Bewegen
moet
beloond
worden! Ruimtelijke condities voor een gezonde wijk
Colofon DRO Projectgroep Ruimtelijke condities voor een gezonde wijk: Jos Gadet, stadsgeograaf (projectleider) Remco Daalder, ecoloog Ed Buijs, bioloog Femke Haccoû, landschapsarchitecte Errik Buursink, historicus Ton Muller, ontwerper
lay out: Femke Haccoû foto’s: Errik Buursink, Niek Bosch, Jos Gadet
2
september 2010 Dienst Ruimtelijke Ordening, gemeente Amsterdam
Bewegen
moet
beloond
worden! Ruimtelijke condities voor een gezonde wijk
Inhoudsopgave
4
Colofon
2
Proloog
5
Samenvatting
6
I
Experiment “De Gezonde Wijk”
8
II
Ruimtelijke condities voor een
gezonde wijk: methode van onderzoek
10
III
Schouw Geuzenveld Buurt 5 Noord
12
IV
Schouw Haveneiland
14
V
Schouw Noordelijke Jordaan
16
VI
Schouw Oosterparkbuurt
20
VII
Schouw Van der Pekbuurt
22
VIII
Analyse: ruimtelijke condities die
bewegen bevorderen!
IX
Beschouwende conclusie:
bewegen moet beloond worden!
24
30
Epiloog
33
Geraadpleegde literatuur
35
Proloog Een groot aantal welvaartsziekten wordt in verband gebracht met te weinig beweging. Volgens Johan Mackenbach, hoogleraar maatschappelijke gezondheidszorg aan het Rotterdamse Erasmus MC, denken veel mensen dat de meeste van deze welvaartsziekten onvermijdelijk zijn. Maar dat minder eten en meer bewegen positieve effecten op de gezondheid van mensen heeft, daarover bestaat consensus in de academische gezondheidswereld (Economist 2010). Bovendien kun je volgens Mackenbach nog steeds meer dan de helft van de ziektelast voorkomen door het veranderen van omgevingsfactoren (Köhler 2010). Hebben ruimtelijke omgevingsfactoren invloed op gezondheid? Wellicht! In het recent in Amsterdam uitgevoerde Grote Groenonderzoek wordt een significant verband geconstateerd tussen obesitas en monofunctionele stadsdelen in de hoofdstad (Gadet e.a. 2009). Volgens het onderzoek Gezonde Wijk naar de relatie tussen fysieke wijkkenmerken en lichamelijke activiteit is het goed voorstelbaar dat de inrichting van de buurt hierbij een belangrijke rol speelt (Hertog e.a. 2006). Hoe die relatie er uitziet is momenteel onderwerp van een langjarig onderzoek van het RIVM in samenwerking met de Vrije Universiteit Amsterdam: Park of Perk. Daarin is men op zoek naar welke aspecten in de omgeving bewegen makkelijker of juist moeilijkermaken. Middels enquêtes, interviews en GPSanalyses wil men daarachter komen. Het project wordt in 2011 afgerond. Het onderhavige project Ruimtelijke condities voor een gezonde wijk bouwt voort op het onderzoek Gezonde Wijk van Hertog en anderen. Wij gaan nog preciezer in op de ruimtelijke condities die uitlokken tot bewegen. Bovendien is hiervoor de veel snellere methode van het schouwen gekozen. Of die snellere methode informatie oplevert die vergelijkbaar is met die uit Park en Perk, wordt pas na afloop van dat laatste onderzoek duidelijk. Je kunt mensen niet gezonder laten leven door een beroep te doen op hun eigen keuze (Köhler 2010). Het helpt veel beter om gezondheid en te weinig bewegen te zien als een collectief probleem en door collectieve maatregelen te nemen. Je moet er, volgens Mackenback, in de gezondheidszorg actiever op inspelen, maar ook dingen in de omgeving veranderen. Een taak voor de ruimtelijke ordening? We gaan het zien!
5
Samenvatting In juni 2008 is het Charter Amsterdamse Wijkaanpak 2008-2018 ondertekend. In dit charter zijn zes experimenten benoemd. Eén van deze zes experimenten is: “De gezonde wijk”. De GGD trekt dit project ‘Gezonde wijken’, in samenwerking met de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, Dienst Ruimtelijke Ordening, en de stadsdelen Geuzenveld – Slotermeer en Noord. De DRO participeert hierin met de Voedselstrategie en speelvoorzieningen in de wijken en met het project Ruimtelijke condities voor een gezonde wijk. Hierin richten we ons enkel en alleen op de ruimtelijke condities, niet op andere manieren die een gezond leven in de stad beïnvloeden.
De volgende beweging uitlokkende ruimtelijke condities zijn uit de schouwen afgeleid:
Om die ruimtelijke condities in kaart te brengen zijn vijf wijken geschouwd, in vijf stadsdelen met een onderscheidend stedenbouwkundig profiel. Deze schouwen zijn te zien als ‘visit by experts’. Tijdens deze schouw bezoeken experts van verschillende disciplines een bepaald gebied om plaatseigen potenties te ontdekken die benut kunnen worden om het bewegen van bewoners en bezoekers te bevorderen. Voor onze schouw(en) naar de ruimtelijke condities voor een gezonde wijk zijn schouwteams samengesteld uit ontwerpers, ecologen, verkeersplanologen en voorzieningenplanologen, die ter plekke de potenties van een gebied ‘uitonderhandelen’. Het verrassende van deze schouwen is dat de meeste resultaten onvoorzien zijn. Zo blijkt contra-intuïtief dat dichtbebouwde, gemengde buurten meer tot bewegen uitnodigen dat buurten in lage dichtheden.
3. gebrek aan schaarste: hoe schaarser de ruimte (of het groen), hoe waardevoller deze gevonden wordt, hoe meer mensen er gebruik van maken en hoe hoger de waardering.
De volgende buurtcombinaties zijn geschouwd: ▪▪ Buurt 5 Noord (stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer) ▪▪ Haveneiland (IJburg, stadsdeel Zeeburg) ▪▪ Noord Jordaan (stadsdeel Centrum) ▪▪ Oosterparkbuurt (stadsdeel Oost-Watergraafsmeer) ▪▪ Van der Pekbuurt (stadsdeel Amsterdam-Noord)
1. ‘congestion is our friend’: in dichtbevolkte en dichtbebouwde buurten is de meeste beweging op straat te zien. = 2. ‘eyes on the street’: doordat woningen hun woonkamer aan de straatkant hebben, zijn er voortdurend ‘ogen op straat’ gericht die bewust of onbewust de gebeurtenissen op straat in de gaten houden, en de (speel)veiligheid bevorderen.
4. verticaal reliëf nodigt uit: met verspringende gevels, geveltuinen, erkers, bochtige straten (verticaal reliëf), verliest de wijk haar monotonie, en verhoogt ze de spannende verwachting van wat ná de geveltuin, erker of bocht staat te gebeuren of te zien is. 5. horizontaal reliëf dwingt tot inspanning: horizontaal reliëf is effectief voor de gezondheid van buurtbewoners. 6. diversiteit stimuleert bewegen: variatie in winkelaanbod, gevelversieringen, kunst in de openbare ruime, galeries of andere interessante etalages, markten en stads- en vergezichten, stimuleert uithuizigheid en de vorm van wandelen, fietsen en spelen. 7. stad als afwisselend decor, liefst groen decor: het stedelijk decor is een betekenisvolle ambiance om de vrijetijd in door te brengen, waar een groen accent van dat decor een extra waarde toevoegt. 8. relatieve afstand tot centrumstedelijk milieu: nabijheid tot het centrumstedelijke milieu, de binnenstad en grote delen van de 19e-eeuwse gordel, trekt het merendeel van de Amsterdamse activiteiten aan (woon- en werkadressen, publieke en commerciële voorzieningen, en vrijetijdsattracties). Woongebieden op loop- en fietsafstand zullen dat lopen en fietsen eerder uitlokken dan plekken ver weg gelegen. 9. bestemmingsdifferentiatie: vele bestemmingen in een geconcentreerd gebied lokken veel meer beweging uit dan als dit niet het geval is.
6
Kortom, enerzijds moet bewegen beloond worden (variatie in winkelaanbod, gevelversieringen, kunst in de openbare ruime, galeries, interessante etalages, markten, stads- en vergezichten, architectuur, stedenbouw, reliëf); anderzijds moet gemotoriseerd verkeer ontmoedigd worden (verhogen parkeerdruk, obstakels in straten, vergroten nabijheid voorzieningen). Deze ruimtelijke condities zijn algemeen van aard, en moeten aan de hand van locatiespecifieke situaties (mogelijkheden, kansen) interventievoorstellen leiden. Een schouw is daarvoor het geëigende instrument. De interventies zijn in vier schaalniveaus te onderscheiden: ▪▪ stedenbouwkundige ingrepen ▪▪ ingrepen in routes ▪▪ inrichtingsingrepen ▪▪ programmatische ingrepen Per schaalniveau verschillen de financiële en sociale kosten. Met ruimtelijk beleid kunnen die interventies vervolgens gerealiseerd worden (structuurvisie, bestemmingsplannen, inrichtingseisen, verkeersplannen, parkeerbeleid, commissie winkelplanning, groenbeleid, openbare ruimtebeleid en dergelijke). De ruimtelijke kansen en interventies zijn legio, zoals ook in het rapport vermeld, maar vormen geen blauwdruk. Ze zijn locatiespecifiek. Hierop kan niet genoeg de nadruk worden gelegd. Sommige zijn geschikt voor ook andere wijken in de stad, andere weer niet. De essentie van het onderzoek is dat locatiespecifieke interventies het resultaat zijn van schouwen (visit by experts) op basis van de negen genoemde ruimtelijke condities. Stadsontwikkeling op basis van plaatseigen potenties zorgt verder voor zich onderscheidende plekken in de stad en verhinderen ruimtelijke sjablonen of stempelstedenbouw. Dat doorbreekt monotonie, en stimuleert bewegen. Het stimuleert en passant ook de aantrekkelijkheid van de buurt voor bewoners en bedrijven. Het mes snijdt aan meerdere kanten: werken aan gezond bewegen in de buurt is werken aan de economische aantrekkelijkheid van de buurt.
