk dat de manier waarop we zo bezig zijn dat bijvoorbeeld niemand bijhoudt hoe ze ons kennen, dan adverteren we ook vaak in een paar bladen (…) waarvan je denkt dat het nergens op slaat, niemand houdt bij of de mensen die bellen hoe die ons kennen, of er überhaupt wel een soort van respons op komt, en op zich zijn we misschien inderdaad niet gewend om commercieel te denken. Geen commercieel beleid. We zijn natuurlijk met veel meer bezig, marketing taken, daar zijn we gewoon niet zo handig in, er is niemand die echt hier verstand heeft van marketing, (…) maar echt een commercieel beleid, of iets wat daarop lijkt, een advertentiebeleid, media beleid, ja, er is niemand die daar echt eens over nadenkt. Dus ik denk dat dat verkopen nog misschien wel een puntje zou kunnen zijn, we moeten wel oppassen met het imago inderdaad, aan de ene kant wil je dat mensen gewoon opleiden, maar (onverstaanbaar, CDG) bij de organisatie kunnen aankloppen voor advies waar dat helemaal niets kost.”
12c DOC:
“Ik denk dat het IOS een goed marketingplan mist. (…) maar dat er duidelijk een keertje ondernomen moet worden van oké waar ligt de markt wat zijn er nog meer voor mogelijkheden, en waar kunnen we de vaardigheden het team nog meer in zetten. Kijk ik ga ervan uit dat over twee drie jaar de meeste schoolorganisaties toch gekozen hebben voor of zelf of voor uitbesteden, die uit te besteden organisaties moeten natuurlijk ook geschoold worden, dus hoe zijn de contacten daar bijvoorbeeld. (…) Ik heb even een niet directer idee maar ik ga ervan uit dat er daar toch wel een toekomst gedachte moet zijn, en dat mis ik op dit moment. Informatie daarover.”
12d KM:
“Ik denk dat we met elkaar er eens heel goed over moeten praten waar we met deze organisatie heen willen. En dat zou dan de duidelijkheid zijn en tegelijkertijd ook de doelgerichtheid. Als organisatie zijnde waar willen we heen, wat willen we zijn, wat willen we voor de buitenwereld zijn, wat voor een partner willen we zijn voor schoolbesturen, coördinatoren, kinderopvanginstellingen. En dan, als je die duidelijkheid hebt, hoe ga je daar doelgericht aan werken.(…) Ik denk toch het werken aan uitstekende bereikbaarheid en het werken aan meer duidelijkheid, duidelijkheid voor onszelf, voor de docenten, voor anderen mensen ook.”
12e COO:
“Ik zou eigen willen aanraden om meer bekendheid te geven. Gewoon omdat ik denk dat heel veel scholen niet eens weten dat die mogelijkheid tot het volgen van cursussen er is. Ik denk dat heel veel scholen en niet van op de hoogte zijn, dat daarvoor nu heel veel scholen hebben gezegd stop het maar bij een stichting. Wat dus heel veel onrustig heeft veroorzaakt. Ik was ook niet op de hoogte van het IOS hoor. Die twee dames hebben uitgezocht wat voor mogelijkheden je allemaal hebt en die kwam bij het IOS omdat dat gericht is op de tussenschoolse opvang. Zo zijn we bij het IOS gekomen.”
12f KM:
“Met de tussenschoolse opvang dat zal wel zo blijven dat we dat doen (…) En als het straks een eigen functie is dan zal je misschien ook nog wel meer vrouwen aan gaan trekken voor wie het wel het eindniveau is. (…) De trainingen zal ook zo blijven, en dat zal ook blijven bestaan want er zijn altijd weer moeders die ermee ophouden dus er komen altijd weer nieuwe. Dat gaat niet over. Wat er wel bijkomt, (…) de ontwikkeling van buitenschoolse opvang, (…). Dus nu die voor- en naschoolse opvang weer in beeld zijn, is dat ook iets wat wij weer als IOS gaan oppakken. (…) Ik weet heel zeker dat wij daar op dat punt ook trainingen zullen ontwikkelen. (…) Dus dat is gemaakt voor de toekomst, maar voor de anderen voor de BSO kunnen we een pakket aan trainingen ontwikkelen. Waar ook weer hele andere dingen in zitten als bij TSO.”
