Jan van NTEL SCHUUREN - Joseph GRYSPEERT - Albert GOETRY - Freddy LOYSON Jan PHLYPO - Frank DESMET - Michel INDEKEU - Wouter LIBBRECHT Geert 1NGELAERE - Vincent VLEGELS - Dirk HESSELS - Frank PICQUART
GERECHTSDEURWAARDERS
GERHANKO BV CVBA
Adm. Adres: Engelse Wandeling 2 K 5-8500 KORTRIJK TEL.: 056/23.52.01 - FAX: 056/23.52.00 - E-MAIL: info(gerhanko.be
RPR Kortrijk -0479.203.556
website: www.gerhanko.eu
BPO: (Iban) BE26 0000 4520 4929 (BIC) BPOTBEB1 KBC: (Iban) BE84 7380 0761 8259 (BIC) KREDBEBB
FORTIS: (Iban) BE65 2850 2206 4596 (BIC) GEBABEBB ING: (Iban) BE58 3850 0023 4479 (BIC) BBRUBEBB
11111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111
mde
0 4 2 5 0 2 2 0 1 2 1 1 2 6 1 4 2 S 0 5 0 6
1
i
VAN BELLE Jean - Marc
Straatje(Bel)21 8510 Kortrijk Mde 10 bet.
Steeds te vermelden: Dossier: 120013833 Refkl.S16816
BETEKENING inzake ECHTSCHEIDING de r tigs t e november Het jaar TWEEDUIZENDTWAALF, op de Op het verzoek van:
LANGEDOCK Veerle Anna Andrea, medisch beroep, geboren te Kortrijk op 20106/1966, wonende te AFSCHRIFT
8560 WEVELGEM, Kraaimeers 45
Hebbende als raadsman Meester Stefaan DE GEETER, advocaat kantoor houdende te 8500 KORTRIJK, Plein(Kor) 4161. Heb ik ondergetekende, Jan PHLYPO, gerechtsdeurwaarder, kantoor houdend te ROESELARE, 't Motje 9.
Telefoonnummer voor dossiers: Algemeen
056/23.52.01
Belasting+BTW 056123.52.02 RSZ 056/23.52.03 AzGroeninge
056123.52.05
BETEKEND en, samen met een afschrift van dit exploot, kopie afgegeven aan: VAN BELLE Jean - Marc Charles André, bediende, geboren te Brugge op 26/06/1 965, ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen onder nummer BE0525.505.418, wonende te 8510 Kortrijk, Straatje( Bel) 21 (
Waar ik het afschrift... 35 van het Ger. W., aan
...ter hand kon stellen overeenkomstig de artikelen 33 tot en met
Mij o verklaard, zodat ik het afschrift waarvoor niet werd getekend voor ontvangst, .. .uur heb achtergelaten overeenkomstig artikel 38 par. 1 van het Ger. W. Detail kosten VR VRSA VACB RINL RS ROLG REG° PRT
54 10,89 11,04 23,74 9,91 67,41 25,00 6,20 208,62
Excl 0 0 25,00 Excl 21 183,62 BTW 21% 38,57 247,19 AZ BTW 21%
Van de uitgifte in uitvoerbare vorm van een Vonnis tussen partijen op tegenspraak uitgesproken door de 6° KAMER van de Rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk, rechtsprekende in burgerlijke zaken, op 0711012010, inzake A.R. 10/1353/A waarbij de echtscheiding uitgesproken wordt tussen partijen; -
Arrest tussen partijen op tegenspraak uitgesproken door de 11 KAMER van het Hof van Beroep te Gent, zitting houdende in burgerlijke zaken, op 18110/2012, inzake A.R. 201 0/AR/2835 waarbij de echtscheiding bevestigd wordt tussen partijen; -
Doende deze betekening tot kennisgeving en onderricht van de betekende partij enten dien einde als naar rechte; Vervolgens wordt een gelijkvormig afschrift van dit exploot medegedeeld aan de griffier van de rechtbank welke het betekend vonnis heeft uitgesproken, bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs dat aan dit origineel wordt gehecht;
5,55 1,17
En opdat de betekende partij hiervan niet onwetend zou zijn, zo heb ik haar, zijnde en sprekende als voormeld, kopie gelaten van mijn tegenwoordig exploot, gelijkvormig de wet;
6,72
Waarvan akte
253,91
-
datum als boven.
KOSTEN B.T.W. inbegrepen: TWEEHONDERDZEVENENVEERTIG EURO NEGENTIEN CENT Registratierechten Toepassing van artikel 8bis van het W. Reg. Registrati recht: 25,00 euro (+ eventuele portkosten zoals op het origineel vermeld) -
-
Durwaarder. Beteclitschoidinq .doc
GRIFFIE VAN DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE KORTRIJK
Eers blad
j
Burg. - H. Nolfstraat 10A Kortrijk 8500
LANGEDOCK VEERLE
Wij, Albert II, Koning der Belgen;
tegen VAN BELLE JEAN MARC
Mr. STEF. DE GEETER
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, doen te weten:
Advocaat ** ** optredend voor LANGEDOCK VEERLE ref. **
10V MR TREMMERY
10/1353/A(a2o)
T'.