7
I Experiment “De Gezonde Wijk” In juni 2008 is het Charter Amsterdamse Wijkaanpak 20082018 ondertekend. Hierin staat onder meer wat de inzet van zowel het Rijk als de gemeente is om de ambities binnen de Wijkaanpak te realiseren, met duidelijke en meetbare afspraken. Amsterdam en het Rijk hebben elkaar nodig voor de Wijkaanpak en hebben daarom een vitale coalitie gesloten, waarbij gestreefd wordt naar inspirerende vormen van samenwerking. In dit charter zijn onder andere zes experimenten benoemd. Deze experimenten maken deel uit van het programma van het Rijk om ruimte te creëren voor gemeenten om innovatieve en onorthodoxe aanpakken mogelijk te maken waarmee op bepaalde terreinen de voor de uitvoering benodigde doorbraken worden geforceerd. Eén van deze zes experimenten is: “De gezonde wijk”. De Amsterdamse invulling van dit laatste is het door de GGD en DMO getrokken project ‘Gezonde wijken’, in samenwerking met de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, Dienst Ruimtelijke Ordening, en de stadsdelen Geuzenveld – Slotermeer en Noord. Hierin staat centraal het verbeteren van de gezondheid in aandachtswijken. Deze Amsterdamse wijkaanpak richt zich op 17 buurten die veel tot zeer veel aandacht vragen. Er is een sterke relatie tussen gezondheid en sociaaleconomische status. Kwetsbare groepen bewoners die veelal in achterstandswijken wonen zijn al langer een aandachtspunt vanuit verschillende invalshoeken. Het doel van de experimenten “De Gezonde Wijk” (behorend bij het actieplan krachtwijken) is de gezondheid van inwoners van krachtwijken te verbeteren via een integrale aanpak gericht op ▪▪ gezonde bewoners ▪▪ gezonde leefomgeving ▪▪ samenhangend zorg- en welzijnsaanbod met een preventieve insteek. De DRO participeert hierin met een aantal projecten, zoals de Voedselstrategie en speelvoorzieningen in de wijken. Daarnaast heeft DRO het project ‘ruimtelijke condities voor een gezonde wijk’ ingebracht.
8
IJburg
9
II Ruimtelijke condities voor een gezonde wijk: methode van onderzoek Bij ruimtelijke ingrepen die een gezonde wijk bevorderen kan gedacht worden aan verbetering van de luchtkwaliteit, het verminderen van geluidshinder, duurzame stedenbouw (bouwwijze en bouwmaterialen) met als gevolg optimale inpandige klimaatbeheersing. In het project “ruimtelijke condities voor een gezonde wijk” zijn we op zoek gegaan naar ruimtelijke condities die bewegen bevorderen en condities die bewegen belemmeren, alsook het ontdekken van potenties in de buurt die beweging kunnen stimuleren. Uiteindelijk worden noodzakelijke ruimtelijke condities in buurten benoemd die uitnodigen tot bewegen en die kunnen worden toegepast bij herstructurering van bestaande of inrichting van nieuwe wijken. Om die ruimtelijke condities in kaart te brengen zijn we gaan ‘schouwen’ in vijf stadsdelen met een onderscheidend stedenbouwkundig profiel. Wij hebben een ‘nieuwe planologische methode’ gehanteerd: de schouw (zie Van Zanen 2007). Onze schouw is te zien als een ‘visit by experts’, dus geen ‘excursie’. Tijdens deze schouw bezoeken experts van verschillende disciplines een bepaald gebied om plaatseigen potenties te ontdekken die benut kunnen worden om het bewegen van bewoners en bezoekers te bevorderen. Voor onze schouw(en) naar de ruimtelijke condities voor een gezonde wijk hebben we schouwteams samengesteld uit ontwerpers, ecologen, verkeersplanologen en voorzieningenplanologen, die ter plekke de potenties van een gebied als het ware ‘uitonderhandelen’. Het verrassende van deze schouwen is dat de meeste resultaten onvoorzien waren. Zo bleek, vooruit lopend op de resultaten, contra-intuïtief dat dichtbebouwde, gemengde buurten meer tot bewegen uitnodigen dat buurten in lage dichtheden. De plaatseigen kwaliteiten en (om)mogelijkheden bekijken op basis van de relatieve ligging van een plek, levert steeds weer verrassende inzichten op. Stadsontwikkeling op basis van plaatseigen potenties zorgt verder voor zich onderscheidende plekken in de stad en verhinderen ruimtelijke sjablonen of stempelstedenbouw.
10
De volgende buurtcombinaties worden geschouwd: ▪▪ ▪▪ ▪▪ ▪▪ ▪▪
Buurt 5 Noord (stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer) Haveneiland (IJburg, stadsdeel Zeeburg) Noord Jordaan (stadsdeel Centrum) Oosterparkbuurt (stadsdeel Oost-Watergraafsmeer) Van der Pekbuurt (stadsdeel Amsterdam-Noord)
In de schouwverslagen worden mogelijke oplossingen bedacht. Die hebben bijna uitsluitend betrekking op de buurt waarin de betreffende schouw heeft plaatsgevonden. Aan het eind van de hierna volgende schouwverslagen worden negatieve en positieve aspecten, evenals de kansen benoemd die het bewegen in de desbetreffende buurt beïnvloeden. Uit alle schouwen worden uiteindelijk algemene ruimtelijke condities geformuleerd. Deze condities vormen de basis voor lokale interventies, die onderling nogal kunnen verschillen de fysieke en programmatische verschijningsvorm van buurten licht tot sterk kunnen verschillen. Daarover later meer.
Oosterparkbuurt
Van der Pekbuurt
IJburg
Buurt 5
11
III Schouw Geuzenveld Buurt 5 Noord
Geuzenveld is een modernistische stadsuitbreiding, gebouwd in de jaren ’50 van de vorige eeuw naar een stedenbouwkundig plan van Cornelis van Eesteren uit 1934 (!). De geschouwde buurt wordt gekenmerkt door een ver doorgevoerde functiescheiding. Daardoor zijn er nauwelijks werkgebieden in de wijk. Wel is het havengebied dichtbij. Langs een aantal doorgaande routes bevinden zich winkelruimtes. Voor de bulk van de dagelijkse boodschappen zijn bewoners aangewezen op het winkelcentrum op het Plein 40-45 en de winkels rondom het Confuciusplein. Woningen bestaan voornamelijk uit in strokenbouw opgestelde portiekflats. Deze worden hier en daar afgewisseld door rijtjes laagbouw. Er is zeer veel open en groen ingerichte ruimte tussen de woningcomplexen en langs de hoofdroutes. Traditionele straten ontbreken nagenoeg, alleen de Burg. Van Leeuwenlaan kent een profiel dat doet denken aan de stadsstraten in de vooroorlogse stad. Er is in de buurt veel plek voor de auto. Er is een overmaat in profielen: de profielen zijn ruim en er is relatief veel parkeerruimte. Op straat staan weinig fietsen geparkeerd. Dit komt deels door de mogelijkheid de fiets te stallen in een eigen kelderbox, maar dat verklaart niet waarom er voor winkels zo weinig fietsen staan. Er wordt wel gelopen in de buurt: vooral door scholieren van een ROC vlakbij, die in de pauze naar een snackbar gaan. De binnenterreinen tussen de flats zijn veelal afgesloten met hoge hekwerken en ingericht met kijkgroen. Dit kan positief zijn voor het welbevinden van de bewoners, ze zijn namelijk netjes en mooi ingericht, maar nodigt zeker niet uit tot bewegen. Het afsluiten beperkt vooral de speel- en beweegmogelijkheden voor kinderen. Er liggen kansen door het gedeeltelijk of geheel privatiseren van de binnentuinen. Dit zou de aantrekkelijkheid van de woningen ook vergroten. Op een klein oppervlakte zijn veel verschillende soorten groen te vinden: privégroen, kijkgroen, rommelige grasveldjes, etc. Er is gebrek aan schaarste qua speelveldjes. Overal zijn kleine speelplekjes aangelegd, maar deze zijn vaak beperkt te gebruiken. Het schoolplein met hufterproof speeltoestellen 12 wordt na schooltijd afgesloten met een hoog hek. Parkeren geschiedt voor de deur. Er zijn weinig mensen op straat. De buurt kent ook nauwelijks levendige plinten, wel
is hier en daar een strookje met winkels en kleine bedrijfjes. Er is door het gebrek aan levendigheid en de monotone architectuur sprake van prikkelarmoede. Er zijn in de buurt zelf weinig wandeldoelen. Eigenlijk is er simpelweg te veel ruimte en worden de zintuigen te weinig geprikkeld. Het privatiseren van slecht gebruikt groen kan daar een oplossing voor zijn. Maak van veldjes bijvoorbeeld kleine omhaagde volkstuincomplexen. De routering door de wijk is slecht. Het is door het grotendeels ontbreken van hiërarchie moeilijk navigeren. Gevoelsmatig zijn de afstanden enorm. Boodschappen doet men vaak te voet op Plein 40-45. Dit omdat er niet veel winkels in de buurt zelf zijn. In de Jordaan zagen we dat sommige straten nagenoeg autarkisch zijn. Dat geldt voor Buurt 5 niet. De Lodewijk van Deijsselstraat is een relatief drukke wandelroute tussen Plein 40-45 en Buurt 5, maar is visueel onaantrekkelijk en noodt niet tot verblijven. Er zijn ook nauwelijks bankjes en prullenbakken. Sportvoorzieningen en grotere groengebieden (Sloterpark, Eendrachtspark) bevinden zich buiten de buurt en vormen een populaire bestemming voor bewoners. In de wijk kan flink verdicht worden door de koppen van de blokken dicht te bouwen en op ongebruikte veldjes woningen te plaatsen. Dit zou het draagvlak van de voorzieningen in de buurt vergroten. Het is goed om schaarste aan groen en openbare ruimte te creëren, zodat de overgebleven plekken beter gebruikt worden. Bij voldoende dichtheid kan groen meer opleveren dan het kost. Draagvlak en levendigheid zouden ook vergroot kunnen worden door nieuwe groepen bewoners de wijk in te krijgen. Dit is één van de doelen van Far West, die de stedelijke vernieuwing van ondermeer Geuzenveld onder haar hoede heeft. Vlakbij Buurt 5 staat het Parkrandgebouw, een vrijstaand appartementencomplex voor hogere inkomens in het Eendrachtspark, dat als icoon van de vernieuwingsoperatie veel positieve aandacht genereert. Het is dankzij Parkrand gelukt nieuwe hoogopgeleide bewoners te trekken, maar de binding tussen bewoners van gebouwen als het Parkrandgebouw en de buurten is minimaal.
