EG/95/788
FACULTEIT DER ELEKTROTECHNIEK
Vakgroep Elektrische Energiesystemen
Betrouwbaarheid van openbare distributienetten met een betere uitnutting. B.F.C. Franken EG/95/788.A EO.95.A.60
De Faculteit Elektrotechniek van de Technische Universiteit Eindhoven aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor de inhoud van stage- en afstudeerverslagen.
Afstudeerwerk verricht oJ.v.: Prof.ir. H.H. Overbeek Ir. W.FJ. Kersten Eindhoven, augustus 1995.
TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
Samenvatting In het openbare elektriciteitsvoorzieningssysteem komen storingen voor. Deze lcunnen leiden tot een onderbreking van de elektriciteitslevering voor de gebruikers. De meeste onderbrekingstijd bij de klanten is het gevolg van storingen in het middenspanningsdistributienet. Ais er een storing in een middenspanningskabel optreedt, dan kan het net in de meeste gevallen zo gereconfigureerd worden dat de onderbroken netstations weer via een andere weg worden gevoed. Dit reconfigureren gebeurt handmatig. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat er in geen enkele component van het net een overbelastingssituatie ontstaat. De meeste componenten in distributienetten zijn echter behoorlijk overgedimensioneerd: Het jaarmaximum van de belasting is veeI lager dan de toelaatbare continue belasting van de kabels. Een legale wens is om een distributienet beter uit te nutten. Dat wi! zeggen dat dezelfde kabels nu worden gebruikt om meer elektrische energie te distribueren. Hierdoor zal de betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening minder worden. De vraag is nu hoeveel minder. In dit werk is een computerprogramma ontwikkeld dat een aantal betrouwbaarheidsparameters berekent van openbare distributienetten. Het programma doet dit met behulp van een eenvoudig Markov-model. Dit model wordt gekoppeld aan een recursief algoritme dat voor bepaalde storingen een nieuwe configuratie van het net berekent. De nieuwe configuratie kan volgens twee strategieen worden bepaald. Bij beide is er de eis dat er geen overbelasting mag ontstaan in de componenten van het net. Bij de eerste wordt hiertoe gecontroleerd of de som van de maximale jaarbelastingen in de netstations kleiner is dan de toelaatbare continue belastbaarheid van de kabels. Dit is de manier waarop de bedrijfsvoerder momenteel de nieuwe configuratie bepaalt. De tweede strategie kijkt naar de verwachte momentane belastingen in de netstations. Hierbij wordt gekeken of de berekende reconfiguratie gedurende de reparatie van de gestoorde component niet tot overbelasting leidt. Met het ontwikkelde programma is een voorbeeld uitgewerkt van een representatief stedelijk distributienet. Algemene conclusies zijn uit deze voorbeeldstudie niet te trekken. Er is echter weI het vermoeden dat de meeste netten een behoorlijk betere uitnutting kunnen krijgen zonder dat de betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening hieronder leidt. Een vergelijking tussen de twee genoemde reconfiguratiestrategien laat zien dat reconfigureren met behulp van verwachte momentane waarden van de belasting bij een bepaalde uitnutting de verwachte onderbrekingstijd per jaar aanzienlijk kan verkleinen. De niet geleverde energie, die een maat is voor de economische schade, wordt echter minder beperkt.
2
Summary
Summary title: Reliability of heavy loaded distribution networks Faults in the public electricity system may lead to interruptions in the delivery of electricity. In the Netherlands the majority of the interruption time is due to disturbances in the 10 kV network. If there is a fault in a 10 kV cable, there is usually a possibility to supply the disturbed 10 kV/O,4 kV net stations via another route. This reconfiguration of the network has to be done manually. It is important that none of the components will be overloaded in the new configuration. Normally the majority of the components are loaded far below their maximum safe load. A legal wish is to use the capacity of the network better, i.e., to distribute more electrical energy using the same cables. This may result in a poorer reliability of the electricity supply. Here, computer software is developed that can be used for the calculation of some reliability parameters of public distribution networks. The software uses a simple Markov-model. The model is linked to a recursive algorithm that calculates the new configuration of the network. For making the new configuration there are two strategies. The first uses data of the maximum annual load in the net stations. If the sum of the loads in one feeder does not exceed the maximum safe load of the cables, the reconfiguration is valid. Today, this is the way of making a new configuration. The second strategy checks for the possibility of overload during the repair of the disturbed component. If the dispatcher uses the last strategy, he has to forecast the electricity demand of the entire network. At last an example is given of a municipal distribution network. It is not possible to draw general conclusions from this example. However, the majority of the public networks are supposed to be loaded heavier without decreasing their reliability enormously. The comparison between the two strategies shows that in some cases the expected annual interruption time can be decreased considerably. The energy that cannot be delivered due to faults, is decreasing less.
3
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
Inhoudsopgave 1 INLEIDING
6
2
8
DISTRIBUTIENETTEN
2.1 Inleiding 2.2 Opbouw van een distributienet 2.3 Faalgedrag 2.4 Foutafhandelingsprocedure 2.5 Onderhoud 2.6 Belasting 3 WAT IS BETROUWBAARHEID?
3.1 Inleiding 3.2 Onderbreking van de levering 3.3 Methoden om onderbrekingen in kaart te brengen 3.4 Conc1usies 4 ALGEMENE METHODEN OM DE BETROUWBAARHEID VAN EEN SYSTEEM TE BEPALEN
4.1 Inleiding 4.2 Markov methode 4.2.1 Theorie 4.2.2 Markov methode en de betrouwbaarheid van openbare netten 4.2.3 Conc1usies 4.3 Vernieuwingstheorie 4.3.1 Theorie 4.3.2 Vernieuwingstheorie en de betrouwbaarheid van openbare netten 4.3.3 Conc1usie 4.4 Petri-netten 4.4.1 Theorie 4.4.2 Petri-netten en de betrouwbaarheid van openbare netten 4.4.3 Conc1usie 4.5 Monte Carlo Simulatie 4.5.1 Theorie 4.5.2 Monte Carlo simulatie en de betrouwbaarheid van openbare netten 4.5.3 Conc1usie
5
15
15 15 17 19 20
20 20 20 23 27 27 27 29 30 31 31 32 33 34 34 35 35
BEPALING VAN DE BETROUWBAARHEID VAN ELEKTRICITEITS-NETTEN MET BEHULP VAN
BESTAANDE COMPUTERPROGRAMMA'S
5.1 Inleiding 5.2 Voorbeeldnet 5.3 TR 10KV.EXE 5.3.1 Werking van TR_I0KV.EXE 5.3.2 Bepaling van de betrouwbaarheid van het voorbeeldnet met TR_I0KV.EXE 5.3.3 Conc1usie 5.4 ProNet 5.4.1 Werking van ProNet 5.4.2 Bepaling van de betrouwbaarheid van het voorbeeldnet met ProNet 5.4.3 Conc1usie 5.5 REANIPOS 4
8 8 9 12 13 14
36 36 36 37 37 38 40 41 41 42 44 45
Inhoudsopgave
5.5.1 De werking van REANIPOS 5.5.2 Bepaling van de betrouwbaarheid van openbare netten met REANIPOS 5.5.3 Conclusie 5.6 Conclusie
6 AANNAMES EN VEREENVOUDIGINGEN VOOR EEN NIEUW COMPUTERPROGRAMMA 6.1 Inleiding 6.2 Doel van het programma 6.3 Distributienetten 6.4 Faalgebeurtenissen 6.5 Herschikking 6.6 Reparatie 6.7 Belasting 6.8 Onderhoud 6.9 Stochastische methode 6.10 Overgangen van weekenddagen naar werkdagen
7 WERKING VAN
HET COMPUTERPROGRAMMA
7.1 Inleiding 7.2 Invoerfile 7.3 Globale structuur van het programma 7.4 Constanten in het programma 7.5 Inlezen van de invoerfile 7.6 Tijd 7.7 Reconfigureren van het net 7.8 Bepaling van de betrouwbaarheidsparameters en schrijven van de uitvoerfile
8
45 48 51 51
53 53 53 54 57 58 60 60 62 63 65
66 66 67 68
70 71 72 72
74
CASE STUDIE MET HET GEMAAKTE PROGRAMMA
77
8.1 Inleiding 8.2 Voorbeeldnet 8.3 Case studie: Verhogen van de belasting van de netstations 8.4 Case studie: Toevoegen van nieuwe netstations aan het net 8.5 Conclusie
77 77 77 79 83
9 CONCLUSIES
84
10 GERAADPLEEGDE L1TERATUUR
85
BIJLAGEN
87
Bijlage 1: Dag-, week- enjaarbelastingspatronen van verschillende groepen klanten 87 92 Bijlage 2: Stochastische verdelingen Bijlage 3: Invloed van de betrouwbaarheid van individuele componenten op de betrouwbaarheid van het totale systeem 95 Bijlage 4: Source code van het programma 97 Bijlage 5: Voorbeeldnet 98 Bijlage 6: Invoerfile bij het voorbeeld van hoofdstuk 8 99 Bijlage 7: Uitvoerfile bij het voorbeeld van hoofdstuk 8 101
5
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
1 Inleiding De openbare elektriciteitsvoorziening zorgt er voor dat elektriciteit op alle mogelijke plaatsen voor handen is. Deze elektriciteit wordt in de centrales opgewekt. Vervolgens wordt het naar de belastingsconcentraties getransporteerd via het hoogspanningsnet. Hierna wordt de elektriciteit via het distributienet (midden- en laagspanning) naar de klant gebracht (figuur 1.1). De klant stelt bepaalde eisen aan de levering van de elektriciteit. Zo wi! hij een goed spanningsniveau en een goede frequentie. Ook zal hij vinden dat het aantal onderbrekingen zo klein mogelijk moet blijven. Dit moet natuurlijk gepaard gaan met een zo laag mogelijke prijs. Er wordt daarom door de elektriciteitsbedrijven gestreefd naar een optimum tussen de betrouwbaarheid en de betaalbaarheid van de openbare elektriciteitsvoorziening.
Transport
Distributie
figuur 1.1: Opbouw van de spanningsniveaus [II
elektriciteitsvoorziening met de
1
in Nederland voorkomende
De meeste onderbrekingstijd bij de klanten is het gevolg van storingen in het distributienet. Ook doen de elektriciteitsbedrijven in dit net het grootste deel van hun jaarlijkse investeringen. Wordt het distributienet uitgesplitst in het middenspannings- en laagspanningsdistributienet dan blijkt dat zowel het grootste deel van de investeringen als het grootste deel van de storingen voorkomen in de middenspanningsnetten. Het kan dus interessant zijn om eens naar de betrouwbaarheid en de betaalbaarheid van middenspanningsdistributienetten te kijken. Dat zal in dit onderzoek worden gedaan. Voor een middenspanningsdistributienet kunnen vier toestanden worden onderscheiden waarin het net zich kan bevinden (ziefiguur 1.2). Veruit de meest voorkomende toestand is de gezonde toestand. Geen enkele component faalt en het systeem werkt op de wijze waarvoor het is ontworpen. Er zullen in deze toestand nooit problemen ontstaan met overbelastingen van kabels of andere componenten die in het net voorkomen. De tweede toestand is de toestand waarin precies een component in het net faalt. In de meeste gevallen is het zo dat een distributienet redundant is uitgevoerd. Dit wi! zeggen dat als de levering van elektriciteit via de normale weg onmogelijk is geworden, er een andere weg is om de belasting te voeden. Deze weg kan, na een omschakeltijd van enkele tientallen minuten, gebruikt worden. Het kan mogelijk zijn dat de districten die belasting van het gestoorde net moeten overnemen, zo zwaar belast zijn dat ze niet meer in staat zijn om alle belasting over te nemen. Als ze dit weI zouden doen, zou er een overbelastingssituatie ontstaan. Er is nu dus een falende component aanwezig die
6
1 Inleiding
niet kan worden vervangen door een buurdistrict. Dit is de derde toestand die wordt onderscheiden. Omdat netten niet op elk moment dezelfde belasting hebben, zal het van het tijdstip waarop de component faalt afhangen of het net in toestand twee of drie terecht komt. 1 Gezonde toestand
2 Eeln component faaIt, herstel van de levering is mogelijk
4 Meer dan een component faalt
figuur 1.2: De toestanden waarin een distributienet zich kan bevinden met hun overgangen.
De vierde toestand is de toestand met meer dan een falende component. Omdat de componenten in het net zeer betrouwbaar zijn, zal deze toestand heel erg weinig voorkomen. De gevolgen zijn voor enkele klanten echter veeI groter. Ais er namelijk geen ongestoorde weg meer is tussen een onderstation en een netstation, zal de onderbreking van de levering net zolang duren totdat een van de gestoorde componenten is gerepareerd. Veruit het grootste deel van de onderbrekingen in de elektriciteitslevering is het gevolg van het falen van slechts een component. Ais er een enke1e faalgebeurtenis wordt beschouwd, is het van belang om te weten ofhij een korte onderbreking van de levering tot gevolg heeft (toestand twee) of een lange (toestand drie). Daartoe is het belangrijk om te weten of er overbelasting kan optreden in de kabels in het district dat het gestoorde district ovemeemt. De kabels van een distributienet zijn in het algemeen ook behoorlijk overgedimensioneerd. Dat wil zeggen dat het jaarmaximum vaak veeI lager is dan de toelaatbare continue belasting van de kabels. De overcapaciteit van een kabel geeft de redundantie voor andere kabels zodat bij een storing nagenoeg altijd de volledige belasting van de gestoorde kabel overgenomen kan worden. Een andere reden om de kabels niet vol te belasten is dat men rekening houdt met de groei van de belasting in het district. Een legale wens is om een distributienet beter uit te nutten. Dat wi! zeggen dat dezelfde kabels worden gebruikt om meer elektrische energie te distribueren. Dit kan eenvoudigweg gebeuren door een kabel door te trekken en meer afnamepunten te voeden. Door de extra kabellengte en de toename van het aantal componenten wordt de kans op een onderbreking groter. Ook de gemidde1de en de maximale belasting van het district zullen toenemen. Dit district zal dus minder belasting over kunnen nemen van gestoorde buurdistricten. Hierdoor wordt de betrouwbaarheid van het totale net minder. De vraag is nu, hoeveel onbetrouwbaarder het net wordt bij de besproken uitbreidingen. Met andere woorden, hoeveel extra faalgebeurtenissen treden er op en hoe vaak kan een faalgebeurtenis niet worden opgevangen door een ander district. In de volgende hoofdstukken wordt in eerste instantie meer informatie gegeven over het probleem zelf. Zo wordt in hoofdstuk 2 de opbouw van een distributienet besproken. Hoofdstuk 3 gaat over de betekenis van het begrip betrouwbaarheid. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 een aantal algemene methoden besproken waarmee de betrouwbaarheid van een systeem bepaald kan worden. In hoofdstuk 5 worden een aantal bestaande software-pakketten onderzocht op hun bruikbaarheid voor het hierboven geschetste probleem. Dit resulteert in een aantal eisen voor een nieuw programma (hoofdstuk 6) en het nieuwe programma zelf (hoofdstuk 7). Ten slotte wordt nog een case studie uitgewerkt in hoofdstuk 8.
7
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
2 Distributienetten 2.1 Inleiding De openbare elektriciteitsvoorziening bestaat globaal uit 3 delen: opwekking, transport en distributie. De opwekking zorg er voor dat de elektriciteit wordt geproduceerd. Deze elektriciteit wordt getransporteerd via hoogspanningslijnen (in Nederland 380 kV, 220 kV, 150 kV, 110 kV en 50 kV) van de elektriciteitscentrales naar onderstations. Hier wordt de hoogspanning getransformeerd in middenspanning (l0 kV). Dit is de spanning waarop de eIektriciteit wordt gedistribueerd naar de netstations. In de netstations vindt de omzetting van middenspanning naar laagspanning (0,4 kV) plaats waama het laagspanningsnet de elektrische energie bij de klant brengt.
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste kenmerken van distributienetten besproken die nodig zijn om de betrouwbaarheid van deze netten te bepalen. 2.2 Opbouw van een distributienet In een onderstation wordt de hoogspanning getransformeerd naar middenspanning. Op de 10 kV rails in de onderstations begint het distributienet [1] (zie figuur 2.1a). Uitgaande van een dubbel railsysteem is per veld een railkeuze-schakelaar aangebracht die ervoor kan zorgen dat het district op een bepaalde rail kan worden geschakeld. Achter deze schakelaar bevindt zich een vermogensschakelaar. Deze zorgt ervoor dat het district snel wordt uitgeschakeld als er een kortsluiting is opgetreden in de aangesloten kabeI. Aan de andere kant van de vermogensschakelaar is soms nog een scheider geplaatst.
10 kV
10 kV
a
b
figuur 2.1: 10 kV rails in het onderstation met normale aansluiting van de kabels (aj en met aansluiting via dubbelvelden (bj [1]. Op deze standaardconfiguratie zijn een aantal varianten mogeIijk. Zo kunnen bijvoorbeeld extra componenten zoals kortsluitstroombegrenzende smoorspoelen worden toegevoegd. Een geheel andere variant is het gebruik van dubbelvelden. Hierbij maken twee districten gebruik van een vermogensschakelaar (zie figuur 2.1 b). Het idee hierachter is dat er een dure vermogensschakelaar minder nodig is. Vanuit het onderstation loren de middenspanningskabels richting de netstations. Het middenspanningsnet kan op vele manieren worden ontworpen. De drie basisstructuren zijn straalvormig, ringvormig en vermaasd (figuur 2.2). De meeste distributienetten in Nederland zijn echter van een gemengd type.
8
2 Distributienetten
10 kV
a c
b
figuur 2.2: Basisstructuren van distributienetten: straalvormig (aj, ringvormig (bj en vermaasd (cj
[1). De bedrijfsvoering van de distributienetten is in Nederland bijna altijd straalvorrnig. Dit betekent dat ringvorrnige, verrnaasde en gemengde netten lastscheiders hebben, die in de norrnale bedrijfstoestand geopend zijn. Dit zijn de zogenaamde netopeningen. Ais een bepaalde verbinding faalt, kan deze lastscheider worden gesloten en het net anders worden geconfigureerd. Wei wordt ervoor gezorgd dat het net altijd straalvorrnig blijft. Dit is van belang voor de reactie van de beveiliging in het onderstation. De kabels komen vervolgens aan in de netstations (figuur 2.3). Rier zijn ze, via een lastscheider op de 10 kV rail aangesloten. Meestal is op de 10 kV rail nog een kabel aangesloten naar een volgend netstation. In sommige gevallen kan deze kabel, in plaats van door een scheider, door een verrnogensschakelaar worden gescheiden van de 10 kV rail. In netstations zijn ook kortsluitstroomverklikkers aangebracht. Deze laten zien of er in het netstation een kortsluitstroom heeft gelopen. Aan de hand van deze signalering kan de storingsdienst de verbinding met de fout vinden als een kortsluiting is opgetreden.
10 kV 10 kVI 0,4 kV transformator
figuur 2.3: Configuratie van een netstation [1).
Op de 10 kV rails van de netstations zijn de 10 kV/O,4 kV transforrnatoren aangesloten. Aan de laagspanningszijde zitten, achter de smeltveiligheden, de laagspanningsnetten. In de meeste Nederlandse distributienetten zijn dit straalvorrnige netten. In enkele gevallen (bijvoorbeeld in Amsterdam) zijn deze verrnaasd en worden ze ook verrnaasd bedreven. Dat wil zeggen dat verschillende netstations niet aileen via 10 kV kabels met elkaar verbonden zijn, maar ook via het 0,4 kV net. Ret voordeel hiervan is dat het spanningsniveau bij de klanten kwalitatief goed is. De spanning ligt dieht bij de nominale waarde en er zit weinig variatie in. Een nadeel van een verrnaasd laagspanningsnet is dat bij het schakelen in het middenspanningsnet, ook het laagspanningsnet moet worden veranderd. Ret openen van een scheider in een 10 kV netstation betekent namelijk pas een scheiding met het volgende netstation als er ook in het laagspanningsnet geen verbinding tussen de twee netstations meer aanwezig is. 2.3 Faalgedrag De faalgegevens van de componenten worden meestal opgegeven als een faalgraad. Deze geeft het verwachte aantal faalgebeurtenissen van de component per jaar. In de meeste gevallen wordt de
9
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
faalgraad constant verondersteld. Er wordt dus geen rekening gehouden met kinderziektes of veroudering van de componenten. Voor de reparatietijd wordt meestal een vaste tijd genomen. Hierbij neemt men de gemiddelde reparatietijd. Het is niet eenvoudig om nauwkeurige faalgegevens van componenten te verkrijgen. In [2] worden faalgraden die bepaald zijn in tientallen onderzoeken met elkaar vergeleken. Deze faalgraden blijken voor gelijksoortige componenten vaak enorm te verschillen. In tabel 2.1 zijn de faalgegevens te vinden die gehaald zijn uit de storingsmeldingen van Energiebedrijf Amsterdam (EBA) [3]. Ze zijn onderscheiden naar component en naar oorzaak. De totale faalgraad van een bedrijfsmiddel is eenvoudig te bepalen door de afzonderlijke faalgraden op te tellen. De reparatietijden moeten gewogen worden opgeteld.
tabel 2.1: Amsterdamse faal- en herstelgegevens van de in distributienetten voorkomende componenten (Storingsaard algemeen betekent veroorzaakt door een foutieve handeling of ontwerpfout, mechanisch wordt veroorzaakt door mechanisch geweld van derden, bodemwerking is onder andere het verzakken van kabels en overig zi}n fouten die spontaan optreden of niet onder gebracht kunnen worden bi) eerder genoemde categorieen) [3}. Bedrijfsmiddel
Storingsaard
Vermogensschakelaar
Aigemeen
0,00000
(in onderstation)
Overig
0,00000
Totaal
0,00000
Aigemeen
0,00035
98,3
Overig
0,00069
22,8
Totaal
0,00104
48,2
Kabelscheider
Aigemeen
0,00037
98,6
(in onderstation)
Overig
0,00037
243,5
Totaal
0,00074
171,1
Mechanisch
0,01321
39,7
Bodemwerking
0,00423
46,2
Aigemeen
0,00581
35,4
Overig
0,00476
69,2
Totaal
0,02801
44,8
Algemeen
0,00021
41,8
Overig
0,00090
10,9
Totaal
0,00111
16,7
Smoorspoel
10 kV-kabel per km
Netschakelinstallatie
Tweede fout (gemiddelde waarde)
Faalgraad (per jaar)
Reparatietijd (uur)
9,5
Een ander Nederlands onderzoek wordt gedaan door EnergieNed. EnergieNed houdt door middel van niet-beschikbaarheidsenquetes de storingsgegevens in de Nederlandse hoog-, midden- en laagspanningsnetten bij. Voor midden- en laagspanning worden gedetailleerde gegevens verzameld zodat faalgraden en reparatietijden kunnen worden bepaald voor de netcomponenten. Hierbij wordt differentiatie aangebracht tussen specifiek landelijke en specifiek stedelijke gebieden. Tevens wordt een algeheel gemiddelde bepaald. In tabel 2.2 worden uit de EnergieNed faalgegevens van middenspanningscomponenten bepaald. De gemiddelden zijn bepaald uit de enquetes over de periode van 1990 tot en met 1994. De gegevens van specifiek landelijke en specifiek stedelijke gebieden zijn enigszinds verouderd. Deze zijn bepaald uit de vDEN-enquetes over de periode van 1979 tot en met 1984.
10
2 Distributienetten
tabeI2.2: Faalgraden van netcomponenten (10/20 kV) over de periode 1990 tot en met 1994 (algeheel gemiddelde) en over de periode 1979 tot en met 1984 (specifiek stedelijk en specifiek landelijk). Netcomponent
Gemiddelde hersteltijd van de levering (uren en minuten)
5toringsverwachting (per 100 km c.q. 100 stuks) A'
A
L'
5'
Ongepantserde kunststofkabel
0,64
0,0
0,8
L
5 2h23
Oh19
1h25
Gepantserde kunststofkabel
4,02
0,0
0,0
1h35
OhO
Oh39
GpLK-kabel
1,21
1,3
1,3
1h29
'lh12
'lh28
kunststofmof
0,22
1h37
1h03
1h59
massamof
0,09
1h31
1h12
1h38
kunststofeindsluiting
0,01
0,0
0,0
2h19
Oh31
1h58
massa-eindsluiting
0,00
0,0
0,0
1h25
1h18
2h07
2,0
1,6
1h16
1h31
totaal kabels, moffen en eindsluitingen
0,0
0,1
2h23
1h52
2h04
0,13
0,1
0,2
1h26
1hOO
1h39
lastscheiders
0,01
0,0
0,0
2h07
1h54
1h56
scheider
0,02
0,1
0,2
1h16
Oh52
2h02
aardingsschakelaars
0,00
0,0
0,0
nvt
nvt
nvt
transformatoren
0,07
0,2
0,2
2h06
1h32
2h30
smoorspoelen
0,14
0,1
0,0
Oh44
nvt
Oh08
railsystemen
0,02
vermogenschakelaars
smeltveiligheden overige componenten
1h14
0,03 2
totaal voor middenspanningsnet3
0,30 2,28
0,2 2,6
0,3
1h18
1h06
1h33
2,2
1h32
1h13
1h36
'A: algeheel gemiddelde; 5: specifiek stedelijke gebieden; L: specifiek landelijke gebieden. 2
deze storingen worden gerelateerd aan de totale netlengte.
3totaal aantal storingen per 100 km van het beschouwde middenspanningsnet.
De meeste fouten treden op in kabels. Graafwerkzaamheden zijn hierbij een belangrijke oorzaak. In periodes met veel graafwerkzaamheden zal de kans op een fout in een kabel dus aanzienlijk toenemen. Uit figuur 2.4 blijkt dat in Nederland de meeste fouten ontstaan tijdens werktijd. Ook dit is voor een groot deel te wijten aan de graafactiviteiten die zich juist dan afspelen. Tijdens deze periodes is ook de onderbrekingsschade voor de klanten het grootst [1].
11
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
Ol
2,5
.£
1:
~ 2,0
z=
!!!
~ 1,5
C 'i::
a
iii Q) 1,0 > .~ iii
gemiddelde storingsverwachting
& 0,5
werk- zaterzonbinnen werktijd (8.00-18.00)
werk- zaterzonbuiten werktijd (18.00-8.00) Tijd (dagen)
figuur 2.4 Verwachtingen voor netstoringen gedurende verschillende perioden van een week, gerelateerd aan de gemiddelde storingsverwachting [1J 2.4 Foutafhandelingsprocedure Ais er ergens in het 10 kV net een kortsluiting optreedt, zal binnen enkele seconden (afhankelijk van de instelling van het relais) de vermogensschakelaar openen [3]. Het district is nu dus spanningsloos. In het bedrijfsvoeringscentrum komt nu een foutmelding uit het onderstation. Vervolgens schakelen de bedrijfsvoerders de storingsdienst in. Eerst wordt iemand naar het onderstation gestuurd. Er wordt nu gekeken of de fout in het onderstation zit. Is dit niet het geval, dan zit de fout in een district. Betreft het een fout in een dubbelveld, dan wordt eerst gekeken welke van de verklikkers van het dubbelveld is gevallen. Vervolgens wordt de levering aan het foutloze district hersteld. Hierna gaat men naar het eerste netstation achter het onderstation. Men neemt dit netstation omdat de kabel tussen het onderstation en het eerste netstation vaak de langste is en dus de grootste faalkans heeft. De tijd tussen signalering van de storing en aankomst bij het eerste netstation wordt aangeduid met de reistijd.
Nu gaat men net zo lang de verschillende netstations af om te kijken of er verklikkers zijn gevallen, totdat men weet tussen welke twee netstations de fout zich bevindt. Denkt men nu de fout gevonden te hebben, dan isoleert men de fout. Vervolgens wordt het kabeldeel nog getest op het aanwezig zijn van de fout. Het vinden van de fout wordt aanzienlijk vereenvoudigd als de veroorzaker van de fout zichzelf meldt. De tijd tussen aankomst bij het eerste schakelpunt en het vinden van het gestoorde bedrijfsmiddel heet de detectietijd. Is het laagspanningsnet vermaasd (zoals in Amsterdam), dan moet nu ook een scheiding aangebracht worden in het laagspanningsnet. Hierna kan in het onderstation het gestoorde district weer worden ingeschakeld. Hiermee wordt de levering aan de netstations tussen het onderstation en de falende component hersteld. De netstations achter de fout zijn nu nog niet hersteld. Dit gebeurt pas als er een netopening tussen het gestoorde district en een gezond district wordt gesloten. Hierbij moet er wei op worden gelet, dat er geen overbelasting in de kabels kan ontstaan. In de meeste gevallen is het mogelijk dat aile netstations weer verbonden kunnen worden met een onderstation. De tijd die nodig is om de totale elektriciteitslevering te herstellen wordt de omschakeltijd genoemd. 12
2 Distributienetten
Nu de falende component gelsoleerd is, kan begonnen worden aan de reparatie. De tijd die nodig is om het gestoorde bedrijfsmiddel te repareren en te beproeven wordt de reparatietijd genoemd. Reparatietijden kunnen vele tientallen uren bedragen. Is er echter een tekort aan reserve waardoor niet de gehele elektrische energielevering kan worden hersteld tijdens de reparatie dan wordt er versneld gerepareerd. De gemiddelde waarden die EBA hanteert voor de bovengenoemde tijden zijn te vinden in tabel 2.3 [3].
tabel 2.3: Gemiddelde tijden met betrekking tot de foutafhandeling in distributienetten [2]. Reistijd
40 min
Detectietijd
30 min
Omschakeltijd
25 min
Reparatietijd
zie tabel 2.1
2.5 Onderhoud De onderhoudsgegevens van EBA zijn opgenomen in tabel 2.4. Er zijn hier onderhoudsfrequenties en hersteltijden gedefinieerd. Met de hersteltijd wordt de tijd bedoeld die nodig is om na het begin van het onderhoud terug te keren naar de bedrijfssituatie van voor het verrichten van de werkzaamheden. Net zoals bij falende componenten, zal voor een district met componenten in onderhoud het net anders worden geconfigureerd. Dit gebeurt door netopeningen in het vermaasde distributienet te sluiten. Door dit te doen voordat het netdeel met het onderhoud wordt gelsoleerd, wordt voorkomen dat er een onderbreking van de levering ontstaat. Tijdelijk wordt het net niet straalvormig, maar ringvormig bedreven. Het is echter niet altijd mogelijk om twee districten die in bedrijf zijn met elkaar te verbinden. Ais deze districten door verschillende onderstations worden gevoed zou het namelijk kunnen zijn dat er een behoorlijk faseverschil bestaat tussen de spanningen aan beide zijden van de schakelaar. Toch inschakelen zou ongewenst grote vereffeningsstromen tot gevolg kunnen hebben. Er moet voordat geschakeld wordt dus altijd gecontroleerd worden of het faseverschil tussen de spanningen in beide onderstations niet te groot is.
tabeI2.4: De geschatte onderhoudsgegevens per bedrijfsmiddel voor het distributienet (10 kV) van Amsterdam [2]. Bedrijfsmiddel
Werkzaamheden
Frequentie (per jaar)
Hersteltijd (uur)
Vermogensschakelaar
PeriodiekA
0,33333
8,0
(in onderstation)
Periodiek B
0,14286
39,0
Incidenteel
0,10000
8,0
Controle
1,00000
2,0
Smoorspoel
Periodie
0,20000
4,0
Kabelscheider
Periodiek
0,20000
4,0
Profielwijziging
0,10000
31,0
Liggingsgebr.