( Pag.i1281
Nr.o6k4Rep. Vonnis van 07 oktober 2010 DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN HET ARRONDISSEMENT KORTRIJK, PROVINCIE WEST-VLAANDEREN, ZESDE KAMER MET EEN RECHTER, RECHTSPREKENDE IN BURGERLIJKE ZAKEN In de zaak nr. 1011353/A LANGEDOCK Veerle Anna Andrea, -logopediste, -geboren te Kortrijk op 20 juni 1966, -wonende te 8560 Wevelgem, Kraaimeers 45, -EISERES, -vertegenwoordigd door en pleitend meester Maaike Tremmeiy loco meester Jacques Tremmery, beiden advocaat te 8930 Menen, leperstraat 116 (Ref. 41.012116C), tegen: VAN BELLE Jean Marc Charles André, -bediende, -geboren te Brugge op 26 juni 1965, -wonende te 8510 Kortrijk-Bellegem, Straatje 21, -VERWEERDER, -in persoon verschijnend. Gelet op de artikelen 2 en volgende van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken. Gehoord de raadsman van eiseres en verweerder in persoon. De procedure De vordering tot echtscheiding op grond van de onherstelbare ontwrichting van het huwelijk tussen de partijen werd ingeleid bij dagvaarding, betekend op 18.6.2010 door gerechtsdeurwaarder Wouter Libbrecht, met standplaats te Kortrijk. In de gedinginleidende akte werd onder meer vermeld: - het onderwerp en de middelen van de vordering strekkende tot echtscheiding tussen de partijen; - dat partijen met elkaar in het huwelijk zijn getreden op 24.2.1989 voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te Wevelgem; - de identiteit van de ongehuwde en niet ontvoogde kinderen, waarvan beide echtgenoten de ouders zijn, met name • Floris Van Belle, geboren te Kortrijk op 3.10.1992 (thans meerderjarig), • Marieke Van Belle, geboren te Kortrijk op 27.7.1995, • Stientje Van Belle, geboren te Roeselare op 28.7.2001; - een gedetailleerde beschrijving van de feiten, die hierna verder worden ontmoet;
10/1353/A (a2o)
/ J
Pag 2
128111
- welbepaalde verzoeken met betrekking tot de gevolgen van de echtscheiding, die hierna verder worden ontmoet. In het bijzonder neemt de rechtbank kennis van: - een bewijs van identiteit, van nationaliteit en van de inschrijving in het bevolkingsregister; - een voor eensluidend verklaard afschrift van de huwelijksakte. Partijen hebben de stukken neergelegd vereist overeenkomstig artikel 1254.1. Ger.W.. De rechtbank neemt ook kennis van het dossier van de rechtspleging en van de stavingsstukken van de partijen, neergelegd binnen de wettelijke termijnen. Eiseres is in persoon verschenen op de zitting in raadkamer van deze rechtbank op 29.6.2010, bijgestaan door haar raadsman. Verweerder verschijnt in persoon. Hij wijst de rechtbank op het bestaan van het Arrest van 22.10.2009 van het Hof van Beroep te Gent. Hij vordert de samenvoeging van de huidige procedure met de procedure waarvan sprake in voornoemd Arrest. De rechtbank heeft op 29.6.2010 tevergeefs de partijen pogen te verzoenen. De rechtbank heeft aan de partijen alle nuttige inlichtingen over de procedure, en over het nut een beroep te doen op de bemiddeling, verstrekt. Partijen hebben gemeend van de mogelijkheid van bemiddeling geen gebruik te maken. Er was dan ook geen aanleiding tot het bevelen van de schorsing van de procedure temeer partijen daaromtrent ook geen verzoek aan de rechtbank hebben gericht.
De beoordeling van het verzoek tot echtscheiding op grond van de onherstelbare ontwrichting van het huwelijk Samenvoeging Uit het door verweerder neergelegde stuk zijnde het Arrest van het Hof van Beroep te Gent van 22.10.2009 leest de rechtbank dat bij vonnis van deze rechtbank van 28.9.2006 partij Langedock toelating verkreeg om, alvorens te statueren over haar echtscheidingsvordering, destijds door voornoemde partij ingesteld op grond van de oude echtscheidingsgronden (oud artikel 229 B.W. en oud artikel 231 B.W.), de door haar ingeroepen grieven te bewijzen met alle middelen van recht, getuigen inbegrepen. Bij Arrest van het Hof van Beroep te Gent van 22.10.2009 werd dit voornoemde vonnis bevestigd en werd de zaak daartoe terug verwezen naar de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk. De rechtbank leest ook dat appellant (lees partij Van Belle) afstand deed van zijn overige vorderingen aanvaard door geïntimeerde (lees partij Langedock). De rechtbank stelt vast dat partij Langedock, thans een nieuwe echtscheidingsvordering heeft ingesteld op grond van de nieuwe echtscheidingswet van 27.4.2007 zijnde op grond van de onherstelbare ontwrichting van het huwelijk. Het staat partij Langedock Vrij dit te doen gezien het nieuwe echtscheidingsrecht zich baseert op een andere oorzaak zijnde de foutloze onherstelbare ontwrichting van het huwelijk zodat geen sprake is van aanhangigheid.