Grootschalige wijken moeten niet grootschalig vernieuwd worden. Doorbreek juist de grootschaligheid door microvernieuwing. Laat nieuwe bewoners echt buurtbewoners zijn. Hierdoor wordt een wijk diverser en minder kwetsbaar voor verloedering. De nieuwbouw rondom het Confuciusplein is een voorbeeld van microvernieuwing. De toekomstige bewoners van deze appartementengebouwen wonen straks echt aan het plein en worden daardoor nadrukkelijk uitgenodigd om gebruik te maken van de openbare ruimte en de voorzieningen in de buurt.
+
kansen
-
Aanwezigheid winkelstrips
Stimuleer de aanwezige winkelstrips in plaats van het centrale winkelcentrum Privatiseer slecht functionerende openbare ruimte Creëer één of twee grote speelplaatsen die een bestemming en ontmoetingsplek voor buurtbewoners zijn
Geen echte straten
Nabijheid Eendrachtspark
Vernieuwing op buurt en straatniveau.
Overmaat aan openbare en semiopenbare ruimte Veel kleine speelplaatsjes, geen grote waar ouders elkaar kunnen ontmoeten en kinderen samen kunnen spelen Geen sportvoorzieningen in de wijk Grootschalige vernieuwing is losgezongen van de buurten
13
IV Schouw Haveneiland
Haveneiland is onderdeel van de stadsuitbreiding IJburg, gelegen in het IJmeer ten oosten van Amsterdam. In 2002 werden de eerste woningen op Haveneiland opgeleverd. Intussen wonen er op de drie eilanden van de eerste fase van IJburg ruim 10.000 mensen. IJburg is vooral in trek bij gezinnen met jonge kinderen, die in de stad geen betaalbare woningen kunnen vinden. Het voorzieningenaanbod op IJburg is voor een groot deel gericht op deze gezinnen: dus veel scholen en speelvoorzieningen. Haveneiland is ontworpen als echte stadswijk, woningen in hoge dichtheden, met een sociaaleconomisch gemengde bevolkingsopbouw, ruimte voor bedrijven en voldoende stedelijke voorzieningen. De stedenbouwkundige opbouw wordt gekenmerkt door opengewerkte blokken in een strak grid van straten en grachten. IJburg ligt op grote afstand van het stadscentrum en is per fiets niet gemakkelijk bereikbaar. Langzaamverkeerroutes gaan door afgelegen groengebieden en over lange, hoge bruggen. Er is wel een snelle tramverbinding en via de Piet Heintunnel en de ring A10 is de rest van de stad met de auto snel bereikbaar. De centrale as van Haveneiland is de IJburglaan, die voor auto, fiets en tram de belangrijkste, of enige, toegang tot het eiland is. Langs de IJburglaan bevinden zich het winkelcentrum, de meeste horeca en bedrijfsruimten en het Theo van Goghpark. Per fiets en auto is het eiland makkelijk te doorkruisen over het breed geprofileerde straatgrid. Wandelaars hebben een grote vrijheid bij het kiezen van routes door de soms labyrintische binnenblokken. De standaard brede straatprofielen zorgen echter voor een gebrek aan hiërarchie in de wijk, waardoor de oriëntatie soms bemoeilijkt wordt. Het lijkt er op dat de ontwerpers hebben geprobeerd alle gebruikers maximaal te faciliteren. De brede rijbaan met langsparkeren aan beide zijden maakt de straten op Haveneiland echter tot domein van de auto. Daarnaast gaan de brede profielen de menselijke maat te boven terwijl wandelaars en fietsers vaak overlast ondervinden van harde wind. Soms zijn er wel echte brede stoepen waarop gespeeld kan worden, maar kinderen zijn 14 meestentijds aangewezen op kleine speelplaatsen in de binnenblokken. Het ontbreekt op Haveneiland overigens aan grotere speeltuinen die dienen als ontmoetingsplek voor ouders en kinderen.
Het wandelen door de binnenblokken is vaak een visueel stimulerende ervaring, terwijl de straten op te veel plekken saai en eentonig zijn. Belangrijkste oorzaak is de soms wel erg eenvormige architectuur van de straatwanden. Het ontbreekt op veel plekken aan een interessant ritme van schaduw en licht op de gevels. Vooral de blokken met sociale woningbouw lijden onder een zekere vormgevingsarmoede. Een ander probleem is de geringe levendigheid in de plinten. Ondanks de pogingen Haveneiland tot een echte stadswijk te maken, is er in de plinten langs de straten betrekkelijk weinig te beleven. Het ontbreekt nog aan een aantal echte trekkers, zoals buurtcentra, snackbars of een koffiecorner. De binnenblokken vormen een heel typisch, soms bijna suburbaan woonmilieu, waar de auto te gast is en de openbare ruimte door middel van bankjes en plantenbakken zich toegeëigend wordt door de bewoners. Hier en daar dreigen echter sociaalonveilige situaties te ontstaan. Hangen door opgeschoten jeugd wordt tegengegaan door het ’s avonds afsluiten van trapveldjes en schoolpleinen met indrukwekkende hekwerken. Dit doet sterk afbreuk aan het openbare karakter en de doorkruisbaarheid van sommige binnenblokken. De openbare ruimte in de blokken is te vaak weinig logisch ingericht. Grote OR is bruikbaar voor allerlei activiteiten, terwijl kleine OR een aantrekkelijk woonmilieu vormt. In de blokken op Haveneiland is het vaak vlees noch vis: grote ruimten die door plantsoentjes zijn opgedeeld in kleine, slecht bruikbare eenheden. Als Haveneiland helemaal volgens plan gereed is, zullen er voor de bewoners een aantal bestemmingen binnen de wijk zijn die per fiets of te voet goed bereikbaar zijn. Het winkelcentrum is nu al een echte trekker en aan de andere zijde van het eiland belooft de haven met veel horeca dat ook te worden. Het Theo van Goghpark in het zuiden van de wijk is een geliefd speel- en sportveld voor de jongere kinderen. Op dit moment zijn er nog geen serieuze sportvelden op IJburg. Naar mate de leeftijd van de jeugd in de wijk stijgt, zal dat een groter probleem gaan vormen. Het Diemerpark ligt dicht bij het Haveneiland en zal in de toekomst aan de oudere jeugd gelegenheid tot vertoeven en sporten kunnen bieden. Langs de oost- en noordrand van het eiland is een royale boulevard
aangelegd met panoramisch uitzicht over het IJmeer. Hier kan prima gewandeld en hardgelopen worden. De ruimtelijke verbinding met de rest van Amsterdam is verre van volmaakt. Met goed weer is de fietstocht over de Nesciobrug of de Schellingwoudebrug naar Oost en de binnenstad een prima alternatief voor auto en OV. Maar bij harde wind of veel neerslag zullen IJburgers toch eerder dan bewoners van meer centraal gelegen wijken de fiets laten staan. Ook ’s avonds en ’s nachts zijn de routes door stille groengebieden niet erg aantrekkelijk, vooral niet voor vrouwen en kinderen. Via de IJburglaan en straks over de oostelijke toegang is de IJburger met de auto snel op de A10 en A1.
De auto is voor de bewoners dan ook aantrekkelijk. Er is voldoende parkeergelegenheid, vaak in eigen parkeergarages en de congestie is veel minder dan in de rest van de stad. Doordat er niet gekozen is voor een metro naar de binnenstad is het lastig om fietsen mee te nemen in het OV.
+
kansen
-
Hoge dichtheden
Goede fietsroute over Zeeburgereiland met pont naar Sporenburg Bij ontwerpen niet alle gebruikers van straten proberen te faciliteren. Creëer schaarste in de straten! Betere maatvoering voor OR in de blokken
Veel parkeergelegenheid, vaak inpandig
Voldoende draagvlak voor voorzieningen Gevarieerde bevolkingsopbouw
Hoogwaardig ingerichte OR
Meer levendigheid in plinten
Doorkruisbare binnenblokken
Creëer grotere speelgelegenheden waar kinderen en ouders elkaar ontmoeten Veel ruimte voor het toepassen van gevelgroen
Veel openbare ruimte die kan worden toegeëigend.