0,10000
31,0
Netwijziging
0,10000
8,0
Periodiek A
0,20000
4,0
Periodiek B
0,10000
8,0
(onderstation) 10 kV-kabel per km
Netschakelinstallatie
13
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
In het algemeen ondervindt een klant dus geen hinder van gepland onderhoud. De kans op een onderbreking wordt voor de klant echter weI groter. Er is immers een component uit bedrijf genomen. Ook wordt een gedeelte van de reserve capaciteit van het net gebruikt om een aantal netstations te voeden. Deze component en de gebruikte reservecapaciteit kunnen tijdens het onderhoud dus niet worden gebruikt om een onverwachte storing op te vangen. 2.6 Belasting De belasting van een netstation is niet altijd gelijk aan zijn maximale belasting. Hij varieert gedurende een dag, gedurende de week en gedurende het jaar. Zo zal een kantorencomplex bijna uitsluitend elektriciteit vragen gedurende werktijden. Dat wi! dus zeggen dat de vraag 's nachts en in het weekend duidelijk minder is. Ook zal in de zomermaanden een verlaagde vraag zijn in verband met vakanties. De belastingspatronen kunnen voor verschillende groepen gebruikers worden gemodelleerd. Hierbij wordt voor elk uur van de dag, voor elke dag van de week en voor elke week van het jaar een relatieve belastingsgraad bepaald. Door nu voor een bepaald tijdstip het produkt van deze belastingsgraden te vermenigvuldigen met de maximale belasting wordt de momentane belasting van het netstation verkregen. Een voorbeeld van een dagbelastingspatroon is gegeven in figuur 2.5. In bijlage 1 zijn de dag-, week- enjaarpatronen van een aantal belastingsgroepen weergegeven.
~ ~ "U
....
100% 80%
If)
Cl
c
~
60%
(jj
..a (1)
40%
> (1)
~
(jj
c::
20%
figuur 2.5 Voorbeeld van een belastingsdagpatroon voor kantoren [3].
14
3 Wat is betrouwbaarheid?
3 Wat is betrouwbaarheid? 3.1 Inleiding In eerste instantie lijkt het begrip betrouwbaarheid niet zo moeilijk. De definitie die de van Dale [4] van betrouwbaar geeft is ook niet ingewikkeld: "te vertrouwen, zo dat men zich erop kan verlaten". Er is echter een probleem bij deze definitie: subjectiviteit. Wat namelijk voor de een nog te vertrouwen is, hoeft voor een ander al helemaal niet meer betrouwbaar te zijn. Dit hoofdstuk gaat over het begrip betrouwbaarheid. Betrouwbaarheid wordt toegepast op de specifieke situatie van dit onderzoek: het beter uitnutten van distributienetten. Het is de bedoeling dat de onduidelijkheid en de subjectiviteit uit het begrip worden weggenomen. Dit is van belang om in het vervolg van dit werk eenduidig over betrouwbaarheid te kunnen spreken.
Een, voor dit onderzoek bruikbare, betrouwbaarheidsparameter zou kunnen zijn: Het aantal faalgebeurtenissen in een systeem waarbij een onderbreking van de levering optreedt. Het probleem bij deze parameter is nu dat het moeilijk is om te definieren wanneer een faalgebeurtenis ook werkelijk tot een onderbreking leidt. Het is meestal overdreven om een spanningsdaling van bijvoorbeeld 20% die een honderdste seconde duurt als een onderbreking van de levering te zien. Daarentegen zal het geheel wegvallen van de spanning voor een paar uur bijna altijd als onderbreking worden beschouwd. Waar de grens ligt is niet eenduidig. Een klant zal in de praktijk spreken van een onderbreking van de levering als zijn aangesloten apparatuur minder goed gaat functioneren. De reactie op een afwijkende netspanning is voor elk apparaat verschillend. In de volgende paragrafen worden een aantal methodes besproken die gebruikt kunnen worden om in te schatten of een bepaalde afwijking in de levering ook tot schade leidt. 3.2 Onderbreking van de levering Elk op het net aangesloten apparaat heeft een eigen reactie op een afwijkende netspanning. Deze reactie hangt af van de soort en de duur van de afwijking. Langdurige afwijkingen (Ianger dan een minuut) worden in [5] en [6] beschreven. Hierbij wordt de ontstane schade uitgedrukt in Waarde van Niet Geleverde Energie (WNGE). Dit zijn de kosten voor de gebruikers als gevolg van het uitvallen van de stroomvoorziening, uitgedrukt in guldens per niet geleverde kWh. Een conclusie uit het in [5] gedane onderzoek is dat het zeer moeilijk is om iets algemeens over de WNGE te zeggen: De aangesloten belasting verschilt te vee\. Duidelijk is echter dat een langdurige afwijking bijna altijd tot schade leidt.
Een aan de WNGE verwante grootheid is de Waarde van hetNiet Geleverde Vermogen (WNGV). Dit zijn dezelfde kosten als bij de WNGE, maar nu uitgedrukt in guldens per kW. Bij beschouwing van de WNGV komen ook de onderbrekingen die niet zo lang duren naar voren. Deze hebben door hun korte duur niet zoveel WNGE, maar kunnen toch behoorlijke schade tot gevolg hebben. Als voorbeeld kunnen hier de opstartkosten van een bepaald industrieel proces genoemd worden. Gesteld mag worden dat er, net zoals de bij WNGE, enorme verschillen zitten in de WNGV voor verschillende op het net aangesloten apparaten. Bepaling van de WNGV zal dus ook de nodige problemen met zich meebrengen. Door het Duitse Ministerium fir Chemische Industrie [7] wordt een indeling van de storingen gemaakt. Deze indeling gaat uit van vier categorieen van gevolgen van een storing. Ten eerste zijn er storingen die een gevaar vormen voor de veiligheid van mensen. Deze fouten dienen ten aile tijden voorkomen te worden. In de tweede categorie zijn ingewikkelde produktieprocessen met langdurige opstarttijden ondergebracht. Deze categorie wordt gekenmerkt door hoge kosten bij uitval (hoge WNGV). Vervolgens is er een groep waarvoor de kosten van uitval evenredig is met de tijdsduur van de storing (WNGE is constant). Er is hier dus geen sprake van opstartkosten. De vierde groep heeft geen last van de storing. Er is dus ook geen schade. Opgemerkt moet worden dat dezelfde apparaten bij verschillende storingen ook in verschillende categorieen kunnen zitten.
15
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
In dit onderzoek is niet van belang wat de onderbreking exact kost (economisch en/of maatschappelijk). Ret is echter van belang of er al dan niet schade ontstaat. Ret verband tussen de foutspanning en de tijd dat deze spanning kan bestaan zonder tot schade te leiden, wordt de spanningsvastheid genoemd. Figuur 3.1 geeft een voorbeeld van de spanningsvastheid van computers. De hier gepresenteerde kromme lijkt op een norm. Dit is het echter niet. Ret is slechts een richtlijn voor computerfabrikanten (Power Concious Computer Manufacturers [8]). Opvallend aan de figuur is dat een onderbreking van een halve periode al tot uitval kan leiden. Omdat computers in steeds meer toepassingen te vinden zijn, zullen ook de korte onderbrekingen steeds belangrijker worden.
300%
+---'\:-------------------------------
E
~g
>:
o
200%+-
------"'-...:-
_
...; Cl C C
~
-==========:::::=:~::::::::::::====
100%t-
0,001
0,01
0,1
0,5 1,0
10
100
1000
Tijd in periodes (60 Hz)
figuur 3.1: Richtlijn voor de spanningsvastheidvan computers [8].
Kloeppel geeft in [9] voor een zevental apparaten de spanningsvastheidscurven (zie figuur 3.2). Er wordt hier aileen naar spanningsdalingen en onderbrekingen gekeken. Overspanningen blijven buiten beschouwing. Opvallend is dat voor de meeste soorten apparaten de toegestane onderbrekingsduur kort is (korter dan een seconde). Figuur 3.1 en 3.2 laten zien dat veel op het net aangesloten apparatuur gevoelig is voor snelle verschijnselen in het net. Deze verschijnselen worden in openbare netten veroorzaakt door de belasting die op het net is aangesloten en door gebeurtenissen in het net zelf. Over de invloed van de belasting is weinig algemeens te zeggen. Zo zal het inschakelen van zuiver Ohmse belasting geen probleem zijn. Ret inschakelen van motoren heeft echter grote inschakelstromen tot gevolg die tot secondenlange spanningsverlagingen kunnen leiden. Gebeurtenissen in het openbare net veroorzaken korte onderbrekingen, spanningsdips en overspanningen. Zo ontstaan bij bijna elke schakelhandeling transiente verschijnselen. Meer schakelhandelingen betekent vaker last van transienten. Dat wil dus zeggen dat netten met veel redundante componenten misschien weI betrouwbaarder zijn voor langdurige fouten, maar dat er meer transiente verschijnselen kunnen optreden door veelvuldig schakelen.
16
3 Wat is betrouwbaarheid?
100%
.......
~ ~
--- ---
80%
""
~
::l
>:
••••••••••
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
,,
60%
0
Cl
0-
.. , ..
'
I
40%
I
I I
III
en
".
(0"
I
~
.!: c:: c::
OJ
,
•••
I I
20%
I I
,, C 0,001
0,01
0,1
1,0 Tijd (s)
10
1000
100
figuur 3.2: Spanningsvastheidscurven voor metaaldamplamen (a), synchrone motoren (b) en asynchrone motoren (c) [9]. Meestal hangt de werking van een proces af van de werking van meer dan een apparaat. De spanningsvastheidskromme van het totale proces kan dan worden bepaald door het Booleaans optellen ofvermenigvuldigen van de individuele spanningsvastheidskrommen. Voor een aantal soorten apparaten is de bepaling van de schade redelijk subjectief. Zo doet zich de vraag voor, bij hoeveel seconden een onderbreking van bijvoorbeeld de verlichting tot schade leidt. ANSI/IEEE Std. 446-1987 [8] geeft een lijst met maximaal getolereerde duur van een onderbreking. In tabel3.1 wordt deze per groep samengevat.
tabel 3.1: Maximaal getolereerde duur van een onderbreking voor diverse soorten belasting [8]. Aigemeen Verlichting
Specifiek Voor evacuatie Aigemeen
Maximaal getolereerde duur van een onderbreking 10 s ongedefinieerd 15 s-1 min
Transport
Litten
Klimaat beheersing
Temperatuur (kritische apperatuur)
10 s
Druk (kritisch)
1 min
Vochtigheid (kritisch)
1 min
Gebouw verwarming
30 min
Gebouw ventilatie
1 min
Data processing
Cpu
Communicatie systeem
Telefoon
10 s
Televisie
10 s
Signalen
Y2 periode
Radio
10 s
Alarm
1-10 s
3.3 Methoden om onderbrekingen in kaart te brengen Optredende onderbrekingen kunnen op een aantal manieren geregistreerd worden. In een VDEN rapport [10] wordt overwogen om een maatschappelijk aanvaarde maximumgrens te stellen aan de gevolgen van een netstoring. De gevolgen worden uitgedrukt in het produkt van de onderbrekingsduur en het aantal getroffen verbruikers of de hoeveelheid afgeschakelde belasting. De
17
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
resulterende kromme (zie figuur 3.3) wordt de acceptatiecurve genoemd. Nadeel van deze methode is dat er geen onderscheid gemaakt wordt tussen verschillende gebruikers en verschillende soorten gevolgen. Ook worden spanningsdalingen en overspanningen niet in rekening gebracht.
24 h 10 h niet acceptabel
L...
::J ::J "'C III
1h
Cl
c:
:s;;: ~
.c L...
10 min
Q)
optimalisatie gebied
"'C
c:
1 min
0
10 s altijd acceptabel 1s 1
10
100
1000
(kVA)
10.000
5
50
500
5000
(klanten)
50.000
Afgeschakeld vermogen en aantal getroffen verbruikers
figuur 3.3: Acceptatiecurce voor een elektriciteitsonderbreking. Een tweede methode voor het in kaart brengen van storingen is het maken van een indeling aan de hand van de duur van de onderbreking [1] (zie figuur 3.4). Uit deze statistieken zou men dan af kunnen 1eiden hoe vaak bijvoorbeeld het proces in een fabriek uitvalt. Ook hier geldt het nadeel dat overspanningen en spanningsdalingen niet worden meegenomen.
50 ~ 40 ~
c:
Q)
g> 30 :s;;: ~
.c
m 20 o "'C
c:
10
8
16
32
Onderbrekingsduur (uur)
figuur 3.4: Indeling van storingen aan de hand van onderbrekingsduur. Een andere methode [11] definieert per type belasting een spanningsvastheidscurve. Meestal wordt deze gemodelleerd als Spijkercurve. Figuur 3.5 is hier een voorbeeld van. Het betreffende apparaat of proces valt niet uit bij een onderbreking korter dan een halve seconde. Ook is het bestand tegen spanningsdalingen van 10% onder de nominale spanning die niet 1anger dan zestig seconden duren. Duren de onderbrekingen of spanningsdalingen langer dan de gestelde tijd, dan ontstaat er schade. 18
3 Wat is betrouwbaarheid?
Alleen deze gebeurtenissen met schade dienen te worden beschouwd bij de bepaling van de betrouwbaarheid.
100%
~ ~
80%
Hier blijft de belasting in bedrijf
E
8
::::> :> 0
-
60%
Cl
c
·c
c m
0.. CJ)
40%
Hier treedt een onderbreking op
20%
o
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
. . . . . ·-----+1-60
Tijd (s)
figuur 3.5: Voorbeeldvan een Spijkercurve [ll}. Ret is ook mogelijk om betrouwbaarheid uit te drukken in een getal. Riervoor zijn verschillende indexen te definieren. In [12] worden acht indices gegeven. Vijf ervan zijn klantgeorienteerd. Ret zijn verhoudingsgetallen met als parameters: het aantal (getroffen) klanten, het aantal onderbrekingen, de duur van de onderbrekingen en het aantal uren per jaar. De andere drie indices gaan uit van vermogen en energie. De eerste is de gemiddeld niet geleverde energie per jaar. Bij de andere twee wordt deze index gedeeld door respectievelijk het totale aantal klanten en het aantal klanten dat last had van de onderbreking.
3.4 Conclusies Om verschillende redenen is het, bij de analyse van de betrouwbaarheid, moeilijk om snelle verschijnselen in een openbaar distributienet goed te beschouwen. Er zou immers exact bekend moeten zijn welke belasting op welk moment op het net aangesloten is. Ook moet men weten wat voor invloed een spanningsverandering van een bepaalde duur heeft op de aangesloten belasting. Ret beschouwen van snelle verschijnselen bij de betrouwbaarheidsbepaling is ook niet zo zinvol. Snelle verschijnselen zijn namelijk nauwelijks te voorkomen. Klanten met hiervoor gevoelige apparatuur zullen in de praktijk zelf maatregelen genomen hebben om deze gevoeligheid te verkleinen. Om gebruik te kunnen maken van Spijkercurves is het nodig om op aansluitingspunten de spanning te berekenen. Riervoor zijn zowel gegevens nodig van de werkzame als van de blinde vermogensvraag. Ret is echter niet erg eenvoudig om van elke klant vast te stellen hoeveel werkzaam- en hoeveel blindvermogen hij vraagt. Dit is ook nog afhankelijk van het tijdstip. Ret is dus voor een openbaar net nagenoeg ondoenlijk om genoeg gegevens te verzamelen om een Spijkercurve goed toe te kunnen passen. Ais er geen snelle verschijnselen en ook geen spanningsdalingen worden beschouwd, ligt het voor de hand om als betrouwbaarheidsparameter de verwachte jaarlijks niet geleverde energie te nemen. Ais dit wordt aangevuld met het te verwachten aantal fouten per jaar, de gemiddelde duur van een fout en de totale verwachte duur van de onderbrekingen per jaar dan wordt een redelijk compleet beeld geschetst van de betrouwbaarheid van het beschouwde net. In dit onderzoek zal daarom de verwachte jaarlijks niet geleverde energie de belangrijkste betrouwbaarheidsparameter zijn.
19
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
4 Aigemene methoden om de betrouwbaarheid van een systeem te bepalen 4.1 Inleiding Bij betrouwbaarheidsonderzoek kan gebruik gemaakt worden van diverse methoden. Deze hebben allen hun eigen voor- en nadelen. In dit hoofdstuk worden vier methoden besproken en onderzocht op hun bruikbaarheid voor de bepaling van de betrouwbaarheid van elektriciteitsnetten. Bij elke methode zal een voorbeeld worden gegeven dat betrekking heeft op een zeer eenvoudig openbaar distributienet. Rierbij zal nog geen rekening worden gehouden met de maximale belastbaarheid van de componenten. Ret voorbeeld is aIleen bedoeld om te laten zien wat er met een methode kan en wat de knelpunten van de methode zijn. 4.2 Markov methode 4.2.1 Theorie De Markov methode is een stochastische methode, waarbij analytisch wordt gerekend met het fouten herstelgedrag van componenten [13]. Men onderscheidt twee soorten Markov processen: Markov processen met discrete tijd en Markov processen met continue tijd. De eerste beschrijft een systeem op bepaalde tijdstippen waarbij de tijd tussen twee na elkaar komende tijdstippen constant is. Gebeurtenissen in het systeem kunnen aIleen op tijdstippen plaatsvinden. Er kan aIleen dan een component falen of gerepareerd zijn. De tijd tussen twee tijdstippen zal dus in de orde van grootte moeten liggen van de kortst voorkomende tijd tussen twee gebeurtenissen. Nu is de verwachte tijd tussen falen en reparatie van een component veel kleiner dan de verwachte tijd tot de faalgebeurtenis. Voor de tijd tussen twee tijdstippen zal dus de reparatietijd moeten worden genomen. Dit betekent dat een gezonde component pas na veel tijdstippen faalt. Op deze tijdstippen verandert er niets in het systeem; Ret systeem is en blijft gezond. Ret is daarom zinvoller om naar continue Markov-processen te kijken.
Ret stochastische gedrag van continue Markov-processen wordt beschreven door de elementen van drie bouwstenen [13]. Ten eerste is er de toestandruimte SN= {l, 2, ..., N}. Elke situatie die zich in het systeem voor kan doen, heet een toestand in deze ruimte en heeft een nummer. Vervolgens bestaat er een beginkansverdeling PO = (P0(1), pO(2), ..., PO(N)) van de toestanden. Deze geeft de kansen aan dat het systeem zich op tijdstip t=O in een bepaalde toestand in S bevindt. Omdat het systeem altijd in een bepaalde toestand zit, is de som van deze kansen gelijk aan 1. De laatste bouwsteen is een matrix Q (met elementen qij)' In deze matrix worden de overgangsrelaties gegeven tussen de verschillende toestanden uit S. In geval van een discreet Markov proces zijn dit overgangskansen. Dit zijn de kansen dat het systeem in een bepaalde periode M tussen twee gedefinieerde tijdstippen van de ene naar de andere toestand overgaat. In een continu Markov proces wordt de periode M oneindig klein. Rierbij gaan de overgangskansen over in overgangsintensiteiten. Bij een Markov proces worden deze constant en dus tijdsonafhankelijk verondersteld. Overgangsintensiteiten geven het verwachte aantal overgangen per tijdseenheid. Concreet betekent dit dat de kans dat het systeem naar een bepaalde toestand overgaat, aIleen afhankelijk is van de overgangsintensiteiten naar deze toestand en de toestand waarin het systeem zich bevindt. De eerdere toestanden van het systeem spelen geen ro1. Dit wordt de geheugenloze eigenschap van het Markov proces genoemd. Om de betrouwbaarheid te kunnen bepalen, zal uitgerekend moeten worden, wat de kans is, dat het systeem in een bepaalde toestand zit. Riertoe wordt de eindkansverdeling Poo van het systeem bepaald. Voor Poo geldt: Pao = Qpao
(4.1)
Voor elke toestand i kan de frequentie waarmee de toestand wordt verlaten ifD) weergegeven worden door:
20
4 Aigemene methoden
fD(i) = p",(i)- Lqji
(4.2)
j~i
En de frequentie waannee de toestand i wordt bereikt (IE):
fECi) = LP",(j)-qii
(4.3)
j~i
De gemiddelde duur van het verblijf in toestand i mi wordt gegeven door: (4.4)
Met een continu Markov proces is het dus mogelijk om aan te geven wat de frequentie is waannee bepaalde toestanden van een systeem voorkomen en hoe lang deze gemiddeld duren. De verwachte totale verblijftijd in een bepaalde toestand is eenvoudig te bepalen uit de vennenigvuldiging van de laatste 2 parameters. Ais een continu Markov proces wordt gebruikt bij de betrouwbaarheidsbepaling van een component, worden meestal twee toestanden onderscheiden. Het kan zijn dat de component werkt (up) en het kan zijn dat hij faalt (DOWN). De overgangsintensiteit van UP naar DOWN wordt de momentane faalgraad A genoemd, terwijl de overgangsintensiteit de andere kant op, momentane herstel-graad J1 heet [14]. Nogmaals wordt opgemerkt dat A en J1 constant zijn. Dit betekent dat er gewerkt wordt met tijdonafhankelijke overgangsintensiteiten. In een continu Markov proces wordt het faal- en herstelgedrag dus negatief exponentieel verdeeld verondersteld (zie bijlage 2). Meestal is men niet gei'nteresseerd in de betrouwbaarheid van slechts een component, maar in de betrouwbaarheid van een geheel systeem. Bij het groter worden van de systemen, nemen ook de aantallen toestanden toe. Dit kan leiden tot zeer grote stelsels, die nauwelijks meer op te lossen zijn. Het is dus aan te raden om het aantal toestanden beperkt te houden. Een eerste mogelijkheid om het aantal toestanden te beperken, is het schrappen van bepaalde toestanden en overgangsintensiteiten. Het wegstrepen van een toestand is toegestaan, als de kans op optreden verwaarloosbaar is ten opzichte van de kans op het optreden van andere toestanden met vergelijkbare gevolgen. Beschouw bijvoorbeeld een systeem met twee identieke componenten. Ais een van de componenten uitvalt, is het systeem DOWN (serie-systeem). De toestand waarbij twee componenten falen, heeft hetzelfde gevolg voor het systeem als de toestanden waarbij slechts een component DOWN is. De kans hierop is echter veel kleiner. In veel gevallen is deze laatste toestand dan ook te verwaarlozen. Een andere mogelijkheid om het aantal toestanden te beperken zijn de netwerkreductiemethoden. Met behulp van deze methoden worden twee of meerdere componenten samengenomen en in het Markov proces beschouwd als een component. Deze component heeft een momentane faal- en herstelgraad die samengesteld is uit de faal- en herstelgraden van de componenten die vervangen worden. Fonnules voor het samennemen van A'S en Jl'S zijn gegeven in tabel 4.1 [15]. Er wordt verschil gemaakt tussen serie en parallelle componenten. Bij componenten in serie leidt een falende component tot een onderbreking, terwijl bij parallelle componenten aile componenten moeten falen alvorens het systeem down is.
21
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
tabeI4.1: Formules voor het samennemen van A's en J.l's van componenten in serie en componenten die parallel zijn geschakeld [15). serie (n componenten)
parallel (2 componenten)
-®~-D-
--D- .... --0- ~--oA",
A" ~,
~n
A,
~
A.~
5:,u.
n
A1A2(J.lI + J.l2)
2);
A
;=1
(als J.li» A;)
J.lIJ.l2
n
LA; ;=1 ~
(als J.li »A;)
fAX: i=1 J.l;
J.lI + J.l2
Er zijn ook systemen met andere configuraties dan parallel en serie. Deze hebben bijvoorbeeld een driehoekconfiguratie. am dit soort netten te reconfigureren zijn andere technieken nodig. Een mogelijkheid is het gebruik van voorwaardelijke kansen. Hierbij wordt het systeem in twee keer beschouwd. De ene keer voor het geval dat een bepaalde, in de driehoek zittende, component UP is, de andere keer indien hij faalt. De resultaten worden met behulp van voorwaardelijke kansen gewogen opgeteld. Een voorbeeld van deze methode is uitgewerkt in [14] (zie figuur 4.1).
E is UP
E is DOWN
figuur 4.1: Reconfigureren van een netwerk met behulp van voorwaardelijke kansen. Andere methoden zijn de minimale sneden en de minimale paden methoden [15]. De eerste definieert groepen van componenten die, dan en slechts dan als alle componenten DOWN zijn, een falend systeem veroorzaken. Deze groepen kunnen derhalve worden weergegeven als parallelschakelingen. De parallelschakelingen van de verschillende groepen (minimale sneden) worden onderling in serie geschakeld. Opgemerkt moet worden, dat bij toepassing van deze methode componenten meer dan eens in het netwerk voor kunnen gaan komen (zie figuur 4.2).
figuur 4.2: Reconfigureren van een netwerk met behulp van de minimale sneden methode. Het complement van de minimale sneden methode, is de minimale paden methode. Deze methode definieert groepen die, dan en slechts dan als alle componenten UP zijn, beschikbaarheid van het systeem garanderen. Deze groepen worden als serieschakelingen weergegeven die met de andere groepen parallel geschakeld zijn (zie figuur 4.3).
22
4 Algemene methoden
jiguur 4.3: Reconfigureren van een netwerk met behulp van de minimale paden methode. 4.2.2 Markov methode en de betrouwbaarheid van open bare netten In een openbaar net bevinden zich een groot aantal componenten met een momentane faalgraad 'A en een herstelgraad p. Ais deze componenten falen, grijpt de beveiliging in en wordt het district met de fout uitgeschakeld. Rierna worden de lastscheiders aan weerszijde van de zone met de fout geopend. Ret net wordt nu gereconfigureerd zodat nog zoveel mogelijk netstations kunnen worden gevoed. Vervolgens wordt de geopende vermogensschakelaar weer gesloten. Hierna begint de reparatie. Pas als deze is voltooid, keert het systeem terug in zijn gezonde toestand. Er zijn hier vier toestanden te onderscheiden: 1. De gezonde toestand. 2. De toestand vlak na de fout, waarbij de beveiliging nog niet heeft ingegrepen. Op deze situatie zal de beveiliging moeten reageren. 3. De toestand nadat de beveiliging heeft ingegrepen. Een vermogensschakelaar in het onderstation heeft geschakeld en ervoor gezorgd dat het gehele district spanningsloos is. 4. De toestand dat de fout is gelsoleerd, de levering aan de netstations is hersteld en de reparatie is begonnen. In hoofdstuk 3 is aangegeven waarom het toegestaan is om een toestand met een duur van slechts enkele seconden niet mee te nemen. Daarom wordt toestand 2 niet beschouwd. Toestand 1, 3 en 4 blijven dus over. In toestand 4 is er sprake van een falende component. Dit falen wordt opgevangen door het inzetten van andere componenten. Deze componenten kunnen als reserve componenten worden beschouwd. De reserve componenten zijn in dit geval dus de componenten in het net die ervoor zorgen dat de levering hersteld kan worden. De overgangsintensiteit tussen toestand 1 en 3 is de, al bekende, momentane faalgraad 'A. Die tussen 4 en 1 de momentane herstelgraad p. De overgangsintensiteit tussen toestand 3 en 4 is nieuw. Deze wordt installatiegraad y genoemd [15]. In het algemeen geldt dat de momentane faalgraad 'A veel kleiner is dan de herstelgraad p. Op zijn beurt is de herstelgraad p weer veel kleiner dan de installatiegraad y (zie figuur 4.4). Component is gezond
Component faalt, levering is hersteld I - - - - - - - E - - - - - - - l Component faaIt, levering is gestoord y
jiguur 4.4: Markov model van een component die vervangen kan worden door andere componenten [15]. Om het totale aantal toestanden in het Markov model handelbaar te maken, worden een aantal vereenvoudigingen toegepast. De eerste vereenvoudiging betreft het aantal componenten van het systeem. De componenten worden zoveel mogelijk samengenomen met behulp van de netwerkreductiemethoden. Bij deze reductie wordt getracht aile componenten die de levering in de gezonde toestand verzorgen samen te nemen tot een component. Vervolgens worden ook de andere
23
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
componenten van het district samengenomen tot zo weinig mogelijk componenten. Deze componenten veroorzaken weI het aanspreken van de beveiliging, maar helpen niet mee aan de levering van het belastingspunt in gezonde situatie. Het kan weI zijn dat deze componenten deel uitmaken van een reservesysteem. Ook samengenomen worden de reservedelen die niet rechtstreeks gekoppeld zijn aan het beschouwde belastingspunt. In geval van een fout kunnen deze met behulp van een schakelaar aan de gestoorde streng worden gekoppeld. De tweede vereenvoudiging heeft te maken met het aantal faalgebeurtenissen dat tegelijk op kan treden in het net. Hoe meer componenten tegelijk kunnen falen, hoe ingewikkelder het Markov model wordt. In de volgende paragraafwordt gekeken naar een model waarin slechts een component tegelijk kan falen. Daama wordt een model besproken waarin twee componenten tegelijk kunnen falen.
Betrouwbaarheidsbepaling waarbij slechts een component tegelijk kanialen Een eenvoudige manier om met de Markov methode de betrouwbaarheid van een systeem te bepalen is erop gebaseerd dat er slechts een fout tegelijk kan optreden. Dit is een juiste benadering van de werkelijkheid als de kans dat twee componenten uit bedrijf zijn erg klein is. Ook de gevolgen van twee fouten tegelijk mogen niet vele ordes groter zijn dan de gevolgen van een fout. Als er maar een fout tegelijk kan optreden, kunnen voor aIle faalgebeurtenissen de gevolgen voor het systeem worden beschreven. Deze gevolgen kunnen worden uitgedrukt in bijvoorbeeld het aantal uren per jaar dat de levering is onderbroken. Wanneer deze nu worden vermenigvuldigd met de kans dat de betreffende component faalt, wordt het verwachte aantal stroomloze uren per jaar voor deze fout verkregen. Worden deze waarden opgeteld, dan wordt het verwachte aantal stroomloze uren per jaar van het gehele systeem verkregen [14]. De bovenstaande methode kan worden toegepast op de bepaling van de betrouwbaarheid van openbare netten. Hiervoor wordt het net van figuur 4.5 beschouwd. Er wordt verondersteld dat aIleen fouten op kunnen treden in verbindingen. De faalgraad van deze verbindingen is 0,2 fouten per kilometer per jaar. Reparatie van een verbinding duurt gemiddeld 4 uur en de benodigde tijd om handmatig de scheiders te schakelen is gemiddeld een half uur.
Afnemer I ....-t3--::---7 Afnemer II
D
figuur 4.5: Voorbeeld van betrouwbaarheidsbepaling met de Markov-methode waarbij slechts een component tegelijk kanialen (zie ook tabel4.2). In tabel 4.2 worden nu de gevolgen van het falen van de verbindingen A, B, C en D onderzocht. Hierbij worden voor afnemer I en II bepaald of de levering wordt onderbroken en voor hoe lang. Vervolgens worden voor zowel I als II de onderbrekingsduren voor de verschillende faalgebeurtenissen gesommeerd. De resulterende waarde is nu het verwachte aantal stroomloze uren in een jaar.