10/1353/A (a2o)
3
/
•12S12
Pag . 3
Anderzijds werpt verweerder de samenhang op van de huidige vordering met de oude vordering in echtscheiding. De rechter oordeelt Vrij over de samenhang, ongeacht het voorwerp of de oorzaak waarop de vorderingen betrekking hebben of de identiteit van de gedingvoerende partijen. In casu werd door geen van de partijen een nevenvordering in onderhoud gesteld, of een tegenvordering in echtscheiding door partij Van Belle gesteld, zodat inzake de rechten van verdediging van verweerder geenszins geschonden worden, zodat de rechtbank niet overgaat tot voeging met de Vorige procedure waarvan partij Langedock impliciet afstand heeft gedaan door het instellen van haar nieuwe echtscheidingsvordering op grond van de nieuwe echtscheidingswet. De rechtbank is geenszins gebonden aan een mogelijkse weigering door verweerder tot aanvaarding van voornoemde afstand (cfr artikel 825 Ger.W.). De rechtbank merkt op dat wat dit aspect betreft verweerder zich op de zitting van 29.6.2010 naar de wijsheid van de rechtbank heeft gedragen. De rechtbank gaat vervolgens niet over tot samenvoeging met voormelde procedure overeenkomstig de oude echtscheidingsgronden.
Artikel 229. 4 3. B.W. Eiseres vraagt dat de echtscheiding tussen de partijen wordt uitgesproken op grond van een onherstelbare ontwrichting van het huwelijk. Het huwelijk is onherstelbaar ontwricht wanneer de voortzetting van het samenleven tussen de echtgenoten en de hervatting ervan redelijkerwijs onmogelijk is geworden ingevolge die ontwrichting. Tot staving van haar vordering steunt eiseres op het gegeven waarbij zij meer dan één jaar feitelijk gescheiden is van verweerder. De feitelijke scheiding van de echtgenoten kan aangetoond worden door alle wettelijke middelen, met uitzondering van de bekentenis en de eed en onder andere door voorlegging van een getuigschrift van woonplaats waaruit de inschrijving van de partijen op verschillende adressen blijkt. De rechtbank stelt vast dat eiseres zich beroept op hiernavolgend bewijs, waaruit de feitelijke scheiding daterend van 24.11.2004 blijkt: -de voorlegging van een getuigschrift van woonst waaruit de inschrijving op naam van eiseres blijkt, -de voorlegging van een getuigschrift van woonst waaruit de inschrijving op naam van verweerder blijkt. De door eiseres voorgelegde gegevens zijn van aard dat de rechtbank vaststelt dat de onherstelbare ontwrichting van het huwelijk bestaat, waardoor de echtscheiding wordt uitgesproken.
De gevolgen van de echtscheiding Na de ontbinding van het huwelijk door echtscheiding wordt de vereffening en verdeling van de huwgemeenschap en/of van de gebeurlijke onverdeeldheid die tussen partijen zal bestaan hebben, bevolen.
1
10/1353/A (a2o)
JA
/i8i3 'ag. 4
De beoordeling over de kosten van de procedure De aanvraag tot echtscheiding werd gedaan door eiseres op basis van artikel 229. § 3. B. W.. Bij gebreke aan een andersluidende overeenkomst draagt elke partij haar eigen kosten overeenkomstig het nieuwe artikel 1258 Ger.W.. Er ligt derhalve geen reden voor om te statueren nopens de rechtsplegingsvergoeding als onderdeel van voornoemde kosten. OM DEZE REDENEN, DE RECHTBANK, Wijzende op tegenspraak; Verklaart de vordering van eiseres, strekkende tot echtscheiding op grond van artikel 229. § 3. B.W., toelaatbaar en gegrond. Spreekt de ECHTSCHEIDING uit tussen VAN BELLE Jean Marc Charles André, geboren te Brugge op 26 juni 1965 en LANGEDOCK Veerle Anna Andrea, geboren te Kortrijk op 20 juni 1966, samen gehuwd te Wevelgem op 24 februari 1989. Beveelt de gerechtelijke vereffening en verdeling van het huwelijksvermogen en/of van de onverdeelde goederen die bestaan tussen J. Van Belle en V. Langedock. Verwijst de partijen hiervoor naar notaris Ann Strobbe met standplaats te Wevelgem. Wijst bovendien notaris Bernard Boes met standplaats te Kortrijk aan die gelast wordt de niet-verschijnende of weigerende partij te vertegenwoordigen en in haar plaats de akten en de processen-verbaal te tekenen en die bevoegd is om de toewijzingen en andere schuldvorderingen in kapitaal en toebehoren te ontvangen, kwijting te geven met of zonder indeplaatsstelling en tengevolge van deze betalingen opheffing te verlenen van elke inschrijving die is of moet worden genomen en van elke overschrijving van bevel en beslag, alsmede van elk verzet indien daartoe grond bestaat; Zegt dat de boedelnotaris de belanghebbenden acht dagen vooraf bij gerechtsdeurwaardersexploot of bij ter post aangetekende brief zal aanmanen tegenwoordig te zijn bij het opmaken van het proces-verbaal van de opening der werkzaamheden om de inlichtingen te verschaffen die voor het vervullen van zijn opdracht nuttig zijn en in voorkomend geval te voorzien in het ontbreken van een inventaris of deze aan te vullen naarmate zich nieuwe gebeurtenissen voordoen; Beveelt de verkoop van de goederen die niet gevoeglijk kunnen worden verdeeld in de vorm zoals bepaald is in artikel 1211 Ger.W.; Zegt dat de boedelnotaris eenmaal nadat de roerende en onroerende goederen zullen geschat, verdeeld en/of verkocht zijn, in een ontwerp van verdeling de staat van vereffening zal opmaken en dat hij nadat hij de staat van vereffening heeft opgemaakt zal tewerk gaan zoals bepaald is in artikel 1219 Ger.W.. Zegt dat de kosten van de procedure worden gedragen door de partij die ze heeft gemaakt zodat er geen reden voorligt tot begroting. Wijst het meergevorderde af als ongegrond.
