Bijblijven KAM contactdag dinsdag 28 oktober 2014
BIJBLIJVEN - 28 oktober 2014
Inhoudsopgave
2 - 19
1
MILIEU ............................................................................................................................................3
2
ENERGIE .........................................................................................................................................6
3
ARBO ............................................................................................................................................10
4
KWALITEIT....................................................................................................................................12
5
BODEM EN WATER ......................................................................................................................15
6
DUURZAAMHEID .........................................................................................................................18
BIJBLIJVEN - 28 oktober 2014
1 Milieu Activiteitenbesluit en –regeling: voorstel vierde tranche In juli 2014 is het voorstel van de vierde tranche van het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling gepubliceerd. De vierde tranche wijzigt het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling op verschillende punten. Zo vervallen voor een aantal nieuwe groepen bedrijven de verplichting tot een omgevingsvergunning milieu. De volgende bedrijven komen onder het Activiteitenbesluit te vallen: • Het smelten en gieten van metalen; • Het opslaan of bewerken van ontplofbare stoffen of voorwerpen bij defensie-inrichtingen; • Schieten op buitenschietbanen; • Kleinschalig vergisten van uitsluitend dierlijke meststoffen; • Dierencrematoria; • Honden, lawaaivogels en dierentuinen; • Asbestverwijdering; • Bloemenververijen; • Enkele activiteiten met mergel, grind en kalk (winnen, breken, malen, zeven en drogen). Daarnaast worden in het Activiteitenbesluit voorschriften gesteld met betrekking tot lozingen, waarmee de vergunningplicht vanuit de Waterwet voor bepaalde handelingen en specifieke lozingen vanuit inrichtingen vervalt. Dit betreft: • Handelingen in een oppervlaktewaterlichaam; • Lozen ten gevolge van het schoonmaken van drinkwaterleidingen; • Lozen van afvalwater dat vrijkomt bij een calamiteit. De onderstaande wet- en regelgeving wordt opgenomen in het Activiteitenbesluit: • Besluit LPG-tankstations; • Besluit hefschroefvliegtuigen ziekenhuizen; • Regeling op-, overslag en distributie benzine milieubeheer; • Het normatieve deel van de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR). Ten slotte zijn er nog enkele wijzigingen van dit besluit ter verduidelijking van voorschriften, verlichting van de lasten en ter reparatie, bijvoorbeeld: • Stookinstallaties, zoals stookinstallaties die ten hoogste 500 uur per jaar in gebruik zijn, zijn vrijgesteld van de emissie-eisen; • De VOS oplosmiddelenboekhouding is niet verplicht voor bedrijven met oplosmiddelengebruik beneden drempels, zoals vastgesteld in Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging); • Voor energiebesparingsmaatregelen wordt niet meer gekeken naar ‘netto contante waarde’; • Voor koelinstallaties met natuurlijke koudemiddelen geldt voortaan een jaarlijkse keuringsplicht. Voor vragen over de inhoud van bovenstaande tekst kunt u contact opnemen met Jan-Carel Nieuwland, 033-422-13 92 of
[email protected]. F-gassenverordening Op 1 januari 2015 treedt Verordening EU/517/2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen (F-gassenverordening) in werking. Met de inwerkingtreding van deze nieuwe verordening wordt de oude F-gassenverordening (Verordening EG/842/2006) ingetrokken.
3 - 19
BIJBLIJVEN - 28 oktober 2014
Het doel van de nieuwe verordening is ook het milieu beschermen door de uitstoot van gefluoreerde broeikasgassen (zoals fluorkoolwaterstoffen (HFK's), perfluorkoolstoffen (PFK's) en zwavelhexafluoride (SF6)) te verminderen. Hierbij wordt dezelfde benadering gebruikt als Verordening EG/2009/1005 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen; namelijk het geleidelijk beëindigen van het gebruik van dergelijke gassen. Over het algemeen veranderen de eisen in de nieuwe F-gassenverordening niet, maar er zijn toch enkele wijzigingen. Een zeer belangrijke wijziging betreft de inspectie. Zo worden nieuwe inspectiecategorieën toegevoegd. Dit zijn onder andere: • Koeleenheden van koelwagens en koelaanhangwagens; • Elektrische schakelinrichtingen; • Organische rankinecycli. Verder wordt het vereiste aantal lekcontroles niet vastgesteld op basis van kilogram koudemiddelinhoud (3, 30, 300 kg), maar op basis van tonnage CO2-equivalent (5, 50, 500 ton). Voor vragen over de inhoud van bovenstaande tekst kunt u contact opnemen met Fons Pennartz, 033-422 13 33 of
