Bijlage 1 Overweging zandwinning Den Helder Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Den Helder (Noord-Holland)
Directie Regionale Zaken Vestiging West Herman Gorterstraat 55 3511 EW UTRECHT Postbus 19143 3501 DC UTRECHT www.minlnv.nl T 070 888 32 00 F 070 888 32 50
Datum 28 april 2011 Bijlage nummer
Onze referentie DRZW/2011-203634
1
Horend bij Datum Onze referentie
28 april 2011 DRZW/2011-203634
Bijlagen -
Contactpersoon
DE AANVRAAG Rijkswaterstaat Noordzee vraagt een vergunning aan op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998) voor zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Den Helder. Rijkswaterstaat voert sinds 1990 in het kader van het kustbeleid jaarlijks zandsuppleties uit op en vlak voor de Nederlandse Noordzeekust. In dit geval betreft de zandwinning winkavel Q2D. De vooroeversuppletie zal plaatsvinden ter plaatse van Den Helder van km. raai -0,2 tot en met km. raai 2,3. De te suppleren hoeveelheid zand betreft 3.500.000m3. Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteiten wordt kortheidshalve verwezen naar passende beoordeling behorend bij de aanvraag.
WETTELIJK KADER Natura 2000-gebieden In relatie tot de betrokken Natura 2000-gebieden zijn in deze relevant de artikelen 19d (lid 1), 19e, 19ia en het artikel 19f (lid 1) van de Nb-wet 1998. Natuurmonumenten In relatie tot het betrokken natuurmonument zijn relevant de artikelen 60, 10a (lid 1 en lid 3) en artikel 15a (lid 2) van de Nb-wet 1998 De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder ‘wet- en regelgeving’.
BELEID Nota Ruimte In zijn algemeenheid is het ruimtelijk beleid voor de VHR-, Nb-wet- en EHSgebieden gericht op het behoud, herstel en de ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied. De wezenlijke kenmerken en waarden zijn de actuele en potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen voor het gebied. Het gaat daarbij om: de bij het gebied behorende natuurdoelen en -
Pagina 1 van 6
*PDOC01/203634*
PDOC01/203634
kwaliteit, geomorfologische en aardkundige waarden en processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde. De bescherming van de wezenlijke kenmerken en waarden vindt plaats door toepassing van een specifiek afwegingskader, het zogenoemde «nee, tenzij»-regime. In de Nota Ruimte is voor de Noordzee de volgende doelstelling geformuleerd: waarborging van de veiligheid tegen overstromingen vanuit zee met behoud van (inter)nationale ruimtelijke waarden, waarbij de gebiedsspecifieke identiteit een belangrijke kernkwaliteit is. De volgende opgaven staan centraal: integraal kustbeheer, begrenzing en bescherming kustfundament, introductie strategie voor beheer zandige kust en het op sterkte hebben en houden van de zeewering. Voorop staat waarborging van het dynamische zandige kustsysteem als drager van alle functies. De prioriteit ligt daarbij op het behoud en de ontwikkeling van veerkracht en natuurlijke dynamiek, met respect voor de morfologische en ecologische processen. Deze aspecten zijn bepalend voor de toelaatbaarheid en inpasbaarheid van andere functies. Voor de toelaatbaarheid en inpasbaarheid van andere functies dient een stappenschema te worden doorlopen, waarbij nut en noodzaak van nieuwe activiteiten op zee met significante ruimtelijke en/of ecologische consequenties aangetoond dient te worden, tenzij activiteiten in deze nota expliciet worden toegestaan of door vigerend rijksbeleid worden gestimuleerd. Het stappenschema is nader uitgewerkt in het IBN 2015.