14 10/1353/ (a2o)
Pag.5
Aldus gevonnist en uitgesproken in het gerechtsgebouw te Kortrijk, in de openbare terechtzitting op zeven oktober tweeduizend en tien. E. Vervaeke, alleenzetelend rechter, E. Debruyne, griffier.
Aanwezig :
û zvv E. Debruyne
çcncc
0r
1
E.Ve' aeke
en Ia te blad
Lasten en bevelen dat alle daartoe gevorderde gerechtsdeurwaarders dit vonnis ten uitvoer zullen leggen; Dat Onze procureurs - generaal en Onze procureurs des Konings bij de rechtbanken van eerste aanleg daaraan de hand zullen houden en dat alle bevelhebbers en offi deren van de openbare macht daartoe de sterke hand zullen bieden wanneer dit wettelijk van hen gevorderd wordt; Ten blijke waarvan dit vonnis is ondertekend en geze geld met het zegel van de rechtbank; Voor eensluidende uitgifte, afeleXerd aan Noornoemde /
CA
0 TR\ ./
f(
L4
MARC ATJDOOR Griffier-hoofd van dienst
Voo
254
ns ui d afschrift echeu5waarder.
-1
HOF VAN BEROEP TE GENT
Meester DE GEETER Stefaan te KORTRIJK Uw ref.: S16816 12 blz./ FG
Wij, Albert II, Koning der Belgen, Aan Allen die nu zijn en hierna wezen zullen, doen te weten: Het Hof van beroep te Gent, heeft het volgend arrest geveld:
eerste blad
tweede blad
2010/AR/2835 - Folio
2010/AR/2835 - In de zaak van:
VAN BELLE Jean Marc, wonende te 8510 BELLEGEM, Straatje 21, appellant die in persoon verschenen is,
tegen:
LANGEDOCK Veerle, wonende te 8560 MOORSELE, Kraaimeers 45, geïntimeerde, hebbende als raadsman mr. DE GEETER Stefaan, advocaat te 8500 KORTRIJK, Plein 4 bus 61
velt het hof het volgend arrest:
arrest jij ce zaak 2010/AR/2835 - pin 1/ 12
derde blad
2010/AR/2835 - Folio
De appellant heeft bij verzoekschrift neergelegd ter griffie op 2 november 2010 hoger beroep ingesteld tegen het op 7 oktober 6d 2010 uitgesproken vonnis van de kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk, waarbij - de vordering van de geïntimeerde strekkende tot echtscheiding op grond van artikel 229 § 3 B.W., toelaatbaar en gegrond werd verklaard; -, de echtscheiding tussen de appellant en de geïntimeerde werd uitgesproken; - notaris Ann Strobbe, met standplaats te Wevelgem werd belast met de gerechtelijke vereffening en verdeling van het huwelijksvermogen en/of van de onverdeelde goederen die bestaan tussen J. Van Belle en V. Langedock; - notaris Bernard Boes werd belast met de opdracht zoals vervat in art. 1219 alinea 3 Ger. W.; - werd gezegd dat de kosten van het geding worden gedragen door de partij die ze heeft gemaakt, zodat er geen reden voorligt tot begroting; - het meergevorderde werd afgewezen als ongegrond. In beroepsakte vordert de appellant dat het hof:
- "de zaak voor pleidooien vast te stellen nadat het beroep eind 2011 voorkomt en wordt uitgesproken over het nieuwe feit dat het inkomen van beide partners van 16 fiscale aanslagjaren correct was en er geen sprake kan zijn van enige alimentatierecht in hoofde van de vrouw, maar wel degelijk in hoofde van de man en de gigantische schade daaruit ontstaan dient te worden vergoed ( ... ); - de motivatie te verduidelijken en eventueel voeging te bevelen, met respect voor de uitspraak ten grond in de dagvaarding na beroep te Gent waarin u - in zelfrespect dus - oordeelde dat er getuigenverhoor mocht plaatsvinden en verweerster u eigenlijk opnieuw voor schut zet met een ontwijkingsprocedure EOO die NA deze uitspraak diende plaats te inden omdat het anders helemaal absurd wordt; - pas daarna en met duidelijke motivatie de echtscheiding eenzijdig toe te staan in hoofde van verweerster Veerle Lan gedock en de uitspraak te Kortrijk te amenderen op blz. 2 dat eisende partij toen ( ... ) alleen niet inging op de poging van de rechtbank op 2910612010 poogde partijen te verzoenen." De geïntimeerde heeft in deze instantie geen conclusies neergelegd.