DOC:
“Met die voor en naschoolse opvang, uitbreiding van het trainingsaanbod.”
12g KM:
“Ik denk dat dit verbeterd kan worden, netjes en beleefd, vooral eigenlijk in het afhandelen van mailtjes, dat het net ietsjes sneller kan, of telefoontjes. (…) Wat ik echt een puntje vind wat verbeterd moet worden is de bereikbaarheid voor de trainingen. Daar wordt aan gewerkt. Dat is echt wel een puntje, zo vaak wordt daarover gebeld dat ik daar zelf helemaal gek van wordt. (…) en dat kunnen we allemaal uitleggen, maar dat kost heel veel tijd en boze vrouwen. Dat kan denk ik wel iets anders.”
KM:
“Ik denk dat deze soms beter kan. (Altijd op tijd) Soms reageren we gewoon te traag. Soms kan het niet omdat mensen voor een deel parttime werken of we zijn nog met andere dingen bezig.”
12h DOC:
“Het kan zijn dat ze een keer binnenstappen bij een docent en dat ze meelopen en weten hoe het gaat in de praktijk. Ze hebben nu theorie, ze weten hoe het gaat in het vak, maar in de praktijk een keer meelopen, dat lijkt me handig (…). Dat je weet oh zo gaat het in die wereld of zo. (…) Ja en dat is te plannen. En dat heeft ook te maken met de hoeveelheid werk wat ze hebben, maar dat kunnen je plannen. (…) En dat hoeft niet uitgebreid, maar gewoon dicht bij huis, stel voor je woont in Leiden, nou in die buurt daar even voordat je naar kantoor gaat, even binnen stappen bij, even een afspraak maken, even neuzen hoe het gaat en dan weer terug. Lijkt mij nuttig voor de docent en voor degene van de administratie van kantoor, ook wel helder, toch ook leuk om zo mee te maken.”
12i COO:
“Heb je een groot gebouw met veel mensen dan snap ik dat je niet van alles afweet, maar als je met z’n vijven of zessen bent, je kan niet van alles alles weten, maar zeker als je aan de telefoon zit dan moet je toch weten hoe of wat, en waar je iemand naar door moet verwijzen. Dat vind ik er nog wel aan ontbreken.”
13a KM:
“Het is opleiding en training dus ze komen binnen met het idee dat het gaat over hun ontwikkeling, daar komen ze voor. Maar er is natuurlijk veel meer aan de hand, zeker bij de opleiding dan zijn ze 37 weken bij elkaar een hele dag in de week, met dezelfde groep en een vaste docent, met allerlei vakken die lagen raken bij ze, waar ze helemaal niet op voorbereid waren toen ze kwamen. (…) Er komen hele diepe lagen boven bij een vak als spel bijvoorbeeld, dat zou je in eerste instantie niet denken, maar zo is het wel. En dan gaat het ook ineens over hoe ze opgevoed zijn, over hele intieme dingen, of hoe veilig het was vroeger, dat soort dingen. En het gaat ook allemaal over zelfbevestiging. Want heel veel vrouwen behoren tot de categorie, getrouwd, kinderen gekregen, bewust opgehouden met werken, en ze hebben, ondanks dat dat het verhaal is en ze heel zelf bewust zijn, zijn ze dat tegelijkertijd niet. Want in de overblijf lopen die leerkrachten gewoon door ze heen want ze zijn maar moeder (volgens die leerkrachten, CDG). En thuis is het ook zo geworden dat de kinderen en de man voor gaan en ze zijn voor niemand meer gesprekspartner en door die opleiding worden ze dat in eens wel, niet omdat ze ineens slimmer zijn dan daarvoor, maar ze gaan ook weer huiswerk maken, dus die kinderen hebben zoiets van, hè mam, ze moeten werkstukken op de computer maken ze worden voor die kinderen ineens een hele andere gesprekspartner, of ze moeten leren vergaderen en dan zegt er een van, ik heb het er nog even met mijn man over gehad, want dat doe jij toch ook altijd op je werk, van hoe gaat dat nou met dat vergaderen. Dus er gebeuren ook ineens hele andere dingen, minstens een
