BIJLAGE 1 bij het Actieplan eGezondheid 2013 -2018 Voorstellen van actiepunten uit de vijf use cases.
De actiepunten werden gehergroepeerd in een coherente reeks afdelingen. Toch moet worden opgemerkt dat sommige punten raakvlakken hebben die deze indeling overstijgen. De snelheid waarmee de Ronde Tafel en het Actieplan tot stand kwamen, lieten niet toe om elk van deze – meer technische of concrete – punten ten gronde te bespreken. Over elk van deze actiepunten bestaat dus niet noodzakelijk een algemene consensus, maar ze vullen de essentiële punten uit hoofdstuk I aan en vormen zo een concreet uitgangspunt voor het uitvoeren van het actieplan. Het doel is dat ze de leidraad kunnen zijn bij het uitvoeren van de diverse deelprojecten. Het is logisch dat ze daarbij nog verder verfijnd of aangepast zullen worden.
Inhoudstafel
(met verwijzing naar de oorspronkelijke nummers en (in grijs) de essentiële actiepunten die geheel of gedeeltelijk werden opgenomen in het eigenlijke Actieplan)
Basisregels voor de overheid U1 U2 U3 U4 U5 U6 U7 U8 U9 U10 U11 U12 U13 U14 U15 U16
1.6.2. : Governance structuren 1.6.1. : Vertegenwoordiging eCare (en eHealth) 1.3.1. : Vrijstellen van competente experts 1.3.2. : Een softwareplatform per stakeholdergroep 1.1.5. : Monitoring voor de uitvoering van het Actieplan 1.1.2. : Audit van de volledige wetgeving 1.2.2. : Test Patiëntenrechten 4.1.2. : Een ‘KAFKA-‐test’ voor elk project (“Luc’s test”?) 1.1.3. : Maximaal aantal minuten administratie 1.1.4. : Objectief 0% encoderen 1.1.1. : Aanpassen incentives voor gebruik 1.4.1. : e-‐gezondheid opnemen in de basisopleiding 1.4.2. : e-‐gezondheid opnemen in de navorming
U17 U18 U19 U20
3.1.1. : Realisatie van een nationale terminologieserver 3.1.2. : Authentieke bronnen FAGG – AFNSP 3.1.3. : Standaarden KMEHR-‐Berichten 3.2.3. : Unieke identificatie / versleuteling van patiënten
2.1.1. : Veralgemeend gebruik Single Sign On 2.2.6. : Hosting van te delen gegevens gelinkt met Hub-‐MetaHub 3.3.1. : Standards pour l’hébergement des données de santé
Het ontwikkelen van de nodige standaarden
Het vergroten van de betrokkenheid van de patiënt
U21 U22 U23
1.2.3. : Toegang tot de gegevens door de patiënt 1.2.4. : Het Patiëntendossier 1.2.1. : Parate kennis en inzicht over e-‐gezondheid vergroten
Vlotter uitwisselen van gegevens tussen zorgverstrekkers
U24 U25 U26 U27 U28 U29
1.5.3. : Veralgemeend gebruik gestructureerde berichten 2.1.2. : veralgemeend elektronisch voorschrijven 2.2.1. : GMD = EMG 2.2.2. : SUMEHR – codering van gegevens in het EMD 2.2.3. : SUMEHR modulair maken 2.2.4. : Tandartsen – toegang tot Vitalink &RSW
1
U30 2.2.5. : Ontwikkelen van een ‘minimaal EMD’ / Upload van gegevensinzameling (diverse registers) U31 2.2.7. : Ontwikkelen van een ziekenhuis EPD U32 2.2.8. : Zorgtrajecten U33 2.2.9. : Uitbreiding gebruik (mobiele) devices U34 2.3.1. : Delen en standaardiseren van labogegevens U35 2.3.2. : Laboresultaten toegankelijk via hub-‐meta-‐hub U36 2.4.1. : Basis Verwijsbrief U37 2.4.2. : Gestandaardiseerde Verwijsbrief U38 2.4.3. : Basis Ontslagbrief U39 2.4.4. : Gestructureerde ontslagbrief U40 2.4.5. : Alle verwijsbrieven en verslagen toegankelijk via hub-‐meta-‐hub U41 2.5.1. : Gegevens afgeleverde medicatie en Medicatieschema U42 2.5.2. : Medicatieschema delen met tweede lijn U43 2.5.3. : Mobiliteit patiënt / Compatibiliteit Vitalink & RSW
Specifieke ontwikkelingen voor de meest afhankelijke patiënten U44 U45 U46 U47 U48 U49 U50 U51 U52 U53 U54 U55
2.8.2. : psychiatrische instellingen en hub-‐meta-‐hub 2.6.1. : Het medisch en paramedisch dossier 2.6.2. : Multidisciplinaire gegevensdeling 2.6.3. : Medicatieschema 2.6.4. : SUMEHR 2.6.5. : Journaalfunctie Thuiszorg 2.7.1. : Invoeren van een uniform evaluatie-‐instrument (BelRAI) 2.7.2. : Invoer pre-‐module 2.7.3. : Continuïteit en operationeel houden bestaande omgeving 2.7.4. : BelRAI Instrument 2.7.5. : BelRAI Instrument 2.8.1. : Point d’action : Hub – méta-‐Hubs et Institutions Psychiatriques.
Vereenvoudiging van het gebruik van registers U56 U57 U58 U59 U60 U61 U62
1.1.6. : Volledig herbuik van gegevens 3.2.1. : Inventaris en consolidatie registers 3.2.2. : Voeden van de registers 3.2.4. : Monitoring ‘Methadone’ (en uitklaren privacy aspect) 4.1.5. : Standaardisatie en uniformering van de statistische gegevens 4.1.6. : UREG en Early warning systems 4.1.7. : Traceerbaarheid van medische hulpmiddelen
Administratieve vereenvoudiging
U63 1.5.1. : Kadaster / Uniek Loket zorgberoepen en voorzieningen (online update van persoonlijke gegevens) U64 1.5.2. : Elk bericht effectief doen toekomen (veralgemeend gebruik van CoBRAH en eHealth Box) U65 4.1.1. : Vereenvoudigen tariferen en factureren U66 4.1.3. : Eenvormig systeem voor diverse administratieve attesten en aanvragen U67 4.1.4. : Eenvormig systeem voor facturatie U68 1.4.3. : Accrediteringsportfolio U69 5. MyCarenet
EBM ondersteunen U70 U71
1.7.1. : Consolideren EBM initiatieven 1.7.2. : EBM inbouwen in dossiersystemen
Telemedicine U72 U73
2.9.1. : Teleconsultation 2.9.2. : Télémédecine et soins intégrés 2
Basisregels voor de overheid U1
U2
1.6.2. : Governance structuren
(Timing: juni 2013. Verantw.: de diverse kabinetten en administraties) Doorstart in het eerste kwartaal van 2013 van drie structuren die instaan voor de implementatie en de opvolging van de besluiten / het actieplan van de RTR. Deze zijn: a. Het bestaande Beheerscomité eHealth Platform behoudt zijn werking, maar alle andere betrokken instellingen en administraties sluiten aan (benoemd door hun eigen voogdijoverheid). Het beheerscomité behandelt daardoor ook dossiers van Gemeenschap of Gewest aard. Het coördineert alle projecten en budgetten, waarbij elk niveau dus eigen budgetten kan affecteren aan eigen projecten, maar mits onderlinge coördinatie om dubbelgebruik te vermijden en eenheid van aanpak (bvb. qua standaarden etc.) te bevorderen. b. De vzw eCare wordt het brede overlegplatform waarbinnen alle betrokken stakeholders de concrete uitvoering van alle projecten coördineren. De brede overleggroep die de use cases behandelde tijdens de Ronde Tafel wordt verdergezet als het informeel orgaan (net zoals tijdens de RTReH) dat minstens trimestriëel een (halve) dag samen vergadert om de concrete opvolging en uitvoering van het actieplan te ondersteunen. Het doel is dus om ervaringen uit te wisselen, om kennis te nemen van nieuwe projecten, de stand van zaken van projecten, afspraken qua concrete coördinatie op het terrein, adviezen naar overheden etc. Desgevallend worden hier (ad hoc) werkgroepen en begeleidingsgroepen gevormd die concrete projecten helpen realiseren en die het gebruik in de praktijk bevorderen en veralgemenen. c. Een beperkte ‘Pilootgroep e-‐gezondheid’ bestaat uit maximum 6 gebruikers (patiënten, zorgverstrekkers en instellingen) en één vertegenwoordiger van elke voogdijminister. Een vertegenwoordiger van elke betrokken administratie neemt eveneens deel aan deze pilootgroep. Deze groep moet het vertrouwen genieten van wie ze vertegenwoordigen en wordt de politieke ‘motor’ om het actieplan te concretiseren tegen 2018 (en nadien). De opdracht van deze stuurgroep is het adviseren over de grote beleidsopties bij het uitvoeren van het actieplan en het evalueren van de vooruitgang ervan. De adviezen van de stuurgroep worden gepubliceerd en worden geacht bindend te zijn. (De zes vertegenwoordigers van de gebruikers worden aangeduid door organisaties die deelnemen aan de brede overleggroep (zie punt b.).
1.6.1. : Vertegenwoordiging eCare (en eHealth) (Timing: einde februari 2013. Verantw.: door interministeriële conferentie) Een evenwichtige vertegenwoordiging van de gewesten/gemeenschappen regelen binnen eCare (en eHealth). Dit impliceert dat de beslissingen betreffende o.m. standaarden en projecten die binnen eCare en het eHealth Platform worden genomen, ook loyaal worden uitgevoerd op alle niveaus. (Meten: participatie is een feit).
U3
1.3.1. : Vrijstellen van competente experts
(Timing: vanaf 2014. Verantw.: RIZIV en stakeholder federaties) Elke stakeholdergroep beschikt over mensen met de nodige competentie, representativiteit en tijd (vrijgesteld) om deel te nemen aan het overleg, het voorbereiden, het realiseren en het aanmoedigen van het concrete gebruik van e-‐gezondheidsprojecten. Daartoe worden de modaliteiten van de financiering van de beroepsorganisaties aangepast.
3
Deze middelen kunnen/moeten desgevallend ook buiten de erkende beroepsfederaties ingezet worden (op basis van vergoeding voor effectieve participatie aan gerealiseerde projecten). (Meten: aanpassing van de reglementering; beschikbaarheid van de lijst van experts per stakeholdergroep).
U4
1.3.2. : Een softwareplatform per stakeholdergroep
(Timing: vanaf 2014. Verantw.: de stakeholders federaties) Per beroepsgroep: een platform van de softwareleveranciers, met een aanspreekpunt dat coördinerend kan optreden voor de diverse pakketten. (Meten: beschikbaarheid van een platform met lijst van aangesloten leveranciers en woordvoerder/aanspreekpunt).
U5
1.1.5. : Monitoring voor de uitvoering van het Actieplan
(Timing: 2013 -‐ 2014. Verantw.: WG eCare) Om over objectieve indicatoren met betrekking tot de evolutie van e-‐gezondheid te kunnen beschikken en de noodzakelijke aanpassingen te kunnen uitvoeren, zal in de loop van 2013 een specifieke werkgroep bij de vzw eCare worden opgericht. Die indicatoren zullen de voortgang moeten kunnen aantonen van de sleutelaspecten van de roadmap, zowel wat betreft de activiteiten als het gebruik, alsook zo snel mogelijk, van de resultaten (klinische en economische weerslag, kennisproductie enz.). De investeringen die noodzakelijk zijn voor de productie van die sleutelindicatoren zullen aan een specifieke analyse worden onderworpen. Een boordtabel met al deze indicatoren zal tegen 2014 worden opgesteld. (Meten: opstellen van de boordtabel). De elektronische uitwisseling van gegevens over gezondheid biedt theoretisch een aantal mogelijkheden met betrekking tot een betere kwaliteit van gezondheidszorg, met inbegrip van empowerment en participatie van de patiënt, en een efficiëntere gezondheidszorg (besparingen). Anderzijds houdt dergelijke uitwisseling een aantal potentiele risico’s in, meer bepaald met betrekking tot het schenden van de privacy van patiënten, en vraagt dit aanzienlijke financiële investeringen. Er gebeurt een follow-‐up van het project/projecten aan de hand van kwaliteitsindicatoren en een evaluatie van de beoogde doelstellingen, met inbegrip van een bevraging van patiënten.
U6
1.1.2. : Audit van de volledige wetgeving (Timing: 2013. Verantw.: betrokken administraties) Elke administratie dient de volledige regelgeving na te kijken op mogelijke remmingen ten aanzien van e-‐gezondheid. Meteen wordt ook gekeken waar herbruik van gegevens en andere vormen van administratieve vereenvoudiging kunnen worden toegepast. (Meten: opleveren audit en aanpassen wetgeving) NB: Pour fin 2013, la cartographie des processus clés intra / inter et extra hospitalier sera établie, de sorte qu’une liste de propositions concrètes d’automatisation et de simplification de processus soit disponible. Pour janvier 2015, un cadre général est défini pour faciliter l’utilisation de données non-‐ anonymisées (ex. : code labo, code postal, âge, …) par les différents systèmes de surveillance développés (p.ex. nécessité d’être en contact direct avec le prestataire de soins pour le suivi de menaces de santé aiguës), par le WIV-‐ISP, dans le but de réaliser les objectifs de santé publique nécessaires à la politique de santé. La définition de cette solution est décidée avant janvier 2014. Responsable : WIV-‐ISP, Commission Vie Privée et eHealth (Responsabilités: Projet : SPF Santé Publique; Interopérabilité / Standards: Plate-‐forme eHealth; Partie prenante : Ensemble des institutions et représentants hospitaliers).
