n
BgS lU it
ederl an ds
-
u I aa
mse
a
ccr editati eorgani sati e
Besluit tot het vertenen van een instellingstoets kwaliteitszorg
Gegevens Datum 26 juni 201 3 Ondenrverp
lnstelling Locatie Datum aanvraag
Universiteit van Amsterdam Amsterdam 28 lebruari 2011
Datum locatiebezoeken Datum adviesrapport
25 en26 februari, en 4 april2013 23 mei2013
Besluit I nstellingstoets Kwaliteitszorg Universiteit van Amsterdam (000779) uw kenmerk
Beoordelingskader
2011cu0417
Beoordelingskader voor de instellingstoets kwaliteitszorg van de NVAO (Stcrt. 2010, nr 21523).
ons kenmerk NVAO/201 32071/SL b¡jlage 1
Bevindingen De NVAO stelt vast dat in het adviesrapport deugdelijk en kenbaar is gemotiveerd op welke gronden de commissie heeft vastgesteld dat het bestuur van de Universiteit van Amsterdam vanuit zijn visie op de kwaliteit van het ondenvijs een doeltreffend systeem van kwaliteitszorg hanteert waarmee het de kwaliteit van de aangeboden opleidingen kan garanderen.
Advies commissie Samenvatting bevindingen en ovenregingen van de auditcommissie De instellingstoets kwaliteitszorg van de Universiteit van Amsterdam heeft tot een positief oordeel geleid. De instelling heeft op overtuigende wijze laten zien dat zij in alle opzichten 'in control' is. Tot deze conclusie komt de NVAOI-commissie op basis van de Kritische reflectie2 en haar bezoeken aan de Amsterdamse universiteit eind februari en begin april
2013. Alvorens de resultaten van de toetsing aan de hand van de standaarden van het NVAOkader te bespreken, gaat de commissie in op drie bijzondere omstandigheden: de Amsterdamse context van 'vrijheid, blijheid', de externe stimuli voor vernieuwing en de toetsingsprocedure.
1 2
lnlichtingen Michèle Wera
+31 70 312 23
31
[email protected]
¡'IVAO = Nederlands-Vlaamse
Accred¡tat¡eorgan¡sat¡e
1 lebruari 2013
Parkstraat 2812514 JK I Postbus 85498 | 2508 CD Den Haag PO Box 85498 | 2508 CD The Hague lThe Netherlands T + 31 (0)70 3122300 | F + 31 (0)70 3122301 info@nvao net I www.nvao.net
Pagina 2 van 9
Terecht refereert de voorzitter van het college van bestuur in haar voorwoord bij de Kritische reflectie aan het enigszins vrijgevochten imago dat hardnekkig blijft kleven aan de Universiteit van Amsterdam. Toch is jaren geleden al ingezet op een koerswijziging en tegen die achtergrond zijn stevige prestatieafspraken gemaakt met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Mede ter ondersteuning van dit veranderingsproces en ter voorbereiding op de NVAO-|nstellingstoets kwaliteitszorg liet het college van bestuur in 2010 de organisatie doorlichten. Niet veruvonderlijk dat deze interne audit een rapport opleverde met de veelzeggende titel: VnJ blijven zonder vrijblijvendheid. De audit kreeg nog twee vervolgen en begin 2013 was de cultuuromslag een feit en was de instelling klaar voor de NVAO-toets. Deze constateringen doet niet alleen de instelling maar ook de commissie, zoals zal blijken. De eerste verkennende gesprekken met de instelling (februari 2013) kregen al snel het karakter van een verdiepend bezoek dankzij de kwaliteit van het aanvraagdossier. De verkregen informatie leverde voldoende inzicht om tot een gewogen en gemotiveerd positief oordeel te komen. Gegeven de bevindingen heeft de commissie gemeend maatwerk te moeten leveren: dieper graven waar het moet en vertrouwen als het kan. Dat laatste was aan de orde voor de Universiteit van Amsterdam en daarom is in eerste instantie afgezien van een tweede bezoek. Toch zijn begin april 2013 twee audit trails uitgevoerd waarin de positieve bevindingen zijn bevestigd.