[email protected]. Externe veiligheid buisleidingen Per 1 juli 2014 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen niet alleen van toepassing op aardgas en aardolieproducten, maar ook op butaan, buteen, chloor, ethyleen, kooldioxide, stikstof, waterstof en zuurstof. Dit is het gevolg van een wijziging van de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Als gevolg moeten exploitanten van buisleidingen met voornoemde stoffen de zorgplicht in acht nemen en maatregelen nemen ter voorkoming van ongewone voorvallen. Verder moeten ze leidingen aanleggen volgens de constructie-eisen van de NEN 3650, een veiligheidsmanagementsysteem opstellen volgens de NTA 8000 en een sanering uitvoeren binnen drie jaar als een kwetsbaar object binnen de PR 10-6 contour ligt. Voor vragen over de inhoud van bovenstaande tekst kunt u contact opnemen met Erik Krops, 033-422 13 80 of
[email protected]. Omgevingswet en Natuurwet Het voorstel voor de Omgevingswet is op 17 juni 2014 naar de Tweede Kamer verzonden. De Omgevingswet voegt wetgeving betreffende het milieu, de ruimtelijke ordening en een deel over water samen. Het plan is dat in 2018 deze wet in werking treedt. Interessant is om te vermelden is dat indien de voorgestelde Omgevingswet wordt aangenomen het begrip ’inrichting’ vervalt. Dit wordt vervangen door het begrip ’milieubelastende activiteit’. Dit moet het makkelijker maken om algemeen geldende regels, zoals het Activiteitenbesluit, van toepassing te kunnen verklaren. Echter, door het nieuwe begrip kunnen voor verschillende milieubelastende activiteiten verschillende vergunningen nodig zijn. Op 18 juni 2014 is het gewijzigde voorstel van de Natuurwet ingediend bij de Tweede Kamer. Het doel van de nieuwe Natuurwet is het beschermen van de biodiversiteit in Nederland zonder de lasten te verhogen. De Natuurwet voegt verschillende wetten samen, namelijk de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Door de Natuurwet krijgen de provincies onder andere de wettelijke plicht hun natuurbeleid vast te leggen. 4 - 19
BIJBLIJVEN - 28 oktober 2014
Voor vragen over de inhoud van bovenstaande tekst kunt u contact opnemen met Marlies Huijbers, 033-422 13 76 of
[email protected]. PGS 9 PGS 9 over cryogene gassen is per april 2014 niet alleen van toepassing op de opslag van vloeibare zuurstof, maar ook op andere cryogene gassen, zoals stikstof, argon, koolstofdioxide, helium en lachgas in hoeveelheden van 0,125 m³-100 m³. Daarnaast zijn voor de meeste gevallen de interne veiligheidsafstanden kleiner geworden en zijn extra eisen gesteld aan de omgeving, de ruimtelijke indeling van de opslagvoorziening en aan de fundatie. Voor vragen over de inhoud van bovenstaande tekst kunt u contact opnemen met Martin van der Slik, 033-422 13 87 of
[email protected].
5 - 19
BIJBLIJVEN - 28 oktober 2014
2 Energie Energieprijzen
Na een korte opleving zijn de elektriciteitsprijzen ongeveer op het niveau van een half jaar geleden, met uitzondering van cal-15. Het is niet ongewoon dat deze aan het eind van het jaar oploopt. De gasprijzen zijn redelijk constant, maar met een dalende olieprijs in de laatste weken is het afwachten of gas gaat volgen.
6 - 19
BIJBLIJVEN - 28 oktober 2014
De constante gasprijs bij een lage elektriciteitsprijs is nog steeds kritisch voor WKK’s, maar biedt ruimte voor warmtepompen. De marge (sparkspread) is nog steeds laag, maar lijkt door het laagste punt te zijn gegaan. Onderstaande grafiek toont de sparkspread, welke de afgelopen drie jaar nagenoeg is gehalveerd. Het laagste punt is met cal-16 afgelopen voorjaar bereikt.
Voor vragen over de inhoud van bovenstaande tekst, kunt u contact opnemen met Jan van Eijk, 033-422 13 35 of
[email protected] of Ruud van Kolfschooten, 033-422 13 43 of
[email protected]. CO2 en NOx CO2-emissiehandel en Carbon Leakage De nieuwe Carbon Leakage lijst vanaf 1-1-2015 is in concept gepubliceerd. Zie ook https://www.emissieautoriteit.nl/emissierechten/Toewijzing%20/toewijzing-2013-2020/carbonleakage/welke-sectoren Op het moment dat de lijst definitief is, roept NEa op tot het verstrekken van additionele gegevens. Deze komen veelal overeen met de gegevens die voor de allocatie in 2011 zijn gebruikt en dienen wederom goedkeuring van een verificateur te krijgen. Let naast eventuele aanpassingen van de Carbon Leakage lijst ook op fysieke uitbreidingen en inkrimpingen. Bij fysieke uitbreidingen is het mogelijk om aanspraak te maken op extra emissierechten, maar een dergelijke aanvraag is niet eenvoudig en is aan deadlines gebonden. Prijsontwikkeling CO2 De prijs voor EUA CO2-emissierechten was een half jaar geleden € 5,--/ton voor cal-14 en iets onder de € 7,--/ton voor cal-20. Op 20 oktober 2014 was deze prijs € 6,12 (komende maand) tot € 7,19 voor cal-20.
