UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2011 – 2012
Betalingsgedrag van de overheid in België
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen
Sebastiaan Bonte Jeroen Ducheyne onder leiding van Prof. Ludo Theunissen
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2011 – 2012
Betalingsgedrag van de overheid in België
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen
Sebastiaan Bonte Jeroen Ducheyne onder leiding van Prof. Ludo Theunissen
PERMISSION
Ondergetekenden verklaren dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding.
Sebastiaan Bonte Jeroen Ducheyne
I.
Woord vooraf
Graag zouden wij enkele mensen willen bedanken zonder wie deze masterproef niet mogelijk zou geweest zijn.
Eerst en vooral zouden we onze promotor, Professor Ludo Theunissen, en diens assistent, De heer Arnout Seghers, willen bedanken voor de ondersteuning en begeleiding van onze masterproef.
Daarnaast zouden we graag enkele personen in het bijzonder willen bedanken voor de tijd die ze vrijmaakten voor ons. Deze personen zijn mevrouw Petra De Clus (Provincie OostVlaanderen), de heer Geert Ryckaert (stad Deinze), de heer Tom Vyncke (stad Gent), mevrouw Sylvie Decraecker (departement MOW, Vlaamse overheid), de heer Dirk Gyssels (KBC commercial finance), de heer Lieven Cloots (UNIZO), de heer Jean-Pierre Devolder (Aswebo NV), mevrouw Christel Wouters (Wocon NV) en de heer Lode Vereeck ( LDD). We willen ook de heer Wannes Carlier bedanken voor de nuttige tips die hij gaf omtrent dit onderwerp.
Ten slotte willen wij graag onze vrienden en familie bedanken (in het bijzonder Jolien Demeyere) voor de steun in de voorbije jaren en doorheen het maken van de masterproef.
I
II.
Inhoudsopgave
I.
Woord vooraf ........................................................................................................... I
II.
Inhoudsopgave ....................................................................................................... II
III.
Lijst met afkortingen ........................................................................................... IV
IV.
Lijst met figuren ................................................................................................... VI
1. Inleiding......................................................................................................................... 1 2. Achtergrond .................................................................................................................. 2 2.1. Problematiek van late betalingen door overheden ........................................................ 2 2.2. Juridische achtergrond ................................................................................................... 3 2.2.1. Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken .......................... 3 2.2.2. Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties . 5 2.2.3. Omzendbrief ............................................................................................................. 6 2.2.4. Nieuwe Europese Richtlijn....................................................................................... 6 3. Bestaand onderzoek naar betalingsgedrag Belgische overheden ............................ 8 3.1. Evolutie van 2008-2011 ................................................................................................ 8 3.2. Vergelijking per overheid............................................................................................ 11 3.3. Vergelijking met de bedrijfswereld ............................................................................. 13 3.4. Vergelijking andere landen Europa ............................................................................. 15 4. Samenvatting achtergrond en bestaand onderzoek ................................................ 16 5. Eigen onderzoek naar betalingsgedrag Belgische overheden ................................ 17 5.1. Doelstelling ................................................................................................................. 17 5.2. Gegevensverzameling ................................................................................................. 17 5.3. Respondenten .............................................................................................................. 18 5.4. Resultaten .................................................................................................................... 19 5.4.1. Soorten transacties .................................................................................................. 19 II
5.4.2. Bepaling van de betalingstermijn ........................................................................... 20 5.4.3. Effectieve betaling.................................................................................................. 22 5.4.4. Verwijlinteresten .................................................................................................... 31 5.4.5. Redenen voor late betaling ..................................................................................... 36 5.4.6. Evolutie .................................................................................................................. 39 5.4.7. Nieuwe richtlijn ...................................................................................................... 41 6. Conclusie ..................................................................................................................... 42 V.
Referenties ........................................................................................................... VII
VI.
Bijlagen ................................................................................................................... X
III
III. Lijst met afkortingen AAV
Algemene Aannemingsvoorwaarden
BS
Belgisch Staatsblad
BTW
Belasting over de toegevoegde waarde
BZ
Bestuurszaken (Vlaamse overheid)
B2B
Business-to-business
B2C
Business-to-consumer
Cf.