De informatie verkregen voorafgaand aan en tijdens het bezoek aan de instelling heeft de commissie gebracht tot de volgende oordelen over de vijf standaarden:
Standaard 1, Visie
-
Bij een cultuuromslag hoort een nieuwe visie. Deze is neergelegd in a. Centraal hierin staan academische vorming, de universitaire beleidsnotilie Ondervvijsvlsle researchintensief ondenruijs, een ambitieuze studiecultuur, studiesucces en differentiatie ten behoeve van talentontwikkeling. Tijdens de gesprekken met alle geledingen is gebleken dat de onderwijsvisie niet alleen bekend is en breed gedragen wordt, maar dat men er ook naar handelt.
Zowel het college van bestuur als de decanen en de docenten en studenten uit de inspraakorganen geven aan dat inhoudelijke argumenten en doorzettingsvermogen bepalend zijn om tot voor iedereen werkbare maatregelen te komen voor de realisatie van het beoogde beleid. De (zelf)kritische cultuur is een goede basis gebleken voor de cultuuromslag en wordt nu benut om de breed gedragen visie verder te ontwikkelen. De omslag in de kwaliteitscultuur pakt de instelling naar het oord_eel van de commissie realistisch en succesvol aan. Het instellingsplan Oog voor talenf' kent na evaluatie van het vorige instellingsplan een beperkter aantal richtinggevende doelen die via convenanten met de faculteiten hun doorvertaling vinden naar colleges en graduate schools en hun opleidingen. Niet alleen op papier, maar ook in de praktijk. Zo hebben, voor het doel om 90% van de docenten in2014 een basiskwalificatie onderwijs te laten bezitten, decanen, ondenruijsdirecteuren en hoogleraren het goede voorbeeld gegeven door die kwalificatie
3
24januati2011 '2012
'
zorr-zou
pagina 3 van
9 snel te behalen. Docenten moeten zich inmiddels verantwoorden als ze (nog) geen basiskwalificatie onderwijs hebben.
Om na te gaan of -met het oog op de gestelde doelen- de goede dingen goed gebeuren, heeft de instelling op alle niveaus in de organisatie flink ingezet op monitoren, rapporteren en afspraken maken en uitvoeren in een consequent systeem van PDCA-cycli. De commissie beoordeelt standaard 1 met'voldoet' gezien de heldere en gedragen visie en de aanwezige kwaliteitscultuu De instelling heeft zich in de voorbije jaren bijzonder ingespannen om voor de relevante beleidsterreinen lijnen uit te zetten en zo adequaat beleid te voeren. Het college van bestuur is samen met de faculteiten voortvarend aan de slag gegaan om nieuw beleid te ontwikkelen dat past bij de nieuwe visie. Deze gezamenlijke denkoefening heeft geresulteerd in een aantal centraal geregisseerde beleidsnotities met ruimte voor invulling op het niveau van faculteiten en opleidingen.
Standaard 2, Beleid
-
Een goed voorbeeld hiervan op het gebied van ondenarijs is de invoering van het bindend studieadvies dat bij psychologie beter lukte dan bij rechten en economie. De oozaak bleek te liggen bij eerder genomen maatregelen. Daarop hebben alle faculteiten de ruimte gekregen om met eigen passende maatregelen en in hun eigen tempo uiteindelijk het bindend studieadvies in te voeren. De verankering van ondezoek in het onderwijs krijgt gestalte in het student-gecentreerd researchintensief onderuijs dat in de gesprekken vaak als vanzelfsprekend naar voren is gekomen. Sinds twee jaar stimuleeft het college van bestuur de concretisering in consistente curriculaire structurering, met vernieuwde opzetten van bachelor-opleidingen als gevolg. De commissie ven¡vacht dat dit mede zal bijdragen aan de speerpunten 'ambitieuze studiecultuur' en 'academische vorming' en adviseert de universiteit om te letten op een consistente didactische vormgeving.
