Wel Thuis!
Een wijk voor iedereen Handreiking Levensloopbestendige wijken Aan de hand van drie voorbeelden
Utrecht • Veenendaal-Oost • Zeist-Oost
Provincie Utrecht, november 2011 Postbus 80300 3508 TH Utrecht T 030 258 9111 www.provincie-utrecht.nl [MMC 14755]
Opgesteld door de Provincie Utrecht
Inleiding
5
Leeswijzer
7
1 Karakteristieken levensloopbestendige wijk
9
1.1 Diversiteit in woningen
9
1.2 Toegankelijke woningen
10
1.3 Woonomgeving
11
1.4 Voorzieningenniveau
13
1.5 Dienstenpakket
15
1.6 Participatie en welzijn
16
1.7 Zorgleveranties
18
1.8 Duurzaamheid
19
3
1.9 Mobiliteit
20
Een wijk voor iedereen
Inhoud
2 Aan de slag
21
2.1 Initiatieffase: ideevorming en start
21
2.2 Definitiefase: de contouren van het project vastleggen
22
2.3 Ontwerpfase: verdere uitwerking
26
2.4 Realisatiefase: the proof of the pudding
29
3 Lessen uit het verleden en blik op de toekomst 31
3.1 Uitdagingen in crisistijd
31
3.2 Tips en trucs
34
Bijlage 1 Korte beschrijving van Ondiep
37
Bijlage 2 Korte beschrijving van Veenendaal-Oost
40
Bijlage 3 Korte beschrijving van Zeist-Oost
42
Een wijk voor iedereen 4
Inleiding Sinds 2005 heeft de provincie Utrecht drie levensloopbestendige wijken gesubsidieerd en ondersteund, in het kader van het Stimuleringsfonds Zorg en Welzijn. De provincie wilde zowel een nieuwbouwwijk als een herstructureringswijk levensloopbestendig maken. Veenendaal-Oost is een voorbeeld van het eerste, Ondiep (Utrecht) van het tweede. Later is Zeist-Oost aan het rijtje toegevoegd, als voorbeeld van een wijk waar herstructurering en nieuwbouw tegelijkertijd speelden. De provincie Utrecht wilde ervaring opdoen met het opzetten van een levensloopbestendige wijk en die ervaringen delen, zodat andere partijen daarmee hun voordeel kunnen doen. Die ervaringen zijn in deze handreiking verwerkt. Deze handreiking geeft een beeld van de inhoud en het proces. In hoofdstuk 1, de inhoud, draait het om alles wat een wijk levensloopbestendig maakt. In het tweede hoofdstuk staat het proces centraal: de confrontatie tussen de theorie van een fasegewijze projectopzet en het proces in de dagelijkse praktijk van de drie projecten. Daarna gaan we in op de actuele ontwikkelingen in de wereld van wonen, welzijn en zorg. Er is inmiddels een woning-marktcrisis en een economische crisis, en er zijn vergaande verschuivingen tussen de AWBZ en Wmo aan de gang. Deze ontwikkelingen beïnvloeden ook de drie projecten. En de vraag is in hoeverre de ervaringen van wijken die al vijf, zes jaar geleden begonnen zijn, nu nog bruikbaar zijn voor gemeenten en andere partijen die nog moeten starten met het inrichten van levensloopbestendige woningen. Al deze aspecten belichten we in hoofdstuk 3, zodat nieuwe initiatiefnemers voor levensloopbestendige wijken hiermee hun voordeel kunnen doen.
Verschil levensloopbestendige wijk en woonzorgzone of woonservicewijk
Een wijk voor iedereen
5
In de afgelopen jaren zijn op veel plaatsen woonzorgzones of woonservicewijken opgestart. Is een woonservicewijk niet hetzelfde als een levensloopbestendige wijk? In feite is er sprake van een gradueel verschil. Bij beide concepten is er aandacht voor de kwetsbare en zorgbehoevende bewoners in een wijk. Bij een woonservicewijk is dit de primaire focus en is vaak ook sprake van een deel van een wijk waar de omstandigheden zo zijn dat deze bewoners daar optimaal kunnen leven. In een levensloopbestendige wijk krijgen alle bewoners, oud en jong, met en zonder beperkingen, de kans om hun leven optimaal vorm te geven. De scope is dus breder, wat doelgroep en wat de grootte van de wijk betreft. Verder heeft elke levensloopbestendige wijk zijn eigen accenten, die we in de voorbeelden zullen toelichten.
Een wijk voor iedereen 6
Leeswijzer Hoofdstuk 1 van deze handreiking is bedoeld voor wie zich breder wil oriënteren op levensloopbestendige wijken en wil leren van opgedane ervaringen. Hoofdstuk 2 laat zien via welk proces een levensloopbestendige wijk kan worden opgezet, en wat daarbij komt kijken. In hoofdstuk 3 staan veel tips en trucs, en schetsen we hoe de huidige omstandigheden (inclusief veranderingen in wet- en regelgeving) ingrijpen op plannen voor een levensloopbestendige wijk. Korte beschrijvingen van de drie voorbeeldwijken staan in de bijlagen.
Een wijk voor iedereen
7
Een wijk voor iedereen 8
1 Karakteristieken van een levensloopbestendige wijk Een wijk kan alleen maar levensloopbestendig zijn, als in alle facetten met levensloopbestendig rekening is gehouden. Wonen, infrastructuur, vervoer, diensten en voorzieningen moeten op elkaar afgestemd zijn, zo min mogelijk beperkingen oproepen en voldoen aan de vraag van de wijkbewoners. Fysiek en sociaal gaan daarbij hand in hand; er moeten activiteiten en diensten zijn die inspelen op de behoeften, maar ook fysieke manieren om daarvan gebruik te maken. Veel facetten vragen dus aandacht. In dit hoofdstuk komen ze allemaal aan de orde.
Diversiteit in woningen In een levensloopbestendige wijk kan iedereen een huis van zijn of haar gading vinden. Er is een mix van koop- en huurwoningen, gestapeld en grondgebonden en van woningen die voor verschillende leefsituaties geschikt zijn. Veel wijken in Nederland zijn heel homogeen; we kennen jarenzestigwijken met vooral hoogbouw, tuindorpen met vrijwel alleen grondgebonden woningen en wijken met hoofdzakelijk huurwoningen. In veel nieuwbouwwijken is het jonge, startende gezin nog steeds de dominante doelgroep. In Veenendaal-Oost, een grote nieuwbouwwijk aan de oostkant van Veenendaal is het homogene karakter van wijken doorbroken. Ja, er worden nog steeds veel eengezinswoningen gebouwd voor (jonge) gezinnen, maar er is ook aandacht voor gestapelde bouw, voor toegankelijkheid en voor uitbreidingsmogelijkheden. Zo kan de woning worden uitgebreid om wonen en werken te combineren of om een zorgrelatie te faciliteren. Veranderende omstandigheden hoeven dan geen reden te zijn om te verhuizen. Bij de planvorming van Veenendaal-Oost was het ook de bedoeling een aanmerkelijk deel van de woningen met een extra brede beukmaat uit te voeren, zodat er veel flexibiliteit in de plattegronden kon ontstaan. Dat onderdeel is geschrapt, mede omdat de woningen met een brede kavel te duur zouden worden voor het woningbouwprogramma. In Ondiep (Utrecht) was sprake van veel gelijkvormige woningen, allemaal in bezit van één woningcorporatie. De vernieuwing in de wijk heeft ervoor gezorgd dat er nu ook koopwoningen in Ondiep zijn, en toegankelijke woningen, zodat mensen met een zorgbehoefte kunnen blijven wonen in de voor hen vertrouwde wijk. De diversiteit moet wel bij de wijk passen. Zo zou het karakter van Ondiep geweld aangedaan zijn als hier te veel koopwoningen zouden komen, zodat de oude buurtbewoners niet meer terug hadden kunnen komen. De diversiteit in een levensloopbestendige wijk krijgt vorm door: • met bewoners te inventariseren waaraan behoefte is. Bij een nieuwbouwwijk kan aan de hand van de woonvisie bekeken worden welke tekorten er zijn op het niveau van de hele gemeente, en welke tekorten in de nieuwbouw- wijk zouden kunnen worden opgelost; • te zorgen voor voldoende variatie in koop- en huurwoningen (en tussenvormen tussen koop en huur, bijvoorbeeld Woongarant), in grootte, in gestapeld en grondgebonden woningen. Ook voor die variatie kunnen argumenten gevonden worden in de woonvisie van de gemeente; • verschillende leefvormen een plek te geven, bijvoorbeeld woongroepen, meergezinshuishoudens en mantel-zorgwonen; • voldoende uitbreidingsmogelijkheden te bieden, om aan- en bijbouwen bij een woning mogelijk te maken; • ook ruimte te maken voor bijzondere woonvormen, zoals kleinschalig wonen voor gehandicapten of andere doelgroepen. De gewenste diversiteit wordt allereerst vastgelegd in het plan voor de wijk, het zogenoemde masterplan. Vervolgens krijgt die diversiteit vorm in het woningbouwprogramma en het bestemmingsplan. Gezien de lange proceduretijd voordat een bestemmingsplan definitief is geworden, zal de gemeente tijdig voldoende menskracht beschikbaar moeten hebben om de bestemmingsplanprocedure goed en zo vlot mogelijk te doorlopen. Bij die procedure zijn immers vaak meer afdelingen betrokken.
9 Een wijk voor iedereen
1.1
1.2 Toegankelijke woningen De woningvoorraad in Nederland is onvoldoende ingericht op mensen die te maken krijgen met beperkingen. Weliswaar is een aanmerkelijk deel gestapeld, maar zelfs in (oudere) flats is vaak sprake van halve verdiepingen die moeten worden overbrugd om bij de bergingen te komen. Zeker galerijflats zijn berucht vanwege hoge opstappen bij de voordeur en de balkons. Sinds 1997 zijn enkele belangrijke eisen van aanpasbaar bouwen in het Bouwbesluit opgenomen. Zodoende heeft alle nieuwbouw die vanaf 1999 is opgeleverd, een zekere basiskwaliteit toegankelijkheid. Als hogere eisen voor toegankelijkheid gewenst zijn, kunnen de eisen van het keurmerk Woonkeur worden meegegeven aan bouwers. Hebben (toekomstige) bewoners echter bepaalde beperkingen, dan moeten er specifieke maatregelen genomen worden. Iemand die permanent afhankelijk is van een rolstoel, heeft niet genoeg aan de basiseisen toegankelijkheid. Een woning moet dan rolstoeldoorgankelijk zijn ontworpen om voldoende gebruikskwaliteit te hebben. De toegankelijkheid van woningen wordt vaak uitgedrukt in een sterrensysteem. Dat loopt op van nul sterren voor een ontoegankelijke woning tot vier sterren voor een rolstoeldoorgankelijke woning. Daarnaast is er klein- en grootschalig beschermd wonen. De onderverdeling is:
Een wijk voor iedereen
10
Definities
1-/2-sterwoning (nultredenwoning)
Rollatortoegankelijk of rollatordoorgankelijk: de toegang van de woning en het woongebouw is zonder belemmeringen bereikbaar. De woning en het woongebouw hebben geen of minimale drempels.
3-sterwoning (aanpasbare woning)
Rolstoeltoegankelijke woning. De woning is relatief geschikt om te worden aangepast tot 4-sterwoning (zorgwoning). Aanpasbaarheid stelt wel eisen aan de minimale maten binnen de woning.
4-sterwoning
Rolstoeldoorgankelijke woning, meestal met de mogelijkheid van zorg op afroep of 24 uurszorg vanuit een zorg- en dienstverleningspunt in de directe nabijheid. Vaak gaat het om geclusterde vormen van wonen.
Kleinschalig beschermd wonen
Individuele, maar niet-zelfstandige wooneenheden, met 24 uursbegeleiding, -zorg en -toezicht, gemeenschappelijke ruimte en zorgruimte.
Grootschalig beschermd wonen
Wonen in een intramurale instelling, met 24 uursbegeleiding, zorg en toezicht. Voorbeelden: verzorgingshuizen, verpleeghuizen, instellingen voor gehandicapten of voor psychiatrische patiënten.
In een levensloopbestendige wijk zijn alle woningen bij voorkeur driesterrenwoningen, zodat bewoners niet hoeven te verhuizen als ze beperkingen krijgen. Een deel van de woningen zal als viersterrenwoning gebouwd moeten zijn. Hoeveel dat er moeten zijn, hangt af van verschillende factoren. Wil men in deze wijk een evenredig deel van de mensen met beperkingen opvangen, of juist minder of juist meer? Bij het bepalen van de aantallen zijn de kengetallen van het Aedes-ActiZ kenniscentrum Wonen-Zorg bruikbaar. Tegelijkertijd weegt ook de samenstelling van de bevolking mee. Het kenniscentrum heeft rond 2003 scenario’s gemaakt voor de mate van extramuralisering. De provincie Utrecht hanteert in haar beleid voor wonen, welzijn en zorg het andantescenario. Dat gaat uit van een gematigde vorm van extramuralisering. De veranderingen die het kabinet in 2011 heeft aangekondigd rond het scheiden van wonen en zorg, kunnen ertoe leiden dat de extramuralisering verdergaat dan dat scenario. Hoe dan ook moet een levensloopbestendige wijk zowel goed toegankelijke woningen hebben, als (kleinschalige) voorzieningen voor mensen die 24 uurszorg en -toezicht nodig hebben. Voor een deel is er sprake van communicerende vaten: tekorten in de ene vorm kunnen een extra vraag naar de andere woonvorm tot gevolg hebben.
Een overzicht van de verdeling van woningen in een gemiddelde wijk van 10.000 inwoners, op basis van kengetallen (Aedes-ActiZ): Doelgroep % van woningvoorraad
Clusterwonen, beschermd wonen of groepswonen, behoefte aan zorg en 24 uurstoezicht
0,5%
Begeleid wonen, behoefte aan zorg en toezicht
0,7%
Zelfstandig wonen in woonzorgcomplex (beschut wonen), behoefte aan ongeplande zorg en gevoel van beschutting
1,5%
Zelfstandig wonen in integraal toegankelijke woningen behoefte aan ongeplande zorg
3,7%
Levensloopbestendige woningen, alle overige 55-plussers
43,4%
Gewone woningen alle overige inwoners
50,0%
Totaal
100%
Er zijn diverse rekenmodellen om te bepalen welke aantallen van welke woningen in een wijk wenselijk zijn. Die staan onder andere op de website van het Aedes-ActiZ Kenniscentrum Wonen-Zorg: www.kcwz.nl. Door bij het ontwerp van de woning al rekening te houden met mogelijke latere aanpassingen, kunnen de kosten van een woningaanpassing flink beperkt blijven. Een gemeente kan zo door bijtijds goede afspraken te maken flink besparen op de kosten van de Wmo-woningaanpassing. Het niveau van Woonkeur is meestal niet verplicht op te leggen. Maar een gemeente die vooraf bekendmaakt alle bouwplannen te toetsen op woonkeureisen, kan veel project-ontwikkelaars meekrijgen in proactief inspelen op aanpasbaarheid.
Een praktische variant In Zeist-Oost krijgen aanpassingen in eigen woningen door oudere eigenaar-bewoners zelf aandacht. Steeds meer mensen worden oud in een koopwoning en willen in hun vertrouwde woning blijven wonen als ze ouder worden. Dan is tijdig inspelen op mogelijke beperkingen erg belangrijk. De Provincie Utrecht heeft een woningtest ontwikkeld waarmee mensen zelf kunnen bekijken welke maatregelen in hun situatie gewenst zijn. Het is te verwachten dat gemeenten en dus ook de gemeente Zeist de spelregels voor een Wmo-woningaanpassing zullen aanscherpen. Ouderdom is immers vooraf te voorzien en bewoners kunnen in principe tijdig op de gevolgen daarvan inspelen. De gemeente Zeist gebruikt de woningtest van de provincie en organiseert diverse voorlichtingsavonden voor oudere bewoners van Zeist-Oost.
1.3
Woonomgeving Een levensloopbestendige wijk is een wijk waarin bewoners zich goed kunnen verplaatsen, zonder onnodige hindernissen tegen te komen. Een nieuwbouwwijk als Veenendaal-Oost kan direct zo worden ontworpen, dat hij voldoende toegankelijk en veilig is. Bovendien kunnen hier de woningen voor mensen met een zorgbehoefte in de directe omgeving van de voorzieningen geplaatst worden. In bestaande wijken ligt dat ingewikkelder. Er zijn voorbeelden waarbij er looproutes gemaakt worden van concentraties van woningen naar de meest elementaire voorzieningen. Die route kan dan met symbolen, bijvoorbeeld voetjes, worden aangegeven. Toegankelijkheid en veiligheid hebben veel te maken met sociale veiligheid en verkeersveiligheid. Kinderen moeten veilig naar school kunnen. En mensen die minder snel ter been zijn, moeten bij een verkeerslicht voldoende tijd hebben om over te steken. Zij moeten zich bovendien niet onveilig gaan voelen als ze langs een blinde gevel lopen.