4
U7
1.2.2. : Test Patiëntenrechten
(Timing: meteen. Verantw.: sectoraal comité ?) Voor elk project eerst een ‘patiëntenrechten test’ voorzien: in welke mate is de toegang tot de gegevens voldoende makkelijk en toch voldoende afgeschermd, in regel met de wet op de patiëntenrechten. Dit behelst concreet: (voorstellen TestAankoop) a. De patiënt kan op niveau van de Hubs en de Metahub op een eenvoudige manier nagaan wie in haar/zijn dossier gekeken heeft, door deze logins transparant te maken via het patiëntenportaal van alle Hubs en het e-‐health platform. b. De patiëntendossiers laten een modulaire opbouw toe, waarbij gegevens opgedeeld en geregistreerd worden volgens bepaalde “categorieën”, waardoor een differentiatie van toegang tot de gegevens kan gebeuren naar verschillende groepen van zorgverstrekkers, of minstens op eenvoudige wijze barrières ingebouwd kunnen worden om bepaalde “gevoeligere” gegevens te consulteren. c. Er gebeurt een vergelijking van de geldende verschillende reglementen binnen de ziekenhuizen voor toegang tot gegevens van patiënten, waarbij bij voorkeur een standaard overeengekomen en/of opgelegd wordt, en minstens een opwaardering gebeurt van de zwakkere systemen. Een degelijk beleid in dit kader bevat voldoende responsabiliserende maatregelen (zoals bijvoorbeeld het opnemen van alle logins in het patiëntendossier) en gaat alleszins gepaard met controles en sancties. Dit reglement moet verplicht transparant gemaakt worden voor de burger op de website van het ziekenhuis. d. De (bestaande) websites van de hubs en het e-‐health platform ontwikkelen (verder) een gebruiksvriendelijk patiëntenportaal met voldoende en begrijpelijke informatie (voor meer details over welke informatie: zie nota VPP en LUSS). e. Burgers die hun toestemming geven via een zorgverstrekker, zorginstelling of mutualiteit krijgen automatisch een bevestigingsbrief toegezonden met betrekking tot hun toestemming, met inbegrip van een verwijzing naar de website/contactpersoon waar ze terecht kunnen voor meer informatie en het wijzigen van hun toestemming. f. Voor nieuwe uitwisselingsprojecten is de geïnformeerde toestemming van de burger noodzakelijk. g. Binnen het e-‐health platform wordt vertegenwoordiging van de burger en patiënten voorzien binnen het Beheerscomité, en een ruimere vertegenwoordiging van burger en patiënten binnen het Overlegcomité. Hetzelfde geldt voor het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid. (Meten: effectieve toegang voor de patiënten bij elk project).
U8
4.1.2. : Een ‘KAFKA-test’ voor elk project (“Luc’s test”?) (Timing: xxx. Verantw.: xxx) Alle projecten aan een ‘Kafka’-‐test onderwerpen qua gebruiksvriendelijkheid en qua standaardisatie/hergebruik van bestaande elektronische systemen (Ervoor zorgen dat het wiel niet meer opnieuw uitgevonden wordt!). (Meten:xxx). NB: de eHealth-‐diensten mogen pas in productie gaan wanneer zij volledig betrouwbaar zijn. Dat wil zeggen wanneer de volgende ontwikkelingsfasen zijn doorlopen: a. Analyse van de behoeften met alle betrokken actoren, alsook met een groep testgebruikers b. Ontwikkeling c. Validatie door alle betrokken actoren, alsook door een groep testgebruikers d. Tests door een groep testers e. In productie brengen f. Opzetten van een reactieve helpdesk tijdens de werkuren.
U9
1.1.3. : Maximaal aantal minuten administratie
(Timing: 2013. Verantw.: stakeholders groepen en betrokken administraties) Elke vorm van administratieve belasting dient te worden geëvalueerd op de toegevoegde waarde. Daarbij wordt gestreefd naar een haalbaar maximaal aantal minuten, besteed
5
aan administratie per dag. (Meten: uitgespaarde tijd en aanpassen wetgeving)
U10 1.1.4. : Objectief 0% encoderen (Timing: einde 2018. Verantw.: allen) 0% encoderen voor de zorgverstrekkers tegen 2018 Elk gegeven slechts éénmaal ingeven systematisch herbruik van reeds gecodeerde gegevens voorzien van voldoende administratieve ondersteuning (personeel) die het zinvol deel van het codeerwerk overneemt (Meten: tijd gespendeerd aan encoderen en aanpassen wetgeving).
U11 1.1.1. : Aanpassen incentives voor gebruik
(Timing: vanaf begin 2014. Verantw.: betrokken overeenkomstcommissies) Met gesloten budget worden de beschikbare incentives die het bezit van systemen aanmoedigen omgezet naar incentives die het gebruik van de systemen aanmoedigen. (Meten: afsluiten en uitvoeren akkoord)
U12 1.4.1. : e-gezondheid opnemen in de basisopleiding
(Timing: 2015. Verantw.: Ministeries Onderwijs en Arbeid) Een vak ‘e-‐gezondheid’ in elke opleiding in de gezondheidszorg (artsen, apothekers, kinesisten, verpleegkundigen, enz.) van xxx uren / xxx studiepunten. Opnemen van e-‐gezondheid in de competentieprofielen van de diverse zorgberoepen. (Meten: aantal uren / studiepunten).
U13 1.4.2. : e-gezondheid opnemen in de navorming (Timing: 2015. Verantw.: Ministerie Onderwijs) Vanaf 1 januari 2014 wordt de accreditering van de artsen uitgebreid met een rubriek 11 voor ICT-‐EMD (minimaal 2CP) In elke accreditering / navorming van elke zorgverstrekker wordt verplicht 2 uren per jaar /2 CP accrediteringspunten voorzien voor specifieke opleiding over het concrete gebruik van e-‐gezondheidsdiensten (EMD, enz.). (NB deze behoren dus niet tot de rubriek ‘ethiek en gezondheidseconomie’). (Meten: aantal uren / accrediteringspunten).
U14 2.1.1. : Veralgemeend gebruik Single Sign On
(Timing: januari 2014. Verantw.: Recip-‐e, betrokken stakeholders) De Single Sign On procedure wordt systematisch gebruikt voor alle diensten waarop zorgverstrekkers aanloggen. Vanaf 1 januari 2014 wordt het ook standaard toegepast op alle bestaande diensten. (Meten: aantal elektronische voorschriften / totaal).
U15 2.2.6. : Hosting van te delen gegevens gelinkt met Hub-MetaHub
(Timing: juni 2013 & januari 2014. Verantw.: artsen, eHealth Platform, hosting?) Elke extramurale zorgverstrekker beschikt vanaf 1 januari 2014 over de mogelijkheid tot het beveiligd hosten van gegevens (die gedeeld kunnen worden) op een platform dat gelinkt is met de hub-‐meta-‐hub. (Tegen eind juni 2013 wordt bepaald via welk platform welke gegevens gehost zullen worden (bvb. RSW, Vitalink, GFD, enz.) (Meten: aanduiden van de platformen; effectieve realisatie van de link met het platform en met de hub-‐meta-‐hub; effectief gebruik).
U16 3.3.1. : Standards pour l’hébergement des données de santé (Timing : fin 2013 / Responsabilités : Ehealth platforme/SPF/all stakeholders)
6
L’utilisation d’hébergeurs de données de santé externes à la pratique médicale ou à l’institution de soins est de plus en plus rendue nécessaire. Il subsiste cependant une incertitude légale qui freine considérablement le déploiement de ce type de solutions. a. Afin de permettre à ces nouvelles solutions de se développer, la plateforme Ehealth élaborera en 2013 un référenciel à destination des candidats hébergeurs de données de santé et procédera à leur agréation. b. Le SPF Santé Publique initie en 2013 un processus de révision de la législation hospitalière à cet égard. Voir à ce propos, les critères élaborés en France : http://esante.gouv.fr/services/referentiels/securite/hebergement-‐faq#1 (Mesurer: référentiel créé et diffusé. – législation adaptée)
Het ontwikkelen van de nodige standaarden
U17 3.1.1. : Realisatie van een nationale terminologieserver
(Timing: xxx. Verantw.: xxx) De façon à garantir une interopérabilité entre les données émises au sein du secteur de la santé, un thesaurus médical de référence développé principalement à partir de la terminologie SNOMED-‐CT est créé avec le support d’experts issus de l’ensemble des secteurs concernés et selon une méthode scientifiquement validée. Des groupes de travail composés d’experts issus du terrain pour les secteurs et catégories de données suivantes ont été (ou vont être) ainsi créés : Laboratoire, Symptômes et diagnostics médicaux, procédures médicales, nursing et art dentaire. Ce travail s’effectue avec le support financier du SPF SP et en étroite concertation avec la plateforme EHealth. Le cadre organisationnel générique, les objectifs spécifiques poursuivis, les ressources nécessaires et le timing seront définis au sein de centre terminologique belge qui regroupera, outre les autorités concernées, les principaux centres universitaires et linguistiques du pays. a. Un document de référence portant sur la création de ce centre sera proposé par le SPF Sp en concertation avec la plateforme eHealth en juin 2013. b. La Belgique deviendra en 2013 un membre officiel de l’organisation IHTSDO de façon à permettre un usage illimité des codes SNOMED sur le territoire belge. c. La plateforme EHealthfinancera et maintiendra au plus tard en septembre 2013 un serveur terminologique capable de répondre aux fonctions clés de création et de maintenance des ressources terminologiques sur le territoire belge. d. Ce thesaurus est développé en phases et sera intégré graduellement via la procédure d’enregistrement des logiciels et/ou via une obligation légale au sein de l’ensemble des systèmes d’information au plus tard en juin 2015. Les ressources déjà développées seront cependant mises à disposition des utilisateurs et de l’industrie à des fins de tests et de validation dès 2013. L’ensemble des systèmes de codification de données aujourd’hui utilisés à diverses fins seront progressivement «mappés » (en ce compris les systèmes liés au remboursement tels que la nomenclature INAMI) tandis que tout nouveau concept proposé sera défini en fonction de ce thesaurus de référence. Le mapping entre les différents systèmes de codifications référencés sur le sol belge et ce thesaurus de référence sera effectué sous la seule responsabilité des autorités concernées et sera réalisé au plus tard en 2017. De mapping tussen de diverse bestaande ‘tabellen’ en ‘lijsten’ laat automatische vertalingen onderling mogelijk toe.
7
Implantaten: traceerbaarheid Gecodeerde en gestructureerde lijsten zijn beschikbaar voor o Allergieën o Intoleranties o Behandelingen o Technische onderzoeken o Beeldvorming o Blootstelling o Geneesmiddelen en andere gezondheidsproducten (CNK-databank) o Geneesmiddelgebonden problemen of drug related problems (PCNE-DRP Classificatie v6.2) o e. De façon à permettre une utilisation aisée de cette ressource sémantique, les autorités concernées mettront à la disposition de l’ensemble des systèmes d’information en juin 2014 au plus tard un interface utilisateur par défaut permettant une recherche sémantique dans les principales langues nationales. (Meten:).
U18 3.1.2. : Authentieke bronnen FAGG – AFNSP (Timing: xxx. Verantw.: xxx) a. Een authentieke bron voor geneesmiddelen dient ter beschikking gesteld te worden aan de zorgverstrekkers met inbegrip van(1) de terugbetalingsinformatie voor alle terugbetalingssystemen -‐ niet alleen die van het RIZIV -‐ en (2) met alle geneesmiddelen en andere gezondheidsproducten , inclusief genotificeerde medische implantaten, waarvan het zinvol is dat ze kunnen opgenomen worden in het geneesmiddelendossier. Deze uitbreiding dient geleidelijk te gebeuren in 2013 en 2014. In afwachting van internationale ontwikkelingen wordt de databank van nationale codes (CNK) gebruikt door alle zorgverstrekkers, verzekeringsinstellingen (mutualiteiten én andere) en overheidsdiensten. b. Een authentieke bron van de implanteerbare medische hulpmiddelen ligt in het verschiet. Deze zal in het kader van het plan Medische Hulpmiddelen worden ontwikkeld (WANNEER?) c. De authentieke bron betreffende het "Kadaster der apotheken" is al aanwezig voor de openbare officina’s en zal worden uitgebreid tot de niet-‐openbare officina’s (WANNEER?) d. Voor zover wij weten bestaat er geen authentieke bron voor de grondstoffen die in de magistrale bereidingen worden gebruikt. TO DO? WANNEER? DOOR WIE? (Meten: xxx).
U19 3.1.3. : Standaarden KMEHR-Berichten (Timing: xxx. Verantw.: xxx) Pour 2016, the eHealthplatform (and the Standard message structure workgroup) will develop a roadmap for the Alignment and evolution of Kmehr: a. By end 2015, the “standard structure of message workgroup” will investigate how international standards (such as HL7) can be involved in the evolution of the Kmehr standard (either by adopting an international standard and defining a migration path, or by incorporating elements of that standard into a next version of Kmehr). Extend message structure to non-‐ medical information as for : donnée de facturation au patient Extend message structure (standard) to « radiology » needs. b. By end 2015, the eHealth Platformwill publish a conversion for major Kmehr document or transaction (As for the prescription) c. By end 2014, the eHealth Platformwill fully integrate results in the EHR definition. Ensuring the standard storage structure: XRay images / Movies / Lab result, etc. d. By end 2016, the standard structure of message workgroup and the eHealth Platformwill define a generic EHR standard structure for : Physicians (and General practitioner) (Meten: xxx).
8
NB: Alle nodige parameters voor zorgtrajecten werden bvb. reeds opgesteld door PROREC en zijn ter beschikking (maar er is nog niets mee gebeurd) actiepunt?