24
4 Aigemene methoden
tabel4.2 Voorbeeld van betrouwbaarheidsbepaling met de Markov-methode waarbij slechts een component tegelijk kanfalen (zie ookfiguur 4.5). Afnemer I lengte
aantalonderbrekingen
Afnemer II duur van de jaarlijkse duurvan de onderbreking onderbrekingen
aantalonderbrekingen
duur van de jaarlijkse duurvan de onderbreking onderbrekingen
(km)
(per jaar)
(uur)
(uur)
(per jaar)
verbinding A
1
0,2
0,5
0,1
0,2
0,5
0,1
verbinding B
3 2 1
0,6 0,4
0,5 0,5
0,3 0,2
0,6 0,4
0,5
0,3
-
-
-
0,2 1,4
0,5 4
0,2 0,8
verbinding C verbinding 0
Aantal onderbrekingen per jaar
1,2
(uur)
1,4
0,6
Verwachte jaarlijkse onderbrekingsduur Gemiddelde duur van een onderbreking
(uur)
D,S
1,0
Betrouwbaarheidsbepaling waarbij zowel een als twee componenten tegelijk kunnenfalen Bij de betrouwbaarheidsbepaling waarbij naast enkelvoudige faalgebeurtenissen ook toestanden worden beschouwd met een tweede fout wordt nog een extra vereenvoudiging gemaakt; Er wordt slechts gekeken naar een afnamepunt. De betrouwbaarheid in andere punten in het systeem is nu te bepalen door dezelfde methode te herhalen voor deze punten. In figuur 4.6 wordt het net gegeven wat hier als voorbeeld wordt gebruikt. De toestanden waarin het net zich kan bevinden zijn de toestand waarbij geen enkele component faalt en de toestanden waarbij een component faalt of twee componenten falen. Voor dit voorbeeld geldt dat als component A of B faalt, de beveiliging het gehele district met een vermogensschakelaar afschakelt. Vervolgens wordt de gestoorde component geYsoleerd. Ais component B gestoord is, kan de vermogensschakelaar weer worden ingeschakeld. Zit de storing in A, dan kan de levering via B en C worden hersteld. Deze schakelhandelingen worden beschreven door de overgangsintensiteit y. Voor component C hoeft geen overgangsintensiteit y te worden gedefinieerd omdat de beveiliging van het beschouwde district met de belasting niet reageert op component C.
U
B
Afnemer I
figuur 4.6: Voorbeeldnet bij de bepaling van de betrouwbaarheid met de Markov-methode als zowel een als twee componenten tegelijk kunnen falen. In het geval dat er twee componenten tegelijk falen, zal eerst een component worden gerepareerd. Hierna komt het systeem in de reparatietoestand van de dan nog falende component terecht.
25
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
AA levering aan de klant is aanwezig (up) of niet (DOWN)
-i:
(0):+=
up ABC
Aantal reservewegen Component is gezond (C) of gestoord (Q)
figuur 4.7: Markov model van het netwerk van figuur 4.6. Er kunnen een of twee componenten tegelijkfalen. Een mogelijk Markov model is geschetst in figuur 4.7. De bijbehorende overgangsmatrix Q is:
Q=
l-AA-~-Ac
0
~A
0
AA 0
l-YA
0
YA 0
J.1c
0
0
0
0
0
J.lB 0
0
0
0
0
0
1-~A-~-Ac
0
0
0
J.1c
0
0
0
l-Y8
0
0
J.lB 0
0
0
0
0
0
~A
0
0
J.1c
Ac
0
l-AA-J.lB-Ac 0
0
0
Y8 0
l-AA-~-J.1c
0
~A
0
0
0
~
0
0
1-~rJ.lB
0
0
0
0
Ac
0
AA 0
J.lB 0
AA
0
1-~A-J.1c
0
0
0
0
0
0
0
0
0
l-Y8
0
0
0
0
0
Ac
~ 0
0
0
Y8
I-J.lB -J.1c
~ 0
De eindtoestand van het Markov proces geeft de kans dat het systeem uiteindelijk in een bepaalde toestand zit. Deze eindtoestand wordt bepaald door het oplossen van het stelsel:
Pro = Qpro
(4.6)
Dit stelsel kan worden opgelost door de eigenvectoren te bepalen. Een voorwaarde waaraan Pro moet voldoen is dat de som van zijn elementen gelijk is aan 1 omdat de kans dat het systeem in een van zijn toestanden zit 100% is. Met behulp van formules 4.2 tot en met 4.4 is nu te bepalen hoe vaak het systeem in een bepaalde toestand zit en hoe lang hij daar naar verwachting zit. Vit deze twee waarden is ook de verwachte totale jaarlijkse verblijftijd in de betreffende toestand te berekenen (vermenigvuldigen). Verschillende toestanden in figuur 4.7 kunnen dezelfde gevolgen hebben voor de levering op het belastingspunt. Hier worden immers maar twee toestanden onderscheiden: levering en geen levering. De verwachte totale jaarlijkse onderbrekingsduur is eenvoudig te bepalen door de totale jaarlijkse verblijftijden van de betreffende toestanden op te tellen. Het bepalen van de frequentie is iets
26
4 Aigemene methoden
ingewikkelder. Riertoe zullen met behulp van formules 4.2 en 4.3 de overgangsfrequenties bepaald moeten worden tussen toestanden met en zonder levering. Een belangrijk deel van het betrouwbaarheidsonderzoek heeft te maken met het ontdekken van componenten die veel invloed hebben op de betrouwbaarheid van het systeem (zie bijlage 3). 4.2.3 Conclusies Met een Markov proces kan de betrouwbaarheid van een openbaar distributienet worden bepaald. Rierbij moeten echter een aantal vereenvoudigingen worden gemaakt. Zo kunnen alleen exponentiele kansverdelingen worden toegepast, het is dus niet mogelijk om andere verdelingen met het model te beschrijven. Eigenschappen die geheugenwerking (veroudering) hebben of deterministisch zijn (onderhoud) kunnen dus niet netjes worden beschreven.
Er zitten ook beperkingen in het aantal toestanden dat door een Markov model kan worden beschouwd. Te veel toestanden betekent dat het overzicht verloren wordt. Ook wordt het rekenen met de matrices steeds ingewikkelder. Bij de betrouwbaarheidsbepaling van een elektriciteitssysteem is het aantal toestanden op twee manieren te beperken: Ret aantal componenten en het aantal faalgebeurtenissen dat gelijktijdig plaatsvindt kan beperkt worden. Beide vereenvoudigingen verkleinen de complexiteit van het systeem aanzienlijk. Ret is dan ook meestal verantwoord om ze te maken. De invloed van de betrouwbaarheid van individuele parameters op de totale faalkans van het systeem is met een Markov proces te bepalen (zie bijlage 3). Samenvattend kan worden gezegd dat het Markov proces een redelijk flexibel model kan geven met als grootste nadeel dat het alleen exponentiele verdelingen kan gebruiken. 4.3 Vernieuwingstheorie 4.3.1 Theorie Bepaalde stochastische processen kunnen worden beschreven met behulp van de vemieuwingstheorie. Meestal is het hierbij beschouwde systeem een aaneenkoppeling van gebeurtenissen (zie figuur 4.8). Belangrijke toepassingen van de vemieuwingstheorie zijn onder andere wachtrijproblemen en voorraadproblemen.
S,
8,., 82 8,
t,
!o T,
,
1,
T2
.... .
t,.,
1, T,
figuur 4.8: Een vernieuwingsproces met stochasten Ti die de tijd tussen gebeurtenissen op ti en ti-l weergeven. Si geeft de tijd tot aan gebeurtenis i.
De stochasten van een vemieuwingsfunctie beschrijven de tijd (Ti) tussen twee gebeurtenissen (i-I en i). Si wordt gedefinieerd als de tijd tot aan de i-de gebeurtenis. Voor Si geldt dus: ;
S;= "fJi
(4.7)
j=l
27
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
Bij toepassing van de vernieuwingstheorie is men meestal gelnteresseerd in het aantal gebeurtenissen N(t) na een bepaalde tijd t (zie figuur 4.8). Deze gebeurtenissen worden in de vernieuwingstheorie ook weI vernieuwingen genoemd. Ret aantal vernieuwingen in het interval
() {O als t < 1; N\f = n als Sn ~ t < Sn+l' n ~ 1
(4.8)
De tijd tot de r-de vernieuwing wordt gegeven door Sr' De cumulatieve kansverdeling van deze stochast wordt gegeven door: (4.9) Rierbij wordt er (voorlopig) vanuit gegaan dat de stochasten Tj onderling onafhankelijk zijn en dezelfde kansverdeling F(t) hebben. Ret teken * staat voor het convolutieprodukt. De kansdichtheidfunctie van Sr wordt nu: 1
fsrV)
ffsr_I(-r)-fV--r)
=
(4.10)
o Men wil van N(t) de verdeling en de verwachte waarde weten als functie van de tijd. De laatste functie wordt ook weI de vernieuwingsfunctie H(t) genoemd [16]. Met deze kansdichtheidfunctie van Sr (4.10) kan nu een functie worden opgesteld voor de vernieuwingsfunctie H(t):
HV) = E[N(t)] =
00
00
r=O
r=O
L>' P[NV) = r] = L>' P[NV) = r] = (4.11)
tFs.(t) ~ ~ Ifs. Hh ~ Rt fs.«»)d< De enkelzijdige Laplace-transformatie is gedefinieerd [17] als: 00
J
f * (s) = e -st dF(t) = E ~ -st ]
(4.12)
o metj(t) = 0 voor t
Met:
L[Fl(tr F2(t)] = L[Fl(t)lL[F2(t)]
(4.13)
gaat 4.10 over in: (4.14) Omdat aIle Tis hetzelfde zijn verdeeld geldt:
f~(s)=
[r*(s)J
(4.15)
H(t) gaat nu over in:
H*(s)
=
i·ff~(s) S
r=l
=
i·f[r*(s)J S r~
=
~.«(s)+(((S))2+ .. '+V*(s))
(4.16)
Met behulp van een Taylor reeks wordt dit: *
H
28
f* (s)
_
(s) -
Sv. - f *():\ s ') Ii
(4.17)
4 Aigemene methoden
Voor de vemieuwingsdichtheidsfunctie Set) wordt gevonden:
S*(s)
=
f(s) 1- f(s)
(4.18)
Invullen van de functies en terugtransforrneren geeft de functie H(t). Ajwisselende vernieuwingsprocessen Ais de stochasten niet dezelfde verdeling hebben, wordt het vemieuwingsproces iets ingewikkelder. Komen bijvoorbeeld twee stochasten T' en T" beurtelings voor, dan wordt gesproken van afwisselende vemieuwingsprocessen (zie figuur 4.9).
figuur 4.9: Ajwisselendvernieuwingsproces met stochasten T'i en T"2. Er kunnen nu twee soorten verwachtingswaarden worden bepaald. Een voor het aantal overgangen van toestand 1 naar 2 (HI (t)) en een voor het aantal overgangen van toestand 2 naar 1 (H2(t)). Met een soortgelijke afleiding als hierboven wordt voor HI (t) en H2(t) gevonden:
h*(s) sQ - h* (s)f2*(s) 1- h* (s) De kans dat op tijdstip t het systeem in toestand 1 zit wordt aangegeven door hiervoor de volgende forrnule afgeleid:
1- h* (s)
* (. ) 7t 1\5
=
sQ _ h* (S)f2* (s))
(4.19)
1t 1.
In [16] wordt
(4.20)
Dit is gelijk aan: 7t ;
(s)
=
H; (s)- H; (s) + !s
(4.21)
dus: 7t I
= H 2 (t)- HI (t)+ 1
(4.22)
4.3.2 Vernieuwingstheorie en de betrouwbaarheidvan openbare netten Er zijn waarschijnlijk vele mogelijkheden om de vemieuwingstheorie op de betrouwbaarheid van een openbaar net toe te passen. Hier wordt een zeer eenvoudig voorbeeld uitgewerkt. Beschouwd wordt het net van figuur 4.10. Norrnaal geschiedt de levering via verbinding A. Gaat deze kapot, dan wordt de levering, nadat handmatig geschakeld is, overgenomen door verbinding B. Hierbij wordt aangenomen dat de tijd tot een faalgebeurtenis veel groter is dan de reparatietijd, die op zijn beurt weer groter is dan de tijd tot het herstellen van de levering via B.
29
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
U
1
lD
«
Belasting
figuur 4.10: Voorbeeldnet bij de bepaling van de betrouwbaarheid met behulp van de vernieuwingstheorie. In de volgende methode wordt gezocht naar de totale onderbrekingsduur tot aan een bepaald tijdstip t. Een onderbreking van de levering ontstaat in dit voorbeeld bij twee toestanden waarin het net zich kan bevinden. Ten eerste is er de toestand waarbij component A faalt en component B gezond is. De onderbrekingstijd van de levering is dan gelijk aan de tijd die nodig is om het net te reconfigureren. Dit zal in de meeste gevallen enkele tientallen minuten duren. Het kan ook voorkomen dat zowel component A als component B faalt. Dit is toestand 2. De levering aan de klant zal pas hersteld kunnen worden als een van de twee verbindingen gerepareerd is. De onderbrekingstijd kan in dit geval enkele tientallen uren zijn. De twee toestanden worden in dit voorbeeld apart beschouwd. Bij de toestand waarbij component A faalt en component B gezond is, wordt gesteld dat voor de tijd die nodig is om te reconfigureren een vaste waarde genomen kan worden. De totale onderbrekingstijd die wordt veroorzaakt door deze toestand kan nu eenvoudig worden bepaald door deze reconfiguratietijd te vermenigvuldigen met het verwachte aantal faalgebeurtenissen in A. Hiervoor zal dus het verwachte aantal faalgebeurtenissen tot aan tijdstip t moeten worden bepaald. De kans dat beide componenten falen (toestand 2) is het produkt van de individuele faalkansen. Op een bepaald tijdstip geldt dus dat de kans op toestand 2 gelijk is aan de kans dat A op dit tijdstip faalt, vermenigvuldigd met de kans dat B faalt. Het is dus van belang om de kansverdelingsfuncties van het falen van A en van het falen van B te kennen. Er wordt hier gekozen voor de afwisselende vemieuwingsprocesmethode. Voor zowel component A als component B wordt een vemieuwingsproces gedefinieerd. De componenten kunnen zich in twee verschillende toestanden bevinden. Ze kunnen falen of gezond zijn. Ze beginnen in de gezonde toestand. Een kansverdelingsfunctie bepaald nu de tijd tot falen. Hiema wordt de reparatietijd bepaald enzovoort. Voor het bepalen van de verwachte onderbrekingstijd tot aan tijdstip t die veroorzaakt wordt door toestanden waarin aileen component A faalt, moet nu het verwachte aantal faalgebeurtenissen in A per periode worden bepaald. Dit kan door met behulp van het de vemieuwingsfunctie van A en formule 4.19. Met behulp van de vemieuwingsfuncties voor A en B is het mogelijk om de faalkans van een component op een bepaalde tijd uit te rekenen (formules 4.20 tot en met 4.22). Door nu de faalkansfunctie (functie van de tijd) van A en B te vermenigvuldigen, wordt de kansverdelingsfunctie voor het falen van zowel A als B verkregen. Ais deze functie over de beschouwde periode wordt geYntegreerd, dan is de onderbrekingsduur als gevolg van deze toestand uitgerekend.
4.3.3 Conclusie De besproken methode stelt weinig eisen aan de kansverdeling- en kansdichtheidsfuncties. De enige eisen zijn dat de kansdichtheidsfuncties enkelzijdig Laplace transformeerbaar zijn en dat e*(s) en F(s) (formules 4.17 en 4.18) terugtransformeerbaar zijn. Dit maakt deze methode universeler dan de Markov methode.
30
4 Aigemene methoden
Het probleem met deze methode is, dat het bij een ingewikkelder wordend systeem al snel onoverzichtelijker wordt. Het is mogelijk om onderhoud in het model op te nemen. Het is echter niet eenvoudig. Het gebruik van de vemieuwingstheorie zal dus zinvol zijn in kleine systemen waarin andere verdelingsfuncties dan negatief exponentiele beschouwd moeten worden. De meeste elektriciteitsnetten zijn te ingewikkeld voor een vemieuwingsproces. Ook is er niet de noodzaak om veel andere verdelingsfuncties dan de negatief exponentiele toe te passen (zie hoofdstuk 3). De vemieuwingstheorie lijkt dus niet erg geschikt voor de betrouwbaarheidsbepaling van elektriciteitsnetten. 4.4 Petri-netten 4.4.1 Theorie Een Petri-net is een netwerk met twee soorten componenten. Dit zijn de plaatsen en de overgangen. Deze componenten worden met elkaar verbonden door een of meer gerichte pijlen. Hierbij moet voldaan worden aan de voorwaarde dat gelijksoortige componenten niet met elkaar verbonden mogen worden. Een plaats kan dus aIleen maar verbonden zijn met een overgang. Figuur 4.11 laat een voorbeeld zien van een Petri-net. De plaatsen PI tot en met P4 zijn aangegeven met cirkels, de overgangen tl en t2 met rechte strepen [18] [19].
figuur 4.11: Voorbeeld van een Petri-net met plaatsen (cirkels) en overgangen (zwarte balken).
In plaats PI bevinden zich twee stippen (tokens in het engels). Deze stippen kunnen zich aIleen maar bevinden in plaatsen. De verdeling van deze stippen laat de toestand zien waarin het systeem zich bevindt. Dit kan weergegeven worden met een toestandsvector. De toestandsvector van het systeem in figuur 4.11 is (2, 1,0,0). Stippen kunnen van plaats veranderen door het vuren van een overgang. Een overgaan kan vuren als er in elk van de naar de overgang wijzende plaatsen minstens een stip aanwezig is. Bij het vuren wordt nu in elk van deze plaatsen een stip weggenomen. Er wordt vervolgens een stip geplaatst in elke plaats waar de overgang naartoe wijst. Het bovenstaande wordt toegelicht aan de hand van het voorbeeld van figuur 4.11. Naar overgang t2 wijst aIleen P3. Deze heeft geen stip en kan dus ook niet vuren. Overgang tl kan weI vuren omdat PI en P2 beiden minstens een stip bezitten. Er wordt bij PI en P2 dus een stip weggehaald en er wordt er een geplaatst in P3. Het resultaat is te zien in figuur 4.12a. De volgende stap is het vuren van t2' Het resultaat staan in figuur 4.12b.
31
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
figuur 4.12: Toestand van het Petri-net uitfiguur 4.11 nadat overgang t1 heeft gevuurd (a) en nadat daarna overgang t2 heeft gevuurd (b).
Voor dit voorbeeld kan voor de verschillende toestanden een bereikbaarheidsgraaf worden gedefinieerd. Deze geeft de mogelijke overgangen tussen de verschillende stippenverdelingen (zie figuur 4.13). (2,1,0,0) ~ (1,0,1,0) ~ (1,1,0,1) ~ (0,0,1,1) ~ (0,1,0,2)
figuur 4.13: Bereikbaarheidsgraafvan het Petri-net uitfiguur 4.11.
Tot nu toe is nog aIleen het klassieke Petri-net behandeld. Er zijn echter vele uitbreidingen ontwikkeld. Ten eerste is er de uitbreiding met kleur. Hierbij worden er verschillende soorten stippen gedefinieerd die een bepaalde eigenschap bezitten. Deze eigenschap wordt de kleur van de stip genoemd. Met behulp van de gekleurde Petri-netten is het bijvoorbeeld mogelijk om een bepaalde stip in het systeem te volgen. Een andere uitbreiding is de uitbreiding met tijd. Dit kan op twee manieren. Er kan namelijk een tijd worden gedefinieerd die de stip erover doet om, via een overgang, in de volgende plaats te komen. Een andere manier waarop tijd kan worden gei'ntroduceerd is de beschouwing van de tijd tot vuren. Als de stip in een bepaalde plaats zit en de overgang in principe kan schieten, wacht de overgang een bepaalde tijd totdat hij vuurt. Er is dus een vertragingstijd gei'ntroduceerd. Deze vertragingstijd kan vast zijn. Hij kan echter ook voldoen aan een bepaalde verdelingsfunctie. De wiskundige uitwerking van Petri-netten is bij willekeurige verdelingen echter behoorlijk ingewikkeld. Er zijn Petri-netten ontwikkeld met bepaalde overgangskansverdelingsfuncties. Zo zijn er netten die aIleen exponentiele en directe overgangen kennen. Deze lijken veel op de Markov modellen. Er zijn daamaast modellen die ook nog gebeurtenissen met een vaste vertragingstijd meenemen. Tijdsafhankelijke Petri-netten met nog meer verschillende verdelingen worden zelden toegepast. 4.4.2 Petri-netten en de betrouwbaarheid van openbare netten Om te onderzoeken of Petri-netten bruikbaar zijn bij de bepaling van de betrouwbaarheid van openbare netten wordt hier het eenvoudige voorbeeld beschouwd van figuur 4.14. Als Petri-net wordt een tijdsafhankelijk model gekozen. Hierbij wordt de tijd tot een overgang (vertraging) als tijdelement genomen. De overgangen kunnen direct zijn (zonder vertraging), een vaste vertragingstijd hebben of een stochastische vertragingstijd met een exponentiele verdeling hebben.
U
1
ID
«
Belasting
figuur 4.14: Voorbeeldnet bi) de bepaling van de betrouwbaarheid met behulp van Petri-netten.
32
4 Aigemene methoden
Bij het gebruikte voorbeeld worden als gebeurtenissen alleen maar de gevolgen van kabelstoringen beschouwd. De tijden tot een faalgebeurtenis zijn negatief exponentieel verdeeld. De levering wordt na het optreden van een fout met de hand hersteld. Dit duurt een bepaalde vaste tijd. Vervolgens begint de reparatie. De reparatieduren worden weer negatief exponentieel verdeeld verondersteld.
figuur 4.15: Ontwerp voor een Petri-net voor het elektrische netwerk van figuur 4.14.
In figuur 4.15 wordt een ontwerp voor een Petri-net voor figuur 4.14 gepresenteerd. De strepen geven hier directe overgangen aan, de zware rechthoekjes overgangen met een vaste tijd en de open rechthoekjes overgangen met exponentieel verdeelde tijden. Ret is waarschijnlijk niet het meest optimale ontwerp, maar het geeft redelijk inzicht in het proces. Ret principe van dit ontwerp is als voIgt. Er bevinden zich drie stippen in het net. Een geeft de toestand aan van het systeem: levering via A (uP-A), levering via B (UP-B) of geen levering (DOWN). De andere twee geven de toestand van de twee verbindingen: gezond (up) of falend (DOWN). Als nu de stip die de werking van A aangeeft (de meest linker stip in figuur 4.15) van UP overgaat naar DOWN, zal de overgang tussen 'levering via A' en 'levering via B' kunnen vuren. De plaatsen die naar deze overgang wijzen hebben nu immers allemaal een stip. De stip die de toestand van het systeem aangeeft (de middelste stip) zal nu, na een vaste tijd, overgaan naar de plaats 'levering via B'. Andere gebeurtenissen worden op vergelijkbare wijze door het Petri-net verwerkt. Ret principe blijft echter dat er altijd precies drie stippen in het systeem aanwezig zijn. De eigenlijke interesse gaat uit naar de betrouwbaarheidsparameters. Deze worden hier niet bepaald. Ze kunnen echter worden bepaald door toepassing van de in [20] besproken methode. 4.4.3 Conclusie Er zijn betrouwbaarheidsberekeningen uit te voeren met behulp van Petri-netten. Rierbij kunnen overgangen met een exponentieel verdeelde overgangstijd en deterministische overgangen beschouwd worden.
33
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
Voor een erg eenvoudig net kost het al de nodige moeite om een goed ontwerp te maken voor een Petri-net. Ais dan eenmaal dit net gevonden is, is het nog een hele klus om daadwerkelijk de betrouwbaarheidsparameters te berekenen. Er kan dus gesteld worden dat het niet erg handig is Petri-netten te gebruiken bij de bepaling van de betrouwbaarheid van een openbaar net. 4.5 Monte Carlo Simulatie 4.5.1 Theorie Tot nu toe zijn aIleen nog maar analytische methoden ter sprake gekomen. Uitgaande van de faal-en reparatie verdelingsfuncties werden hier de betrouwbaarheidsparameters exact uitgerekend. Een andere methode is de Monte Carlo simulatie. Deze methode simuleert het leven van het systeem met behulp van toevalsgetallen. Met deze toevalsgetallen worden de tijden tot aan een gebeurtenis uitgerekend. Hierbij kunnen verschillende verdelingsfuncties worden gebruikt. Door nu genoeg levens te simuleren, kunnen verschillende betrouwbaarheidsparameters nauwkeurig worden bepaald.
In deze paragraaf worden oppervlakkig enkele kenmerken van de Monte Carlo Simulatie aangehaald, voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar [21]. Een Monte Carlo simulatie vereist een groot aantal aselect getrokken getallen. Om een aantal, in [21] genoemde, redenen kan bij het gebruik van de computer geen zuivere random generator worden toegepast. Daarom wordt een pseudo random generator toegepast. Deze genereert toevalsgetallen volgens een bepaald algoritme. Het aantal toevalsgetallen is echter eindig. Het is dus van belang dat de cyc1uslengte van deze generator groot genoeg is voor de simulatie zodat, na enige tijd, niet weer met dezelfde rij toevalsgetallen gewerkt gaat worden. Het gebruik van een pseudo random generator heeft nog een aardig voordeel bij het vergelijken van twee systemen die grotendeels met elkaar overeenkomen. Doordat hier dezelfde reeks toevalsgetallen wordt toegepast, zullen de simulatie uitkomsten positieve covariantie bezitten. De variantie van het verschil wordt namelijk:
(J~I-Z2 = (J~, +(J~2
-cOVZ"Z2
<(J~l +(J~2
(4.23)
Met de verkregen toevalsgetallen moeten vervolgens de stochastische tijden tot aan een gebeurtenis worden bepaald. Dit gebeurt door het invullen van de toevalsgetallen in de inverse kansverdelingsfuncties. In [21] worden methodes beschreven voor bepaling van de stochastische tijden van uniforme verdeling, normale verdeling, exponentiele verdeling, de Weibull verdeling en de badkuipkromme. Met de nu verkregen stochasten is de simulatie uit te voeren. De volgende vraag is hoeveel simulatielussen ('levens') vereist zijn. Met de volgende stelling begint de afleiding van dit aantal: Stelling: Ais aselecte steekproeven van n waamemingen worden getrokken uit een populatie met verwachting E[X] = f.L en een standaarddeviatie (J dan is de verdeling van het berekende gemiddelde x bij benadering normaal verdeeld met de verwachting f.L en standaarddeviatie (J/"·Jn [22]. Met
et>(x)-et>(-x)
34
(4.24)
4 Aigemene methoden
en een tabel voor de cumulatieve normale verdeling
(x) kan worden afgeleid dat het 95% betrouwbaarheidsinterval van de verwachte waarde p het interval (p-2cr/-.Jn, p+2cr/-.Jn) is. Nu geldt voor de verwachtingswaarde en de standaarddeviatie het volgende: n
E[X] = ~ = IXiPi i=l
n
cr
2
=
I
X; Pi -E
2
[x] =
~(1-~)
i=1
(omdat Xi = 1 of 0 geldt ook
Xt
(4.25)
= 1 of 0)
Ais uitgegaan wordt van het 95% betrouwbaarheidsinterval dan moet 2cr kleiner zijn dan de vereiste absolute fout: 2J ~(l~ n>
~) < (5
4~(1- ~)
(4.26)
(52
p(1-p) is maximaal voor p = 0,5 zodat voor het aantal simulaties n moet gelden dat deze groter is dan 1/(52. Dit betekent dat bijvoorbeeld bij een 95% nauwkeurigheidsinterval en een maximale absolute fout van 10% 101 simulatielussen noodzakelijk zijn. Bij 1% wordt dit all0.00l. Ret voordeel van een vereiste absolute fout is dat men van tevoren weet hoeveel simulatielussen er nodig zijn. Dit is bij een afbreekcriterium met relatieve fout niet het geval [21]. Ret te simuleren systeem is in principe onbeperkt. Wordt het echter op een computer gesimuleerd dan spelen beperkingen van geheugenruimte en rekentijd een roi. 4.5.2 Monte Carlo simulatie en de betrouwbaarheid van openbare netten Ais de betrouwbaarheid van een openbaar net bepaald moet worden, kan ook een Monte Carlo simulatie worden toegepast. Rierbij worden met pseudo random getallen en inverse verdelingsfuncties de stochastische tijden bepaald tot aan een gebeurtenis. Deze gebeurtenissen worden nu in tijdvolgorde behandeld. Bij een gebeurtenis wordt eventueel nog een stochastische tijd bepaald (bijvoorbeeld in geval van een faalgebeurtenis de reparatietijd). Ook wordt het net gereconfigureerd en gekeken wat voor effect dit heeft op de levering aan de klant. De gebeurtenis en het effect op de levering worden vervolgens weggeschreven in een lijst. Riema wordt de volgende gebeurtenis genomen. Dit gaat door totdat de te beschouwen levensduur voorbij is. Ais dit het geval is, wordt het net weer veranderd, zodat het systeem er weer hetzelfde uitziet als voor de simulatie. Nu begint de volgende simulatie. Ret aantal simulaties hangt afvan de vereiste nauwkeurigheid (formule 4.26). 4.5.3 Conclusie Ret gebruik van de Monte Carlo simulatie bij de bepaling van de betrouwbaarheid van openbare netten heeft een aantal voordelen. Een voordeel is dat aile denkbare verdelingsfuncties beschikbaar zijn. Ook aile soorten gebeurtenissen zoals fouten, onderhoud, falende beveiliging enzovoort zijn te modelleren. De flexibiliteit is dus groot.
Er zijn echter ook beperkingen. Wil de computer die de simulatie uitvoert de grootte van het systeem aan kunnen, dan is het aantal componenten, gebeurtenissen en verdelingen beperkt. Dit heeft te maken met een eindig geheugen en een beperkte snelheid van de computer. In vergelijking met de analytische methoden, kan het net in een Monte Carlo simulatie echter vele malen groter zijn, zodat de laatste beperkingen wei meevallen. Monte Carlo simulatie is dus een geschikte manier om betrouwbaarheidsparameters van elektriciteitssystemen te bepalen.
35
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
5 Bepaling van de betrouwbaarheid van elektriciteitsnetten met behulp van bestaande computerprogramma's 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden drie computerprogramma's besproken die geschreven zijn voor de betrouwbaarheidsbepaling van elektriciteitsnetten. Er wordt hierbij eerst ingegaan op de methode die het programma gebruikt. Vervolgens wordt aan de hand van een voorbeeldnet onderzocht of het programma geschikt is voor de betrouwbaarheidsbepaling van beter uit te nutten openbare distributienetten. Het gebruikte voorbeeldnet is voor twee van de drie computerprogramma's hetzelfde. Dit net wordt besproken in paragraaf 5.2. 5.2 Voorbeeldnet Het voorbeeldnet dat gebruikt wordt bij de bespreking van de diverse computerprogramma's is 2 weergegeven in figuur 5.1. Het net bestaat geheel uit 95 mrn koper Gepantserde Papier Lood Kabels (GPLK'S). Deze kunnen veilig worden belast tot 225 A. In de praktijk houdt men echter vaak 150 A aan. Dit wordt de maximale belastbaarheid van de kabel genoemd. De gedachte hierachter is dat elk district een reserve heeft van 75 A waarmee hij altijd de he 1ft van de belasting van een ander district kan overnemen. BW131R E
....N m
2 61,0 A E
.... <0 ~
3IH,IA E
..,m
[I
rechter naastgelegen district spitslast: 73 A lengte kabel: 3672 m
N
4 8,5A E
;: 5 6,2A E Ll) Ll)
hoofddistrict spitslast: 136,2 A lenge kabel: 2062 m
~
6 6,8A E CD
<0
7 13,1 A E m
.... 8 16,3A
..,..,E 9 15,2 A E
.... linker naastgelegen district spitslast: 123 A lenge kabel: 6597 m
~
~
I
10 OA 98m
figuur 5.1: Voorbeeldnet met netstations, lengtes van kabels en maximale jaarbelastingen van de netstations.
36
5 Bestaande computerprogramma's
Elk netstation heeft een maximale jaarbelasting. Dit is de hoogste stroom die in het beschouwde jaar door het netstation wordt gevraagd. Deze belasting is, zowel bij het beschouwde district als bij de beide naastgelegen districten, van kantoren afkomstig. Het dag-, week- en jaarbelastingspatroon van deze groep klanten is weergegeven in bijlage 1. Bij de betrouwbaarheidsbepaling hebben de computerprogramma's natuurlijk de faalgegevens van de in het net voorkomende componenten nodig. Hiervoor worden de gegevens uit tabel 2.1 gebruikt. De tijden die nodig zijn om het net te reconfigureren zijn gegeven in tabel 2.3 en de onderhoudsgegevens zijn te vinden in 2.4.