11 Een wijk voor iedereen
Type woning
Een rustpunt
Een wijk voor iedereen
12
Bewust naar de openbare ruimte en naar wegen kijken is essentieel. Wat is er nodig of wat zou anders ingericht moeten worden voor mensen met beperkingen, in de brede zin van het woord? En vanuit jonge gezinnen bekeken, is er dan nog meer of iets anders nodig? Vaak levert een wijkschouw met mensen die afhankelijk zijn van hulpmiddelen veel op: dan worden de hindernissen duidelijk. Er zijn verschillende aandachtsgebieden: • Drempels en opstapjes; de woonomgeving moet zo ingericht zijn dat er geen (onnodige) hindernissen in de directe omgeving zijn. Dus geen trappen of trapjes om naar het winkelcentrum, gezondheidscentrum en buurtcentrum of wijkservicepunt te komen. Kwaliteitsbewaking bij de aanleg van de openbare ruimte is hierbij belangrijk, omdat een kleine kuil bij de overgang van weg naar stoep al een moeilijke hindernis wordt voor mensen met een rollator. Bolle bruggetjes bijvoorbeeld zijn niet geschikt voor mensen met rollators, kinderwagens of rolstoelen. En uiteraard moeten tegels die los of ongelijk liggen snel worden vervangen. • Sociale veiligheid en rustpunten; voor mensen met een beperkt uithoudingsvermogen zijn voetgangersoversteekplaatsen en bankjes erg gewenst, vooral op de meestgebruikte routes naar de voorzieningen. Deze bankjes moeten zo staan dat ze aantrekkelijk zijn om te gebruiken. Staan ze bijvoorbeeld in een park of een parkachtige omgeving, dan moeten ze wel voldoende zicht op de omgeving geven. En als ze langs de weg staan, moet het verkeer (snel en langzaam) er niet te dicht langsrijden. Ook goede en veilige routes voor schoolgaande kinderen horen bij de sociale veiligheid. • Kruispunten; vanwege de veiligheid worden kruispunten met voetgangersoversteekplaatsen verhoogd aangelegd. Voetgangers hoeven dan geen drempels te nemen maar het gemotoriseerd verkeer moet wel afremmen. Op de meestgebruikte routes helpen zebrapaden de onzekerder weggebruikers om over te steken. Vaak kan een levensloopbestendige woonomgeving uit het reguliere budget voor grijs en groen bekostigd worden. Zo’n woonomgeving hoeft namelijk niet per se meer te kosten, maar vraagt vooral extra aandacht bij de voorbereiding van de maatregelen en kwaliteitsbewaking bij de uitvoering. Extra kosten zijn alleen aan de orde als het verwerken van alle maatregelen binnen het reguliere onderhoudsprogramma te veel jaren in beslag zou nemen en een versnelling wenselijk is. Kijk daarbij ook bijvoorbeeld naar het ITS-keurmerk van het Projectbureau Toegankelijkheid. Het bureau toetst naast de openbare gebouwen ook de inrichtingsplannen voor de openbare ruimten. In Zeist-Oost is een van de te leveren prestaties voor Zorgeloos Wonen, een plan van aanpak voor een levensloopbestendige infrastructuur. In de uitwerking hebben de betrokkenen ervoor gekozen niet alle openbare ruimte te toetsen op levensloopbestendigheid, maar om in te zoomen op de verbinding tussen de voorzieningenzone en de concentratie van senioren- en zorgwoningen aan de Arnhemse Bovenweg, en de verbinding tussen de voorzieningenzone en een sterk vergrijsd deel van de wijk (de Hoge Dennen). Om de bestaande fysieke infrastructuur te toetsen op toegankelijkheid, hebben de partijen de eerder al ontwikkelde ‘Checklist voor toegankelijkheid openbare ruimte Zeist’ gebruikt. Een extern bureau heeft die opdracht uitgewerkt. Bij de uitvoering worden de bewoners van de wijk geraadpleegd, zodat zij ook hun eigen wensen en knelpunten kunnen doorgeven. Voor het herstructureringsdeel geldt de checklist sowieso. De architect heeft de checklist meegekregen als functionele eisen bij het planontwerp. In de bestaande delen van de wijk wacht de uitvoering nog op het beschikbaar komen van regulier budget.
Voorzieningenniveau Op het voorzieningenniveau spelen drie thema’s een rol: ontmoeting, zorg en brede school.
Ontmoeting Een levensloopbestendige wijk kan niet zonder ontmoetingsplekken. Juist voor kwetsbare wijkbewoners is het belangrijk dat zij in hun directe leefomgeving sociale contacten kunnen ontwikkelen. Maar ook voor andere wijkbewoners bevorderen contacten met buurtbewoners de leefbaarheid. Bepaalde omstandigheden stimuleren ontmoetingen. Het bekendste voorbeeld is wel het bankje bij de speelplaats van jonge kinderen, waar ouders met elkaar ervaringen kunnen uitwisselen. Ook de koffieautomaat bij de lokale supermarkt vervult zo’n rol. In deze handreiking maken we onderscheid in de spontane ontmoeting ergens in de wijk en de georganiseerde ontmoeting in een daarvoor bestemd ontmoetingshuis, bijvoorbeeld een buurthuis, wijkservicepunt, brede school of sportkantine). In Veenendaal-Oost heeft ontmoeting een kenmerkende plaats gekregen. De hele wijk is doordrenkt van ontmoetingsgelegenheden. Ze variëren van aangebouwde veranda’s aan de voorkant van de woningen in een buurtje, tot kleinschalige ontmoetingsplekken per buurt en twee grote multifunctionele voorzieningen in het hart van de wijk. De ontmoetingsplekken in de wijk stimuleren ontmoeting in de openbare ruimte. Door ook nog eens de bewoners te betrekken bij de inrichting van deze ruimten wordt de betrokkenheid van de bewoners bij de plek vergroot. Ontmoeting is een rode draad door het hele project. Om de kleinschalige, informele ontmoeting in de wijk mogelijk te maken is een goed stedenbouwkundig plan nodig bij nieuwbouw (zie Veenendaal-Oost). Ook moet ontmoeting meegewogen worden bij de infrastructuur en sociale veiligheid, liefst in een zo vroeg mogelijk stadium. De grootschaliger en georganiseerde ontmoeting vraagt gebouwen en dus investeringen. Ontmoeting is gebaat bij een combinatie van functies, zodat diverse doelgroepen iets van hun gading vinden in het gebouw. Vaak kiezen de partijen voor een multifunctionele accommodatie (MFA) waarin verschillende functies samenkomen. Daarbij is het belangrijk om: • functies te combineren die elkaar inhoudelijk kunnen versterken (bijvoorbeeld een Wmo-loket en Centrum voor Jeugd en Gezin in combinatie met ontmoeting); • een logische mix van functies te creëren. Combineer bijvoorbeeld een huisartsenpost met welzijn of sport met school en bso. Houd het aantal functies tegelijkertijd beperkt: te veel functies in een gebouw maken het niet herkenbaar; • te zorgen voor een gezonde mix. Die moet niet-stigmatiserend zijn. Combineer dus niet alleen maar functies voor mensen met een ziekte of beperking; • de inhoudelijke samenwerking te versterken. Samen in een gebouw is een hulpmotor, maar dan is er nog een gerichte aanpak nodig om elkaar inhoudelijk te versterken. Uiteindelijk wil je natuurlijk graag dat de organisaties een samenhangend aanbod realiseren. Inmiddels zijn er al talloze MFA’s in het land. Die laten in elk geval zien dat het besparingsmotief, dat vaak op de achtergrond meespeelt, meestal niet gehaald wordt. Weliswaar kan er bespaard worden op algemene ruimten, zoals
Ontmoetingsplek De Speler in het Thorbeckepark
13 Een wijk voor iedereen
1.4
ontvangst- en vergaderruimten en technische ruimten, maar er zijn ook meerkosten. Die hebben allereerst te maken met langere en intensievere voorbereidingstijd om alle gebruikers op een lijn te brengen. Maar ook met de exploitatie. Zo is het beheer uitgebreider, omdat alle klantstromen in goede banen geleid moeten worden. Wie kiest voor een MFA moet dat dus doen vanwege inhoudelijke redenen en niet vanuit de gedachte om kosten te besparen.
Zorg en gezondheidszorg Elke wijk van voldoende omvang vraagt om een huisartsenpost, Huisartsen Onder Een Dak (HOED) of gezondheidscentrum, ook een ‘gewone’ wijk. Maar in een levensloopbestendige wijk zijn zorg en gezondheidszorg sowieso onmisbaar, vooral voor kwetsbare wijkbewoners. Die zorg kan allerlei vormen hebben, van een inloophuis en een wijkservicepunt tot dagverzorging, dagbehandeling, tijdelijke opnamekamers en andere vormen van respijtzorg. Maar ook kleinschalige of intramurale woonvoorzieningen voor mensen die 24 uurszorg en toezicht nodig hebben horen erbij. Praktisch al die vormen van zorg worden via de AWBZ bekostigd. Dat betekent dat anderen dan bijvoorbeeld de gemeente beslissen of ze wel of niet zo’n voorziening willen realiseren. Daarom raden we sterk aan om alle zorgpartijen al bij de planvorming te betrekken, en ze te verbinden aan het plan. En als besluiten van een van de partijen niet passen in het totale plan, is van zorgpartij wisselen ook altijd nog een optie.
Een wijk voor iedereen
14
Hoe gaat dat bijvoorbeeld in Zeist-Oost? Daar is aan de Arnhemse Bovenweg een concentratie van ouderenzorgvoorzieningen. Het plan voor Zeist-Oost voorziet erin de intramurale capaciteit op de Arnhemse Bovenweg te reduceren en elders in de wijk zelfstandige zorgwoningen voor senioren en kleinschalige voorzieningen voor zwaarder zorgbehoevenden te realiseren. Toen de plannen gemaakt werden, waren er andere omstandigheden en spelregels voor de ouderenzorg dan op het moment dat er investeringsbeslissingen genomen moesten worden. De zorgorganisatie die aanvankelijk mee zou doen met nieuwbouw is afgehaakt. Inmiddels heeft een andere zorgorganisatie die wel kleinschalige woonvormen in de wijk wil organiseren de lege plek ingenomen. In Veenendaal-Oost is de zorg opgenomen in een MFA waarin alle partijen binnen een stichting samenwerken om integrale eerstelijnszorg te realiseren. Het verschil tussen vraag en aanbod voor de hele gemeente bepaalt welke zorgvoorzieningen in de wijk nodig zijn. De provincie Utrecht heeft voor veel gemeenten de vraag al in kaart gebracht. De gemeente bepaalt vervolgens samen met de lokale partijen hoe tekorten worden opgevangen en hoe eventueel de capaciteit over de wijken en de kernen wordt herverdeeld. Dat is vaak geen kwestie van een mathematisch model maar vooral van kansen grijpen waar ze zich voordoen. Een herstructureringswijk biedt dan mogelijkheden. Ook Ondiep liet dat zien. Hier waren cijfers, zoals bevolkingsaantallen en het aantal kwetsbare bewoners in de wijk wel relevant. Toch is vooral pragmatisch gekeken welke plekken in de wijk op de schop gingen, en welke daarvan zich leenden voor woon- en opvangvormen voor kwetsbaren.
Schets multifunctionele accommodatie Zeist-oost
Brede school Een levensloopbestendige wijk heeft speciale aandacht voor de groepen die vanwege beperkingen bijzondere voorzieningen nodig hebben. Tegelijkertijd is een levensloopbestendige een wijk voor iedereen, jong en oud, ziek en gezond, gericht op de wijk of breder gericht. Dat vraagt aandacht en voorzieningen voor alle groepen, inclusief kinderen. In alle drie de levensloopbestendige wijken in de provincie Utrecht, is gekozen voor brede scholen, omdat die een bredere functie in de samenleving vervullen. Een brede school is een netwerk van voorzieningen in en om
een of meer scholen. Daarbinnen werkt de school structureel en nauw samen met een of meer organisaties, bijvoorbeeld met kinderopvang, organisaties in de gezondheidszorg (consultatiebureau), welzijnsinstellingen, peuterspeelzalen, bibliotheken en instellingen voor sport en cultuur. Kinderen kunnen zich zodoende op allerlei manieren ontwikkelen. Het aanbod van de brede school wordt aangepast aan de behoeften van leerlingen, ouders en de buurt waarin de school staat. Een brede school biedt naast basisonderwijs vrijwel altijd buitenschoolse opvang en kinderopvang en/of peuterspeelzalen. Soms wordt dat gecombineerd met het CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin) of met voorzieningen die een brede wijkfunctie hebben. In twee van de drie levensloopbestendige wijken hebben de betrokken partijen de wijkvoorzieningen niet fysiek gebundeld met de brede school. De school of scholen staan op andere plekken in de wijk dan de wijkvoorzieningen, zoals een ontmoetingscentrum. Natuurlijk kan voor activiteiten in de wijk wel gebruikgemaakt worden van zowel het ontmoetingscentrum als de brede school. In een actieve wijk, waar buurtbewoners veel samen organiseren, is immers behoefte aan diverse ruimten, klein en groot. In Veenendaal-Oost is de buurthuisfunctie gekoppeld aan de brede school in het Ontmoetingshuis. Juist deze combinatie van school en welzijn zorgt voor een goede ontmoetingsplek.
Dienstenpakket In een levensloopbestendige wijk is hard- en software nodig om er een wijk van te maken waar iedereen kan wonen. De software bestaat onder meer uit een dienstenpakket, participatie, welzijn en zorgleveringen. Per wijk kunnen steeds andere accenten gelegd worden, omdat die voorzieningen moeten aansluiten bij wat in die wijk gevraagd wordt. De gebouwen zijn de hardware. Het dienstenpakket is vaak gericht op de kwetsbaardere wijkbewoners. Tegelijkertijd kunnen de vitalere wijkbewoners ook een doelgroep zijn, maar dan vooral door als vrijwilliger het dienstenpakket mogelijk te maken. Verder kan juist ook de kwetsbare groep aan de slag als dienstverleners. Zo kunnen bijvoorbeeld mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt werkervaring opdoen. Het dienstenpakket kan aansluiten bij wat de welzijnsorganisatie al in de hele gemeente biedt, zoals een klussendienst en een boodschappenservice. De basis ervan is dat de partijen samen met de wijkbewoners onderzoeken wat er in die specifieke wijk nodig is. Vaak wordt onderscheid gemaakt tussen haal- en brengdiensten. Haaldiensten hebben een sterke verbinding met het voorzieningenniveau; je haalt ze ergens anders op. Buiten de deur kun je bijvoorbeeld mensen ontmoeten, cursussen volgen en informatie verzamelen. De brengdiensten betreft zijn diensten die in of rond de eigen woning worden geleverd. Zij kunnen variëren van een boodschappendienst en klussendienst tot bijvoorbeeld informatiemakelaars. Een belangrijk onderdeel voor de kwetsbare inwoners van een wijk is informatie en advies. Zij kunnen veel hebben aan persoonlijke adviseurs, bijvoorbeeld de ouderenadviseurs. In een levensloopbestendige wijk is er bijna altijd een informatiepunt, vaak in combinatie met het Wmo-loket. In Veenendaal-Oost werkt een initiatievenmakelaar, sinds 2010. In dat jaar arriveerden de eerste bewoners in de nieuwbouwwijk. Samen met hen, met diverse maatschappelijke maar ook met commerciële organisaties onderzoekt de initiatievenmakelaar waaraan de wijkbewoners behoefte hebben en waarvoor zij zich willen inspannen. Op dit moment onderzoekt de initiatievenmakelaar samen met hbo-studenten wat de behoeften zijn van de huidige bewoners en wat andere organisaties kunnen bieden. Zo wordt een programma gemaakt voor activiteiten in de tijdelijke buurtschapvoorziening (een voorloper van de nog te bouwen MFA het Ontmoetingshuis).
15 Een wijk voor iedereen
1.5
In Zeist-Oost is het anders aangevlogen. Op basis van de eerste documenten over Zorgeloos Wonen hebben de betrokken partijen onder de noemer zorgarrangementen een breed pakket aan zorg- en welzijnsdiensten benoemd: • ondersteuning van de vrijwilligers. De ketenpartners organiseren samen die ondersteuning, bijvoorbeeld in de vorm van een maatje om ervaringen mee te delen; • de geplande en ongeplande zorg samen beter en efficiënter organiseren; • de huidige beschikbare diensten van de diverse aanbieders beter organiseren; • ruimten zoals logeervoorziening, kortdurende opvang en crisisopvang beter benutten; • dagbesteding en dagopvang combineren; • samen domotica ontwikkelen.