7 - 19
BIJBLIJVEN - 28 oktober 2014
NOx Over het algemeen zijn de verscherpte NOx-emissie-eisen die ingaan in 2017 wel al enige tijd bekend. Maar het onderwerp begint dit jaar pas echt te leven. Afgelopen jaar hebben verschillende partijen informatiedagen georganiseerd, zowel KWA als Infomil in samenwerking met de samenwerkende branderleveranciers. De branderleveranciers schatten in dat ongeveer 50% van de bestaande ketels groter dan 1 MW een brander heeft die niet voldoet aan de regelgeving. Ook zij roepen op om spoedig inventarisaties uit te voeren naar de eisen die gelden voor diverse installaties. Niet alleen zijn dat emissie-eisen, maar ook periodieke keuring inclusief brandstoftoevoerleidingen worden vanaf nu in het Activiteitenbesluit geregeld. Voor procesinstallaties worden geen eisen gegeven en dient er maatwerk in de vergunning te worden opgenomen. Emissiemetingen dienen minimaal één keer per vier jaar te worden uitgevoerd voor gasturbines/ gasmotoren en dieselmotoren. Voor ketels is dit eenmalig. Houd er rekening mee dat er ook bij typekeur branders nu alsnog emissie-metingen vereist zijn. Voor vragen over de inhoud van zowel CO2 als NOx kunt u contact opnemen met Bart Simons, 033-422 13 40 of
[email protected] of Bas Oldenhof, 033-422 13 41 of
[email protected]. MJA3/MEE Ook buiten de convenanten worden sectorspecifieke maatregellijsten opgesteld. Deze lijsten worden in de loop van 2015 ook integraal in het Activiteitenbesluit opgenomen. Bij type A- en B-bedrijven is in het Activiteitenbesluit reeds opgenomen dat bij een bepaald energieverbruik maatregelen met een terugverdientijd korter dan vijf jaar dienen te worden uitgevoerd. Met de maatregellijsten verwacht men in de toekomst eenvoudiger te kunnen handhaven op energieverplichtingen, in plaats van vrijwillige naleving hiervan in convenantverband. De vraag is echter of de overheid hiervoor voldoende geld, mankracht en kennis ter beschikking kan stellen. De houdbaarheid van de convenanten lijkt voorlopig nog niet te zijn verlopen. Omdat het uitvoeren van een energieaudit (het op laten stellen van een EEP valt daar ook onder) verplicht wordt gesteld, komt de bijdrage van de overheid hiervoor in de toekomst te vervallen. Verplichtingen mogen namelijk niet worden gefinancierd. Hoe dit exact ingevuld wordt, is nog niet duidelijk. Voor vragen over de inhoud van bovenstaande tekst kunt u contact opnemen met Marcel van den Bovenkamp, 033-422 13 45 of
[email protected]. Subsidies en fondsen Subsidie Overijssel Agro & Food De provincie Overijssel hanteert de subsidieregeling Innovatie Agro & Food Overijssel. Het doel van de regeling is het bijdragen aan de verduurzaming van de Agro & Food-sector. Organisaties of ondernemingen uit de Agro & Food-sector met een vestiging in Overijssel komen in aanmerking voor subsidie. Subsidie is beschikbaar voor innovatieve projecten die bijdragen aan de verduurzaming van de Agro & Food-sector. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor: • Onderzoek naar de haalbaarheid en effectiviteit van een nieuw product, techniek, dienst of proces. • Inhuur van deskundigen ten behoeve van de realisatie van een innovatief project. Investeringen ten behoeve van de realisatie van een innovatief project.
8 - 19
BIJBLIJVEN - 28 oktober 2014
Zie ook: http://www.overijssel.nl/loket/subsidies-per/innovatie-0/@187824/innovatie-agro-food/ Voor vragen over de inhoud van bovenstaande tekst kunt u contact opnemen met Martijn Goorts, 033-422 13 44 of
[email protected] of Bart Simons, 033-422 13 40 of
[email protected]. ETS-subsidie Vanaf begin 2015 kunnen weer aanvragen in het kader van de subsidieregeling indirecte emissiekosten worden ingediend. Hiervoor gelden twee eisen, aanvragers moeten deelnemen aan MJA- of MEE-convenant en zij dienen producten te produceren die én op de Carbon Leakage lijst staan in het kader van EU-ETS en ook nog eens elektriciteitsintensief zijn. Zie hiervoor bijlage I van de relevante Staatscourant via onderstaande link. Of de lijst in de toekomst uitgebreid wordt, door uitbreiding van de CL-lijst, is nog niet bekend. http://www.rvo.nl/subsidies-regelingen/subsidieregeling-indirecte-emissiekosten-ets Voor vragen over de inhoud van bovenstaande tekst kunt u contact opnemen met Bas Oldenhof, 033 -422 13 41 of
[email protected] of Bart Simons, 033-422 13 40 of