U20 3.2.3. : Unieke identificatie / versleuteling van patiënten (Timing : 2013. Responsabl. : WIV-‐ISP, Vitalink et RSW) (Timing : janvier 2014. Responsable : eHealth) a. Pour tous les enregistrements de données du WIV-‐ISP, un suivi longitudinal des patients est techniquement possible ( ! objectif à planifier selon l’état de développement des différents systèmes de surveillance). Cet objectif est réalisé en utilisant, de manière codée, un identifiant unique. (Mesurable : données longitudinales sur les patients étudiés) (Timing : midden 2013. Verantwoordelijken: Sectoraal Comité Rijksregister, en Thrusted Third Parties die instaan voor codering van Rijksregisternummer (vb. eHealth-‐platform, Reseau Santé Wallon) b. Een nationaal beheersorgaan Rijksregisternummer dient te garanderen dat bij de codering van het Rijksregisternummer door verschillende Thrusted Third Parties binnen eenzelfde epidemiologische registratie, er één unieke nationale code voor elk Rijksregisternummer per project, via de eHealthbox batch codage, beschikbaar is. (Meten: Publicatie protocol) (Timing : janvier 2015. Responsable : eHealthPlatform, FEDICT ?) c. Une solution unique est utilisée à tous les niveaux et dans toute la Belgique pour l’identification des personnes ne possédant pas de numéro NISS, notamment les ressortissants étrangers. La définition de cette solution est décidée avant janvier 2014. (Mesurable : xxx)
Het vergroten van de betrokkenheid van de patiënt
U21 1.2.3. : Toegang tot de gegevens door de patiënt (Timing: 2013. Verantw.: allen) Er moet voorzien worden in een laagdrempelige toegang voor de burger tot zijn patiëntendossier via een patiëntenportaal, evenals in de mogelijkheid voor de patiënt om toevoegingen en bemerkingen te geven op de gegevens in zijn dossier. De mogelijkheid voor de patiënt om toegang te krijgen tot zijn/haar gegevens volgens de vastgelegde regels is een natuurlijke incentive voor de productie van kwalitatieve informatie en de regelmatige actualisering ervan door de zorgverleners. De patiënt zorgt namelijk voor een “natuurlijke” audit van de gegevens die op hem/haar betrekking hebben. De nadere regels (standaardregels, termijn, patiëntencategorieën enz.) voor de toegang tot de gegevens door de patiënt zullen in de loop van 2013 het voorwerp uitmaken van validatietests in een reële omgeving door de vrijwillige hubs en met de financiële steun van de FOD Volksgezondheid. De conclusies van die tests zullen worden besproken binnen de vzw eCare, die de noodzakelijk geachte wettelijke en reglementaire aanpassingen zal uitvoeren. NB : In elke dossier heeft vanaf 1.1.2014 elk gegeven een auteur. De patient wordt de auteur van de gegevens die hij ingevoerd heeft. (Meten: effectieve toegang voor de patiënten).
U22 1.2.4. : Het Patiëntendossier (Timing: ???. Verantw.: alle betrokken zorgverstrekkers, ziekenfondsen, patiëntenorganisaties, eHealthPlatform) a. Opstellen van een norm en systeem voor een ‘patiëntendossier’ (= een deel waarin de patiënt zelf gegevens kan opslaan en consulteren, zoals meetwaarden die hij zelf genereert – bloeddruk, bloedglucose, enz.) b. Realiseren van het dossier. (Meten: bestaan en gebruik van het patiëntendossier).
9
U23 1.2.1. : Parate kennis en inzicht over e-gezondheid vergroten
a. Er komt een ruim maatschappelijk debat over welke zorgverstrekkers toegang moeten krijgen tot welke gegevens, waarbij de vraag van toegang tot bepaalde gegevens door een bepaalde beroepsgroep wetenschappelijk onderbouwd en proportioneel is. . En daarbij opstellen van een ‘rooster’ wat (EBM) zinvol toegankelijk moet zijn voor elk type zorgverstrekker (en wat niet). (cfr. de ‘grille’ van RSW) b. Hierbij aansluitend komt er een brede mediacommunicatie over de toegankelijkheid van data met bewustmaking van de patiënten hoe de systemen voor elektronische uitwisseling van gegevens werken. (Meten: bestaan en implementatie van het rooster).
Vlotter uitwisselen van gegevens tussen zorgverstrekkers
U24 1.5.3. : Veralgemeend gebruik gestructureerde berichten (Timing: 1 januari 2018. Verantw.: allen) Elke erkende zorgverlener (of de organisatie waarin deze werkzaam is) beschikt op 1.1.2018 over beveiligd communicatiesysteem waarmee geadresseerd gestructureerde boodschappen kunnen verstuurd worden naar elke andere erkende zorgverlener vanuit zijn gehomologeerd elektronisch dossier. Alle beschikbare communicatiesystemen zorgen ervoor dat elke verstuurde informatie bij elke bestemmeling toekomt. (Meten: bestaan en effectief gebruik van de systemen).
U25 2.1.2. : veralgemeend elektronisch voorschrijven
(Timing: januari 2014 & 2015. Verantw.: Recip-‐e, betrokken stakeholders. Meten: aantal elektronische voorschriften / totaal) Vanaf januari 2014 wordt elk geneesmiddelenvoorschrift dat met gelabelde artsensoftware wordt gemaakt automatisch naar Recip-‐e verzonden wanneer een internetverbinding beschikbaar is. Vanaf januari 2015 wordt elk zorgvoorschrift voor kinesitherapie en verpleegkunde, elk labo voorschrift en elk voorschrift voor medische beeldvorming dat met gelabelde artsensoftware wordt gemaakt automatisch naar Recip-‐e verzonden wanneer een internetverbinding beschikbaar is. Vanaf dan wordt Recip-‐e ook veralgemeend gebruikt in rustoorden, thuisverpleging en ziekenhuizen (polikliniek)
U26 2.2.1. : GMD = EMG
(Timing: 1 januari 2015. Verantw. artsen, RIZIV, Gewesten/Gemeenschappen, xxx?) NB: de timing en percentages kunnen trapsgewijs opgebouwd worden). GMD-‐houder zijn voor een patiënt houdt in (verplichting) om voor die patiënt, als hij zijn informed consent geeft, een SUMEHR up-‐to-‐date te houden en te delen (via Vitalink of Inter-‐Med). Dit gebeurt parallel met een systematische afbouw van administratieve verplichtingen (zie elders). Een planning voor de uitbreiding van de gegevensuitwisseling tot de andere zorgverstrekkers wordt vastgelegd in 2014. De functie van gegevensbeheerder valoriseren door de gegevensuitwisseling tussen de behandelende geneesheren en de houder van het GMD wettelijk te verplichten. (Meten: % EMD t.o.v. GMD; aantal verzonden en ontvangen SUMEHR, aantal informaticapremies)
U27 2.2.2. : SUMEHR – codering van gegevens in het EMD (Timing: Voorbereiden in WG of RTR tegen september 2013. Realiseren tegen september 2015. Verantw.: betrokken zorgverstrekkers, FOD Volksgezondheid, RIZIV, Gewesten/Gemeenschappen, , WIV-‐ISP?) Opstellen van standaarden en regelgeving omtrent gebruik voor een snelle en uniforme codering van de gegevens in het EMD. Men start met de data die gedeeld worden via de SUMEHR of via de reeds opgestelde standaard KMEHR berichten, met het oog op het verbeteren van de interoperabiliteit en multidisciplinaire samenwerking.
10
(Meten: iedereen kan de betrokken data op ondubbelzinnige manier interpreteren en de kwaliteit van de gegevens wordt verbeterd).
U28 2.2.3. : SUMEHR modulair maken (Timing: Voorbereiden in WG of RTR tegen september 2013. Realiseren tegen uiterlijk september 2014. Gebruiksniveau 50 % tegen uiterlijk september 2015; 90 % tegen uiterlijk einde 2018. Verantw.: betrokken zorgverstrekkers, FOD Volksgezondheid, RIZIV, Gewesten/Gemeenschappen, xxx?) Omvormen van SUMEHR tot een standaard die modulair is. De ‘kern SUMEHR’ blijft in handen van de GMD-‐houder, maar modulaire delen laten aanvullingen toe door verschillende artsen uit de eerste en tweede lijn. Dit zal ook toelaten dat de gegevens modulair gedeeld kunnen worden met andere zorgberoepen dan artsen, volgens bepaalde toegangsrechten. (Een onderdeel van dit actiepunt is dus de principes af te spreken welke doelgroep welke soort gegevens uit het SUMEHR mag lezen en/of aanvullen). (Meten: publicatie standaard; percentage gebruik t.o.v. totaal aantal GMD)
U29 2.2.4. : Tandartsen – toegang tot Vitalink & RSW
• •
Tandartsen steunen momenteel op de anamnese om de algemene gezondheid van patiënten te bepalen. De informatie vanuit de anamnese is vaak beperkt en onduidelijk. Vooral bij oudere patiënten is gewoon al informatie over hun medicatie moeilijk. (“Ik pak iedere dag een klein wit pilleke”) Toegang tot het GMD is essentieel in de steeds complexere tandheelkundige praktijk. Er bestaat geen nuttelozer tijdverlies dan anamneses of labo-‐ onderzoeken steeds te moeten herhalen. Het beschikbaar hebben van relevante informatie bij parodontale en chirurgische behandelingen is een duidelijke behoefte bij tandartsen. (Timing: ???. Verantw.: xxx) (Timing: ???. Verantw.: xxx) Volgende punten worden onderzocht voor na de pilootfase, na mei 2013 en zijn realiseerbaar indien er federale afspraken zijn en er regelgeving is die dit mogelijk maken. De tandartsen vragen lees-‐ en schrijfrechten op het medicatieschema in Vitalink & Inter-‐ Med. De tandartsen vragen leesrechten op de SUMEHR, wanneer die in Vitalink/Inter-‐Med zit. (Meten:xxx)
U30 2.2.5. : Ontwikkelen van een ‘minimaal EMD’
(Timing: 2014 ? Verantw.: artsen, eHealth Platform, hosting?) Ontwikkelen en systematisch gebruik van een ’minimaal EMD’ (gedefinieerd per zorgberoep) waarin elke zorgverlener gestructureerde gegevens opneemt en dat volledig gericht is op het delen en gezamenlijk gebruiken ervan, samen met andere zorgverstrekkers (die toegangsrechten hebben). Deze gegevens stemmen ook overeen met de dataset die gebruikt wordt voor het voeden van registers. Vanaf 1 januari 2014 worden alleen nog data opgevraagd voor registers die geautomatiseerd kunnen opgeladen worden vanuit het ‘minimaal EMD’. NB : Begin 2015 zijn alle vaccinatiegegevens van alle inwoners van België beschikbaar via eHealth. De ICT systemen van K&G, Schoolgeneeskunde en het EMD van de huisarts zijn optimaal gekoppeld aan dit systeem. (Meten: bestaan van een standaard; effectieve realisatie; effectief gebruik).
U31 2.2.7. : Ontwikkelen van een ziekenhuis EPD (Timing: cfr. texte. Responsabilités:: SPF, INAMI, Plate-‐forme eHealth, Centre informatique hospitalier, Maisons de soft ) En 2018, Dans les hôpitaux, un dossier médical minimum est structuré et codé avec la terminologie belge de référence. Il est alimenté de manière semi-‐automatique et permet également de produire de manière semi-‐automatique la lettre de sortie, les demandes de remboursement (RCM/MKG) et de compléter les différents registres. En 2014, la structure d’un EHR minimal dans les hôpitaux pour encoder les données nécessaires de manière semi-‐automatique dans le RCM est définie.
11
Dans les hôpitaux en 2017, les médecins pourront sur base du dossier complété avec la terminologie belge de référence obtenir des consignes médicales (Evidence based medecine, trajets de soins). Dans les hôpitaux, en 2017, l’enregistrement des registres (implant / orthopride/ autres ) sont déduits automatiquement sur base de l’EHR codé avec la terminologie belge de référence. Pour 2017, les interfaces informatiques hospitalières, auront été adaptées. Pour 2017, les hôpitaux émettront une lettre de sortie et de recommandation. Cette notification est codée et structurée (pour un destinataire inconnu / multidisciplinaire). (Meten: Mesure: % d’hôpitaux codant les dossiers médicaux avec la terminologie de référence et de manière structurée). Variant, voorgesteld door Zorgnet Vlaanderen : (Verantwoordelijk: FOD, RIZIV, eHealth platform, ziekenhuizen, softwareleveranciers) Het EPD van de ziekenhuizen krijgt voor eind 2016 per discipline een minimale dataset voor maximale uitwisseling van informatie via uniformiteit van structuur en codering. : Tegen einde 2017 gebeuren alle registraties (MZG/RCM, implantaten,... die in 2012 al werden vastgelegd) vanuit het EMD van een ziekenhuis via systeem-‐tot-‐systeem-‐ communicatie. Voor nieuwe types registratie vanaf 2013 wordt (1) voorafgaand met de verantwoordelijken voor dit actiepunt afgesproken welke gegevens effectief minimaal nodig zijn, vanuit de doelstelling dat deze gegevens automatisch moeten kunnen worden afgeleid uit de primaire processen in het ziekenhuis, (2) wordt door dezelfde verantwoordelijken bewaakt dat de transmissieprotocollen zoveel mogelijk generisch worden gehouden. Tegen einde 2014 kunnen uit het EMD van een ziekenhuis de MKG (/RCM) elektronisch doorgestuurd worden via ‘systeem-‐tot-‐systeem-‐communicatie . Het EPD zal vanaf eind 2016 over een aantal basisfunctionaliteiten beschikken die dezelfde zijn voor alle ziekenhuizen: Tegen einde 2013 worden ontslagbrieven elektronisch vanuit het EMD van een ziekenhuis geregistreerd binnen het systeem hubs & metahub (dus voor ongekende bestemmeling). Vanaf einde 2016 kan het EMD van het ziekenhuis (als daarin een elektronisch medicatieschema is voorzien) de ontslagmedicatie elektronisch versturen naar Vitalink/Inter-‐Med. De stakeholders maken hiervoor onderlinge afspraken.