Wegwijzer informatievoorziening
Er waren ook plannen voor een klussendienst en een coördinator wijkservicedienst. Diverse organisaties hebben samen de zorgarrangementen uitgewerkt. Het voorlopige eindresultaat bestaat uit twee trajecten die wel sterk met elkaar verbonden zijn. Zo hebben de organisaties de hiervoor genoemde opsomming uitgewerkt en beschreven in tien producten die in de komende jaren vorm gaan krijgen, zoals een klussendienst en wijkwinkel. Allereerst komt er een wijkserviceteam waarin de professionals op de werkvloer verenigd worden om samen, met mandaat, de vragen uit de wijk op te lossen. Het wijkserviceteam wordt ook wel wijkteam+ genoemd omdat het bestaande wijkteam, dat vooral een fysieke en welzijnsinvalshoek kende (schoon, heel en veilig), wordt uitgebreid met professionals uit de zorgorganisaties. Dit wijkteam+ zal de bewoners actief benaderen. Waar mogelijk wordt de bewoner gestimuleerd om zelf met oplossingen te komen. Lukt dat niet, dan bekijkt het team wie of wat de bewoner kan ondersteunen. De een heeft misschien iemand nodig om samen boodschappen te gaan doen, de ander zoekt bijvoorbeeld bemiddeling richting (vrijwilligers)werk. Om goed te functioneren heeft het wijkteam+ voldoende vertrouwen en mandaat vanuit de eigen organisatie nodig. Het systeem gaat pas goed werken als echt de vraag van de klant leidend is en niet de procedures van de organisaties zelf. Het wijkteam+ begint zelf zo te werken en zal dat uitdragen binnen de afzonderlijke organisaties. Ook in Veenendaal-Oost en in Ondiep wordt gesproken over integrale zorg of samenwerking om zorg en aanbod beter op elkaar af te stemmen, maar ook om te zorgen voor meer afstemming tussen de organisaties onderling. Daar zijn de plannen echter minder ver uitgewerkt dan in Zeist-Oost.
Een wijk voor iedereen
16
1.6
Participatie en welzijn Het idee van een levensloopbestendige ontstaat vaak bij de professionele organisaties. Maar het kan pas slagen als het wordt ontwikkeld, uitgedacht en uitgewerkt in samenspraak met de wijkbewoners. Het welzijnswerk is daarop ingericht. De mooiste voorbeelden van participatie vinden we in Ondiep en in Veenendaal-Oost. In Ondiep, omdat de wijkbewoners daar in het begin bijzonder kritisch waren ten opzichte van de gemeente en van Mitros, de woningcorporatie die 90% van de woningen van de wijk verhuurt. En in Veenendaal, omdat daar sprake is van een nieuwbouwwijk en de bewoners niet bekend zijn voordat er daadwerkelijk gewoond kan worden. En toch is participatie daar als een van de centrale thema’s benoemd. De betrokkenheid van bewoners in Ondiep blijkt uit de titel van levensloopbestendig wonen in die wijk. De bewoners herkenden zichzelf niet in ‘levensloopbestendig’; ‘levenslustig’ vonden ze veel passender en geschikter. Levenslustig Ondiep zei hen veel meer over de ambities voor de wijk. De Ondiepbewoners begonnen met een flinke dosis wantrouwen aan het traject. Ze waren eerder teleurgesteld geweest in de gemeente en corporatie. Beide hadden de verwachtingen die zij hadden gewekt niet waargemaakt, vonden de bewoners.
Activiteit in Zeist
In Zeist-Oost lag de nadruk op welzijn. Al in 2008 is daar een wijkcoach aan de slag gegaan om de wensen en behoeften van wijkbewoners te inventariseren. Daarnaast had de wijkcoach als opdracht het huidige aanbod van voorzieningen beter te laten aansluiten bij de vragen in de wijk. Dat laatste onderdeel is tot nu toe minder goed uit de verf gekomen; het wijkteam+ gaat er nu mee aan de slag. Verder is in Zeist-Oost het innovatief welzijn gestart (welzijn nieuwe stijl). Door intergenerationeel te werken, willen de betrokkenen een buurt creëren voor alle leeftijden, waarin de sociale samenhang en leefbaarheid zo is dat bewoners op een prettige manier met elkaar samenleven, en voor elkaar en hun omgeving zorgen. Zo kunnen kinderen bijvoorbeeld op bezoek gaan bij senioren, kunnen senioren actief worden op de basisschool of kunnen jongeren via een buddyproject gekoppeld worden aan senioren.
17 Een wijk voor iedereen
Alleen een open proces, waarbij op voorhand niets was dichtgetimmerd, kon dat wantrouwen doorbreken. En dat is grotendeels gelukt. Tijdens de startbijeenkomst is niet alleen gesproken over plannen voor de wijk, maar zijn bewoners en professionals ook de wijk ingetrokken om (met de camera) vast te leggen hoe het er in de wijk voor stond en wat er beter zou kunnen. Er was aandacht voor onveilige situaties, bereikbaarheid en de staat van het onderhoud. Zo werd duidelijk waaraan gewerkt moet worden. Bewoners zijn gedurende het hele ontwerpproces via een klankbordgroep betrokken gebleven. Wil je wijkbewoners ‘meenemen’ en ‘vasthouden’, dan moet je helder communiceren en blijven uitleggen, maar ook duidelijk maken wat al gelopen races zijn. Tegelijkertijd moet je flexibiliteit tonen waar dat kan. Als jaren geleden al een besluit is genomen dat nu niemand meer kan onderschrijven of een warm hart toedraagt, moet het soms dan maar herzien worden. Zo was de aanpak in Ondiep, en daar zijn de bewoners zelfs medeproducent geworden. In Veenendaal was de start anders. Aangezien de bewoners nog niet bekend waren en ook de organisaties die actief zouden worden in de wijk nog niet, heeft de gemeente in het begin gewerkt met geïnteresseerde aanbieders. Zij zaten in het ontwerpteam en konden, vanuit hun ervaring met bewoners in andere delen van de gemeente, dat wat er in de wijk moest gebeuren vormgeven. Voor iedereen was op voorhand duidelijk dat het een wijk moest worden waarin mensen zich thuis voelen en waarvoor zij zich willen inzetten. Zelfwerkzaamheid was en is daarom een leidend principe. Het ontwerp stuurt daar ook op; het ontwerp en de inrichting stimuleren spontane ontmoetingen. Vervolgens is de stap kleiner om als bewoners iets te gaan organiseren. Nu de eerste bewoners er zijn, worden er ontmoetingen georganiseerd, bijvoorbeeld een kunstproject of een straatfeest. Nu nog door de initiatievenmakelaar of een professionele organisatie, maar straks gaan bewoners zelf ontmoetingen organiseren. Bovendien betrekt de gemeente de bewoners en de toekomstige bewoners intensief bij de inrichting van de openbare ruimten. Van speelplekken tot de eigen woonomgeving; op veel terreinen mogen bewoners meepraten over hun omgeving. De bewoners zijn daardoor sterker bij de eigen woonomgeving betrokken en de participatie versterkt de sociale cohesie. Op dit moment zijn er al projecten die door de bewoners zelf opgepakt worden. Zo gaat een groep bewoners een moestuin aanleggen. Ook kunst en cultuur worden zo ingezet. Het uitgangspunt bij elk kunstproject is dan ook participatie. Kunst en cultuur krijgen veel aandacht in de wijk. In 2011 is al gestart met enkele tijdelijke pionierskunstwerken en ook de komende jaren hebben kunst en cultuur een belangrijke – ook bindende – rol in de wijk.
Een kunstproject in Veenendaal-Oost
1.7
Een wijk voor iedereen
18
Zorgleveranties Als een wijk geschikt moet zijn voor iedereen, dus ook voor mensen met beperkingen, vraagt dat niet alleen de juiste woningen en activerend welzijn, maar ook goede zorgleveranties. Tot nu toe is er een verschil in wat geboden wordt in een zelfstandige woonsituatie en in beschermde woonvormen. De regering wil wonen en zorg gaan scheiden. Dat kan er op termijn toe leiden dat er geen onderscheid meer is tussen zelfstandig en intramuraal wonen. Deskundigen denken overigens dat het verschil nooit helemaal zal verdwijnen. Wij gaan voorlopig uit van het bestaande verschil, en besteden hier aandacht aan de zorgleveranties aan de zelfstandig wonende zorgvragers en aan bewoners van beschermde woonvormen.
Zorg voor zelfstandig wonenden Thuiszorg, de verzamelnaam voor huishoudelijke verzorging, persoonlijke verzorging en verpleging, kan iedereen die dat nodig heeft, overal krijgen. Daarin maakt een levensloopbestendige wijk op het eerste oog geen verschil. Alleen zal de (toegankelijke) woning minder belemmeringen opwerpen voor zorgverlening, en kan de zorgverlening dus langer doorgaan. Een ander verschil tussen een gewone wijk en een levensloopbestendige wijk is de aandacht voor de eerstelijnszorg. In alle drie de wijken wordt gewerkt aan een gezondheidscentrum waarin huisartsen werken, maar ook bijvoorbeeld een apotheker, maatschappelijk werkers, fysiotherapeuten, verloskundigen en tandartsen. Natuurlijk zijn er ook in reguliere wijken gezondheidscentra (zie o.a. 1.4), maar in een levensloopbestendige wijk zijn ze vanzelfsprekender. Alle voorzieningen moeten aanwezig zijn om bewoners zo lang mogelijk zelfstandig in hun eigen woning te laten wonen. In Ondiep is het buurthuis aan het Boerhaaveplein verdwenen en verbouwd tot het gezondheidscentrum. De woningcorporatie heeft de verantwoordelijkheid voor de herontwikkeling op zich genomen; zij vindt het belangrijk dat de huurders kunnen vertrouwen op goede voorzieningen in de buurt. In het centrum gaat een grote huisartsenpraktijk samenwerken met een fysiotherapiepraktijk en een apotheek. Ook de maatschappelijk werkers van de welzijnsorganisatie houden er een spreekuur, net als de preventiewerkers van de GGD. Er zijn flexibele spreekuurruimten waar de longverpleegkundige, diëtiste en het bureau voor verslavingszorg regelmatig spreekuur houden. Een derde aandachtspunt in een levensloopbestendige wijk is de organisatie van de ongeplande zorg. Willen mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen, dan moeten zij zich veilig genoeg voelen om thuis te blijven wonen. Zij moeten dus zeker weten dat ze hulp krijgen, als ze die nodig hebben. Van oudsher wordt dat geregeld via alarmapparatuur die bij alarmering een signaal uitzendt naar een alarmcentrale. Die centrale schakelt vervolgens een mantelzorger of professionele hulp in. In de drie levensloopbestendige wijken is de organisatie van de ongeplande zorg verschillend opgepakt en uitgewerkt. Zo kiest Veenendaal voor ICT en domotica, om een basis te leggen
voor de ongeplande zorg. Of de ongeplande zorg ook anders wordt georganiseerd dan in de andere wijken van Veenendaal is nog niet bekend. In Zeist-Oost hebben de partijen besloten de ongeplande zorg met alle aanbieders in de wijk te organiseren. Het is de bedoeling uiteindelijk één systeem en één team te ontwikkelen dat alle ongeplande zorg in de avond en nacht op zich neemt. Dat wordt samengesteld vanuit de nachtdiensten die nu op de intramurale locaties draaien en de mobiele teams die de thuiszorg en Abrona (verstandelijk gehandicaptenzorg) momenteel bieden.
Zorg voor niet-zelfstandig wonenden Er is een zekere uitwisselbaarheid tussen toegankelijke woningen en beschermde woonvormen. Zijn er in een wijk voldoende goed toegankelijke woningen waar ook mensen met een redelijk intensieve zorgvraag kunnen wonen, dan zal er minder vraag naar intramurale (beschermde) woonvormen zijn. Maar hoe toegankelijk een woning ook is, er kan een moment komen dat een andere woonvorm wenselijk is, bijvoorbeeld als er 24 uurstoezicht nodig is. In een levensloopbestendige wijk wordt die behoefte ingevuld met kleinschalig beschermd wonen, zodat bewoners niet naar een verpleeghuis elders hoeven. Bovendien kunnen mantelzorgers en buren dan gemakkelijk op bezoek blijven komen en hand- en spandiensten verrichten. Ook deze behoefte krijgt in de wijken steeds een andere invulling. Veenendaal-Oost wil wonen en zorg voor 100% scheiden. Omdat alle woningen levensloopbestendig worden gebouwd en later gemakkelijk aan te passen zijn, zijn er geen intramurale voorzieningen in de wijk gepland. Wel zijn er afspraken gemaakt over bijzondere doelgroepen. In het eerste deel van de wijk (Buurtstede) lopen drie woonprojecten voor bijzondere doelgroepen. Er is een project voor ouderen; boven het gezondheidscentrum en er zijn twee kleinschalige projecten voor jongere autisten. In de planvorming waren de partijen er daarbij van uitgegaan dat ten minste 65% van de woningen met een brede beukmaat gerealiseerd zou worden. Dan zijn alle primaire leefruimten op de begane grond of gemakkelijk op de begane grond te realiseren. Ook de overige woningen zouden een beukmaat hebben van minimaal 5,4 breed maar liever nog van 6 meter breed. Uiteindelijk is ervoor gekozen minder woningen met een brede beukmaat te bouwen, omdat die ook weer duurder zouden moeten zijn. Daarom moeten de partijen alsnog overwegen of er voor zorgvragers die intensieve zorg nodig hebben niet toch geclusterde woonvormen nodig zijn. Volgens de demografische behoefteberekening zal in Veenendaal-Oost in 2020 structureel zorg en ondersteuning gerealiseerd moeten zijn voor: • 50 mensen met een verstandelijke beperking die ondersteuningsvragen hebben die gerelateerd zijn aan wonen; • 90 mensen met een fysieke functiebeperking met ondersteuningsvragen; • 357 ouderen met ondersteuningsvragen die gerelateerd zijn aan wonen; • 120 bewoners die zorg van de GGZ krijgen, en ondersteuningsvragen rond wonen hebben; • 180 mensen met 24 uurszorg en -toezicht. In Ondiep zijn drie buurten aangepakt als onderdeel van het levensloopbestendig maken. In het Thorbeckepark ligt de nadruk op ontspanning, welzijn en cultuur In en rond het Boerhaaveplein wordt gefocust op ontmoeten en samenleven voor jong en oud, met onder meer seniorenwoningen, een woonvoorziening voor dementerende ouderen en een aantal rolstoelwoningen. De Plantagebuurt is bedoeld als woonservicezone met een combinatie van verzorgd, beschut en beschermd wonen. In Zeist-Oost is extramuraliseren van bestaande capaciteit een belangrijk onderdeel. In een deel van de wijk is een grote concentratie van seniorenwoningen en intramuraal verblijf. Het is de bedoeling een deel van de intramurale capaciteit te verplaatsen naar kleinschalige eenheden en zorgwoningen elders in de wijk. Er zijn nu plannen voor een MFA en 24 zorgwoningen, nog steeds wel in een beschermde woonvorm. Elders in de wijk, nabij de voorzieningen, moeten nog ten minste 76 zelfstandige zorgwoningen worden gebouwd, om het totaal van ten minste 100 zorgwoningen te halen.
1.8 Duurzaamheid Duurzaamheid kan heel goed een onderdeel zijn van een levensloopbestendige wijk. Het is immers de bedoeling dat het een wijk is waar iedereen prettig kan wonen. Dan richt je je er ook op dat toekomstige generaties goed in de wijk kunnen wonen. Dat gebeurt in de eerste plaats door woningen zo te bouwen dat er weinig verbouwingen nodig
19 Een wijk voor iedereen
zijn om goed zorg te kunnen verlenen. Dat is sowieso al duurzaam gebruik van grondstoffen. Het duurzaamheidsprincipe is het verst uitgewerkt in Veenendaal-Oost. Niet alleen is daar zo veel mogelijk rekening gehouden met dubbel grondgebruik, er is ook een nieuw systeem van energiewinning gekoppeld aan de wijk. De woningen in Buurtstede worden aangesloten op een centrale warmtevoorziening op basis van warmte-koudeopslag. Hiermee wordt minimaal 25% CO2 bespaard. Aanleg, exploitatie, beheer en onderhoud zijn in handen van DEVO, een bedrijf waarin de gemeente Veenendaal en Quattro Energie participeren. Bovendien wordt in Veenendaal gewerkt aan een natuurhuis. Dat is een MFA, bij voorkeur samengesteld door bestaande boerderijgebouwen te hergebruiken, waar veel zaken rond natuurgebruik samenkomen. Zo kunnen bijvoorbeeld de scouting, IVN en natuureducatie, een vogelaarsclub, dagbesteding/arbeidsrehabilitatie voor bijzondere doelgroepen en bosbeheer de accommodatie gebruiken. Hoe precies, dat hangt nog af van de specifieke invulling van de initiatiefnemer(s). Een mooi voorbeeld van verbindingen, gekoppeld aan duurzaamheid, is ook het kunstproject dat 2010 van start ging: Nieuwe Piepers. De kunstenaar heeft hier in een nog niet bebouwd gebied een aardappelveld gerealiseerd. Dit veld is samen met bewoners ingepoot. Via een website konden bewoners tips krijgen over het leven in een nieuwbouwwijk en tips over wat je met aardappelen kunt doen. Een paar maanden later zijn de piepers met een happening samen met bewoners gerooid. Van een deel van de oogst zijn frites gebakken voor de kinderen. Het kunstproject is zeer geslaagd, want de bewoners deden enthousiast mee. En het heeft bewoners geïnspireerd: zij hebben het plan opgevat een moestuin in de wijk te starten. Ten slotte geeft de gemeente sinds 2010 actief informatie over energiebesparing en duurzaamheid in de woning. Ook kunnen de bewoners in Veenendaal-Oost een maatwerkadvies energiebesparing laten opstellen.