De instelling laat op verschillende manieren zien goed ondenrvijs serieus te nemen; onder andere in het personeelsbeleid. Zo wordt onderwijs beschouwd als integraal en essentieel onderdeel van de wetenschappelijke loopbaan en krijgt dit steeds meer systematisch aandacht in jaargesprekken en in het bevorderingsbeleid. Het belang dat de instelling hecht aan goed en professioneel ondersteund ondenarijs wordt ook geTllustreerd door de mogelijkheid om 'principal educators' te benoemen. Zij hebben onder andere de gelegenheid ondezoek te doen naar het onderuijs in de eigen faculteit en op basis daarvan verbeteringen aan te bevelen. De ven¡revenheid tussen onderwijs en het internationale beroepenveld en vakgebied blijkt uit het feit dat de Universiteit van Amsterdam zich niet alleen wil profileren met een academische omgeving gericht op talentontwikkeling van studenten en medewerkers, maar ook als een internationaal georiënteerde universiteit die voorbereidt op de wereldwijde arbeidsmarkt. Het Sfrafegrs ch kader intemationalisering6 richt zich voor bachelor-studenten op uitgaande mobiliteit (10% in 2014) en voor masterstudenten vooral op inkomende mobiliteit (25%in 2014). Ook voor docenten ligt het accent meer op inkomende dan op
u
2or2
Pagina 4 van
9 uitgaande mobiliteit. Hoewel de commissie de gestelde mobiliteitsambities voor 2014 realistisch acht, adviseert zij in- en uitgaande mobiliteit op termijn meer in balans te brengen. De toegankelijkheid en studeerbaarheid van het ondenvijs, ook voor studenten met een functiebeperking, krijgen beperkt aandacht. Het differentiatiebeleid kent nog een zekere eenzijdigheid. Voor excellente studenten heeft de commissie meer voorzieningen aangetroffen dan voor'achterblijvers'. De instelling heeft aangegeven voor de minder getalenteerde studenten via centraal beleid onder andere te willen inzetten op extra structuur en studieloopbaanbegeleiding. Ook voor studenten met een functiebeperking heeft de universiteit aangegeven meer expliciet beleid te willen ontwikkelen. De commissie beoordeelt standaard 2 met'voldoet' vanwege het ambitieuze maar realistische en consistente beleid dat de instelling voert om haar kwaliteitsdoelen voor ondenvijs te behalen. De commissie heeft met veel waardering kennis genomen van de rapporten naar aanleiding van de interne audits die zijn uitgevoerd in de periode 20102012. Deze rapporten geven een frjnmazig beeld van de interne stand van zaken en deinzen niet terug voor harde uitspraken. De interne audits hebben er onder meer toe geleid dat in al bestaande UvAdata dashboards zijn ontwikkeld om het systeem gebruikersvriendelijker te maken. UvAdata maakt het mogelijk om alle relevante kwaliteitsdata te leveren, ook op een geaggregeerd niveau. Zo is in de Kritische reflectie met enkele duidelijke grafieken inzichtelijk gemaakt hoe de rendementen zich per faculteit ontwikkeld hebben sinds 2003. Op vergelijkbare wijze worden resultaten op een passend aggregatieniveau overzichtelijk gepresenteerd ter bespreking in de verschillende overleggen op alle niveaus in de organisatie. De commissie is bovendien gebleken dat jaarverslagen, waarin gegevens uit UvAdata zijn aangetroffen, voor alle gremia en commissies een rol spelen in het monitoren van resultaten.