Confer
CJSM
Cultuur, Jeugd, Sport en Media (Vlaamse overheid)
DAR
Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid (Vlaamse overheid)
EG
Europese Gemeenschap
EPI
European Payment Index
EU
European Union
EUR
Euro
EURIBOR
Euro Interbank Offered Rate
EVA
Extern Verzelfstandigde Agentschappen
EWI
Economie, Wetenschap en Innovatie (Vlaamse overheid)
FB
Financiën en Begroting (Vlaamse overheid)
FOD
Federale overheidsdienst
HLN
Het Laatste Nieuws
IV
Internationaal Vlaanderen (Vlaamse overheid)
IVA
Intern Verzelfstandigde Agentschappen
KAB
Kabinetten (Vlaamse overheid)
KB
Koninklijk Besluit
KMO
Kleine- en middelgrote onderneming
LNE
Leefmilieu, Natuur en Energie (Vlaamse overheid)
LDD
Libertair, Direct, Democratisch (vroeger: Lijst Dedecker)
LV
Landbouw en Visserij (Vlaamse overheid)
MOW
Mobiliteit en Openbare werken (Vlaamse overheid)
OV
Onderwijs en Vorming (Vlaamse overheid)
PV
Proces-verbaal
RWO
Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (Vlaamse overheid) IV
SBA
Small Business Act
UNIZO
Unie van Zelfstandige Ondernemers
VFLD
Vlaamse Fonds voor Lastendelging
WSE
Werk en Sociale Economie (Vlaamse overheid)
WVG
Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (Vlaamse overheid)
V
IV. Lijst met figuren Figuur 1: Evolutie betalingsgedrag federale overheid ............................................................... 9 Figuur 2: Evolutie betalingsgedrag gemeenschappen en gewesten ........................................... 9 Figuur 3: Evolutie betalingsgedrag provinciale overheden ...................................................... 10 Figuur 4: Evolutie betalingsgedrag gemeentelijke overheden ................................................. 11 Figuur 5: Vergelijking betalingsgedrag overheden (4de kwartaal 2001) .................................. 12 Figuur 6: Evolutie Graydon betaalindex bedrijven .................................................................. 14 Figuur 7: betaalgedrag in België .............................................................................................. 15 Figuur 8: Geïnterviewde overheden ......................................................................................... 19 Figuur 9: Geïnterviewde bedrijven, beroepsfederaties en experts ........................................... 19 Figuur 10: Schematisch overzicht betalingstermijnen overheid .............................................. 21 Figuur 11: Betaalgedrag stad Gent ........................................................................................... 23 Figuur 12: Betaalgedrag provincie Oost-Vlaanderen ............................................................... 24 Figuur 13: Totaal aantal te laat betaalde ordonnanties betaald door de Vlaamse Gemeenschap per departement (per jaar) ........................................................................................................ 25 Figuur 14: Gemiddeld aantal dagen te late betaling van de Vlaamse Gemeenschap per departement (per jaar) .............................................................................................................. 26 Figuur 15: Totaal bedrag van te laat betaalde ordonnanties van de Vlaamse Gemeenschap per departement (per jaar) .............................................................................................................. 27 Figuur 16: aantal facturen waarvan betalingstermijn is overschreden bij departement MOW 28 Figuur 17: Bedrag waarop verwijlinteresten verschuldigd zijn voor beleidsdomein MOW ... 29 Figuur 18: Betaalgedrag FOD Defensie Bron .......................................................................... 30 Figuur 19: Verwijlinteresten stad Gent (in euro) ..................................................................... 32 Figuur 20: Evolutie verwijlinteresten Vlaamse overheid ......................................................... 33 Figuur 21: Evolutie verwijlinteresten Vlaamse Overheid ........................................................ 34 Figuur 22: Evolutie verwijlinteresten FOD Defensie............................................................... 35 Figuur 23: betalingstermijn facturen (binnen Orafin) Vlaamse overheid ................................ 37
VI
1. Inleiding Traditioneel hebben (Belgische) overheden een kwalijke reputatie wat hun betalingsgedrag betreft. Belgische en Europese overheden zijn hier al langer van op de hoogte en hebben doorheen de jaren dan ook getracht hier één en ander aan te veranderen. Ze zijn er zich van bewust dat ze in zekere zin een voorbeeldfunctie hebben t.o.v. de bedrijfswereld. Daarnaast heeft het stipt betalen van facturen een positieve invloed op de liquiditeit van de ondernemingen en ondersteunt het de economie.
