David door koning Achis weggestuurd en God geeft David een tik op de vingers.
Bij wie waren David en zijn mannen toen de oorlog tussen de Filistijnen en Israël begon? 1 Samuel 29:2 2 De
stadsvorsten van de Filistijnen kwamen in afdelingen van honderd en duizend voorbij; David en zijn mannen kwamen met Achis voorbij in de achterhoede.
Wie waren er niet gelukkig mee dat David en zijn mannen met hen meetrokken in de strijd? 1 Samuel 29:3, eerste deel
Toen zeiden de bevelhebbers van de Filistijnen: 3
Wat moeten
deze Hebreeërs?
Wat was het antwoord van Achis aan de bevelhebbers van de Filistijnen? 1 Samuel 29:3, laatste deel
Daarop zei Achis tegen de bevelhebbers van de Filistijnen: Is dit David niet, dienaar van Saul, de koning van Israël, die sinds jaar en dag bij mij is? Ik heb niets kwalijks in hem gevonden van de dag af dat hij afvallig werd, tot op deze dag.
Wat werd onvoorwaardelijk geëist door de bevelhebbers van de Filistijnen? 1 Samuel 29:4, eerste deel 4 Maar
de bevelhebbers van
de Filistijnen werden
erg kwaad op hem, en de bevelhebbers van de Filistijnen
zeiden tegen hem: Laat die man terugkeren, zodat hij terugkeert naar de plaats die u hem aangewezen hebt.
Waar hielden de bevelhebbers van de Filistijnen rekening mee en hoe is deze optie verwoord? 1 Samuel 29:4, laatste deel
Laat hem niet met ons mee ten strijde trekken, zodat hij voor ons geen tegenstander wordt in de strijd. Want waarmee zou deze man bij zijn heer in de gunst kunnen komen? Is het niet met de hoofden van deze mannen?
Welke uitdrukking was de Filistijnen bekend? 1 Samuel 29:5
Is dit niet die David van wie ze in de reidansen in beurtzang zongen: 5
Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden?
Wie had David eens menselijk gezien totaal onmogelijk in een duel verslagen? 1 Samuel 29:5 5 Is dit niet die David van wie ze in de reidansen in beurtzang zongen:
Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden?
De dood van hun beroemde kampvechter (Goliath) en de overwinning van Israël bij die gelegenheid was nog vers in de herinnering van de vorsten der Filistijnen. Ze geloofden niet dat David tegen zijn eigen volk zou strijden. En als hij gedurende de strijd zou overlopen, kon hij meer kwaad aanrichten dan het hele leger van Saul.
Wat zei koning Akis tegen David en welke raad liet hij eveneens horen? Zie 1 Samuel 29:6-7
Akis moest wel toegeven, en terwijl hij David liet komen, zei hij: "Zo waar de Here leeft, gij zijt een eerlijk man en ik zou het wel goed vinden, dat gij in het leger met mij uittrekt en terugkeert, want ik heb in u geen kwaad gevonden van de dag af, dat gij bij mij gekomen zijt, tot op deze dag; maar gij zijt niet aangenaam in de ogen der stadsvorsten. Nu dan, ga in vrede terug en doe niets wat de stadsvorsten der Filistijnen mishaagt."
Wie had David op de achtergrond geholpen om te zorgen dat hij niet tegen Israël zou strijden? Zie 1 Samuel 29:8-10
David, die bang was zijn ware gevoelens te openbaren, antwoordde: "Wat heb ik gedaan? En wat hebt gij op uw knecht aan te merken gehad van de dag af, dat ik in uw dienst sta tot op deze dag, zodat ik niet mag meegaan om te strijden tegen de vijanden van mijn heer de koning?" Op deze wijze werd de strik waarin David geraakt was, verbroken, en was hij weer vrij.