Standaard 3, Resultaten
-
Daarnaast is er zicht op de extern beoordeelde prestaties op opleidingsniveau via de jaarlijkse accreditatieportretten waarin alle lopende en afgeronde accreditaties zijn opgenomen. Zicht op meningen van studenten en docenten over het ondenarijs leveren de onderwijsevaluaties via UvA-Q en in- en externe tevredenheidsondezoeken zoals de medewerkersmonitor, de WO-monitor en de Nationale Studenten Enquête. De evaluaties via UvA-Q bestaan uit een UvA-breed verplicht deel, een vrije keuze uit een 'vragenbibliotheek' en een open ruimte waar opleidingen eigen vragen kunnen toevoegen. Betrokkenen geven aan dat het allemaal weliswaar veel werk met zich heeft meegebracht, maar dat er ook rust gekomen is en dat het goed is zo gestructureerd zicht te hebben op behaalde resultaten en van daaruit verder te werken. De commissie is onder de indruk van de systematische wijze van monitoren van resultaten en de kritische conclusies die daaruit zijn getrokken. Zij beoordeelt standaard 3 als 'voldoet'
pagina 5 van
- ln het Kader kwaliteitszorgT beschrijft de instelling hoe zij de PDCA-cyclus op de verschillende niveaus in de organisatie vormgeeft. Zij constateert terecht dat deze cyclus op instellingsniveau goed functioneert, maar dat binnen de faculteiten nog sprake is van verschillende percepties. Ondanks de, ook door de commissie opgemerkte, variatie in perceptie van de PDCA-cyclus functioneren opleidingscommissies meestal goed. Studenten en docenten hebben daarvoor overtuigende voorbeelden gegeven rond de implementatie van researchintensief ondenrijs bij geschiedenis en rechten en het werken met een korte en lange PDCA-cyclus bij de lerarenopleidingen.
9 Standaard 4, Verbeterbeleid
Uit tussentijdse interne kwaliteitsaudits is gebleken dat de terugkoppeling naar studenten over de follow up van onderwijsevaluaties veel verschilt tussen opleidingen en faculteiten. Mede naar aanleiding van de uitkomsten van de NSE heeft het college van bestuur in2012 een werkgroep ingesteld die inmiddels ook gerapporteerd heeft over de kwaliteit en tijdige beschikbaarheid van de informatie. De eerder genoemde interne audits en de planning en control-cyclus waar¡n convenanten, jaarplannen en jaarverslagen een rol spelen, faciliteren majeure verbetermaatregelen op velerlei terreinen en bij alle faculteiten en ondersteunende diensten. Een voorbeeld hiervan is de invoering van de 8-8-4 systematiek in de curricula van alle opleidingen.
Vanwege de bereikte resultaten en de koersvastheid en consistentie waarmee verbeterslagen plaatsvinden, beoordeelt de commissie standaard 4 als'voldoet'
Standaaard 5, Organisatie- en beslisstructuur
-
ln het Bestuingsmodef staat
eenhoofdig en academisch leiderschap in de, door een beheerslijn ondersteunde, bestuurslijn centraal. Daarnaast is voozien in een instellingsbreed geharmoniseerd kwaliteitszorgsysteem ter ondersteuning van het nemen van feitelijk onderbouwde beslissingen. De zeven faculteiten van voorheen vormen nu duidelijk één universiteit waarin het overleg en het instrumentarium voor de aansturing goed functioneren. De medezeggenschap functioneert goed, grotendeels via gescheiden circuits. Ook opleidings- en examencommissies functioneren over het algemeen goed. Zij worden daarvoor toegerust via kaderstellend beleid en aanvullende handreikingen zoals hel Kader toetsbeleid, de Handreiking voor examencommissies en de Brochure voor o p t e i d i n g sc
o mmisslese.
De universiteit kent externe samenwerkingsverbanden met de Vrije Universiteit en de Hogeschool van Amsterdam. Met de Vrije Universiteit betreft dat samenwerking ter realisering van vooral onderwijs in het Amsterdam University College en van ondenvijs en ondezoek in het ACTA waarin de faculteiten Tandheelkunde volledig geïntegreerd zijn. De commissie adviseert om bij de afwegingen om al dan niet te komen tot verregaande samenwerking de (integratie van de) kwaliteitszorg een prominente plaats te geven. De samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam richt zich op onderuvijs, op het aanbieden van optimale leerwegen en afstemming van ondersteunende functies. Door het gezamenlijke college van bestuur voor beide instellingen is deze samenwerking stevig ingebed.