U32 2.2.8. : Zorgtrajecten
(Timing: ???. Verantw.: ziekenhuizen samen) Indien er nood is aan een generiek toegankelijke databank kunnen sommige (medische) gegevens uit de zorgtrajecten worden bewaard in Vitalink/Inter-‐Med, mits afspraken over de modaliteiten met de federale overheid m.b.t. het gebruik van Vitalink/Inter-‐Med. Dit maakt verdere gegevensdeling mogelijk, op voorwaarde dat dit volgens een open standaard gebeurt. Zo blijft de informatie ook beschikbaar en bereikbaar, onafhankelijk van de gebruikte software waarin het zorgtraject beheerd wordt. (Meten: ???).
U33 2.2.9. : Uitbreiding gebruik (mobiele) devices (Timing: ???. Verantw.: ziekenhuizen samen) Geleidelijk uitbreiden van de mogelijkheden om met elk courant gebruikt device te connecteren met het eHealth Platformen met de diverse diensten. (Meten: ???).
U34 2.3.1. : Delen en standaardiseren van labogegevens (Timing: Voorbereiden in WG of RTR tegen september 2013. Realiseren tegen uiterlijk september 2014. Gebruiksniveau 50 % tegen uiterlijk september 2015; 90 % tegen uiterlijk eind 2018. Verantw.: betrokken zorgverstrekkers, FOD Volksgezondheid, RIZIV, Gewesten/Gemeenschappen, WIV-‐ISP?)
12
Technische resultaten zijn beschikbaar en consulteerbaar (voor wie rechten heeft) in tekstformaat of gestructureerde data volgens volgende lijnen: a. Alle laboresultaten van patiënten die een informed consent gegeven hebben, zijn toegankelijk via Hub-‐metaHub en/of Vitalink/Inter-‐Med in tekst vanaf uiterlijk XXX; in gestructureerde data vanaf uiterlijk 1 januari 2015. b. Alle verslagen van medische beeldvorming van patiënten die een informed consent gegeven hebben, zijn toegankelijk via Hub-‐metaHub en/of Vitalink/Inter-‐Med in tekst vanaf uiterlijk XXX; in gestructureerde data vanaf uiterlijk 1 januari 2016. c. Op korte termijn de eHealthbox gebruiken voor het geadresseerd verzenden van labogegevens. d. Vastleggen van één of enkele standaarden voor het standaardiseren van elektronische labogegevens (voorschriften en resultaten) (LOINC, Albert-‐II,...?) e. In Wallonië worden de labogegevens ook gedeeld binnen de hub. Voor Vlaanderen worden de modaliteiten vastgelegd om gestructureerde labogegevens te delen via Vitalink/Inter-‐Med. Zo worden de gegevens niet alleen voor artsen beschikbaar, maar mits specifieke toegangsrechten worden delen ervan ook beschikbaar voor andere zorgberoepen die multidisciplinair samenwerken. (Meten: publicatie standaard; percentage gebruik t.o.v. totaal aantal GMD)
U35 2.3.1. : Laboresultaten toegangkelijk via hub-meta-hub
idem
U36 2.4.1. : Basis Verwijsbrief (Timing: Voorbereiden in WG of RTR tegen maart 2013. Realiseren tegen uiterlijk december 2013. Gebruiksniveau 50 % tegen uiterlijk september 2014; 90 % tegen uiterlijk eind 2016. Verantw.: betrokken zorgverstrekkers en ziekenhuizen, FOD Volksgezondheid, RIZIV, Gewesten/Gemeenschappen, xxx?) Gebruik van de eHealthBox / RSW-‐Inter-‐Med voor geadresseerde verzending van (niet-‐ gestandaardiseerde) verwijsbrieven (bij opname, daghospitalisatie, verwijzing naar specialist, enz.). (Meten: publicatie standaard; percentage gebruik t.o.v. totaal aantal GMD)
U37 2.4.2. : Gestandaardiseerde Verwijsbrief
(Timing: Voorbereiden in WG of RTR tegen september 2013. Realiseren tegen uiterlijk september 2014. Gebruiksniveau 50 % tegen uiterlijk september 2015; 90 % tegen uiterlijk eind 2018. Verantw.: betrokken zorgverstrekkers en ziekenhuizen, FOD Volksgezondheid, RIZIV, Gewesten/Gemeenschappen, xxx?) Opstellen van een KMEHR-‐standaard voor verwijsbrieven die systeem-‐tot-‐systeem-‐ communicatie toelaat, met link naar SUMEHR, laboresultaten, beeldvorming, EKG, enz. Met een niet-‐geadresseerde verzending, met notificatiemogelijkheid, op basis van de Recip-‐e server-‐technologie of alternatief en Hub-‐metaHub als verwijsregister. (Meten: publicatie standaard; percentage gebruik t.o.v. totaal aantal verwijsbrieven)
U38 2.4.3. : Basis Ontslagbrief (Timing: Voorbereiden in WG of RTR tegen maart 2013. Realiseren tegen uiterlijk 31 december 2013. Gebruiksniveau 50 % tegen uiterlijk september 2014; 90 % tegen uiterlijk eind 2016. Verantw.: betrokken zorgverstrekkers en ziekenhuizen, FOD Volksgezondheid, RIZIV, Gewesten/Gemeenschappen, xxx?) Informatie uit de ontslagbrief – eerst medicatiegegevens, nadien modulaire SUMEHR – wordt door het ziekenhuis geplaatst op Vitalink / RSW – Inter-‐Med; de ontslagbrief kan naar deze informatie verwijzen. Via RSW/Vitalink kan het multidisciplinaire zorgteam (dat beschikt over de toegangsrechten) deze gegevens consulteren. (Technische onderzoeken, beeldvorming, enz. zijn beschikbaar overeenkomstig actiepunt X.X.X.) (Meten: publicatie standaard; percentage gebruik t.o.v. totaal aantal ontslagbrieven)
13
U39 2.4.4. : Gestructureerde ontslagbrief
(Timing: Voorbereiden in WG of RTR tegen september 2013. Realiseren tegen uiterlijk september 2014. Gebruiksniveau 50 % tegen uiterlijk september 2015; 90 % tegen uiterlijk eind 2018. Verantw.: betrokken zorgverstrekkers en ziekenhuizen, FOD Volksgezondheid, RIZIV, Gewesten/Gemeenschappen, xxx?) De medische en paramedische gegevens afkomstig van de tweede lijn moeten ook gecodeerd worden en mogen geen ongestructureerde informatie bevatten zodat een overname in het EMD en Vitalink/Inter-‐Med geautomatiseerd kan gebeuren. (Meten: publicatie standaard; percentage gebruik t.o.v. totaal aantal ontslagbrieven)
U40 2.4.5. : Alle verwijsbrieven en verslagen toegankelijk via hub-meta- hub
(Timing: 1 januari 2014. 1 janurai 2016. Verantw.: betrokken zorgverstrekkers en ziekenhuizen, eHealth Platform, softwareleveranciers) Vanaf 1 januari 2014 zullen alle raadplegingsverslagen, ontslagbrieven en operatieverslagen van een patiënt die zijn informed consent heeft gegeven toegankelijk zijn via het hub-‐meta-‐hubsysteem voor de gemachtigde zorgverleners zowel in een intramurale als extramurale omgeving. Alle intramurale en extramurale verslagen van medische beeldvorming van patiënten die een informed consent hebben gegeven zullen vanaf 1 januari 2016 toegankelijk zijn via het hub-‐meta-‐hubsysteem en/of Vitalink en Inter-‐Med zowel in een intramurale als extramurale omgeving. (Meten: gebruik)
U41 2.5.1. : Gegegevens afgeleverde mediactie en Medicatieschema
(Timing: 2013: GFD-‐DPP als Authentieke bron van de afleveringen / 2014 : Delen patiëntendossiers farmaceutische zorg; registratie van interventies rond en delen van gegevens rond de farmaceutische zorg; implementatie van een gestandaardiseerd formaat voor gegevensdeling tussen woonzorgcentra en apotheken / 2015 : Veralgemeende toepassing van een gestandaardiseerd medicatieschema. Meten: Aantal officina-‐apotheken aangesloten aan GFD-‐DPP / Aantal registraties in de Authentieke bron van de afleveringen / Aantal patiënten met farmaceutisch zorgdossier bij opname en ontslag van het ziekenhuis / Indicatoren van de Simple Medication Reviews / Aantal woonzorgcentra met actieve gegevensdelen naar de apotheken) Uitwisseling van gegevens rond afgeleverde medicatie die het mogelijk maken om door de officina-‐apotheker aan alle patiënten een ‘Simple Medication Review’ te bieden. Creëren van de authentieke bron van alle afgeleverde medicatie door in het Gedeeld Farmaceutisch Dossier alle afleveringen in de officina-‐apotheken te registreren. De patiëntendossiers rond de farmaceutische zorg systematisch delen voor specifieke doelgroepen en bij opname en ontslag van het ziekenhuis.
U42 2.5.2. : Medicatieschema delen met de tweede lijn (Timing: vanaf 2014. Gebruik: 50 % tegen eind 2016. Verantw: betrokken zorgverstrekkers, Vlaams Agentschap) a. Bij opname kan men vanuit de ziekenhuizen het medicatieschema consulteren in Vitalink/Inter-‐Med (de kluis). Een registratie van een zorggebruiker (patiënt), waarvoor informatie aanwezig is in de kluis, in het verwijzingsrepertorium van de Hub-‐metaHub is daarom nodig. Op die manier is een hub in staat om na te gaan of er informatie van een zorggebruiker (patiënt) aanwezig is in de kluis. Consultatie en wijzigen van gegevens kan op deze manier ook gebeuren vanuit het ziekenhuis. (Meten: percentage gebruik t.o.v. totaal aantal opnames) b. Omgekeerd is het noodzakelijk dat, bij het verlaten van het ziekenhuis, vanaf 2014, de medicatiegegevens in Vitalink/Inter-‐Med terechtkomen om te delen met de eerste-‐ en tweede lijn. Zo heeft men ook steeds een actueel medicatieschema beschikbaar. Voor artsen die werken binnen een ziekenhuis, kan consultatie en wijzigen van gegevens vanuit het ziekenhuis rechtstreeks met Vitalink/Inter-‐Med via de hub gebeuren. (Meten: percentage gebruik t.o.v. totaal aantal opnames)
14
U43 2.5.3. : Mobiliteit patiënt / Compatibiliteit Vitalink & RSW (Timing : janvier 2015. Responsabl. : Vitalink et RSW) Grâce à l’utilisation de standards communs (codes internationaux, serveur national de terminologie, …) ou au moyen de mappings, le Réseau Santé Wallon et Vitalink sont complètement compatibles. De sorte que les données d’un réseau puissent être transférées à ou accessibles depuis un autre réseau. Ainsi, par exemple, le déménagement d’un patient d’une région à l’autre n’entraine pas de problème de données médicales. (Mesurable : 100% des données possédées par un réseau sont transposable dans l’autre réseau)
Specifieke ontwikkelingen voor de meest afhankelijke patiënten In dit hoofdstuk worden een aantal projecten en actiepunten beschreven die specifiek bedoeld zijn voor ROB-‐RVT-‐WZC, thuiszorg en psychiatrische instellingen.
U44 2.8.2. : psychiatrische instellingen en hub-meta-hub
(Timing: 1 januari 2016. Verantw.: betrokken instellingen en zorgverstrekkers, eHealthPlatform, softwareleveranciers, FOD) Tegen 2016 zullen niet enkel acute, maar ook psychiatrische en andere ziekenhuizen aan het hub-‐meta-‐hubsysteem gekoppeld worden met inachtneming van de bescherming van de privacy en de regels inzake beroepsgeheim. (meten: realisatie en gebruik)
U45 2.6.1. : Het medisch en paramedisch dossier
a.
b.
(Timing: xxx. Verantw.: xxx) Het (para-‐)medisch dossier moet verder uitgebouwd worden en in alle woonzorgcentra geïntroduceerd worden en er moet op een gecodeerde manier geregistreerd worden. Elk RVT/WZC beschikt over een intramuraal dossier met een administratief luik, een zorgdossier en een CRA-‐module. Le dossier de soins est constitué d'un dossier médical, d'un dossier infirmier et d'un dossier paramédical, d’un volet psychosocial et d'une fiche de liaison ou fiche de communication. Het zorgdossier is toegankelijk voor derden die over toegangsrechten beschikken. Elk dossier in het RVT/WZC beschikt over of is geconnecteerd met een medisch luik met de medische gegevens. Dit luik is toegankelijk vanuit het EMD. (Meten: xxx)
U46 2.6.2. : Multidisciplinaire gegevensdeling (Timing: xxx. Verantw.: xxx) De gegevens binnen het elektronisch zorgdossier van het woonzorgcentrum zijn afkomstig van verschillende bronnen, zowel intern als extern, en deze informatie moet vanuit het woonzorgcentrum bereikbaar zijn. Deze informatie moet uitwisselbaar zijn met de eerste en tweede lijn. Om het elektronisch zorgdossier op een multidisciplinaire manier te kunnen delen, ook buiten de muren van het woonzorgcentrum, is het gebruik van Vitalink/Inter-‐Med ook hier een kritische succesfactor. Het biedt praktische oplossingen voor de gegevensdeling met de bezoekende huisartsen en CRA, de toeleverende apotheker(s), het verpleeg-‐ en zorgkundig personeel, de kinesitherapeuten, psychologen, maatschappelijk werkers, enz., werkzaam in woonzorgcentra. (Meten: xxx).
U47 2.6.3. : Medicatieschema (Timing: xxx. Verantw.: xxx) Via Vitalink/Inter-‐Med zal men vanuit het woonzorgcentrum ook de gegevens kunnen ontsluiten zoals het medicatieschema afkomstig van de huisarts, alsook van de tweede lijn bij het verlaten van het ziekenhuis. Ook de artsen actief in een ROB, RVT of WZC (CRA enz.) moeten toegang krijgen tot het medicatieschema; dit zou direct kunnen vanuit hun eigen
15
huisartsensoftware, maar op termijn ook vanuit de software van het WZC. (Meten: xxx).