[email protected]. Verplichte keuring airco-installaties Sinds december 2013 is de keuring van airco-installaties voor comfortkoeling (dus geen koel- en vriescellen) verplicht indien het totaal opgesteld koelvermogen op gebouwniveau meer is dan 12 kilowatt (kW). Niet alleen geldt dit voor compressie koelmachines, maar ook voor andere koudeopwektechnieken, zoals WKO en absorptiesystemen. De wetgeving is afgelopen jaar gepubliceerd in Staatscourant nr. 2013-0000714449. Meer informatie is te vinden op de website van STEK (www.stek.nl) of in de folder van RVO.nl. http://www.stek.nl/Portals/0/docs/Folders/0402.1442%20EPBDaircokeuring_FACTSHEET_Gebouwbeheerder_web.pdf Voor vragen over de inhoud van bovenstaande tekst kunt u contact opnemen met Fons Heuven, 033-422 13 37 of
[email protected] of Fons Pennartz, 033-422 13 33 of
[email protected]
9 - 19
BIJBLIJVEN - 28 oktober 2014
3 Arbo Beleidsregel arbocatalogi 2010 Er is een wijziging van de Beleidsregel arbocatalogi 2010 in verband met de toevoeging van enkele nieuwe (deel)catalogi. Deze deelarbocatalogi zijn door de Arbeidsinspectie na de publicatie van de beleidsregel marginaal getoetst en voldoen voor de daarin vermelde risico's. Voor de betreffende branches zijn de nieuwe deelcatalogi gecombineerd met de deelcatalogi die al eerder waren getoetst en gepubliceerd. Voor de volgende branches worden nieuwe (deel)arbocatalogi ingevoegd: • Meubelindustrie; • Reisbranche; • Aardappelen, groente en fruit, groothandel; • Mechanisch loonwerk; • Onderwijs, primair; • Overdrukwerk; • Tank- en wasstations; • Universitaire Medische Centra. De actualisering van getoetste catalogi vindt enkele malen per jaar plaats. Voor de arbocatalogi die voldoen aan de marginale toets wordt, indien mogelijk (soms is bijvoorbeeld een wachtwoord vereist), een link geplaatst op de internetpagina http://www.arboportaal.nl. Bron: MakeClear (http://www.kwa.nl/content/wet-en-regelgeving). Voor vragen over de inhoud van bovenstaande kunt u contact opnemen met Wim van de Koppel, 033-422 13 83 of
[email protected]. Jaarplan Inspectie SZW 2015. De Inspectie SZW heeft haar meerjarenplan en jaarplan 2015 gepubliceerd. Belangrijke speerpunten uit het jaarplan zijn onder andere gericht op: • Arbozorg algemeen (Risico-Inventarisatie & -Evaluatie en preventiemedewerker); • Asbest (onder andere naleving van de nieuwe grenswaarden voor de verschillende asbestcategorieën); • Gevaarlijke stoffen. Daarnaast richt de Inspectie SZW zich met name specifiek op sectoren als afval, bouw, chemie, grond/water/weg- , metaal- en vleessector. Zie voor meer informatie: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2014/09/15/aanbiedingsbrief-meerjarenplan-2015-2018-en-jaarplan2015-inspectie-szw.html. Bron: MakeClear (http://www.kwa.nl/content/wet-en-regelgeving). Voor vragen over de inhoud van bovenstaande kunt u contact opnemen met Pim Verhulst, 033-422 13 69 of
[email protected]
10 - 19
BIJBLIJVEN - 28 oktober 2014
PGS 12: Ammoniak: opslag en verlading Nieuwe publicatie PGS 12 in 2014. Een geactualiseerde versie van PGS 12 is gepubliceerd. Deze richtlijn bevat eisen voor een veilige opslag en verlading van ammoniak en het beperken van eventuele effecten. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de vorige richtlijn zijn: • Het verplichten van lekdetectie tussen de binnen- en buitentank; • Het plaatsen van bluswatermonitoren in plaats van waterslangen; • De mogelijkheid om alternatieve inspectiemethoden (op basis van Risk Based Inspection) te gebruiken bij grootschalige opslag; • Het uniformeren van voorschriften van verschillende verladingsmodaliteiten op basis van Fertilizers Europe Guidance documenten; • Het verwijderen van de veiligheidsvoorschriften bij transport in de landbouw. Meer informatie over deze PGS is te vinden op: http://www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl/publicaties/PGS12.html. Indien u te maken heeft met de opslag en verlading van ammoniak, beoordeel dan voor bestaande installaties de verschillen tussen de oude en de nieuwe norm en daarmee de mogelijke gevolgen van de wijzigingen van deze richtlijn. Pas bij nieuwe toepassingen met ammoniak de PGS 12:2014 toe. Bron: MakeClear (http://www.kwa.nl/content/wet-en-regelgeving). Voor vragen over de inhoud van bovenstaande kunt u contact opnemen met Martin van der Slik, 033-422 13 87 of
[email protected]
11 - 19
BIJBLIJVEN - 28 oktober 2014
4 Kwaliteit Groen licht voor ISO/DIS 9001 De DIS-versie (Draft International Standard) van de nieuwe kwaliteitsmanagementsysteemnorm ISO 9001 is goedgekeurd. Namens Nederland heeft NEN een positieve stem op de conceptnorm uitgebracht.
