BETTINE VRIESEKOOP
Dochters van Mulan Hoe vrouwen China veranderen
Uitgeverij Brandt Amsterdam 2015
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten www.fondsbjp.nl
De uitgever dankt kunstenaar Wang Yidong voor zijn genereuze toestemming het schilderij Yulan Magnolia op het omslag van dit boek te mogen afbeelden. Het schilderij werd in 2012 verkocht door veilinghuis Christie’s in Hong Kong voor 344.000 euro.
Copyright © Bettine Vriesekoop 2015 Omslag: Studio Marlies Visser Beeld omslag: Wang Yidong, Yulan Magnolia, Oil on canvas 60,5 x 50 cm Auteursfoto: Klaas Koppe Typografie: Zeno Carpentier Alting NUR 320 / 692 ISBN/EAN 978-94-92037-00-8
INHOUD
Inleiding 9 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Terug in Peking 21 Onsterfelijk in de Witte Wolkentempel 29 Confucius en zijn gehoorzame vrouwen 47 De ijzeren lotusvoetjes van grootmoeder 63 Nip/Tuck in China 75 Parkgeheimen 89 Etensrestje Jiujiu 105 Lala’s over anticonceptie 121 Leven als lala in China 129 Lanlan: van prostituee tot activiste 137 Kinderen van de Tiananmengeneratie 155 Xu Tu en haar salon 169 Ai Ke en haar innerlijke wereld 187 Kruiden of therapie 197 Li Yinhe en de pendule van Schopenhauer 211 ‘Zwaardvrouw’ Gao Yu 229 Epiloog 247 Bibliografie 262 Verantwoording 267 Dankwoord 270
HOOFDSTUK 4
De ijzeren lotusvoetjes van grootmoeder
De volgende ochtend lopen Hu Ye en ik vroeg via de binnentuinen van het Double Happiness Hotel de hutongs in, onze neus achterna om ergens te gaan ontbijten. Voor ons lopen een paar jonge meiden in hotpants en op schoenen met plateauzolen – een hoerenoutfit naar Amsterdamse begrippen, maar zou dat hier ook zo zijn? Ik kijk het buitenissig uitgedoste tweetal over mijn schouder na terwijl we doorwandelen. Hu Ye merkt het op en begint te lachen. ‘Vraag je je af wat dat voor meisjes zijn?’ raadt ze mijn gedachten. ‘Ik kan het je niet met zekerheid zeggen. Het kunnen meisjes zijn die op weg zijn naar hun werk in de schoonheidssalon, maar evengoed studentes die vandaag niet naar college hoeven en eens lekker willen gaan winkelen in een warenhuis.’ ‘In 2011 interviewde ik Xinran, een Chinese schrijfster die in Londen woont,’ vertel ik. ‘Zij vond dat veel jonge Chinese vrouwen in de stad de weg kwijt zijn en erg indi-
63
vidualistisch en materialistisch zijn, terwijl ze maar weinig zelfvertrouwen hebben. Zonder merktas om hun schouder, echt of nep, hebben ze geen geloof in zichzelf.’ Hu Ye knikt en zegt fel: ‘Ik snap die obsessie voor geld en peperdure dingen totaal niet. Veel vrouwen doen alles om een rijke man te krijgen en vertrouwen niet op hun innerlijke kompas. Omdat ze denken dat hun identiteit van geld en schoonheid afhangt.’ Hu Ye trekt aan mijn arm. ‘Hierheen,’ zegt ze terwijl we een steeg in lopen. Even verderop hangt een verschoten luifel aan een gevel met een onbestemde kleur. De baklucht van de wok en de weeë geur van jasmijnthee prikkelen mijn neus als we het morsige tentje binnenstappen. We gaan tegenover elkaar aan een formicatafeltje bij het raam zitten, een plastic houdertje met dunne papieren servetjes tussen ons in. Een opmerkelijk schoon en fris meisje komt ons bedienen. We bestellen stoombroodjes, gepocheerde eieren en een pot bloementhee. Een hond piept met zijn snuit door de slierten van het plastic vliegengordijn in de deuropening, maar wordt weggejaagd door het meisje. Als we aan de stoombroodjes zitten, vraag ik aan Hu Ye of er in haar familie vrouwen waren met gebonden voeten. Dan vertelt Hu Ye over haar grootmoeder die gebonden voeten had. ‘Mijn oma was trots op haar gebonden voeten; zonder die zou ze zich minderwaardig en minder vrouwelijk hebben gevoeld. Wanneer de voetjes slechts zeven centimeter lang waren, zo groot als een duim, sprak men van gouden lotusvoetjes, bij tien centimeter van zilveren voetjes en bij twaalf centimeter en langer van ijzeren voetjes. Mijn grootmoeder had ijzeren voetjes.’ Hu Ye vertelt dat haar oma uit een boerenfamilie kwam