Sociaalonveilige langzaam verkeerroutes naar de rest van de stad Grote afstand tot rest van de stad maakt fietsen en wandelen onaantrekkelijk Slecht bruikbare openbare ruimte in de blokken Te brede straatprofielen
Geen grote speeltuin in de wijk Geen sportvelden en hangplekken voor oudere jeugd Saaie architectuur
15
V Schouw Noordelijke Jordaan
De schouw voerde vanaf de Westermarkt door de straten en over de grachten van de noordelijke Jordaan naar de Brouwersgracht. De structuur van de wijk, met smalle eenrichtingsverkeerstraten en beperkte parkeermogelijkheden, dwingt bewoners de auto te laten staan. Ontsluiting met openbaar vervoer geschiedt via de randen (tram en bus over de Rozengracht, Marnixstraat, Haarlemmerhouttuinen en met de Opstapper over Prinsengracht). Hierdoor is het vanuit veel delen van de wijk een eindje lopen naar een OV-halte. Verkeer is tegenwoordig leidend bij ontwerp van nieuwe wijken. Straten moeten ruimte bieden aan alle verkeersdeelnemers en voldoende parkeerplaatsen. In de Jordaan is daar geen sprake van: bewoners worden voor een voldongen feit geplaatst. Het is simpelweg onmogelijk voor de deur te parkeren, dus het is vaak een hele wandeling naar de auto. Eenrichtingsverkeer maakt daarnaast de wijk lastig per auto te doorkruisen. Eenmaal onderweg bevindt de Jordaanbewoner zich direct in het drukke stadsverkeer, waardoor het gebruik van de auto voor ritten binnen de stad onaantrekkelijk is. Omgekeerd geldt ook dat de Jordaan vanuit de rest van de stad lastig bereikbaar is per auto en OV. Fietsen en wandelen zijn de efficiëntste manieren om je door de Jordaan te bewegen. De buurt kent betrekkelijk weinig autoverkeer en is helemaal toegesneden op fietsen en lopen. De straatprofielen zijn dat echter niet. Wandelen door een buurt moet uitnodigend zijn. In de Jordaan hinderen obstakels in de openbare ruimte wandelaars. Vaak worden trottoirs gedeeltelijk geblokkeerd door fietsenrekken en ander straatmeubilair. In de recentelijk opnieuw ingerichte straten zijn de beruchte Amsterdammertjes verdwenen, maar het nieuwe profiel met stoepbanden is evenmin ideaal. Door de hoge stoepbanden is er geen uitwijkmogelijkheid meer voor fietsers, kinderwagens en rolstoelers, mocht de rijbaan of het trottoir geblokkeerd zijn. De inrichting met duidelijk gescheiden rijweg en trottoirs geeft daarnaast iedere weggebruiker zijn specifieke domein, waarbij wandelaars er met smalle trottoirs bekaaid afkomen. Zo bezien was het als achterhaald 16 beschouwde profiel met de Amsterdammertjes zo slecht nog niet. De vloeiende overgang tussen trottoir en rijbaan leidt in die situatie namelijk tot een meer gelijkwaardige relatie tussen verschillende groepen weggebruikers. Doordat wandelaars
makkelijker en veiliger kunnen uitwijken naar de rijbaan is het vrij houden van de trottoirs minder noodzakelijk, waardoor privatisering door bewoners met plantenbakken en bankjes mogelijk is. Hierdoor is er meer sociale controle op straat en kunnen kinderen veilig voor de deur spelen. Sowieso is de typische ‘huisjesstad’ Jordaan op de straat gericht. Geen blinde plinten, waardoor er voortdurend ‘eyes on the street’ zijn. In het nieuwe standaard grachtenprofiel is nauwelijks ruimte voor bankjes. Zitgelegenheden zijn vooral voor oudere wandelaars erg belangrijk. Het gebrek aan zitgelegenheden speelt overigens overal in de Jordaan omdat er in de smalle straatprofielen nergens gelegenheid is voor het plaatsen van extra straatmeubilair. Desondanks is de Jordaanbewoner op wandelen en fietsen aangewezen. De auto kan nooit een snel alternatief zijn. Hier is de uitspraak “Congestion is our friend” absoluut van toepassing. De typische Amsterdamse boogbruggen zijn voor fietsers en wandelaars soms een hele klim. Zo’n dagelijkse klim, wellicht meerdere klimmen, per fiets of te voet is weliswaar een blokkade in fysieke zin, maar is daarentegen een fysieke uitdaging die over het algemeen als gezond kan worden aangemerkt. Bovendien is het uitzicht over de gracht een ‘beloning’. De helling van deze bruggen voldoet helaas niet meer aan de wettelijke eisen en is in nieuwbouw uitgesloten. Hierdoor zijn op IJburg bijvoorbeeld vlakke bruggen toegepast. Met de zachte winters van de afgelopen jaren lijkt dit misschien niet belangrijk, maar voor schaatsers zijn de lage bruggen een onneembare hindernis. In de Jordaan hebben veel mensen een hond. Zoals bekend zijn hondenbezitters gemiddeld gezonder dan de rest van de bevolking. Het uitlaten van een huisdier betekent een regelmatige wandeling door de woonomgeving. Hondenbezit hangt samen met etnische en sociaaleconomische kenmerken van de bevolking, maar ook met de veiligheid: kan je ’s avonds laat nog rustig met je hondje over straat?
In de Jordaan is een flink aantal pocketparks. Vaak gaat het om door sloop vrijgekomen kavels die met groen en zitgelegenheden zijn ingericht. Er lijkt een beweging te zijn tot het (’s avonds) afsluiten van deze groene ruimtes vanwege overlast door groepen jongeren en/of verslaafden. De verborgen semi-openbare ruimte met speel- of zitgelegenheid nodigt uit tot naar buiten gaan. De pocketparks zijn soms slecht ontworpen als kijkgroen met beperkte gebruiksmogelijkheden. Goed zijn de schoolpleinen, die ook speelplaats zijn na schooltijd. De terugwijkende rooilijn van sommige stadsvernieuwingsblokjes en de pocketparks nodigen uit tot kijken. Ze wekken nieuwsgierigheid op en werken het wandelen dus in de hand. Aan de andere kant ontstaan er ook donkere hoekjes die sociaalonveilige situaties kunnen opleveren. Autoluw werkt alleen als er in de plinten genoeg te beleven valt. Het rigide patroon van smalle straten in de wijk zou makkelijk saai kunnen worden. Door de levendige plinten en de hoogopschietende gevelbeplanting blijft wandelen door de Jordaan echter een afwisselende ervaring. De wandelaar wordt als het ware beloond met visueel stimulerende stadsgezichten.
Een wandelaar zoekt tijdens een rondgang door een stad naar ankerpunten. Zowel visuele als functionele. De torens van de Posthoornkerk aan het einde van de Lindengracht zijn bijvoorbeeld een reden om in die richting te lopen. Hetzelfde geldt voor de Noordermarkt met zijn terrassen. Een groter groengebied kan ook zo’n functie vervullen: een plek om even te rusten en naar een fontein te kijken. De Jordaan kent geen grotere groene plek. Misschien dat een open ruimte als het Karthuizerplein daar ruimte voor biedt. Er is in de Jordaan een goede wisselwerking tussen wandelenfietsen en het winkelaanbod. De drie (!) slagers in de Tweede Goudsbloemdwarsstraat kunnen alleen maar bestaan doordat boodschappen doen met de auto geen optie is voor Jordaanbewoners. Tegelijk genereert levendigheid en een goed winkelaanbod haar eigen voetgangersstromen. De bevindingen van de schouw zijn in de volgende tabel samengevat: Ruimtelijke condities zeventiende-eeuwse stad met betrekking tot ‘bewegen’.
In de Westerstraat is het parkeren op de middenberm een gemiste kans. Het is misschien wel de enige plek in Amsterdam waar een Ramblas-achtige sfeer kan ontstaan: rustig flaneren onder de bomen met tot ’s avonds laat drukte in de plinten. Indien autovrij zouden de brede profielen van de gedempte grachten een prettige afwisseling kunnen bieden ten opzichte van de smalle straatjes. Overigens voorziet een geplande herinrichting van de Westerstraat in het autovrij maken van de middenberm van de Westerstraat, waarbij het creëren van een soort Ramblas het doel is. Een niet te missen kans dus
17
+
kansen
-
congestion is our friend (I): door congestie en fragiele stedenbouwkundige structuur is men op fietsen en wandelen aangewezen congestion is our friend (II) fijnmazige stedenbouwkundige structuur remt automobiliteit, wat spelen op straat bevordert eyes on the street: door ontbreken blinde plinten wordt de sociale- en verkeersveiligheid vergroot bewegen wordt beloond: de grote variatie in winkelaanbod, gevelversieringen, kunstwerken, galerietjes, (Breitneriaanse) stadsgezichten, maakt wandelen en fietsen in de buurt een dagelijks feest hoge bruggen met steile hellingen dwingen tot fysieke inspanning pocketsparks
Meer bankjes op strategische plekken
Ruimtegebrek voor substantiële groen- of speelvoorzieningen
Straatprofiel – opheffen rigide verdeling trottoir-rijbaan.
Gebrekkig OV verhindert snelle bereikbaarheid buitengebied
Open maken van de gesloten plinten van veel ‘stadsvernieuwingsblokken’.
Mindervaliden in de problemen
centrale ligging: maakt fiets en lopen tot ideale vervoersmodaliteit
18
Gevelbegroeiing toepassen als middel om monotonie van gevelwanden te doorbreken
Groen heeft weinig ruimte nodig: pocketparks nodigen uit tot wandelen (vooral wat ouderen betreft). Elke mogelijkheid aangrijpen. Geveltuinen en muur- of dakbegroeiing vergroten woongenot, wandelgenot, speelmogelijkheden en sociale veiligheid.
19
VI Schouw Oosterparkbuurt
De Oosterparkbuurt ligt in de negentiende-eeuwse gordel van de stad en ontleent zijn naam aan het Oosterpark, waaromheen de buurt gelegen is. Delen van de wijk zijn tijdens de stadsvernieuwingsperiode (1975-1990) ingrijpend vernieuwd. Hierbij is het oorspronkelijke stratenpatroon gehandhaafd, maar is de fijne korrel van de oude bebouwing grotendeels verloren gegaan. De buurt ten oosten van het Beukenplein is verschoond gebleven van sloop en nieuwbouw en is in hoog tempo aan het gentrificeren. De bebouwingsdichtheid in de Oosterparkbuurt is hoog, de straatprofielen smal. Via hoofdwegen (Wibautstraat, centrumring, Linnaeusstraat) en OV (tram, bus, metro) is de wijk voor auto’s goed verbonden met het centrum en de rest van de stad.