Na publicatie van ISO/DIS 9001 kregen de deelnemende landen via hun nationale normalisatieinstituut drie maanden de tijd om te stemmen en feedback te geven. Goedkeuring van de DIS betekent dat minstens twee-derde van de nationale leden een positieve stem heeft uitgebracht en dat niet meer dan één-vierde van alle stemmen negatief was. Nederlandse feedback op ISO/DIS 9001 De normcommissie Kwaliteitsmanagement heeft alle in Nederland verzamelde commentaren besproken en vooral gediscussieerd over de mate waarin het onderwerp risicomanagement over de hele PDCA-cyclus in de norm is doorgevoerd en met name in de beheersmaatregelen. Uiteindelijk is besloten om voor te stemmen en om in het commentaar nog een paar cruciale verbeteringen met betrekking tot risicomanagement toe te voegen. Volgende fase De norm kan nu klaargemaakt worden voor publicatie in de vorm van een FDIS-versie (Final Draft International Standard). Ook hierop kunnen de leden van ISO een stem uitbrengen. In deze laatste ronde moet minimaal 75% van de landen positief stemmen om de norm als ‘International Standard’ te kunnen publiceren. Naar verwachting wordt ISO 9001:2015 in september 2015 definitief gepubliceerd. Inmiddels is door de NEN een handig boekje ter beschikking gesteld met ’Alles wat je moet weten! De nieuwe ISO normen. Duurzame verandering in managementsystemen’, ISBN: 978 90 5254 164 8. Handig overzicht van LRQA LRQA heeft een uitgebreide vergelijking van de twee Draft International Standards (DIS) opgesteld, zodat gebruikers de details van elke clausule side-by-side kunnen zien. Dit helpt gebruikers om de veranderingen en welke stappen zij kunnen nemen om de overgang naar de nieuwe standaarden te begrijpen. Zie ook: http://www.lrqa.com/Images/Comparing%20ISO%20DIS%209001%20and%20ISO%20DIS%2014001% 20at%20a%20glance_tcm152-253771.pdf
12 - 19
BIJBLIJVEN - 28 oktober 2014
Herstructurering ISO voor security sector In juni 2014 heeft het Technische Management Board van ISO besloten de normalisatie binnen het aandachtsgebied Security te herstructureren. Dit gebeurt door een aantal bestaande internationale technische commissies (ISO/TC’s) samen te voegen tot één nieuwe ISO/TC 292 Security.
Daarnaast wordt gewerkt aan een aantal normen die mogelijk raakvlakken hebben met de analyse van de externe context: kansen en risico’s vanuit de externe omgeving, waaronder: ISO 22317 Societal security - Business continuity management systems - Business impact analysis (BIA) ISO 22318 Societal Security - Business continuity management - Guidance for supply chain continuity ISO 18482 Security Management System - Guidance for use - Security risk assessment ISO 34001 Security Management System
Groen licht voor Nederlandse deelname aan mondiale ontwikkeling richtlijnen Innovatiemanagement Onlangs organiseerden NEN en STEM Industrial Marketing Centre een informatie-/discussiemiddag over ISO-richtlijnen voor innovatiemanagement. Het merendeel van de aanwezigen staat positief tegenover de ontwikkeling van ondersteunende richtlijnen, gemeenschappelijke spreektaal en methodieken op het gebied van innovatiemanagement en vindt dat Nederland moet deelnemen (62%).
NEN is daarom gestart met de oprichting ‘Innovatiemanagement’ met stakeholders.
van
een
Nederlandse
normcommissie
13 - 19
BIJBLIJVEN - 28 oktober 2014
De richtlijnen betreffen management, definities, tools en methodieken voor innovatietrajecten, open-innovatie en co-creatie. Hiermee moet een ‘level playing field’ worden gecreëerd waarin grote èn kleine partijen effectief kunnen samenwerken, los van grenzen en culturen. Momenteel participeren 23 landen in het ISO-traject voor de ontwikkeling van richtlijnen voor innovatiemanagement. Delegaties uit deze landen zijn gestart met het opstellen van werkprogramma’s en voorstellen voor de inhoud van de diverse richtlijnen. Het Europese normalisatietraject en de ontwikkelde normen worden gekoppeld aan het ISO-traject. Nederland kan alsnog aansluiten bij dit traject om invloed uit te oefenen en bij te dragen aan het opstellen van deze internationale (ISO) richtlijnen. Nederlandse belanghebbenden kunnen nu meedoen en bepalen hoe zij hierbij betrokken willen zijn. Deelname aan de ontwikkeling van de richtlijnen voor innovatiemanagement bestaat uit een lidmaatschap van de normcommissie en een serie kennis verrijkende workshops rond een aantal belangrijke thema’s van het ISO-traject. Dankzij presentaties van gastsprekers en het delen van elkaars ‘best practices’ kunnen deelnemers bevindingen direct toepassen en dragen ze tegelijkertijd bij aan het ISO-traject. Het