bi feiyu
Drie zussen Uit het Chinees vertaald door Yves Menheere
de geus
Deze uitgave is mede tot stand gekomen dankzij een bijdrage van china book international
De vertaler ontving voor deze vertaling een werkbeurs van het Nederlands Letterenfonds Oorspronkelijke titel Yumi Oorspronkelijke tekst © Bi Feiyu, 2003 Nederlandse vertaling © Yves Menheere en De Geus bv, Breda 2013 Omslagontwerp Studio Ron van Roon Omslagillustratie © iStockphoto isbn 978 90 445 2035 4 nur 302 Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Geus bv, Postbus 1878, 4801 bw Breda, Nederland. Telefoon: 076 522 8151. Internet: www.degeus.nl. Wilt u het gratis magazine Geuzennieuws met informatie over onze nieuwe uitgaven ontvangen, ga dan naar www.degeus.nl en meld u aan.
Toen de kleine achtste één maand oud was gaf Shi Gui fang hem aan haar oudste dochter Yumi. Het enige wat ze nog deed was hem de borst geven, verder keek ze niet naar hem om. Eigenlijk had Shi Guifang hem moeten koesteren en hem geen moment uit het oog moeten ver liezen, maar niets daarvan. Een maand na de geboorte was ze flink aangekomen, lui geworden en zag ze er ver slonsd uit. Voor een deel kwam dat voort uit een gevoel van zelfingenomenheid, maar meer nog uit het idee dat ze een zware taak had volbracht. Shi Guifang hield ervan om tegen de deuropening te leunen en dan volkomen op haar gemak zonnebloempit ten te eten. Ze hield de zonnebloem in de palm van haar ene hand en pikte ze er met de andere hand uit. Als ze een pit naar haar mond bracht bleven drie dikke vingers loom onder haar kin hangen. Het zag er allemaal heel erg lui uit. Alleen al de manier waarop ze stond: op één voet, de andere steunend op de drempel, en als het maar lang genoeg duurde wisselde ze ze af. Het was niet zozeer haar luiheid waar de mensen mee zaten, maar het feit dat ze er zo verwaand van werd. Het was die verwaandheid die iedereen zo tegenstond. Waarom moest ze zo verwaand zonnebloempitten eten? De Shi Guifang van vroeger zou dat nooit zo gedaan hebben. Toen zei iedereen in het dorp dat Guifang een goeie was, dat het niet aan haar te zien was dat haar 7
man kaderlid was. Als ze met mensen praatte had ze altijd een glimlach op het gezicht, en als lachen niet ge past zou zijn omdat ze toevallig zat te eten dan lachte ze toch minstens met haar ogen. Blijkbaar had ze dat al die jaren alleen maar gespeeld. Zeven meisjes had ze achter elkaar gebaard en omdat ze zich daar zelf ook ongemakkelijk onder voelde, had ze zich ingehouden en deed ze beleefd. Nu de kleine achtste was geboren was dat voorbij. Als vanzelfsprekend had het haar vertrou wen gegeven en dat zag je aan haar af. Ze deed nog altijd beleefd, maar het was nu een ander soort beleefdheid. Ze was vriendelijk en benaderbaar als de sectiesecreta ris, maar het was haar man die sectiesecretaris was, niet zij. Waarom moest zij zich zo gedragen? Aan de andere kant van de steeg stond tweede tante vaak in het zonlicht met een hooivork door het hooi te woelen. Terwijl ze Shi Guifang van een afstandje bekeek dacht ze vaak spottend bij zichzelf: pas toen ze voor de achtste keer de benen spreidde kreeg ze een zoon, maar kijk toch eens hoe ze zich nu opeens als de vrouw van een secretaris gedraagt. Shi Guifang was twintig jaar daarvoor van Shijiaqiao naar Wangjiazhuang gekomen om te trouwen. Zeven dochters had ze Wang Lianfang gebaard, buiten dat had ze nog drie miskramen gehad. Misschien dat dat die drie jongetjes waren, zei ze weleens. Haar lichaam had anders gereageerd, zelfs het gevoel voor smaak op haar tong was anders. Die gedachte, dat ze wel jongetjes zou kunnen krijgen, maakte haar blij. Dan zou ze toch mooi van alles af zijn. Ze was er een keer toen ze in de stad was speciaal 8
voor naar het ziekenhuis gegaan. De dokter daar had haar bevestigd in haar vermoedens. Met zijn bril op zei hij het allemaal heel wetenschappelijk. Anderen zou den het niet snappen, maar slim als ze gelukkig was kon zij wel begrijpen wat hij bedoelde. Het kwam erop neer dat jongetjes inderdaad fragieler waren en moei lijker bleven hangen. En als ze dan al bleven hangen, zou er hoe dan ook bloed vloeien. Toen de dokter was uitgesproken, slaakte Shi Guifang een zucht van ver lichting. De kostbaarheid van jongetjes begint dus al in de buik, dacht ze. De woorden van de dokter stelden haar min of meer gerust. Volgens hem was het dus niet zo dat het haar lot was om geen zonen te krijgen, en in de wetenschap moest ze maar vertrouwen hebben. Toch overheerste een gevoel van wanhoop. Terug op de kade staarde ze naar een snotterend jongetje. Een poos lang was ze van slag, toen draaide ze zich ontmoedigd om en liep ze weg. Maar Wang Lianfang had er geen boodschap aan. Sec tiesecretaris Wang Lianfang had op de districtsschool les gehad in de dialectiek en wist alles van interne en externe oorzaken en van de steen en het ei.* Ook van het krijgen van jongens of meisjes had hij intieme kennis. Vrouwen waren maar een externe oorzaak, zij leverden alleen de grond, de temperatuur en de juiste vochtig heidsgraad. Het draaide allemaal om het zaad van de man. Met goed zaad kreeg je jongetjes, met slecht zaad meisjes. Hij zou het nooit toegeven, maar als Wang Lian
* Zie Noten op pagina 411.