Deze masterproef onderzoekt dan ook het betalingsgedrag van de overheden in België. Het betreft hier in eerste instantie de stiptheid van de betaling van de facturen van overheden aan de bedrijfswereld. Hoewel de informatie hieromtrent praktisch relevant kan zijn, is dit een onderwerp waarover uiterst weinig academische literatuur beschikbaar is. Dit heeft gevolgen voor de inhoud van ons onderzoek. Voor veel data moeten we steunen op publicaties van financiële dienstverleningsbedrijven. Deze informatie moet bijgevolg met een kritische blik worden bekeken (hoe worden de gegevens verkregen, verwerkt, geanalyseerd, …). Er is echter geen voldoende reden om deze niet te gebruiken, ook omdat er geen uitgebreidere en/of betrouwbaardere bronnen beschikbaar zijn.
De kern van het onderzoek splitst zich uit in twee grote delen. Enerzijds worden de resultaten van bestaand onderzoek over dit onderwerp weergegeven. Anderzijds wordt via eigen – voornamelijk kwalitatief– onderzoek extra informatie verworven. Dit verloopt via een interviewmethode. Het doel van deze opzet is om de bestaande cijfers te kunnen vergelijken met informatie die uit eerste bron wordt vernomen. De voornaamste respondenten zijn dan ook bedrijven en overheden. Daarnaast geeft dit soort onderzoek de mogelijkheid om extra informatie te verkrijgen.
De tekst hierna is als volgt opgebouwd: hoofdstuk 2 schetst de achtergrond van overheidsbetalingen. Vooral het juridische aspect komt hier aan bod. Hoofdstuk 3 vat het bestaande onderzoek over dit onderwerp samen. In hoofdstuk 4 worden de belangrijkste bevindingen uit de twee voorgaande hoofdstukken samengevat. In hoofdstuk 5 komt ons eigen onderzoek aan bod. Hoofdstuk 6 herhaalt tot slot de belangrijkste conclusies.
1
2. Achtergrond 2.1. Problematiek van late betalingen door overheden Europese en Belgische overheden zijn op de hoogte van de problematiek van late betalingen, en met reden. Late betalingen zorgen er immers voor dat de liquiditeitspositie van de leverancier verzwakt. Dikwijls is er extra werkkapitaal nodig om de uitstaande vorderingen te kunnen financieren en moet dit werkkapitaal (vooral bij KMO’s) actiever worden beheerd (Wilson et al, 1996). Andere gevolgen van late betalingen zijn kredietproblemen en de kosten verbonden aan kredietmanagement (van der Geest & Schunselaar, 2004). De kredietproblemen ontstaan enerzijds doordat het bestaande bedrijfskapitaal misschien anders moet worden ingezet. Anderzijds kan het voorkomen dat er een noodzaak ontstaat op extra financiering van buiten de onderneming. De kosten verbonden aan kredietmanagement ontstaan uit de extra tijd en het extra kapitaal dat moet worden geïnvesteerd voor vorderingen die niet tijdig betaald zijn (van der Geest & Schunselaar, 2004). Daarnaast zouden late betalingen door klanten de mogelijkheid tot groeien verhinderen. Uiteindelijk kunnen late betalingen voor de schuldeiser zelfs tot een faillissement leiden (Ooghe & Waeyaert, 2003). De gevolgen van late betalingen kunnen voor KMO’s in het bijzonder navenant zijn (Peel et al, 2000). Dit is belangrijk, gezien het Belgische economische klimaat. 99,8 % van de Belgische ondernemingen is een KMO (SBA Fact Sheet 2010/11), gemeten volgens de Europese parameters1 rond KMO’s. Late betalingen door debiteuren zouden vooral de groeimogelijkheden beperken en de overlevingskansen verlagen (Peel et al., 2000), Daarnaast toont empirisch onderzoek aan dat ondernemingen waarvan de klanten (dit kunnen dus ook overheden zijn) te laat betalen, zelf ook hun facturen later betalen (Howorth & Reber, 2003). Ook een economische recessie en/of crisis, zoals we er nu één meemaken, heeft negatieve gevolgen op het laattijdig betalen van facturen (Bromiley et al, 2008).
Voorgaande bevindingen zijn eerder van algemene aard. Ze hebben betrekking op de late betaling van facturen, ongeacht of dit door bedrijven of overheden gebeurt. Echter, overheden hebben een voorbeeldfunctie. Er kan van hen worden verwacht dat zij hun facturen tijdig betalen. Algemeen gezien hebben overheidsuitgaven immers een veel zekerder karakter, en zijn ze dus makkelijker te voorspellen, vergeleken met de bedrijfswereld. Ook kan er worden 1
Hierbij dient opgemerkt te worden dat in de Europese definitie, het aantal werknemers van een KMO niet meer mag zijn dan 250, terwijl dit volgens de Belgische regels nooit meer mag zijn dan 100 werknemers.