5.3 TR_10KV.EXE Het computerprogramma TR 10KV.EXE [23] is door Energie Bedrijf Amsterdam (EBA) geschreven om het verwachte aantal onderbrekingen in een district van een distributienet te bepalen. 5.3.1 Werking van TR_10KV.EXE
TR_lOKV. EXE bepaalt de betrouwbaarheid van een enkel district. Dit district wordt het hoofddistrict genoemd. Ais er een faalgebeurtenis in dit district plaatsvindt, zal de levering van elektriciteit door andere districten overgenomen kunnen worden. Deze districten worden naastgelegen districten genoemd en kunnen aan het hoofddistrict gekoppeld worden door het sluiten van een netopening. In TR_10KV.EXE kunnen maximaal twee naastgelegen districten worden opgegeven. Het computerprogramma gebruikt aIleen het aantal meters kabel en het aantal netstations van de districten. Het programma ziet een district dus als een geheel. Dat wi! zeggen dat faalgebeurtenissen die op verschillende plaatsen in het district ontstaan op dezelfde manier behandeld worden. Er kan ook maar een fout tegelijk in een district voorkomen. Het programma onderscheidt vier soorten districten: • Enkelzijdig overneembare districten: Hierbij wordt naast het hoofddistrict een naastgelegen district gedefinieerd. • Meerzijdig overneembare districten: Hierbij worden naast het hoofddistrict twee naastgelegen districten gedefinieerd. • Voeding met twee kabels parallel: Een klant wordt gevoed door twee paraIlelle kabels. • Voeding met drie of meer kabels parallel: Een klant wordt gevoed door meer dan twee paraIlelle kabels. Voor elk soort district wordt een Markov model gedefinieerd. Hierbij worden toestanden onderscheiden waarbij zowel het hoofddistrict als de naastgelegen districten kunnen falen of in onderhoud kunnen zijn. Een voorbeeld voor enkelzijdig ovemeembare netten is gegeven in figuur 5.2. Is het hoofddistrict gestoord dan wordt de gehele belasting van dit district door naastgelegen districten overgenomen. In de praktijk zal het zo zijn dat niet altijd de gehele belasting dient te worden overgenomen. Meestal zullen namelijk via de originele weg nog enkele punten kunnen worden gevoed. De gehele belasting wordt vervolgens door het programma verdeeld over de naastgelegen districten. Hierbij wordt de belasting in exact gelijke delen gesplitst. Ook dit zal in de praktijk meestal niet kunnen. Er wordt echter verondersteld dat het verantwoord is om beide aannames te maken. Er worden door TR lOKV.EXE twee soorten onderbrekingen onderscheiden: korte en lange. De eerste onderbreking duurt gemiddeld 95 minuten. Dit is de som van de reistijd, de detectietijd en de omschakeltijd. Deze onderbreking ontstaat als er een enkele fout optreedt in het hoofddistrict en als deze zonder problemen over te nemen is door de naastgelegen districten. De lange onderbreking duurt gemiddeld 9,5 uur (reparatietijd plus de som van de reis-, detectie- en de
37
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
omschakeltijd). Hij komt voor als zowel het hoofddistrict als een naastgelegen district gestoord zijn Of als de belasting van het gestoorde hoofddistrict niet kan worden overgenomen in verband met te
verwachten overbelasting. 1 hoofd: gezond naast: gezond
1l0h
2
4
3
6
hoofd: onderhoud naast: gezond
hoofd: gezond naast: onderhoud
hoofd: gestoord naast: gezond
hoofd: gezond naast: gestoord
11.,
"
A,.,
A"
7
5
8
hoofd: onderhoud naast: gestoord
hoofd: gestoord naast: onderhoud
hoofd: gestoord naast: gestoord
figuur 5.2: Markov model van de situatie dat het hoofddistrict slechts een naastgelegen district heeft [3].
Er worden door TR_I0KV.EXE een aantal stroomklassen gedefinieerd. Elke stroomklasse is begrensd door twee waarden van de stroom. TR_I0KV.EXE bepaalt nu het aantal uren per jaar dat het district (hoofd- en naastgelegen districten) een belasting heeft die in de betreffende stroomklasse kan worden ingedeeld. Hierbij gaat TR_IOKV.EXE uit van een schatting van de momentane belasting in het hoofddistrict en de naastgelegen districten. Deze schatting wordt gebaseerd op de dag-, week- en jaarprofielen van de gebruikersgroepen (zie bijlage 1). Een beperking van TR_lOKV.EXE is dat de klantensamenstelling voor het gehele net hetzelfde is. Het enige verschil tussen de hoofd- en naastgelegen districten is dus de maximale jaarbelasting. Grondwerkzaamheden zijn de belangrijkste oorzaak van faalgebeurtenissen in distributienetten. Tijdens grondwerkzaamheden is de faalgraad van de kabels daarom ook hoger dan normaal. TR_lOKV.EXE bepaalt daarom zowel voor periodes met veel grondwerkzaamheden als voor normale periodes, het aantal lange en korte onderbrekingen. Tevens wordt een gewogen gemiddelde bepaald. 5.3.2 Bepaling van de betrouwbaarheid van het voorbeeldnet met TR_lOKV.EXE Voor de bepaling van de betrouwbaarheid van het voorbeeldnet worden de gegevens uit tabel 5.1 gehanteerd. Deze gegevens zijn gebaseerd op de kenmerken van het net die in paragraaf 5.2 zijn beschouwd.
38
5 Bestaande computerprogramma's
tabeI5.1: Invoergegevens TR 10KV.EXE voor de bepaling van de betrouwbaarheid van het voorbeeldnet. Naastgelegen Type voedingskabel Spitslast in A Smoorspoel Lengte 10 kV-kabel Aantal schakelinstallaties Samenstelling belastingsgroepen
Hoofddistrict
Naastgelegen
95mm 2
95mm 2
95mm 2
123
136
73
Ja
Ja
Ja
6597 m
2062 m
3672 m
25
10
10
100 % Kantoren, industrie en/of winkels
Allereerst deelt het programma de waarden van de momentane belastingen gedurende een jaar in in stroomklassen. Vervolgens berekent het programma de kans op een korte en op een lange onderbreking (zie tabel 5.2). Opgemerkt moet worden dat de langdurige fouten in dit geval aIleen afkomstig zijn van de toestanden met meer dan een fout. Dit komt omdat de he1ft van de maximale belasting van het hoofddistrict (68 A) er nooit voor kan zorgen dat een van de naastgelegen districten overbelast raakt (belasting groter dan 225 A). Als de belasting van de naastgelegen netten, bij wijze van proef, nu wordt verhoogd naar 200 A, dan worden de kansen op onderbrekingen zoals in tabel 5.3. tabeI5.2: Frequentie van het voorkomen van twee soorten onderbrekingen in het voorbeeldnet. Berekend met TR_10KV.EXE. Een korte onderbreking duurt gemiddeld 95 minuten, een lange 9,5 uur. Korte onderbreking per jaar Gemiddeld Tijdens grondwerkzaamheden Tijdens een normaIe periode
Lange onderbreking per jaar
0,07058 (=1/14,17)
0,00005 (=1/19280)
0,18662 (=1/5,36)
0,00014 (=1/6935)
0,05769 (=1/17,33)
0,00004 (=1/23929)
tabeI5.3: Frequentie van het voorkomen van twee soorten onderbrekingen in het voorbeeldnet. De naastgelegen neUen zijn nu, bij wijze van proej, belast met maximaal 200 A. Berekend met TR_10KV.EXE. Een korte onderbreking duurt gemiddeld 95 minuten, een lange 9,5 uur. Korte onderbreking per jaar
Lange onderbreking per jaar
Gemiddeld
0,06245 (=1/16,01)
0,00819 (=1/122)
Tijdens grondwerkzaamheden
0,16510 (=1/6,06)
0,02166 (=1/46,2)
Tijdens een normale periode
0,05104 (=1/19,59)
0,00669 (=1/149)
Ret programma berekent ook het aantal uren per jaar dat geen onderhoud mogelijk is. Voor het normale geval en voor het geval met zwaarder belaste naastgelegen districten is dit opgenomen in tabel 5.4.
39
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
tabeI5.4: Onderhoudsmogelijkheden in het hoofddistrict van het voorbeeldnet. Uitgerekend door TR_IOKV.EXE. Het uitgangspunt hierbij is dat er geen overbelasting mag ontstaan tijdens onderhoud Ook moet elke klant gevoed blijven. Naastgelegen netten normaal
o uur per jaar o uur odagen
Geen onderhoud mogelijk Waarvan tijdens werkuren Aantal dagen waarover deze uren zijn verdeeld
Naastgelegen netten op 200 A 1005 uur per jaar 890 uur 135 dagen
Tenslotte doet het programma ook nog een uitspraak over de Waarde van de Niet Geleverde Energie (WNGE) (zie tabel 5.5). Ret programma gebruikt hiervoor VDEN gegevens uit 1982 [24].
tabeI5.5: Waarde van de Niet Geleverde Energie (WNGE) berekend aan de hand van gegevens van VDEN [4J Naastgelegen netten normaal Waarde Niet Geleverde Energie
f
1951,74 per jaar
Naastgelegen netten op 200 A
f
3060,41 per jaar
Wil men nu de totale jaarlijkse onderbrekingsduur weten, dan zullen de korte en lange onderbrekingsduren (95 minuten en 9,5 uur) vermenigvuldigd moeten worden met hun frequentie en vervolgens moeten worden gesommeerd. De faalfrequentie van het hoofddistrict en de gemiddelde duur van een onderbreking zijn eveneens eenvoudig te bepalen (zie tabe15.6).
tabeI5.6: Betrouwbaarheidsparameters die bepaald zijn uit gegevens die door TR_IOKV.EXE zijn berekend Naastgelegen netten normaal
Naastgelegen netten op 200 A
Verwachte jaarlijkse onderbrekingsduur in uren per jaar
0,112 + 0,00048
=0,11
0,0989 + 0,0778
=0,18
Frequentie per jaar
0,071 + 0,00005
=0,071
0,0625 + 0,00819
=0,071
Verwachte duur per onderbreking
0,11/0,071
=1,6 uur
0,18/0,071
=2,5 uur
5.3.3 Conclusie TR_1 OKV. EXE geeft een indruk van de betrouwbaarheid van een distributienet waarbij rekening wordt gehouden met momentane belasting en de kans op het ontstaan van overbelasting. Er worden echter forse vereenvoudigingen gepleegd die weliswaar de eenvoud van het model ten goede komen, maar het niet erg realistisch maken. De belangrijkste vereenvoudigingen zijn: 1. Ret district wordt gezien als een kabel van een bepaalde lengte en een aantal netstations. Ret maakt voor het programma niet uit waar in het district een fout aanwezig is. 2. In een district kan maar een fout tegelijk optreden. 3. Bij een onderbreking zal alle belasting naar de naastgelegen districten worden overgebracht. 4. De belasting wordt, in geval van een onderbreking, zo over de naastgelegen districten verdeeld dat ieder district evenveel belasting van het gestoorde district overneemt. 5. Ret belastingspatroon is voor alle districten identiek. Vooral de vereenvoudiging dat de kabel als een geheel wordt gezien en dat hierdoor in geval van een fout de belasting gelijkelijk over de naastgelegen netten wordt verdeeld, is voor de bepaling van overbelastingen niet erg netjes. Bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid van beter uit te nutten distributienetten zal namelijk nauwkeurig bekend moeten zijn hoe vaak overbelastingssituaties voorkomen. Dit is van belang om verschillende configuraties van het net goed met elkaar te kunnen vergelijken.
40
5 Bestaande computerprogramma's
Vereenvoudiging 5 kan zorgen voor een veel ongunstiger beeld van het aantal overbelastingen dat ontstaat. Vooral bij netten met districten met veel verschillende soorten belasting speelt dit. Zo valt bijvoorbeeld het belastingsmaximum van een district met overwegend woningen rond acht uur in de avond. De belasting van een district met overwegend kantoren is dan aanzienlijk lager dan zijn maximumbelasting. De belastingsmaxima van de verschillende groepen klanten vallen dus niet samen. Ais een district met overwegend woningen dicht bij een kantorendistrict ligt zal de kans op overbelasting kleiner zijn dan op grond van een beschouwing gebaseerd op gelijktijdige belastingsmaxima zou worden voorspeld. Voor de bepaling van de betrouwbaarheid in normaal belaste netten zijn de gepleegde vereenvoudigingen geen probleem. Wil men echter, zoals hier, de invloed bekijken van het beter uitnutten van netten, dan zullen de situaties waarin overbelasting kan voorkomen realistischer moeten worden gemodelleerd. Het programma is daarom niet bruikbaar voor het in hoofdstuk 1 gestelde probleem. 5.4 ProNet ProNet [25] is een door KEMA ontwikkeld computerprogramma. Het berekent de kans op overbelastingssituaties die het gevolg zijn van faalgebeurtenissen in verbindingen van een elektriciteitsnet. ProNet (afkorting voor PRObabilistische NETberekeningen) kan gebruikt worden voor zowel transport- als voor distributienetten. 5.4.1 Werking van ProNet In ProNet kan een net worden gedefinieerd dat bestaat uit vijf soorten componenten. Deze worden nu een voor een besproken. knooppunt Stations en rails worden weergegeven als knooppunten. Ze zijn onderling verbonden door takken. Een knooppunt wordt gekarakteriseerd door een naam en door de last die erop is aangesloten. Een van de knooppunten wordt het referentieknooppunt genoemd. In de praktijk zal hier de invoeding aangesloten zijn. last Een last is een bepaalde elektrische belasting. Deze wordt toegewezen aan een knooppunt. Van deze belasting kan opgegeven worden wat de maximale waarde is, wat de cos cp is en of deze laatste inductief of capacitief is. Ook kan een bepaalde belastingsgroep aan de belasting worden toegewezen. Deze belastingsgroepen verwijzen naar, te veranderen, lastkrommen. Deze lastkrommen definieren de belastingsvariatie gedurende een dag, een week en eenjaar (zie bijlage 1). Voor de belasting kan ook een jaarlijkse groei worden opgegeven.
tak Een tak is een verbinding van knooppunt naar knooppunt. Hij wordt dan ook gerepresenteerd door de namen van de twee knooppunten waartussen hij zich bevindt. Omdat er meerdere takken tussen dezelfde twee knooppunten aanwezig kunnen zijn, wordt hier nog een cijfer aan toegevoegd. Er wordt verondersteld dat er aan elk uiteinde van de tak een schakelaar is opgenomen. Dit kan zowel een scheider zijn als een vermogensschakelaar. Deze schakelaars kunnen in ProNet niet schakelen, ze kunnen alleen een faalgebeurtenis veroorzaken. Kenmerken van een tak die moeten worden opgegeven zijn de maximaal toelaatbare stroom door de tak en de faal- en herstelgegevens van de schakelaars. Het faalgedrag van de kabel zelf wordt hier echter nog niet opgegeven. Dit gebeurt later in de groepen.
41
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
takdeel Een tak kan onderverdeeld worden in takdelen. Deze takdelen worden gekarakteriseerd door de elektrische kenmerken van de verbinding (weerstand en reactantie). groep Een groep bestaat uit een of meerdere takdelen van een of meerdere takken. In de praktijk zullen takdelen van verschillende takken die naast elkaar in de grond liggen, samengenomen worden tot een groep. Aan een groep worden de faal- en herstelgegevens van de takdelen toegekend. Er kunnen ook fouten met een gemeenschappelijke oorzaak (common cause) worden gedefinieerd.
ProNet kent geen schakelaars om het net te reconfigureren. Dit betekent dat de netopeningen in distributienetten als gesloten takken gemodelleerd moeten worden [26]. De takken die deze schakelaars representeren zullen een hoge impedantie moeten hebben. Ais geen enkele component faaIt, zal door deze takken nauwelijks stroom lopeno Alle netstations zijn dan immers via een laagohmig pad verbonden met een bron. Gaat er nu een component kapot, dan zullen er netstations zijn waarvan de levering via een laagohmig pad onmogelijk wordt. Er zullen nu hoogohmige takken stroom gaan voeren. De netopeningen, die door deze hoge impedanties worden gemodelleerd, zijn nu dus gesloten. ProNet kan verschillende parameters van het netwerk berekenen. Zo kan een loadflow berekening uitgevoerd worden voor de situatie dat er geen of dat er een component faalt. Hierbij wordt bepaald wanneer en waar er overbelastingen zullen optreden. Hetzelfde kan gedaan worden voor alle belastingssituaties gedurende een heIe dag. Vervolgens kan ProNet voor een periode van een of meerdere jaren de verwachte duur en de frequentie van de overbelastingen berekenen. Hierbij kan ervoor worden gekozen om ook nog de situaties met twee falende componenten in de berekening mee te nemen. Omdat ProNet geen schakelende schakelaars kent, wordt geen rekening gehouden met de tijd die nodig is om te schakelen in het netwerk. De tijd die wordt uitgerekend is de tijd dat er ergens in het net een overbelastingssituatie aanwezig is. Ais de totale onderbrekingsduur voor een bepaald punt moet worden bepaald, zal met een andere methode toch nog het aantal fouten in het hoofddistrict en hun gemiddelde duur bepaald moeten worden. 5.4.2 Bepaling van de betrouwbaarheid van het voorbeeldnet met ProNet Voor de bepaling van de betrouwbaarheid van het voorbeeldnet worden de knooppunten en de takken van figuur 5.1 ingevoerd. Alle takken van het beschouwde district bestaan uit maar een takdeel en vormen in hun eentje een groep. Hierdoor kan voor elke tak een eigen faal- en herstelgedrag worden opgegeven. Een naastgelegen district is gemodelleerd door twee takken. De eerste verbindt de bron met de totale belasting van het district. De tweede zit tussen de belasting en het hoofddistrict. Deze laatste tak representeert een lastscheider die normaal geopend is. De impedantie van deze tak moet dus zo hoog genomen dat er in de gezonde situatie van het net nauwelijks stroom door loopt. Is er echter een tak uit bedrijf genomen dan zal de tak weI stroom gaan voeren en de levering aan de gestoorde netstations herstellen.
Voor de faal- en herstelgegevens van de scheiders en de kabels zijn de gegevens van tabeI2.1, 2.3 en 2.4 ingevoerd. Omdat er alleen fouten in het district van figuur 5.1 worden beschouwd, worden de faal- en herstelgegevens voor de naastgelegen districten zo klein mogelijk gemaakt (ProNet kent geen kabels met foutkans nul). Voor de belastingsgegevens zijn de standaardgegevens uit ProNet genomen. Gekozen is voor het belastingstype "kantoren". Voor de bepaling van het aantal overbelastingen die het overnemen van belasting verhinderen, moet worden gekeken naar de invoeding van de naastgelegen netten. In figuur 5.3a en 5.3b wordt
42
5 Bestaande computerprogramma's
het berekende aantal uren per jaar in een bepaalde belastingsklasse gegeven. In het net komen geen overbelastingen VOOL Wordt de belasting van de naastgelegen netten nu vergroot tot 200 A, dan zullen er weI overbelastingssituaties voor kunnen komen. Dit is te zien in figuur 5.4a en 5.4b. Enkele andere parameters die ProNet berekent zijn gegeven in tabeI5.7. lE
1000
1
1000
100
~ lii
100
1 ~
10
~
2-
10
2
.~
1
1
1
0.1
0.1
0.01
0.001
0.01
o
10
20
30
40
50
60
0
80
90
00
1
0.001
2
Stroomklasse (% van Imax)
o
10
20
30
40
50
60
0
80
90
00
1
2
Stroomklasse (% van Imax)
b
a
figuur 5.3 Verwachting van het aantal uren takstrooom in een stroomklasse van het linker naastgelegen district (a) en van het rechter naastgelegen district (b) in de normale situatie.
lE
lE4
1000
1000
100
~ lii
10
2-
·r
1 ;!:
0.1
0.1
0.01
0.01
0.001
o
10
20
30
40 50 60 0 80 90 Stroomklasse (% van lmax)
00
1
0.001
2
a
o
10
0
30
40
50
60
0
80
90
Stroomklasse (% van lmax)
b
figuur 5.4 Verwachting van het aantal uren takstroom in een stroomklasse van het linker naastgelegen district (a) en van het rechter naastgelegen district (b) met de naastgelegen districten op 200 A.
43
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutling
tabel 5.7: Door ProNet berekende betrouwbaarheidsparameters van het voorbeeldnet. Naastgelegen districten normaal
Naastgelegen districten op 200 A
Linker district
Linker district
Rechter district
Verwachte overbelasting per jaar
0,0000
Frequentie per jaar
0,0000
0,0000
Kans op overbelasting
0,0000 0,00
Rechter district
0,1048 uur
0,0251 uur
0,0026 kAh
0,0003 kAh
0,0000
0,00949 12'10-6
0,00241 2,9'10-6
0,00
105 jaar
416jaar
Gemiddelde duur van overbelasting
11,0 uur
10,4 uur
Gemiddelde overbelasting
11%
5%
Gemiddelde tijd tot overbelasting
0,0000
Er zijn een aantal kanttekeningen bij de cijfers uit tabel 5.7 te maken. Ret is ten eerste moeilijk te zeggen of de overbelastingssituaties, die ProNet heeft gegenereerd ook werkelijk overbelastingssituaties zijn. Ret is namelijk mogelijk dat in het linker district een overbelastingssituatie ontstaat terwijl het rechter district nog capaciteit over heeft. Dit komt doordat voor de scheiders in het model hoogohmige impedanties worden genomen. Rierdoor kan de belastingsverdeling over de naastgelegen netten in ProNet anders zijn dan in de werkelijkheid. Een tweede kanttekening bij tabel 5.7 is dat de jaarlijkse onderbrekingstijd niet wordt vermeld. De tabel geeft namelijk alleen de tijd dat er overbelasting voorkomt. Niet inbegrepen is de tijd die nodig is om het net te reconfigureren. Een benadering van de verwachte jaarlijkse onderbrekingstijd wordt verkregen door bij de verwachte overbelastingstijd, de tijd op te tellen die per jaar nodig is om het net na een faalgebeurtenis te reconfigureren. 5.4.3 Conclusie
ProNet is een computerprogramma dat geschreven is om het verwachte aantal overbelastingssituaties in transport- en distributienetten te berekenen. De grootste beperking van het programma is dat het geen schakelaars kent. Ais er ergens een fout optreedt, wordt de levering van de betrokken belasting meteen overgenomen door een district dat al met het gestoorde district verbonden is. Dit is voor ringvormig bedreven netten en netten met parallelle kabels zoals de meeste transportnetten weI reeel. Voor distributienetten geldt echter dat ze straalvormig worden bedreven. Ais er een component faalt wordt handmatig een nieuwe straalvormige configuratie ingeschakeld. Rierbij bepalen niet, zoals bij ProNet, netwerkeigenschappen als weerstand en reactantie in welke takken de stromen gaan lopeno Ret net wordt namelijk zo gereconfigureerd dat zoveel mogelijk netstations weer gevoed kunnen worden zonder dat er overbelasting ontstaat. Ret programma ProNet bepaalt alleen maar de belastingsverdeling in het net en de kans op overbelasting. Roeveel fouten er optreden zal met een andere methode moeten worden berekend. Vergelijking van de twee uitkomsten geeft enig inzicht in de kans op overbelasting. Ook de verwachte overbelasting in kAh kan hierbij helpen. Een praktisch minpunt bij het modelleren in ProNet is dat het programma minimale en maximale waarden voor invoergegevens kent. Ret is bijvoorbeeld niet mogelijk om de faalgraad van een kabel op h- 1lmr 1 te zetten (zoals gewenst in een naastgelegen district). Ret minimum is 0,1'106h- 1 km- 1 terwijl de faalgraad van een verbinding 2,3 '10-6 h- 1km- 1 is. De impedantie van de kabels kan in ProNet niet groter zijn dan 9,999 n/km en 9,999 jn/km. Dit is in werkelijkheid voor 95 mm2 GPLK koper kabels resp. 0,361 n/km en 0,082 jn/km [25]. Omdat de naastgelegen districten via een hoge impedantie gescheiden moeten worden van het hoofddistrict, moet het
°
44
5 Bestaande computerprogramma's
naastgelegen district in verband met de maximale impedantie per kilometer ook een behoorlijke lengte hebben. Dit betekent ook dat in deze verbinding een grotere faalgraad ontstaat, die van dezelfde grootte-orde kan zijn als de faalgraden in het hoofddistrict. ProNet is waarschijnlijk zeer geschikt voor de bepaling van overbelastingssituaties in ringvormig bedreven netten en netten met parallelle verbindingen. Voor de bepaling van overbelastingen in straalvormige netten, zoals de meeste distributienetten, is het echter niet geschikt.
5.5 REANIPOS In de vakgroep Elektrische Energiesystemen wordt onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van industriele netten. Hiervoor is onder andere het computerprogramma REANIPOS [27] ontwikkeld. 5.5.1 De werking van REANIPOS REANIPOS (REliability ANalysis of Industrial POwer Systems) is een computer programma dat wordt gebruikt om de betrouwbaarheid van industriele netten te bepalen. Het programma gebruikt hierbij een Monte Carlo simulatie. Deze genereert gebeurtenissen in een eenfase model van het industriele net. Dit kunnen onder andere fouten, onderhoudsbeurten en reparaties zijn. De invloed van zo n gebeurtenis op de belasting wordt vervolgens bepaald. Een belasting kan door de gebeurtenis uitvallen of in bedrijf blijven. Hierbij wordt door REANIPOS rekening gehouden met het dynamisch gedrag en de spanningsathankelijkheid van de belasting. Hieronder voIgt een beknopte beschrijving van de verschillende elementen van REANIPOS. I
Algemene gegevens In een algemeen gegevens-blok kunnen in REANIPOS een aantal gegevens worden ingevoerd die van belang zijn bij het uitvoeren van de simulatie. Het gaat hier om netwerk specifieke en simulatie specifieke zaken. Onder de eerste vallen onder andere de netfrequentie en de nominale (per unit) spanning. Simulatie specifieke zaken zijn bijvoorbeeld de simulatietijd (is de levensduur van het systeem) en de vereiste nauwkeurigheid van de simulatie. Componenten in REANIPOS REANIPOS kent een aantal verschillende componenten die met elkaar verbonden kunnen worden tot een netwerk. Hieronder worden ze globaal besproken. Voor een complete beschrijving wordt verwezen naar [28]. rail Elk knooppunt met twee of meer aangesloten componenten wordt in REANIPOS weergegeven als een rail. De rails zijn genummerd. De nummering wordt gebruikt om de plaats van de componenten in het netwerk vast te kunnen leggen. Rail nummer 0 is gereserveerd voor de nulgeleider van het systeem. verbinding Een verbinding in REANIPOS wordt voorgesteld als een complexe impedantie tussen twee rails. Deze impedantie kan elke willekeurige waarde groter dan nul aannemen.
Een verbinding kan opgesplitst worden in verschillende segmenten. Deze opsplitsing kan gebruikt worden als men rekening wil houden met verschillende eigenschappen van de verschillende delen van een verbinding.
45
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
generator Generatoren worden gekarakteriseerd door hun nominale spanning, de fasehoek ten opzichte van andere generatoren (indien er andere generatoren zijn) en de kortsluitimpedantie. Een generator is altijd aan een kant verbonden met rail 0 (de nulgeleider).
belasting definieert belastingen als complexe impedanties. Deze zijn, net zoals de generatoren, altijd aan een kant verbonden met rail 0 (de nulgeleider). REANIPOS
Bij betrouwbaarheidsonderzoek is het van belang om te weten wanneer de belasting uitvalt. Hier wordt het spanningscriterium voor gehanteerd. Voor elke belasting wordt daarom een Spijkercurve [11] gedefinieerd. Deze geeft de maximaal toelaatbare spanningsdip met een bepaalde maximale tijdsduur. In REANIPOS is deze aIleen getrapt op te geven. Dat wil zeggen dat er alleen hoekpunten worden gedefinieerd van de spannings-tijd curve. Een voorbeeld is gegeven in figuur 5.5.
100%
~
.... 0 0 0""':,.;'
80%
Hier blijft de belasting in bedrijf
E
8
:::l
:> ci
-----'
~
60%
...;
0)
oS c c
40%
Hier treedt een onderbreking op
III
0-
w
20%
o
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
..... ·-----It-60
Tijd (s)
5.5 Voorbeeld van een Spijkercurve. De stippellijn geeft weer hoe deze in gemodelleerd.
REANIPOS
wordt
schakelaars Schakelhandelingen kunnen in REANIPOS op twee manieren plaatsvinden. Ten eerste kan REANIPOS een tak uit bedrijf nemen. Dit zal door de beveiliging worden gedaan. Er kan namelijk worden opgegeven welke takken er door de beveiliging uit bedrijf genomen moeten worden als er een bepaalde gebeurtenis optreedt. De tweede soort schakelhandelingen in REANIPOS worden uitgevoerd door de Automatic Transfer Systems (ATS'S). Deze schakelaars kunnen twee rails met elkaar verbinden. Een ATS is zo gedefinieerd dat hij schakelt als er een verbinding of een rail uit bedrijf wordt genomen. Hierbij kan een vertragingstijd worden ingesteld. De ATS wordt weer geopend als de verbinding of de rail weer in bedrijf wordt genomen. Ais er een fout optreedt in een tak zal de eerste schakelhandeling die REANIPOS uitvoert het uit bedrijf nemen van deze tak zijn. Vervolgens kan, na een ingestelde tijd, een ATS inschakelen die de spanningsloze rails weer met een generator verbindt. Ais na de reparatie de tak weer in bedrijf wordt genomen, wordt de ATS weer geopend.
46
5 Bestaande computerprogramma's
Gebeurtenissen in REANIPOS kent een aantal verschillende gebeurtenissen. De tijd tot zo'n gebeurtenis wordt door de Monte Carlo generator van REANIPOS bepaald. Dit kan volgens verschillende stochastische verdelingen: WeibuIl, negatief exponentieel, badkuip, normaal en uniform. De verschillende gebeurtenissen worden hieronder globaal beschreven. REANIPOS
fout Een fout kan in REANIPOS in elke component (verbinding, belasting, generator, ATS en rail) voorkomen. Ais er een fout voorkomt in een component, verandert REANIPOS het netwerk en rekent de nieuwe situatie door. De foutsituatie houdt op te bestaan als de beveiliging heeft ingegrepen of als de getroffen component gerepareerd is. De beveiliging kan echter ook fouten maken. Hij kan bijvoorbeeld weigeren of onterecht aanspreken. Met deze fouten kan REANIPOS ook rekening houden.
kortsluiting Een bijzondere soort fout is een kortsluiting. De beveiliging dient hierop aan te spreken.
reparatie Na het ontstaan van een fout wordt door de Monte Carlo generator de reparatieduur gegenereerd. Tijdens reparatie is de component uit bedrijf. REANIPOS kent twee soorten reparatie. De eerste is as good as new. Hierbij wordt er van uitgegaan dat de gerepareerde component na de reparatie weer "nieuw" is. De leeftijd van de component wordt dus op nul gezet. De tweede soort reparatie is as bad as old. Nu wordt de component weI weer in bedrijf genomen, maar de veroudering van het component gaat gewoon door.
onderhoud De Monte Carlo generator kan ook onderhoudsbeurten genereren. Dit zijn in feite twee gebeurtenissen met twee stochastische tijden: de tijd tot aan onderhoud en de duur van het onderhoud. REANIPOS kent een aantal onderhoudsfilosofien. Zo kan onderhoud worden uitgesteld als er al ergens anders onderhoud gepleegd wordt of als er zich ergens anders een fout bevindt.
common-mode fouten Common-mode fouten zijn fouten die afhankelijk van elkaar optreden. Ais een bepaalde fout optreedt, dan treedt, met een bepaalde waarschijnlijkheid, een andere fout ook op.