64
en met haar ijzeren voetjes op het platteland moest werken. Daarom waren haar voeten minimaal afgebonden. Toch heeft ook zij veel pijn moeten lijden om bij een huwelijkskandidaat in de smaak te vallen. Op de avond van de drieentwintigste dag van de achtste maand van het vijfde levensjaar van hun dochter legden alle moeders in het dorp geborduurde lotusschoentjes op het altaar van Guanyin, de Godin van de Barmhartigheid. De volgende dag werden de voeten dan voor de eerste maal behandeld. Het binden moest beginnen voordat de binnenkant van de voet was volgroeid. ‘Mijn overgrootouders waren simpele akkerbouwers en woonden in een lemen huis in een boerendorp in de provincie Hebei, niet zo ver van Peking. In de winter was het min twintig graden en een potkachel verwarmde het huis. De winter was het goede seizoen om met het binden van de voeten te beginnen, omdat die dan verdoofd waren door de kou en de pijn draaglijker was. Opoes voetjes werden in kruidenwater geweekt en de teennagels werden kort geknipt om ingroeien en infectie te voorkomen. De voet werd dubbel gebogen onder de voetzool.’ Met haar linkerhand drukt Hu Ye de vingers van haar rechterhand naar beneden en vouwt ze in haar handpalm om aan te geven hoe de tenen onder de voet werden gebonden. De grote teen werd iets omhoog gebogen zodat de vrouw haar evenwicht kon bewaren. Hu Ye vertelt dat opoes voetjes bijna iedere dag door haar moeder werden verzorgd. Meestal was het proces van afwikkelen en binden het werk van een oudere vrouw in de familie of een professionele voetbinder die langs de deur kwam. Ze haalde de windsels eraf, knipte de teennagels, verwijderde het pus en stukjes rottend vlees. Dan depte ze de voetjes met aluin en
65
sprenkelde er parfum overheen om de geur van vleesrot te verdrijven. Na een paar weken moesten de meisjes leren lopen. Onder de druk van hun lichaamsgewicht voelden en hoorden zij hun tenen dan breken. Na verloop van tijd ontstond er een gleuf tussen de weggedrukte tenen en de omhoog gebogen hiel. Na twee jaar was de ideale puntvorm van de denkbeeldige lotusknop bereikt. De breuken in de lotusvoetjes konden niet genezen, omdat de bloedtoevoer naar de tenen was afgekneld door de strak aangetrokken bandages. Infecties, kneuzingen en zwellingen waren niet te voorkomen, de tenen rotten weg en stierven af, soms met dodelijke afloop. Ongeveer tien procent van de vrouwen met gebonden voeten overleed aan bloedvergiftiging. De voetbeentjes konden jaren gebroken blijven, maar soms heelden ze, vaak als een meisje in de puberteit kwam. Dan moesten die botten opnieuw worden gebroken. De voetbeentjes van oudere meisjes groeiden niet meer, dus vanaf het dertiende of veertiende jaar werd er gestopt met het binden en was het leed geleden. Vrouwen met gebonden voeten liepen slecht en braken op oudere leeftijd vaker een heup of been. Vanaf de zeventiende eeuw gold er een algemeen verbod op het voetbinden. Desondanks liep tot eind negentiende eeuw tachtig procent van de vrouwen met gebonden voeten rond. In de hogere milieus bonden alle vrouwen hun voeten, zonder uitzondering. Voelden zij zich elegant en sexy op hun stinkende stompjes? Het verbod is ingesteld door de Mantsjoe-minderheid van de Qing. Die moest niets hebben van het Chinese voetbinden. Vrouwen met gebonden voeten mochten de Verboden Stad niet betreden. Al zwichtten de keizers wel voor hun Chinese concubines met lotusvoetjes.
66