2
gesteld dat de redenen voor late betalingen bij overheden anders zullen zijn dan bij de bedrijven. Bij bedrijven zijn de voornaamste oorzaken financiële problemen, opzettelijk te laat betalen, administratieve oorzaken bij de debiteur en betwistingen (De Smet, 2004). Vooral financiële motieven zouden een grote verklarende kracht hebben voor gebruikelijke late betalingen (Howorth & Reber, 2003). De redenen bij overheden worden besproken in ons eigen onderzoek (cf. 5.4.5.).
2.2. Juridische achtergrond Dit onderdeel schetst het juridische kader inzake de bestrijding van de betalingsachterstand. Het is hier geenszins de bedoeling om ieder detail te belichten. Enkel de voornaamste bepalingen worden behandeld. Voorts wordt niet enkel stilgestaan bij de huidige wetgeving en haar evolutie, maar ook bij de initiatieven die genomen worden om snelle betalingen te stimuleren.
2.2.1. Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken Het KB van 26 september 1996 geeft de bepalingen van overheidsopdrachten weer. De betalingstermijn voor overheidsopdrachten wordt hier bepaald zoals weergegeven in de Algemene Aannemingsvoorwaarden (AAV), artikel 15 (zie bijlage 1). De bepalingen gelden enkel voor overheidsopdrachten waarvan de uitgave (exclusief BTW) méér dan 5.500 euro bedraagt. Vervolgens wordt er een onderscheid gemaakt op basis van de hoedanigheid van de opdracht, namelijk: werken, leveringen en diensten. Voor een onderscheid tussen deze termen verwijzen we naar bijlage 2. De betalingstermijn voor werken bedraagt 60 kalenderdagen vanaf de ontvangst van de schuldvordering. In de gevallen van betaling van het saldo van de opdracht of van enige betaling van werken beschikt de aanbestedende overheid eerst nog over een takentermijn2 van 30 kalenderdagen. Deze termijn vangt aan op de dag dat de aanbestedende overheid de verklaring van schuldvordering ontvangt. Dit betekent dat in de praktijk de betalingstermijn hier dan 90 (= 30 + 60) kalenderdagen bedraagt. Na ontvangst van elke verklaring van schuldvordering maakt de aanbestedende overheid onverwijld een proces-verbaal op met het werkelijk verschuldigde bedrag en geeft de aannemer kennis van de staat van de voor betaling aanvaarde werken. Tezelfdertijd verzoekt de aanbestedende 2
Om de werkenstaat te controleren, het PV met het verschuldigde bedrag op te maken en dit PV naar de aannemer te sturen.
3
overheid de aannemer om, binnen de 5 kalenderdagen, een factuur in te dienen voor hetzelfde bedrag. Indien de factuur niet binnen de 5 kalenderdagen wordt ontvangen, wordt de termijn pro rata verlengd.
De betalingstermijn voor leveringen bedraagt 50 dagen nadat de keuringsformaliteiten worden beëindigd, voor zover de overheid over een regelmatig opgestelde factuur en eventueel andere vereiste documenten beschikt. Deze factuur geldt dan als schuldvordering.
Diensten moeten betaald worden binnen een termijn van 50 dagen na de keuring van de schuldvordering, voor zover de aanbestedende overheid over de eventueel andere vereiste documenten beschikt.
Artikel 15 van de AAV stelt ook dat er van rechtswege en zonder ingebrekestelling verwijlinteresten verschuldigd zijn indien de termijn wordt overschreden. Deze interest wordt berekend naar rato van het aantal kalenderdagen vertraging tegen de interestvoet die door de Europese Centrale Bank wordt toegepast voor haar meest recente basisherfinancieringstransactie vóór de eerste kalenderdag van het semester in kwestie wanneer de betrokken transactie werd uitgevoerd door middel van een vaste-rentetender. Indien de betrokken transactie werd uitgevoerd door middel van een variabele-rentetender is de referentieinterestvoet de uit deze tender voortvloeiende marginale interestvoet, zowel bij toewijzingen op basis van een enkelvoudige rentevoet, als bij toewijzingen op basis van een meervoudige rentevoet. Deze interestvoet wordt vermeerderd met zeven procent en afgerond tot het hogere halve procentpunt3. De rentevoet van de verwijlinteresten wordt medegedeeld door de Minister van Financiën en elke semester in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. In zeer uitzonderlijke gevallen mag van het vermeerderingspercentage worden afgeweken, mits objectieve
redenen
en
zonder
enige
vorm
van
kennelijke
onbillijkheid.