Beveiliging in REANIPOS De beveiliging in REANIPOS wordt beschreven door zogenaamde beveiligingsbomen. Deze geven voor elke fout aan welk relais moet reageren. Weigert dit relais, dan spreekt een relais verderop in de boom aan. De tijdsvertragingen waarmee de relais reageren kunnen ook worden ingesteld. De laatste beveiliging in de boom moet een aanspreekwaarschijnlijkheid hebben van 100%. Ais er in de praktijk een fout wordt gedetecteerd door een relais, dan zal dit relais na een bepaalde tijd een vermogensschakelaar doen schakelen. Er wordt door REANIPOS vanuit gegaan dat elke verbinding via vermogensschakelaars op de rails is aangesloten. Bij het aanspreken van een relais zullen de vermogensschakelaars aan beide zijden van de verbinding openen. De verbinding is nu uit bedrijf genomen. REANIPOS maakt de stap van het aanspreken van het relais naar het uit bedrijf nemen van een verbinding ineens. Hierdoor hoeven de vermogensschakelaars niet te worden gedefinieerd. Ais echter in plaats van vermogensschakelaars ook lastscheiders tussen de verbindingen en de rails voorkomen zal het lastiger worden om het net in REANIPOS te modelleren. Lastscheiders schakelen immers niet automatisch af na het ontstaan van een kortsluiting. Er zijn dan andere vermogensschakelaars die moeten openen. Deze zorgen er meestal voor dat niet aIleen de tak met de kortsluiting spanningsloos wordt.
47
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
5.5.2 Bepaling van de betrouwbaarheid van openbare distributienetten met REANIPOS De REANIPOS software is ontwikkeld voor de betrouwbaarheidsbepaling van industriele netten. Om te weten te komen of hij ook bruikbaar is voor de bepaling van de betrouwbaarheid in openbare netten, zal naar de verschillen tussen beide soorten netten gekeken moeten worden. Bij elk verschil zal onderzocht moeten worden of REANIPOS ook de openbare netsituatie aan kan. In de volgende paragrafen worden een aantal verschillen besproken en getoetst. Het dynamische gedrag en interuptiecriterium Ais de betrouwbaarheid van een industrieel net wordt onderzocht, zijn gegevens van aIle aangesloten componenten bekend. Ret is nauwkeurig bekend welke impedanties waar zijn aangesloten. Ook is bekend waar zich motoren bevinden die een bepaald inschakelgedrag hebben.
In een openbaar net is dit anders. Elk district in een radiaal bedreven distributienet heeft een andere klantensamenstelling. En zelfs binnen de groepen klanten (industrieel, commercieel, huishoudelijk enzovoort) is nog weinig algemeens te zeggen over de impedantie van de belasting. Een ander punt is het interuptiecriterium. Hiervoor geldt hetzelfde als voor het dynamische gedrag. Ret is zo goed als onbekend bij wat voor een storing een bepaalde klant of klantengroep hinder ondervindt. De ene gebruiker zal na een onderbreking van een fractie van een seconde al schade ondervinden terwijl een andere klant na vele minuten nog nauwelijks hinder heeft ondervonden (zie hoofdstuk 3). Zowel het probleem van de onbekendheid van het dynamisch gedrag, als de onbekendheid van het interuptiecriterium, maken het niet erg zinvol om het dynamische gedrag in de betrouwbaarheidsbepaling mee te nemen. Ret is daarom beter om aIleen onderbrekingen te beschouwen die langer duren dan de tijd die de beveiliging nodig heeft om in te grijpen. Ret is dus ook niet meer nodig om spanningen te weten op bepaalde knooppunten. Dit maakt de berekening van de railspanningen door REANIPOS overdreven. Ret is voldoende als bekend is of er van de bron naar de belasting een pad aanwezig is, dat niet overbelast is. De conclusie is dat de berekende railspanningen door REANIPOS weliswaar gebruikt kunnen worden om te bepalen of er een pad tussen bron en belasting aanwezig is, maar dat dit overdreven veel rekentijd kost. Schakelaars Een ander verschil tussen industriele netten en openbare netten zijn de schakelaars. In radiaal bedreven openbare netten komen veeI lastscheiders voor. Deze kunnen in de meeste gevallen aIleen handmatig worden bediend. Dit in tegenstelling tot de industriele netten. Rier komen meer vermogensschakelaars voor die bovendien automatisch worden bediend.
Wat betreft de lastscheiders die geopend moeten worden, bestaat er geen probleem voor REANIPOS. REANIPOS neemt immers, bij een bepaalde gebeurtenis, de hele tak uit bedrijf. Dit komt overeen met het openen van de scheiders aan het begin en aan het einde van de verbinding. Netopeningen die gesloten moeten worden, kunnen weI voor een probleem zorgen. Ret is namelijk zo, dat deze handmatig geschakeld worden. Dit gebeurt pas nadat de fout is gevonden en gei'soleerd. Er moet dus een bepaalde tijdvertraging worden ingebouwd volgens een bepaalde verdeling. Nu kent REANIPOS een schakelaar die kan sluiten. Dit is het Automatic Transfer System (ATS). Deze schakelaar zal sluiten na een in te stellen tijd wanneer er een bepaalde verbinding uit bedrijf is genomen. Er kan dus aIleen maar een vaste tijd worden ingesteld en geen verdeling.
48
5 Bestaande computerprogramma's
Vermogensschakelaars aan het begin van een district moeten ingrijpen bij een fout ergens in het district. Het is echter niet nodig om de gehele streng te repareren. De verbindingen zonder fout, moeten immers zo snel mogelijk weer in bedrijf. Een vermogensschakelaar kan daarom het best gemodelleerd worden door een parallelschakeling van een verbinding en een ATS. Bij een bepaalde fout wordt de verbinding uit bedrijf genomen (vermogensschakelaar opent). Als de fout gei'soleerd is zal de ATS sluiten en wordt de weggenomen verbinding overbrugd (vermogensschakelaar sluit). Het eerder gestelde nadeel van de vaste schakeltijd van een ATS geldt ook hier. Geconcludeerd kan worden dat de schakelaarmodellen van REANIPOS in principe voldoen. De vermogensschakelaars vereisen weliswaar twee componenten, maar dit hoeft niet onoverkomelijk te zijn. Het is echter een nadeel dat de ATS aIleen kan schakelen na een bepaalde, in te steIlen, tijd. Reconfiguratie en beveiliging Als er in een openbaar net, om wat voor reden dan ook, een verbinding buiten bedrijf is, zal geprobeerd worden het net zo te reconfigureren, dat er zo weinig mogelijk klanten last van hebben. Dit betekent dat in geval van bijvoorbeeld een fout, het zo kan zijn dat een bepaalde kabel zijn voeding via een andere weg krijgt dan normaal. Als er in deze verbinding een fout optreedt, zal ook een andere beveiliging aanspreken. Er wordt dan dus een andere vermogensschakelaar geopend dan normaal. Andere verbindingen dan normaal worden spanningsloos.
Het is een groot probleem om dit soort reconfiguraties in de beveiliging van een REANIPOS-model in te bouwen. De beveiliging van REANIPOS reageert namelijk volgens een vast patroon op een bepaalde fout. Als er ergens een fout optreedt, neemt REANIPOS een aantal, vooraf bepaalde, verbindingen uit bedrijf. Dit gebeurt onatbankelijk van de staat van het netwerk, dus onatbankelijk van de al eerder uit bedrijf genomen verbindingen. Het voorbeeld van figuur 5.6 illustreert het probleem. Stel, belasting I en II worden normaal gevoed via vermogensschakelaar 1 en verbindingen A en B. Nu wordt er onderhoud gepleegd aan verbinding B. De lastscheiders aan weerszijde van verbinding B zijn geopend. De netopening rechts van C wordt nu gesloten. Belasting II wordt gevoed via verbinding C en D. Vervolgens treedt er een fout op in verbinding C. In de werkelijkheid zal vermogensschakelaar 2 openen. Verbinding A en afnemer I merken niets van de fout. In REANIPOS zit dit echter anders. Een fout in C is zo geprogrammeerd, dat verbinding A, B en C tijdens de isolatie van de fout uit bedrijf worden genomen. Belasting I wordt dus onterecht spanningsloos.
Afnemer I
co
---'c"--__~ Afnemer II
'--t_ _
figuur 5.6: Voorbeeld van een distributienet
49
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
Door het nodige kunst en vliegwerk is in REANIPOS weI een oplossing te vinden voor het geschetste probleem (zie figuur 5.7). Deze oplossing is erop gebaseerd, dat een bepaalde fout de beveiliging van andere verbindingen aan de ene zijde onklaar maakt en aan de andere kant in werking stelt. Opgemerkt moet worden, dat als er in het voorbeeld van figuur 5.7 geen verbinding uit bedrijf is, de belastingen via twee zijden worden gevoed in geval van een normale situatie. De verwaarlozing van het dynamische gedrag en de vereenvoudiging van het interruptie criterium is hier dus al toegepast.
Afnemer I
Afnemer II
figuur 5.7: REANIPOS-model van het voorbeeld van figuur 5.6. Te herkennen zijn de normale verbindingen (open rechthoeken). De met een accent gemerkte verbindingen (rechthoeken met kruis) stellen een deel van de vermogensschakelaar voor. Deze worden tegelijk uit bedrijf genomen met de gelijknamige verbinding. De schakelaar met dezeljde naam sluit een bepaalde tijd na de uit bedrij.fname van de verbinding. REANIPOS kent nog een andere oplossing voor het beveiligingsprobleem. Ret is mogelijk om de beveiliging anders te laten reageren als een ATS gesloten is. Voor het net van figuur 5.6 zou dit betekenen dat als de netopening tussen verbinding C en D gesloten is en er een fout optreedt in C, aIleen vermogensschakelaar 2 aanspreekt. Ais conclusie kan worden gesteld dat grote problemen kunnen ontstaan als reconfiguratie en beveiliging van openbare distributienetten in REANIPOS worden ingevoerd. Zeker als REANIPOS gebruikt zou gaan worden voor werkelijke netten, dan wordt het REANIPOS-model zo groot, dat modelleringsfouten nauwelijks meer te voorkomen zijn.
Belasting en overbelasting REANIPOS kent aIleen maar constante belastingen. Ret is dus niet goed mogelijk om te kijken naar de invloed van belastingsveranderingen op de kans op een overbelastingssituatie. Eventueel zouden, in storingssituaties, periodiek delen van de belasting uit bedrijf genomen kunnen worden. Er kunnen dan een aantal verschillende belastingsituaties per belastingspunt worden gedefinieerd. Wil men echter een groot aantal situaties onderscheiden, dan wordt het aantal belastingscomponenten al snel onhandelbaar groot.
50
5 Bestaande computerprogramma's
REANIPOS kent geen mogelijkheid om rechtstreeks overbelastingen te constateren. Ret onderbrekingscriterium werkt immers aIleen met de hoogte van de spanning op een bepaald knooppunt. Met een truc zouden overbelastingssituatie weI te herkennen zijn. Riertoe dienen de verbindingen voor de belastingspunten een weerstand te hebben die evenredig is aan de belastingen. Door nu de spanning in REANIPOS te zien als de cumulatieve belasting, geeft de spanningsval over de weerstand (evenredig aan de belasting) de belasting van het belastingspunt. Met het spanningscriterium van REANIPOS kan nu dus worden geconstateerd of het mogelijk is om de belasting over te nemen zonder dat er overbelasting ontstaat. Voor de gezonde situatie is het al tamelijk omslachtig om deze overbelastingssituatie goed te laten detecteren. Ais dit ook correct moet gebeuren in foutsituaties, dan wordt de structuur van het REANIPOS-netwerk zeer ingewikkeld. Ret is dus mogelijk om wisselende belastingen in REANIPOS in te brengen en om overbelastingen te detecteren. Ret zal echter in de praktijk leiden tot zeer grote en onoverzichtelijke REANIPOSnetwerken. 5.5.3 Conclusie Gegevens over het dynamisch gedrag van openbare netten zijn moeilijk te verkrijgen. Daarom is het niet erg zinvol om dit gedrag mee te nemen. Ret berekenen van de railspanningen in REANIPOS is, in dit geval, dus overbodig. In openbare netten heeft REANIPOS problemen met een aantal schakelhandelingen. Deze kunnen echter redelijk worden ondervangen. Er zijn echter weI grote problemen met reconfiguraties. Door een modellering van de beveiliging die niet een op een is, zal de REANIPos-beveiliging af en toe verkeerd reageren. De simulator controleert namelijk niet of er een relatie is tussen de plaats van de sluiting en de af te schakelen rails of verbindingen. Dit laatste probleem is met het nodige kunst en vliegwerk weI op te lossen, maar de grootte van het REANIPOS-model loopt dan uit de hand. Nog ingewikkelder wordt het als wisselende belastingen worden meegenomen en gekeken wordt naar overbelastingssituaties. Al met al lijkt REANIPOS niet de geschikte simulator voor de bepaling van de betrouwbaarheid van een openbaar net.
5.6 Conclusie De drie onderzochte computerprogramma's zijn allen niet geschikt voor de bepaling van de betrouwbaarheid van beter uit te nutten openbare distributienetten. In tabel 5.8 worden de drie programma's met elkaar vergeleken. Voor TR_lOKV.EXE en voor ProNet geldt dat de aannames die gemaakt zijn niet meer gelden bij een zwaar belast distributienet. REANIPOS kan slechts met een zeer uitgebreide trucendoos het probleem te lijf.
Voor de betrouwbaarheidsbepaling van de beter uit te nutten openbare netten zal dus een nieuw computerprogramma geschreven moeten worden. In hoofdstuk 6 zullen nu, met behulp van onder andere tabel 5.8, de eisen voor een nieuw programma worden opgesteld.
51
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
tabel5.8: Vergelijking van de verschillende besproken computerprowamma's en lijst van wensen voor een nieuw te ontwerpen computerprowamma om de betrouwbaarheid van zwaar belaste openbare distributienetten te bepalen. TR_10KV.EXE
ProNet
REANIPOS
Fouten Enkelvoudige
ja
ja
ja
Meervoudige
nee
ja
ja
Afhankelijke
nee
ja
ja
Andere dubbelveld
nee
nee
ja
In Buurdistricten
nee
ja
kan
Zijn te lokaliseren
nee
ja
ja
ja
nee
kan
nee
nee
nee
Negatief exponentieel, deterministisch
Negatief exponentieel, deterministisch
Zeerveel
ja
nee
synthetisch
nee
nee
synthetisch
ja
nee
ja
ja
nee
kan
Max. stroom per
district
belasting
belasting
Afnemergroep per
gebied
belasting
niet
ja
ja
nee
nee
ja
nee
nee
ja
nee
ja
nee
nee
ja
ja
nee
Markov
Markov
Monte Carlo Simulatie
Graafwerkzaamh. Tijdsafhankelijk Stochastische verdelingen Herschikking Gebeurt Kent schakelaars Brengt schakeltijd rekening
in
Onderhoud Gebeurt Belasting
Oag-, week- en verdeling per groep
jaar-
Groei Cos
lp
belasting
Stootbelasting Overbelasting Bepaalt kans overbelasting
op
Methode Gebruikt
52
6 Aannames en vereenvQudigingen
6 Aannames en vereenveudigingen veer een cemputerpregramma
nieuw
6.1 Inleiding In hoofdstuk 5 is geconcludeerd dat de onderzochte computerprogramma' s niet bruikbaar zijn voor de bepaling van de betrouwbaarheid van distributienetten die zwaarder worden belast. Er is daarom een nieuw computerprogramma geschreven. Dit wordt beschreven in hoofdstuk 7. V66r het schrijven van het programma zijn een aantal aannames en vereenvoudigingen gemaakt. Dit hoofdstuk gaat hierover. Voordat echter kan worden bepaald welke aannames en vereenvoudigingen toegestaan zijn, zal eerst nauwkeurig moeten worden gedefinieerd welke parameters het programma moet kunnen uitrekenen. Dit wordt gedaan in paragraaf 6.2. De andere paragrafen gaan over de verschillende aspecten die bij de bepaling van de betrouwbaarheid van belang zijn. Eerst wordt van deze aspecten de praktijksituatie gegeven. Vervolgens wordt besproken hoe het computerprogramma met het betreffende aspect omgaat. Ais hierbij aannames en/of een vereenvoudigingen zijn gemaakt wordt aangegeven waarom deze toegestaan zijn. Een aantal aspecten zijn niet in het computerprogramma verwerkt, terwijl het misschien toch nuttig zou kunnen zijn om met deze aspecten rekening te houden. Deze zouden in een volgende versie van het programma opgenomen kunnen worden. Er wordt daarom ook aandacht besteed aan deze aspecten. 6.2 Doel van het programma Ret programma zal betrouwbaarheidsparameters moeten kunnen berekenen van openbare distributienetten. Rierbij mogen er geen problemen ontstaan als er gekeken wordt naar een betere uitnutting van de distributienetten. Ret is ook van belang om de originele situatie te kunnen vergelijken met de situatie met een betere uitnutting. Er wordt door het programma daarom gebruik gemaakt van de hieronder besproken parameters.
faalfrequentie en onvermogensfrequentie Bij de bepaling van de betrouwbaarheid ligt het voor de hand om te bepalen hoeveel fouten er per jaar voorkomen. Dit wordt de faalfrequentie genoemd. Ais wordt gekeken naar het beter uitnutten van distributienetten zullen er ook situaties gaan voorkomen waarbij er netstations zijn die tijdens de reparatie niet gevoed kunnen worden. Er is dan sprake van onvermogen. Ret aantal keren per jaar dat er sprake is van onvermogen wordt de onvermogensfrequentie genoemd. Ret programma zal deze, net zoals de faalfrequentie, moeten kunnen bepalen.
niet geleverde energie Een parameter die een goede maat is voor de economische schade is de Niet Geleverde Energie zie hoofdstuk 3). Bij de beschouwing van de betrouwbaarheid van een distributienet kan deze parameter dan ook zeer nuttig zijn. Ret computerprogramma zal daarom de verwachte jaarlijkse NGE moeten kunnen bepalen. De jaarlijkse NGE is als voIgt gedefmieerd: (NGE,
NGE =
J[ Ip
NGn jaar n(e/s/a/ions)
(t)l dt =
~
J[ I.Jj· UI
NGn
(t) cos
jaar n(e/s/a/ions)
(6.1)
met PNGn en INGn het niet geleverde vermogen en de niet geleverde stroom als functie van de tijd. Wat het computerprogramma doet met de cos
53
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
onderbrekingstijd De verwachte jaarlijkse onderbrekingstijd van een district wordt hier gedefinieerd als het aantal uren per jaar dat een of meerdere netstations van een district niet gevoed worden. Deze tijd zou kunnen worden opgesplitst in de tijd die nodig is om te schakelen (fout zoeken en isoleren, net reconfigureren enzovoort) en de reparatietijd. De laatste zou kunnen toenemen als het net zwaarder wordt belast. De onderbrekingstijd lijkt ongeveer hetzelfde aan te geven als de NGE. Toch is er een belangrijk verschil: De onderbrekingstijd geeft namelijk een indruk van tijd dat er schade ontstaat, terwijl de NGE een maat is voor de hoeveelheid schade.
gemiddelde duur van een onderbreking Door de verwachte jaarlijkse onderbrekingstijd te delen door de faalfrequentie wordt de gemiddelde duur van een onderbreking bepaald. Omdat al gesteld is dat de jaarlijkse onderbrekingstijd en de faalfrequentie door het programma moeten worden bepaald biedt deze parameter eigenlijk geen nieuwe informatie. Het kan echter toch illustratief zijn om deze parameter in de uitvoer van het programma op te nemen. 6.3 Distributienetten Het computerprogramma heeft voor de betrouwbaarheidsbepaling een aantal gegevens nodig over het net. Het is echter niet nodig om aIle informatie die over het net bekend is in de computer in te voeren. Er is daarom een model van het distributienet ontworpen. Bij het ontwerp is er naar gestreefd het zo eenvoudig mogelijk te houden. Daarbij zijn weI aIle eigenschappen die voor de bepaling van de betrouwbaarheid nodig zijn in het model opgenomen.
Het model dat het computerprogramma gebruikt gaat er van uit dat de betrouwbaarheid van een district moet worden bepaald. Dit district wordt het hoofddistrict genoemd. Ais men nu de betrouwbaarheid van een net met een aantal districten wil weten, zal men voor elk district een eigen computeranalyse dienen te maken. Hierna kan men de resultaten optellen. De beperking tot slechts een district is ingevoerd omdat dan de grootte van het net waarmee gerekend wordt binnen de perken gehouden wordt. Dit betekent een sneller computerprogramma en minder problemen met de geheugencapaciteit van de computer.
onderstation De beschrijving van het model begint van het onderstation (figuur 6.1). De eerste component waar naar gekeken wordt is de vermogensschakelaar. Er wordt in het model vanuit gegaan dat deze altijd afschakelt als een verbinding faalt. Hij zal dus nooit weigeren. Het is toegestaan om deze vereenvoudiging te maken omdat de vermogensschakelaar zeer betrouwbaar is. Daarbij komt dat als de vermogensschakelaar zou weigeren, de railbeveiliging in het onderstation ingrijpt en het district toch spanningsloos wordt. De railbeveiliging is de back up van de vermogensschakelaar. De vermogensschakelaar in het model vervangt dus de vermogensschakelaar aan het begin van het district en zijn back-up.
54
6 Aannames en vereenvoudigingen
Onderstation: 10 kV rail Vermogensschakelaar (faalt nooit)
ti .;::
iii
::c ti .;:: ~
"C "C
~
Q)
.0 .0 :::l
D
I
faalgraad
l::
ti .;::
OJ
iii
Q.i
:E o
~ l'lI
Q) Q)
::c o
.I::.
l'lI
Netstation:-belasting -klantengroep
Kabel:-faalgraad -max. belastbaarheid
l::
Netstation:-belasting -klantengroep
Kabel: -max. belastbaarheid
Kabel bij netopening: - faalgraad
figuur 6.1: Model van een distributienet dat het computerprowamma gebruikt.
De vermogensschakelaar is de enige component van het onderstation dat in het model wordt opgenomen. De andere componenten zijn bij de betrouwbaarheidsbepaling van het distributienet nauwelijks van belang. Zeker niet als het programma wordt gebruikt voor de vergelijking van verschillende configuraties van het net. Een fout in bijvoorbeeld een kortsluitstroom begrenzende spoel zal waarschijnlijk niet vaker voorkomen als de uitnutting van het net beter wordt. Voor de lastscheiders en de 10 kV rail geldt hetzelfde. Deze componenten worden daarom niet in het model opgenomen. distributienet Veruit het grootste deel van de onderbrekingen in een distributienet is het gevolg van fouten in kabels. Kabels zijn daarom de enige componenten in het model die kunnen falen. Deze vereenvoudiging is zeker toegestaan als het programma wordt gebruikt om verschillende uitnuttingssituaties met elkaar te vergelijken. Het verschil tussen de twee configuraties is immers hooguit het aantal meter kabel en het aantal netstations. In de netstations treden echter significant minder faalgebeurtenissen op (zie tabel 2.1) zodat het toegestaan is aIleen fouten in kabels te beschouwen.
Een kabel kan slechts een eindige hoeveelheid stroom voeren. Het is van belang om te weten hoeveel dit is. Overbelastingssituaties moeten immers voorkomen worden. Kabels zijn de enige componenten in het programma waarbij gecontroleerd wordt of er overbelasting ontstaat. Er wordt namelijk vanuit gegaan dat kabels als eerste overbelastingsproblemen zullen geven. Voor een kabel moet dus een maximale belastbaarheid worden gedefinieerd. In werkelijkheid zal deze maximale belastbaarheid kunnen varieren. 's Zomers en in droge periodes is het voor de kabel namelijk veel moeilijker om zijn warmte af te voeren dan in de winter en in natte periodes. Ook zal het zo zijn dat een kabel gedurende een korte tijd overbelast kan worden. Met deze
55
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
variaties in de maximale belastbaarheid van de kabels houdt het programma geen rekening. De maximale belastbaarheid wordt constant verondersteld. In deze eerste versie van het computerprogramma wordt er vanuit gegaan dat het net bestaat uit een soort kabels. Dat wil zeggen dat de belastbaarheid van elke kabel even groot is. Dit is niet in aIle netten correct. Een volgende versie van het computerprogramma zou rekening kunnen houden met verschillende soorten kabels. Een kabel is in de praktijk aan beide zijden aangesloten op een lastscheider. Ais een kabel uit bedrijf moet worden genomen dan moeten beide lastscheiders uitgeschakeld worden. In het model worden lastscheiders niet weergegeven. Er kan echter weI een verbinding in of uit bedrijf worden genomen. Voor het geval dat een verbinding in zijn geheel uit bedrijf moet worden genomen is deze vereenvoudiging geen probleem. Het uit bedrijf nemen van een verbinding is immers precies hetzelfde als het openen van twee lastscheiders. Anders is het gesteld met het sluiten of het maken van een netopening. Deze moet nu ook worden gemodelleerd door het in of uit bedrijf nemen van een verbinding. Dit is niet helemaal correct omdat in werkelijkheid slechts een scheider zal sluiten of openen. Hierdoor zal de verbinding die in het computerprogramma is weggenomen in werkelijkheid nog aan een kant met het net verbonden zijn. Dit betekent dat een fout in deze verbinding leidt tot afschakeling van de vermogensschakelaar in het onderstation. In het computerprogramma zullen faalgebeurtenissen bij netopeningen apart worden behandeld. netstations Netstations worden in het model aanzienlijk eenvoudiger weergegeven dan dat ze in de werkelijkheid zijn. Er worden geen lastscheiders, geen smeltveiligheden en geen transformatoren gemodelleerd. De redenen voor het weglaten van de lastscheiders is in het voorgaande al vermeld. De andere genoemde componenten kunnen worden weggelaten omdat ze niet van belang zijn bij de verzorging van de stroom naar de volgende netstations. Bij het falen zal namelijk de smeltveiligheid in het netstation schakelen. AIleen aan de belasting van het gestoorde netstation is dan geen levering meer mogelijk. Ais het programma wordt gebruikt om verschillende uitnuttingssituaties met elkaar te vergelijken, dan is deze vereenvoudiging zeker toegestaan; Er wordt in de nieuwe situatie namelijk niets veranderd aan de opbouw van de netstations.
De enige parameter die voor een netstation moet worden gedefinieerd is de belasting die aangesloten is op de 10 kV rail. Hoe dit gebeurt wordt later in paragraaf 6.6 besproken. In sommige netten kan ook een vermogensschakelaar voorkomen in een netstation. Deze vervangt de lastscheider die aan het begin van de kabel naar het volgende netstation geplaatst is. De vermogensschakelaar beperkt de gevolgen van fouten die achter de vermogensschakelaar plaatsvinden. In dit geval ondervinden namelijk de netstations tussen het onderstation en deze vermogensschakelaar geen hinder van deze fout. naastgelegen districten Door het sluiten van netopeningen is het mogelijk om belasting van netstations door naastgelegen districten te laten voeden. De naastgelegen netten worden daarom op dezelfde manier gemodelleerd als het hoofddistrict en via een 'open' verbinding met het hoofddistrict verbonden. dubbelvelden Komen er in het net dubbelvelden (zie hoofdstuk 2) voor, dan zal hier ook rekening mee moeten worden gehouden. Van het district waarmee het hoofddistrict zijn vermogensschakelaar deelt wordt aIleen de faalgraad van het gehele district gedefmieerd. Treedt er namelijk een faalgebeurtenis op in dit district, dan schakelt de vermogensschakelaar uit en is het hoofddistrict net zolang spanningsloos totdat het gestoorde district in het onderstation is gei"soleerd en de vermogensschakelaar weer
56
6 Aannames en vereenvQudigingen
is ingeschakeld. De belasting en de netstructuur van dit district hebben dus totaal geen invloed op de betrouwbaarheid van het hoofddistrict. 6.4 Faalgebeurtenissen De betrouwbaarheid van een systeem is niet te bepalen als onbekend is hoe de componenten van het systeem falen. Ret computerprogramma heeft daarom gegevens nodig van het faalgedrag van de componenten die in het distributienet voorkomen. In paragraaf 6.3 is al gesteld dat er aIleen faalgebeurtenissen in kabels worden beschouwd. In deze paragraaf worden aan deze vereenvoudiging nog enkele aannames en vereenvoudigingen toegevoegd.
veroudering van de componenten VeeI componenten vertonen verouderingsgedrag. Dit wi! zeggen dat de faalgraad van de component met de leeftijd toeneemt. Voor de meeste componenten is van het verouderingsgedrag weinig bekend (zie bijlage 2). Ret verouderingsgedrag van de component wordt daarom door het computerprogramma verwaarloosd. Dit betekent dat een constante faalgraad kan worden gedefinieerd. De tijd tot een faalgebeurtenis is dus negatief exponentieel verdeeld.
alleen enkelvoudige fouten Ret computerprogramma houdt slechts rekening met toestanden van het net waarin geen enkele component faalt of waarin maar een component faalt. De toestanden met meerdere falende componenten tegelijk worden dus verwaarloosd. Dat deze vereenvoudiging is toegestaan kan als voIgt worden verdedigd. De kans dat er een component faalt is klein. Zo'n faalgebeurtenis zorgt in distributienetten voor een onderbreking van minstens enkele tientallen minuten (de tijd die nodig is om de fout te isoleren en de levering te hersteIlen). De kans dat er twee componenten tegelijk falen ligt in de orde van grootte van het kwadraat van de faalgraad van een component. Deze is dus zeer klein. De onderbreking zou nu echter een aantal uren kunnen duren (reparatietijd). De onderbrekingstijd bij twee faalgebeurtenissen tegelijk kan dus ongeveer een factor tien groter zijn dan de onderbrekingstijd bij een faalgebeurtenis. De kans op twee faalgebeurtenissen tegelijk is echter vele grootte ordes kleiner dan de kans op het falen van een component. Worden de kansen op een enkelvoudige en op een dubbele fout nu vermenigvuldigd met de bijbehorende onderbrekingstijden dan wordt de jaarlijkse onderbrekingstijd per oorzaak verkregen. In de meeste distributienetten blijkt dat veruit het grootste deeI van de totale onderbrekingstijd wordt veroorzaakt door enkelvoudige fouten. Wordt met het programma een betere uitnutting van de distributienetten bekeken, dan kan het zo zijn dat enkelvoudige fouten langer gaan duren. Dit is bijvoorbeeld het geval als de levering aan een bepaald netstation niet kan worden overgenomen omdat er anders overbelasting zou ontstaan. De gemiddelde duur van een enkelvoudige fout wordt daarom langer. Dit betekent dat het aandeel van de enkelvoudige fouten in de totale onderbrekingstijd groter wordt. Meervoudige fouten hebben dan nog minder invloed. De verwaarlozing van deze fouten in het programma is dus toegestaan. Ret bekijken van aIleen enkelvoudige fouten heeft nog een ander gevolg. Omdat er maar een faalgebeurtenis tegelijk kan optreden betekent dit dat er maar in een district tegelijk een component kan falen. Is dit het hoofddistrict dan zijn de naastgelegen districten gezond. Er hoeft dus aIleen maar gekeken te worden in hoeverre de naastgelegen districten de belasting van het hoofddistrict kunnen overnemen zonder dat er overbelasting ontstaat. Reeft de faalgebeurtenis in een naastgelegen district plaats dan heeft deze geen invloed op levering aan de netstations in het hoofddistrict. De faalgebeurtenis heeft dus ook geen invloed op de betrouwbaarheid van het hoofddistrict. Omdat aIleen de betrouwbaarheid van het hoofddistrict
57
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
wordt bepaald, is het daarom niet nodig om faalgebeurtenissen in naastgelegen netten te beschouwen. Voor de naastgelegen netten hoeven dus geen faalgraden te worden gedefinieerd. Ret laatste soort district waar een fout kan optreden komt voor als het hoofddistrict op een dubbelveld is aangesloten. Een fout in het andere district dat op dezelfde vermogensschakelaar is aangesloten zorgt ervoor dat de vermogensschakelaar opent en het hoofddistrict voor enkele tientallen minuten spanningsloos wordt. De jaarlijkse onderbrekingsduur door fouten in dit district kan eenvoudig worden bepaald door de faalgraad van dit district te vermenigvuldigen met de tijd die nodig is om het district te isoleren en de vermogensschakelaar weer te sluiten. ajhankelijke jouten In werkelijkheid zijn de faalgebeurtenissen in de distributienetten niet altijd onafhankelijk. Er bestaat bij bijvoorbeeld twee naast elkaar gelegen kabels de mogelijkheid dat een graafwerktuig deze twee kabels tegelijk beschadigd. Deze versie van het programma houdt geen rekening met afhankelijke fouten. Een reden hiervoor is dat over de afhankelijkheid van faalgebeurtenissen weinig bekend is. Een volgende versie van het programma zou weI rekening kunnen houden met afhankelijke fouten. belastingsajhankelijkheid van het jaalgedrag Ais kabels zwaarder worden belast, verouderen ze meer. Rierdoor zal de faalkans toenemen. Ret is echter niet bekend hoe groot deze invloed is. Ret computerprogramma houdt daarom geen rekening met de belastingsafhankelijkheid van het faalgedrag van de kabels. tijdsajhankelijkheid van het jaalgedrag In figuur 2.4 is te zien dat tijdens werktijd de meeste faalgebeurtenissen optreden. Dit is onder andere te wijten aan het aantal grondwerkzaamheden dat juist dan plaatsvindt. De faalgraad van de kabels is in werkelijkheid dus tijdens werktijd groter dan daar buiten. Ret computerprogramma houdt hier echter geen rekening mee. Ret kan voor een volgende versie van het programma nuttig zijn om dit weI te doen. 6.5 Herschikking Ais er een component in het hoofddistrict faalt, zal in eerste instantie de vermogensschakelaar openen en zal het district spanningsloos worden. Vervolgens wordt de fout gezocht en ge'isoleerd. De bedrijfsvoerder zal nu proberen om het net zo te reconfigureren dat alle netstations van het district weer worden gevoed. Lukt dit niet, dan zal hij een configuratie zoeken waarbij zoveel mogelijk aan de elektriciteitsvraag kan worden voldaan. Ret is van belang dat het computerprogramma bij een bepaalde fout het net op dezelfde manier reconfigureert als de bedrijfsvoerder dat zou doen. Rierbij worden een aantal aannames gemaakt.
netstructuur De nieuwe netstructuur zal straalvormig bedreven moeten zijn. De beveiliging is immers voor deze structuur ontworpen. Er zal dus tussen twee districten altijd een netopening aangebracht moeten worden. Dit wordt dan ook door het computerprogramma gedaan. schakeltijd Voor de tijd die nodig is om de fout te vinden, te isoleren en het net te reconfigureren wordt door het programma een vast aantal minuten genomen (reistijd, detectietijd plus omschakeltijd). In werkelijkheid is deze tijd echter volgens een bepaalde stochastische verdeling verdeeld. Welke verdeling deze tijd het beste beschrijft is niet bekend. Omdat het het eenvoudigste is om met een vaste waarde te rekenen wordt daarom voor een vaste tijd gekozen. Gedurende deze tijd is het gehele hoofddistrict spanningsloos.