kwart komt na de herfstvakantie terug met geverfd haar en een nieuw blazertje. Het gaat ook over empowerment, het gaat ook over zelfvertrouwen, ze groeien, niet omdat ze daarvoor niets waren, maar ineens komen alle andere terreinen waarin ze zich onzeker voelen, ook al deden ze hun best en hun taak, komen ineens weer op dat niveau, maar beroepsmatig bezig zijn is toch ook weer een hele andere dimensie van mensen.(…) Ja, en ze denken toch eerst dat het gaat zoals vroeger op de middelbare school of de lagere school, dat het gaat in de zin zoals rekenen en taal, enzovoorts. Ver van mijn bed show. Zo is het niet. INT: KM:
En hoe is het dan wel? Nou zoals jij net zei bij die plaatjes, het is niet goed of fout. Het is jouw visie, het is niet mijn visie, het is niet zo dat ik een visie ga vertellen en de volgende keer ga overhoren of je visie goed is. Jij moet erover nadenken. Daarom wordt er eerst zes weken aan visie gewerkt per alle zes de vakken een keer, wat uiteindelijk één groot verhaal wordt en natuurlijk is het een stukje kennis, maar niet dat je het gaan overhoren, het is natuurlijk een stuk observeren, je krijgt handvaten om te observeren, maar jij bent het. En jij moet communiceren, jij moet met collega’s, coördinatoren en leerkrachten communiceren, jij moet met kinderen communiceren. Jij moet opvoeden, jij moet zorgen enzovoorts.
INT:
Ze komen binnen met ik ga mezelf ontwikkelen, net zoals vroeger op school. Zouden ze aan het einde van de opleiding wel het gevoel hebben van goh ik ben wel beter in mijn schoenen gaan staan daardoor.
KM:
Absoluut, helemaal, dat weten ze allemaal en ze kunnen het ook allemaal vertellen, je ziet het ook, je ziet het gebeuren. Je ziet door de loop van het jaar, zij komen alles vertellen, ik heb het niet bedacht, zij komen ons vertellen wat er buiten die cursusruimte allemaal met ze gebeurt, niet alleen dat geverfde haar en het blazertje, maar ook dat ze iets leren en dan zeggen ze dat ga ik eerst eens even thuis, op mijn kinderen uitproberen. (…)En als het diploma-uitreiking is, je ziet het, ze zijn gegroeid, ze krijgen een diploma, soms de eerste keer in hun leven. (…) Hoe gek dat misschien ook klinkt, het is ook, ik weet niet hoe ik dat moet zeggen, maar het is heel vaak ook nog beter geworden in hun relatie en met hun gezin.”
13b DOC:
“Als het over de eenjarige opleiding gaat krijgen ze wel echt zelfvertrouwen, dat is iets wat ik ze echt mee kan geven, ook de mogelijkheid om zichzelf verder te ontwikkelen. (…) Maar ik merk gewoon dat er aan het begin van het jaar mensen zijn die amper wat durven te zeggen, en aan het einde van het jaar is bijna heel de organisatie overhoop gehaald. En die merken uiteindelijk ook dat ze daar in hun team waardering voor kunnen krijgen. (…) Ja, helemaal dat het gericht is op de professionalisering, en dat er ook afspraken over gemaakt kunnen worden en dat ouders die afhankelijk zijn van de overblijf een keuze kunnen maken tussen de al bestaande overblijf, geprofessionaliseerd en wel, of via kinderopvangorganisaties wat vaak fiks duurder is. Vroeger werd daar toch wat op neer gekeken.”