Het
minimumpercentage is 3,5% en de interest mag in geen enkel geval lager liggen dan dit percentage.
3
Voor het eerste semester van 2012 is de interestvoet die van toepassing is in geval van betalingsachterstand bij handelstransacties gelijk aan 8% (BS 30 januari 2012).
4
2.2.2. Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties Op 2 augustus 2002 werd de “Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties” afgekondigd. Deze wet is een omzetting van de Europese richtlijn 2000/35/EG (zie bijlage 3) naar de Belgische nationale wetgeving. Doel van de richtlijn is o.a. de betalingsachterstand bij handelstransacties te beperken omdat deze een steeds ernstiger wordende hinderpaal vormde voor het welslagen van de Europese markt. Het belang van het betalingsgedrag van de overheid wordt hier speciaal benadrukt, aangezien de overheid een aanzienlijke hoeveelheid betalingen aan bedrijven verricht. Daarnaast wordt met deze richtlijn ook getracht de verschillen in contractuele betalingstermijnen tussen de Europese lidstaten te verkleinen. Bijlage 4 geeft de artikels weer die hier van toepassing zijn.
De belangrijkste verandering is ongetwijfeld de invoering van een uniforme betalingstermijn. Algemeen stelt artikel 4 dat de vergoeding van een handelstransactie dient te gebeuren binnen een termijn van 30 dagen vanaf de dag volgend op de dag van ontvangst van de factuur of een gelijkwaardig verzoek tot betaling. Indien de datum van ontvangst van de factuur of een gelijkwaardig verzoek tot betaling niet vaststaat, of indien dit eerder wordt ontvangen dan de goederen of diensten, start de termijn vanaf de dag van ontvangst van de goederen of diensten. Ook als de wet voorziet in een procedure voor aanvaarding of controle van de goederen of diensten en de factuur of het gelijkwaardig verzoek werd voor die datum van aanvaarding of controle ontvangen, begint de termijn te lopen vanaf de dag van de aanvaarding of controle. De betrokken partijen kunnen ook een andere termijn overeengekomen zijn. Deze termijn mag echter geen onbillijk karakter hebben ten opzichte van de schuldeiser.
Verder stelt artikel 5 dat de schuldeiser recht heeft op de betaling van een interest wanneer de schuldenaar niet betaalt binnen de termijn die bepaald werd. Deze interest begint vanaf de eerste dag volgend op het verlopen van de termijn. In tegenstelling tot voorheen is er geen ingebrekestelling meer nodig (en dit in afwijking van het algemeen principe van artikel 1153 van het Burgerlijk Wetboek). Het niveau van de interest die de schuldenaar moet betalen is gelijk aan de referentie-interestvoet vermeerderd met zeven interestpunten (ook wel de “marge” genoemd) en afgerond tot het hogere halve procentpunt. Deze interestvoet wordt meegedeeld in het Belgisch Staatsblad. 5
Artikel 6 stelt dat de schuldeiser recht heeft op een redelijke schadeloosstelling door de schuldenaar, voor alle relevante invorderingskosten ontstaan door de betalingsachterstand. Deze invorderingskosten moeten voldoen aan de beginselen van transparantie en in verhouding staan tot de schuld in kwestie.
Deze wet druist op het eerste zicht in tegen de bepalingen van het KB van 26 september 1996 (cf. supra punt 2.2.1.). Daarom stelt artikel 3 van de Wet van 2 augustus 2002 dan ook dat de bepalingen van deze wet geen afbreuk doen aan de bepalingen van het KB van 26 september 1996. De praktische gevolgen hiervan worden beschreven in punt 2.2.3.
2.2.3. Omzendbrief Door de economische en financiële crisis werd er op 12 maart 2009 een omzendbrief verspreid door de federale overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister (zie bijlage 5). Deze omzendbrief handelt over overheidsopdrachten, betalingstermijnen en verwijlinteresten. Het doel is de aanbestedende overheden erop te wijzen dat er in het verleden al te vaak betalingsachterstand werd opgelopen en daarenboven dikwijls geen rekening werd gehouden met de –van rechtswege verschuldigde– verwijlinteresten bij te late betaling. Daarom wordt aan de overheden nogmaals duidelijk gemaakt welke betalingstermijnen dienen te worden gebruikt. Deze kunnen als volgt worden samengevat.