9
fang naar zijn zeven dochters keek voelde hij zich tot op het bot gekrenkt. Een man die in zijn waardigheid wordt aangetast, wordt koppig. Wang Lianfang was ‘vastbesloten, zou alle moeilijkheden uit de weg ruimen en de overwinning be vechten’.2 Hij moest en zou een zoon krijgen. Als het niet dit jaar was, dan volgend jaar; als het niet volgend jaar was, dan het jaar daarop en als het niet het jaar daarop was, dan wel het jaar daarop. Wang Lianfang streefde geen snelle overwinning na en hij maakte zich evenmin zorgen dat hij zonder zaad zou komen te zitten. Hij was klaar voor een lange strijd. Natuurlijk was het lozen van zijn zaad voor hem niet heel erg onaangenaam. Wat dat betreft was het juist Shi Guifang die meer te vrezen had. In de eerste jaren van haar huwelijk had ze in bed al tijd gedaan alsof ze eigenlijk niet wilde. Haar schoonzus had haar voordat ze trouwde gewaarschuwd. Met haar mond zo dicht op Shi Guifangs oor dat die haar warme adem kon voelen had ze haar op het hart gedrukt dat ze haar benen tegen elkaar moest houden en zich moest proberen te bedekken, anders zou haar man haar te makkelijk en te goedkoop vinden. Op geheimzinnige toon, alsof ze wel wist hoe de wereld in elkaar zat, zei haar schoonzus dat ze een ding in haar oren moest kno pen: het zijn de taaiste botten die het beste smaken. Maar het bleek onmogelijk om de wijsheid van haar schoonzus daadwerkelijk in praktijk te brengen. Nadat ze een paar dochters had gekregen, sloeg de situatie he lemaal om. Shi Guifang hoefde niet langer te doen alsof ze niet wilde: ze was nu echt bang geworden. Het enige wat ze kon doen was haar benen tegen elkaar houden 10
en haar lichaam met haar armen bedekken, en hoe va ker ze dat deed hoe razender Wang Lianfang werd. Op een avond gaf Wang Lianfang haar twee klappen in het gezicht, een met iedere kant van zijn hand. ‘Wil je niet? Twee kommen rijst vreet je me iedere maaltijd op, maar een zoon heb je me er nog niet uitgeperst!’ Wang Lianfang schreeuwde zo hard dat de mensen buiten het wel moesten horen. Als het bekend zou wor den dat Shi Guifang ‘in bed niet wilde’, zouden de rapen pas echt gaar zijn. Alleen maar dochters baren en dan ook nog eens ‘niet willen’, die feeks had wel streken! Shi Guifang was banger voor zijn geschreeuw dan voor zijn klappen. Hij hoefde maar te schreeuwen of ze brak. Dan drukte ze haar benen niet meer zo dicht tegen elkaar en probeerde ze zich niet langer te bedekken. Met een strak gezicht trok Wang Lianfang haar broek naar be neden en als een onhandige plattelandsdokter stak hij zijn naald erin om het zaad te spuiten. Het was het zaad waar Shi Guifang nog het bangst voor was. De zaadjes bleven komen, maar wanneer zou het eens geen meisje zijn? In 1971 had de hemel eindelijk oog voor Shi Guifang. Het Chinees Nieuwjaar was net voorbij toen ze van de kleine achtste beviel. Nieuwjaar was dat jaar anders ge weest: er waren eisen gesteld aan de manier waarop het gevierd moest worden. De mensen moesten er een ‘revo lutionair’ Nieuwjaar van maken. In het dorp heerste een streng verbod op kaarten en het afsteken van vuurwerk. Wang Lianfang had het via het luidsprekersysteem aan het hele dorp verkondigd. Wat een revolutionair Nieuw jaar verder precies inhield wist hij zelf ook niet, maar 11
dat was geen probleem. Als leider moest je durven zeg gen waar het op stond, daar ging het om. Als de leider iets zei, dan was dat het nieuwe beleid. Wang Lianfang stond in de centrale hal van zijn huis, de microfoon in een hand. Met zijn andere hand speelde hij met de knop van de dorpsomroep. De knop was klein, als een hard, glimmend uitroepteken. Op ernstige toon riep hij in de microfoon: ‘Dit jaar moeten we Nieuwjaar eendrachtig, gespannen, serieus en vol energie vieren.’ Nadat hij deze zin had uitgesproken, drukte hij op de glimmende knop. Zelfs hij kon horen dat zijn woor den gespannen en serieus als het uitroepteken waren. De grimmige wind zorgde ervoor dat zijn woorden nog strenger door het dorp galmden. Op de tweede nieuwjaarsdag liep Wang Lianfang door het dorp om te controleren hoe iedereen Nieuwjaar vierde. Hij droeg een oude lange jas en tussen zijn vin gers had hij een half opgerookte sigaret van het merk Vliegend Paard geklemd. Het was koud en de steegjes waren uitgestorven, verlaten zoals ze dat alleen tijdens feestdagen zijn. Slechts wat oude mensen en een paar kinderen. Naar de mannen moest je goed zoeken, die zaten zeker ergens verstopt hun geluk te vergokken. Wang Lianfang was bij de poort van het huis van Wang Youqing aangekomen. Hij bleef staan, kuchte een paar keer en spuugde op de grond. Langzaam ging aan de andere kant van de binnenplaats het raam open. Door een kier verscheen de gewatteerde jas van de vrouw van Wang Youqing. Ze gebaarde in de richting van de steeg, maar omdat het binnen te donker was en het gebaar te snel ging kon Wang Lianfang het niet goed zien. Hij stak 12
zijn hoofd naar voren en draaide het om nog eens goed te kijken. Juist op dit ogenblik kwam er opeens geluid uit de luidsprekers. Het was de stem van de moeder van Wang Lianfang. Ze slikte de helft van haar woorden in, niet omdat ze al haar tanden kwijt was, maar vooral omdat ze zo haastig praatte. ‘Lianfang, Lianfang! Je hebt een zoon gekregen! Kom snel naar huis toe!’ klonk het uit de luidsprekers. Wang Lianfang draaide zijn hoofd weer terug. Pas toen de boodschap voor de tweede keer herhaald werd, drong de inhoud ervan tot hem door. Hij keek weer in de richting van het rode gewatteerde jasje en zag dat de vrouw van Youqing zich al voorover had gebogen. Met haar gezicht leunde ze op het kozijn. Uitdrukkingsloos, verwijtend haast, staarde ze Wang Lianfang aan. Ze had een mooi gezicht. Haar rode rechtopstaande kraag liep aan beide kanten evenwijdig langs haar nek tot aan haar kin, als twee handen. Ze zag er bijzonder aantrekkelijk uit. Uit het gekraak van de luidsprekers kon je opmaken dat het bij Wang Lianfang thuis vol mensen zat. Toen werd er een plaat op de platenspeler gelegd en galmden de klanken van ‘Op zee vertrouwen we op de Roergan ger’ door het dorp. De atmosfeer in het dorp kreeg iets heroïsch, iets hoogdravends. ‘Ga maar naar huis, ze wachten op je’, zei de vrouw van Youqing. Wang Lianfang liet met zijn schouders zijn legerjas even op en neer gaan en barstte toen toch in lachen uit. Verdomde trut, dacht hij bij zichzelf. Thuis bij de deuropening liep Yumi af en aan. Haar 13
mouwen waren hoog opgestroopt en haar armen zagen paars van de kou. Haar wangen daarentegen waren rood en straalden een onmiskenbare gloed uit. Aan de ene kant was het de energie die door haar lijf stroomde en die ze probeerde te onderdrukken, aan de andere kant was het ook verlegenheid. Terwijl ze bezig was beet ze de hele tijd op haar onderlip, alsof het niet haar moeder was maar Yumi zelf die de kleine achtste had gebaard. Eindelijk had haar moeder een zoon gebaard, en Yumi slaakte in haar plaats een zucht van verlichting. Gevoe lens van vreugde vulden haar hele lijf. Yumi was haar moeders oudste dochter, maar zonder dat iemand zich er bewust van was geworden was ze in de praktijk al meer een zus dan een dochter. Toen haar moeder beviel van haar zesde dochter Yumiao had Yumi de vroedvrouw al geholpen. Met mensen van bui ten heb je toch altijd dingen die wat moeilijker gaan. Bij de kleine achtste was het alweer de derde keer dat Yumi haar moeder een kind zag baren. Door haar moeder te helpen, kreeg ze met eigen ogen alle geheimen van de vrouw te zien. Voor een oudste dochter is dat een bijzon dere beloning. Tweede dochter Yusui was maar een jaar jonger dan Yumi, derde dochter Yuxiu tweeënhalf jaar, maar op het gebied van levenswijsheid scheelden ze veel meer. Volwassenheid is niet alleen iets van leeftijd, soms spelen de ervaringen die je in die jaren opdoet een gro tere rol. Opgroeien is eigenlijk een kwestie van kansen; als je alleen op het verloop van de tijd vertrouwt zullen er altijd dingen zijn die maar moeilijk in te halen zijn. Yumi was op de binnenplaats het bloed in de goot aan het gooien toen haar vader Wang Lianfang thuis aan 14