Directie Regionale Zaken Vestiging West
Datum 28 april 2011 Onze referentie DRZW/2011-203634
Winning van zand in de Noordzee is van nationaal belang en mag alleen plaatsvinden zeewaarts van de doorgaande NAP -20m dieptelijn. De bestaande zandvoorraden in de kustzone (landwaarts van de doorgaande NAP -20m dieptelijn) en het dynamische karakter daarvan moeten behouden blijven. Nadere voorwaarden voor de winning van bouwstoffen zijn opgenomen in het RON2. In de nota worden ook de Zwakke Schakels in de kust genoemd welke moeten worden aangepakt. Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (hierna: IBN 2015) Het IBN 2015 vervangt de in 1999 verschenen Beheersvisie Noordzee 2010. Binnen het plan wordt onder andere een afwegingskader ontwikkeld dat duidelijkheid schept over de (on)mogelijkheden van initiatieven voor toekomstig gebruik op de Noordzee. In relatie tot de binnen het gebied aanwezige biodiversiteit en de regulering van het menselijk gebruik van het gebied wordt vanuit het beheerplan Noordzee het volgende gesteld: “Bij de vergunningverlening voor het ontplooien van economische activiteiten op zee wordt gestreefd naar het zo veel mogelijk beperken van effecten op het ecosysteem. Afhankelijk van de omvang van een activiteit geldt een m.e.r.-plicht, waarbij onderzoek naar effecten op het ecosysteem een belangrijk onderdeel is. Op basis hiervan worden, indien nodig, beperkende maatregelen getroffen. Ook bij activiteiten die buiten de m.e.r.-plicht vallen, worden natuurvriendelijke technieken voorgeschreven. […]. Als een activiteit negatieve effecten heeft, moeten deze eerst met maatregelen beperkt (gemitigeerd) worden.[…]” Met betrekking tot de kustlijnzorg wordt in het IBN 2015 gesteld: “Het hoofddoel van de kustlijnzorg is de veiligheid van primaire waterkeringen in het kustgebied te waarborgen. Dit doel wordt geacht te zijn bereikt als de kustlijn wordt gehandhaafd […] de basiskustlijn en de zandbalans in het kustsysteem dienen gehandhaafd te worden: het kustsysteem als geheel mag structureel geen zand verliezen. Daarom mag binnen de doorgaande NAP –20 m lijn geen zand
Pagina 2 van 6
worden gewonnen. In de Nota Ruimte en het regionaal Ontgrondingenplan Noordzee (RON 2) is deze doorgaande NAP –20 m lijn verankerd als zeewaartse begrenzing van het kustfundament. De doorgaande NAP -20 m lijn + 2 km geldt als begrenzing voor diepe zandwinning.”
VERGUNNINGPLICHT De aangevraagde activiteiten vinden plaats in of nabij de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone en Duinen Den Helder-Callantsoog.
Directie Regionale Zaken Vestiging West
Datum 28 april 2011 Onze referentie DRZW/2011-203634
Het gebied Duinen Den Helder-Callantsoog is ook onder de Nb-wet ’67 aangewezen als beschermd natuurmonument. Ik stel vast dat de aangevraagde activiteiten mogelijk de natuurlijke waarden en kenmerken van de bovengenoemde beschermde Natura 2000-gebieden kunnen aantasten. Om die reden ben ik van mening dat de voorgenomen activiteiten als vergunningplichtig onder de Nb-wet 1998 dienen te worden aangemerkt.
KANS OP SIGNIFICANTE EFFECTEN Beheerplan In dit geval kan vastgesteld worden dat ten aanzien van de voorgenomen activiteit, op het moment van besluitvorming, geen beletsel voortvloeit uit enig beheerplan op basis van de Nb-wet 1998. Geen beheer, project De voorgenomen activiteit vormt een project dat geen direct verband heeft met of nodig is voor het beheer van het betrokken Natura 2000-gebied. De voorgenomen activiteit is voorts nog niet eerder beoordeeld in het kader van de Nb-wet 1998. Mogelijk significante gevolgen Op grond van artikel 19f, lid 1, van de Nb-wet 1998 in combinatie met artikel 19g, lid 1, van de Nb-wet 1998 dient een passende beoordeling aangeleverd te worden door de initiatiefnemer. Het Europese Hof van Justitie heeft in haar uitspraak van 7 september 2004 aangegeven dat een passende beoordeling slechts dan achterwege kan worden gelaten, indien op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat uitvoering van de werkzaamheden afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor dat gebied. In dit geval kunnen dergelijke gevolgen niet bij voorbaat uitgesloten worden. Ik concludeer dat een passende beoordeling vereist is. U heeft een dergelijke passende beoordeling bij uw aanvraag gevoegd. In het onderstaande volgt mijn beoordeling van uw effectenanalyse en conclusies. De gevraagde vergunning kan slechts verleend worden, indien ik mij ervan heb kunnen verzekeren dat de beschermde waarden van het desbetreffende gebied niet aangetast zullen worden.