Opdrachten waarvan de uitgave 5.500 euro of minder bedraagt (excl. BTW), zijn niet onderhevig aan de bepalingen van de Algemene Aannemingsvoorwaarden. Dit betekent dat hier de Wet van 2 augustus 2002 dient te worden gevolgd. Opdrachten waarvoor de uitgave (excl. BTW) meer dan 5.500 euro bedraagt zijn wel onderworpen aan de Algemene Aannemingsvoorwaarden. In concreto bedraagt de betalingstermijn voor werken dan 60 kalenderdagen (of 90 kalenderdagen als er een takentermijn bijkomt), en voor opdrachten van leveringen en diensten 50 kalenderdagen. In punt 5.4.2. wordt onderzocht hoe de termijnen praktisch worden bepaald.
2.2.4. Nieuwe Europese Richtlijn Op 16 februari 2011 bracht het Europees Parlement en de Europese Raad een nieuwe richtlijn uit. De richtlijn 2011/7/EU hield een herschikking in van richtlijn 2000/35/EG, waarop de 6
(Belgische) wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties is gebaseerd. De volledige richtlijn vindt u weer in bijlage 6. Een belangrijke aanleiding voor het tot stand komen van deze nieuwe richtlijn is het “Small Business Act for Europe” uit 2008. De doelstelling hiervan was de belangrijke rol van KMO’s in de Europese economie te benadrukken. KMO’s maken immers in belangrijke mate gebruik van handelskrediet (Berger & Udell, 1998) en indien er structureel te laat betaald wordt, heeft dit voor hen duidelijke consequenties. Dit geldt in het bijzonder in de Belgische context (cf. supra p.2). Door de nieuwe richtlijn, die uiterlijk op 16 maart 2013 moet omgezet zijn in de nationale wetgeving, zullen de regels betreffende de betaling van handelstransacties nog strenger zijn. Dit geldt in het bijzonder voor de betalingen van overheden aan ondernemingen. We bespreken enkel de transacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties.
Artikel 4 bepaalt dat de maximale betalingstermijn voor overheidsinstanties 30 dagen bedraagt. Deze termijn van 30 dagen mag uitzonderlijk tot 60 kalenderdagen worden verlengd voor (1) overheidsinstanties die economische activiteiten van industriële of commerciële aard uitoefenen door op de markt goederen of diensten aan te bieden en als openbaar bedrijf zijn onderworpen aan de transparantievereisten of (2) specifiek voor dat doel erkende overheidsorganisaties die gezondheidszorg verstrekken.
De maximale betalingstermijn van de overheid zou dus normaliter 30 kalenderdagen moeten bedragen vanaf de invoering van de richtlijn in de nationale wetgeving. Indien er in een overeenkomst tussen een overheidsinstantie en een onderneming andere betalingstermijnen zijn voorzien, mag dit enkel indien de bijzondere aard of eigenschappen van het contract dit objectief rechtvaardigen. In alle geval mag de betalingstermijn niet langer zijn dan 60 kalenderdagen.
Artikel 6, dat zowel betrekking heeft op overheidsinstanties als ondernemingen, bepaalt dat de schuldeisers een vast bedrag van minstens 40 EUR mag invorderen, indien er interest verschuldigd zijn voor betalingsachterstand. Indien de invorderingskosten dit bedrag overschrijden, kan de schuldeiser aanspraak maken op een hoger bedrag.
7
3. Bestaand onderzoek naar betalingsgedrag Belgische overheden Om inzicht te verwerven in het betalingsgedrag van de Belgische overheden analyseren we eerst de reeds beschikbare gegevens. Het merendeel van de cijfers over betalingsgedragingen wordt ter beschikking gesteld door financiële dienstverleningsbedrijven (Graydon Belgium, Dun & Bradstreet Belgium en Intrum Justitia). In dit deel gebruiken we vooral de “Graydon Betaalindex 2011” en de “European Payment Index 2011” van Intrum Justitia. De gebruikte gegevens reiken tot 2011.
De cijfers die Graydon Belgium ter beschikking stelt zijn gebaseerd op een grote database van bedrijven die zij aangelegd hebben. Intrum daarentegen, werkt met een enquête die zij rondsturen naar bedrijven. De kans op onregelmatigheden is bij de tweede vorm van onderzoek dan ook groter. Daarom opteren we ervoor om vooral de gegevens van Graydon Belgium te analyseren. Desalniettemin kan het nuttig blijken om ook de cijfers van Intrum Justitia te bekijken. Ook zij kunnen belangrijke en relevante informatie bieden, vooral met het oog op de betalingstermijnen op Europees niveau.