1.9
Een wijk voor iedereen
20
Mobiliteit Mobiliteit krijgt niet in elke levensloopbestendige wijk evenveel aandacht. Toch heeft levensloopbestendigheid ook te maken met hoe je met de mobiliteitsvragen omgaat. Onder de noemer levensloopbestendige infrastructuur wordt al rekening gehouden met een woonomgeving waarin mensen zich goed kunnen verplaatsen. Alleen in VeenendaalOost is specifiek aandacht voor levensloopbestendig openbaar vervoer. In dat plan is ruimte gemaakt voor openbaar vervoer dat tegemoetkomt aan de grote diversiteit aan vervoersvragen. De uitgangspunten daarbij zijn dat het openbaar vervoer: • goed toegankelijk is; • verbinding met voorzieningencentra biedt; • aansluiting biedt op vervoer van hogere orde, zoals regiovervoer of vervoer de wijk uit. Vanuit de levensloopbestendigheid worden extra eisen gesteld aan de kwaliteit en gebruiksmogelijkheden van het openbaar ververvoer. Daarbij zou een pendeldienst het beste passen, maar zelfs in een volgroeide wijk van 3.500 woningen is een pendeldienst niet rendabel. De gemeente heeft dan ook diverse varianten onderzocht. De aandacht voor openbaar vervoer heeft zich overigens al uitbetaald. Bij een nieuwbouwwijk is het gebruikelijk dat het openbaar vervoer pas gaat rijden als er al veel woningen staan. Uit exploitatieoogpunt bekeken niet onlogisch, alleen is vervolgens bijna iedereen al ingesteld op het zelf organiseren van het vervoer. In Veenendaal-Oost is het met behulp van de provincie gelukt om de (buurt)bus al te laten rijden vanaf de oplevering van de eerste woningen. Zodoende kunnen mensen dus gemakkelijker kiezen tussen openbaar vervoer en eigen vervoer. Verder voorziet het plan in goede, snelle fietsverbindingen met het centrum van Veenendaal.
Buurtbus
2 Aan de slag Een levensloopbestendige wijk komt er niet vanzelf. Niet alleen zijn er veel organisaties en wijkbewoners bij betrokken, ook neemt het hele proces veel jaren in beslag. De betrokken partijen moeten daarom een mix hebben van vasthouden aan de visie en tegelijkertijd voldoende flexibiliteit houden om te kunnen inspelen op veranderde omstandigheden. In de beschrijving van het proces volgen we de onderdelen van projectmatig werken: van initiatieffase tot realisatiefase. Dit geeft weliswaar een bruikbare indeling van het proces, maar laat ook zien dat de werkelijkheid zich niet houdt aan een mooi projectplan.
Initiatieffase: ideevorming en start Meestal komt het idee van een levensloopbestendige wijk allereerst vanuit de professionele organisaties en minder vanuit de wijkbewoners. Zo ging het in elk geval in de drie wijken die in deze handreiking voor het voetlicht komen. De provincie speelde daarin zelf ook een rol. Zij was namelijk in 2003 gestart met het project Nieuw Wonen, en wilde daarmee ten minste één nieuwbouwwijk en één bestaande wijk levensloopbestendig maken. En uiteraard hielp het de wijken dat daar ook subsidies aan verbonden waren, zodat de extra kosten of de transformatiekosten voor een groot deel gedekt konden worden. Maar dat is slechts een deel van het verhaal. Want zonder enthousiasme en bevlogenheid op het lokale niveau komt die levensloopbestendige wijk er niet. Tenslotte moeten de belangrijke spelers op wijkniveau de invulling van een levensloopbestendige wijk vormgeven. De start en het idee komen vaak op als er een concreet probleem of vraagstuk speelt. Wordt er een nieuwe wijk ontwikkeld, zoals in Veenendaal, dan denken de diverse partijen altijd na over de identiteit van die wijk en welke aanvullingen op bestaande wijken er nodig zijn. Maar uiteindelijk ligt in veel nieuwbouwwijken een sterke focus op jonge gezinnen. Dan komt men er pas jaren later achter dat er niets of te weinig is voor de oudere jeugd of voor mensen met beperkingen. Veenendaal-Oost is in dat opzicht heel bijzonder: van meet af aan wilden de betrokkenen een wijk ontwerpen ‘die mensen in willekeurig welke levensfase, ongeacht levensomstandigheden, huishoudensamenstelling en culturele achtergrond, optimale mogelijkheden biedt voor alle vormen van fysieke en geestelijke activiteit en zelfontplooiing en die een woningaanbod en voorzieningenniveau heeft dat daartoe is uitgerust’.1 Vooral ontmoeting en sociale samenhang, samen met ondernemerschap, vormen kernbegrippen in deze wijk. Voor Ondiep lag de start anders. Het is een bestaande wijk, waar de noodzaak om fysiek in te grijpen zo langzamerhand dominant werd, maar waar bewoners weinig vertrouwen hadden in de gemeente of in de woningcorporatie Mitros. Daar kwam het provinciale project Nieuw Wonen als geroepen; het was net de trigger die nodig was om mensen en organisaties bijeen te brengen. Er lagen al plannen, maar deze konden goed worden omgevormd, zodat levensloopbestendigheid er een plaats in kreeg. Zeist-Oost startte net weer iets anders. Waar Ondiep al redelijk vergevorderde plannen had, ook op sociaal-maatschappelijk terrein, had Zeist die nog niet zo. Er waren wel plannen om Kerckebosch (een onderdeel van Oost) te
Bouw ontmoetingsplek Thorbeckepark gestart
1
Definitie van ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit januari 2002 die het startpunt vormde voor een levensloopbestendig Veenendaal-Oost.
21 Een wijk voor iedereen
2.1
herstructureren, maar de plannen voor het sociaal-maatschappelijk terrein kregen een impuls dankzij de provinciale inzet. Daardoor gingen de partijen daar zich op levensloopbestendigheid richten. Het leeuwendeel van de uitwerking kwam in Zeist vooral van de grond nadat de provincie Zeist-Oost geselecteerd had als derde wijk waarin levensloopbestendigheid het uitgangspunt ging worden. In alle drie de wijken was de gemeente vanaf het begin een belangrijke trekker en speler. In Veenendaal vervult de gemeente nog steeds die rol. In Ondiep was woningcorporatie Mitros direct overtuigd van de meerwaarde van levensloopbestendigheid en trokken gemeente en Mitros sterk samen op. In Zeist hebben vanaf de start de welzijnsen zorgorganisaties en een lokale woningcorporatie een stempel gedrukt op de plannen voor Zeist-Oost. Van de drie wijken heeft Zeist-Oost de meeste aandacht voor de organisatie van de zorg- en dienstverlening. Zeist-Oost wil die zo inrichten dat mensen met beperkingen goed zelfstandig kunnen blijven wonen in de wijk. De partners waarmee je begint aan een levensloopbestendige wijk, bepalen natuurlijk ook de uitkomst. Als zorg en welzijn al in de voorbereidingen actief meedoen, krijgen zij in de uitwerking meer gewicht.
Betrokkenheid bewoners In de meeste gevallen lag het initiatief voor een levensloopbestendige wijk bij de gemeente, maar is zo snel mogelijk opgeschaald naar betrokkenheid van wijkbewoners en maatschappelijke organisaties. Al in de eerste fase raakten verschillende organisaties bij de plannen betrokken. In alle drie wijken zijn werkateliers gehouden om ideeën te verzamelen, knelpunten te inventariseren en wensen in kaart te brengen. In bestaande wijken vervullen bewoners daarin een cruciale rol. Zij weten wat er leeft in de wijk en wat eventuele lastige punten zijn. Vanwege deze kennis ligt hen erbij betrekken voor de hand. Moeilijker is het om wijkbewoners deel uit te laten maken van de totale voorbereiding, waarbij je rekening moet houden met de verschillende rollen van gebruikers/bewoners en leveranciers/organisaties. Als dat goed lukt, blijven de bewoners vaak het hele ontwikkelingstraject enthousiast betrokken bij het proces. Lukt het niet of minder goed, dan verliezen bewoners hun interesse. Hoe zorg je ervoor dat bewoners het project ook ervaren als iets van henzelf? Door een aantal factoren te combineren: • Betrek bewoners erbij en neem hun inbreng serieus. Het gaat immers om hun wijk. Bewoners moeten daarom de belangrijkste stem hebben. En als iets nodig is voor toekomstige wijkbewoners, terwijl het voor huidige wijkbewoners minder belangrijk is, valt dat uit te leggen. • Geef bewoners eigen verantwoordelijkheid en voer projecten uit die belangrijk voor hen zijn. Liefst projecten waaraan ze zelf kunnen meedoen. Een deel van de projecten zal ongetwijfeld door professionals moeten worden opgepakt. Maar als er aandacht is voor wat wijkbewoners aangaat, kunnen zij ook medeproducenten worden. • Sluit aan bij de leefwereld van bewoners en zorg voor passend taalgebruik. Wijkbewoners kunnen heel divers zijn; van de gepensioneerde professor tot de stratenmaker. Hou bij het taalgebruik rekening met die verschillen. • Wees duidelijk over wat te beïnvloeden is. Het is uit te leggen dat niet alles conform de wensen van wijkbewoners kan worden uitgevoerd. Heldere communicatie daarover voorkomt ruis op de lijn.
Een wijk voor iedereen
22
Kenmerkende bouw Zeist-oost
2.2
Definitiefase: de contouren van het project vastleggen Waar in de eerste fase gedacht en gedroomd wordt over de ideale wijk, is de definitiefase de fase van het vastleggen. Bevlogenheid moet ook hier hoogtij vieren, maar moet gemixt worden met realisme. De visie is belangrijk en is de kapstok waarop steeds weer teruggegrepen kan worden; waarom wilden we dit ook alweer? Maar voordat de visie kan worden vastgelegd, moet ook de structuur uitgewerkt worden. Wie doet mee en hoe organiseren we het proces? En is die organisatie anders in de ontwerpfase dan in de uitvoeringsfase? En, niet te vergeten in zo’n traject: partijen beginnen niet blanco met elkaar. Er lopen vaak al projecten die raakvlakken en misschien wel overlap hebben met
het traject van de levensloopbestendige wijk. Soms hebben partijen al een verhouding tot elkaar of hebben ze al een mening over de ander. In de definitiefase stel je daarom vast wat bij het project betrokken wordt en wat erbuiten gelaten wordt. Kortom: hoe beïnvloedt de omgeving het project?
De omgeving afbakenen De omgeving afbakenen is altijd een lastig onderwerp. Bovendien is het een thema waarin in de loop van de tijd ook verschuivingen ontstaan. De kunst is om lopende projecten en veranderingen mee te nemen als die bijdragen aan het eindresultaat. En om die projecten en veranderingen die het te complex maken, erbuiten te laten. Hier is nauwelijks een algemene richtlijn voor te geven. In de twee herstructureringswijken zijn bijvoorbeeld ook verschillende keuzes gemaakt. In Ondiep is van de herstructurering een integraal onderdeel gemaakt van Levenslustig Ondiep. Met als voordeel dat de corporatie volop ging meedoen en haar plannen aanpaste om meer levensloopbestendigheid in te bouwen. Dat bleek een goede keuze te zijn, die leidde tot grote inspanningen en synergie in de uitvoering. In Zeist-Oost hebben de partijen ervoor gekozen de herstructurering en Zorgeloos Wonen als projecten gescheiden te houden. Op inhoudelijk niveau werden er wel dwarsverbanden gelegd, maar in de aansturing bleven het eerst twee projecten. Die keuze had te maken met verschillen in het schaalniveau van de wijk en met de wens om de besluitvorming helder te houden. In de loop van de tijd bleek echter toch dat de projecten zo met elkaar verweven waren dat de voortgang last had van de verschillende besluitvormingstrajecten, en dat er veel overleg nodig was. Daarom hebben de partijen er eind 2011 voor gekozen om de twee projecten samen te voegen. Die keuze voor wat je meeneemt in het project en wat niet, moet je aan het begin van het traject maken, maar ook gedurende de rit. Een levensloopbestendige wijk raakt zo veel terreinen dat het niet te voorkomen is dat er (elders) nieuwe initiatieven opdoemen, waarbij de vraag speelt of ze wel of niet meegenomen moeten worden. Bovendien is de omgeving geen statisch geheel. Wetten en spelregels veranderen. Zo heeft elke gemeente te maken gekregen met de komst van de Wmo en de consequenties daarvan voor de wijkaanpak. Veenendaal-Oost is ontwikkeld in de tijd dat koopwoningen niet aangesleept konden worden, maar heeft inmiddels te maken met een economische crisis en een woningmarktcrisis. In de komende jaren staan er nog veel meer veranderingen op stapel (zie paragraaf 3.2).
Wie doet mee? In het begin is het goed om zo veel mogelijk krachten, mensen en organisaties bij de plannen te betrekken, om het elan te vestigen en ideeën te inventariseren. In de definitiefase moeten keuzes gemaakt worden: wie is echt nodig, omdat bepaalde organisaties een beslissende stem hebben in de uitvoering. Wie zijn dragers en wie zijn participanten? De dragende partijen organiseren samen de besluitvorming. Daaromheen is een brede kring van organisaties en belangengroepen die wel op de hoogte gehouden moeten worden en op onderdelen inzetbaar zijn of geraadpleegd kunnen worden. Naast dat onderscheid tussen dragers en participanten is er ook de kwestie van persoonlijkheden. In zo’n breed project wordt er samengewerkt, vaak zonder dat er sprake is van een hiërarchische relatie. In dat soort samenwerkingsverbanden is investeren in de relatie een must. In een gemeente komen de directeur van de woningcorporatie, de directeur welzijn en de directies van zorgorganisaties elkaar al veel tegen. Maar daarmee is vaak ook al een beeld gevormd van de ander. Wil je goed kunnen samenwerken gedurende meer jaren, dan bepaalt begrip voor elkaars positie en optreden mede het succes. In een nieuwbouwwijk als Veenendaal-Oost ligt dat iets anders. Weliswaar zijn er maatschappelijke organisaties die elders in Veenendaal al actief zijn, maar dat maakt het nog geen vanzelfsprekendheid dat zij ook actief zullen worden in een nieuwbouwwijk. Het ontwerp hier is een gezamenlijk product van tientallen partijen en deskundigen. Die komen hoofdzakelijk uit Veenendaal, maar ook regionale en landelijk werkende organisaties hebben meegewerkt. Deze zijn samengebracht in vijf werkateliers om voor afzonderlijke onderwerpen, zoals ontmoeting, leren en ontwikkelen input te leveren. Dat heeft geresulteerd in vijf pijlers. Zo zijn maatschappelijke organisaties vanaf het begin betrokken geweest bij de ontwikkeling van het stedenbouwkundig plan, terwijl zij gewoonlijk pas in een laat stadium op ad-hocbasis input aanleveren. In Veenendaal-Oost zijn de harde en softe sector echter al in een vroeg stadium verbonden in een integrale aanpak. Het plan is daarna gepresenteerd en per onderdeel worden daar in het vervolg de juiste partijen bij gezocht.