arrest in de zaak 2010/AR/2835 - pin 2/12
vierde blad
2010/AR/2835 - Foio
Op de terechtzitting van 20 september 2012 verduidelijkte appellant de draagwijdte van zijn hoger beroep als volgt: - de voorliggende echtscheidingsprocedure onder de nieuwe echtscheidingswet kan niet worden behandeld omdat er eerst een uitspraak moet worden gedaan in de echtscheidingsprocedure die door mevrouw werd ingesteld onder de oude echtscheidingswet en waar zij de echtscheiding vordert op grond van de oude artikelen 229 en 231 B.W.; - voor zover de behandeling van deze procedure niet wordt uitgesteld, moet zij worden gevoegd met de procedure onder de oude wet; - de eerste rechter heeft de verplichte verzoeningspoging te formalistisch opgevat, wat hem betreft wenst hij het huwelijk verder te zetten; - voor zover de echtscheidingsvordering onder de nieuwe wet toch kan worden beoordeeld, stelt hij dat: • Veerle Langedock en hijzelf reeds meer dan een jaar afzonderlijk wonen, • zij reeds meer dan een jaar onafgebroken geen gewoon gezinsleven hebben gekend. Verder erkende de appellant dât binnen de beoordeling van de echtscheidingsvordering onder de nieuwe wet er geen mogelijkheid is om het rechtsmisbruik dat in de procedure onder de oude wet zou zijn gepleegd te beoordelen. Tevens verklaarde hij dat: - de feitelijke scheiding enkel en alleen te wijten is aan de houding van de geïntimeerde, zodat hij eveneens de echtscheiding vordert overeenkomstig art. 229 § 1 B.W.; - het huwelijk volgens hem niet onherstelbaar ontwricht is. De raadsman van de geïntimeerde liet ter terechtzitting akte nemen van het volgende: - het hoger beroep is ontoelaatbaar en onontvankelijk en dit bij gebrek aan belang in hoofde van de appellant, - minstens is het hoger beroep ongegrond; - met betrekking tot de ter terechtzitting door de appellant geformuleerde echtscheidingsvordering op grond van art. 229 § 1 B.W. vordert de geïntimeerde dat deze vordering ontoelaatbaar zou worden verklaard, gezien een dergelijke vordering nooit eerder werd geformuleerd; - aangezien er evenmin op enige wijze vermeld wordt welke de zware fout zou zijn laat staan dat deze door overgelegde stavingstukken wordt bewezen, is deze vordering ongegrond;
arrest in de zk2O1O/AR/2835 - pain 3/12
•
vijfde blad
2010/AR/2835 -
-
L
-
Folio
in ondergeschikte orde verzoekt de geïntimeerde dat de behandeling van de hoofd- en tegenvordering zouden worden afgesplitst en dit om een vertraging in de behandeling van de hoofdvordering te vermijden; de geïntimeerde vordert een rechtsplegingsvergoeding.
De ontvankelijkheid van het tegenvordering in hoger beroep
hoger beroep en de
Het hoger beroep is tijdig ingesteld en regelmatig naar de vorm De geïntimeerde heeft ter terechtzitting de ontvankelijkheid van het hoger beroep betwist, aanvoerend dat de appellant geen rechtsgeldig belang zou hebben bij het instellen van dit rechtsmiddel. De geïntimeerde kan in dit standpunt niet worden bijgetreden, nu de appellant ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij zich gegriefd weet door het aangevochten vonnis omdat het huwelijk volgens hem niet onherstelbaar ontwricht is. Er kan niet in redelijkheid worden ontkend dat de appellant in de gegeven omstandigheden een dadelijk en persoonlijk belang heeft om het vonnis waarbij de echtscheiding wordt uitgesproken overeenkomstig art. 229 § 3 B.W. aan te vechten. -
-
Bij gebrek aan een ambtshalve op te werpen exceptie is het hoger beroep ontvankelijk te verklaren.
2.