'
t 9
20'12
2012 Kader toetsbeleid 2O1
O
Handreik¡ng voor examencomm¡ss¡es 201
2
Brochure voor ople¡dingsmmm¡ss¡es 201
1
Pagina 6 van
I
De commissie beoordeelt standaard 5 als 'voldoet' vanwege de heldere en naar behoren functionerende organisatie- en beslisstructuur. Tot slot wil de commissie niet verhelen dat de mate van eensgezindheid over de ingeslagen weg haar enigszins verraste. Zij was gecharmeerd van het aanvraagdossier inclusief de onderliggende documenten. Tijdens het bezoek aan de instelling is vervolgens gebleken dat wat op papier staat, ook praktijk is. Het aanvankelijke wantrouwen heeft tijdens het toetsingsproces plaats gemaakt voor vertrouwen en waardering. De commissie kan niet anders dan de instelling complimenteren met de regie en de bereikte resultaten. ln haar visie is in vele opzichten sprake van good practices. Dat neemt niet weg dat de commissie nog ruimte ziet voor verbetering. ln een apart hoofdstuk van het adviesrapport geeft de commissie een aantal aanbevelingen. Deze liggen in het verlengde van wat de instelling zelf al heeft benoemd als zwakkere punten. Eén punt van zorg brengt de commissie nadrukkelijk onder de aandacht: de werkdruk van met name docenten en studieadviseurs voortvloeiend uit externe verplichtingen en interne afspraken. De commissie heeft de vijf standaarden van het beoordelingskader met 'voldoet' beoordeeld en spreekt op grond daarvan haar eindoordeel 'positief uit. De commissie is onder de indruk van de overtuigende wijze waarop de Universiteit van Amsterdam heeft laten zien een duurzame koerswijziging ingezet te hebben en in control te zijn over de kwaliteitszorg voor haar ondenruijs. De instelling voert op basis van een heldere visie consistent beleid en stelt dit bij als de resultaten daar aanleiding toe geven. Zij doet dit op inhoudelijke gronden en in goed overleg met betrokkenen.
Aanbevelingen De NVAO onderschrijft de vijf aanbevelingen van de commissie die alle in het verlengde liggen van wat de instelling zelf al heeft benoemd als aandachtspunten: 1. De instelling doet er goed aan de werkdruk van met name docenten en studieadviseurs
blijvend te monitoren en te analyseren. De betrokkenheid en gedrevenheid zijn groot maar kunnen op termijn een wissel trekken op de ambities van de instelling voortvloeiend uit de visie. 2. Differentiatie is nog onvoldoende gericht op de zwakkere student die juist extra stimuli en begeleiding behoeft. Aanbevolen wordt om specifiek beleid te ontwikkelen zodat differentiatie in de volle breedte invulling krijgt. 3. lnternationalisering verdient beleidsmatig meer aandacht dan nu het geval is gezien het nagestreefde internationale academische klimaat. Op basis van een duidelijke analyse van internationalisering en haar vele facetten moet blijken welke inspanningen nodig zijn. Uitgaande studenten- en docentenmobiliteit is daarbij in elk geval van wezenlijk belang. 4. Voor studenten met een functiebeperking is duidelijker beleid wenselijk, dat goed bekend is bij zowel de doelgroep als medewerkers die ermee te maken krijgen, van docent tot studieadviseur en ondersteunende diensten.
pagina 7 van
9 5. De instelling is direct gebaat bij een significante toename van het aantal academisch gevormde vwo-leraren. Gelet op de teleurstellende instroom in de lerarenopleidingen, beveelt de commissie aan om het beroep van leraar beter te positioneren binnen de academische vorming en het als academisch perspectief hoger op de beleidsagenda te zetten.