23 Een wijk voor iedereen
Structuren Juist een breed project zoals een levensloopbestendige wijk creëren heeft een heldere structuur nodig. Die maakt helder wie meedoet, maar ook wie waarover gaat, zowel in de besluitvorming als in inhoudelijke inbreng. Er is dagelijkse aansturing nodig in de vorm van een projectleider of projectteam, er wordt gewerkt aan de verdiepingsslag van de inhoud en de besluitvorming moet worden georganiseerd. De projectstructuur zal vaak in de loop van de verdere uitwerking veranderen. In het begin ligt er veel nadruk op de inhoud ontwerpen en vastleggen. Naarmate de levensloopbestendige wijk verder ingericht wordt, komt de uitvoering dichter bij en zullen er misschien andere mensen bij betrokken raken. In Ondiep is de structuur zo vastgelegd:
Bestuur Provincie Utrecht Gemeente Utrecht Woningcorporatie Mitros Welzijnsorganisaties Portes Zorgleverancier ContinU en Aveant
Strategiegroep
Directie en Management
Directieteam
Coördinatiegroep
Ondiep
Een wijk voor iedereen
24
Gemeente Utrecht, Dient Maatschappelijke Ontwikkeling en Dienst Stadsontwikkeling Provincie Utrecht, programmadirecteur
Kernteam
Ondersteuning naar boven en naar beneden Projectleider provincie Trekkers gemeente deelwerkgroepen
Ontwerpteam
Uitvoerend Organisaties: ContinU, Aveant, Mitros, Portes, Gemeentelijke afdelingen en bewoners
Wonen Werkgroep
Woonomgeving
Voorzieningen Werkgroep
Onderwijs + Jeugd
Deelprojecten en werkgroepen Subwerkgroepen
Werkgroep
Ook in de andere wijken zijn soortgelijke structuren opgezet. Verschillen tussen de structuren zijn er vooral in het bundelen van onderwerpen die in afzonderlijke werkgroepen worden uitgewerkt. Zo kent Ondiep vier thema’s of deelprojecten met daarbij behorende werkgroepen en Veenendaal-Oost vijf pijlers met daarbinnen diverse deelprojecten. Zeist-Oost heeft een projectstructuur met vijftien prestaties die inmiddels worden gebundeld in vier à vijf thema’s. Wat vaak niet in de structuren is opgenomen, zijn de interne communicatie en het draagvlak binnen de deelnemende organisaties. Toch zijn ook die cruciaal voor een goede uitwerking. Het is een taak van de projectleider om regelmatig aandacht te vragen voor de interne communicatie binnen de deelnemende partijen. Sommige medewerkers van de betrokken organisaties zijn misschien intensief betrokken bij de levensloopbestendige wijk. Maar ook collega’s die er maar incidenteel mee te maken hebben en de leidinggevenden moeten op de hoogte gehouden worden van de ontwikkelingen binnen de wijk. Het lijkt een open deur, maar de ervaring leert dat informatievoorziening toch niet vanzelfsprekend is.
Visie Een visie kan kort en bondig worden opgeschreven of tot in detail worden uitgewerkt. Dat hangt ook van de lokale cultuur af. Belangrijker is dat er een visie is: een gezamenlijke horizon waar de deelnemende partijen naartoe werken. Het vraagt dus ook een proces waarin partijen samen tot een visie komen. Elk heeft zijn eigen inbreng. Die is gebaseerd op de doelen van de eigen organisatie of achterban en houdt rekening met de randvoorwaarden daarvan. Er is een lonkend perspectief nodig, waarin iedereen zich kan vinden en waarin alle betrokkenen iets vinden dat de eigen doelen dient. Is die verbinding er niet of onvoldoende, dan zal het traject ergens stokken, want dan is er onvoldoende fundament op het moment dat het moeilijk wordt. Een visiedocument bindt partijen ook. Vaak worden er in een feestelijke sfeer handtekeningen onder geplaatst. Of volgt er een intentieovereenkomst waarin de belangrijkste zaken staan. Elk gebied en elke situatie vraagt een eigen aanpak. De visie moet worden toegespitst op die specifieke wijk. Daarom is het handig om ook kengetallen van die wijk op te nemen in het visiedocument: hoe is de samenstelling van de wijk nu, welke organisaties zijn actief, welke voorzieningen zijn er en welke plannen bestaan er al (zie ook 2.2.1 over het afbakenen van de omgeving). Dat is de startsituatie. De visie zal vooral verwoorden wat er bereikt gaat worden, wat het streefniveau is en via welke route de partijen daar denken te komen (structuur, besluitvorming en deelnemers). Ook is het goed om een SWOT-analyse op te stellen: waar liggen kansen en bedreigingen, wat zijn de sterke en zwakke punten van de wijk?
Overeenkomsten
Feest in Veenendaal
25 Een wijk voor iedereen
In alle drie projecten is de definitiefase afgesloten met het (feestelijk) ondertekenen van de overeenkomst met de provincie voor de subsidietoekenning. De betrokken partijen hebben gewerkt aan de visie en aan het ontwerp en hebben de deelprojecten geformuleerd. Dan komt het moment om dat te vertalen in een overeenkomst op hoofdlijnen. In de drie wijken hebben de gemeente en de provincie zo’n overeenkomst gesloten om de subsidierelatie te regelen. Daarnaast hebben ook de deelnemende partijen overeenkomsten gesloten. Dat is niet altijd op hetzelfde moment gebeurd. Zo is er in Zeist geruime tijd nodig geweest om concretere afspraken te maken. Eind 2005 is Zeist al vastgelegd als het derde provinciale project. In 2009 is dat geconcretiseerd in een prestatieovereenkomst en is de uitvoering gestart. In datzelfde jaar tekenden de deelnemende organisaties een samenwerkingsovereenkomst. Met deelnemende partijen is afgesproken wie wat doet. De Wijkontwikkelingsmaatschappij Kerckebosch, een samenwerkingsverband tussen gemeente en woningstichting De Seyster Veste, levert een belangrijk aandeel. In Veenendaal-Oost is een wijkontwikkelingsmaatschappij opgezet, waarin de samenwerking tussen de projectontwikkelaars en de gemeente is geregeld. De gemeente zelf neemt het voortouw in Nieuw Wonen. Het Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-Oost, kortweg OVO, is het aanspreekpunt bij zaken die met de ontwikkeling en realisering van de wijk Veenendaal-Oost te maken hebben. OVO is een samenwerkingsverband tussen de gemeente Veenendaal en de Grondexploitatie Quattro Veenendaal C.V. Deze laatste partij bestaat uit LATEI projectontwikkeling (uit Amersfoort), Patrimonium woonstichting en De Smalle Akker BV (beide uit Veenendaal). Bij de uitvoering van de vijf Nieuw Wonen-pijlers is OVO een belangrijke partner. OVO maakt het terrein bouw- en woonrijp en geeft bouwrijpe kavels uit aan ontwikkelaars, maar heeft ook als taak burgers, geïnteresseerden en de pers zo goed mogelijk op de hoogte te houden.
2.3 Ontwerpfase In de ontwerpfase komt het erop aan om van visie en een project op hoofdlijnen te komen tot een uitwerking op detailniveau. Aangezien een levensloopbestendige wijk zo veel onderwerpen raakt, is dat een complex proces. Een goede structuur en organisatie kunnen daarbij helpen. We beginnen met de organisatie.
Organisatie In alle wijken is een ontwerpteam aan de slag gegaan met de verdere uitwerking. Maar per wijk zag de organisatie er toch nog heel anders uit. In Ondiep heeft het ontwerpteam met drie scenario’s gewerkt. Vervolgens heeft het één hoofdscenario gekozen, en dat heeft het team weer vertaald in drie programma’s, namelijk voor de deelgebieden wonen, woonomgeving en voorzieningen. Het team heeft deze programma’s uitgewerkt voor de drie ontwikkellocaties die in Ondiep centraal staan: Plantage, Boerhaaveplein en Thorbeckepark. In Veenendaal zijn in het begin van het proces vijf werkateliers aan de slag gegaan. Daaruit kwamen vijf pijlers die als kapstok hebben gediend voor de verdere uitvoering. Dat zijn: • Efficiënt en duurzaam gebruik van de ruimte voor voorzieningen, waarop men trots kan zijn en blijven. • Levensloopbestendige woningen en gebouwen hebben de toekomst. • Mobiliteit en toegankelijkheid voor iedereen. • Naar een zelfregulerende wijk, en buurtjes met actieve en betrokken bewoners. • Een vraaggericht en vernieuwd maatschappelijk dienstenpakket.
Een wijk voor iedereen
26
Het ontwerpteam heeft deze pijlers vervolgens vertaald en uitgewerkt in het programma dat terug te vinden is het ontwerp ‘Veenendaal-Oost: de plek van je leven’. Dit programma is nog steeds de hoofdlijn van het ontwerp, waarover de gemeente ook verantwoording aflegt aan de provincie. de gemeente heeft het programma vervolgens vertaald naar een Uitvoeringsplan Nieuw Wonen. De provinciale subsidie is gekoppeld aan de prestaties die in dat Uitvoeringsplan staan. In Zeist-Oost hebben eerst de vijf centrale partners met elkaar een visie geformuleerd, die ook de basis vormde voor het positieve oordeel van de provincie om Zeist-Oost als derde wijk te honoreren met extra subsidiemiddelen. De partners hebben die visie daarna uitgewerkt in wat uiteindelijk een prestatieovereenkomst is geworden met vijftien prestaties. De vijf partners zijn nog steeds dragende partijen. Tot eind 2011 waren zij verenigd in een stuurgroep voor de besluitvorming op hoofdlijnen, en in een programmateam voor de vertaalslag richting praktijk. In 2011 zijn er enkele wijzigingen in de bestuurlijke structuur doorgevoerd, vooral om de herstructurering en het levensloop-bestendige programma sterker te verbinden. De werkgroep Sociaal is de spil die de prestaties onderling op elkaar afstemt en de voortgang bewaakt.
Projectleider De projectleider levensloopbestendige wijk is cruciaal in de organisatie en in de uiteindelijke resultaten op wijkniveau. Zijn of haar invloed is niet te overschatten. Hij moet zeker een duizendpoot zijn. Allereerst neemt hij de dagelijkse aansturing op zich. Daarnaast is hij in het ontwerptraject degene die de visie vasthoudt door deze steeds als leidraad te nemen en daarover te communiceren met de andere deelnemers. Maar bovenal moet de projectleider een down-to-earthbenadering combineren met het inspireren en enthousiasmeren van de betrokkenen. De Provincie Utrecht heeft ervoor gekozen om tot en met het ontwerpproces intensief betrokken te zijn bij de uitwerking door een projectleider voor deze fase te leveren. Dat waren steeds provinciale ambtenaren met een ruime proceservaring, met veel inhoudelijke kennis rond wonen, welzijn en zorg en met mogelijkheden om die kennis enthousiast en geïnspireerd over te brengen. Zo had de projectleider in Ondiep de insteek om allereerst op zoek te gaan naar de vernieuwers in de betrokken organisatie. Die aanpak vergroot de kans op inspiratie en out-ofthe-boxdenken. Na het ontwerpproces is de provinciale projectleider teruggetreden en hebben de gemeenten zelf een nieuwe projectleider aangetrokken. Dat kan op zich prima, omdat de rol van de projectleider ook verschuift met de fasen in de totstandkoming. Voor de uitvoeringsfase is het goed om een projectleider te kiezen die vrij dicht bij de praktijk staat en de wijk goed kent. De andere kwalificaties blijven ook dan nog steeds relevant.
Uitwerking
Het schoolplein van de Kerckebosch school
27 Een wijk voor iedereen
Van visie naar uitwerking of ontwerp gaan is een complex proces. Niet alleen omdat er veel meer details vastgelegd moeten worden (wat, waar, hoe, wanneer), maar ook omdat met de detaillering de haalbaarheid zichtbaarder wordt. En dan kan weleens blijken dat hetgeen gewenst is, niet of niet in die uitvoering haalbaar is. Daarom is het goed ook kosten-batenanalyses te maken en de financiën in kaart te brengen. Een ander hulpinstrument is het minimum en het maximum bepalen. Zo kan bij een ontmoetingsfunctie gekozen worden voor een nieuw wijkgebouw compleet met horecadeel. De vierkante meters kunnen dan nogal uiteenlopen, net als de wijze van exploitatie. Dan kan het goed zijn verschillende modellen naast elkaar te zetten. En weliswaar moet geld niet leidend zijn in het ontwerpproces, maar er moet wel realistisch begroot worden. Daarom kan ook een prioriteitsstelling helpen: wat is essentieel en mag niet geschrapt worden? In dit stadium is het goed om ook de verdieping te maken naar woordgebruik. In de visie is het abstractieniveau hoog; in de ontwerpfase moet duidelijker worden wat er bedoeld wordt en wat nodig is. Maar ook dan nog kunnen begrippen verschillen verbloemen. Vraaggericht is bijvoorbeeld een begrip dat veel gehanteerd wordt. Maar wordt daarmee bedoeld dat er pas actie komt als er vragen komen? Of wordt daarmee bedoeld dat de dienstverlening ingericht wordt op de bekende vragen van de klant, of op de vermoedelijke vragen van de klant? Dit is de fase waarin dat duidelijk moet worden. En tot slot werkt het beter om aansprekende methoden te gebruiken. In het boekje Gouden Kansen staan die methoden op een rij: excursie, fotoschouw, ateliers in het weiland, workshop in de scholen, interviews op straat, tekenaars en rekenaars, maquettes, manifestaties en sfeer proeven, debatten en wedstrijden. Je hoeft niet alles in te zetten, maar in de uitvoering van het project kan het enthousiasmerend zijn om nog eens een of enkele van deze methoden in te zetten. In Veenendaal-Oost hebben de partijen het ontwerp uitgewerkt in de eerdergenoemde vijf pijlers. Per pijler hebben zij de volgende onderdelen steeds in kaart gebracht: • het kader: visie, uitgangspunten, opbrengsten en voorwaarden; • het wat: wat wordt er gerealiseerd. Dit kunnen diverse onderdelen zijn. Zo is onder de eerste pijler het kloppend-harthuis beschreven. Maar ook het Ontmoetingshuis, het natuurhuis, het multifunctioneel gebruik van twee schoolgebouwen en zes multifunctionele buurtschapvoorzieningen; • hoeveel: oppervlakteberekeningen per voorziening; • waar: de ligging van al deze MFA’s; • de investeringen; vooralsnog op basis van kengetallen; • de prioritering en de fasering.
Communicatie Is het niet overbodig om in deze publicatie aandacht te besteden aan communicatie? Iedereen weet toch hoe belangrijk heldere en gerichte communicatie is? In principe wel, maar dat wil nog niet zeggen dat iedereen er ook voortdurend naar handelt. Twee woorden zijn hierbij essentieel: iedereen en voortdurend. Communicatie in zo’n proces is juist zo lastig omdat er veel mensen bij betrokken zijn, die wel allemaal hetzelfde moeten uitdragen. En het tweede element is zo bepalend omdat er wel tien jaar voorbij kunnen gaan voordat de levensloopbestendige wijk in al z’n facetten er staat. En in die tijd veranderen bijvoorbeeld mensen van posities en verandert de omgeving. Het is dus goed om regelmatig te checken of iedereen nog op dezelfde golflengte zit. En vaak lukt dat nog wel met degenen die nauw bij het proces betrokken zijn. Maar denk daarbij ook aan de andere medewerkers van de betrokken organisaties, andere organisaties in de wijk en niet te vergeten de politici en de wijkbewoners. In Ondiep zit het betrekken van de wijkbewoners bij het project en hen informeren in de genen van het project. En toch kan het ook daar gebeuren dat er jaren geleden in overeenstemming met wijkbewoners is afgesproken om op een bepaalde plaats een kinderspeelplaats aan te leggen. En op het moment dat dit werkelijk staat te gebeuren, blijkt dat een aanmerkelijk deel van de wijkbewoners dat geen goed idee vindt. Zo was het de bedoeling de Opzoomerstraat om te vormen van rijstraat naar speelstraat. De adviesgroep van bewoners die meedenkt over de voorzieningen hoorde echter van omwonenden dat zij het toch niet zo’n goed plan vonden. Het project is voorlopig uitgesteld. De partijen onderzoeken nog of het helemaal vervalt. In Veenendaal-Oost was het lastiger; er waren immers nog geen bewoners. Maar vanaf het moment dat er bewoners waren, zijn deze ook intensief betrokken bij projecten. Vooral in projecten voor de inrichting van de openbare ruimte en kunstprojecten spelen de bewoners een belangrijke rol. Onderdeel van de communicatie is een interactieve website: via www.nieuwwonenveenendaal.nl kunnen bewoners reageren op de projecten. Met filmpjes en social media als twitter probeert de gemeente een zo breed mogelijk doelgroep te bereiken. 28 Een wijk voor iedereen
Bijstellingen ‘Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren …’ Dat geldt ook voor levensloopbestendig wonen. Bijstellingen zijn er in elke fase van een project. In de ontwerpfase zijn die er vooral rond praktische uitvoerbaarheid. Op het ontwerp moeten alle betrokkenen ‘ja’ zeggen en in deze fase kunnen zij de eerste voorbehouden maken. Zo kan een zorgorganisatie aangeven dat ze wel intramurale capaciteit wil verplaatsen naar de wijk. Of dat uiteindelijk ook gebeurt, hangt af van de omstandigheden op het moment dat de partijen daadwerkelijk veranderingen moeten doorvoeren. Zo was het de bedoeling om in Ondiep in de Plantagebuurt een respijtopvang te realiseren met een wijkziekenboeg. Voortschrijdend inzicht en andere spelregels in de AWBZ maken dat het inmiddels niet meer haalbaar is om zo’n voorziening op het niveau van Ondiep te realiseren. Als die respijtopvang er toch nog komt, moet die voor meer wijken zijn. Ook in Zeist-Oost was overheveling van capaciteit een van de pijlers van het plan. Door een fusie van de zorgaanbieder veranderde de strategie van deze organisatie. Ze zal geen bestaande capaciteit afbouwen en elders in de wijk vestigen. Inmiddels is er een nieuwe zorgpartij in beeld om de kleinschalige zorgvoorzieningen te realiseren. Bijstellingen kunnen het gevolg zijn van: • financiële haalbaarheid; • bestemmingsplanmogelijkheden en andere locatiegerelateerde zaken; • verandering van organisatiefocus; • veranderingen in deelnemers (op het niveau van organisaties en op het niveau van personen binnen organisaties); • wensen van bewoners; • veranderde marktomstandigheden (woningmarktcrisis); • veranderende spelregels (komst Wmo, aanbestedings- en concurrentieregels). In hoofdstuk 3 gaan we concreter in op veranderingen in de wetgeving en spelregels om aan te geven wat anders is of wordt voor nieuwe levensloopbestendige wijken ten opzichte van de hier beschreven voorbeelden.