Feitelijke en procedurele voorgaanden Partijen zijn op 24 februari 1989 gehuwd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te Wevelgem, onder het wettig stelsel bij ontstentenis van huwelijkscontract. Uit het huwelijk zijn drie minderjarige kinderen geboren, t.w.: Floris Jan Marius, geboren te Kortrijk op 3 oktober 1992, Marieke Anna Sylvia, geboren te Kortrijk op 27 juli 1995, Stientje Hilde Andrée, geboren te Roeselare op 28 juli 2001. -
-
-
Bij dagvaardingsexploot betekend op 16 november 2004 heeft geïntimeerde de echtscheiding lastens appellant gevorderd overeenkomstig de artikelen 229 (oud) en 231 (oud) B.W., alsook verzocht om dringende en voorlopige maatregelen voor de duur van de echtscheidingsprocedure.
a r ~ C5t in de zaa k 2010/AR/2835
-
p a gina 4/12
4,_
zesde
2010/AR/2835 - Folio
Appellant betwistte voor de eerste rechter de gegrondheid van de echtscheidingsvordering. Op 28 september 2006 heeft de 6 d kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk vonnis verleend, waarbij alvorens te oordelen over de vordering van geïntimeerde strekkende tot het horen uitspreken van de echtscheiding lastens appellant overeenkomstig art.229 (oud) en 231 (oud) B.W.: - geïntimeerde werd gemachtigd de aldaar gequoteerde negen grieven te bewijzen door alle middelen van recht, getuigenverhoor inbegrepen, met dien verstande dat het tegenbewijs aan appellant rechtens vrijstaat; - de beslissing over de kosten werd aangehouden; - de zaak werd verwezen naar de bijzondere rol. Tegen dit vonnis werd door de appellant hoger beroep ingesteld bij verzoekschrift neergelegd ter griffie op 23 oktober 2006. 11de Bij arrest van de kamer van dit hof uitgesproken op 22 oktober 2009 werd - in relevantie tot het voorliggend geding beslist als volgt: • het bestreden vonnis werd - binnen de perken van het principaal hoger beroep na afstand ter terechtzitting van 24 september 2009 - bevestigd, waar het de geïntimeerde heeft gemachtigd de door haar gequoteerde feiten en tekortkomingen in hoofde van appellant te bewijzen door alle middelen van recht, getuigenverhoor inbegrepen; • de zaak werd op dit punt overeenkomstig art. 1068, 2e lid Ger. W. verzonden naar de eerste rechter. Bij dagvaardingsexploot dat ten verzoeke van de geïntimeerde aan de appellant werd betekend op 18 juni 2010 maakte de geïntirneerde voorliggende echtscheidingsprocedure, aanhangig. Navolgend werd het nu aangevochten vonnis verleend.
3.
De vaststelling van de zaak Bij beschikking verleend door de voorzitter van de liquater kamer van het hof op 6 januari 2011 werd een conclusiekalender vastgesteld en de zaak voor pleidooien vastgesteld op de terechtzitting van 20 september 2012.
arrest in de
zaak 2010/AR/2835 - pin 5/12
zevende
2010/AR/2835 - Folio
Hiermee lijkt te zijn voldaan aan het eerste verzoek zoals verwoord in het dispositief van de beroepsakte van de appellant, die zich op de terechtzitting van 20 september 2012 trouwens niet heeft verzet tegen de behandeling van de zaak.
4.
De aanhangigheid / voeging met de procedure gekend onder het rolnummer 04121031A De appellant voert aan gegriefd te zijn door het aangevochten vonnis waar het de echtscheidingsvordering overeenkomstig art. 229 § 3 B.W. van de geïntimeerde heeft beoordeeld, vooraleer er uitspraak werd gedaan in de echtscheidingsprocedure gekend onder rolnummer 04121031A, waarin de geïntimeerde reeds de echtscheiding had gevorderd lastens de appellant en dit op grond van de artikelen 229 (oud) en 231 (oud) B.W.. De appellant argumenteert daarbij dat minstens de beide procedures moeten worden gevoegd, hetgeen door de eerste rechter werd geweigerd. Artikel 29 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt: "Aanhangigheid bestaat telkens wanneer vorderingen met hetzelfde voorwerp en wegens dezelfde oorzaak worden ingesteld tussen dezelfde partijen die in dezelfde hoedanigheid optreden voor verschillende rechtbanken, bevoegd om daarvan kennis te nemen en geroepen om in eerste aanleg uitspraak te doen." Ten onrechte evenwel meent de appellant dat de echtscheidingsvordering op grond van art. 229 (oud) en 231 (oud) B.W. 'hetzelfde voorwerp heeft en wegens dezelfde oorzaak wordt ingesteld' als de echtscheidingsvordering op grond van art. 229 (nieuw) B.W. Andes dan de oude artikelen 229 en 231 B.W. voorziet het nieuwe artikel 229 immers in een schuldloze echtscheiding. Terecht heeft de eerste rechter geoordeeld dat de bepaling van artikel 29 Ger. W. niet verhinderen dat de geïntimeerde een nieuwe echtscheidingsvordering instelde na het in voege treden van de Wet van 27 april 2007. Eveneens te onrechte meent de appellant dat de voorliggende procedure moet worden gevoegd met de echtscheidingsprocedure die beheerst wordt door de oude echtscheidingswetgeving. ,-est in de zaak 20101AR12835 - pin 6/12