3.1. Evolutie van 2008-2011 In dit punt geven we een beeld weer van de (recente) evolutie van het betalingsgedrag van overheden. Het is immers wat kortzichtig om enkel de cijfers van het laatste kwartaal te beschouwen. De gegevens worden verstrekt door Graydon Belgium. We hebben ervoor gekozen om enkel deze gegevens te gebruiken, om zo vergelijkingen en trends te kunnen interpreteren. We maken, net als in de Graydon Betaalindex, een onderscheid tussen federale overheid, gemeenschappen en gewesten, provinciale overheden en gemeentelijke overheden. Een vergelijking tussen de overheden onderling volgt in punt 3.2.
Er kan worden gesteld dat het betaalgedrag van de federale overheid tussen begin 2008 en eind 2009 duidelijk verbeterd is (zie figuur 1). Daar waar in het eerste kwartaal van 2008 slechts 56% van de facturen op tijd werd betaald, bedroeg dat in het vierde kwartaal van 2009 al 81%. Ook het aantal facturen dat meer dan 90 dagen te laat werd betaald daalde drastisch (van 9% naar 3%). Begin 2010 kon deze opwaartse trend echter niet worden behouden, en het aantal tijdig betaalde facturen daalde weer (fors) tot 62%. Sindsdien haalde het betaalgedrag nooit meer zo’n laag niveau. De tijdigheid van de betalingen steeg in 2010 en blijft nu al bijna 8
twee jaar schommelen tussen 74% en 83%. Enkel het eerste kwartaal van 2011 viel hierbuiten, omdat er wat vertragingen opliepen bij het aansluiten van enkele ministeries op het FEDCOM systeem. De laatste tijd lijkt het er dus op dat de federale overheid zijn betalingsstiptheid op een aanvaardbaarder niveau kan houden. Er blijken weliswaar wel grote verschillen te bestaan tussen de FOD’s onderling (zie ook punt 3.2.).
Figuur 1: Evolutie betalingsgedrag federale overheid Bron: Graydon Belgium Wat de gemeenschappen en gewesten betreft is er de laatste vier jaar weinig veranderd (zie figuur 2). Het aantal facturen dat tijdig wordt betaald varieert tussen 60% en 71%. Opmerkelijk is wel dat het minimum wordt bereikt in het laatste kwartaal van 2011.
Figuur 2: Evolutie betalingsgedrag gemeenschappen en gewesten Bron: Graydon Belgium
9
Het betaalgedrag van provinciale overheden is, volgens de gegevens in figuur 3, al jaren zorgwekkend. Met uitzondering van het vierde kwartaal van 2011, waar er een enorme verbetering is, schommelt het aantal facturen dat binnen de afgesproken termijn wordt betaald rond 50%. Nog schokkender is het aantal facturen dat veel te laat wordt betaald. Sinds 2008 wordt 24% tot 38% van de facturen meer dan 90 dagen na vervaldatum betaald. Ook hier is het laatste kwartaal van 2011 een uitzondering. We overdrijven dus niet als we stellen dat de provinciale overheden al jaren slechte betalers zijn.
Figuur 3: Evolutie betalingsgedrag provinciale overheden Bron: Graydon Belgium Gemeentelijke overheden zijn in hetzelfde bedje ziek (zie figuur 4). De situatie is de laatste jaren echter iets minder schrijnend dan bij de provincies. Zo is het aantal facturen dat meer dan 90 dagen na vervaldatum werd betaald in het algemeen lager dan bij de provinciale overheden. Bovendien werd af en toe meer dan 65% van de facturen binnen de afgesproken termijn betaald. Dit niveau kon echter nooit aangehouden worden. Het vierde kwartaal van 2011 bevestigt nu echter wél de positieve trend van het derde kwartaal van 2011. Net zoals bij de provincies is het nu de vraag of dit niveau kan worden aangehouden, en liefst nog verbeterd.
10
Figuur 4: Evolutie betalingsgedrag gemeentelijke overheden Bron: Graydon Belgium
3.2. Vergelijking per overheid Om een recent beeld te krijgen van de verschillen tussen overheden onderling, beschouwen we nu enkel de resultaten voor het laatste kwartaal van 2011. Dit is immers de meest relevante –want de recentste– vergelijking4. Opnieuw maken we een onderscheid tussen federale overheid, gemeenschappen en gewesten, provinciale overheden en gemeentelijke overheden. Figuur 5 geeft een overzicht en is in feite een samenvatting van de gebruikte tabellen in punt 3.1. Uit deze figuur kan worden afgeleid dat de federale overheid merkelijk stipter betaalt dan andere overheden. 78% van de facturen wordt binnen de afgesproken termijn betaald. Het betalingsmoraal van de federale overheid schommelt doorheen het jaar rond een (hoog) niveau van om en bij de 80%.