58
6 Aannames en vereenvQudigingen
maximaal aantal schakelhandelingen In een eenvoudig geval leidt een fout tot een beperkt aantal schakelhandelingen. Als er echter gekeken wordt naar een betere uitnutting van het net, dan kan het zo zijn dat de belasting die niet meer via de originele weg gevoed kan worden, moet worden gevoed door meerdere naastgelegen districten. Ret kan zelfs zo zijn dat er belasting moet worden doorgeschoven naar het district dat naast een naastgelegen district ligt. In theorie is het aantal schakelhandelingen dus onbeperkt. Ret is echter niet reeel om te veronderstellen dat de bedrijfsvoerder zeer veel schakelhandelingen laat uitvoeren. Dit kost namelijk veel tijd. Ret is dus toegestaan om een maximum te stellen aan het aantal schakelhandelingen. In het computerprogramma is dit maximum ingesteld op vijf plus het aantal schakelhandelingen dat nodig is om de fout te isoleren.
Ret gestelde maximum van vijf schakelhandelingen betekent dat er een bepaald aantal overnamemogelijkheden zijn: • overname door een naastgelegen district: de netopening moet worden gesloten (1 schakelhandeling). • overname door twee naastgelegen districten: twee netopeningen moeten worden gesloten en er moet een netopening worden gemaakt omdat het net straalvormig bedreven moet worden (3 schakelhandelingen) . • overname door een naastgelegen district en een district dat daarnaast figt: twee netopeningen moeten worden gesloten, een netopening moet worden gemaakt (3 schakelhandelingen). • overname door drie naastgelegen districten: drie netopeningen moeten worden gesloten en er moeten er twee worden gemaakt (5 schakelhandelingen). • overname door twee naastgelegen districten en een daarnaast gelegen district: drie netopeningen moeten worden gesloten, twee moeten er worden gemaakt (5 schakelhandelingen). • overname door een naastgelegen district en twee daarnaast gelegen district: drie netopeningen moeten worden gesloten, twee moeten er worden gemaakt (5 schakelhandelingen). • overname door een naastgelegen district, een daarnaast naastgelegen district en een district dat daar weer naast figt: drie netopeningen moeten worden gesloten, twee moeten er worden gemaakt (5 schakelhandelingen). Ret maximum van vijf schakelhandelingen betekent dus dat bij de bepaling van de betrouwbaarheid het hoofddistrict, de naastgelegen districten, de districten die daarnaast liggen en de districten die daar weer naastliggen moeten worden gedefinieerd. In de meeste gevallen zal dit vereenvoudigd kunnen worden. De laatstgenoemde districten worden dan niet beschouwd. belang van de belasting Als het niet mogelijk is om de levering aan aIle netstations te herstellen, zuBen er een of meerdere netstations moeten worden uitgezocht waarvan de levering gedurende de reparatie niet wordt hersteld. De bedrijfsvoerder beslist aan welke netstations niet meer wordt geleverd. Rij kan hierbij verschillende soorten uitgangspunten hebben. Zo kan hij bijvoorbeeld streven naar een zo laag mogelijke Waarde van de Niet Geleverde Energie (WNGE). De netstations die in dit geval niet meer gevoed zullen worden hebben waarschijnlijk huishoudens (met weinig kosten per niet geleverde kWh) als belasting. Een ander criterium, dat door de bedrijfsvoerder gebruikt kan worden, is het aantal gestoorde klanten. Dit zou, in tegenstelling tot het vorige voorbeeld, juist gunstig zijn voor de klantengroep huishoudens. Deze gebruiken namelijk per klant relatief weinig elektrische energie. Ret computerprogramma gaat uit van een derde criterium: de hoeveelheid niet geleverde energie (NGE). Rierbij probeert de bedrijfsvoerder aan zoveel mogelijk vraag te voldoen zodat de NGE zo klein mogelijk blijft. maximale jaarbelasting of momentane waarden Bij het herschikken van het net kijkt de bedrijfsvoerder naar de maximale jaarbelastingen van de netstations. Rij zal aIleen een nieuw geconfigureerd district inschakelen als de som van de maximale jaarbelastingen van de netstations niet groter is dan de maximale belastbaarheid van de
59
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
kabels. Nu is het niet zo dat alle kabels op elk moment de maximale jaarbelasting voeren. Het kan daarom best zijn dat er meer 'ruimte' in het net aanwezig is om te reconfigureren dan dat de bedrijfsvoerder denkt. Ais nu wordt gekeken naar distributienetten met een betere uitnutting dan zullen er situaties optreden waarbij het volgens de berekening met de maximale jaarbelastingen niet meer mogelijk is om de levering aan alle netstations te herstellen. Er zullen dan netstations worden uitgezocht die tijdens de reparatie niet meer gevoed worden. Het zou echter kunnen zijn dat tijdens de reparatie de maximale jaarbelasting niet optreedt en er geen overbelasting zou ontstaan als er meer netstations zouden worden gevoed. Het zou dus zinvol zijn om deze netstations 66k in de nieuwe configuratie op te nemen. Om verantwoord te kunnen besluiten of meer netstations aan de configuratie kunnen worden toegevoegd, dient de bedrijfsvoerder gegevens te hebben over de te verwachte momentane belasting in de netstations tijdens de reparatie. De bedrijfsvoerder kan dan een nieuwe configuratie maken die tijdens de reparatie meer netstations voedt en toch niet tot overbelasting leidt. Op dit moment heeft de bedrijfsvoerder geen gegevens over de momentane belasting in het net. Het computerprogramma zal dus, net zoals de bedrijfsvoerder, het net moeten reconfigureren aan de hand van jaarmaxima. Bij betere uitnutting van het distributienet zou het echter voor de bedrijfsvoerder interessant kunnen worden om met momentane waarden te gaan rekenen. Om te bekijken wanneer dit interessant wordt is een tweede programma gemaakt dat met behulp van verwachte momentane waarden reconfigureert. 6.6 Reparatie Nadat de fout is gei"soleerd en het net is gereconfigureerd, kan de reparatie beginnen. Omdat er alleen enkelvoudige fouten worden beschouwd, is er maximaal een reparatie tegelijk aanwezig. Dit betekent dat bij normale uitnutting van het net meestal de levering aan alle netstations hersteld kan worden. Er zal dus in geen enkel netstation een onderbreking van de levering plaatsvinden die langer duurt dan de tijd die nodig is om het net te reconfigureren.
Wordt nu gekeken naar de betrouwbaarheid van netten met een betere uitnutting, dan kan het zijn dat het niet mogelijk is om de levering aan alle netstations te herstellen zonder dat hierbij overbelasting ontstaat. De levering van een aantal netstations zal tijdens de reparatie onderbroken blijven. Er zal dan geprobeerd worden om de reparatie zo snel mogelijk uit te voeren om de NGE zo klein mogelijk te houden. De reparatie duurt in dit geval dus korter dan in de situatie dat tijdens de reparatie alle netstations kunnen worden gevoed. In het bovenstaande worden twee reparatietijden onderscheiden. De langste, die ontstaat als tijdens de reparatie alle netstations kunnen worden gevoed, is niet van belang bij de betrouwbaarheidsbepaling. Er is namelijk geen onderbreking van de levering tijdens deze reparatie en er ontstaat dus ook geen NGE. Tijdens de korte, die ontstaat als tijdens de reparatie niet alle netstations kunnen worden gevoed, ontstaat er weI NGE. Deze reparatietijd is dus weI belangrijk bij de bepaling van de betrouwbaarheid en wordt dan ook door het computerprogramma gebruikt. In werkelijkheid zijn de reparatietijden verdeeld volgens een bepaalde stochastische verdeling. Welke verdeling dit is, is echter niet bekend. Omdat het het eenvoudigste is om met een vaste waarde te rekenen, wordt in het computerprogramma gekozen voor een vaste reparatietijd. 6.7 Belasting De belasting van het distributienet is aangesloten op de netstations. Per netstation wordt deze dan ook door het computerprogramma gedefinieerd. Het computerprogramma gebruikt de belastings-
60
6 Aannames en vereenvQudigingen
gegevens voor twee doeleinden. Ten eerste zullen ze gebruikt worden om het net te reconfigureren. Aangezien het programma zowel met verwachte momentane als met maximaIe waarden het net moet kunnen reconfigureren (zie paragraaf 6.5), zal zowel de belasting als functie van de tijd, als het jaarmaximum van de belasting gedefinieerd moeten worden. Ret computerprogramma gebruikt de belastingsgegevens ook voor de bepaling van de NGE. am deze te berekenen zijn momentane waarden van de belasting nodig.
momentane belasting Ret computerprogramma rekent de belasting van het netstation op een bepaald tijdstip uit aan de hand van dag-, week- en jaarbelastingspatronen van de klantengroep (zie paragraaf 2.6 en bijlage 1). Riertoe worden per dag 24 uur gedefinieerd, per week vijf werkdagen en twee weekenddagen (dus twee verschillende soorten dagen) en per jaar dertien periodes (maanden genoemd) van vier weken. In het computerprogramma heeft een jaar dus 7 * 4 * 13 = 364 dagen (= 8736 uur). Er wordt nu een dag-, week- en jaarbelastingspatroon gedefinieerd. Ret produkt van de waarden uit de dag-, week-, en jaarbelastingskromme op een bepaald tijdstip geeft, vermenigvuldigd met de maximaIe jaarbelasting, de momentane belasting van het netstation. Per klantengroep verschillen de belastingspatronen. In het computerprogramma kunnen een aantal belastingspatronen worden gedefinieerd. Omdat voor elk netstation moet worden opgegeven aan welke klantengroep geleverd wordt, kan nu voor elk netstation de momentane belasting worden berekend.
groei Ais de belasting van de netstation jaarlijks groeit, wordt de uitnutting van het net automatisch beter. Ret is nu nuttig om voor een aantal opeenvolgende jaren een nauwkeurige betrouwbaarheidsbepaling te doen. Met behulp van de betrouwbaarheidsparameters kan dan worden besloten na hoeveel jaar het zinvol is om het net uit te breiden. Ret programma kan voor een vooraf te definieren aantal jaren de betrouwbaarheid bepalen. Rierbij kan voor elk netstation worden opgegeven hoeveel de jaarlijkse groei van de belasting is.
pulserende belasting Een apparaat heeft een pulserende belasting als zijn belasting gedurende korte tijd maximaal is en vervolgens weer gedurende langere tijd laag blijft. Ais er op een district grote apparaten met pulserende belasting aanwezig zijn, dan wordt de belasting van het district ook pulserend. Een voorbeeld van pulserende belasting wordt gevonden in een havengebied. De kranen die gebruikt worden om de lading aan land (of in een schip) te brengen, zijn telkens slechts enkele minuten in bedrijf. Omdat er in een havengebied veeI kranen aanwezig kunnen zijn, zullen de districten vaak een pulserende belasting hebben. Ais bij een district met pulserende belasting gekeken wordt naar zijn maximale belasting, dan ontstaat een te negatief beeld over de ruimte die nog over is om het net te reconfigureren. Ret is namelijk geen probleem om een kabel gedurende enkele minuten over te belasten. Zeker niet als de belasting van de kabel daarna zeer laag wordt. Ret computerprogramma houdt geen rekening met de ruimte die ontstaat door de beschouwing van pulserende belasting. Dit is misschien in een volgende versie te implementeren.
eigen opwekking In een aantal distributienetten komen klanten voor die een eigen generator hebben. Meestal is deze gecombineerd met de opwekking van warmte. Dit zijn de zogenaamde Warmte Kracht Koppeling (WKK) eenheden. Veel WKK eenheden zijn aangesloten op het elektriciteitsnet. Rierdoor kan de WKK eenheid elektrische energie die hij teveel produceert aan het openbare net leveren. Een bedrijf
61
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
met een WKK eenheid kan daarom beschouwd worden als een belasting die zowel positief als negatief kan zijn. Dit is in de situatie zonder fouten correct. Treedt er echter een fout op in het net, dan ligt het aan de reactie van het relais van de WKK eenheid of de belasting van deze eenheid op het net positief, negatief of nul wordt. Er zijn namelijk verschillende koppelmogelijkheden. Sommige WKK eenheden kunnen weI in eiland bedrijf werken en andere niet. Ret computerprogramma houdt geen rekening met eigen opwekking door bedrijven. Ais de opwekking wordt gezien als een negatieve belasting dan wordt een vertekend beeld gegeven van de schade die ontstaat. Tijdens de reconfiguratie van het net is namelijk de gehele levering aan het hoofddistrict onderbroken. Ais een bedrijf met eigen opwekking nu echter een negatieve belasting zou hebben, zou deze zorgen voor een negatieve bijdrage aan de NGE. De eigen opwekkingseenheid is echter in de werkelijkheid van het net afgeschakeld zodat hij geen elektriciteit aan de andere netstations kan leveren en dus ook niet de totale NGE kan verminderen. Een volgende versie van het computerprogramma zou rekening kunnen houden met eigen opwekkingseenheden. Rierbij kunnen zowel de verschillende koppelmogelijkheden als de problemen met de negatieve NGE worden gemodelleerd.
cos
q>
van de belasting
In het net komen veel verschillende soorten belastingen voor. Er zijn reslstleve belastingen, inductieve belastingen en capacitieve belastingen. De stroom die door de belasting wordt gevraagd is: I
=
P J3·V ,coSq>
(6.2)
Deze stroom bepaalt ook de belasting van de kabels. De kabelbelasting wordt dus slechts indirect beinvloed door het getransporteerd werkzaam vermogen. (NGE)
is gedefinieerd als:
NG
cosq» dt
De niet geleverde energie NGE
=
J[ L. J3 . VI
n
([)-
(6.3)
jaar ll(etstatlOlls)
In het computerprogramma wordt de NGE pas op het allerlaatste moment bepaald. Riertoe wordt de belastingsstroom van het district vermenigvuldigd met de netspanning. Om nu het werkzaam vermogen te verkrijgen wordt vermenigvuldigd met de gemiddelde cos q> van het district. Tenslotte wordt geintegreerd over de tijd. Ret zou netter zijn om de NGE te bepalen door per netstation het werkzaam vermogen over de onderbrekingstijd te integreren. Wordt het programma echter gebruikt voor de vergelijking van verschillende situaties, dan geeft het werken met een gemiddelde cos q> telkens ongeveer dezelfde fout. De conclusies uit deze vergelijkingen zal daarom weinig invloed ondervinden van deze vereenvoudiging. Mocht later tocht blijken dat er behoefte is aan de bepaling van de NGE met de werkzame vermogens per netstation, dan kan dit in een volgende versie van het computerprogramma worden geimplementeerd. 6.8 Onderhoud Tijdens gepland onderhoud aan het distributienet blijft in bijna alle gevallen de levering aan de netstations ongestoord. Ret is echter weI zo dat als er een fout optreedt tijdens een onderhoudsperiode, de NGE groter kan zijn dan in een periode zonder onderhoud. Er zijn nu namelijk twee componenten in het district niet beschikbaar zodat het mogelijk is dat er netstations niet meer bereikt kunnen worden of slechts gevoed kunnen worden door kabels die worden overbelast.
62
6 Aannames en vereenvoudigingen
Het programma houdt geen rekening met onderhoud. Deze vereenvoudiging wordt gemaakt omdat er maar zeer zelden onderhoud in een distributienet plaatsvindt. De kans dat nu naast een onderhoud, ook een faalgebeurtenis optreedt wordt verwaarloosbaar klein geacht. Wordt het programma gebruikt voor de vergelijking van een aantal situaties met verschillende uitnutting, dan zal de fout die gemaakt wordt met de bovenstaande vereenvoudiging, voor aIle situaties ongeveer dezelfde zijn. De conclusie uit de vergelijking van de situaties wordt dus nauwelijks beinvloed door deze vereenvoudiging. veroudering van componenten Een onderhoudsbeurt kan voor een component een verjonging betekenen. In paragraaf 6.4 is echter al gesteld dat er geen rekening gehouden wordt met veroudering van componenten. De leeftijd van een component speelt hier dus geen ro1. tijden dat onderhoud plaats kan vinden Ais het net beter wordt uitgenut, dan zal het aantal uren dat er aan het net gepland onderhoud gedaan kan worden afnemen. Het is in netten met een betere uitnutting namelijk mogelijk, dat tijdens onderhoud de belasting van bepaalde delen van het net onaanvaardbaar hoog wordt. Er zou door het computerprogramma kunnen worden bepaald gedurende hoeveel uren er per jaar onderhoud mogelijk is. De huidige versie van het programma bepaalt dit echter nog niet. In een volgende versie zou het echter kunnen worden geimplementeerd. 6.9 Stochastische methode Voor de bepaling van de uiteindelijke betrouwbaarheid wordt een zeer simpel Markov-model ontwikkeld (zie figuur 6.2). Vanuit de gezonde toestand, kunnen met een bepaalde faalgraad, de situaties bereikt worden waarin een component gestoord is. Doordat de faalgraad van de componenten constant is, zijn de overgangstijden naar de gestoorde toestanden negatief exponentieel verdeeld.
Component n faalt
Component 2 faalt
,>~, .n.
l,.., 2< .....
'
figuur 6.2: Stochastisch model dat door het computerprogramma wordt gebruikt.
Het net komt na de reparatie weer terug in de gezonde toestand. De reparatie duurt een vaste tijd (zie paragraaf 6.6). Deze is dus niet negatief exponentieel verdeeld. Dit wordt in figuur 6.2 met een stippellijn aangegeven. faalfrequentie Het is nu eenvoudig om het verwachte aantal fouten per jaar (is faalfrequentie) te bepalen. Deze wordt gegeven door de som van de faalgraden van de individuele componenten. De faalfrequentie van het district is dus:
63
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
"L.... A/ foutell(i)
f faal --
= "L.... 1/· Ao kabels(i)
(6.4)
met A0: faalgraad per kIn kabel
niet geleverde energie Het computerprogramma berekent de totale NGE per jaar als voIgt. Elke faalgebeurtenis wordt apart bekeken. Er wordt nu verondersteld dat deze faalgebeurtenis op elk uur van het jaar kan voorkomen. Een groot aantal dagpatronen in een jaar zijn echter gelijk aan elkaar. Door het definieren van 13 'maanden', 2 soorten dagen en 24 uur (zie paragraaf 6.7) zijn 624 verschillende uren gedefinieerd. Er wordt nu voor elk uur bepaald wat de NGE zou zijn als in dit uur de faalgebeurtenis zou optreden. Hiertoe wordt de verbinding uit bedrijf genomen, het net gereconfigureerd (zie paragraaf 6.5) en de fout gerepareerd (zie paragraaf 6.6). Vit de reconfiguratie wordt vervolgens de NGE van het district voor de faalgebeurtenis in dit uur bepaald. Het gaat hier om de NGE die ontstaat door onvermogen. De NGEonvermog van elk uur wordt nu vermenigvuldigd met het aantal keer dat deze per jaar voorkomt (4 weken * 5 dagen = 20 keer voor werkdagen en 4 weken * 2 dagen = 8 keer voor weekeinden). Vervolgens worden deze waarden gesommeerd. Ais deze som nu wordt vermenigvuldigd met de faalgraad van de verbinding dan wordt de verwachte jaarlijkse NGE veroorzaakt door fouten in deze verbinding bepaald. De verwachte totale jaarlijkse NGE van het district wordt dan: (6.5)
NGEOlIl'ermog
waarin:
= weegfactor voor dagen: WI = 5 (werkdagen); W z = 2 (weekenddagen) NGEm,d,u,i = NGE door onvermogen bij fout i op maand m, dag den uur u. Wd
De
NGE
die ontstaat door het schakelen in het net kan eenvoudig bepaald worden door:
NGEschakel
waarin E j
= E,. J
=
A' .
tschakel
I
UrenPerJaar
(6.6)
totale vraag naar energie in jaar j
Deze formule is aIleen geldig bij een faalgraad die, zoals hier verondersteld, onafhankelijk is de tijd. De totale NGE is te bepalen door NGEollvermog en NGEschakei op te tellen.
onderbrekingstijd De verwachte jaarlijkse onderbrekingstijd is in paragraaf 6.2 al gedefinieerd als de verwachte tijd per jaar dat er een of meerdere netstations van het district niet kunnen worden gevoed. Deze wordt op een zelfde manier bepaald als de verwachte jaarlijkse totale NGE van het district: Tolld 101
=
L [Ai' L foutell(i) maalldell(m)
[4'
L dagell(d)
(wd . urell(u) LTolldmduiJJJ , ,,
(6.7)
onvermogensjTequentie Het verwachte aantal keren per jaar dat faalgebeurtenissen gepaard gaat met onvermogen is net als de onderbrekingstijd op dezelfde manier als de verwachte jaarlijkse totale NGE te bepalen:
64
7 Werking van het computerprogramma
!onvermog =
L [A i . maanden(m) L [4' dagen(d) L (Wd' uren(u) LXm,d,U,i]J]
/OUlen(i)
(6.8)
waarbij X m d U i = I als er onvennogen optreedt bij fout i die ontstaat op m, d, u. en X m,d,u,i ~. 0 als er geen onvennogen ontstaat. gemiddelde duur van een onderbreking Het quotient van de verwachte jaarlijks onderbrekingstijd en de faalfrequentie geeft de gemiddelde duur van een onderbreking: Tond
=
Tondtot
(6.9)
6.10 Overgangen van weekenddagen naar werkdagen Het computerprogramma beschouwt niet de effecten die ontstaan als de faalgebeurtenis korte tijd voor een overgang van een werkdag naar een weekenddag ontstaat. De reconfiguratie en de bepaling van de NGE gebeurt met de waarden van de werkdag. Voor de overgang van een weekenddag naar een werkdag geldt het omgekeerde.
Door deze effecten niet te beschouwen, wordt het aantal verschillende uren, waarop een faalgebeurtenis kan plaatsvinden, aanzienlijk beperkt. Het gaat immers niet aIleen om de overgang van werkdag naar weekenddag v. v., maar ook om de overgangen tussen de verschillende maanden. Deze vereenvoudiging is toegestaan omdat de momentane waarde van de belasting gedurende de overgang tussen de verschillende dagen ('S nachts) laag is. Hierdoor zal er in dit soort situaties niet vaak onvermogen ontstaan. Er ontstaat dan ook niet vaak NGE door onvermogen. Formule 6.6 laat zien dat de NGE die veroorzaakt wordt door schakelen niet afhankelijk is van de momentane belasting. Deze wordt bepaald uit de jaarlijks gevraagde energie.
65
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
7 Werking van het computerprogramma 7.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe het computerprogramma werkt. Rierbij wordt geen aandacht besteed aan de details van het programma. Ret gaat meer om de grote lijn en de grove structuren. Voor details wordt verwezen naar bijlage 4. Rierin is de source code van het programma opgenomen.
Er worden in dit hoofdstuk eigenlijk twee programma's besproken die de betrouwbaarheid van een openbaar distributienet bepalen. Ret verschil tussen deze twee programma s is de manier waarop ze het net reconfigureren. De een reconfigureert aan de hand van rnaximale jaarbelastingen van de netstations, de ander doet dit aan de hand van verwachte momentane belastingen (zie paragraaf 6.5). Omdat deze twee programma's zeer veeI op elkaar lijken wordt in dit hoofdstuk volstaan met een beschrijving. Daar waar er verschillen tussen de beide programma s bestaan, worden ze afzonderlijk beschreven. I
I
Ret programma is geschreven in Turbo Pascal 7.0 [29]. Er is voor Turbo Pascal gekozen omdat het een hogere programmeertaal is waarvan de programmeer- en compileersoftware goed verkrijgbaar is. De taal heeft ook alle programmeermogelijkheden die gewenst zijn voor het schrijven van het hier beschreven programma. 7.2lnvoerfile De invoerfile die door het programma wordt gebruikt bestaat uit verschillende delen. Elk deeI begint met een titelregel. Deze is als voIgt opgebouwd (de notatie die in dit hoofdstuk wordt gebruikt is gedefinieerd in de symbolenlijst): *
De verschillende delen dienen in de invoerfile te worden opgenomen in dezelfde volgorde waarin ze hieronder worden beschreven: aantal jaren Rier wordt opgegeven voor hoeveel jaren het programma de betrouwbaarheid van het net moet bepalen. Ret aantal jaren kan alleen een positief natuurlijk getal zijn: *Aantal Jaren
netspanning De netspanning die wordt gehanteerd is de effectieve waarde van de lijnspanning. Deze wordt opgegeven in kV. *Netspanning
cos q:> Voor de cos q:> wordt de gemiddelde waarde gehanteerd van de cos q:>' s van de belastingen in het district waarvan de betrouwbaarheid moet worden bepaald.
66
7 Werking van het computerprogramma
*Gemiddelde cos fi
net Het net wordt opgegeven aan de hand van knooppunten. Deze representeren de netstations. Elk knooppunt heeft een maximale jaarbelasting in amperes, een klantengroepnummer die verwijst naar een belastingspatroon en een jaarlijkse groei van de belasting in procenten. Zoals een netstation in werkelijkheid met kabels gekoppeld is met andere netstations, zo zijn de knooppunten via takken verbonden met andere knooppunten. Voor een bepaald knooppunt worden alle takken opgegeven die aan het knooppunt vastzitten. Een tak wordt gekarakteriseerd door het andere knooppunt waaraan hij verbonden zit en de status van de tak. Met de status wordt gedefinieerd of het een tak is die normaal in bedrijf is (status is 1) of dat het een tak met een netopening is (status is 0). *Net 1 <Status#> { <Status#>}. <Status#> { <StatuS#>}
Een onderstation wordt door het computerprogramma gezien als een knooppunt met een negatieve belasting ter grootte van de maximale belastbaarheid van de kabels. Deze is dus voor alle onderstations die in het net voorkomen gelijk (zie paragraaf 6.3). Omdat de belastbaarheid van de kabels gedurende de jaren niet verandert, is de groei van de 'belasting' in het knooppunt dat het onderstation representeert gelijk aan nul. Voor de klantengroep dient in de invoerfile '0' te worden ingevoerd. <Maximale belasting van de kabels#> <0> <0> <Status#> { <Status#>}
jaalgebeurtenissen Omdat er alleen faalgebeurtenissen in de kabels kunnen ontstaan, kunnen deze worden gerepresenteerd door de nummers van de knooppunten aan beide zijden van de falende tak. Bovendien moet de faalgraad worden opgegeven. De faalgraad van de faalgebeurtenis wordt opgegeven in aantal keren falen per jaar. *Fout 1 <Eerste knooppunt van falende tak#>
<Eerste knooppunt van falende tak#>
netopeningfaalgraad Met de netopeningfaalgraad wordt de storingskans bedoeld in de kabels met een netopening aan een der einden. Ook deze faalgraad wordt uitgedrukt in aantal keren falen per jaar. *Netopeningfaalgraad
67
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
dubbelveldfaalgraad De dubbelveldfaalgraad is nul als het beschouwde district niet op een dubbelveld in het onderstation is aangesloten. Is het district weI op een dubbelveld aangesloten, dan wordt de faalgraad van aIle kabels in het andere district opgeteld. Deze som is nu de dubbelveldfaalgraad. *Dubbelveldfaalgraad
curven De belastingspatronen worden voor de verschillende klantengroepen gedefinieerd in dag-, week-, en jaarpatronen. In de invoerfile worden dan ook 24 relatieve uurbelastingen, 2 relatieve dagbelastingen en 13 relatieve maandbelastingen weergegeven. Deze relatieve belastingen worden uitgedrukt in procenten van hun maximum. Er moet per regel dus minimaal een keer de waarde 100 voorkomen. Voor de verschillende klantengroepen kunnen de belastingpatronen nu een voor een in de invoerfile worden beschreven: *Curven 1 ... 1 <weekend#> 1 <Maand 2#> ... <Maand 13#>
... <weekend#> <Maand 2#> ... <Maand 13#>
afsluiting De invoerfile moet worden afgesloten met: .end
7.3 Globale structuur van het programma In figuur 7.1 is de flowchart van het programma weergegeven. Er is hier verschil gemaakt tussen het programma dat reconfigureert aan de hand van maximale jaarbelastingen (streeplijn) en het programma dat reconfigureert aan de hand van verwachte momentane waarden (stippellijn).