De Oosterparkbuurt kent een redelijk divers winkel- en horecaaanbod, maar voor meer dan de dagelijkse boodschappen is men aangewezen op winkelgebieden in aanpalende stadsdelen (Dappermarkt, De Pijp, centrum). De afstanden van deze winkelgebieden tot de Oosterparkbuurt zijn te groot om een aaneengesloten winkelcircuit te vormen, al is er wel enige overlap tussen de Linnaeusstraat en de Eerste Van Swindenstraat-Dappermarkt. Binnen de Oosterparkbuurt is ook niet een echte hoofdwinkelstraat aan te wijzen. Wel heeft de Eerste Oosterparkstraat tussen Wibautstraat en OLVG ononderbroken winkelwanden. Het OLVG-ziekenhuis, dat gelegen is op het scharnierpunt van de Oosterparkbuurt vormt in veel opzichten een barrière. De dichte wanden en hekwerken onderbreken winkelwanden. Het grote complex doorbreekt de blokkenstructuur en gaat op geen enkele wijze een betekenisvolle relatie aan met de omliggende straten. Slechts de nieuwbouw met ingang aan het Oosterpark genereert enige levendigheid. Er zijn goede en interessante wandelbestemmingen rondom de Oosterparkbuurt, maar de wijk is van de rest van de stad gescheiden door een aantal ruimtelijke barrières die het 20 wandelen naar bestemmingen buiten de wijk onaantrekkelijk maakt (Wibautstraat, Stadhouderskade-Roeterseiland, spoordijk). Uitzondering is opnieuw de Dapperbuurt die via het Oosterpark en/of de Linnaeusstraat bereikt kan worden.
De aanwezigheid van het Oosterpark is een belangrijk pluspunt voor de wijk. Hier bevinden zich sportveldjes en speelgelegenheden, die naast aanleiding om te bewegen ook een aantrekkelijk wandeldoel vormen.
Tijdens de schouw bleek er een enorm verschil in uitstraling en ruimtegebruik te zijn tussen de stadsvernieuwingsblokken en de vooroorlogse bebouwing. In de stadsvernieuwingsbuurtjes ontbreekt de fijnmazige functiemenging nagenoeg, zijn de straatprofielen wat breder en is de toe-eigening van de openbare ruimte door bewoners aanzienlijk minder. In de bredere profielen wordt veel haaks geparkeerd, de trottoirs nodigen niet uit tot gebruik vanwege dichte plinten. De wandelaar wordt als het ware vanzelf de rijbaan op gedreven om daar, te midden van geparkeerde auto’s, zo snel mogelijk zijn weg te vervolgen. In de woonstraten met oudbouw wordt de wandelaar door de afwisseling in gevelbeeld en de levendigheid in de plinten beloond. Er is veel gevelgroen en er zijn bedrijfjes en winkels. Ook hier geldt dus weer dat visueel stimulerende straten aantrekkelijk zijn voor de wandelaar. In de Oosterparkwijk wordt veel gefietst. De rekken zijn goed gevuld en er staan bakfietsen waarmee kinderen naar school gebracht worden. Veel hoogopgeleide bewoners brengen hun kinderen overigens naar witte scholen buiten de buurt. Het voorzieningenniveau is verder prima. De wijk kent naast een groot aanbod aan allochtone detailhandels met een breder aanbod een aantal speciaalzaken. De horeca past zich langzaam maar zeker aan aan de komst van meer hoogopgeleide tweeverdieners. Er is kortom voldoende aanleiding voor bewoners om te voet of met de fiets boodschappen te doen of uit te gaan in de eigen buurt. De openbare ruimte in de wijk is nog altijd sterk op de auto gericht. De Ruijschstraat heeft bijvoorbeeld een breed profiel, dat bijna geheel door de tram en de auto wordt gevuld. De pleinen in de stadsvernieuwingsbuurtjes, met het Boerhaveplein als dieptepunt, zijn armoedig ingericht en soms beruchte hangplekken. Vaak ontbreekt het door de inrichting geheel aan een relatie tussen de pleinwand en de pleinruimte,
ook als er weldegelijk aanleiding is, zoals op het Pleintheater aan het Sajetplein. Het nu al bijzonder sfeervolle Eikenplein en Kastanjeplein zouden veel meer dan nu het geval is dienst kunnen doen als ontmoetingsplaatsen. Vooral het Kastanjeplein ‘schreeuwt’ om goede horeca met een mooi groot terras. Rondom het Beukenplein heeft zich al een levendige verzameling winkels en horeca gevestigd, maar de inrichting bied geen aanleiding tot verblijven. Het opheffen van de ventwegen en parkeerplekken zou hier gelegenheid scheppen voor terrassen en zitgelegenheden. De buurt kent een groot aanbod aan speelgelegenheden. Meestal betreft het kleine speelplaatsen met een wipkip en een klimrek. In hoeverre deze ook goed gebruikt worden, is
een vraag die op de koude, bewolkte dag dat we schouwden niet beantwoord werd. Op een aantal pleintjes zijn sportveldjes met gelegenheid tot voetballen of basketballen. Spelen op straat is niet goed mogelijk door de vele geparkeerde auto’s. In de stadsvernieuwingsblokken zijn veel plinten gevuld met fietsboxen en anonieme portieken. Hier is dus niet veel toezicht, wat het op straat laten spelen van kleine kinderen belemmert. De functionele invulling van de stadsvernieuwingsplinten, die grotendeels voortvloeide uit de woningwetvoorschriften, maakt dat bewoners hier niet de “eyes and ears of the street” kunnen zijn. Gevolg is vervuiling van de openbare ruimte en sociale onveiligheid, waardoor de sfeer vooral ’s avonds onaangenaam kan worden.
+
kansen
-
Hoge dichtheden
Vervangen of verbeteren van uitstraling van
Veel qua uitstraling kwalitatief matige wooncomplexen
Goed voorzieningenniveau Nabijheid Oosterpark Aanwezigheid pleintjes Nabijheid winkelgebieden De Pijp, Dappermarkt en Binnenstad
stadsvernieuwingsblokken Openen plinten met woningen en voorzieningen Verbeteren ruimtelijke relatie Boerhaavebuurt en Oosterpark Kwaliteitsslag in inrichting openbare ruimte Slechten van barrières Wibautstraat, Singelgracht en Ringvaart
Dode plinten in stadsvernieuwingsblokken OLVG is barrière in de wijk Slecht ingerichte of versleten openbare ruimte Ruimtelijke barrières rondom de wijk
21
VII Schouw Van der Pekbuurt
De Van der Pekbuurt is één van de vooroorlogse tuindorpen in Amsterdam-Noord. De wijk valt uiteen in twee delen met een duidelijk verschillende architectuur en stedenbouw, die elkaar wat betreft bevolkingsopbouw niet veel ontlopen. Het zuidelijke stuk van de buurt is ontworpen door naamgever Jan Ernst van der Pek en is in alle opzichten een archetypisch tuindorp. Kenmerkend voor de stedenbouw en architectuur van de tuindorpen zijn de gekromde straten, de vele besloten pleintjes, de beperkte bouwhoogte en het speels gebruik van dakkapellen om een dorps dakenspel te creëren. Het buurtje ten noorden van de Hagedoornweg is in opdracht van een particuliere ontwikkelaar ontworpen door architecten van de Amsterdamse School. Ook hier is de bouwhoogte lager dan gebruikelijk in Amsterdam, maar de blokken zijn gesloten en de vormgeving van de gevels is expressiever, met duidelijke verwijzingen naar de houten huizen van het nabijgelegen Waterland. De pleinen in de wijk vormen een voornamelijk groen ingerichte verzameling openbare ruimtes, die vooral voor spelende kinderen aantrekkelijk zijn. In de noordwest hoek van de Van der Pekbuurt ligt nog een voormalig woonwijkje voor ‘onmaatschappelijke gezinnen’. Dit wijkje is niet meegenomen in de schouw. De Van der Pekbuurt ligt verrassend dicht bij de binnenstad. Deze ligging nodigt zeker uit tot wandelen naar het stadscentrum, maar ondanks dat bewoners te voet binnen een kwartier op het Damrak kunnen staan, doen noorderlingen hun dagelijkse boodschappen toch vooral in het eigen stadsdeel. Het openbaar vervoer (bussen) onderhoudt dan ook vooral verbindingen met de rest van Noord. De twee hoofdstraten van de wijk, de Van der Pekstraat en de Hagedoornweg zijn tevens de wijkwinkelstraten. De Van der Pekstraat gold tot de bouw van de IJtunnel als de belangrijkste invalsweg van AmsterdamNoord en was ook een drukke winkelstraat. De winkelfunctie is er nu duidelijk ondergeschikt aan de woonfunctie. Het brede profiel maakt de straat geschikt om te spelen. De Hagedoornweg en Van der Pekstraat komen samen op het westelijke uiteinde van het Mosveld, waar de belangrijkste 22 dagmarkt van Noord staat. De looplijn tussen de twee straten en de markt wordt onderbroken door een leegstaand en zeer verwaarloosd winkelpand. Overigens is de markt via een aantal kleinere straten ook prima bereikbaar en ligt door
de aanwezigheid van Albert Heijn het zwaartepunt van de drukte aan de oostzijde van het Mosveld. Het grote centrale winkelcentrum van Noord bevindt zich op twee kilometer afstand op het Buikslotermeerplein. Het autobezit lijkt wijdverbreid te zijn in de Van der Pekbuurt en er is overal in de woonstraten parkeergelegenheid. Dit lijkt in tegenspraak met het feit dat het gebruik van de wagen voor dagelijkse boodschappen en het naar school brengen van kinderen door de nabijheid van voorzieningen onnodig is. Daarbij is de buurt met zijn bochtige, smalle straten niet snel te doorkruisen met de auto en dus relatief verkeersveilig. Er wordt op het eerste gezicht niet erg veel gefietst, boodschappen worden vooral te voet gedaan. Dit houdt waarschijnlijk verband met de etnische achtergrond van veel van de bewoners. Fietsen heeft voor veel allochtonen een lage status. De structuur en schaal van de wijk maken de Van der Pekbuurt ook tot een echte wandelwijk. Er zijn veel bestemmingen zoals de bibliotheek en scholen op loopafstand en er is een duidelijke hiërarchie in straatprofielen. Direct rondom de wijk liggen een aantal wandelbestemmingen. Zoals gezegd is het Mosveld met markt en winkels vlakbij. Ook groenvoorzieningen (Noordhollandsch Kanaalzone en Florapark) zijn prima te voet te bereiken. De buurt kent veel pleintjes en overhoekjes, vaak ingericht als speelplaats. De speelplaatsen maken door de manier waarop de wijk ontworpen is een echt integraal onderdeel uit van de openbare ruimte. Ze liggen goed in het zicht van de woningen en vormen samen met de rustige straten een goede speelomgeving voor kinderen. Er zijn ook grotere speelplaatsen in de buurt. De speeltuin aan de Geraniumweg biedt een breed scala aan speelmogelijkheden, terwijl er vanuit de omliggende woningen altijd toezicht is. In de parkzone langs het Noordhollandsch Kanaal bevinden sportvoorzieningen voor de oudere jeugd. Hier is het toezicht minder wegens het ontbreken van begeleidende bebouwing.