U48 2.6.4. : SUMEHR (Timing: xxx. Verantw.: xxx) Men kan voor elke resident van een woonzorgcentrum een elektronische samenvatting van het medisch dossier (SUMEHR) opstellen, onderhouden en beschikbaar stellen. Ook de artsen actief in een WZC (CRA enz.) moeten toegang krijgen tot de SUMEHR; dit zou direct kunnen vanuit hun eigen huisartsensoftware, maar op termijn ook vanuit de software van het WZC. (Meten: xxx).
U49 2.6.5. : Journaalfunctie Thuiszorg
(Timing: xxx. Verantw.: xxx) Journaalfunctie voor de thuiszorg (toe te voegen aan Vitalink) en zinvolle, ‘proportionele’ toegang van de thuiszorg tot medicatieschema en (nadien) SUMEHR (wanneer Vitalink / Inter-‐Med deze functie zal ondersteunen). (Nagaan in hoeverre het bestaande e-‐zorgplan kan samenvloeien met Vitalink/Inter-‐Med) (Meten: xxx).
U50 2.7.1. : Invoeren van een uniform evaluatie-instrument (BelRAI) (Timing: xxx. Verantw.: xxx) a. De eerste en belangrijkste implementatievoorwaarde is dat we behoefte hebben aan een gemoduleerd of “getrapt” systeem zodat voor minder zwaar zorgbehoevenden niet de volledige BelRAI moet ingevuld worden. b. Een tweede implementatievoorwaarde is dat we moeten vermijden dat zorgverstrekkers dezelfde informatie in verschillende systemen moeten inbrengen. Het is van groot belang dat er een link bestaat met reeds bestaande elektronische dossiers. Er moet dus onderzocht worden hoe de gegevens van BelRAI, inclusief de premodule, kunnen gelinkt worden met het EMD en de e-‐zorgplannen die in de verschillende provincies uitgewerkt zijn, zodat een eenmalige input volstaat. De ambitie om BelRAI te linken met e-‐dossiers, My Carenet en met e-‐zorgplannen dient een plaats te krijgen in de initiatieven op het vlak van ICT in de eerstelijnsgezondheidszorg en bij de federale overheid. c. Derde implementatievoorwaarde: BelRAI, inclusief premodule van BelRAI Vlaanderen, moet ook leiden tot gebruik binnen de thuiszorg en moet dienstig zijn voor het bepalen van de zorgafhankelijkheid in het kader van de Vlaamse zorgverzekering. d. De participatie van de huisartsen en de andere zorgverleners is nodig. Een garantie op eenmalige input van gegevens is een belangrijke incentive. Mogelijks zijn nog andere hefbomen noodzakelijk. (Meten: xxx).
U51 2.7.2. : Invoer pre-module (Timing: xxx. Verantw.: xxx) De BelRAI met premodule zou moeten kunnen ingevoerd worden tegen uiterlijk 1 januari 2014. (Meten: xxx).
U52 2.7.3. : Continuïteit en operationeel houden bestaande omgeving (Timing: xxx. Verantw.: xxx) De BelRAI-‐servers moeten blijven lopen (met inbegrip van een helpdesk). Beide functionaliteiten worden nu verzekerd door Pixima. Hoewel dezelfde onderzoekers (Lucas, met Pixima als spin-‐off) nu voor de BelRAI-‐Vlaanderen werken, is er hier blijkbaar een probleem. De BelRAI-‐gegevens (en dus de databank) zouden uitsluitend eigendom zijn van de FOD Volksgezondheid. Anders gezegd, zolang de onderzoeken liepen, konden de onderzoekers aan alle gegevens, nu niet meer. Voor het onderzoeken van de relevantie van de meerwaarde van de pre-‐screener is dit ongetwijfeld een probleem.
16
Daarnaast ontbreken momenteel de extra budgetten (federale begroting) voor de verdere uitrol van BelRAI (opstartkosten, vorming, begeleiding, finetuning van de instrumenten). (Meten: xxx).
U53 2.7.4. : BelRAI Instrument NB: volgend punt is gedeeltelijk dubbel gebruik met vorig punt? (Timing: xxx. Verantw.: xxx) Binnen 4 jaar BelRAI invoeren als instrument in alle rustoorden en in de thuiszorg. Er moet daarbij op worden toegezien dat de schalen die moeten ingevuld worden, enerzijds beperkt worden tot deze die inderdaad essentieel en noodzakelijk zijn, en anderzijds dat men tracht zoveel mogelijk dingen te doen met zo weinig mogelijk schalen. De schalen mogen vervolgens alleen uitgebreid worden indien er bij alle gebruikers hierover consensus is (dus ook alle administraties – federaal, gemeenschappen en gewesten – ziekenfondsen, instellingen en zorgverstrekkers). Dit veronderstelt ook consolidering van de registratie van zorgtrajecten in hetzelfde instrument. (Meten: xxx).
U54 2.7.5. : BelRAI Instrument
NB: volgend punt is gedeeltelijk dubbel gebruik met vorige punten? (Timing: 1 januari 2016. Verantw.: xxx) Vanaf 1 januari 2016 is BelRAI gestructureerd met veralgemeende en unieke parameters en schalen, die eveneens beschikbaar zijn binnen het EMD, zodat geautomatiseerde gegevensuitwisseling mogelijk is. Deze parameters zijn uniek, precies en eenduidig, zodat ze bruikbaar zijn voor verschillende doeleinden. Deze parameters worden mee opgenomen in de KMEHR-‐tabellen. (Meten: xxx).
U55 2.8.1. : Point d’action : Hub – méta-Hubs et Institutions Psychiatriques.
(Timing: voir texte / Responsabilités: SPF SP-‐ Plateforme eHealth) a. En juin 2014 au plus tard, chaque institution psychiatrique aura pris les dispositions nécessaires pour permettre l’accès de l’ensemble des soignants au système Hub-‐Meta-‐Hub au minimum via une application web leur permettant un accès aux documents du patient et en particulier au Sumehr ainsi que la possibilité de publier une lettre de sortie psychiatrique dont le contenu aura préalablement été défini par le groupe de travail mentionné ci après. b. Les modalités d’accès aux informations psychiatriques du Sumehr et de cette lettre de sortie seront précisées par un groupe de travail pluridisciplinaire créé à cet effet en janvier 2013 sous la responsabilité du SPF Santé Publique dans le cadre de l’implémentation du projet 107. c. Au plus tard en juin 2015, la durée séparant la mise à disposition de la lettre de sortie hospitalière (éventuellement intermédiaire et simplifiée) au sein du système Hub-‐Meta Hub de la sortie du patient ne pourra pas excéder une semaine. La mise à jour du Sumehr par le médecin référent devra être effectuée dans un délai ne dépassant pas 7 jours suivant la publication de cette lettre de sortie. d. En 2016, les systèmes d’information des institutions psychiatriques auront effectué les adaptations nécessaires à une communication via web-‐services. En fonction des ressources disponibles, un incitant financier spécifique sera créé à cet effet. (Meting : comptes rendu publics du groupe de travail. Nbre d’institutions connectées au système Hub-‐Meta-‐Hub. Nbre de lettre de sortie publiées).
17
Vereenvoudiging van het gebruik van registers U56 1.1.6. : Volledig herbuik van gegevens
(Timing: einde 2018. Verantw.: allen) Op 1.1.2018 gebeurt de communicatie tussen zorgverleners en zorginstellingen enerzijds en ziekenfondsen en overheden anderzijds volledig elektronisch en op basis van het principe “geen dubbele registratie”: elk gegeven dat al eens werd doorgegeven, kan niet meer worden opgevraagd. (Meten: geen meldingen meer vanwege de zorgverstrekkers dat dubbele opvragen gebeurt).
U57 3.2.1. : Inventaris en consolidatie registers (Timing: zie tekst. Verantw.: zie tekst) a. Un formulaire de description de registres est créé et diffusé à l’ensemble des parties concernées. L’ensemble des registres existant fait l’objet d’un inventaire qui devra être terminé sous la responsabilité de l’ISP au plus tard en septembre 2013. Cet inventaire détaillera au minimum la description précise des champs de données collectées, leur statut (facultatif ou non), leur format, les codifications (propriétaires ou non) utilisées, le type d’utilisateur et d’institutions concernés ainsi que tout autre information contextuelle indispensable. Les données nécessaires à l’alimentation des différents registres sont regroupées par professions et/ou institutions. Elles sont intégrées dans un cahier des charges publié pour la première fois en 2014 et mis à jour annuellement à destination de l’industrie du logiciel. Des critères de gouvernance son élaborés pour l’élaboration de tout nouveau registre par l’ASBL eCare en collaboration avec l’ISP et diffusés à l’ensemble des autorités et organisations concernées. b. Une consolidation de l’ensemble des données et une analyse des redondances sont effectuées pour décembre 2013. Les données standardisées selon des schémas propriétaire non compatibles avec les standards de référence, notamment sémantiques, sont progressivement remplacées selon un planning à déterminer par ces derniers, en collaboration avec chaque gestionnaire de fichier. (Meten: xxx).
U58 3.2.2. : Voeden van de registers (Timing : 2013. Responsabl. : WIV-‐ISP, Vitalink et RSW) a. Après concertation entre l’ISP d’une part, et Vitalink et le RSW d’autre part, sont définis quels types de données médicales (nécessaires pour les missions de l’ISP) pourraient dans le futur être obtenues directement depuis Vitalink et le RSW, ne nécessitant ainsi plus d’encodage de la part des prestataires de soins. (Mesurable : xxx) (Timing : analyse des besoins en 2014, réalisation en 2015. Responsables: WIV-‐ISP, Vitalink et RSW) b. Dans le cadre des collectes de données du WIV-‐ISP, seules sont demandées aux prestataires de soins les données qui ne se trouvent pas déjà auprès du Hub-‐Meta-‐Hub, Vitalink ou le RSW. Les données existantes dans le Hub-‐Meta-‐Hub sont en extraites directement. (Spécifique : récolte de données de l’ISP ; Mesurable : proportion de données obtenues via le Hub-‐Meta-‐Hub. (Timing : 2015. Responsables: WIV-‐ISP, Vitalink et RSW) c. Tout registre répondant à une finalité secondaire (non purement clinique) sera alimenté à partir de juin 2015 via une communication de système à système (webservices). (Mesurable : xxx) d. Pour janvier 2016, dans le cadre de minimum 2 registres au WIV-‐ISP, tous les centres transfèrent leurs données sur l’ensemble des patients ciblés et des paramètres étudiés en utilisant un web service (upload d’un fichier), et non une application web (formulaire en ligne). (Spécifique : récolte de données de l’ISP ; Mesurable : données correctes transmises à l’ISP tous les centres; Atteignable ; Réaliste ; Timing : développement de méthodes d’extraction de données auprès des centres à partir de 2013).
18
U59 3.2.4. : Monitoring ‘Methadone’ (en uitklaren privacy aspect) (Timing: xxx. Verantw: betrokken administraties?) a. Tegen (DATUM) hebben de zorgverstrekkers toegang tot een monitoring systeem voor ‘substantiegebruik’ (methadone e.d.m.) waarin (in real time) wordt geregistreerd welke patiënten bij welke zorgverstrekkers de betrokken producten voorgeschreven of afgeleverd krijgen. De zorgverstrekkers kunnen deze gegevens in real time consulteren. b. In het eerste trimester van 2013 worden – in een werkgroep met alle betrokken stakeholders – de regels bij het gebruik van dergelijke registers uitgeklaard (en desgevallend vervolgens reglementair vastgelegd). Meten: xxx)
U60 4.1.5. : Standaardisatie en uniformering van de statistische gegevens
(Timing:??? Verantw.: de betrokken administraties) en de ziekenhuizen De ziekenhuizen moeten op verschillende tijdstippen van het jaar allerlei cijfers over de activiteiten en de structuur van het ziekenhuis verstrekken. Soortgelijke vragen worden meermaals door verschillende instanties gesteld. Een beperkt aantal vragenlijsten waarmee op alle behoeften van de overheidsinstanties kan worden ingegaan, wordt vanaf XXXX (datum) voor de ziekenhuizen ingediend. (Meten: xxx).
U61 4.1.6. : UREG en Early warning systems
(Timing: xxx. Verantw.: SPF SP/autres acteurs publics) Alle overheden en overheidsinstellingen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de alarmsystemen (early warning system) zullen klant worden van het project UREG, dat gericht is op de uitwisseling van de medische gegevens van de spoeddiensten van de ziekenhuizen in real time en via web services met het oog op risicoanalyse en crisisbeheer. De variabelen die door UREG worden beheerd, zullen om de twee jaar door de FOD Volksgezondheid worden geüpdatet (Meten: Nbre d’hôpitaux alimentant UREG en temps réel pour les patients admis aux urgences.).