is ook mogelijk om in de rol van ‘follower’ of ‘supporter’ de ontwikkelingen te volgen en met een financiële bijdrage de Nederlandse deelname mede mogelijk te maken. Voor wie? Bent u (innovatie)manager in het MKB of in een grotere organisatie? Of werkt u bij een kennisinstelling of de overheid en heeft u met innovatiemanagement te maken? Dan is deelname voor u wellicht van belang. Veiligheidsmanagementsystemen bij Brzo-bedrijven In juni 2014 is de conceptversie van de NTA 8620 gepubliceerd. De NTA 8620 is een richtlijn waarin de eisen zijn vastgelegd voor een veiligheidsbeheerssysteem. Deze NTA is vooral bedoeld voor bedrijven die als gevolg van de Nederlandse implementatie van de Europese Seveso III-richtlijn de wettelijke verplichting hebben een dergelijk systeem in te voeren. De wettelijke eisen aan het VMS zijn beschreven in bijlage III van de Europese Seveso III-richtlijn. Men is in afwachting van de inhoud van de Brzo 2015 (de Nederlandse implementatie van de Europese Seveso III-richtlijn), waarna dit concept wordt aangepast. Dan wordt ook bekeken of verdere afstemming op de concepttekst van ISO 14001:2015 gewenst is. In de tekst zijn her en der strofen geel gemarkeerd. Dat zijn gedeelten die in ieder geval moeten worden aangepast op het nieuwe wettelijke kader. Voor vragen over de inhoud van bovenstaande tekst kunt u contact opnemen met Henk Bootsma, 033-422 13 86/ 06-212 67 433 of
[email protected]. Gebruikte bronnen: website NEN/website Lloyd’s /website SCCM/
14 - 19
BIJBLIJVEN - 28 oktober 2014
5 Bodem en water Bodembescherming: maatwerkvoorschriften in kader van Activiteitenbesluit steeds vaker toegepast Verscheidene bedrijven die vallen onder het Activiteitenbesluit hebben de afgelopen periode het bevoegd gezag verzocht om maatwerkvoorschriften, bijvoorbeeld voor bestaande grondwatermonitoring en de eigen waterzuivering. In het Activiteitenbesluit en de bijbehorende regeling zijn eisen opgenomen voor bodembedreigende activiteiten. Deze eisen betreffen verplichte maatregelen en voorzieningen om bodemrisico’s van een bodembedreigende activiteit verwaarloosbaar te maken. Per activiteit is aan de hand van de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) het vereiste voorzieningenniveau bepaald om dit verwaarloosbaar bodemrisico te bereiken. In een bestaande situatie kan soms na instemming van het bevoegd gezag worden volstaan met een aanvaardbaar risico. Voor bestaande inrichtingen is het niet altijd mogelijk om aanvullende voorzieningen aan te brengen om te komen tot een verwaarloosbaar risico. Door het opstellen van een Plan van Aanpak kan toch worden voorzien in een goed beschermingsniveau. Mits goed onderbouwd gaan bevoegde gezagen veelal mee in de voorgestelde alternatieve invulling van bodembescherming. Door middel van maatwerk wordt de bodem dan naar behoren beschermd. Voor vragen over de inhoud van bovenstaande tekst kunt u contact opnemen met Paul Ploumen, 033-422 13 20 of
[email protected]. Gebiedsgericht grondwater: bevoegd gezag neemt voortouw in verkenning mogelijkheden Tot 1 juli 2012 ging de Wet bodembescherming uitsluitend uit van het zogenaamde gevalsbegrip. Dit begrip vormde het uitgangspunt voor de sanering van individuele gevallen van verontreiniging, maar ook voor de clustergerichte aanpak van dergelijke gevallen. Het gevalsbegrip levert met name problemen op bij verontreinigingen in de ondergrond, waarbij de ‘pluimen’ in de ondergrond die in verbinding staan met ‘bronzones’ in de bovengrond vaak niet goed van elkaar zijn te onderscheiden. Sinds 1 juli 2012 biedt de Wet bodembescherming een mogelijkheid om verontreinigingen in het diepere grondwater langs juridische weg gebiedsgericht aan te pakken. Bij deze gebiedsgerichte aanpak wordt het gevalsbegrip buitenspel gezet. Daarmee wordt tevens een belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling van een gebied weggenomen. De verontreinigingen in de ondergrond worden niet meer als individuele gevallen aangemerkt, maar de gebiedsbeheerder (altijd een bestuursorgaan) neemt de gebiedsgerichte aanpak voor zijn rekening, waarbij van de belanghebbenden bij de bovengrond en de ondergrond betaling van een afkoopsom wordt gevraagd. Momenteel zijn diverse bevoegde gezagen druk bezig om gebiedsgerichte projecten te verkennen en op te zetten. Veel bedrijven worden hiervoor benaderd, zeker als sprake is van saneringen die met spoed moeten worden aangepakt (zogenaamde spoedlocaties). Voor vragen over de inhoud van bovenstaande tekst kunt u contact opnemen met André Lokhorst, 033-422 13 23 of
[email protected].