Besluit lngevolge het bepaalde in artikel5a.13d, vierde lid, in verbinding met 5a.10, derde lid, van de WHW heeft de NVAO het college van bestuur van Universiteit van Amsterdam te Amsterdam in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze op het adviesrapport van de auditcommissie naar voren te brengen. Bij brief van 14 juni 2013 heeft de instelling ingestemd met het voornemen tot besluit. Op grond van het voorgaande besluit de NVAO tot het verlenen van een instellingstoets kwaliteitszorg aan de Universiteit van Amsterdam. Het besluit is van kracht tot en met 25 juni 2019. Den Haag,26juni 2013 Nederlands-
Accreditatieorganisatie
ú, R.P
(bestuurder)
leúr,h
Tegen dit besluit kan op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht door een belanghebbende bezwaar worden gemaakt bij de NVAO. De termijn voor het indienen van bezwaar bedraagt zes weken.
pagina 8 u"n
9 Bijlage
1
-
Schematisch overzicht oordelen commissie
De onderstaande tabel geeft per standaard het oordeel van de commissie weer
Standaard
Oordeel
l. Visie op de kwaliteit van
De instelling beschikt over een breed gedragen visie
het ondenarijs
op de kwaliteit van haar ondenruijs en op het
Voldoet
ontwikkelen van een kwaliteitscultuur.
2. Beleid
De instelling beschikt over adequaat beleid om de visie op de kwaliteit van haar onderwijs te realiseren. D¡t omvat in elk geval: beleid op het gebied van onderuvijs, personeel, voorzieningen, toegankelijkheid
Voldoet
en studeerbaarheid voor studenten met een functiebeperking, verankering van ondezoek in het ondenivijs, alsmede de venruevenheid tussen onderwijs en het (internationale) beroepenveld en vakqebied. 3. Resultaten
De instelling heeft zicht op de mate waarin haar visie
Voldoet
op de kwaliteit van haar ondenruijs wordt gerealiseerd,
en meet en evalueert regelmatig de kwaliteit van haar opleidingen bij studenten, medewerkers, alumni en verteqenwoordiqers van het beroepenveld. 4. Verbeterbeleid
De instelling kan aantonen dat zij de kwaliteit van haar
Voldoet
opleidinoen waar nodiq svstematisch verbetert. 5. Organisatie- en
beslissingsstructuur
De instelling heeft een effectieve organisatie- en beslissingsstructuur met betrekking tot de kwaliteit van
Voldoet
haar opleidingen, waarin de taken, bevoegdheden en
verantwoordelijkheden duidelijk zijn afgebakend en waarvan de inspraak van studenten en medewerkers deel uitmaakt.
Algemene conclusie
Het bestuur van de instelling hanteert vanuit zijn visie op de kwaliteit van het onderwijs een doeltreffend systeem van kwaliteitszorg waarmee het de kwaliteit van de aangeboden opleidingen kan garanderen.
Positief
Pagina gvan
s Bijlage 2 -Samenstelling commissie Op 1 1 decembe¡ 2012 heeft de NVAO een commissie samengesteld bestaande uit vijf leden inclusief een student-lid. De commissie is als volgt samengesteld: Prof. dr. Jan Peters, oud-lid en -vicevoorzitter college van bestuur Radboud Universiteit Nijmegen en hoogleraar Arabisch en lslam -Taal & Cultuur (voozitter) - Prof. dr. Joke Denekens, voozitter Onderwijsraad en vicerector (portefeuille onderwijs) Universiteit Antwerpen en hoogleraar huisartsgeneeskunde - Gezondheid (lid) - Prof. dr. Frank van der Duyn Schouten, oud-rector Universiteit van Tilburg en hoogleraar operations research - Economie (lid) - Prof. dr. Jan Kijne, oud-vicedecaan Faculteit Wiskunde en Natuunvetenschappen (portefeuille onderwijs) Universiteit Leiden en hoogleraar-emeritus Bio Science (lid) -
-
-
Natuur Eduard Schmidt, BSc, BA, student ondezoeksmaster Public Administration and Organizational Science Universiteit Utrecht en onderzoeksmedewerker LSVb - Gedrag en Maatschappij (student-lid)
De commissie is ondersteund door: Drs. Johanneke Braaksma, onderwijskundige onder andere werkzaam bij de afdeling OO van de Radboud Universiteit (secretaris) - Lic. Michèle Wera, beleidsmedewerker en procescoördinator NVAO
-