DOC:
“Dat denk ik dan, het is zo van, zo’n tussenschoolse opvang neemt zichzelf serieus en die gaan iets doen aan scholing en gaan inkopen bij het IOS en gaan ze bij een serieus instituut een cursus inkopen. Zo gaan ze dan echt beginnen, we gaan een cursus doen en daar gaan we iets leren. Wij gaan leren, allerlei moeilijke woorden en hoe we om moeten gaan met kinderen met moeilijk gedrag. Maar dan is het nog heel erg buiten zichzelf. Dat merk je wel. Het komt niet bij jezelf. Je hebt die moeilijke kinderen en daar ga je leren hoe je daar mee om moet gaan. Maar in zo’n training gaat het natuurlijk ook over jezelf heel erg. Je moet heel erg naar jezelf kijken, en je krijgt ook opdrachtjes dat je zelf iets moet. Dat is waar ze dan achter komen, dat je bezig bent met jezelf te ontwikkelen. (…) En dat is wat mensen uiteindelijk ook heel erg op prijs stellen, maar zo komen ze in eerste instantie niet binnen. Heb ik het idee.”
14a DOC:
“Rommelig, nou ik vind dat ik regelmatig achter dingen aan moet. Hoe zit dat nou en ik heb daar nog niets van gehoord, dat ik daarvoor op moet bellen. Dan gaat opeens een training niet door van woensdag terwijl ik dat dinsdag hoor, dat soort dingen, dat vind ik dus niet netjes, dat vind ik rommelig. (…) Ik wil minimaal een week van tevoren weten waar ik aan toe ben. Minimaal, eigenlijk twee weken van tevoren. Dat betekent dat ik mij mentaal ga voorbereiden, dat ik dan ga kijken naar het materiaal, twee weken van tevoren, dan ga ik nadenken, dan en dan begin ik, wat heb ik daarvoor nodig, inhoudelijk, praktisch, heb ik de adressen, moet ik contact met hun opnemen, dan begint voor mij zo’n traject. Dat betekent dus dat je dan hier eerder met dat werk klaar moet zijn.”
14b COO:
“Dat denk ik wel, als je gewoon zorgt dat je een e-mailtje beantwoord, of zorgt dat je de certificaten naar de goede school stuurt, of dat ze de goede certificaten opsturen. En dat ze dan toch nog zoiets hebben van oké het is gebeurd.”
INT:
“Is dat een normale of een rare situatie, hoe zie je dat?”
COO:
“Ik zie dat wel als negatief eigenlijk, want ik vind dat dat eigenlijk niet hoort, ik vind dat je gewoon moet zorgen dat je de goede certificaten naar de goede school stuurt. Met de goede namen en voorletters er op. Ik heb het idee dat ze dan zoiets hebben van nou ja oké het is gebeurd prima, verscheur ze maar, ik stuur wel weer nieuwe.”
INT:
“Niet dat het de volgende keer niet meer zo zou gaan?”
COO:
“Nee, die indruk heb ik niet, maar dat weet ik dus weer van die cursus in *PLAATS* die toen gegeven is, die meiden die daar naar toe geweest zijn, die hebben bijna drie maanden op hun certificaat moeten wachten.”
COO:
“Ik heb bij *NAAM* al een keer aangekaart dat ik een aantal keren gebeld vanwege certificaten die gestuurd moeten worden en dat is eigenlijk een beetje chaotisch verlopen en dat vind ik eigenlijk geen goede reclame voor een bedrijf. Certificaten die
verkeerd waren, te laat kwamen, als je dan terug belt dan weten ze niet waarvan, dan werken bepaalde mensen alleen op dinsdag. Dat komt in eerste instantie een beetje amateuristisch over.” 26a COO:
“Denk eens na over een heel stevig programma hiervoor (trainingen), waar je echt met het gevoel vandaan komt van hier kan ik iets mee, want de mensen die daar komen zijn de ècht geïnteresseerde overblijfkrachten. Je leert op verschillende manieren en je geheugen werkt op verschillende manieren, je kan iets lezen, je kan iets horen, en als je ook nog iets doet, dan zit het op drie manieren in je geheugen gestampt dan raak minder snel kwijt, plus dat voor heel veel mensen die ervaring nog de grootste leermeester is, dat is heel belangrijk om op een of andere manier die ervaring in te bouwen.”