15 - 19
BIJBLIJVEN - 28 oktober 2014
Asbest: aanpassing nieuwe grenswaarde asbest per 1 juli 2014 voor laag risico saneringen en per 1 januari 2015 voor hoog risico saneringen. Asbest is een gevaarlijke stof. Er overlijden jaarlijks ongeveer 900 mensen als gevolg van blootstelling aan asbest in het verleden. Ook nu worden er nog mensen beroepsmatig aan asbest blootgesteld. Dat zijn met name werknemers die asbest saneren, of die er mee in aanraking komen bij onderhoud. Vanwege de schadelijke gezondheidseffecten van gevaarlijke stoffen, is het belangrijk dat er grenswaarden zijn: waarden die aangeven wat de maximale concentratie is waar mensen op het werk aan mogen worden blootgesteld. Op dit moment geeft het Arbeidsomstandighedenbesluit één grenswaarde voor alle soorten asbest. De huidige nationale grenswaarde is al tien keer strenger dan de Europese asbestgrenswaarde. In 2010 adviseerde de Gezondheidsraad dat deze grenswaarde verder omlaag moet, om een risiconiveau voor werknemers te bereiken dat zo laag is dat het maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht. Bovendien gaf de Gezondheidsraad aan dat er reden is om onderscheid te maken tussen verschillende asbestsoorten: de Raad adviseerde aparte grenswaarden voor zogenaamd chrysotiel asbest en voor asbest amfibolen. De SER (Subcommissie Grenswaarden Stoffen op de Werkplek) adviseerde in 2011 over de haalbaarheid van de grenswaarden: de grenswaarden van 2.000 vezels/m3 voor chrysotiel en 420 vezels/m3 voor amfibolen zijn volgens de SER haalbaar. De SER adviseerde aanvankelijk de grenswaarden in te voeren in juli 2013. Bij het uitwerken van de verlaging van de grenswaarden in werkmethoden, werkprocessen en normen (bijvoorbeeld op het gebied van meetmethoden) binnen de beheersstichting voor asbestcertificatie (Ascert), bleek echter dat er technische vragen opkwamen over de wijze waarop de lagere grenswaarden kunnen worden bereikt. Naar aanleiding van nieuwe inzichten uit het onderzoek heeft de SER op 20 december 2013 opnieuw geadviseerd over de verlaging van de asbestgrenswaarden. De SER adviseert de grenswaarden voor hoog-risico werkzaamheden met asbest (amfibool asbest) in te laten gaan per 1 januari 2015 en die voor werkzaamheden met minder risico (in de praktijk met name chrysotiel asbest) per 1 juli 2014. De minister heeft besloten het advies van de SER voor wat betreft de invoeringstermijnen over te nemen. Dat betekent een verlaging van de grenswaarde voor chrysotiel per 1 juli 2014 naar 2.000 vezels/m3. Voor amfibool geldt een grenswaardeverlaging naar 300 vezels/m3 per 1 januari 2015. Deze laatste grenswaarde wordt daarmee iets lager dan oorspronkelijk geadviseerd door de SER. Daarmee worden de grenswaarden voor blootstelling op de werkplek en voor milieublootstelling gelijk getrokken. In de praktijk doen zich namelijk veel overgangssituaties voor tussen milieu- en werkpleksituaties, waardoor onduidelijkheid kon ontstaan over te hanteren normen. In meettechnische zin zijn de waarden van 300 respectievelijk 420 vezels/m3 overigens nauwelijks verschillend door de relatief grote meetonzekerheid. Het halen van genoemde invoeringstermijnen vergt een grote inspanning van alle betrokken partijen, met name van beheersstichting Ascert die belast is met het aanpassen van de certificatieschema’s en van de betrokken asbestbranches. Momenteel wordt druk gewerkt aan de invoering van de strenge norm voor amfibool asbest. De verwachting is dat deze niet per 1 januari 2015 operationeel is. Geluiden zijn dat er dan ook een tijdelijke overgangsnorm van 2.000 vezels/m3 gaat gelden voor amifbool asbest. De overall verwachting is dat de scherpere grenswaarden leiden tot verhoging van de benodigde tijdsduur voor controlemetingen en de kosten hiervan.
16 - 19
BIJBLIJVEN - 28 oktober 2014
Voor vragen over de inhoud van bovenstaande tekst kunt u contact opnemen met Marcel Hilwig, 033-422 13 22 of
[email protected].
Water Certificering bodemenergie Bodemenergie is een succesvolle, duurzame techniek, die steeds meer wordt toegepast. De verwachte groei mag niet leiden tot wildgroei. De overheid heeft per 1 oktober 2014 een erkenningsplicht ingevoerd. Bodemenergie bestaat in Nederland sinds eind jaren tachtig. De laatste jaren is het aantal systemen enorm gegroeid en de toename gaat steeds sneller. De groei wordt versterkt, omdat de overheid steeds strengere eisen stelt aan de energiehuishouding van gebouwen. Daarnaast maakt technologische innovatie deze vorm van duurzame energie bereikbaar voor steeds meer gebruikers. Een hogere energieprijs en beleidsdoelen op het gebied van duurzame energie versterken de groei nog verder. Groei of wildgroei? De groei van deze duurzame techniek is een goede zaak. Wildgroei is echter niet gewenst. Elk bodemenergiesysteem is in principe een verstoring in de bodem. Bodemenergie mag niet leiden tot onacceptabele verstoring, het gebruik van de bodem moet nuttig en efficiënt zijn. De overheid gaat een erkenningsplicht invoeren voor certificering van bodemenergiesystemen. In het kader van het SWKO‐programma (Samenwerkingsprogramma WKO) heeft de overheid deze erkenningsplicht uitgewerkt, samen met belanghebbende partijen. De erkenningsplicht geldt voor adviesbureaus, installatiebedrijven, boorfirma’s en beheer‐ en onderhoudsbedrijven, zowel voor het bovengrondse als voor het ondergrondse deel van bodemenergiesystemen. Certificering Doel van de erkenningsplicht is waarborgen dat bodemenergiesystemen robuust en betrouwbaar zijn en daadwerkelijk energiebesparing opleveren. Met de certificering wordt de eigenaar, die meestal niet ter zake onderlegd is, beschermd. De uitvoerende partijen moeten wel goed onderlegd zijn, ter waarborging van de juiste kwaliteit. De richtlijnen bij de certificering verschaffen duidelijkheid over de taken en verantwoordelijkheden van de ontwerper, het realisatiebedrijf en de beheerder. De erkenningsplicht geldt voor de bedrijven die bodemenergiesystemen ontwerpen en aanleggen, maar ook voor de bedrijven die deze systemen beheren. Indien een systeem in eigen beheer wordt gehouden, moeten opdrachtgevers zelf ook erkend zijn. Voor vragen over de inhoud van bovenstaande tekst kunt u contact opnemen met Marette Zwamborn, 033 422 13 62 of
[email protected].