De flowchart begint bij het vakje begin. Dit representeert het opstarten van het programma. Opstarten kan vanuit DOS door het intypen van: ONVERMOG
Hierna begint het programma met het lezen van de invoerfile. Vervolgens zijn er verschillende lussen te onderscheiden in figuur 7.1.
jaar De buitenste Ius wordt per jaar een keer doorlopen. Bij beschouwing van meerdere jaren wordt voor elk jaar een aparte betrouwbaarheidsbepaling gedaan. Hierbij wordt het jaar gekenmerkt door eigen waarden van de maximale jaarbelastingen in de netstations. Deze worden bepaald aan de hand van de maximale jaarbelastingen in het eerste jaar en het opgegeven jaarlijkse groeiper-
68
7 Werking van het computerprogramma
centage van de belasting in de netstations. Omdat elk jaar apart wordt beschouwd krijgt elk jaar ook zijn eigen betrouwbaarheidsrapportage in de uitvoerfile.
Uur =volgende uur Fout = volgende fout
Jaar =volgende jaar
figuur 7.1: Flowchart van de computerprogramma's (streeplijn: reconfiguratie met maxima; stippellijn: reconfiguratie met momentane waarden). fout/tijd Ius Omdat elk jaar gekarakteriseerd wordt door zijn eigen belastingsgegevens, zal voor elk jaar een volledige betrouwbaarheidsanalyse moeten worden gedaan. Hierbij zal voor elke fout moeten worden bekeken tot hoeveel schade (NGE en onderbrekingstijd) hij leidt. Bij de gestreepte lijn (reconfiguratie met maxima) van figuur 7.1 is te zien dat eerst wordt gezocht naar een reconfiguratie van het net bij de beschouwde fout. Vervolgens wordt de schade uitgerekend door per uur de NGE te bepalen aan de hand van de bepaalde reconfiguratie. Deze volgorde is toegestaan omdat de maximale jaarbelastingen en dus ook de reconfiguratie aan de hand van maximale jaarbelastingen voor elk moment van het jaar hetzelfde zijn. Er dus per fout maar een reconfiguratiemogelijkheid per jaar mogelijk is.
69
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
Anders is het met de reconfiguratie aan de hand van verwachte momentane belastingswaarden. Omdat de verwachte momentane belasting van uur tot uur verschilt, is de reconfiguratie athankelijk van het uur dat de fout ontstaat. Er zal dus voor elk uur van het jaar moeten worden bepaald hoe het net moet worden gereconfigureerd. Hierbij kan meteen de NGE worden uitgerekend die ontstaat bij een faalgebeurtenis op een bepaald uur. betrouwbaarheidsberekening De loops die hierboven zijn beschreven, zijn bedoeld om de reconfiguratie van het net te bepalen. Tevens wordt de NGE voor een faalgebeurtenis bepaald. Deze zegt echter nog niets over de betrouwbaarheid van het systeem. Het is slechts een waarde voor de schade die ontstaat bij een faalgebeurtenis op een bepaald uur. In het blok betrouwbaarheidsberekening worden de in paragraaf 6.2 genoemde betrouwbaarheidsparameters bepaald. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het in paragraaf 6.9 beschreven Markov-model. De parameters worden voor het beschouwde jaar naar de uitvoerfile geschreven (zie paragraaf 7.8).
7.4 Constanten in het programma In het programma worden een aantal constanten gedeclareerd. Deze constanten kunnen aIleen worden veranderd door het programma opnieuw te compileren. Een aantal constanten mogen niet zonder meer veranderd worden. Verandering van deze constanten kan er namelijk voor zorgen dat het programma niet meer werkt. Andere constanten kunnen weI worden veranderd. Welke constanten veranderd kunnen worden en welke niet, is gegeven in tabel 7.1. tabel 7.1: Constanten die in het programma worden gedefinieerd. Naam
Waarde
Beschrijving
MaxKnooppunten
60
Maximum aantal knooppunten, kan veranderd worden maar kan geen onderdeel worden van de invoerfile.
MaxSchakelHandelingen
5
Maximum aantal schakelhandelingen, moet 5 blijven.
MaxBelastingenGroepen
10
Maximum aantal klantengroepen, kan veranderd worden maar kan geen onderdeel worden van de invoerfile.
10 uur
Duur van versnelde reparatie, kan veranderd worden maar kan geen onderdeel worden van de invoerfile.
Hersteltijd
95 minuten
Duur van de reconfiguratie van het net, kan veranderd worden en zou oak in de invoerfile kunnen worden opgenomen.
Dubbelveldschakeltijd
25 minuten
Duur van de isolatie van een geheel district, kan veranderd worden en zou oak in de invoerfile kunnen worden opgenomen.
24 uur
Aantal uren per dag dat wordt beschouwd, kan veranderd worden en zou oak in de invoerfile kunnen worden opgenomen.
2 dagen
Aantal dagen per week dat wordt beschouwd, kan niet veranderd worden.
13 maanden
Aantal maanden per jaar, kan veranderd worden en zou oak in de invoerfile kunnen worden opgenomen.
8736 uur
Aantal uur per jaar, kan aileen veranderd worden als oak AantalUren, AantalDagen of AantalMaanden veranderd.
Reparatietijd
AantalUren AantalDagen AantalMaanden UrenPerJaar
Er zijn twee redenen waarom enkele parameters in het programma als constanten worden gedefinieerd. Ten eerste kan een parameter altijd dezelfde waarde hebben. Een voorbeeld hiervan is het aantal uren per dag. Het is eenvoudiger om deze parameter al in het programma te hebben opgenomen zodat hij niet elke keer in de invoerfile hoeft te worden opgegeven. De tweede reden om constanten te declareren is dat sommige gegevens nodig zijn bij de declaratie van variabelen. Een array moet bijvoorbeeld van te voren worden gedeclareerd. Hiervoor is het
70
7 Werking van het computerprogramma
noodzakelijk om de afmetingen van het array al van te voren te weten. Deze worden dan ook als constanten gedec1areerd. 7.5 Inlezen van de invoerfile Het eerste deel van het programma leest de invoerfile (zie figuur 7.1). Welke type van variabelen voor de invoergegevens worden gebruikt is te zien in tabel 7.2. Voor de datastructuur van het net wordt dit verduidelijkt door figuur 7.2. Te zien is dat de knooppunten zijn opgenomen in een array van records. In de records zijn de gegevens van het desbetreffende knooppunt opgenomen. Ook bevat het record een pointer naar een record van een tak die aan het knooppunt vastzit. Dit is het begin van een linked list. Vanuit het record van de tak kan een pointer gaan naar een record van een tak dat ook aan het knooppunt vastzit enzovoort. Door gebruik te maken van linked lists is een dynamische datastructuur ontstaan. De computer gebruikt nu alleen de geheugenruimte die hij ook werkelijk nodig heeft. Dit is dan ook het grote voordeel van gebruik van linked lists op het gebruik van arrays.
tabel 7.2: Typen van variabelen die gebruikt worden voor de invoergegevens. De beschrijving van de variabelen staat in de tekst. Variabele
Type
AantalJaren
integer
Cosfi
real
Netspanning
real Knooppunten
Net
array of records [maximale jaarbelasting, klantengroep, groei, pointer naar eerste tak]
Takken
linked list of records[andere knooppunt, status]
Fouten
linked list of records[eerste knooppunt, tweede knooppunt, faalgraad ...]
Netopeningfaalgraad
real
Dubbelveldfaalgraad
real
Belastingcurven
array[groepen] of records[dag, week, jaar] of arrays[relatieve belastingen]
< E ( - - - - - - - - - - - - - - Linked list -----------------~)
knooppuntrecord 1 maximaIe jaarbelasting klantengroep groei pointer naar tak
knooppuntrecord n maximaIe jaarbelasting kJantengroep groei pointer naar tak
takrecord andere knooppunt status volgende tak
takrecord andere knooppunt status volgende tak
takrecord andere knooppunt status volgende tak
figuur 7.2: Datastructuur van het distributienet.
71
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
Het voordeel van arrays is echter dat een variabele die opgenomen is in een array meteen opgeroepen kan worden. Dit in tegenstelling tot bij de linked lists, waarbij altijd de lijst afgegaan moet worden totdat het juiste record gevonden is. Het werken met arrays heeft dus als voordeel dat het sneller werkt dan linked lists. Om deze reden is voor de knooppunten en voor de belastingscurven in het computerprogramma gekozen voor arrays.
7.6 Tijd Het blok uren in de flowchart van figuur 7.1 is uitgewerkt in figuur 7.3. Hierin is te zien dat uren behoren tot dagen (werk of weekend). Deze dagen behoren weer tot maanden die tezamen een jaar vormen.
figuur 7.3: Uitwerking van het blok uren uitfiguur 7.1.
7.7 Reconfigureren van het net Het belangrijkste deel van het programma zorgt voor de reconfiguratie van het net als er een bepaalde faalgebeurtenis is opgetreden. Dit deeI van het programma is opgenomen in een procedure. De flowchart van deze procedure is gegeven in figuur 7.4.
Bij het bepalen van de reconfiguratie wordt in eerste instantie een configuratie gezocht waarbij alle netstations gevoed kunnen worden. Omdat er een maximum is gesteld aan het aantal schakelhandelingen (zie paragraaf 6.5), is het aantal reconfiguratiemogelijkheden beperkt. De zes reconfiguratiemogelijkheden die ontstaan bij een maximum aantal schakelhandelingen van 5 zijn in figuur 7.4 onderscheiden. Ais het niet lukt het net zo te reconfigureren dat de levering tijdens de reparatie aan alle netstations hersteld kan worden, zoekt het programma de meest optimale reconfiguratie. Onder optimaal wordt, in het geval van de reconfiguratie aan de hand van maximale jaarbelastingen, verstaan dat de som van de maximale jaarbelastingen van de netstations die niet kunnen worden gevoed zo klein
72
7 Werking van het cemputerpregramma
mogelijk is. In het geval van reconfiguratie aan de hand van verwachte momentane belasting, moet de totale NGE die tijdens de reparatie ontstaat zo klein mogelijk zijn.
NGE=O
NGE is de kleinste van de bepaalde waarden veer de minimale schade
figuur 7.4: Flowchart van het deel van het programma dat het net reconfigureert.
Het afschakelen van een of meerdere netstations kost minstens een schakelhandeling. Dit betekent dat er bij het niet meer leveren aan een of meerdere netstations nog hooguit vier schakelhandelingen overblijven om het net mee te reconfigureren (bij het in paragraaf 6.5 gestelde maximum aantal schakelhandelingen van vijf). Hierdoor is het niet meer mogelijk om de drie laatstgenoemde reconfiguratiemogelijkheden van paragraaf 6.5 te bereiken. Het is dus ook niet nodig om deze door het computerprogramma te laten beschouwen. Zoals in figuur 7.4 te zien is, beschouwt het programma slechts drie reconfiguratiemogelijkheden. Ze worden echter weI aile drie doorlopen. De optimale reconfiguratie wordt gezocht door gebruik te maken van een aantal recursieve algoritmen. Deze worden hier niet besproken. Ze zijn echter te vinden in de source code (bijlage 4).
73
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
Ais de reconfiguratie bekend is, kan voor de faalgebeurtenis die op het beschouwde tijdstip ontstaat de NGE worden uitgerekend die veroorzaakt wordt door het niet kunnen leveren aan netstations tijdens de reparatie. Het hoofdprogramma gebruikt deze gegevens bij het uitrekenen van de betrouwbaarheidsparameters. 7.8 Bepaling van de betrouwbaarheidsparameters en schrijven van de uitvoerfile Met de door het programma bepaalde gegevens over de NGE, worden de betrouwbaarheidsparameters uitgerekend. Deze worden weggeschreven in de uitvoerfile (zie figuur 7.5). Deze paragraaf beschrijft de uitvoerfile. Er zal per parameter vermeld worden hoe deze bepaald is.
a!gemeen dee! De uitvoerfile begint met een algemeen deel. Hierin zijn de algemene gegevens opgenomen die bij de betrouwbaarheidsbepaling worden gebruikt. De gegevens in dit deeI van de uitvoerfile zijn constanten van het programma of variabelen die rechtstreeks uit de invoerfile zijn overgenomen.
rapportage van de betrouwbaarheid per jaar Na het algemene deel beginnen de rapportages van de betrouwbaarheidsbepaling. Per jaar wordt een complete rapportage gegeven. Deze begint bij het nummer van het jaar.
totaa! gevraagde energie in dit jaar De volgende parameter die wordt gegeven is de totaal gevraagde energie in het beschouwde district. Deze wordt opgegeven in kWh. Hij wordt bepaald door formule 7.1.
Ej =
L
[4'
maanden(m)
L
[Wd '
dagen(d)
LP
mdui )) uren(u) , , ,
(7.1)
met WI
=
5 (werkdag) en W z
=
2 (weekenddag)
fouten Vervolgens wordt de lijst van faalgebeurtenissen die in de invoerfile is opgegeven afgegaan. Per fout worden een aantal parameters bepaald:
faa!graad Ais eerste wordt van de fout de faalgraad gegeven. Deze wordt rechtstreeks overgenomen uit de invoerfile.
onvennogensjTequentie De onvermogensfrequentie wordt gedefinieerd als het aantal keren per jaar dat de levering niet geheel kan worden hersteld als de beschouwde fout optreedt. Deze parameter wordt als voIgt berekend:
L
maanden(m) fonvermogen,i
[4'
=
L [w LX d •
dagen(d)
U
mdui )) uren(u)' , ,
renP er.'.Aaar
. f 1OOI,i
metXm d u i = I als er onvermogen ontstaat voor fouti op m, d, en Xm,d:U:i ' = 0 als er geen onvermogen ontstaat.
(7.2) U
onderbrekingstijd per jaar Met de onderbrekingstijd wordt de tijd per jaar bedoeld, dat er aan tenminste een netstation in het beschouwde district geen levering mogelijk is. Met formule 7.3 wordt hij bepaald:
74
7 Werking van het computerprogramma
tonderbreking,i = therstel . fjaa"i + treparalie . fonvenllogell,i
(7.3)
tijd per onderbreking De gemiddelde tijd per onderbreking is eenvoudig te bepalen door de totale onderbrekingstijd per jaar te delen door de faalfrequentie: tollderbreking,i
(7.4)
fjaa"i door schakeltijd De NGE door schakeltijd is de NGE die ontstaat doordat tijdens het zoeken van de fout, het isoleren van de fout en het reconfigureren van net geen levering aan de netstations mogelijk is. Hij wordt berekend door: NGE
lUGE IV'
schakel,i =
E j . fjaa"i . tschakel UrenPerJaar
(7.5)
door onvermogen De NGE door onvermogen is gedefinieerd als de NGE die ontstaat doordat tijdens de reparatie van een fout de levering aan een of meerdere netstations niet meer mogelijk is. Het programma berekent deze parameter als voIgt: NGE
NGEonvermogell,i = fjaa"i'
L maalldell(m)
[4.
L [Wd ' LNGEm,d,U,iJJ dagell(d) uren(u)
(7.6)
totale NGE De totale NGE wordt bepaald door de NGE door schakeltijd en de NGE door onvermogen bij elkaar op te tellen. fouten bij netopeningen Nadat de lijst met 'normale' kabelfouten is afgewerkt, rekent het programma de parameters voor fouten bij netopeningen uit (zie paragraaf 6.4). Hierbij maakt het programma gebruik van dezelfde formules als hierboven. Omdat er echter nooit onvermogen kan ontstaan door deze fouten, zijn de onvermogensfrequentie en de NGE door onvermogen gelijk aan nul. fouten in dubbelvelden Tenslotte worden ook de fouten in dubbelvelden behandeld (zie paragraaf 6.4). Deze fouten leiden, net als fouten bij netopeningen, nooit tot onvermogen. De onvermogensfrequentie en de NGE door onvermogen zijn ook hier dus gelijk aan nul. De andere parameters worden op dezelfde manier bepaald als hierboven is beschreven. Bij twee parameters zijn er echter kleine verschillen aanwezig in de gebruikte formules. De onderbrekingstijd wordt namelijk gegeven door: tollderbrekillg,dubbelveld = tdubbelveldschakeltijd . fjalelldubbelveld
Voor de
NGE
(7.7)
door schakeltijd geldt:
NGEschakel,dubbelveld =
E j • fjaa"dubbe've,d . tdubbelveldschakeltijd UrenPerJaar
(7.8)
totalen Ais van alle foutoorzaken de parameters bepaald zijn, kunnen deze worden opgeteld. De totalen die worden weergegeven in de uitvoerfile zijn dan ook niets anders dan de som van de parameters per fout. Hierop is een uitzondering. De tijd per onderbreking wordt niet bepaald door de
75
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
gemiddelde tijden van de onderbrekingen op te tellen. Hij wordt bepaald door de totale onderbrekingstijd te delen door de totale faalfrequentie. aantal keren per jaar dat een fout kan worden overgenomen Met de bovenstaande totalen worden nog enkele andere parameters uitgerekend die enig inzicht kunnen geven in de betrouwbaarheid van het beschouwde district. De eerste geeft het aantal keren per jaar dat tijdens de reparatie de levering aan alle netstations kan worden overgenomen. Deze parameter is dus het verschil tussen de totale faalfrequentie en de totale onvermogensfrequentie. Dit verschil wordt ook uitgedrukt als percentage van de totale faalfrequentie: 1/001,101001 - 10nvermogen,I0looi
.100%
(7.9)
l/aal,lolaal
totale niet beschikbaarheid (tijd) Met de totale niet beschikbaarheid (tijd) wordt het percentage van de tijd per jaar bedoeld waaraan de levering aan tenminste een netstation niet mogelijk is:
.100% (7.10) UrenPerJaar Deze parameter wordt nog gesplitst in oorzaak van de onderbreking: schakelen bij 'normale fouten', schakelen door fouten in de buurt van netopeningen, schakelen door fouten in dubbelvelden en reparatie. t,lIlderbreking,lolaal
totale niet beschikbaarheid (gevraagde energie) Met de totale niet beschikbaarheid (gevraagde energie) wordt het percentage van de totale belasting per jaar bedoeld dat niet kan worden geleverd: NGEtolaal • 100%
E·.I
Ook deze parameter wordt uitgesplitst naar oorzaak.
76
(7.11)
8 Case studie
8 Case studie met het gemaakte programma 8.1 Inleiding Nu het computerprogramma in hoofdstuk 6 en 7 is beschreven, is het nuttig om naar de mogelijkheden van het programma te kijken. Hiervoor wordt een deeI van een distributienet beschouwd dat werkelijk bestaat. Dit net wordt beschreven in paragraaf 8.2. Vervolgens worden er twee soorten veranderingen bekeken. Bij de eerste (in paragraaf 8.3) wordt het beschouwde net zelf niet veranderd, weI wordt de belasting in de netstations verhoogd. De effecten hiervan op de betrouwbaarheid worden met behulp van het geschreven computerprogramma bepaald. In paragraaf 8.4 wordt een tweede case beschreven. Hierbij gaat het om een fysieke uitbreiding van het net: Er worden netstations toegevoegd. 8.2 Voorbeeldnet Het net dat bij de case studies is gebruikt is weergegeven in figuur 8.1. Het bestaat uit onderstations, netstations, kabels en netopeningen. Het beschouwde district is in zwart weergegeven. De naastgelegen districten hebben een grijze kleur. Van elk netstation is de belasting bekend. Er wordt vanuit gegaan dat de gehele belasting van de klantengroep 'kantoren, industrie en winkels' afkomstig is (zie bijlage 1). Van de kabels weet men de lengtes. Deze lengtes kunnen met de gegevens uit tabel 2.1 worden omgerekend tot faalgraden. Deze gegevens zijn, net zoals de gebruikte nummering, opgenomen in bijlage 5. 46 (106,6 A)
38 (123,9 A)
32 (72,6 A)
~
47~. 1
48
49~. 1
50
12
2
31~
15
40
4[1
16
5
17
6
18
42
43~
33
11
36
34
4~ 45~
51
11 (123,4 A)
39 41 l~
.;
1 (1362 A)
,
37 I "
13
29J
7
19
28
8
20
27
9
35~ .~
14
10
21
22
23
26
31
11
30
24 l~
25~rl I
figuur 8.1: Het gebruikte voorbeeldnet.
De betrouwbaarheid van dit net kan nu bepaald worden met het programma. Omdat de kabels in het net zijn overgedimensioneerd, zal nog geen onvermogen ontstaan. De invoerfile bij de betrouwbaarheidsbepaling is opgenomen in bijlage 6. Deze geeft de uitvoerfile die in bijlage 7 is weergegeven. In de originele toestand van het net is, bij de door het programma gebruikte aannames, nooit sprake van onvermogen. De onderbrekingstijd en de NGE zijn dus alleen afkomstig van de tijd die nodig is om de fout te zoeken, te isoleren en het net te reconfigureren. 8.3 Case studie: Verhogen van de belasting van de netstations Ais netstations per jaar meer energie gaan vragen, wordt de uitnutting van het net automatisch beter. In deze case studie wordt de belasting van aile netstations (dus ook van de netstations in de naastgelegen districten) stap voor stap vergroot. Het groeipercentage is voor elk netstation gelijk
77
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
genomen. Het groeien van de belasting is begrensd. De maximale jaarbelasting van een district mag namelijk niet groter worden dan de belastbaarheid van de kabels. Er wordt nu met het computerprogramma bepaald hoe de betrouwbaarheid van het hoofddistrict verandert bij deze toenemende belasting in aIle districten. Hiertoe wordt de in bijlage 6 weergegeyen invoerfile gebruikt. Hierin wordt aIleen het aantal jaren veranderd. Bij een groei van 5 % per jaar voor aIle netstations, kunnen 9 jaren worden beschouwd zonder dat er in de foutloze situatie overbelasting ontstaat. Met invoerfile wordt vervolgens door de twee versies van het programma de betrouwbaarheid van het beschouwde district bepaald als functie van de belasting van de netstations. Het resultaat is gegeven in figuren 8.2 tot en met 8.4. Te zien is dat de betrouwbaarheidsparameters van het beschouwde district pas bij een belastingstoename (van het totale net) van tussen de 30 en 40 % gaan veranderen. De belasting van dit district zou dan ongeveer 185 A worden. Dit is 35 A meer dan de waarde die als maximale veilige belastbaarheid wordt beschouwd. Ais de netbeheerder met gegevens van aIleen de maximale jaarbelasting reconfigureert, neemt de schade bij ongeveer 140% enorm toe. Wordt echter gereconfigureerd aan de hand van verwachte momentane waarden van de belasting, dan neemt de schade aanzienlijk minder snel toe. Vooral de onvermogensfrequentie en de verwachte onderbrekingstijd worden enorm beperkt. De beperking van de NGE is kleiner. Dit komt doordat de strategie met momentane waarden onvermogen voorkomt als de storingen plaatsvinden op tijdstippen met een belasting die kleiner is dan de maximale belasting. Omdat deze belasting kleiner is, is ook de NGE die door deze strategie wordt bespaard relatief klein.
0,06
0,05
'20,04 III
.!!1..
... Q.l
Q.
-; 0,03 ~ Q.l :J C'"
~ 0,02
0,01
o 100%
105%
110%
116%
122%
128%
134%
141%
148%
belasting t.o.v. originele belasting (%)
figuur 8.2: Faal- en onvermogensfrequentie bi} toename van de belasting (~: faalfrequentie; onvermogensfrequentie voor maxima; .: onvermogensfrequentie bi) momentane waarden}..
78
A:
8 Case studie
40 35 30
C-
25
al
:; .E 20
5
"0
:E'15 10 5 0 100%
105%
110%
116% belasting
t.O.V.
122%
128%
134%
141%
148%
originele belasting (%)
figuur 8.3: Verwachte onderbrekingsti}d bi} toename van de belasting (A: maximale waarden; .: momentane waarden). 900 800 700 600
I
500
lli 400 z
300 200 100
o 100%
105%
110%
116% belasting
t.O.V.
122%
128%
134%
141%
148%
originele belasting (%)
figuur 8.4: Totale NGE per jaar bi} toename van de belasting ((A: maximale waarden; • momentane waarden). 8.4 Case studie: Toevoegen van nieuwe netstations aan het net Als er in een bepaald district nieuwe netstations worden toegevoegd, zullen er twee parameters toenemen: de belasting en de hoeveelheid kabels. De toenemende belasting zal zorgen voor een betere uitnutting van het net, terwijl de toenemende hoeveelheid kabels het totale aantal fouten laat toenemen.
79
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
In deze case studie wordt nu onderzocht hoe de betrouwbaarheid van het beschouwde district verandert als er nieuwe netstations aan het net worden toegevoegd. Hiertoe worden netstations gedefinieerd met een belasting van 10 A uit de klantengroep 'huishoudens'. Elk netstation is aan twee kanten verbonden met een ander netstation door een kabel van 100 m. Bij de case studie wordt nu begonnen met een uitbreiding van het net met een netstation. Vervolgens wordt er telkens een netstation toegevoegd. Het toevoegen van netstations stopt als de maximale belastbaarheid van de kabels wordt overschreden. Bij deze case studie worden twee verschillende situaties onderscheiden. Ten eerste is er de situatie waarbij de nieuwe netstations op het beschouwde district worden aangesloten. De tweede situatie is dat de netstations op een naastgelegen district worden aangesloten. nieuwe netstations in het beschouwde district 46 (106,6 A) .;
38 (123,9 A)
32 (72,6 A)
~
47~, I
48
39 40 41
49~. I
50
.~
33
42'1
43~
36
34
4~ 45~
51
1 (1362 A)
I
37
12
2
3l~
15
14
13
4 rl
16
5
17
6
18
29J
7
19
28[1
8
20
27
9
35~ }
11 (123,4 A)
10
21 ~. . . . . . . . e-]
I 'I
22
26
23 24
31
30
.~
25~ °1 1
figuur 8.5: Voorbeeldnet bi} uitbreiding van het beschouwde district.
In deze case studie wordt het net uitgebreid zoals getoond in figuur 8.5. Hierbij worden de situaties bekeken waarbij nul tot en met negen netstations worden toegevoegd. Hierbij lijkt dat bij een uitbreiding met negen netstations met ieder een maximale belasting van 10 A de maximale belastbaarheid van de kabels wordt overschreden. De som van de originele maximaIe belasting van het district (136,2 A) en de uitbreiding (90 A) is immers groter dan de maximaal toelaatbare continue belasting van de kabels (225 A). Omdat de uitbreiding afkomstig is van een andere klantengroep, komt deze overbelasting echter nooit voor: Het dagmaximum van de klantengroep 'huishoudens' valt immers niet samen met het maximum van de groep 'kantoren, industrie en winkels'. Figuur 8.6 tot en met 8.8 geven de verschillende parameters bij de gemaakte uitbreidingen. Hierbij wordt op de horizontale as de totale jaarlijkse vraag naar elektrische energie uitgezet ten opzichte van de totale jaarlijkse vraag in de originele situatie (nul netstations toegevoegd). Hier is te zien dat een uitbreiding met een netstation (maximale belasting 10 A, 7% van de originele maximale belasting) leidt tot een toename van de totale jaarlijkse vraag naar energie met 19%. Dit komt doordat de belastingsfunctie van de klantengroep 'huishoudens' veel minder pieken en dalen vertoond dan de belastingsfunctie van de klantengroep 'kantoren, industrie en winkels': Het maximum van de eerste belastingsfunctie is relatief laag waardoor met een geringe toename van de maximale belasting een grote toename van de jaarlijkse energievraag kan worden bereikt. Op de verticale assen in figuur 8.6 tot en met 8.8 zijn de diverse betrouwbaarheidsparameters uitgezet. Te zien is dat de veranderingen in de betrouwbaarheid aIleen het gevolg zijn van de extra kabels die in het district zijn opgenomen. Doordat de naastgelegen districten in
80
8 Case studie
het net zo'n lage belasting hebben, kan bij alle voorkomende faalgebeurtenissen altijd de levering aan alle netstations worden hersteld. De extra koppelmogelijkheid die is gecreeerd (dit is een verandering van de netstructuur), heeft om dezelfde reden ook geen invloed. 0,09 0,08 0,07 ~ 0,06 .!!!,
~ 0,05 III
E
0,04
III
:J
g
~
0,03 0,02 0,01
0 . .-
............-
100%
119%
__- -...---4....-
....- -....-
137%
193%
156%
174%
211%
.........-
230%
..........-
248%
...
267%
totale jaarlijkse vraag t.o.v de vraag in de originele situatie (%)
figuur 8.6: Faal- (.) en onvermogensfrequentie (.; van het hoofddistrict als er netstations aan dit district worden toegevoegd. 8
7 '26 2:J .!: 5
.s "C
~4 OJ
c
~
~
-eIII
3
"g2 o
o 100%
119%
137%
156%
174%
193%
211%
230%
248%
267%
totale jaarlijkse vraag t.o.v de vraag in de originele situatie (%)
figuur 8.7: Verwachte onderbrekingstijd per jaar als er netstations aan het beschouwde district worden toegevoegd.
81
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
350 300 250
2' 200
~
~ 150
z
100 50
o 100%
119%
137%
156%
174%
193%
211%
230%
248%
267%
totale jaarlijkse vraag t.o.v de vraag in de originele situatie (%)
figuur 8.8: Totale NGE per jaar van het beschouwde district als er netstations aan dit district wordentoegevoegd De conclusie van deze case kan dus zijn dat de betrouwbaarheid van het beschouwde district aIleen afneemt als gevolg van fouten in de extra kabels. Door de lichte belasting in de rest van het net zal er namelijk nooit een onvermogenssituatie ontstaan (bij de in hoofdstuk 6 gemaakte aannames). Dit is aIleen juist als de betere uitnutting aIleen in het hoofddistrict wordt uitgevoerd. nieuwe netstations in een naastgelegen district 46 (106,6 A)
38 (123,9 A)
32 (72,6 A)
~
47~. 1
48
49~ 1
50
39 41 .~ 42 'I
43~
33
36
34
4~ 1
37
35~ .~ I 'I
11 (123,4 A) 12
2
3.~ 4 '1
40
45~ 51
1 (1362A)
15
14
13
16
5
17
6
18
7
19
28 rl
8
20
27
9
21
10 t-....... '1
29.~
22
23 24
26
31
30
.~
25~f1 1
figuur 8.9: Voorbeeldnet bi} uitbreiding van het naastgelegen net. Als de nieuwe netstations aan een naastgelegen net worden gekoppeld zoals gebeurd is in figuur 8.9 verandert de betrouwbaarheid van het beschouwde district niet (zie figuur 8.10 voor de onderbrekingstijd en de onvermogensfrequentie, de NGE blijft ook constant). Een faalgebeurtenis in het beschouwde district kan immers nog eenvoudig worden overgenomen door een of meerdere andere naastgelegen netten.
82
8 Case studie
0,07
6
-
0,05
-
-
-
-
-
~ 0,04 .!!!,
5
4
...
a. -; 0,03 ~
3
~
l::
:§. "C
::J
g
'2
0,02
2
~
0,01
0,00 100%
119%
137%
156%
174%
193%
211%
230%
248%
°
267%
Totale jaarlijkse vraag t.o.v. de vraag in originele situatie (%)
figuur 8.10: Faalfrequentie (.;J, onvermogensfrequentie (.; en onderbrekingstijd (A) voor het geval dat extra netstations op een naastgelegen district worden aangesloten.
Bij een uitbreiding van een naastgelegen district zal bij de huidige uitnutting van het net de betrouwbaarheid in het beschouwde district niet afnemen. Bovenstaande betekent dus dat aan elk van de in figuur 8.1 getoonde districten een aantal stations kunnen worden toegevoegd zonder dat hierdoor de betrouwbaarheid van het net enorm achteruit gaat. 8.5 Conclusie De belangrijkste conclusie is dat het voorbeeldnet een behoorlijk betere uitnutting kan hebben, zonder dat dit ten koste gaat van de betrouwbaarheid van het net. Omdat het voorbeeldnet redelijk representatief is voor een stadsnet wordt vermoed dat de uitnutting van meer distributienetten beter kan zonder dat de betrouwbaarheid hier onder leidt.