BESCHERMDE NATUURWAARDEN De diverse beschermde waarden van de betrokken Natura 2000-gebieden alsmede de wezenlijke kenmerken en waarden van het betrokken natuurmonument staan vermeld op www.rijksoverheid.nl (‘Onderwerpen’ > ‘Natuur’ > ‘Natura 2000’).
Pagina 3 van 6
Ik merk op dat de betrokken Natura 2000-gebieden het betrokken natuurmonument volledig omsluiten. Omwille van inzicht in de wezenlijke kenmerken en waarden waarvoor dit natuurmonument is aangewezen (deze waarden maken immers sinds de inwerkingtreding van de Nb-wet 1998 deel uit van het betrokken Natura-gebied) worden deze, voor zover relevant, inhoudelijk meegenomen in de onderstaande beoordeling.
Directie Regionale Zaken Vestiging West
Datum 28 april 2011 Onze referentie DRZW/2011-203634
Selectie van relevante natuurwaarden In relatie tot de betrokken Natura 2000-gebieden blijkt uit de bij de aanvraag aangeleverde documentatie dat op de volgende habitattypen- en soorten mogelijk effecten kunnen optreden: H1110B Permanent overstroomde zandbanken (Noordzeekustzone), H1140A Slik- en zandplaten (getijdengebied), H1140B Sliken zandplaten (Noordzeekustzone), H1351 Bruinvis, H1364 Grijze zeehond en H1365 Gewone zeehond. Voor wat de beschermde vogelsoorten van dit gebied betreft, zijn in de passende beoordeling de navolgende vogelsoorten in dat kader geselecteerd: Eider, Bontbekplevier, Strandplevier, Dwergstern, Roodkeelduiker, Parelduiker, Aalscholver, Toppereend, Zwarte zee-eend, Drieteenstrandloper, Steenloper, Dwergmeeuw, Grote Stern, Visdief, Noordse Stern, Fuut, Brilduiker, Middelste Zaagbek. Met betrekking tot de in de passende beoordeling geselecteerde beschermde habitattypen en soorten, merk ik deze als volledig en juist aan.
PASSENDE BEOORDELING Habitattypen Doordat de zandwinlocaties zich buiten de Natura 2000-gebieden bevinden zijn directe effecten als gevolg van de winning op de beschermde habitattypen uitgesloten. Secundaire effecten, veroorzaakt door bijvoorbeeld bedekking met sediment afkomstig van de winningactiviteiten wordt gelet op de afstand tot de habitattypen eveneens niet aannemelijk geacht. Het transport naar de suppletielocatie vindt plaats via de bestaande transportroute. Effecten als gevolg van de stikstofdepositie zijn uitgesloten. De suppletie wordt tegen de geulwand uitgevoerd. Omdat er alleen onderwater wordt gesuppleerd is er geen sprake van oppervlakteverlies of kwaliteitsverlies van H1110B. Omdat de suppletie geheel op habitattype H1110B wordt uitgevoerd, zal habitattype H1140B niet worden bedekt of op andere wijze worden aangetast. Het is niet bekend hoe lang het zand op de juiste plek blijft liggen. Daarom zal de morfologische ontwikkeling op de suppletielocatie van Den Helder de aankomende jaren op basis van de Jarkus-metingen gevolgd worden. Deze metingen zullen met name informatie geven over hoe lang het zand op de suppletielocatie blijft liggen. Deze metingen vinden plaats in het kader van het Deltaprogramma kust. Habitatsoorten Door de winningactiviteiten is het mogelijk dat er effecten optreden zoals verstoring op de foeragerende Bruinvissen en zeehonden. Deze activiteiten vinden echter ver van de kust op een relatief kleine locatie plaats. Hierdoor zijn effecten op rustende, zogende en verharende zeehonden uitgesloten. Vanwege het grote voorkomensgebied (hele Noordzee), de lage dichtheden en het mobiele karakter van deze dieren worden tevens effecten op de Bruinvis uitgesloten.