Veenendaal-oost
Realisatiefase Het team dat de levensloopbestendige wijk ontwerpt, besteedt in de drie voorbeelden een tot drie jaar aan het ontwerp en aan overleg met de deelnemende partners. De uitvoering neemt in deze wijken vervolgens tussen de zes en tien jaar in beslag. Juist vanwege die lange tijd is het goed om bij de les te blijven en anderen bij de les te houden. Dus ook in deze fase zijn adequaat inspelen op veranderingen, een goede projectleider en communicatie nog steeds heel essentieel, om iedereen vast te houden en om het einddoel voor ogen te houden. Sommige zaken hebben nu eenmaal een lange voorbereidingstijd nodig. Als bestemmingsplannen gewijzigd moeten worden en als er bodemonderzoek en/of grondverwerving nodig is, moeten de partijen bijtijds beginnen om enkele jaren daarna te kunnen bouwen. Een planning per onderdeel haalt dat soort cruciale termijnen of beslispunten boven. Vervolgens kan dan een overallplanning gemaakt worden die ook rekening houdt met de capaciteit van de deelnemende organisaties. Want alles tegelijk opstarten doet een te groot beroep op de tijdsinvestering van de trekkers. Maar veranderde omstandigheden kunnen die planning onderuithalen. Zo was in Zeist-Oost aanvankelijk sprake van een tijdelijke huisvesting van het gezondheidscentrum. Om diverse redenen werd daar uiteindelijk van afgezien. De partijen besloten vervolgens een MFA te realiseren en daarin het gezondheidscentrum op te nemen. Vanwege de zichtbaarheid besloten zij deze MFA zo snel mogelijk te realiseren. Daarvoor moest wel duidelijk zijn wie in dit gebouw kwamen en wie de huurprijzen kunnen betalen. Toen dat vrijwel duidelijk was, doemde het volgende vraagstuk op: staat het bestemmingsplan wel toe dat op de beoogde locatie bijvoorbeeld ook horeca komt? Zo werd een keten van besluiten genomen die gericht zijn op snelle realisatie, maar op één onderdeel werd de planning toch weer onder druk gezet. Maar lang niet alles heeft een lange voorbereidingstijd nodig. Sommige onderdelen lopen parallel, andere zijn volgtijdelijk. Zorg ervoor dat er elk jaar iets wordt opgeleverd of zichtbaar wordt van de groei naar meer levensloopbestendigheid. Na de lange periode van voorbereiding is iedereen toe aan zichtbare resultaten om het enthousiasme vast te houden. Het markeren van bijvoorbeeld de eerste levensloopbestendige woning met een feestelijke opening, of het uitnodigen van een schoolklas om de eerste veilige wandelroute in gebruik te nemen, helpt om iedereen te laten zien wat een levensloopbestendige wijk in de praktijk betekent. Ondiep is als eerste begonnen en het verst gevorderd in de uitvoering. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat er elk jaar onderdelen voltooid zijn. Tegelijkertijd zijn er ook zaken veranderd of niet doorgegaan, bijvoorbeeld: • een aanpassing van een fietssluis gaat niet door, want de looproute voor senioren is verlegd; • een onderbreking in een straat om zo het verkeersaanbod in die straat te beperken, is veranderd: de straat is nu voor eenrichtingsverkeer;
29 Een wijk voor iedereen
2.4
• voor kleinschalig wonen voor dementerende senioren is een andere locatie gevonden, als uitkomst van een massastudie; • het informatie- en ontmoetingscentrum komt niet op de beoogde plek. Er was geen goede locatie voor een brede gezamenlijke huisvesting. Het wijkservicecentrum is nu verbouwd en heeft een goede ontvangst- en informatieruimte; • de geplande sloop en vervangende nieuwbouw van een aantal woningen in een deelgebied wordt nog overwogen. Er is een bouwtechnisch en stedenbouwkundig onderzoek gedaan, en een bewonersonderzoek. Op basis van de uitkomsten wordt opnieuw overwogen of sloop/nieuwbouw of renovatie de beste oplossing is. Ook in de andere wijken zijn er inmiddels veranderingen in de uitvoering. Zo is in Veenendaal de prestatieovereenkomst met drie jaar verlengd, en dus de tijd voor de gemeente om de prestaties te leveren. Door de in eerste instantie gestegen bouwkosten en vervolgens de kredietcrisis is de uitvoering van de wijk niet in de verwachte vier jaar uitgevoerd; er is meer tijd nodig. In Veenendaal-Oost moet in het buurtschap De Ontmoeting in deelplan Buurtstede een MFA gerealiseerd worden met scholen, kinderopvang, een sporthal en een wijkcentrum. Daarnaast zouden er twee buurtschapvoorzieningen worden gerealiseerd. Nu het Ontmoetingshuis verder inhoudelijk, programmatisch en financieel wordt uitontwikkeld, rijst de vraag of de twee buurtschapvoorzieningen niet te concurrerend zijn voor een gezonde exploitatie van het Ontmoetingshuis. Uiteindelijk worden daarom de twee buurtschapvoorzieningen niet gerealiseerd zoals gepland. De gemeente zet wel in op een tijdelijke buurtschapvoorziening, vooruitlopend op het Ontmoetingshuis. Zo kunnen de partijen alvast proefdraaien met samenwerken en met een programma samenstellen. Ook rond domotica is het de vraag of alles wat kan, ook gerealiseerd wordt. Nu de woningbouw stagneert in Veenendaal-Oost, worden er feitelijk geen aanvragen ingediend. De subsidiemogelijkheid is wel bekend bij de ontwikkelaars van Buurtstede, maar verleidt hen niet tot het maken van plannen hiervoor. In hoeverre er de komende twee jaar nog aanvragen om bijdragen voor domotica worden ingediend, is niet te zeggen. 30 Een wijk voor iedereen
Vasthouden en borgen De voorbereidingsfasen worden vaak goed gedocumenteerd en vastgelegd in ontwerpen, prestatieovereenkomsten, samenwerkingsverbanden en realisatieovereenkomsten. De uitvoeringsfase is vooral de fase van doen: bouwen, proefdraaien en ontmoeten. Toch is het goed om ook in deze fase afspraken vast te leggen, net als in bouwteamvergaderingen. De details en wie wat doet wat, worden in verslagen en actielijstjes opgenomen, zodat misverstanden zo veel mogelijk worden uitgesloten. Ook als nieuwe mensen of vervangers weten dan snel wat de afspraken zijn. Met zo’n lange periode waarin de nieuwe wijk gestalte krijgt, kan het niet anders of er vinden regelmatig wisselingen in personen plaats, zowel op bestuurdersniveau als op uitvoerendenniveau. Als het goed is worden de nieuwkomers ingewerkt door hun voorgangers, maar een extra check is geen overbodige luxe. Treedt een nieuwe bestuurder aan, dan doet de projectleider er goed aan een gesprek met deze persoon te arrangeren om de ideeënwereld nog eens uit de doeken te doen. Op het niveau van uitvoerenden is een check op de mandatering op z’n plaats. Zijn er al meer wijzigingen in personen geweest, dan kan het wenselijk zijn om tussentijds nog eens een visiebijeenkomst te beleggen; waarom doen we dit ook alweer, wat is het streefdoel en zijn er aanleidingen om accenten anders te leggen? Soms wordt ervoor gekozen om met vaste vervangers te werken, zodat bij afwezigheid van de een, de ander het kan overnemen. Het risico daarvan is dat de verantwoordelijkheid voor beiden onduidelijk blijft. En iedereen neemt toch zijn eigen persoonlijkheid mee in het overleg en beïnvloedt daarmee de uitkomsten. Daarom liever stevige afspraken en commitment van de deelnemers.
3 Lessen uit het verleden en blik op de toekomst In deze handreiking staan de ervaringen in de drie voorbeeldwijken in de provincie Utrecht centraal. Alle drie trajecten zijn omstreeks 2005 opgestart en lopen door tot in de huidige tijd. De processen tot nu toe laten al zien dat verandering een constante factor is: mensen komen en gaan, wetten en regels veranderen. Tegelijkertijd is er in de komende jaren nog meer aan de hand. Vanwege de economische crisis en de woningmarktcrisis is er minder geld in de publieke sector voorhanden dan voorheen. We weten niet hoelang dat zo blijft, maar waarschijnlijk zullen gemeenten, woningcorporaties en projectontwikkelaar in elk geval de eerstkomende jaren maatschappelijke voorzieningen moeilijker kunnen realiseren. Daar komt bij dat in de zorgsector zulke systeemwijzigingen zijn aangekondigd, dat ook daar de ervaringen uit het verleden niet een-op-een gelden voor het nu. Nieuwe initiatieven voor een levensloopbestendige wijk moeten in dat veranderende kader een weg vinden. Wat daarbij komt kijken, laten we in dit hoofdstuk zien. Zo hopen we nieuwe initiatiefnemers op weg te helpen in een dynamisch speelveld. Natuurlijk met de nodige slagen om de arm, want lang niet alle veranderingen zijn al uitgekristalliseerd.
Uitdagingen in crisistijd In deze tijd zijn er grote uitdagingen op de woningmarkt en in de zorg. We beschrijven ze in grote lijnen.
Woningmarkt
31
De vraag naar koopwoningen en de winsten die koopwoningen opleverden, waren afgelopen jaren de gangmaker bij veel nieuwbouwprojecten. Ook de kantorenmarkt speelde daarin een soortgelijke rol. Nu is de vraag naar koopwoningen nog steeds hoog en zeker niet verdwenen, maar die vraag is inmiddels wel ondergedoken. Dat geldt vooral voor het westen van Nederland, en iets minder voor de andere delen van Nederland. Het huidige economische tij maakt mensen onzeker; iedereen wil graag eerst de eigen woning kwijt zijn, en dan pas een andere kopen. Zodoende stagneert de huizenverkoop. Bovendien zijn de spelregels om een hypotheek te krijgen strenger geworden; mensen kunnen minder lenen dan enkele jaren geleden. Waarschijnlijk levert de verkoop van nieuwbouwwoningen zodoende minder geld op dan voorheen. Dus zal er waarschijnlijk minder geld zijn om te investeren in sociale voorzieningen dan de afgelopen jaren. Dat merken gemeenten, die bij verkoop van gronden minder hoge winsten boeken, en dat merken woningcorporaties. De laatste hebben minder budget voor maatschappelijke accommodaties. Dat komt door een combinatie van regels. Zo moeten corporaties hun activiteiten splitsen in doelgroep- en niet-doelgroepgebonden en zijn gunstige borgingsfaciliteiten niet meer voor alle activiteiten mogelijk. Bovendien maken ook corporaties minder winst bij verkoop. De komende jaren zullen diverse corporaties er waarschijnlijk voor kiezen geen eigen middelen (onrendabele top) te investeren in maatschappelijk vastgoed.
Boerhaaveplein
Een wijk voor iedereen
3.1
Deze situatie levert bedreigingen op, maar ook kansen. Allereerst zal maatschappelijk vastgoed, zoals ontmoetingshuizen, wijkservicepunten en gezondheidscentra moeilijker te realiseren worden. Maar tegelijkertijd zullen partijen ook realistischer zijn in wat zij wensen. Door functies samen te brengen en dus kosten te delen, kun je nog steeds maatschappelijk vastgoed neerzetten. Als je namelijk dat bouwt, waar vraag naar is, kun je nog steeds geld verdienen met woningbouw. De klant wint hierbij: de wensen van de consument zijn weer belangrijk, en de ontwikkelaars zijn gedwongen hier meer rekening mee te houden. In de komende jaren staan de ontwikkelaars voor de uitdaging om meer in te spelen op de wensen van de consumenten. De gemeente wint, omdat zij scherper kan aangeven wat zij in de wijk wil, en omdat zij bijvoorbeeld eisen rond aanpasbaarheid direct bij de bouw kan meegeven.
Wmo-wijzigingen
Een wijk voor iedereen
32
De gemeente krijgt de komende jaren meer verantwoordelijkheden rond welzijn en begeleiding. Met die grotere verantwoordelijkheid zal zij dus ook meer risico lopen (op tekorten in het budget). Terwijl de rijksoverheid ondertussen bij de overheveling van taken ook nog eens een besparing inboekt, en die besparing moeten gemeenten zien waar te maken. In 2013/2014 gaat de extramurale begeleiding uit de AWBZ over naar de gemeenten. Waarschijnlijk wordt de AWBZ vervolgens nog verder beperkt, tot aanspraken voor alleen de zwaarste zorgvragen. De mensen die minder zware zorg en ondersteuning vragen, zullen een beroep doen op het voorzieningenniveau dat gemeenten overeind houden. Gemeenten kunnen in dit proces twee wegen kiezen: de risicomijdende route of de integrale benadering. Wil een gemeente risico’s mijden, dan zal zij de aanspraken op hulp en ondersteuning zo veel mogelijk limiteren. Ze zal in de verordening vastleggen waarop bewoners wel en niet een beroep kunnen doen. Individuele aanspraken worden zo veel mogelijk omgezet in collectieve aanspraken. Waarschijnlijk zal de gemeente dan het aantal contractspartners reduceren, zodat de uitvoeringskosten beperkt blijven. Het compensatiebegrip uit de Wmo wordt ingevuld met basiszorg; voor meer zorg zullen mensen zelf moeten betalen. Bij de integrale benadering kiest de gemeente ervoor om via verbinding met andere voorzieningen per saldo goedkoper uit te zijn. Er zijn al voorbeelden in het land waarbij mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (ook een doelgroep voor de gemeenten) worden ingezet om diensten te verlenen aan de kwetsbare burgers. Die burgers zijn een doelgroep van gemeenten in het kader van de Wmo. Door slimme combinaties te maken, kan de gemeente meer doelgroepen bedienen voor hetzelfde geld. Waarschijnlijk zullen gemeenten sowieso een zwaarder beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de burger doen, ongeacht de route die zij hebben gekozen. Dat past bij de tijdgeest en levert de gemeente besparingen op. Daarnaast zullen gemeenten hun maatschappelijke partners aanspreken om ook een bijdrage te leveren. De taakverzwaring van gemeenten kan voor het tot stand brengen van levensloopbestendige wijken het volgende betekenen: • de vergoeding voor woningaanpassing op grond van de Wmo verdwijnt voor een groot deel. Wel kan de gemeente er bij bouwers op aandringen om toegankelijkheid direct mee te nemen bij bouw of renovatie; • de welzijnsvoorzieningen in de wijk blijven nodig om de grotere groepen op te vangen. Wel zal een groter beroep gedaan worden op het zelf organiseren van activiteiten en op het zelf betalen voor voorzieningen; • voorzieningen zullen vaker gecombineerd worden in multifunctionele gebouwen; • in hoeverre de partijen inzetten op preventie (om erger te voorkomen) hangt sterk af van lokale (politieke) voorkeuren.