Bij erg hoge uitnutting gaat de methode op basis waarvan het net wordt gereconfigureerd een rol spelen. In dit voorbeeld is dit bij ongeveer 175 A (80% van de maximale belastbaarheid plus reserve). Door te reconfigureren met behulp van verwachte momentane belastingswaarden worden vooral de onvermogensfrequentie en de onderbrekingstijd sterk beperkt. Voor de NGE, die werkelijk iets zegt over de economische schade, is deze beperking relatief kleiner.
83
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
9 Conclusies Omdat het afstudeerwerk in eerste instantie een verkennend karakter had, zijn de eerste conclusies die over de betrouwbaarheid van openbare distributienetten gegeven worden redelijk divers. De laatste conclusies gaan over de betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting. Ais de betrouwbaarheid van openbare distributienetten wordt bepaald is het niet zinvol om te kijken naar invloeden van snelle verschijnselen in het net. Hetzelfde geldt voor spanningsdalingen. De veroorzakers van dit soort verschijnselen zijn vanwege de complexiteit van het net namelijk moeilijk te achterhalen. Ook is het bijna onmogelijk om de reactie van de op het net aangesloten apparaten te inventariseren. Daarbij komt dat klanten die last hebben van korte onderbrekingen vaak zelf maatregelen hebben getroffen om de schade bij zo'n onderbreking te beperken. Het is daarom zinvoller om te kijken naar onderbrekingen die langer duren. Een belangrijke parameter hierbij is de niet geleverde energie. Deze is namelijk een maat voor de economische schade. Andere parameters die gebruikt kunnen worden bij de bepaling van de betrouwbaarheid van de distributienetten zijn de verwachte jaarlijkse onderbrekingstijd en de faalfrequentie. Van de onderzochte algemene methodes die geschikt zijn om de betrouwbaarheid van een systeem te bepalen, zijn aIleen de Monte Carlo Simulatie en de Markov methode bruikbaar voor de bepaling van de betrouwbaarheid van openbare netten. Deze methodes zijn beide flexibel en geschikt voor een groot systeem, zoals een distributienet. De Petrinet methode en de vernieuwingstheorie zijn nauwelijks te gebruiken voor de bepaling van de betrouwbaarheid van openbare distributienetten. Doordat deze analytische methodes met meerdere soorten stochastische verdelingen kunnen werken, worden ze zo ingewikkeld, dat ze slechts de betrouwbaarheid van zeer eenvoudige systemen kunnen bepalen. De computerprogramma's TR_lOKV.EXE, ProNet en REANIPOS zijn niet geschikt voor de bepaling van de betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting. De belangrijkste reden hiervoor is dat de programma's niet of nauwelijks rekening kunnen houden met het reconfigureren van het net nadat er een faalgebeurtenis is opgetreden. Hiervoor is daarom een nieuw computerprogramma opgezet dat dit weI kan. Het ontwikkelde computerprogramma gebruikt een aantal aannames en vereenvoudigingen. Het kan voor sommige vereenvoudigingen echter zinvol zijn om ze niet te maken. Bij een volgende versie van het computerprogramma zouden deze vereenvoudigingen dan ook niet meer gemaakt mogen worden. Een voorbeeld van zo'n vereenvoudiging is dat de faalgraad onathankelijk van de tijd is. Met het computerprogramma is de betrouwbaarheid van een stedelijk distributienet met een betere uitnutting onderzocht. Het onderzoek zegt niets over de betere uitnutting van distributienetten en de daarmee gepaard gaande afname van de betrouwbaarheid van het net in het algemeen. De indruk bestaat echter dat de distributienetten behoorlijk zijn overgedimensioneerd; Een behoorlijke belastingtoename zou slechts een kleine toename van de niet geleverde energie tot gevolg hebben. De betrouwbaarheid van het genoemde net is bepaald met twee verschillende strategieen om het net te reconfigureren: met behulp van gegevens over de maximale jaarbelasting en met behulp van de verwachte momentane waarden van de belasting tijdens de reparatie. Ook hier is het niet mogelijk om iets algemeens te concluderen. Voor het beschouwde stedelijke distributienet is het echter zo dat pas bij een zeer goede uitnutting extra schade gaat ontstaan. Hierbij kan door bij reconfiguratie gebruik te maken van de verwachte momentane waarden, de schade die ontstaat door onvermogen worden beperkt. Er moet echter worden opgemerkt dat de onvermogensfrequentie en de onderbrekingstijd aanzienlijk gereduceerd kunnen worden, terwijl de niet geleverde energie, die een maat is voor de economische schade, relatief veel minder beperkt wordt.
84
10 Geraadpleegde Iiteratuur
10 Geraadpleegde literatuur [1]
Waumans R.J.R., Openbare netten voor elektriciteitsdistributie. VDEN en Kluwer Technische boeken b.v., Deventer, Tweede druk, 1992.
[2]
Bollen M.H.J., Literature search for reliability data of components in electric distribution networks. EUT Report 93-E-276, Eindhoven, augustus 1993.
[3]
Betrouwbaarheidsanalyse in het Amsterdamse 10 kV-verdeelnet met behulp van het programma TRI0KV.EXE, een uitgebreide handleiding. Energiebedrijf Amsterdam, DE techniek S&P, Amsterdam.
[4]
Geerts G., H. Heestermans, van Dale, groot woordenboek der Nederlandse taal. Van Dale Lexicografie bv, Utrecht/Antwerpen, 1992.
[5]
Hamer H.J.F., De economische gevolgen van elektriciteitsonderbrekingen. Een verkenning. Afstudeerverslag TU Eindhoven, faculteit Elektrotechniek, vakgroep Elektrische Energiesystemen, EG/93/698, 1993.
[6]
Peters J.H.H.L., De economische gevolgen van storingen in het openbare net. een literatuurstudie. Stageverslag TU Eindhoven, faculteit Elektrotechniek, vakgroep Elektrische Energiesystemen, EG/93/647.S, 1993.
[7]
MfC-Richtlinie 1987. Ministerium flir Chemische Industrie, Duitsland, 1987.
[8]
Recommended Practice for Emergency and Standby Power Systems for Industrial and Commercial Applications. ANSI-IEEE Standard 446-1987, 1987.
[9]
Kloeppel F.W. e.a., ZuverHissigkeit von Elektroenergiesystemen. VEB Deutscher verlag flir grundstoffindustrie, Leipzig, 1990.
[10]
De integratie van de VDEN-niet-beschikbaarheidsenquete van distributienetten in het beleid. VDEN-rapport, TEA CM/SMW or. 81-1120, oktober 1981.
[11]
Spijkers P.J.J.M.E., Spanningsvastheid elektrische installaties. Elektrotechniek, Vol. 67, No. 8, Augustus 1989.
[12]
Billinton R., R.N. Allan, Reliability evaluation of power systems. Pitman Books ltd., London, 1984.
[13]
Stochastische processen. collegedictaat 2478, Technische Universiteit Eindhoven, 1993.
[14]
Massee P., E.M. van Veldhuizen, Energiesystemen. collegedictaat 5749, Technische Universiteit Eindhoven, voorjaar 1991.
[15]
Billinton R., R.N. Allan, Reliability evaluation of engineering systems. Pitman books ltd., London, 1983.
[16]
Anders G.J., Probability concepts in electric power systems. John Wiley & Sons, Canada, 1990.
[17]
Vemieuwingstheorie en semi-Markov processen. Universiteit Eindhoven, 1994.
Collegedictaat 2365,
Technische
85
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
[18]
Aalst W.M.P van der, Specificeren van infonnatiesystemen. Collegedictaat 1372, Technische Vniversiteit Eindhoven, 1994.
[19]
Peterson J.L., Petri net theory and modelling of systems. Prentice-Hall inc., Englewood Cliffs, N.J., 1981.
[20]
Smeets B.H.T., M.H.J. Bollen, Stochastic modelling of protection systems: comparison of fout mathematical techniques. EUT Report 95-E-291, Eindhoven,juni 1995.
[21]
Verstappen K.F.L., Ontwikkeling van REANIPOS. Afstudeerverslag TV Eindhoven, faculteit Elektrotechniek, vakgroep Elektrische Energiesystemen, EG/91/559, 1991.
[22]
Schouten H., Klinische Statistiek: een praktische inleiding. Collegedictaat, Rijks Vniversiteit Limburg, 1988.
[23]
TR
[24]
Eindrapport van de commissie ter bestudering van de waarde van niet geleverde energie. VDEN-rapport TEA RVe/OTW nr82-275, VDEN, Arnhem, 1982.
[25]
ProNet. computerprogramma voor probabilistische netberekeningen aan transport- en distributienetten. KEMA, Amhem, 1990.
[26]
ProNet, handleiding. KEMA, Arnhem, 1990.
[27]
Verstappen K.F.L., REANIPOS, programmatuur voor de betrouwbaarheidsanalyse van industriele netten. Programmatuur ontwikkeld aan de Technische Universiteit Eindhoven, Eindhoven, 1991.
[28]
Bollen M.H.J., P. Massee, REANIPOS, reliability analysis of industrial power systems. Verslag TU Eindhoven, Faculteit Elektrotechniek, Vakgroep Elektrische Energiesystemen, EG/92/607, 1992.
[29]
Turbo Pascal version 7.0. Borland International, 1983-92.
86
10KV.EXE. Computerprogramma, Energiebedrijf Amsterdam, Amsterdam.
Bijlage 1: Belastingspatronen
Bijlage 1: Oag-, week- en jaarbelastingspatronen van verschillende groepen klanten In dit hoofdstuk worden van zes groepen klanten de belastingspatronen gegeven die door Energiebedrijf Amsterdam worden gebruikt [TR_IOkV.EXE].
81.1 Kantoren, industrie, winkels. E 100% E 80% .~
;
;3
~
f
60% 40% 20%_ 0% . 1 2 3 4 5 6
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 tijd (uren)
a
zo
rna
di
wo
do
vr
za
tijd (dagen)
b
11 13 15 17 1921 2325 27 29 31 33 35 37 3941 43 45 47 49 51 tijd (weken)
c
figuur BI.I: Belastingspatronen voor kantoren, industrie en winkels gedurende een dag (a), een week (b) en eenjaar (c).
87
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
81.2 Proces industrie E 100% ::J E 80% ·x 60% ClI E 40% ::>: 0 .,..;
~
0
I
20% 0% 2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 tijd (uren)
E 100%
E .~
80% 60%
;:
40%
.3 ~
20% 0%
zo
rna
di
wo
do
vr
za
tijd (dagen)
9 11 13 15 17 1921 2325272931 3335373941 4345474951 tijd (weken)
figuur Bl.2: Belastingspatronen voor de procesindustrie gedurende een dag (a), een week (b) en een jaar (c).
81.3 Stootbelasting E 100% ::J E 80% ·xClI 60% E 40% ::>: 0 .,..;
20%
~
0% 2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 tijd (uren)
88
Bijlage 1: Belastingspatronen
2
3
4
5
6
7
tijd (dagen)
11 13 15 17 19 21 2325272931 3335373941 43454749 51 tijd (weken)
figuur Bl.3: Belastingspatronen voor stootbelasting gedurende een dag (a), een week (b) en eenjaar (c).
81.4 Tractie
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 tijd (uren)
zo
rna
di
wo
do
vr
za
tijd (dagen)
89
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
9 11 13 15 17 1921 232527 29 31 3335373941 4345474951 tijd (weken)
figuur BI.4: Belastingspatronen voor tractie gedurende een dag (a), een week (b) en eenjaar (c).
81.5 Woonwijk E 100% { 80% .~ 60%
E
! ~~~ 11.1••1111111.1. 1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 tijd (uren)
ma
zo
di
wo
do
vr
za
tijd (dagen)
E :::J E
·xIII
E > c:i
...; 0~
100% 80% 60% 40% 20% 0% 1
3
5
7
9 11 13 15 17 19 21 232527 29 31 333537 3941 4345474951 tijd (weken)
figuur BI.5: Belastingspatronen voor woonwijken gedurende een dag (a), een week (b) en een jaar (c).
90
Bijlage 1: Belastingspatronen
81.6 Ziekenhuis
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 tijd (uren)
zo
rna
di
wo
do
vr
za
tijd (dagen)
11 13 15 17 1921 2325272931 3335373941 4345474951 tijd (weken)
figuur BI.6: Belastingspatronen voor ziekenhuizen gedurende een dag (a), een week (b) en eenjaar (c).
91
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
Bijlage 2: Stochastische verdelingen 82.1 Inleiding Het faalgedrag van een component is het verband tussen de kans op falen van de component en de tijd. Het herstelgedrag geeft hetzelfde verband, maar dan voor de kans op reparatie. Het faal- en herstelgedrag is voor iedere component verschillend. Er zijn verschillen in de verwachte tijd tot een fout (Mean Time To Failure: MTTF) en de verwachte reparatietijd (Mean Time To Repair: MTTR). Een ander verschil is de kansverdeling als functie van de tijd. Als een component bijvoorbeeld kinderziektes kan hebben, zal de kans op een fout in het begin groter zijn. Verschillende kansverdelingen die voor kunnen komen zijn de uniforme verdeling, de Weibull verdeling, een badkuipkromme en een negatief exponentiele verdeling. De cumulatieve kansverdelingsfuncties van deze functies zijn geschetst in figuur B2.1.
.
,
. . '
';'
~.-
- _.- - _.- - _.-
. -.
/
/ / /
.·a
//c
... .. ...
/ "-"""'''''',7''-
.....
,
/ / / / /
/ / / / / / / /
t, Tijd (s)
figuur B2.1: Cumulatieve kansverdelingsfuncties van de Weibull-verdeling (a), de negatief exponentiele verdeling (b), de uniforme verdeling (c) en de badkuipkromme (d).
In veel betrouwbaarheidsmodellen speelt de negatief exponentiele verdeling een belangrijke ro1. Kenmerken van deze verdeling worden in deze bijlage besproken. Ook wordt gegeken in hoeverre deze verdeling de andere verdelingen uit figuur B2.1 kan benaderen. 82.2 Kenmerken van een negatief exponentiiHe verdeling Een negatief exponentiele verdeling heeft als belangrijkste eigenschap dat de faalgraad (A, of hersteltijd J!) in de tijd constant blijft. Het maakt dus niet uit hoe oud de component is en wat er in het verleden met de component is gebeurd. De component is als het ware geheugenloos. De faalgraad A is de kans per tijdseenheid, dat de component faalt. En, omdat deze kans constant is, is de verwachte tijd tot aan falen (MTTF): 1/A. De verwachte hersteltijd 1/J! is de verwachte reparatietijd.
Een ander kenmerk van een negatief exponentiele verdeling is dat de standaardafwijking cr van de verdeling gelijk is aan de verwachte tijd tot aan falen (MTTF) [14]. 82.3 Het toepassen van een negatief exponentiiHe verdeling In veel gevallen is van het faalgedrag van componenten erg weinig bekend. In een zeer uitvoerige literatuurstudie [2] worden voor een aantal componenten, die in elektriciteitsnetten voorkomen, de verwachte tijden tot een fout (MTTF) onderzocht. De schrijver geeft een lijst van aanbevolen waar-
92
Bijlage 2: Stochastische verdelingen
den van MTTF's. Deze waarden zijn gebaseerd op tientallen onderzoeken. Vanwege de enorme spreiding in de waarden uit de onderzoeken, zijn de aanbevolen waarden ook niet erg exact. Voor duizend meter ondergrondse kabel wordt bijvoorbeeld een MTTF van veertig tot zeventig jaar gegeven. Ook de veroudering is in [2] onderzocht. Rier zijn de verschillen tussen de verschillende onderzoeken nog veel groter. Zo groot zelfs, dat er geen algemene conc1usie getrokken kan worden en ook geen aanbevolen waarden voor de verouderingsparameters gegeven kunnen worden. De vraag is nu welke verdeling er gekozen moet worden. Omdat er weinig over het verouderingsgedrag van de componenten bekend is, is het moeilijk de vorm en de minimale levensduur parameters van de Weibull of van de Badkuipkromme te bepalen. Ook een uniforme verdeling ligt weinig voor de hand vanwege de moeilijkheid om tl en t2 (zie figuur B2.1) te bepalen. De negatief exponentiele verdeling (eigenlijk een Weibull verdeling met minimum levensduur van 0 en vormparameter 1) is de enige verdeling waarvoor redelijk betrouwbare gegevens bekend zijn. Er zijn ook processen die een uniforme verdeling hebben. Zo zal het handmatig isoleren van een fout in een net meestal tussen de tl en t2 minuten duren. Ook de reparatietijd is vaak uniform verdeeld. De kansverdelingsfunctie (figuur B2.2) is moeilijk te benaderen door een negatief exponentiele-verdeling. Een negatief exponentile-verdeling met dezelfde MTTF is gegeven in figuur B2.2. De standaardafwijking voor de negatief exponentiele-verdeling is echter gelijk aan MTTF, terwijl die van de uniforme verdeling gelijk is aan (MTTF-tl/..J3). Ret benaderen van de uniforme verdeling door een exponentiele verdeling maakt dus niets uit voor de uiteindelijk gevonden totale onderbrekingsduur. Er kan echter weI verschil optreden in de verdeling van de duur van de onderbrekingen.
; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ;
t, Tijd (s)
figuur B2.2: Benadering van een uniforme verdeling door een negatiefexponentiele verdeling.
Ais een betere benadering van de uniforme verdeling gewenst is, zou men deze op kunnen bouwen uit twee of meer exponentiele verdelingen. De eerste verdeling geeft een tijd tl, waarna de tweede verdeling start (enz.). De totale tijd wordt, bij twee elementen, gegeven door het convolutieprodukt: t
fr(t)
=
fA\e-A,I(t-tILA2e-A,2tldt\
(B2.1)
o
93
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
met Al
= A2 = A ontstaat
fA t
fTV) =
2 e- A(t-t,)
·e-At'd t 1 = A2 te- At
(B2.2)
o Dit is een Erlang verdeling met parameters 2 en A. Worden er meer negatief exponentiele verdelingen in serie geplaatst, dan ontstaat er een Erlang verdeling met parameters n en A [16]:
A
fT{t) = _n_·tn-le-At
(B2.3)
r(n)
Waarbij r(n) de gammafunctie is. Ais n een positief natuurlijk getal is, dan is de gammafunctie als voIgt:
r (n)
= (n -I)!
(B2.4)
Eigenschappen van de Erlang verdeling zijn dat de verwachtingswaarde J.' is: n Il
=
-
A en de standaarddeviatie 2
(J
(B2.5)
voldoet aan:
= -n2
(B2.6) A In figuur B2.3 is voor een aantal waarden van n de Erlang verdeling gegeven. Conclusie kan dus zijn dat sommige verdelingen beter door een Erlang verdeling benaderd kunnen worden dan door een exponentiele verdeling. Voorbeelden hiervan zijn de uniforme en de normale verdeling. (J
Tijd (s)
figuur B2.3: Erlangverdelingen bij verschillende waarden van n.
94
Bijlage 3: Invloed van de betrouwbaarheid van individuele componenten
Bijlage 3: Invloed van de betrouwbaarheid van individuele compol1enten op de betrouwbaarheid van het totale systeem Een belangrijk deel van het betrouwbaarheidsonderzoek heeft te maken met het ontdekken van componenten die veel invloed hebben op de totale betrouwbaarheid van het systeem. Deze componenten geven, bij vervanging door componenten die betrouwbaarder zijn, de grootste verbetering van de totale betrouwbaarheid. In [0] worden een drietal parameters onderscheiden waarmee de afhankelijkheid van een component op de betrouwbaarheid wordt uitgedrukt. De eenvoudigste parameter is de partiele afgeleide van de totale faalkans PF naar de faalkans Pi van de beschouwde component (naar [16]: Structural Importance 1ST):
= OPF
1ST
(B3.1)
'Op; Aangezien PF te schrijven is als: PF
= p;K; + (1- p;)L; + H;
met K; = P(falend systeemli faalt) en L; = P(falend systeemli faalt niet)
(B3.2)
gaat B3. 1 over in OPF op;
=
~
K-L. 1
(B3.3)
1
Voor het totale systeem geldt nu: m
= I(K; -L;~p;
!1PF
(B3.4)
;=1
Ki - Li geeft in B3.4 de invloed van de betrouwbaarheid van component i op de betrouwbaarheid van het hele systeem. De tweede parameter gaat er van uit dat het verbeteren van betrouwbare componenten moeilijker is dan het verbeteren van onbetrouwbare componenten. Om een indruk te krijgen van wat bij dit uitgangspunt de kritische componenten zijn, wordt de 1STi verrnenigvuldigt met een factor Pi/PP. De parameter voor onbetrouwbare componenten (Pi groot) is nu relatief groot ten opzichte van de parameter voor betrouwbare componenten:
1CR. = p;ISl~ = p;(K;-L;) 1
PF
(B3.5)
PF
Als laatste wordt in [16] de Fussel-Vesely component importance beschreven. Bij deze parameter wordt van de minimale sneden van het systeem uitgegaan. Minimale sneden zijn groepen van componenten met de eigenschap dat, dan en slechts dan als alle elementen van zorn groep falen, het systeem niet functioneert. Er wordt nu gekeken in welke sneden component i zit. Van deze selectie wordt de systeem faalkans pP(i) bepaald. Als deze gedeeld wordt door de totale faalkans PF, dan wordt een parameter verkregen die de invloed van de betrouwbaarheid van component i op de totale betrouwbaarheid geeft:
95
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
IFV. = PFQ) I
PF
metPFQ) kans op falen van het systeem berekend op basis van alleen de minimale sneden met component i. Voor een uitgewerkt voorbeeld wordt verwezen naar [16] (bIz. 327).
96
Bijlage 4: Sourcecode van het computerprogramma De sourcecode van het computerprogramma wordt apart van dit verslag bijgeleverd.
97
BW111R 46 (106,6 A)
BW117 38 (123,9 Al
BW112R 11 (123,4 Al
BW131R (1362A
WH115L 32172.6 A\
E
47
.~
N Ol
E
60,4 A
....CD
E
39 la,OA
....'
E
E
3
<'l <Xl N N
E
Ol CD
'" ~
41
E
~
Cl
E
.!: C
~
;j
i
49 • 5,5A
.0 C
(I) (I)
Qj
E c
(I)
~ c
.!!!
"5
.0
·c
]!
"0 C
ro > :2 (I) ..c Lro ro .0
::: ;j
0
L-
Qj a:l
33 17}A
1,BA
E
...a>
43
E
§'!
-a>a>
.c S0 0
>..
It)
a>
34 1B,OA
36 12,0 A 620 m
50 15,9A
E
'"
<'l
E
.~ E
li'l ~<
vi
.i
45
27,OA
37
E
E
E 0
....
6 6,8A
18 3,5A
E
E a
/i\. 150 m
35
7 13,1 A
19 9,5A
E
E
E
ex)
U;
8 16,3A
20 7,5A
27 2,3A
E
....
E
E
21 17,OA
23 8,5A
22 4,S A 250 m
CO
E <Xl <'l
24
10 OA 98 m
26 21,3A
~,OA
30 IOA
72m
295 m
(')
~
E a
Lf)
CD
E 0>
.il1
C)
-::'ns
E a
'""l" 210m
........
6,4 A
31 3,6A Om
28 OA
.". ....
9 15,2A
••
~A
E a
E
7,7A
29
~
<'l <'l
'"'"'"
a,s A
17 6,8A
'" '"
Ol
44 4,OA
183 m
E ..;-
....
256m
16 2,5A N N
<Xl
59,5A
E
13 15,2 A
14 2,8A
Ol <'l <'l
E
E
s::::
"C
.~
194 m
~
~
E v
'" 15 1,7 A
~
5 6,2A
100 m
42 13,5A
~ j!! (I)
•
co
;j
•
<'l
CD
91A
4 8,5A
Ol <'l
:t:
E
<'l Ol N
40 4,OA
....E
12 0,7 A
E ~
17.1 A
'
2 61,OA
'"
<Xl <'l N
48
E a
'
E
25
10,OA
152 m
co
(J)
Bijlage 6: Invoerfile
Bijlage 6: Invoerfile bij het voorbeeld uit hoofdstuk 8 De hieronder gegeven invoerfile heeft betrekking op het voorbeeld uit hoofdstuk 8. Het bijbehorende netwerk is gegeven in bijlage 5. *AantalJaren 1 *Netspanning 10 *Gemiddelde 0.9 *Net 1 -225 2 61 3 9.1 4 8.5 5 6.2 6 6.8 7 13.1 8 16.3 9 15.2 10 0 11 -225 12 0.7 13 15.2 14 2.8 15 1.7 16 2.5 17 6.8 18 3.5 19 9.5 20 7.5 21 17 22 4.5 23 8.5 24 6 25 10 26 21.3 27 2.3 28 0 29 0 30 0 31 3.6 32 -225 33 17.7 34 18 35 6.4 36 12 37 8.5 38 -225 39 18 40 4 41 18 42 13.5 43 59.5 44 4 45 27 46 -225 47 60.4 48 17.1 49 5.5 15.9 50 7.7 51
cosinus fi
0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 0 1 1 1 1 1 0 1 1 1 1 1 1 1 0 1 1 1 1 1
0 5 5 5 5 5 5 5 5 5 0 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 0 5 5 5 5 5 0 5 5 5 5 5 5 5 0 5 5 5 5 5
2 1 2 3 4 5 6 7 8 9 12 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 23 26 27 28 26 30 33 32 33 34
34 36 39 38 39 40 41 42 43 44 47 46 47 48 49 50
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
3 4 5 6 7 8 9 10 35
1 1 1 1 1 1 1 1 0
13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 37 27 28 29
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 0 1 1 1
15
0
3
0
26
30
31
34 35 10 37 25
1 1 0 1 0
40 41 42 43 44 45
1 1 1 1 1 1
48 49 50 51 35
1 1 1 1 0
41 36 51
0 1 0
33
0
99
Betrouwbaarheid van distributienetten met een betere uitnutting
*Fouten 1 1 2 2 3 3 4 4 5 5 6 6 7 7 8 8 9 9 *Netopening 0.00274498 *Dubbelveld 0 *Curven 1 30 90 100 100 100 100 .end
100
0.02588124 2 0.00492976 3 4 0.00820693 0.00114841 5 0.00434155 6 7 0.00190468 0.00271697 8 0.00092433 9 10 0.00495777 faalgraad faalgraad
30 100 95 40 95
30 100 80
30
30
30
35
45
71
65
45
35
30
30
30
90
80
75
75
65
65
75
95
100
100
85
95
100
Het net wordt gereconfigureerd aan de hand van de momentane waarden van de belastingen. 1 Aantal beschouwde jaren 10 uur Reparatietijd 95 minuten Hersteltijd 25 minuten Schakeltijd die nodig is om het dubbelveld te isoleren is 10 kV Netspanning
_
.......
-S»
CO
CD
Jaar: 1 De totale vraag naar elektrische energie in dit jaar is: 7.726E+0006 kWh. Faalfrequentie Onvermogensfreq. Onderbrekingstijd Fout (per jaar) (minuten per jaar) (per jaar) O.OOOE+OOOO 2.459E+0000 2.588E-0002 1 2 O.OOOE+OOOO 4.683E-0001 4.930E-0003 2 3 O.OOOE+OOOO 7.797E-0001 4 8.207E-0003 3 4 O.OOOE+OOOO 1.091 E-0001 1.148E-0003 5 O.OOOE+OOOO 4. 124E-0001 4.342E-0003 6 5 O.OOOE+OOOO 1.809E-0001 7 1.905E-0003 6 2.717E-0003 O.OOOE+OOOO 2.581 E-0001 7 8 8.781 E-0002 9.243E-0004 O.OOOE+OOOO 8 9 O.OOOE+OOOO 4.710E-0001 4.958E-0003 10 9 2.608E-0001 Netopeningen 2.745E-0003 Totalen
5.776E-0002
O.OOOE+OOOO
5.487E+0000
-... c: _. Tijd per onderbr. (minuten) 9.500E+0001 9.500E+0001 9.500E+0001 9.500E+0001 9.500E+0001 9.500E+0001 9.500E+0001 9.500E+0001 9.500E+0001 9.500E+0001
NGE door schakeltijd (kWh) 3.624E+0001 6.903E+0000 1.149E+0001 1.608E+0000 6.080E+0000 2.667E+0000 3.805E+0000 1.294E+0000 6.943E+0000 3.844E+0000
NGE door Onverm. (kWh) O.OOOE+OOOO O.OOOE+OOOO O.OOOE+OOOO O.OOOE+OOOO O.OOOE+OOOO O.OOOE+OOOO O.OOOE+OOOO O.OOOE+OOOO O.OOOE+OOOO
9.500E+0001
8.088E+0001
O.OOOE+OOOO
Aantal keer per jaar dat een fout wei kan worden overgenomen: 5.501 E-0002 (100 % van het aantal fouten). Totale niet beschikbaarheid (tijd): 0.00104679 %, waarvan 95 % door handmatig reconfigureren, 5 % door fouten in de buurt van netopeningen, 0 % door fouten in dubbelvelden en 0 % door reparatie. Totale niet beschikbaarheid (gevraagde energie): 0.00104679 %, waarvan 95 % door handmatig reconfigureren, 5 % door fouten in de buurt van netopeningen, 0 % door fouten in dubbelvelden en 0 % door reparatie.
Totale Onvermogen (kWh) 3.624E+0001 6.903E+0000 1.149E+0001 1.608E+0000 6.080E+0000 2.667E+0000 3.805E+0000 1.294E+0000 6.943E+0000 3.844E+0000 8.088E+0001
~
o
CD
-31CD
_._.
C'"
:::r CD
r+
<
o .,o
C'" CD CD
-
Q.
c: r+
:::r
o o
a:tn
r+
c:
...... o ......
"
00
Symbolen Kapitalen ~
F(t)
INdt) N(t) NGE MTTF MTTR PNdt)
Q S, Sf<
T; U UrenPerJaar
Totaal gevraagde enegie in jaar j Cumulatieve kansdichtheidfunctie als functie van de tijd Niet geleverde stroom als functie van de tijd Aantal gebeurtenissen in
kWh A
kWh uur uur kW kW jaar' uur uur V uur
Onderkasten cov f(t) In(i)
jJi)
tool,; m Pi
i
PF P, p,(i) qij t t onJf!,brrk;'lg trrparali/t
Covariantie Kansdichtheidfunctie Frequentie waarmee toestand i wordt verlaten (Markov methode) Frequentie waarmee toestand i wordt bereikt (Markov methode) Faalfrequentie voor fout i Frequentie waarmee onvermogen voorkomt Gemiddelde duur van het verblijf in toestand i (Markov methode) Faalkans in component i Totale faalkans Kansverdeling op tijdstip t (Markov methode) Element ivan kansverdelingpl (Markov methode) Element ij van overgangsmatrix Q (Markov methode) Tijd Hersteltijd Onderbrekingstijd Reparatietijd Weegfactor voor dagen
jaar' jaar' jaar' jaar' uur
uur uur uur uur
Griekse symbolen y
o q>
A Jl Jl n,(t) cr et>(x)
Installatiegraad Minimale absolute fout Hoekverschil tussen complexe spanning en stroom Faalgraad Herstelgraad Verwachte waarde Kans dat het systeem zich op tijdstip t in toestand i bevindt Standaarddeviatie Cumulatieve normale verde1ing
jaar' rad jaar' jaar'
Grafische symbolen 10 kV rail in een onderstation (tenzij anders venneld) Netstation (zie figuur 2.3) Vennogensschakelaar Lastscheider Netopening edit is een lastscheider in geopende toestand) Smeltveiligheid
Notatie hoofdstuk 7 < < {
#> $> }
Numerieke waarde Naam Optionee1 (herhalen mogelijk)