Sommige pleinen, zoals het Lupineplein, hebben geen duidelijke functie. Zijn het verblijfsplekken of zijn ze juist bedoeld om naar te kijken? Plekken als deze, met een duidelijke ruimtelijke kwaliteit, bieden kansen om het programma in de wijk te versterken.
+
kansen
-
Echte kleinschalige wandelwijk
Meer ruimte voor voetgangers en fietsers creëren, minder voor de auto Versterk winkel- en horeca-aanbod Verbeter ruimtelijke relatie met M
Autobezit wijdverbreid
Goed voorzieningenniveau Winkels in en direct naast de wijk
Gratis makkelijk parkeren
osveld en Florapark Veel speelgelegenheden Grote speeltuin in de wijk Gunstig gelegen tov binnenstad Goede architectuur en stedenbouw
23
VIII Analyse: ruimtelijke condities die bewegen bevorderen! Vergezicht
Gevulde plint
In de schouwverslagen zijn de discussies tijdens de schouwen niet gememoreerd, wel de eindresultaten. Net als tijdens een workshop of ateliersetting, (een schouw is in feite een workshop op locatie), zijn de verschillende perspectieven van disciplines en deelnemers aan de schouw bij de discussie de revue gepasseerd. Uit de gegevens van alle schouwen zijn unaniem de volgende beweging uitlokkende algemene ruimtelijke condities afgeleid.
geleid. Daar waar geen sprake is van hoge dichtheden en functiemenging, ontbreken zowel de stimuli tot bewegen als de beperkingen gemotoriseerd verkeer te gebruiken. Ruime parkeergelegenheden bij huis en bij de winkelcentra, de brede wegen, en de afwezigheid van winkelvoorzieningen om de hoek, nodigen uit tot het gebruik van de auto. Tijdsbesparend, dat zeker, maar bewegingsonvriendelijk. Lagere inkomensgroepen hebben meestal een minder stedelijk georiënteerde levensstijl, en zijn oververtegenwoordigd in deze delen van de stad. Zowel werk als winkelen en recreëren gebeurt vaker in de randen van de stad (Schiphol, Haven, Osdorpplein, Spaarnwoude). Dan is de auto juist aantrekkelijk
1. ‘congestion is our friend’ Tegen de verwachting van de meeste schouwdeelnemers in blijkt dat in dichtbevolkte en dichtbebouwde buurten de meeste beweging op straat te zien is. Fietsende volwassen en kinderen, lopende bewoners en werkers domineren het straatbeeld, terwijl de automobiliteit gering is. Hiervoor zijn twee redenen aan te wijzen. Congestie stimuleert beweging, en congestie beperkt bepaalde handelingen in het voordeel van bewegingsvriendelijke activiteiten. In dichtbebouwde wijken, mits er sprake is van functionele menging en een rijk aanbod van (buurt)winkels, liggen deze voorzieningen op loopafstand van de woning. Het kost relatief minder tijd, maar meer beweging, om je dagelijkse boodschappen te doen. Met name in de binnenstad en de 19e-eeuwse gordel, waarin functiemenging kenmerkend is voor de stedenbouwkundige structuur, gaat dit verschijnsel op. Bovendien dwingen (1) de drukke verkeerssituatie in de centrumstedelijke verbindings- en winkelstraten, (2) de nauwe straten in zeker de binnenstad, maar grotendeels ook in de 19e-eeuwse gordel, en (3) de hoge parkeerdruk (krijg ik mijn auto wel in de buurt van de winkelvoorziening geparkeerd; is mijn parkeerplek voor de deur bij terugkomst nog wel vrij?) de auto slechts bij hoge uitzondering te gebruiken. Het heeft wellicht minder met life-style te maken dan met opportunities/ constraints-afwegingen dat het autobezit in de binnenstad afneemt en er sprake is van een toenemend gebruik van ‘autodelen’. Dit heeft vooral te maken met een sterke oriëntatie 24 op de binnenstad. Als werken, uitgaan en winkelen in de binnenstad plaatsvinden, zal de stedeling de fiets nemen.. De recente transformatie van de Baarsjes heeft ook voor een merkbare toename van het aantal fietsers op de invalswegen
Op basis van dit criterium zijn de geschouwde gebieden gerangschikt naar bewegingsvriendelijk tot bewegingsonvriendelijk. Deze rangschikking zal na elke ruimtelijke conditie gemaakt worden.
1 2 3 4 5
Jordaan Noord Oosterparkbuurt Van der Pekbuurt Haveneiland Buurt 5
2. mogelijkheden tot ‘eyes on the street’ Heeft de eerste conclusie met name betekenis voor volwassenen, de tweede is vooral gericht op kinderen. ‘Eyes on the street’, een begrip geïntroduceerd door Jane Jacobs in haar beroemde Death and Life of Great American Cities (1961), betekent dat, doordat woningen hun woonkamer aan de straatkant hebben, er voortdurend ‘ogen op straat’ gericht zijn die bewust of onbewust de gebeurtenissen op straat in de gaten houden. Dat verhoogt de veiligheid op straat überhaupt, en maakt het voor ouders minder moeilijk kinderen op straat te laten spelen. In een functiegemengde wijk lopen er bovendien veel mensen op straat op weg ergens naar
Lege plinten
toe, die eveneens bewust of onbewust een oogje in het zeil houden. Dat verhoogt op zijn beurt weer de mogelijkheid tot spelen op straat. Wat betreft de bebouwing zijn het vooral de eerste vier etages die voor ogen op straat zorgen, waarbij de plintwoningen vanzelfsprekend ‘ wat grotere ogen’ hebben. Buurten met galerijwoningen hoger dan vier of vijf etages, zonder woningen in de plint, in een monofunctionele wijk, met bovendien de woonkamer aan de achterkant van de woning, zijn wat dit betreft het onveiligst, en maken het ouders moeilijk hun jonge kinderen op straat te laten spelen.
1 2 3 4 5
nog eens sterk op elkaar gelijkend. Dat verhoogt de ‘spanning’ allerminst. Kinderen zijn net grote mensen. Ze willen een unieke, spannende speelplek. Net als grote mensen. Voor hen geldt dat overmaat en stempelbouw weinig stimulerend werken, en dat weinig identiteit ontleend kan worden aan plekken die in dezelfde buurt of wijk en veelvoud voorkomen. Wandelen in straten die op elkaar lijken, lopen naar het winkelcentrum door een stille straat, de hond uitlaten in het lege park. Bij terugkomst thuis houdt men geen ‘gelukzalig’ gevoel aan het moment over. Het bewegen wordt hier niet beloond.
Jordaan Noord Van der Pekbuurt Haveneiland Oosterparkbuurt Buurt 5
3. gebrek aan schaarste Wat betreft spelende kinderen valt op dat de hoeveelheid speelruimte in een buurt er niet per definitie voor zorgt dat er méér kinderen spelen. In Buurt 05, waar opvallend veel speelgelegenheid gecreëerd is, bleek, zelfs op woensdagmiddag, nagenoeg geen kind op die speelplekken aanwezig. In de Jordaan daarentegen, waar zeer weinig ingerichte speelplekken voorhanden zijn, blijken juist veel kinderen aanwezig. Natuurlijk, omdat er maar weinig speelplekken zijn, lijkt het al snel overbevolkt, maar er is ook iets structureels aan de hand. Hoe schaarser een plek, hoe unieker, en dus hoe groter de waarde die men er aan toe kent. Het enige speelplekje krijgt daarmee welhaast een cultstatus. Bovendien moet iedereen die wil spelen of een spelend kind begeleidt, juist naar die ene plek. Een plek waar ‘iedereen’ is wordt daarmee een attractie op zich: een ware ontmoetingsplek in zijn volle socialiserende glorie. De kinderspeelplek wordt daarmee opgewaardeerd tot ontmoetingsplek. De speelplekken in Buurt 5 zijn niet alleen overdadig, maar ook
1 2 3 4 5
Jordaan Noord Oosterparkbuurt Haveneiland Van der Pekbuurt Buurt 5
4. verticaal reliëf nodigt uit Een andere beloning bestaat uit verspringende gevels, geveltuinen, erkers, bochtige straten: verticaal reliëf! De straat verliest daarmee haar monotonie, en verhoogt de spannende verwachting van wat ná de geveltuin, erker of bocht staat te gebeuren of te zien is. 1 2 3 4 5
Jordaan Noord Haveneiland Oosterparkbuurt Van der Pekbuurt Buurt 5
25
Te veel ruimte
5. horizontaal reliëf dwingt tot inspanning In fysieke zin is horizontaal reliëf effectiever voor de gezondheid van buurtbewoners. Trappen lopen of een brug over fietsen is inspannender en verhoogt tijdelijk de hartslag. Alledaags trappen lopen en via bruggen naar werk, vrienden of voorzieningen fietsen of lopen is te omschrijven als gezondheidsbevorderend bewegen. Trappen en steile bruggen worden echter soms onneembare hindernissen voor mensen die reeds problemen met hun gezondheid hebben. 1 2 3 3 3
Jordaan Noord Haveneiland Van der Pekbuurt Oosterparkbuurt Buurt 5
6. diversiteit stimuleert bewegen Er is reeds geconstateerd dat functiemenging, uniciteit (schaarste) en verticaal reliëf de monotonie van een gebied doorbreken, waardoor het simpelweg uitnodigender wordt het gebied te bezoeken. Het is bekend dat 10 kilometer in hetzelfde tempo door de stad wandelen gevoelsmatig minder lang duurt dan eenzelfde afstand in eenzelfde temp in nietstedelijk landschap. De stimuli onderweg zijn in sommige delen van de stad talrijker. Uit de schouwen blijkt dat variatie in stimuli ook is af te leiden uit variatie in winkelaanbod, gevelversieringen, kunst in de openbare ruime, galeries of andere interessante etalages, markten en stads- en vergezichten. Wat betreft de stads- en vergezichten, er zijn vele mooie plekken in de stad waar geen banken staan, en er staan soms bankjes op plekken waar niet veel te zien is. Hieraan kunnen 26 relatief geringe beleidsinspanningen interessante resultaten opleveren. De bankjes worden daarmee een doel voor een korte wandeling door de stad.