Veranderingen in de zorg We schreven al over de overheveling van onderdelen uit de AWBZ naar de Wmo. Maar er liggen nog andere wijzigingen in het verschiet. Zo zullen de tarieven in de AWBZ aangescherpt worden en zullen zorgorganisaties meer op hun (financiële) tellen moeten passen. In juni 2011 heeft de staatssecretaris van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in een brief aangekondigd dat zij wonen en zorg in 2014 wil scheiden in de verzorgingshuizen, en later ook in de andere intramurale voorzieningen. Dan zullen er waarschijnlijk nog meer mensen met een intensieve zorgvraag thuis blijven wonen. Dat betekent een groter beroep op gemeentelijke voorzieningen, op thuiszorg, begeleiding en de noodzaak om in een woning te wonen die geschikt is om er zorg in te ontvangen. Voor intramurale zorgorganisaties hoeft dit niet te betekenen dat hun doelgroep kleiner wordt. Door de vergrijzing
Meer ouderen met een intensieve zorgvraag blijven thuis wonen
Concurrentie, samenwerking en aanbestedingen De afgelopen tien jaar werden betrokken organisaties, vooral de zorgpartijen, heen en weer geslingerd tussen concurrentie en samenwerking. De wet- en regelgeving van het rijk werd ingericht op concurrentie, vanuit de verwachting dat hieruit scherpere prijzen en concurrentievoordeel voor de overheid voortkwam. Maar levensloopbestendigheid op het niveau van een wijk kun je alleen via samenwerking vormgeven. En gelukkig hebben veel organisaties die boodschap gehoord en opgepakt. De komst van de Wmo en de aanbestedingsregels voor de huishoudelijke zorg die daarbij horen hebben het zorgorganisaties echter niet gemakkelijk gemaakt. Want wie investeert nog in een wijkpost of wijkservicepunt als niet duidelijk is of er in die wijk wel veel klanten zitten? Ook extramurale zorg zal worden aanbesteed en dus zal het landschap versnipperen. Verschillende gemeenten overwegen om ook het welzijnswerk via aanbesteding te organiseren. Tot nu toe is er per gemeente meestal één vaste welzijnsorganisatie die het welzijnswerk aanbiedt. Er zijn overigens modellen denkbaar waarbij de gemeente wel aanbesteedt, maar er toch een samenhangend aanbod op het niveau van een wijk komt. Dat vraagt creatief opereren van de gemeente en haar partners. Die kunnen bijvoorbeeld een aanbesteding per wijk organiseren, eventueel als een concessie voor enkele jaren. Als in de spelregels dan ook staat dat bij de volgende concessieverlening ook de contracten voor bijvoorbeeld de
33 Een wijk voor iedereen
neemt het aantal senioren en ook senioren met een aanmerkelijke zorgvraag sowieso toe. Wel zal de zorg in de accommodaties nog intensiever worden, omdat mensen met een zorgvraag zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Tegelijkertijd speelt voor deze zorgorganisaties dat zij zelf verantwoordelijk worden voor hun vastgoed. Zij moeten en kunnen zelf bepalen hoeveel budget zij willen besteden aan hun vastgoed en aan welke kwaliteitseisen dit moet voldoen. Uiteraard speelt mee dat als klanten kritischer worden, zorgorganisaties dit moeten vertalen in het pakket dat ze bieden. Zodoende zullen zorgorganisaties scherper met hun vastgoedleveranciers onderhandelen over de prijs van het vastgoed en zullen ze minder budget hebben voor extra’s, zoals een ontmoetingsruimte. Tegelijkertijd kan een mooie ontmoetingsruimte ook weer een klantenbinder zijn en zichzelf op die manier terugverdienen. In relatie tot de levensloopbestendige wijken kan het twee kanten op gaan; de ontwikkelingen stimuleren zorgorganisaties om nog meer samen te werken, of de partijen trekken zich terug op het eigen domein. Waarschijnlijk zullen zorgorganisaties de eerste jaren de kat uit de boom willen kijken en minder investeren in kleinschalige voorzieningen in de wijk. Met de krappere tarieven is het immers nog maar de vraag of kleinschalige voorzieningen financieel dekkend kunnen zijn. Daar staat tegenover dat de ongeplande zorg in de nachtelijke uren – een essentieel maar kostbaar onderdeel van een levensloopbestendige wijk – misschien een innovatieboost kan krijgen, omdat die zorg alleen in samenwerking tussen zorgorganisaties te realiseren is.
wijk-accommodaties moeten worden overgenomen, blijven er mogelijkheden om het voorzieningenniveau voor een levensloopbestendige wijk te handhaven. Tegelijkertijd moeten de cliënten wel de vrijheid hebben om zelf hun zorgverlener te kiezen. Al met al zijn in crisistijd de uitdagingen om een levensloopbestendige wijk te realiseren, groter dan voorheen. Zo is het belangrijker dan ooit dat professionele organisaties elkaar opzoeken en de dialoog aangaan. En als zij daarbij de klant annex wijkbewoner goed betrekken, blijkt ook snel waar de vragen en behoeften liggen en waar bewoners dus ook iets voor over hebben.
3.2
Een wijk voor iedereen
34
Tips en trucs In deze paragraaf zetten we de tips en trucs nog eens op een rij. Daarbij maken we dankbaar gebruik van diverse brochures voor samenwerking tussen de betrokken organisaties. We beginnen met de gouden regels die zijn opgesteld naar aanleiding van het ontwerpproces van Ondiep en Veenendaal-Oost: 1 Wees ambitieus; dat is de drijfveer voor het proces. 2 Zorg voor een projectleider. Iemand met afstand, gezag, vertrouwen en gedrevenheid die het proces aanjaagt. 3 Ontwerpen is een interactief proces. 4 De projectleider schakelt tussen strategisch en uitvoerend niveau, korte en lange termijn en tussen inhoudelijke elementen. 5 Verbind in het ontwerp inhoudelijke elementen met elkaar en zorg voor verrassende combinaties van partners en plannen. Het proces is integraal. 6 Structureer het proces en neem de ontwerpers mee in de fasering. Durf de fasering aan te passen als dat nodig is. 7 Breng voortdurend de risicofactoren voor inhoud en proces in beeld. Gebruik bestuurlijke besluitvorming om tempo te houden. 8 Leg tussentijdse resultaten vast in bestuurlijke besluiten en overkomsten en vier die. 9 Creëer via raadpleging draagvlak voor plannen bij instellingen, organisaties en bewoners. 10 Zorg voor aansprekende communicatie- en participatiemiddelen.
Aardappels rooien is kunst én sociale cohesie
Thematisch gerangschikt komen sommige van deze tips terug. Onderverdeeld naar inhoud en proces zijn de volgende tips en handreikingen te geven.
Inhoudelijke tips en handreikingen Inhoudelijke tips voor het opzetten van levensloopbestendige wijken: • Realiseer voldoende diversiteit in woningbouw in de wijk; in koop en huur, gestapeld en grondgebonden en met ruimte voor andere leefvormen. • Houd de mogelijkheden van het bestemmingsplan in de gaten en zet een eventuele bestemmingsplanwijziging bijtijds in werking. • Hoe meer de toegankelijkheidseisen al bij de bouw zijn ‘meegenomen’, hoe minder extra kosten er later nodig zijn. • Gebruik het instrument van de wijkschouw om samen met wijkbewoners onveilige en ontoegankelijke situaties in kaart te brengen. • Een levensloopbestendige openbare ruimte kan vaak uit het reguliere budget voor grijs en groen worden bekostigd, maar vraagt wel tijdige actie. • Neem ook de kans op spontane ontmoeting (bankjes, speelplaatsen, hangplekken) mee in het ontwerp voor de openbare ruimte. • Let bij multifunctionele accommodaties op een samenhangende mix van functies. • Als je afhankelijk bent van de investeringsbereidheid van andere partijen, zorg dan dat deze tijdig betrokken zijn. Bedenk eventuele alternatieven, mocht de samenwerking met betrokken organisaties stagneren. • Kijk samen met de bewoners welke diensten in een wijk nodig en gewenst zijn. • Neem bewoners serieus en betrek ze niet alleen bij het ontwerp, maar ook bij de uitvoering. • Organiseer 24-uurs toezicht in de zorg zo dat kleinschalige woonvoorzieningen in de wijk en ongeplande zorgverlening in de nachtelijke uren mogelijk zijn. • Duurzaamheid gaat goed samen met levensloopbestendigheid. • Laat mobiliteit geen sluitpost zijn, maar zorg voor goed (openbaar) vervoer in de wijk dat aansluit bij wijkoverstijgend vervoer. 35
Vanuit de ervaring in de drie projecten kunnen we tips geven voor het proces rond: • de betrokkenheid van wijkbewoners; • de projectleider; • het proces zelf; • de communicatie. De betrokkenheid van wijkbewoners Bewoners maken de wijk. Zij moeten daarom de belangrijkste stem hebben. Dat kan door diverse factoren te combineren: • betrek bewoners bij het proces en neem ze serieus; • geef bewoners eigen verantwoordelijkheid geven en voer projecten uit die belangrijk zijn voor bewoners; • sluit aan bij de leefwereld bewoners en zorg voor passend taalgebruik. Niet (alleen) ‘Jip en Janneke’; • duidelijkheid scheppen over hetgeen te beïnvloeden is (en dat is niet alles). De projectleider Zorg er bij voorkeur voor dat de projectleider de constante factor is; er zijn vaak al veel wisselingen in personen bij de deelnemende organisaties. Een goede projectleider: • enthousiasmeert zowel in de startfase als in de uitvoeringsfase; • kan bestuurders én uitvoerenden op hun rol aanspreken; • selecteer je eerder op de proceskwaliteiten dan op de inhoudelijke kennis. Wel is het meer dan mooi meegenomen als een projectleider die kennis wel heeft. Een projectleider is eigenlijk een soort manager van het project, maar dan zonder de hiërarchische constellatie. Hij moet creatieve oplossingen kunnen aandragen als het proces stokt.
Een wijk voor iedereen
Procesmatige tips en handreikingen
Ontmoeting in Veenendaal-oost
Een wijk voor iedereen
36
Het proces Enthousiasme en durven dromen staan voorop in het begin van het traject. In die fase is het goed om zo veel mogelijk krachten, mensen en organisaties bij de plannen te betrekken, er elan in te brengen en ideeën te inventariseren. In de definitiefase moeten keuzes gemaakt worden. Dan moeten de deelnemende partijen worden geselecteerd. En er is een splitsing nodig in dragende partijen en deelnemende organisaties. Op het niveau van een wijk kennen de spelers elkaar vaak al. Dat kan een voordeel zijn, maar ook een nadeel; soms reageren partijen dan op al bestaande beelden van elkaar. De projectleider kan in zo’n situatie verschillende werkvormen inzetten om die patronen te doorbreken: • vergaderen op locatie met rondleiding en presentatie van de gastorganisatie; • een dagje stagelopen bij elkaar organiseren; • een rollenspel spelen waarbij de partijen in de huid van een andere organisatie kruipen; • beelden van de andere organisaties opschrijven, rubriceren en bespreken. Verder doen de partijen er goed aan vrij in het begin van het traject al te bepalen welke lopende projecten deel gaan uitmaken van het plan en welke erbuiten vallen. Alles met alles verbinden wordt een kluwen, maar door samenhangende projecten te verbinden, vergroot je de kans op succes. Ten slotte: • Leg afspraken vast, zowel afspraken op hoofdlijnen in het akkoord of de prestatieovereenkomst, als afspraken over de details van de uitwerking. • Hou vast aan de visie, maar wees als dat nodig is ook zo flexibel om afspraken te veranderen, als de omstandigheden daarom vragen. • Zorg voor een heldere projectstructuur met duidelijke besluitvormingstrajecten. • Zorg voor heldere besluitvorming: check de waarde van besluiten, vergelijk de besluitvormingstrajecten in de verschillende organisaties en check regelmatig of de mandatering nog in orde is. Vraag ook regelmatig naar de interne terugkoppeling bij de deelnemende organisaties. • Zorg voor langdurige afspraken die de continuïteit waarborgen. Communicatie Geef aandacht aan alle vormen van communicatie: • Zorg dat het project gaat leven, bij de wijkbewoners en bij betrokken organisaties. • Zorg ervoor dat er regelmatig zichtbaar resultaat is en vier die momenten. • Let erop dat niet alleen de directbetrokkenen op de hoogte worden gehouden van ontwikkelingen, maar ook degenen die iets verder van het project af staan, en er maar zo af en toe mee te maken hebben. • Regel de interne communicatie binnen de deelnemende organisaties. Zorg voor een goede mandatering en overdracht.
1 Bijlage: korte beschrijving van Ondiep Ondiep is een wijk met een eigen karakter en een typerende geschiedenis. Ondiep toen Ondiep is van oudsher een echte volkswijk. De wijk is tussen 1910 en 1930 gerealiseerd en gedeeltelijk vernieuwd in de jaren zeventig. Ondiep ligt dicht bij het centrum van Utrecht. Belangrijk kenmerk van de wijk was een eenzijdige bevolkingsopbouw: veel ouderen en minder draagkrachtigen. Het resultaat was dat er een te snelle in- en uitstroom was. Veel jonge gezinnen trokken weg uit de wijk; Ondiep was sterk aan het vergrijzen. Ondiep nu In Ondiep wonen nog steeds veel geboren en getogen Utrechters, maar er wonen nu ook veel gezinnen met kinderen. Verder komen er steeds meer werkende jongeren en studenten in de wijk wonen. Ook tweeverdieners met (jonge) kinderen vallen op de charme van Ondiep en kopen vaak een woning in een van de nieuwbouwprojecten. De bewoners hebben overwegend een Nederlandse nationaliteit.
Herstructurering Vanaf 2004 zijn gemeente, corporaties, bewoners en andere partijen bezig om de wijk te verbeteren. De herstructurering van de wijk werd uitgevoerd op basis van de wijkvisie, die samen met bewoners is vastgesteld. In 2004 ging het project Levenslustig Ondiep van start. Woningcorporatie Mitros speelde een belangrijke rol, omdat zij 90% van de sociale huurwoningen in Ondiep in eigendom heeft. Dit maakte het gemakkelijker om richting te geven aan het proces. Destijds ging het om 3.000 woningen, waarvan 2.000 in de herstructurering werden meegenomen.
Ondiep
37 Een wijk voor iedereen
Visie De algemene doelstelling van Levenslustig Ondiep is om van Ondiep een vitale wijk te maken, waar het prettig wonen is voor mensen van verschillende leeftijden en leefstijlen. Een dorp in de stad waar alle voorzieningen onder handbereik zijn, waar de openbare ruimte een verbindend element is, en jong en oud volop mogelijkheden hebben om elkaar te ontmoeten. Kortom, een levensloopbestendige wijk met een duidelijke sociale samenhang. Er zijn drie ambities: Wonen, Openbare ruimte en Voorzieningen, met daarbinnen ruimte voor vier thema’s: • een gevarieerd aanbod van woningen, inclusief voldoende woningen die aanpasbaar zijn of levensloopbestendig gebouwd zijn; • een veilige, fraaie en efficiënte woonomgeving; • voorzieningen die aansluiten bij de vraag; • jeugd en onderwijs.
Plannen Plantage
Boerhaaveplein
Trendpark (nu Thorbeckepark)
Karakter
Servicecentrum van Levenslustig Ondiep.
Ontmoeten en samenleven op en om het plein.
Park met dynamiek.
Thema
Centrum woonservicezone Informatie, zorg en preventie.
Ontmoeten, hulpverlenen, gezond zijn, onderwijs.
Ontspanning, sport en cultuur, onderwijs.
Doelgroep
Burgers met informatie- en zorgvraag, ouderen, gehandicapten.
Mix van jong tot oud.
Mix van jong tot oud.
Wonen, ook in de omgeving
Zelfstandig, beschut en verzorgd, geclusterd o.a. 100 woningen met zorg, Levensloopbestendige nieuwbouw.
Zelfstandig, levensloopbestendig, kleinschalig geclusterd. O.a. 51 seniorenwoningen, kleinschalig geclusterd voor gehandicapten en dementerenden.
Zelfstandig, levensloopbestendig en gezinswoningen. Algemeen toegankelijke woningen, nadruk op gezinnen.
Woonomgeving
• Plein omgeven door voorzieningen. • Dynamiek en rust, kleine culturele evenementen. • Veilige, goed verlichte looproutes.
• Nadruk op wonen. • Op en om het plein ontmoeten Ondiepers elkaar. • Spelen voor kinderen, verblijven voor ouderen. • Ruimtelijke samenhang school, plein en ouderenwoningen.
• Veilige routes van heel Ondiep naar park. • Openheid park.
• Nadruk op voorlichting, info en advies in combinatie van wijkloket en bibliotheek. • Zorg en preventie door huisarts, integraal zorgteam en de ziekenboeg. • Ontmoeting op het plein en in het buurtrestaurant.
• Nadruk op zorg en preventie. • Goede voorzieningen op het plein waar jong en oud elkaar treffen. • Basisschool voor onderwijs en buurtfuncties.
• Nadruk op ontspanning, welzijn en cultuur. • Veel sportactiviteiten buiten en binnen. • Onderwijs met buitenschoolse activiteiten. • Informeel buitenspelen.
Een wijk voor iedereen
38
Voorzieningen
• Goed beheer.