U62 4.1.7. : Traceerbaarheid van medische hulpmiddelen De nodige acties worden ondernomen teneinde in regel te zijn met het ontwerp (26.9.2012) van de nieuwe Europese verordening voor medical devices waarin volgende verplichtingen voorzien worden rond traceerbaarheid: •a requirement that economic operators must be able to identify who supplied them and to whom they have supplied medical devices; • a requirement that manufacturers fit their devices with a Unique Device Identification (UDI) which allows traceability. The UDI system will be implemented gradually and proportionate to the risk class of the devices; •a requirement that manufacturers/authorised representatives and importers must register themselves and the devices they place on the EU market in a central European database. De UDI zal in Europa op nationaal vlak ingevoerd worden vanaf 2014, met een overgangsperiode van 3 jaar. Dit geldt voor alle medical devices, niet enkel voor implantaten. Het gaat om ongeveer 1.5 miljoen referenties (te vermenigvuldigen met individuele serie-‐ en lotnummers). Volgende data hebben we in België beschikbaar die mogelijks gebruikt kunnen worden om in afwachting toch aan een verhoogde traceerbaarheid te werken: 1. Notificatielijst RIZIV van implantaten (reeds meer dan 325.000 implantaten ingevoerd) 2. Nominatieve lijsten en identificatiecodes terugbetaalde implantaten (RIZIV) 3. Verplichte Qermid-‐registratie voor terugbetaling via RIZIV: pacemakers, defibrillatoren, endoprothesen, coronaire stents 4. Facultatieve registratie ORTHOpride 5. Lijst van alle erkende open en gesloten officina’s (FAGG) 6. Lijst van alle erkende distributeurs van medische hulmiddelen (FAGG)
19
7. INSZ-‐nummer Indien we alle bestaande gegevens benutten en aan elkaar linken, kunnen we tot een snelle, economische en effectieve verhoging van de traceerbaarheid komen in afwachting van de UDI. (Timing 2014 – 2017. Verantwoordelijken: ???) Een werkgroep dient volgende punten te evalueren en een concreet actieplan op te stellen voor de invoering van de verplichte volledige traceerbaarheid: a. Kunnen de implantatenlijsten (1 & 2) gebruikt worden om in een Qermid-‐ registratie (3) onder te brengen? b. Kan ORTHOpride (4) omgezet worden naar een Qermid-‐applicatie? c. Lijst van gekende implantaten-‐afnemers (5) uitbreiden tot uitzonderingen (esthetische klinieken, tandartsen, oftalmologen,..) d. Verplichting opleggen aan de verstrekkers om zich enkel bij het FAGG erkende distributeurs (6) te bevoorraden. e. Qermid is momenteel enkel aan terugbetaalde implantaten en ziekenhuizen gelinkt. Moet bruikbaar zijn voor alle verstrekkers en voor alle implantaten. f. Niet alle Qermid-‐data dienen in de traceerbaarheidstoepassing te zitten, enkel implantaatID (en eventuele explantID) en datum. g. Implantaat moet ook gelinkt kunnen worden aan patiënten die niet over een Belgisch INSZ-‐nummer beschikken (7). (Meten: xxx).
Administratieve vereenvoudiging
NB: verschillende andere punten, op nadere plaatsen in dit actieplan leiden eveneens toy administratieve vereenvoudiging.
U63 1.5.1. : Kadaster / Uniek Loket zorgberoepen en voorzieningen (online update van persoonlijke gegevens) (Timing: 31 december 2013. Verantw.: .: Projet :Plate-‐forme eHealth/ EHealthAuthentic Source Workgroup Sources authentiques : INAMI, SPF, Régions et communautés, BCE, FAGG, …) Een eenvoudig te gebruiken “Uniek Digitaal Loket” dat gebruik maakt van de gegevens uit CoBRHA Mise à disposition par la Plate-‐forme eHealthdu cadastre des professionnels du secteur des soins de santé (CoBRAH) en 2013. (Meten: minder dan vijf minuten om een aanpassing in orde te brengen)
U64 1.5.2. : Elk bericht effectief doen toekomen (veralgemeend gebruik van CoBRAH en eHealthBox) (Timing: 31 december 2013. Verantw.: allen) Bij het verzenden van berichten vanuit een (gehomologeerd) systeem is elke zorgverstrekker zeker dat wat verstuurd wordt ook effectief ontvangen en gelezen wordt. Naast het veralgemeend gebruiken van de eHealthBox (met toevoeging van een ‘out of office’ functie – voorzien vanaf april 2013) wordt een systeem ontwikkeld waarmee een andere zorgverstrekker een indicatie krijgt of een andere zorgverstrekker zijn inkomende berichten regelmatig opvolgt of niet. (Vanaf 1 juni 2013 beschikt ook elke huisartsenwachtpost over een erkenning als instelling met een eigen eHealthBox, waarmee berichten ontvangen en verstuurd kunnen worden). (Meten: bestaan en effectief gebruik van het systeem: CoBRAH, eHealthBox,...).
U65 4.1.1. : Vereenvoudigen tariferen en factureren (Timing: xxx. Verantw.: xxx) Uitvoeren van een studie met het oog op de vereenvoudiging van uitwisselingen rond tariferen en facturatie (RIZIV en ziekenhuizen + FOD?). (Meten: xxx).
20
Variant, ingediend door Zorgnet Vlaanderen (Verantw.: RIZIV, FOD, ziekenhuizen en het eHealth platform en software leveranciers) Eind 2015 is het systeem van tarificatie en facturatie voor de ziekenhuizen sterk vereenvoudigd om de digitale verwerking te kunnen blijven verzekeren. Het aantal regels voor omzetting van patiëntgegevens, -‐dossiers, apotheekdata en prestaties wordt met 25% gereduceerd. De beschikbare software kan de gereduceerde complexiteit beter beheersen en het softwareaanbod wordt versterkt. De stakeholders stellen een vereenvoudigingsplan op voor eind 2013 met afspraken voor verdere realisatie.
U66 4.1.3. : Eenvormig systeem voor diverse administratieve attesten en aanvragen
(Timing: 1 januari 2016 & 1 januari 2017. Verantw.: alle betrokken administraties en zorgverstrekkers) Vanaf 1 januari 2016 is er een uniek loket / standaard digitale formulieren voor alle aanvragen van sociale en welzijnstoelagen. NB: In BIJLAGE 6 vind je een gedetailleerde beschrijving van de diverse gegevensstromen die onder dit punt dienen geregeld te worden. Vanaf 1 januari 2017 is er een uniek loket / uniek formulier (zowel ten behoeve van ziekenfondsen als van werkgevers, enz.) voor werkonbekwaamheid, mobiliteit, aanvragen van rolstoelen, enz. Er bestaan gesjabloneerde formulieren die vanuit het EMD worden ingevuld (geen webapplicaties). (Ook voor Invaliditeit, enz.) (Meten: bestaan van het systeem en aantal digitale attesten/aanvragen op het totaal).
U67 4.1.4. : Eenvormig systeem voor facturatie
(Timing: 1 januari 2014 ?. Verantw.: de betrokken administraties en zorgverstrekkers) Zorgverstrekkers en tariferingsdiensten kunnen factureren naar diverse niet-‐RIZIV administraties via een eenvormig digitaal facturatiesysteem: NWOI, OSSOM, OCMW, Politie, enz. Voor zover dit in derdebetalersregeling gebeurt, veronderstelt dit toegang tot de verzekerbaarheidsstatus in deze systemen. Deze dient eenvormig te worden uitgewerkt (cf. MyCarenet). (Meten:xxx).
U68 1.4.3. : Accrediteringsportfolio a. (Timing: 2015. Verantw.: Alle verstrekkers van navorming, incl. e-‐learning) In het EMD wordt een ‘navormings-‐ of accrediteringsportfolio’ voorzien voor de persoonlijke professionele vorming van de gebruiker. Via EMD-‐specifieke codes is hiermee koppeling mogelijk vanuit alle delen van het EMD (diagnose, behandeling, medicatie,…) naar de nationale nascholingsagenda, EBM practice net en RIZIV rapporten. Voorbeelden van reeds bestaande accrediteringsportfolio’s bestaan. Toepassing hiervan binnen het Belgisch systeem is in ontwikkeling. De portfolio kan uitgebouwd worden naar analogie van het integreren van EBM-‐links (zelfde technologie). Er bestaan reeds heel wat e-‐learning pakketten en er is reeds een website binnen het RIZIV om accreditering online in te brengen voor zorgverlener en organisator. (Meten: gebruik van de ‘navormingsportfolio’). b. (Timing: 2013 Erkenningsprocedure voor opleidingen van apothekers. 2014 Automatische registratie van alle erkende opleidingen voor apothekers. 2015 Ontwikkeling van een benchmark. 2016-‐2018 Uitbreiding naar andere zorgberoepen met verplichte navorming of accreditering) Veralgemeende en geautomatiseerde online registratie van erkende opleidingen voor zorgverstrekkers met verplichte navorming of accreditering met benchmarking. PHARFOLIO is een bestaand centraal registratiesysteem ontwikkeld door het Instituut voor Permanente Studie voor Apothekers (IPSA vzw) dat kan uitgebreid worden naar functionaliteiten en toepassing.
21
(Meten: gebruik van de ‘navormingsportfolio’).
U69 5.
MyCarenet
Zie volledige tekst achteraan hoofdstuk II
EBM ondersteunen
U70 1.7.1. : Consolideren EBM initiatieven
(Timing: juin 2013. Verantw.: zie tekst) a. L’ensemble des ressources belges officielles en matière de support à la décision à destination des utilisateurs finaux et les acteurs concernés (Conseils nationaux de promotion de la qualité, associations scientifiques sectorielles, Cebam, collèges, ISP, KCE, CBIP, etc..) sont regroupées en 2013 au sein de la même infrastructure virtuelle, sous la responsabilité de EBM Practicenet. Ils font un inventaire des sites, recommandations, échelles de référence aujourd’hui disponibles et diffusés est réalisé avant juin 2013. b. Sur base de l’étude actuellement menée par le KCE, un projet sera soumis au plus tard en juin 2013 par l’asbl EBM Practicenet à l’asbl Ecare ayant comme but développer une méthodologie efficace pour la validation et la mise en utilisation pratique et généralisée de guidelines internationaux. (Voir https://kce.fgov.be/fr/study-‐program/etude-‐2012-‐15-‐hsr-‐ evaluation-‐des-‐strat%C3%A9gies-‐de-‐diffusion-‐et-‐de-‐mise-‐en-‐%C5%93uvre-‐des-‐guide) Ce projet portera au minimum sur • L’inventaire des partenariats internationaux nécessaires afin d’éviter toute duplication d’investissement en matière d’analyse de la littérature disponible. • Une méthode de validation des guidelines importés ou créés et leur traduction dans les langues nationales est définie dans un document de référence détaillant le rôle de tous les acteurs impliqués ainsi que le timing proposé pour sa réalisation au plus tard en juin 2013. • Le développement de scripts automatiques et d’arbres décisionnels adaptés à chaque secteur • Les secteurs et les environnements impactés en priorité, le rôle de tous les acteurs impliqués (en ce compris les registres constitués à des fins de constitution de bonnes pratiques), le timing proposé et les ressources nécessaires. (Meten: xxx).
U71 1.7.2. : EBM inbouwen in dossiersystemen (was oorspronkelijk 1.4.3.)
(Timing: 2014.& 2015. Verantw.: CEBAM; softwareleveranciers; artsen, verpleegkundigen en kinesisten (wetenschappelijke) organisaties) Tegen einde 2014 worden ‘EBM tools’ ingebouwd in alle elektronische dossiers voor artsen. Voor verpleegkundigen en kinesitherapeuten gebeurt dit tegen 2015. Deze tools voorzien binnen de elektronische dossiers voor de nodige diagnose/patiënt-‐specifieke ondersteuning via gerichte links naar richtlijnen, evidence en opleidingsinformatie. De technologie voor het leggen van links naar richtlijnen en evidence is reeds beschikbaar en uitbreidbaar naar opleidingsinformatie. De tools kunnen nog beter gebruikt en gevaloriseerd worden naarmate de zorgverstrekkers via bestaande informatica-‐applicaties worden aangespoord minder vrije tekst en meer gecodeerde klinische informatie te gebruiken. (Meten: Aantal softwarepakketten die tools geïntegreerd hebben; gebruik door de artsen).
Telemedicine tekst
U72 2.9.1. : Teleconsultation
(Timing : 2013 / Responsable : Inami) L’INAMI en collaboration avec les autres institutions concernées effectuera au cours de
22
l’année 2013 une étude de faisabilité portant sur les deux fonctionnalités de teléconsultation clés que sont la téléconsultation en vue de la re-‐preciption de médicaments et le second avis médical et définira les spécifications techniques, fonctionnelles et organisationnelles ainsi que les adaptations réglementaires et légales nécessaires à leur mise en place. (Mesurer: Rapport de faisabilité sur la mise en place structurelle de ces deux fonctions disponible).
U73 2.9.2. : Télémédecine et soins intégrés (Timing : 2014 / Responsabilités : Tous) Les différentes autorités concernées s’engagent sur les actions suivantes : a. EHealth: Etablir pour juin 2014 un cadre de standardisation de référence pour les outils de telemonitoring et leur communication avec le dossier patient électronique basé sur les initiatives internationales en cours (ex : IHE/Continua Health Alliance) b. Etablir au plus tard en juin 2014 un cadre de référence définissant les types de programmes (Indications médicales, critères d’inclusion, infrastructure nécessaire, acteurs et structures concernées) potentiellement concernés par ce type d’approche (Mutualités, SPF SP, INAMI, Régions et Communautés). c. Etablir un cadre de validation scientifique des programmes pilotes développés et proposer une méthode de financement (forfaitaire au moins partiellement) de ces programmes– au moins sur une base temporaire. (Inami) d. Evaluer la pertinence de ce type d’approche pour des approches en matière de prévention et de revalidation où le patient joue un rôle central. (Mesurer: Cadre de standardisation publié par le plateforme EHealth– cadre de référence public publié). -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐
U69: 5. MyCareNet – Context MyCareNet is een centraal dienstenplatform dat gebruikt kan worden door individuele zorgverleners en instellingen om op een eenvoudige, betrouwbare en beveiligde manier informatie uit te wisselen met de ziekenfondsen. De nagestreefde doelstellingen • Vereenvoudiging van de administratieve procedures. • Modernisering van de informatie-‐uitwisselingen tussen de professionelen van de gezondheidszorg en de ziekenfondsen. • Creatie van nieuwe meerwaarden, zowel voor de zorgverlener/instelling als voor de begunstigde. De huidige en geplande diensten kunnen ingedeeld worden in 4 groepen: facturatie, verzekerbaarheid (=rechten patiënt), Medische akkoorden en administratie De zorgverlener kan MyCareNet op twee manieren gebruiken : • ofwel via zijn businesstoepassing die door zijn softwareleverancier werd aangepast om de verschillende MyCareNet-‐diensten op te roepen die beschikbaar zijn voor zijn sector, • ofwel via het MyCareNet portaal.