Wat werd bij hun thuiskomst ontdekt? Zie 1 Samuel 30:1-5
Na een tocht van drie dagen bereikte David met zijn leger van zeshonderd mannen Siklag, hun Filistijns tehuis. Hier ontwaarden zij een beeld van verwoesting. De Amalekieten, die de afwezigheid van David hadden waargenomen, hadden wraak genomen voor de overvallen in hun gebied. Ze hadden de stad overvallen toen deze onbewaakt was, haar geplunderd en in brand gestoken, en bij hun vertrek alle vrouwen en kinderen als gevangenen meegevoerd, als ook de buit.
Wat liet God David duidelijk weten en wat dreigde door woede en verdriet te gebeuren? Zie 1 Samuel 30:6
Weer werd David gestraft voor het gebrek aan geloof dat hem ertoe gebracht had zich onder de Filistijnen te begeven. Hij zag nu hoe weinig veiligheid er te vinden is bij de vijanden van God en diens volk. Davids volgelingen keerden zich tot hem als de oorzaak van al hun onheil. Hij had de wraak der Amalekieten uitgelokt door hen te overvallen; en toch had hij, al te zeker dat ze veilig waren te midden van hun vijanden, de stad onbeschermd achtergelaten. Uitzinnig van woede en verdriet waren zijn soldaten nu tot alles in staat, en dreigden zelfs hun aanvoerder te stenigen.
Wie werd er opgeroepen om God te vragen wat te doen en hoeveel mannen bleven achter? Zie 1 Samuel 30:7-10
David liet Abjatar, de priester, de zoon van Achimelek, halen en vroeg de Here: "Moet ik deze bende achtervolgen? Zal ik ze inhalen?" Het antwoord luidde: "Achtervolg, want stellig, gij zult inhalen en bevrijden." Bij het horen van deze woorden werd de droefheid en de opgewondenheid tot zwijgen gebracht. David en zijn soldaten trokken direct achter de vluchtende vijand aan. Zo snel trokken ze voort, dat bij het bereiken van de beek Besor, die niet ver van Gaza uitmondt in de Middellandse Zee, tweehonderd mannen uitgeput moesten achterblijven.
Wie kon de achtervolgers de weg wijzen en wat troffen zij op de plaats van bestemming aan? Zie 1 Samuel 30:11-15
David en de overgebleven vierhonderd mannen zetten hun tocht onverpoosd voort. Onderweg vonden ze een Egyptische slaaf die kennelijk op het punt stond van honger en vermoeidheid om te komen. Nadat hij eten en drinken had gekregen, kwam hij bij en van hem hoorden ze dat hij door zijn wrede meester, een Amalekiet die deel uitmaakte van de invallers, was achtergelaten om te sterven. Hij vertelde van de overval en plundering. Toen men hem beloofd had dat hij niet aan zijn meester overgeleverd of gedood zou worden, stemde hij erin toe David en zijn mannen de weg te wijzen naar de legerplaats van hun vijanden. 1 Samuel 30:16 16 En hij bracht hem erheen, en zie, zij lagen verspreid over het hele gebied, etend, drinkend en feestvierend vanwege heel de grote buit die zij meegenomen hadden uit het land van de Filistijnen en uit het land van Juda.
Hoelang duurde de strijd om hun familie te redden van de Amalekieten? Zie 1 Samuel 30:19-20
Onmiddellijk werd bevel gegeven om aan te vallen, en woedend overvielen de achtervolgers hun prooi. De Amalekieten werden in verwarring gebracht. De strijd duurde heel de nacht en de daarop volgende dag, tot bijna heel het leger was verslagen. Slechts een bende van vierhonderd man, op kamelen gezeten, slaagde erin te ontkomen. Gods woord was in vervulling gegaan. "David redde alles wat de Amalekieten geroofd hadden; ook zijn beide vrouwen bevrijdde hij. Zij misten hoegenaamd niets, zonen noch dochters, noch iets van de buit, ja niets van wat zij hun ontroofd hadden; alles bracht David terug."