17 - 19
BIJBLIJVEN - 28 oktober 2014
6 Duurzaamheid Best-practices grondstoffenefficiëntie en optimalisatie reststromen Voedselderving is al jaren een belangrijk maatschappelijk thema. Momenteel staat dit thema weer hoog op de nationale politieke en publieke agenda door onder andere het gezamenlijke onderzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken naar feiten en cijfers over voedselverspilling bij consumenten, de debatreeks ‘It’s the food, my friend’, organisaties, zoals Damn Food Waste en evenementen als Food Battle. Veel bedrijven in de agro en voedselketen zijn met slimme innovaties bezig om voedselderving te voorkomen of te reduceren. KWA Bedrijfsadviseurs B.V. heeft in opdracht van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl, voorheen AgentschapNL) en in samenwerking met de Federatie Nederlandse Levensmiddelenindustrie (FNLI, deelnemer aan de Alliantie Verduurzaming Voedsel) best-practices om voedselderving tegen te gaan geïnventariseerd.
Afnemer/ consument
Eigen proces
Teelt
Het resultaat is negentien succesvolle, gerealiseerde best practices om voedselderving te voorkomen of te reduceren (afkomstig van tien verschillende organisaties).
18 - 19
Verminderen van reststromen 1. LambWeston/Meijer: zoektocht naar het perfecte aardappelras 2. LambWeston/Meijer: tegengaan van krimp en ‘blauwe plekken’
Verwaarden van reststromen 9. Kenniscentrum Plantenstoffen: verpakkingen van tomaten 10. Kenniscentrum Plantenstoffen: sauzen en soepen met klasse 3-producten
3. Arla Foods: meten en monitoren van verlies 4. NZO: Monitoring
11. Arla Foods: reststromen naar diervoeder
5. Arla Foods: afspraken 6. NZO: consumentenvoorlichting voedselderving 7. Zwanenburg: verlenging van houdbaarheid 8. Zwanenbrug: voorkomen derving door aanpassen portiegrootte
12. D.E Masterblenders: tonnen koffiedik benut als hernieuwbare energiebron 13. LambWeston/Meijer: golf(aardappel)ballen 14. Koffiebranderij Peeze: het sluiten van kringlopen 15. Suiker Unie: zuivering 16. Suiker Unie: vergistinginstallaties 17. Voedselbanken Nederland: mensen helpen én tegengaan van voedselverspilling 18. Sonneveld: van oud brood naar nieuw brood 19. Sonneveld: van oud brood naar nieuw product 17. Voedselbanken Nederland: mensen helpen én tegengaan van voedselverspilling
BIJBLIJVEN - 28 oktober 2014
Transparantie: uitdrukkelijke eis Duurzaamheidsbeleid Organisaties spreken in het kader van hun duurzaamheidsbeleid met hun interne, maar ook externe, stakeholders. Eén van de geuite wensen is de behoefte aan transparantie. Stakeholders willen de op te pakken duurzaamheidsthema’s weten én zien, met daarbij de gestelde doelen en wat de voortgang is. Vooralsnog is de duurzaamheidsverslaglegging, al dan niet volgens de Global Reporting Initiative (GRI), vrijblijvend. In het najaar van 2014 treedt er echter een Europese richtlijn in werking betreffende transparantie van niet-financiële en diversiteit informatie. De lidstaten van de Europese Unie hebben twee jaar om deze richtlijn in nationale wetgeving te implementeren. De richtlijn gaat gelden voor meer dan 6.000 zogenoemde ‘public interest entiteit’ bedrijven met meer dan 500 medewerkers. Hieronder bevinden zich onder andere beursgenoteerde bedrijven, verzekeringsmaatschappijen en kredietverstrekkers. Deze bedrijven worden onder andere verplicht te rapporteren over hun business model, resultaten en risico's van het beleid op sociaal, milieu- en medewerkers gerelateerde zaken, inclusief omkopings- en corruptiekwesties. KWA heeft meerdere duurzaamheidsverslagen, al dan niet volgens GRI 4.0, opgesteld. Deze praktijkervaring benutten wij graag om bedrijven te ondersteunen bij invulling van de verantwoordingsplicht met het opstellen van een transparant duurzaamheidsverslag. Voor vragen over de inhoud van bovenstaande kunt u contact opnemen met Amy Keverling Buisman, 033-422 13 31 of
[email protected]
19 - 19
BIJBLIJVEN - 28 oktober 2014
20 - 19