achtste blad
2010/AR/2835 - Foho
De tussen verschillende zaken bestaande samenhang in de zin van artikel 30 Ger.W. staat ter Vrije beoordeling van de feitenrechter. Zo is het verzoek van een partij om verschillende zaken samen te voegen overigens geen vordering, verweer of exceptie waaromtrent de rechter zijn beslissing nader moet motiveren. Om tot samenhang te besluiten is het feit dat de zaken met elkaar verband houden weliswaar niet voldoende. Er moet een objectieve band bestaan zodat gedeeltelijke, afwijkende of onverzoenbare beslissingen te vrezen vallen indien er geen voeging bevolen wordt. Het is duidelijk dat de grief van de appellant inzake de samenhang (en de geweigerde voeging) gesteund is op de interferentie die zou (hebben) bestaan tussen de in de beide procedures voor de eerste rechter geformuleerde vorderingen, omdat de geïntimeerde: • in de inleidende dagvaarding in de procedure 04121031A vermelde "dat verzoekster zich verplicht zag, na een vruchteloze poging om tot een akkoord over een echtscheiding door onderlinge toestemming te komen, het echtelijk dak te verlaten teneinde vooral voor de kinderen maar ook voor zichzelf een leefbaar klimaat te bekomen"; • in de inleidende dagvaarding in de voorliggende procedure eveneens wordt vermeld dat de partijen feitelijk gescheiden leven sinds 2004. Het standpunt van de appellant kan echter niet worden bijgetreden nu de echtscheidingsvordering overeenkomstig art. 229 (oud) en 231 (oud) B.W. slechts gegrond kan zijn indien de geïntimeerde daarbij het afdoende bewijs in rechte levert dat het teloor gaan van het huwelijk (en in casu de reden waarom zij in 2004 de echtelijke woonst had verlaten), is terug te voeren tot de door haar aangevoerde 'fouten' in hoofde van de appellant (t.w. de 9 grieven tot echtscheiding die zij mocht bewijzen door alle middelen van recht met inbegrip van het getuigenverhoor), terwijl in voorliggend geding de geïntimeerde kan volstaan met het bewijzeri van de onherstelbare ontwrichting van het huwelijk, los van elke 'schuld'. Uit het stuk 4 van het stukkenbundel dat de appellant bij de beroepsakte heeft gevoegd blijkt ten andere dat de geïntimeerde inmiddels in de echtscheidingsprocedure gekend onder rolnumrner 0412103/A, een conclusie overmaakte waarin zij argumenteert dat de echtscheidingsvordering op grond van de art. arrest in de zaak 201 O/AR/2835 - pagina 7/12
negende b1
2010/AR/2835 - Folio
229 (oud) en 231 (oud) B.W. zonder voorwerp wordt, eens er definitief uitspraak is gedaan over de echtscheidingsvordering op grond van de nieuwe echtscheidingswet. Het hof treedt de beslissing bij van de eerste rechter, waar deze met opgave van terechte en oordeelkundige motieven heeft geoordeeld dat er geen redenen zijn om over te gaan tot een voeging. Terzake het verzoek van de appellant dat het hof (alsnog) zou overgaan tot voeging van de procedure gekend onder rolnummer 0412103/A met de vooriggende procedure is het duidelijk dat hierop niet kan worden ingegaan: • naar het oordeel van het hof zijn er ook in deze instantie geen elementen voorhanden die tot een voeging zouden nopen; gezien de procedure gekend onder rolnummer 0412103/A kennelijk nog steeds hangende is voor de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk, is een voeging met voorliggend dossier in deze instantie alleen reeds om die reden uitgesloten.
5.
De echtscheidingsvordering overeenkomstig art. 229 4 3 B.W.
5.1. De verplichte verzoeningspo inq .
De appellant vraagt in zijn beroepsakte aan het hof 'de uitspraak te Kortrijk te amerideren op blz. 2 dat eisende partij toen (verwerende partij nu: bedoeld wordt 'huidige geïntimeerde') alleen niet inging op de poging van de rechtbank op 29106/2010 poogde partijen te verzoenen. Ter terechtzitting heeft hij verduidelijkt zich gegriefd te weten doordat de eerste rechter de verplichte verzoeningspoging te formalistisch heeft opgevat, terwijl de appellant het huwelijk wenst verder te zetten. Voor zover de argumentatie van de appellant zou moeten worden begrepen alsof hij over een veto-recht zou beschikken tegen de echtscheidingsvordering van de geïntimeerde indien hij (alleen) voorhoudt het huwelijksleven te willen 'verder zetten', is het duidelijk dat hij aan het artikel 1255 § 6 Ger. W. een inhoud en draagwijdte geeft die niet verenigbaar is met de tekst van dit artikel.