5.1. Facturatie Door de facturatiedienst kan elke instelling of zorgverstrekker op elektronische wijze via het netwerk het facturatiebestand, opgesteld in het kader van het derde betaler, overmaken. 5.1.1. Actiepunt: Facturatie via MyCareNet voor Laboratoria Timing: verplichting vanaf 1 juli 2013, uitrol is in progress Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, Laboratoria Meten: ten laatste 1 juli 2013 factureren alle labo’s via MyCareNet 5.1.2. Actiepunt: Facturatie via MyCareNet voor woonzorgcentra (RVT-‐ ROB) Timing: in productie sinds 2010, uitrol is in progress Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s
23
Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, woonzorgcentra (RVT-‐ ROB) Meten: 2 jaar na de afschaffing papieren facturen voor de RVT’s en ROB’s die MyCareNet gebruiken zullen alle RVT’s en ROB’s factureren via MyCareNet. 5.1.3. Actiepunt: Facturatie en Tarificatie via MyCareNet voor artsen a. Facturatie Timing: facturatie door de artsen via MyCareNet is ter beschikking in 2014 Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, artsen Meten: ten laatste 3 jaar nadat de eerste arts een factuur via MyCareNet verstuurt, gebruiken alle artsen MyCareNet voor hun facturatie aan de VI’s b. Tarificatie via MyCareNet voor artsen Timing: Tesamen met de facturatie voor artsen, wordt ook de tarificatie via MyCareNet ter beschikking gesteld van de artsen. Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, artsen Meten: alle artsen die MyCareNet gebruiken voor facturatie, maken ook gebruik van de dienst Tarificatie via MyCareNet 5.1.4. Actiepunt: facturatie via MyCareNet voor kine Timing: facturatie door de kine via MyCareNet is ter beschikking in 1 jaar na de vereenvoudiging van de nomenclatuur Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, kine Meten: ten laatste 3 jaar nadat de eerste kine een factuur via MyCareNet verstuurt, gebruiken alle kine’s MyCareNet voor hun facturatie aan de VI’s 5.1.5. Actiepunt : Facturatie via MyCareNet voor tandartsen Timing: facturatie door de tandartsen via MyCareNet is ter beschikking in 2015 Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, artsen Meten: ten laatste 3 jaar nadat de eerste tandarts een factuur via MyCareNet verstuurt, gebruiken alle tandartsen MyCareNet voor hun facturatie aan de VI’s de 5.1.6. Actiepunt: Facturatie via MyCareNet voor alle andere zorgverstrekkers in 3 betaler de Timing: ten laatste in 2016 kunnen alle zorgverstrekkers die in 3 betaler werken factureren via MyCareNet. Dit is dit niet van toepassing is voor de apotheken, die een ander circuit gebruiken. Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, de betrokken groepen zorgverstrekkers de Meten: ten laatste in 2019 gebruiken alle zorgverstrekkers die in 3 betaler werken MyCareNet voor hun facturatie 5.1.7. Actiepunt: Facturatie via MyCareNet voor alle ziekenhuizen en psychiatrische instellingen De ziekenhuizen en psychiatrische instellingen gebruiken vandaag het verouderde CareNet voor hun facturatie. Dit wordt vervangen door het moderne MyCareNet, zodat voor de administratie met de mutualiteiten op dezelfde manier kan gecommuniceerd worden als met alle andere diensten met toegevoegde waarden via het eHealth Platform. Timing: vanaf 2013 kunnen de ziekenhuizen en psychiatrische instellingen factureren via MyCareNet, eind 2014 dienen alle ziekenhuizen en psychiatrische instellingen te factureren via MyCareNet Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, ziekenhuizen, psychiatrische instellingen. Meten: vanaf 2015 factureren alle ziekenhuizen en psychiatrische instellingen via MyCareNet
5.2. Verzekerbaarheid/rechten van de patiënt
24
De dienst verzekerbaarheid geeft de toelating aan elke instelling of zorgverstrekker om de informatie (verzekerbaarheid en afgeleide rechten) van de zorgbegunstigde raad te plegen om een correcte facturering in het kader van de derdebetaler te kunnen uitvoeren. 5.2.1. Actiepunt: Verzekerbaarheid via MyCareNet voor Apotheken Timing: beschikbaar sinds 2011, uitrol is in progress Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, apotheken Meten:vanaf juli 2013 werken alle apotheken met MyCareNet in plaats van de SIS kaart 5.2.2. Actiepunt: Verzekerbaarheid via MyCareNet voor Laboratoria Timing: beschikbaar sinds 2010, uitrol is in progress Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, labo’s Meten: alle labo’s die MyCareNet gebruiken voor hun facturatie, gebruiken de dienst verzekerbaarheid van MyCareNet ter voorbereiding van de facturatie. 5.2.3. Actiepunt: Verzekerbaarheid via MyCareNet voor woonzorgcentra (RVT-‐ ROB) Timing: beschikbaar sinds 2010, uitrol is in progress Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, RVT’s, ROB’s Meten: alle RVT’s, ROB’s die MyCareNet gebruiken voor hun facturatie, gebruiken de dienst verzekerbaarheid van MyCareNet ter voorbereiding van de facturatie 5.2.4. Actiepunt: Verzekerbaarheid via MyCareNet voor artsen de Timing: komt beschikbaar in 2013, is verplicht te gebruiken in context van sociale 3 betaler vanaf 1 januari 2014, maakt deel uit van de homologatiecriteria voor de artsenpakketten voor 2013 Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, artsen de Meten: alle artsen die sociale 3 betaler toepassen gebruiken vanaf 2014 de MyCareNet dienst verzekerbaarheid 5.2.5. Actiepunt: Verzekerbaarheid via MyCareNet voor kine de Timing: komt beschikbaar in 2013, is verplicht te gebruiken in context van sociale 3 betaler vanaf 1 januari 2014 Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, kine’s de Meten: alle kine’s die sociale 3 betaler toepassen gebruiken vanaf 2014 de MyCareNet dienst verzekerbaarheid 5.2.6. Actiepunt: Verzekerbaarheid via MyCareNet voor tandartsen de Timing: komt beschikbaar in 2013, is verplicht te gebruiken in context van sociale 3 betaler vanaf 1 januari 2014 Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, tandartsen de Meten: alle tandartsen die sociale 3 betaler toepassen gebruiken vanaf 2014 de MyCareNet dienst verzekerbaarheid de 5.2.7. Actiepunt: Verzekerbaarheid via MyCareNet voor alle andere zorgverstrekkers in 3 betaler de Timing: komt ten laatste beschikbaar in 2014, is verplicht te gebruiken in context van sociale 3 betaler vanaf ter beschikkingstelling Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, zorgverstrekkers de Meten: alle zorgverstrekkers die sociale 3 betaler toepassen gebruiken ten laatste eind 2014 de MyCareNet dienst verzekerbaarheid
25
5.2.8. Actiepunt: Verzekerbaarheid via MyCareNet voor alle ziekenhuizen en psychiatrische instellingen De ziekenhuizen en psychiatrische instellingen gebruiken vandaag het verouderde CareNet voor de consultatie Verzekerbaarheid. Dit wordt vervangen door het moderne MyCareNet, zodat voor de administratie met de mutualiteiten op dezelfde manier kan gecommuniceerd worden als met alle andere diensten met toegevoegde waarden via het eHealth Platform. Timing: vanaf 2013 kunnen de ziekenhuizen en psychiatrische instellingen de Verzekerbaarheid raadplegen via MyCareNet, eind 2014 dienen alle ziekenhuizen en psychiatrische instellingen de Verzekerbaarheid te raadplegen via MyCareNet Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, ziekenhuizen, psychiatrische instellingen. Meten: vanaf 2015 zullen alle ziekenhuizen en psychiatrische instellingen de Verzekerbaarheid raadplegen via MyCareNet 5.2.9. Actiepunt: Verzekerbaarheid via MyCareNet en de KSZ voor alle OCMW OCMW’s gebruiken de verzekerbaarheid/rechten van de patiënt als deel van de sociale enquête. Ook in de context van het project eCarMed dienen de OCMW’s na gaan of hun cliënt sociaal verzekerd is. Timing: eind 2013 zal de verzekerbaarheid via MyCareNet aangeboden worden aan de OCMW’s, di e deze kunnen raadplegen via de KSZ. Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, KSZ, OCMW’s Meten: in 2014 consulteren alle OCMW’s de verzekerbaarheid van hun cliënten middels MyCareNet via de KSZ 5.2.10. Actiepunt: BIM statuut via MyCareNet en de KSZ voor aanbieders sociale tarieven (De Lijn, NMBS, regio’s, …) Timing: in de loop van 2013 biedt de KSZ aan de aanbieders sociale tarieven (De Lijn, NMBS, regio’s, …) informatie betreffende het BIM-‐statuut van hun klanten Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, KSZ, aanbieders sociale tarieven Meten: ten laatste vanaf 2014 hebben de aanbieders met sociale tarieven hebben op het moment dat ze het nodig hebben voor de periode die hen aanbelangt de meest accurate informatie met betrekking het BIM statuut van hun klanten.
5.3. Medische akkoorden De medisch-‐administratieve dienst biedt zorgverleners en VI's de mogelijkheid om op elektronische en beveiligde wijze "medisch-‐administratieve" informatie uit te wisselen. 5.3.1.Actiepunt: Medische akkoorden Medicijnen Hoofdstuk 4 via MyCareNet a. Raadpleging voor apotheken en ziekenhuizen De dienst "raadpleging akkoord hoofdstuk 4" is beschikbaar voor apothekers in een ambulante omgeving (openbare apotheken) en in een ziekenhuisomgeving (one-‐day ambulant). De apotheker zal de akkoorden raadplegen op basis van een voorschrift, de datum van aflevering of de datum van de bestelling van het product als dit niet voorhanden is. Een apotheker kan een raadpleging vragen op basis van een datum en een CNK-‐code. Als antwoord zal hij het akkoord krijgen met betrekking tot de paragraaf (en hoeveelheid voor de akkoorden van het model E of C) van de gevraagde CNK-‐code als er één is. Timing: in productie in 2013 Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, apotheken, ziekenhuizen Meten: in 2015 gebruiken alle ziekenhuizen en alle apotheken de MyCareNet dienst consultatie akkoord medicijnen hoofdstuk 4 b. Aanvraag akkoord Hoofdstuk 4 voor apotheken, artsen en ziekenhuizen Deze dienst is beschikbaar voor voorschrijvende geneesheren in een ambulante omgeving en in een ziekenhuisomgeving.
26
De voorschrijvend geneesheer vraagt een akkoord aan via zijn software of via de webtoepassing. Sommige aanvragen (zonder bijlage) zullen onmiddellijk kunnen worden "toegekend" of "geweigerd" (synchroon). De voorschrijvend geneesheer zal dan zijn antwoord ontvangen in de seconden die volgen. Voor andere aanvragen zal een manuele interventie van de adviserend geneesheer nodig zijn (bv.: analyse van de bijlagen). In dat geval zal de VI onmiddellijk een bericht sturen naar de voorschrijvend geneesheer om hem mee te delen dat de aanvraag later verwerkt zal worden door de adviserend geneesheer. In een tweede fase van het project zal, voor de aanvragen die geanalyseerd moeten worden door de adviserend geneesheer persoonlijk, in de volgende dagen een antwoord verstuurd worden naar de voorschrijvend geneesheer via MyCareNet. In alle gevallen zal de beslissing per brief opgestuurd worden naar de patiënt. Raadpleging akkoord hoofdstuk 4 Een geneesheer kan een raadpleging hoofdstuk IV aanvragen voor een patiënt waarmee hij een therapeutische relatie heeft op basis van: • een datum. In dat geval zal hij alle akkoorden krijgen die beantwoorden aan zijn aanvraag en die geldig zijn tijdens (een deel van) de periode van twee jaar die loopt vanaf de gevraagde datum. • een periode. In dat geval zal hij alle akkoorden krijgen die beantwoorden aan zijn aanvraag en die geldig zijn tijdens (een deel van) de gevraagde periode. Die periode moet beperkt worden tot twee jaar maar zij kan volledig in het verleden liggen. Deze dienst is beschikbaar voor geneesheren in een ambulante omgeving en in een ziekenhuisomgeving. Timing: in productie in 2013 Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, artsen Meten: in 2016 gebruiken alle artsen de MyCareNet dienst aanvraag akkoord medicijnen hoofdstuk 4 5.3.2. Actiepunt: Medico administratieve aanvragen via MyCareNet voor thuisverpleging Deze dienst bestaat uit drie luiken: • Aanvraag van forfait A, B, C of toilet • Aanvraag voor palliatieve zorgen • Kennisgeving voor specifieke technische verstrekkingen Timing: in productie sinds 2010, verplicht vanaf juli 2013 Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, thuisverpleegkundigen Meten: vanaf juli 2013 gebruiken alle thuisverpleegkundigen MyCareNet voor de aanvragen forfait A, B, C, toilet en palliatieve zorgen en voor de kennisgevingenspecifieke technische verstrekkingen 5.3.3. Actiepunt: Medische akkoorden via MyCareNet voor de Kine Via dezelfde mechanismen en gelijkaardige stromen als voor medische akkoorden hoofdstuk 4, kan ook de kine medische akkoorden aanvragen en raadplegen via MyCareNet. Voorafgaandelijk dient eerst de nomenclatuur van de kine vereenvoudigd te worden (zie ook facturatie kine via MyCareNet) Timing: 2 jaar na de vereenvoudiging van de nomenclatuur van de kine komen de diensten aanvraag en consultatie medische akkoorden voor de kine ter beschikking via MyCareNet. Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, kine Meten: 3 jaar na het in gebruik stellen van de dienst gebruiken alle kine’s de diensten aanvraag en consultatie medische akkoorden voor de kine ter beschikking gesteld via MyCareNet 5.3.4. Actiepunt: Medische akkoorden via MyCareNet voor de logopedisten Timing: hoogstens 1 jaar na de kine komen de diensten aanvraag en consultatie medische akkoorden voor de logopedisten ter beschikking via MyCareNet Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, logopedisten
27
Meten: 3 jaar na het in gebruik stellen van de dienst gebruiken alle logopedisten de diensten aanvraag en consultatie medische akkoorden voor de logopedisten ter beschikking gesteld via MyCareNet
5.4. Administratie 5.4.1. Actiepunt: Beheer van de GMD via MyCareNet Les services concernés sont : • Consultation du droit DMG d’un patient • Notification DMG pour l’ouverture, la reprise et la prolongation d’un DMG (y compris la clôture du DMG). • Consultation de la liste des patients pour lesquels le médecin est détenteur du DMG. Timing: beschikbaar in 2013 Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, artsen Meten: De administratie voor de artsen met betrekking tot de GMD zal vanaf 2014 minder complex zijn en in 2016 gebruiken alle artsen MyCareNet voor het beheren van hun GMD’s. 5.4.2. Actiepunt: Beheer van de hospitalisatie Deze dienst betreft de uitwisselingen van informatie tussen het ziekenhuis en de verzekeringsinstelling in het kader van het administratief beheer van de hospitalisatie Timing: vanaf 2013 kunnen de ziekenhuizen en psychiatrische instellingen het beheer van de hospitalisatie met de ziekenfondsen via MyCareNet uitvoeren, eind 2014 dienen alle ziekenhuizen en psychiatrische instellingen dit te doen via MyCareNet Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s Stakeholders: NIC, VI, RIZIV, eHealth Platform, ziekenhuizen, psychiatrische instellingen. Meten: vanaf 2015 zullen alle ziekenhuizen en psychiatrische instellingen het beheer van de hospitalisatie met de ziekenfondsen verrichten met MyCareNet
5.5. Integratie van MyCareNet met andere systemen
De volgende punten dienen samen gelezen te worden met de overeenkomstieg actiepunten in de rest van hoofdstuk II.