Verticaal reliëf
De wandeling wordt op die manier beloond door een moment van genot bij een zicht op stad of land, al dan niet met boek of krant bij de hand. Sowieso blijkt dat buiten lezen een activiteit is die door steeds meer Amsterdammers ontplooid wordt. Uithuizigheid van stadsbewoners is de laatste jaren sterk toegenomen, elke stimulus in die richting zal die uithuizigheid stimuleren. Schouwen leert verder dat terrasbezoek ook buiten het traditionele terrasseizoen optreedt. Maar dan wel in een stimulusrijke omgeving. Koude is niet zozeer een beperkende factor, maar regen en ‘triest’ weer. ‘Stralend maar fris winterweer leidt tot koffiedrinken op terras’, is een inmiddels verdedigbare stelling. Winkelstraten, of straten met verschillende typen etalages, bevorderen het bewegen. In Buurt 05 bleek dat de enige straat met overigens marginale etalageruimte en een enkele winkel wel degelijk uitnodigt tot bewegen. Deze straat (Lodewijk van Deijsselstraat) blijkt de enige straat die gebruikt wordt als looproute naar het winkelcentrum Plein ’40 – ’45. Groene straten, met geveltuinen, groene versieringen of pocketparks worden geprefereerd boven ‘kale’ straten.
1 2 3 4 5
Jordaan Noord Oosterparkbuurt Haveneiland Van der Pekbuurt Buurt 5
Horizontaal reliëf
7. stad als afwisselend decor, liefst groen decor Tot voor kort bleek wandelen in een recreatiegebied buiten de stad de meest ontplooide vrijetijdsactiviteit. Daarin is sinds de jaren negentig een sterke verandering opgetreden. Recreëren in de stad is in tijdsbesteding en het belang dat men er aan toedicht toegenomen (zie Sociaal en Cultureel Planbureau 1999, 2001, 2006; en Gadet 1999, 2009). Wandelen in de stad is een ‘nieuwe’ activiteit, wat betekent dat het stedelijk decor een betekenisvolle ambiance is om de vrijetijd door te brengen. Maar eenmaal in die stad blijkt dat een groen accent van dat decor een extra waarde toevoegt. Het mooiste terras blijkt immers het terras van het Filmmuseum in het Vondelpark te zijn. Midden in de stad èn midden in het groen. Een ideaal arrangement voor een terras! De onstuimige vergroening van straat- en gevelbeeld de laatste jaren is een indicatie dat voorkeur voor stedelijke milieus gepaard gaat met vergroening. Groene ruimten bieden niet alleen mogelijkheden tot bewegen, ze zijn als aantrekkelijke plek ook een stimulus om te bewegen. In oppervlakte substantiële groene plekken bieden natuurlijk mogelijkheden voor velerlei bewegingsvormen. Toch wordt men die activiteiten meer gewaar als die groene plekken in gemengd stedelijk weefsel liggen, dan in de monotone uitbreidingsgebieden van na de oorlog (zie ook Gadet e.a. 2009).
Opmerkelijk genoeg blijkt uit het Grote Groenonderzoek dat mensen met obesitas minder dan anderen parken en recreatiegebieden bezoeken. De verklaring werd gezocht in de relatieve afwezigheid van groen in het stadsdeel waar de betreffende respondenten wonen. Niets bleek minder waar. Juist in de stadsdelen met het grootste areaal aan groen bleek het percentage obesitaspatiënten hoger dan in stadsdelen met relatief weinig groen. Het verruimen van het groenareaal lijkt vanuit dit perspectief geen remedie tegen obesitas. De kwaliteit van het groen lijkt bepalender. In de stadsdelen waar het parkbezoek een sterke groei kent is het aantal mensen met obesitas in de meeste gevallen het laagste (Gadet e.a. 2009). Een belangrijke conclusie na het schouwen is verder dat groen
Horizontaal reliëf
weinig ruimte nodig heeft. Creativiteit en daadkracht kunnen resulteren in vergroening van zelfs de ‘kleinste’ vierkante meter steen.
1 2 3 4 5
Oosterparkbuurt Van der Pekbuurt Haveneiland Buurt 5 Jordaan Noord
8. relatieve afstand tot centrumstedelijk milieu Het centrumstedelijke milieu, de binnenstad en grote delen van de 19e-eeuwse gordel, trekt het merendeel van de Amsterdamse activiteiten aan: dichtheid aan werkadressen, woonadressen, publieke en commerciële voorzieningen en vrijetijdsattracties. Woongebieden op loop- en fietsafstand zullen dat lopen en fietsen eerder uitlokken dan plekken ver weg gelegen. Net als voor lopen geldt voor fietsen dat stimulusrijke routes aantrekkelijker zijn dan stimulusarme. Men fietst in dat geval met plezier over grotere afstanden. Fietsen van het Amstelstation naar het Westerpark lijkt voor de meesten geen probleem. Fietsen vanaf het Amstelstation naar het nabijer gelegen Arenagebied is minder aanlokkelijk. Een uitrollend stadsmilieu (zie hiervoor de ontwerpstructuurvisie, Gemeente Amsterdam 2010, en Gadet 2009) brengt het centrumstedelijk gebied ‘dichterbij’, waardoor lopen en fietsen méér zal gebeuren.
1 2 3 4 5
Jordaan Noord Oosterparkbuurt Van der Pekbuurt Buurt 5 Haveneiland
27
Mix
Groen als decor
9. bestemmingsdifferentiatie Uit een aantal hiervoor genoemde ruimtelijke condities is de generieke conclusie af te leiden dat vele bestemmingen in een geconcentreerd gebied veel meer beweging uitlokken dan als dit niet het geval is. Beweging is doorgaans bestemmingsgericht. Pas als bewegen een doelgerichte handeling is, bijvoorbeeld bij sporters, dan worden de voor die activiteit geschikte plekken opgezocht. Die hoeven niet per se in de buurt te liggen. Maar als ze in de buurt liggen dat laat men de auto natuurlijk eerder staan.
1
Jordaan Noord
2 3
Oosterparkbuurt Haveneiland Van der Pekbuurt Buurt 5
5
Met behulp van deze algemeen geldende condities kan elke buurt in Amsterdam en daarbuiten beoordeeld worden op mogelijkheden, onmogelijkheden en kansen met betrekking tot bewegen. Worden bewoners en bezoekers uitgenodigd en beloond om te lopen, fietsen en spelen? Deze beoordeling, liefst door middel van een schouw (‘visit by experts’), biedt handvatten voor ruimtelijke interventies op de schaal van stedenbouw, routes, inrichting en programma.
28
Groen als decor
Mix
Mix
29
IX Beschouwende conclusie: bewegen moet beloond worden!
Als we de posities op de verschillende rangschikkingen bij elkaar optellen (een eerste plaats is één punt), dan ziet de ‘eindscore’ er als volgt uit (de laagste score betekent de hoogste plek in de eindrangschikking): 1
Jordaan Noord
9
2
Oosterparkbuurt
25
3
Van der Pekbuurt
26
4
Haveneiland
31
5
Buurt 5
36
Dat betekent dat de ruimtelijke condities in de Jordaan Noord het meest uitnodigen tot bewegen, en de condities in Buurt 5 het minst daartoe stimuleren. De Oosterparkbuurt en de Van der Pekbuurt liggen heel dicht bij elkaar. Een verandering van score op slechts één conditie leidt tot verandering in de eindrangschikking. De stimulusrijke omgeving van de Jordaan bevordert het bewegen, en de beperkende invloed van congestie (parkeerdruk, nauwe straten, drukke omgeving) remt het gebruik van gemotoriseerd verkeer (met name het gebruik van de auto minimaliseert). Voor Buurt 5 geldt juist het tegenovergestelde. Stimulusarme omgeving houdt de bewoners in huis en ruime parkeergelegenheid, brede straten en op afstand liggende voorzieningen bevorderen het gebruik van de auto. De algemene conclusie is dan dat (I) bewegen beloond moet worden (variatie in winkelaanbod, gevelversieringen, kunst in de openbare ruime, galeries, interessante etalages, markten, stads- en vergezichten, architectuur, stedenbouw, reliëf); en (II) gemotoriseerd verkeer ontmoedigd moet worden (verhogen parkeerdruk, obstakels in straten, vergroten 30 nabijheid voorzieningen). Ruimtelijk beleid is in dit verband het instrument bij uitstek (structuurvisie, bestemmingsplannen, inrichtingseisen, verkeersplannen, parkeerbeleid, commissie winkelplanning, groenbeleid, openbare ruimtebeleid en
dergelijke). De ruimtelijke kansen en interventies voor de geschouwde gebieden schouwhoofdstuk zijn in de volgende tabel genoteerd. Deze interventielijst is geen blauwdruk, maar het resultaat van schouwen ter plekke. Sommige zijn geschikt voor ook andere wijken in de stad, andere weer niet. De essentie van ons onderzoek is dat locatiespecifieke interventies het resultaat zijn van schouwen (visit by experts) op basis van de negen genoemde ruimtelijke condities in de vorige paragraaf. Deze interventies zijn in de hiernavolgende tabel nog eens opgesomd. Deze interventies zijn niet per definitie toepasbaar op andere wijken in Amsterdam of elders. Voor elke buurt geldt dat ingrepen moeten volgen op schouwen. Aan de hand van de negen condities wordt per buurt of wijk gekeken wat de mogelijkheden, onmogelijkheden en kansen zijn. Die uit de schouwen afgeleide interventiemogelijkheden hebben verschillende schaalniveaus: het kunnen (1) stedenbouwkundige ingrepen zijn, (2) ingrepen in de loop- en fietsroutes in de buurt, (3) ingrepen in de fysieke inrichting, en tenslotte (4) programmatische ingrepen. Per schaalniveau kunnen de financiële en sociale kosten ervan flink verschillen.