Samenwerking en projectstructuur De provincie Utrecht, de gemeente Utrecht, Mitros, AxionContinu groep, Portes en Aveant hebben een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Daarin staat dat de gemeente de trekkersrol vervult en dat de gemeente in bestaand en nieuw wijkbeleid het uitvoeringsprogramma Levenslustig Ondiep verwerkt. De partijen hebben verschillende verantwoordelijkheden: • De gemeente is verantwoordelijk voor: herinrichting van openbare ruimte, het informatie- en ontmoetings centrum, onderdelen van jeugd en onderwijs, het Thorbeckepark en het gezondheidscentrum. • Mitros heeft de uitvoerdersrol en moet de geplande hoeveelheid levensloopbestendige woonvormen realiseren. Daarnaast is Mitros verantwoordelijk voor de bouw van een aantal voorzieningen en voor de inrichting van de woonomgeving. • AxionContinu is de trekker als het gaat om een integraal zorgaanbod realiseren en het concept welzijnsdiensten/ dagopvang/dagverzorging ontwikkelen. • Portes heeft een trekkersrol als het gaat om welzijnsactiviteiten voor alle leeftijden organiseren. Portes is verantwoordelijk voor welzijnsdiensten/dagopvang/dagverzorging en realisatie van het informatie- en ontmoetingscentrum. • Aveant is verantwoordelijk voor het handhaven van het consultatiebureau en aansluiting op andere (gezondheids)voorzieningen.
Communicatie Tijdens de looptijd van het project zijn de bewoners van Ondiep op verschillende manieren op de hoogte gehouden van de voortgang en van belangrijke inspraakmomenten. Er zijn twee publicaties: de Ondiep Muurkrant en de ‘wijkglossy’ Ondiep Exclusief. Hierin stonden onder andere oproepen aan bewoners om mee te denken over plannen, maar ook beslissingen die waren genomen en belangrijke data, bijvoorbeeld de datum waarop de sloop of bouw op een locatie begon. Resultaten en succesfactoren • De eerste koopwoningen waren snel verkocht. Sinds Levenslustig Ondiep heeft de wijk een goede naam gekregen voor koopwoningen en is de bevolkingssamenstelling diverser geworden. • Woningcorporatie Mitros bezat een groot deel van de sociale huurwoningen. Zodoende kon zij gemakkelijker richting geven aan het proces. Daarnaast had Mitros zelf ook een groot budget beschikbaar om te investeren in de wijk. • Ondiep is ook een succes geworden dankzij een onafhankelijke projectleider die boven de partijen stond en inspirerend heeft gewerkt. Zij had een enthousiasmerende rol en ging met iedereen in gesprek. Organisaties waren hierdoor gemotiveerd om mee te werken. • Ondanks aanvankelijk wantrouwen hebben bewoners vanaf de start enthousiast meegepraat en meegedaan. • Alle deelnemende organisaties stonden open voor reacties van de bewoners. • Draagvlak creëren onder de bewoners is essentieel: Mitros heeft de bewoners van Ondiep in kleine stappen goed voorbereid op de veranderingen in de wijk. • Elkaar kunnen ontmoeten is een belangrijke voorwaarde voor een goede wijk: het gezondheidscentrum en het sportcentrum annex buurthuis voorzien hierin.
Een wijk voor iedereen
39
2 Bijlage: korte beschrijving van Veenendaal-Oost De situatie in Veenendaal-Oost is uniek, omdat de wijk helemaal nieuw is. Dat biedt kansen, maar ook complicerende factoren. Het is gemakkelijker om levensloopbestendigheid vorm te geven in nieuwbouwwoningen, maar wie zijn de nieuwe bewoners die wannen betrokken moeten worden? De Wijk Aan de oostkant van Veenendaal komt een nieuwe wijk met ongeveer 3.200 nieuwbouwwoningen en voorzieningen: Veenendaal-Oost. De Provincie Utrecht heeft deze wijk geselecteerd als voorbeeldproject voor een levensloopbestendige woonwijk. Dit project heeft de naam Nieuw Wonen gekregen. Veenendaal-Oost wordt een wijk waar je altijd kunt blijven wonen omdat de wijk, de buurt, diverse voorzieningen en de woning gemakkelijk mee kunnen bewegen met (nieuwe) behoeftes in het leven. Veenendaal-Oost zal bestaan uit drie verschillende buurten met elk een eigen karakter en sfeer: Groenpoort, Buurtstede en de Veenderij. Het centrale deel, Buurtstede, krijgt een stedelijk karakter. Het wordt het kloppend hart van Veenendaal-Oost. Het winkelcentrum, diverse voorzieningen zoals een Ontmoetingshuis met verschillende scholen, multifunctionele voorzieningen en een Kloppend Hart Huis met een gezondheidscentrum spelen hierin een belangrijke rol. Om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk voorzieningen klaar zijn voor de toekomstige bewoners wordt Buurtstede als eerste gebouwd.
Een wijk voor iedereen
40
Visie Veenendaal-Oost biedt een prettige en mooie leefomgeving waarvan iedereen gebruik kan maken, met herkenbare deelwijken en karakteristieke buurtjes. In Veenendaal-Oost zijn voorzieningen waar men trots op is en trots op kan blijven. In de wijk worden initiatieven om de sociale samenhang in de wijk en in buurtjes te bevorderen volop aangemoedigd, tijdens de ontwerp-, bouw-, realisatie- en nazorgfase. Er is ruimte voor initiatief en ondernemerschap. In de wijk is interactie en balans tussen mensen die ‘dragen’ en mensen die ‘vragen’. Kwetsbare groepen kunnen rekenen op voldoende zorg en ondersteuning en een toegankelijke leefomgeving. De woningen worden slim ontworpen en gebouwd. Ze zijn gemakkelijk aan te passen aan veranderende wensen: kamer erbij, badkamer beneden, werken aan huis. Iedereen kan zelf kiezen uit bijvoorbeeld woningplattegronden en materialen. Het doel is een gemêleerde wijk te creëren waarin iedereen zich thuis voelt: starters, gezinnen, alleenstaanden, senioren, jongeren, zorgvragers en mensen met lage en hoge inkomens. In elke levensfase en met elke levensstijl moet men er plezierig kunnen wonen. Veenendaal-Oost wordt een wijk voor iedereen, waarin bewoners zelf bepalen hoe de ideale leef- en woonomgeving eruit gaat zien. De bewoners worden bijvoorbeeld zo veel mogelijk betrokken bij de inrichting van de openbare ruimte. Zij mogen meekiezen bij bijvoorbeeld kinderspeeltoestellen, banken en parkinrichting. Toegankelijkheid is ook een sleutelwoord in Veenendaal-Oost: de voorzieningen, de straten, de speelplekken en de pleintjes zijn zo ingericht dat iedereen ervan kan genieten. Huizen staan in een kleine, herkenbare buurt, met een gevarieerd woningaanbod. Vrijstaande huizen en twee-onder-een-kapwoningen worden afgewisseld met rijen woningen en appartementen. Bewoners kunnen groene ruimten en pleintjes zelf inrichten. Ontmoeting is een centraal thema in de wijk. Buren kennen elkaar en er is ruimte voor informele ontmoetingen. Elke buurt heeft zijn eigen, door de bewoners ingerichte ontmoetingsplek. Mensen worden gestimuleerd om samen activiteiten in de wijk te organiseren, bijvoorbeeld in het Ontmoetingshuis. Duurzaamheid staat centraal bij de invulling van Buurtstede. Ook in de energievoorziening zien we dit terug. Buurtstede krijgt namelijk duurzame warmte- en koudevoorziening, die tegen aantrekkelijke voorwaarden aan de bewoners geleverd zal worden. Er komt een systeem dat gebaseerd is op warmte-/koudeopslag in de bodem. Daarmee worden 1.250 woningen en gebouwen voorzien van warmte en koeling. Zo is de woning in de winter behaaglijk warm en in de zomermaanden aangenaam koel. Dit energiesysteem vermindert bovendien de CO2uitstoot met 60%.
Plannen De visie voor Veenendaal-Oost is uitgewerkt in vijf pijlers: • Efficiënt en duurzaam gebruik van de ruimte met voorzieningen waarop men trots kan zijn en blijven: met het Ontmoetingshuis, het kloppend-harthuis, het cultuurhuis, het natuurhuis, multifunctioneel gebruik van de twee overige schoolgebouwen en zes mulfunctionele buurtschapvoorzieningen. • Levensloopbestendige woningen en gebouwen hebben de toekomst: woningen kunnen eenvoudig worden aangepast aan nieuwe vragen en omstandigheden. Gebouwen worden flexibel ontworpen, zodat ze door de jaren heen gemakkelijk nieuwe diensten of functies kunnen herbergen. • Mobiliteit en toegankelijk voor iedereen: openbaar vervoer in de wijk. Volledig toegankelijke, bezoekbare gebouwen, leefomgeving en publieke ontmoetingsplekken. • Naar een zelfregulerende wijk, en buurtjes met actieve en betrokken bewoners: investeren in kwaliteitskenmerken van de wijk, geborgenheid en eigenheid van buurtjes met een gemengde bevolkingsopbouw en als derde, actieve bewonersparticipatie. • Een vraaggericht en vernieuwd maatschappelijk dienstenpakket: integrale aanpak van de wijk- en buurtorganisatie voor maatschappelijke ondersteuning, zorg en welzijn. Een gezamenlijk concept voor leren en ontwikkelen.
Een wijk voor iedereen
41
Buurtstede
3 Bijlage: korte beschrijving van Zeist-Oost In Zeist-Oost speelt een combinatie van nieuwbouw en herstructurering. De Wijk Zeist-Oost is een wijk met diverse gezichten. De wijk bestaat momenteel uit drie buurten die onderling sterk verschillen. In totaal telt de wijk ongeveer 7.800 inwoners en 3.700 woningen. De buurt Kerckebosch bestaat nu grotendeels uit een rand van verouderde sociale huurflats, waarin veel eenoudergezinnen wonen. Verder wordt deze buurt gekenmerkt door grote stukken bosrijke omgeving. Ook het winkelcentrum bevindt zich in dit deel van Zeist-Oost. Dit centrum is echter verouderd en kent een afbrokkelend winkelaanbod. Verder is het voorzieningenniveau niet meer van deze tijd. In de wijk vindt een grondige herstructurering plaats: 700 woningen worden gesloopt en er worden 1.250 woningen nieuw gebouwd. Aan de Arnhemse Bovenweg staan grootschalige intramurale instellingen voor met name ouderenzorg. Enkele van deze instellingen hebben nieuwbouwplannen. Sowieso domineren ouderen dit deel van de wijk. Er wonen veel mensen boven de 75 jaar met een zware zorgbehoefte. Daarnaast staan er enkele particuliere koopserviceflats voor ouderen, met als kenmerk relatief lage woonlasten en hoge servicekosten. Extramuralisering en herspreiding van de intramurale capaciteit over de hele wijk is onderdeel van Zorgeloos Wonen. In de buurt Hoge Dennen wonen juist weer weinig ouderen, maar wel veel gezinnen met kinderen. In dit deel van Zeist-Oost staan veel grondgebonden woningen, in een rij, twee-onder-een-kap en ook vrijstaand, in de dure koopsector. De jarendertigbouw in het groen maakt de buurt gewild; de koopprijzen zijn er hoog.
Een wijk voor iedereen
42
Plannen met Zorgeloos Wonen In 2005 is gestart met de plannen voor een levensloopbestendige wijk Zeist-Oost. In diezelfde periode werd ook de herstructurering van de buurt Kerckebosch opgestart. Het idee was dat de herstructurering vooral de fysieke kant oppakt met nieuwe woningen en een nieuw dienstenhart. In dit project wordt de ruimtelijke, stedenbouwkundige en architectonische opzet van dat deel van de wijk ontwikkeld. Onder de noemer Zorgeloos Wonen wordt de nadruk gelegd op de softwarekant van de wijk. Als start van het proces hebben de deelnemende organisaties zich een droombeeld gevormd van het nieuwe Zeist-Oost met zijn bewoners: een droom om waar te maken. In die droomwijk: • staan en leven bewoners midden in de maatschappij, terwijl ze ondertussen heel goed weten wat ze willen en bereid zijn zelf verantwoording te nemen voor hoe ze willen leven; • is volop ruimte voor ontmoeting; met een woningaanbod dat geschikt is voor iedereen, waardoor bewoners er kunnen blijven wonen; • is de toegankelijkheid goed geregeld en kunnen alle bewoners de voorzieningen goed bereiken; • zijn voldoende diensten beschikbaar: diensten zoals de bewoners die willen; • gaan maatschappelijke diensten en de zorg uit van een ‘ja-cultuur’, ook als dat betekent dat bestaande systemen van welzijn en zorg daarop moeten worden aangepast; • staan gebouwen die met de toekomstige veranderingen in bewonerswensen/demografie kunnen meeontwikkelen. De droomwijk is een wijk waarin wonen, welzijn en zorg zo op elkaar afgestemd zijn, dat hij een voorbeeld voor de rest van Nederland kan zijn. De voorbereiding heeft geresulteerd in een prestatieovereenkomst die de partijen in 2009 hebben afgesloten met de provincie. Daarin is de levensloopbestendigheid in vijftien prestaties vormgegeven. Die prestaties gaan onder andere over de woningen, de fysieke infrastructuur, het voorzieningenniveau en het leerwerklandschap. Verder ligt er een stevig accent op zorg en welzijn met een wijkcoach, innovatief welzijn en zorgarrangementen. De prestaties moeten tussen 2009 en 2015 worden geleverd. Het gaat om: 1 specifieke woonvormen voor mensen met verschillende zorgbehoeften realiseren. Door de herstructurering van Kerckebosch verdwijnen daar 700 woningen en komen er 1250 nieuwbouwwoningen terug. Die hebben al een basiskwaliteit aanpasbaarheid. Voor zorgbehoevende groepen is vastgelegd dat er ten minste 100 zorgwoningen worden gerealiseerd, in samenhang met de afbouw van de intramurale zorg. De locaties van deze woningen worden later precies vastgelegd.
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Voorlichting aan bewoners van particuliere woningen over woningaanpassing. Innovatief welzijn; sterk gericht op intergenerationeel werken. Een wijkcoach brengt de vraag van bewoners naar voorzieningen, woonwensen en woonomgeving in kaart. Zorgarrangementen op maat bieden, onder andere een gecoördineerde organisatie van de ongeplande zorg Een programma van eisen voor een wijkservicepunt opstellen. Een haalbaarheidsonderzoek naar een coördinator wijkservicedienst en deze aanstellen voor Zeist-Oost. Een programma van eisen voor een gezondheidscentrum opstellen. Bij bewoners in Kerckebosch op huisbezoek gaan. Sociale kunstprojecten organiseren, in het kader van innovatief welzijn. Een programma van eisen voor een leerwerklandschap in Zeist-Oost vaststellen. Speelruimte en ontmoetingsplekken in de wijk realiseren. Mogelijke verkeerskundige aanpassingen voor een levensloopbestendige infrastructuur onderzoeken. Een restaurantfunctie voor de hele wijk in het Christelijk College Zeist realiseren. De Christus Verrijzeniskerk aankopen, voor de huisvesting van een tijdelijk gezondheidscentrum.
Samenwerking en projectstructuur Het project is van meet af aan opgezet en gestart met een samenwerking tussen de gemeente, de Seyster Veste (woningcorporatie die veel woningen in Kerckebosch bezit), en betrokken welzijns- en zorgorganisaties (MeanderOmnium, Zorggroep Charim, Abrona, Vitras/CMD en Warande). Deze partijen pakken de uitwerking op in de programmagroep en zijn daarnaast op bestuurlijk niveau vertegenwoordigd in de stuurgroep Wonen, Welzijn en Zorg. De gemeente heeft een projectleider Zorgeloos Wonen aangesteld. De gemeente en Seyster Veste hebben daarnaast voor Kerckebosch een wijkontwikkelingsmaatschappij opgericht waarin de uitvoering van onderdelen van het programma is ondergebracht.
Bestemmingsplan Hoge dennen-Kerckebosch
43 Een wijk voor iedereen
Voortschrijdend inzicht In 2011 hebben de partijen vijf van de vijftien prestaties uitgewerkt en gestart. Gaandeweg werden echter enkele zaken duidelijk. De partijen ervoeren de prestatieomschrijvingen te veel als een keurslijf ervaren en de aansturing was onvoldoende eenduidig, mede vanwege de knip tussen het project Herstructurering en het project Zorgeloos Wonen. Daarom is eind 2011 een herijking ingezet, waarbij Herstructurering Kerckebosch en Zorgeloos Wonen zijn samengevoegd, zowel in aansturing als in budgetten. Bovendien zijn de prestaties gebundeld tot vier of vijf hoofdthema’s, zodat er meer synergie kan ontstaan en er meer vrijheid is in de uitvoering.
Een wijk voor iedereen
44