Pagina 4 van 6
Effecten van het transport op de Gewone en Grijze zeehond zijn uitgesloten, mits een afstand van 1200 meter wordt gehouden tot aan de rustende zeehonden op de Razende Bol (met name de oostpunt); zie voorschrift 9. Vogelsoorten Vanwege de lage dichtheden nabij de transportroutes worden effecten op foeragerende overwinterende vogels uitgesloten. Negatieve effecten op overwinterende vogels worden eveneens uitgesloten door de verspreiding over een groot oppervlak, de grote mobiliteit, de korte verblijfsduur en/of de (grote) afstand tot de broedkolonies en foerageergebieden. Effecten op soorten die zich dicht op en nabij het strand ophouden zijn uitgesloten, aangezien het hier een geulwandsuppletie betreft.
Directie Regionale Zaken Vestiging West
Datum 28 april 2011 Onze referentie DRZW/2011-203634
Natuurmonument-waarden Ten aanzien van de diverse flora en fauna zoals benoemd in het aanwijzingsbesluit van het betrokken natuurmonument merk ik het volgende op. Deze waarden vallen voor een zeer groot deel binnen de beoordeling van de effecten in relatie tot de betrokken Natura 2000-gebieden. Naar mijn mening voorziet de voorgaande passende beoordeling ook in een toetsing die, qua algemene aannames en mitigerende maatregel, gelding heeft voor de kenmerken en waarden van het betrokken natuurmonument.
CUMULATIE Op basis van artikel 19f van de Nb-wet 1998 dient bij vergunningverlening voor projecten of andere handelingen een beoordeling plaats te vinden van de cumulatieve effecten indien deze projecten of handelingen, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied. Ik heb hiervoor reeds geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteiten zelfstandig beschouwd, niet kunnen leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de betreffende Natura 2000-gebieden of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor de betreffende gebieden zijn aangewezen. Cumulatie van de effecten van verstoring van deze geulwandsuppleties met de andere suppleties in het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone is door de lokale aard en tijdelijkheid van de effecten niet aan de orde. Ik concludeer dat binnen de aangeleverde passende beoordeling een volledige en juiste cumulatie-toetsing is uitgevoerd.
AFWEGINGSKADERS BELEID Nota ruimte Aangezien in dit geval het afwegingskader van de Nota Ruimte het afwegingskader van de Habitatrichtlijn volgt, is met het doorlopen van het afwegingskader, zoals opgenomen in de Nb-wet 1998, materieel aan de vereisten van het afwegingskader van de Nota Ruimte voldaan. De winkavel waar de aangevraagde activiteit zal gaan plaatsvinden ligt zeewaarts van de doorgaande NAP –20m dieptelijn. De suppletie wordt door Rijkswaterstaat uitgevoerd in het kader van het kustbeleid. Het vormgeven van de uitvoering, handhaving en andere beheertaken in de Noordzeekustzone zal verder gestalte krijgen middels het Integraal Beheerplan Noordzee 2015.
Pagina 5 van 6
Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (hierna: IBN 2015) Met het doorlopen van de Nb-wetvergunningprocedure en het feit dat de winkavel waar de aangevraagde activiteit zal plaatsvinden zeewaarts van de doorgaande NAP –20m dieptelijn ligt, wordt aan de voorwaarden die aan deze activiteit gesteld worden in het IBN 2015, voldaan.
Directie Regionale Zaken Vestiging West
Datum 28 april 2011 Onze referentie DRZW/2011-203634
BESPREKING VAN DE INSPRAAK Naar aanleiding van deze aanvraag zijn, op grond van artikel 44, lid 3, van de Nbwet 1998, Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en de gemeente Den Helder in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. Ingevolge artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Faunabescherming, Productschap Vis, Stichting Duinbehoud, Stichting Noordzee, Stichting Wad, Landschap NoordHolland, Vogelbescherming Nederland, Waddenvereniging, Milieufederatie NoordHolland, Overlegorgaan Nationaal Park Duinen van Texel en Staatsbosbeheer District Texel in de gelegenheid gesteld tot het geven van een zienswijze betreffende de onderhavige aanvraag. Er zijn geen zienswijzen met betrekking tot deze aanvraag ontvangen.
CONCLUSIE Ik ben van mening dat de gevraagde vergunning onder voorschriften kan worden verleend.
Pagina 6 van 6