5.5.1. Actiepunt: Integratie van MyCareNet met eCarmed Het project viseert om de virtuele medische kaart voor niet-‐verzekerden en OCMW klanten in te voeren ten behoeve van alle zorgverstrekkers. In een eerste fase worden enkel de niet-‐verzekerden in ziekenhuizen in de scope opgenomen. De facturatie door de zorgverstrekker gebeurt via MyCareNet. Timing: in 2013 starten de piloot OCMW’s en piloot ziekenhuizen Verantwoordelijkheid: POD MI Stakeholders: (fase1) POD MI, Riziv, eHealth Platform, KSZ, ziekenhuizen, OCMW’s, HZIV, NIC, ziekenhuizen, OCMW’s Meten: vanaf 2013 kunnen ziekenhuizen factureren via MyCareNet in de context van eCaremed 5.5.2. Actiepunt: Integratie van MyCareNet met “Registers” De registers die gecreëerd zijn, worden en zullen worden in de context van eCare kunnen informatie bevatten die in sommige gevallen ook aan de VI’s dient bezorgd te worden. Om te vermijden dat de zorgverstrekker deze informatie 2 keer onder verschillende vormen en via verschillende kanalen dient te bezorgen, zal een orchestratie opgezet worden tussen de stromen die de registers voeden en MyCareNet, die (een deel van) dezelfde informatie aan de (adviserend geneesheer van de )VI’s bezorgd. Timing: 1 jaar na de oprichting van eCare zal elk nieuw register georchestreerd worden met MyCareNet, voor zover van toepassing. Vanaf 2 jaar na de oprichting van eCare zullen de bestaande registers geleidelijk aan georchestreerd worden met MyCareNet, voor zover van toepassing Verantwoordelijkheid: NIC + VI’s
28
Stakeholders: eCare, NIC, VI’s, eHealth Platform, Riziv, zorgverstrekkers (artsen, ziekenhuizen, …) Meten: nieuwe registers zullen vanaf 2014 (?=1 jaar na oprichting eCare) georchestreerd zijn met MyCareNet zodat de zorgverstrekker de informatie slechts 1 keer dient in te verstrekken. 5.5.3. Actiepunt: Integratie van MyCareNet met Recip-‐e Het Recip-‐e project heeft tot doel de medische voorschriften in elektronische vorm in te voeren Het systeem kan alle soorten medische voorschriften ondersteunen, maar in eerste instantie is gestart met de medicatievoorschriften en wel voornamelijk van voorschrijvende huisarts naar afleverende apotheker, later volgen onder andere thuisverpleging en kine. In het project is voorzien om bij de raadpleging van het voorschrift door de zorgverstrekker meteen ook de verzekerbaarheid van de patiënt aan te geven. Hiervoor is orchestratie met de MyCareNet dienst verzekerbaarheid/rechten van de patiënt voorzien Timing: gelijktijdig met de oplevering van de verschillende fases van het Recip-‐e project Verantwoordelijkheid: Recip-‐e Stakeholders: Recip-‐e, eHealth Platform, Riziv, zorgverstrekkers, NIC, VI’s Meten: elke zorgverstrekker die Recip-‐e gebruikt zal bij het raadplegen van een voorschrift ook geïnformeerd worden over de verzekerbaarheid van de patiënt, voor zover het een voorschrift bevat binnen de ZIV
5.6. Ontsluiting van informatie via KSZ 5.6.1. Actiepunt: Consultatie arbeidsongeschiktheid Consultatie van gegevens met betrekking tot periodes van inactiviteit of toegelaten deeltijdse werkhervatting in geval van ziekte, met name de begindatum van arbeidsongeschiktheid (formulier A050). Timing: beschikbaar vanaf 2015 Verantwoordelijkheid: KSZ Stakeholders: KSZ, RKW, RJV, VI’s, NIC, Riziv Meten: minder administratieve tussenkomsten en vluggere detectie en stopzetting van dubbele uitbetalingen 5.6.2. Actiepunt: Handiweb & communit-‐e bij de ziekenfondsen Ter ondersteuning van de dossiervorming voor personen met een handicap zullen de diensten Handiweb en comminit-‐e uitgerold worden naar de maatschappelijke werkers bij de ziekenfondsen Timing: beschikbaar in 2013 Verantwoordelijkheid: FOD SZ Stakeholders: FOD SZ, KSZ, VI’s, NIC Meten: snellere afhandeling dossiers, maatschappelijk werker kan dossier zelf ingeven, vermindering administratieve werklast van de maatschappelijk werker 6.6.3. Actiepunt: ASR veralgemeend gebruik door werkgever en van alle attesten Verdere rollout van ASR en uitbreiding naar alle documenten arbeidsongeschiktheid tot en met werkhervatting Timing: volledig uitgerold in 2016 Verantwoordelijkheid: RSZ Stakeholders: RSZ, KSZ, Riziv, VI’s, NIC, sociale secretariaten Meten: verdwijnen van de papieren stroom tussen alle actoren. Alle actoren beschikken gelijktijdig over dezelfde info.
5.7. Personal Health Record 5.7.1. Actiepunt: Een persoonlijk medisch dossier voor, door en van de burger Elke burger krijgt toegang tot een persoonlijk elektronisch medisch dossier waarbij hij/zij op een gestructureerde en interoperabele manier gezondheidsgegevens kan inbrengen en mits zijn/haar akkoord deze kan uitwisselen (in twee richtingen) met gezondheids-‐ en welzijnsactoren.
29
Ziekenfondsen kunnen deze gegevens aanvullen met relevante terugbetaling gegevens (bv data preventieve onderzoeken etc.). Meetbaar: 1) Aantal burgers die deze tool gebruiken drie jaar na de lancering. 3) Het aantal parameterdagboeken en invullijsten die ter beschikking worden gesteld + gemiddeld gebruik hier van Acceptabel: Een algemeen aanvaard governance model en de gedragenheid van het project door zorg-‐ welzijnsverstrekkers, patiëntenorganisaties en ziekenfondsen is een voorwaarde naast de gebruiksvriendelijkheid. Realistisch: Patiënten en burgers zijn vragende partij gezien de mogelijkheden die deze applicaties bieden om zelf een actor te worden bij het beheer van hun eigen gezondheid en ziekte (empowerment). Op dit moment zijn er al verschillende technische oplossingen ter beschikking die helaas te weinig de burger bereiken wegens het ontbreken van de algemene gedragenheid door de verschillende partners, de algemene beschikbaarheid en een goed en onafhankelijk business model Tijd: 2013: conceptualisatie 2014-‐2015: eerste piloten 2016-‐2018: geleidelijke uitrol naar de ganse bevolking
5.8. Shared dossier 5.8.1. Actiepunt: een gedeeld Elektronisch Medisch Dossier (EMD) Er zou een gedeeld Elektronisch Medisch Dossier (EMD) systeem moeten komen dat door alle zorgactoren -‐ waaronder de patiënt zelf -‐ wordt gebruikt en gedeeld. Alle medische gegevens en communicatie – zoals registratie consultatie, uitslagen labo/beeldvorming/APO …, aanvragen, doorverwijzingen, verslagen, voorschriften, … -‐ over een welbepaalde patiënt zijn toegankelijk via een basisdienst die door het eHealth-‐platform wordt aangeboden. Men kan spreken over een “shared” dossiersysteem. Iedere zorgactor heeft direct toegang tot de gegevens, wat de uitwisseling van gegevens tussen verschillende systemen in vele gevallen overbodig zal maken. Het gedeeld dossier zal als authentieke en unieke bron van medische gegevens dienst doen. De gegevens in dit systeem zouden in grote lijnen kunnen onderverdeeld worden in functie van de verantwoordelijke zorgactor die een welbepaald gegevenselement beheert (gegevens van huisarts, specialist ambulant, specialist ziekenhuis, adviserend geneesheer, arbeidsgeneesheer, apotheker, de patiënt zelf, verpleegkundige, …). De gegevens kunnen door de zorgactoren ondermeer benaderd worden door commerciële pakketten. Ideaal gezien zou er ook een gratis service moeten ter beschikking worden gesteld die al de nodige functionaliteiten moet aanbieden om met de gegevens in het shared dossier te werken. Het gemeenschappelijk dossiersysteem moet ook aan een aantal belangrijke eigenschappen voldoen: De gegevens kunnen door de zorgactoren ondermeer benaderd worden door commerciële pakketten. Ideaal gezien zou er ook een gratis service moeten ter beschikking worden gesteld die al de nodige functionaliteiten moet aanbieden om met de gegevens in het shared dossier te werken. Het gemeenschappelijk dossiersysteem moet ook aan een aantal belangrijke eigenschappen voldoen: • Er moet een strikt user management zijn: iedere zorgactor heeft enkel toegang (lees en/of schrijfrechten) tot de gegevens die nodig zijn voor zijn/haar functie en enkel voor de patiënten waarvoor een therapeutische relatie bestaat. • De gegevens in het dossier moeten maximaal gestructureerd zijn en moeten maximaal gebruik maken van de referentieterminologie. • Het moet intelligent zijn: alle taken die op basis van de beschikbare (gestructureerde) gegevens éénduidig kunnen worden uitgevoerd, moeten automatisch of semi-‐automatisch gebeuren (bv. genereren aanvragen hoofdstuk IV, invullen posologie medicatie en genereren geneesmiddelenvoorschrift indien bepaalde richtlijn wordt gevolgd, sturen bericht naar welbepaald
30
register, genereren nomenclatuur voor verstrekte prestaties, …). De zorgactoren moeten maximaal worden ondersteund in hun administratieve taken. Unieke gegevens moeten door de zorgactoren slechts éénmalig en op één plaats worden ingevoerd. Alle secundaire informatie die hieruit kan afgeleid worden (en die dus in feite redundant is) moet automatisch worden gegenereerd en eventueel doorgestuurd. • Er moet functionaliteit aanwezig zijn die peer review mogelijk maakt van patiëntendossiers tussen zorgverleners. • Het gedeeld EMD moet gekoppeld worden met de Evidence Linker, dat gevalideerde, kwalitatief hoogstaande en algemeen aanvaarde klinische richtlijnen aanbiedt tijdens de consultatie van de patiënt bij zijn arts. Deze richtlijnen moeten ook in gestructureerde vorm worden aangeboden zodat ze kunnen worden gecombineerd met gestructureerde en gecodeerde gegevens aanwezig in het gedeeld dossier. De combinatie van gestructureerde richtlijnen en gestructureerde gegevens kan dan vervolgens worden gebruikt in (semi-‐)automated decision support systems. De richtlijnen moeten dus maximaal worden geïntegreerd in het gedeeld dossier en de klinische activiteiten van de zorgactor maximaal ondersteunen. SMART-‐formulering: S: Gedeeld elektronisch medisch dossier voor gezondheids-‐ en welzijnsactoren, verzekeringsinstellingen en patiënten M: Aantal of proportie artsen en patiënten die dit systeem gebruiken drie jaar na lancering. Proportie artsen die in het systeem van peer review stappen. Proportie therapeutische beslissingen die volgens richtlijnen gebeurt. A: Artsen zijn vragende partij om unieke gegevens slechts éénmalig en op één plaats in te voeren. Het peer review systeem werkt kwaliteitsverhogend wat ten voordele zal komen voor de patiënt. Ook de artsen zullen beter zien hoe collega’s te werk gaan wat een belangrijke opportuniteit is om bij te leren en het blikveld te verruimen. R: Technisch gezien is een gedeeld dossier op dit moment zeker haalbaar T: 2014: conceptualisatie -‐-‐ 2016: eerste piloten -‐-‐ 2017: geleidelijke uitrol naar alle actoren
31