De Jordaan en Buurt 05 staan als uitersten tegenover elkaar. De verschillende bouwstijlen herbergen een aantal kenmerken die typerend zijn voor de ene, en volstrekt afwezig bij de andere. Dat betekent ook dat een aantal kenmerken elkaar versterken. Fijnmazig gemengde wijken hebben meer stimuli, kennen een hoge parkeerdruk en liggen (in of) dichtbij het centrum van de stad. Drie kenmerken die bewegen bevorderen! Naoorlogse wijken zijn monotoon, met ruime parkeergelegenheden en relatief ver van het centrum. Eveneens drie, maar bewegingontmoedigende kenmerken. Dat verklaart ook de standvastige positie van De Jordaan en Buurt 05 in de afzonderlijke rangschikkingen. Er is gekeken naar ruimtelijke condities, en er is geen nadruk gelegd op culturele verschillen met betrekking tot bewegen. Als die er al zijn, want volgens Mackenbach hebben allochtonen geen duidelijk slechtere gezondheidstoestand dan autochtone Nederlanders. Marokkanen hebben zelfs een betere levensverwachting dan autochtone Nederlanders (Köhler 2010). Maar als ze er toch zijn, dan worden die hoogstwaarschijnlijk versterkt door de ruimtelijke condities. Als
van oorsprong mediterrane Amsterdammers minder bewegen, dan wordt dat in elk geval versterkt doordat ze voornamelijk in naoorlogse wijken wonen.. Nadere analyses, zoals die van het project Park of Perk, kunnen daarover uitsluitsel geven. De toegankelijkheid van grote groene plekken in de buurt of de toegankelijkheid daarvan door middel van aantrekkelijke routes, is zonder meer van belang voor een beweeglijk leven. Amsterdam heeft met haar scheggen- en lobbenstructuur een prachtige basis voor fiets-, wandel-, skate- en andere sportmogelijkheden. Over de routes naar die scheggen valt wellicht nog wel wat op te merken. Zo blijkt uit het Grote Groenonderzoek dat 12 procent van de Amsterdammers nooit
een recreatiegebied bezoekt. Van hen doet 1 op de 3 dat vanwege de te grote afstand, 1 op de 4 omdat het te moeilijk is om er te komen, en 1 op de 3 omdat men er geen behoefte aan heeft. Maar het bezoek aan recreatiegebieden betreft een niet alledaagse handeling. De alledaagse bewegingen starten zodra men de huisdeur buiten stapt, in de onmiddellijke woonomgeving. Als die divers, uitnodigend èn groen is, wordt bewegen beloond.
Vervangen of verbeteren van uitstraling van stadsvernieuwingsblokken Verbeteren ruimtelijke relatie Boerhaavebuurt en Oosterpark Kwaliteitsslag in inrichting openbare ruimte Slechten van barrières Wibautstraat, Singelgracht en Ringvaart Meer ruimte voor voetgangers en fietsers creëren, minder voor de auto Versterk winkel- en horeca-aanbod Verbeter ruimtelijke relatie met Mosveld en Florapark Goede fietsroute over Zeeburgereiland met pont naar Sporenburg Bij ontwerpen niet alle gebruikers van straten proberen te faciliteren. Creëer schaarste in de straten! Betere maatvoering voor openbare ruimte in de blokken Creëer minder, maar grotere speelgelegenheden waar kinderen en ouders elkaar ontmoeten Benut elke ruimte voor het toepassen van gevelgroen Stimuleer de aanwezige bedoelde maar nu lege winkelstrips in plaats van het centrale winkelcentrum Privatiseer slecht functionerende openbare ruimte Vernieuwing op buurt en straatniveau. Meer bankjes op plekken met uitzichten of vergezichten. Straatprofiel – opheffen evenals rigide verdeling trottoir-rijbaan. Open maken van de gesloten plinten van veel ‘stadsvernieuwingsblokken’. Meer levendigheid in plinten Gevelbegroeiing toepassen als middel om monotonie van gevelwanden te doorbreken Groen heeft weinig ruimte nodig:pocketparks nodigen uit tot wandelen (vooral wat ouderen betreft). Elke mogelijkheid aangrijpen. Geveltuinen en muur- of dakbegroeiing vergroten woongenot, wandelgenot, speelmogelijkheden en sociale veiligheid.
31
32
Epiloog De door Hertog en anderen in hun boek Gezonde Wijk veronderstelde relatie tussen fysieke wijkkenmerken en lichamelijke activiteit is in ons onderzoek nader geduid. Er zijn in algemene termen fysieke kenmerken benoemd, die, als een wijk eraan voldoet, de bewoners uitnodigen tot meer lopen, spelen en fietsen in de buurt. We mogen niet de fout maken de negen ruimtelijke condities als de ultieme oplossing te zien. Aan de hand van deze condities moeten juist plaatskarakteristiek oplossingen bedacht worden. Dat betekent dat oplossingen bedacht voor wijk x niet zonder meer toepasbaar zijn voor oplossing voor wijk y. Een voorbeeld: de Lodewijk van Deysselstraat (Buurt 5 in Geuzenveld) kan ‘ingericht’ worden als aantrekkelijke looproute tussen de centrale delen van de wijk en het winkelcentrum Plein ’40-’45. Maar dit kan alleen omdat een deel van de bebouwing oorspronkelijk bedoeld en aanwendbaar is om als winkelvoorziening dienst te doen. Het beleid van het voormalige stadsdeel om winkelvoorzieningen in deze straat te ontmoedigen ten faveure van het winkelaanbod in de Burg. Van Leeuwenstraat, zou dan wel vaarwel gezegd moeten worden. Kortom, het specifiek stedelijk weefsel in die buurt biedt de mogelijkheid tot uitlokken van beweging, mits specifiek stadsdeelbeleid wordt aangepast. Daarom zijn de in de schouwhoofdstukken benoemde kansen alleen toepasbaar op de betreffende buurt. Voor andere buurten in Amsterdam zal aan de hand van de algemene ruimtelijke condities, een nieuwe schouw opgezet moeten worden. Oplossingen hebben verschillende schaalniveaus. Interventies kunnen betrekking hebben op stedenbouwkundige veranderingen, maar ook op het plaatsen van bankjes. Sommige oplossingen zijn daarom ingrijpender dan andere. Het realiseren van een nieuwe stedenbouwkundige structuur vergt nogal wat aan financiële en sociale investeringen, die, zeker op korte termijn, niet haalbaar zijn. Maar een aantal relatief kleine, maar wel haalbare ingrepen zetten, bij elkaar opgeteld, wèl zoden aan de dijk.
Het uitnodigen tot bewegen is natuurlijk niet alleen voorbehouden aan de buurten die vallen onder de zogeheten ‘wijkaanpak’ (Vogelaarbuurten, Krachtwijken). Interessant is wel dat ruimtelijke condities die bewegen aantrekkelijk maken (bestemmingsdifferentiatie, stad als afwisselend, groen decor, diversiteit in gebruik, dichtbij centrummilieus), tevens belangrijke vestigingscondities zijn voor de nieuwe stedelijke kenniseconomie. Diverse, groene, uitnodigende woon- en werkomgevingen zijn noodzakelijk voor een gezonde (stedelijke) kenniseconomie (Jacobs 1961, Gadet e.a. 2008, Marlet 2010). En passant verbeteren deze plekken de gezondheid van mensen doordat ze bewegen stimuleren. De milieuvriendelijke kenniseconomie doet daar nog eens een schepje bovenop. Het via de ruimtelijke ordening zorg dragen voor een diverse, groene, uitnodigende woon- en werkomgeving, is dan ook in meer dan één opzicht een collectieve verantwoordelijkheid. Het mes snijdt dan aan twee, nee aan drie kanten.
33
34
Geraadpleegde literatuur Economist, The (2010), Metabolic Syndrome. A game of consequences. In: The Economist, March 13th 2010. Gadet, J & H. Smeets (2009), Het Grote Groenonderzoek 2008. Plan Amsterdam, jrg. 2009, nr. 2. Amsterdam: DRO. Gadet, J. (1999), Publieke ruimte, parochiale plekken en passantenopenbaarheid. Jonge alleenwonende Amsterdammers over stedelijkheid. Amsterdam: M.Spruyt. Gadet J. & K. van Zanen (2008), Shaping the Core City: It’s People that Matter. About an Amsterdam tool reducing sprawl. In: Annals of the 44th ISOCARP Congress 2008. Gadet J. (2009), ‘Gentry’ of getto? Opkomst van succesvolle buurten. In: De levende stad. Over de hedendaagse betekenis van Jane Jacobs (red. S. Franke & G.J. Hospers). Amsterdam: SUN. Gemeente Amsterdam (2010), concept Structuurvisie Amsterdam 2040: Economisch sterk en duurzaam. Amsterdam: DRO. Hertog, F. den, M. Bronkhorst, M. Moerman & R. van Wilgenburg (2006), De gezonde wijk. Een onderzoek naar de relatie tussen fysieke wijkkenmerken en lichamelijke activiteit. Amsterdam: EMGO Instituut. Jacobs, J. (1961), Death and Life of Great American Cities. The Failure of Town Planning. New York: Random House. Köhler, W. (2010), Nederland is te slap tegen hartziekten en kanker. In: NRC Handelsblad, 9 maart 2010. Marlet, G. (2010), De aantrekkelijke stad. Nijmegen: VOC Uitgevers Sociaal en Cultureel Planbureau (1999), Naar andere tijden. Tijdsbesteding en tijdsordening in Nederland, 1975 – 1995. Den Haag: SCP. Sociaal en Cultureel Planbureau (2001), Trends in de tijd: een schets van recente ontwikkelingen in tijdsbesteding en tijdsordening. Den Haag: SCP Sociaal en Cultureel Planbureau (2006), De tijd als spiegel. Hoe Nederlanders hun tijd besteden. Den Haag: SCP. Zanen, K. van (2007), Schouwen: de kennis ligt op straat. In: Stadskennis: Planologie nieuwe stijl. Plan Amsterdam, jrg. 2007, nr. 2. Amsterdam: DRO.
35