arre5t inclezaak2010/Ak/2835-paginaS/12
tie4
2010/AR/2835 - Folio
De appellant gaat er daarbij kennelijk aan voorbij dat de bepaling van art. 1255 § 6 Ger. W. weliswaar voorzag dat de rechter poogt de partijen te verzoenen, doch dat een succesvolle verzoeningspoging slechts mogelijk was indien de beide partijen tot een dergelijke verzoening bereid waren. Of de verzoeningspoging mislukt is door de houding van één van de echtgenoten dan wel door de houding van beide echtgenoten is daarbij zonder relevantie voor het verdere procedureverloop en/of de beoordeling van de echtscheidingsvordering. 5.2. De gegrondheid van de echtscheidingsvordering Zoals reeds gesteld met betrekking tot de toelaatbaarheid van het hoger beroep heeft de appellant ter terechtzitting aangegeven dat hij zich gegriefd weet door het aangevochten vonnis, waarbij de echtscheidingsvordering van de geïntimeerde overeenkomstig art. 229 § 3 B.W. werd ingewilligd, omdat het huwelijk volgens hem niet onherstelbaar ontwricht is. Krachtens artikel 229 § 3 B.W. bestaat de onherstelbare ontwrichting "wanneer de aanvraag wordt gedaan door één enkele echtgenoot na meer dan één jaar feitelijke scheiding ( ... )", zodat de vordering van de geïntimeerde moet worden ingewilligd indien zij het bewijs levert van meer dan één jaar feitelijke scheiding. De geïntimeerde heeft daarbij voor de eerste rechter aangevoerd dat uit de uittrekses uit het bevolkingsregister blijkt dat de partijen reeds méér dan één jaar feitelijk gescheiden leven, aangezien zij beide sedert 2004 (d.i. méér dan 1 jaar voor de inleiding van voorliggende procedure) op een ander adres zijn gedomicilieerd. De loutere verklaring van de appellant ter terechtzitting van 20 september 2012 dat volgens hem het huwelijk niet onherstelbaar is ontwricht, dient klaarblijkelijk te worden begrepen als de mededeling dat hijzelf nog steeds bereid zou zijn om het huwelijksleven te hervatten. Een dergelijke (eenzijdige) intentie volstaat evenwel op zich niet om de inhoud van de uittreksels uit het bevolkingsregister te weerleggen. Integendeel' heeft de appellant op de terechtzitting van 20 september 2012 verklaard dat Veerle Langedock en hijzelf reeds meer dan een jaar azonderiijk wonen en dat zij reeds meer dan een jaar onafgebroken geen gewoon gezinsleven hebben gekend. arrest in ce zaak 2010/AR/2835 - pagina 9/12
twaalf deblad /
2010/AR/2835 - Folio
Bovendien heeft de appellant nog op de terechtzitting van 20 september 2012 verklaard dat het huwelijk volgens hem niet onherstelbaar was ontwricht en hij het huwelijksleven wenst verder te zetten. De tegenvordering van de appellant tot echtscheiding overeenkomstig art. 229 § 1 B.W. is ongegrond.
7
De kosten Terecht heeft de eerste rechter overeenkomstig art. 1258 Ger. W. geoordeeld over de kosten van het geding, en er zijn in deze instantie evenmin elementen opgedoken die ertoe nopen het aangevochten vonnis op dit punt te hervormen. Ook in deze instante is het passend dat elke partij haar eigen kosten draagt, zodat deze niet nuttig te begroten zijn. OP DIE GRONDEN, HET HOF, Recht doende op tegenspraak, Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken,
Verklaart het hoger beroep ontvankelijk maar wijst het af als ongegrond. Bevestgt het bestreden vonnis in al zijn beschikkingen, dus ook waar dit op vordering van de geïntimeerde overeenkomstig art. 229 § 3 B.W. de echtscheiding uitspreekt tussen: VAN BELLE Jean Marc Charles André, geboren te Brugge op 26 juni 1965 en LANGEDOCK Veerle Anna Andrea, geboren te Kortrijk op 20 juni 1966 die met elkaar, gehuwd zijn voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te Wevelgem op 24 februari 1989.
arrest in de zaak 2010/AR/2835 - pr 11/ 12
dertiende bla
2010/AR/2835 - F
Verklaart de in deze instantie door de appellant geformuleerde tegenvordering tot echtscheiding overeenkomstig art. 229 § 1 B.W. ontvankelijk, doch wijst deze af als ongegrond; Zegt dat de kosten van de procedure in deze instantie worden gedragen door de partij die ze heeft gemaakt, zodat deze niet nuttig te begroten zijn.
Aldus gewezen en uitgesproken in openbare terechtzitting van het Hof van beroep te Gent, ELFDE quater KAMER, zitting houdende in burgerlijke zaken, van 18 oktober 2012. Aanwezig: Nadia De Turck, raadsheer wn. Voorzitter Kurt Goossens, griffier
Rep. 2012/K
2 2 ÛT. 2012 Aangeboden op
Anja VV _LEM Ea. inspecteur a.
at tC5t in ce zk 2010/,AR/2335 - pgir 12/12
veertiende en laa
Lasten en bevelen dat alle daartoe gevorderde gerechtsdeurwaarders dit arrest ten uitvoer zullen leggen; Dat Onze procureurs-generaal en Onze procureurs des Konings bij de rechtbanken van eerste aanleg daaraan de hand zullen houden en dat alle bevelhebbers en officieren van de openbare macht daartoe de sterke hand zullen bieden wanneer dit wettelijk van hen gevorderd wordt; Ten blijke waarvan dit arrest is ondertekend en gezegeld met het zegel van het Hof. Voor eensluidende uitgifte in uitvoerbare vorm afgeleverd aan LANGEDOCK Veerle.
De Griffier-hoofd
Benny Caignau
Vo o,
nd afschrift