4
Enige voorzichtigheid is wel geboden bij tijdreeksanalyse van betalingen per kwartaal. Betalingsgedrag kent immers een cyclisch verloop naargelang de kwartalen. Het derde kwartaal kent traditioneel een dipje (vooral in de bedrijfswereld). Door overal hetzelfde kwartaal te kiezen, wordt deze problematiek vermeden.
11
Binnen de afgesproken termijn
0-30 dag en na vervaldatum
31-60 dagen na vervaldatum
61-90 dagen na vervaldatum
Meer dan 90 dagen na vervaldatum
Federale
Gemeenschappen
Provinciale
Gemeentelijke
overheid
en gewesten
overheden
overheden
78%
60%
73%
72%
14%
19%
16%
14%
4%
6%
3%
6%
2%
4%
2%
4%
2%
11%
6%
4%
Figuur 5: Vergelijking betalingsgedrag overheden (4de kwartaal 2011) Bron: Graydon Belgium Als we echter dieper ingaan op het betalingsgedrag van de federale overheid, zien we dat er een sterk verschil bestaat tussen de verschillende federale overheidsdiensten. Zo is de FOD Defensie traditioneel een slechtere betaler in vergelijking met de andere. In het 4de kwartaal van 2011 is er wel een steile opmars (83% wordt dan op tijd betaald terwijl dit in het 3de kwartaal nog maar 35% was). Daarnaast is ook de FOD Binnenlandse Zaken een eerder slechte betaler. Zij betalen slechts 69 % op tijd in het 4de kwartaal. In eerdere kwartalen werd er hier echter nog een zwakker cijfer vastgesteld (slechts 51% op tijd voor het 2de trimester van 2011). De Federale overheidsdiensten Informatie- en Communicatietechnologie en Sociale Zaken zijn dan weer de beste betalers. Op basis van het onderzoek van Graydon Belgium werden bijna alle facturen op tijd betaald door deze twee FOD’s. De laatste jaren is er sprake van een convergerende trend van de cijfers. Dit is vooral toe te schrijven aan een (veel) betere score van de slechtste betalers in het 4de kwartaal. Bijlage 7 geeft grafisch het betaalgedrag van alle FOD’s weer.
12
De gemeenschappen en gewesten kunnen als zwakke betalers worden bestempeld. Zij betalen in het 4de kwartaal slechts 60% van de facturen binnen de afgesproken termijn. Hierbij moeten we wel vermelden dat dit het laagste percentage is van de afgelopen jaren. Als we deze gegevens verder uitspitten aan de hand van de Graydon Betaalindex, zien we dat de Vlaamse Gemeenschap de zwakste betaalscore heeft van alle gemeenschappen en gewesten. Toch betaalt het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap ongeveer 73% van haar facturen op tijd. Gezien het gemiddelde van 60% en de laagste score die de Vlaamse Gemeenschap toegewezen krijgt (= 73%), duidt dit op een inconsistentie in de gepubliceerde gegevens van Graydon Belgium.
Provinciale overheden behoorden oorspronkelijk tot de allerslechtste betalers. Zoals hierboven gezegd, kende het vierde kwartaal echter een steile opmars qua stiptheid van betalingen. Ter vergelijking: sinds 2008 werd nooit meer dan 58% van de facturen op tijd betaald, terwijl in het 4de kwartaal 73% binnen de afgesproken termijn wordt betaald. Opmerkelijk is ook dat nu 6% van de facturen meer dan 90 dagen na vervaldatum wordt betaald, daar waar dit percentage de laatste jaren schommelde tussen 20% en 40%. De gemeentelijke overheden kennen een gelijkaardig verloop. De vraag is dus of dit niveau kan worden aangehouden.
Vlaamse centrumsteden worden door Graydon Belgium apart behandeld. Echt specifieke cijfer-gegevens worden hierover niet verstrekt. Er wordt wel vastgesteld dat, op een beperkt aantal uitzonderingen niet te na gesproken, het betaalgedrag van de meeste steden op een hoog niveau stagneert, of tenminste een systematische verbetering kent. Graydon Belgium stipt twee aanleidingen aan. Enerzijds kan dit het gevolg zijn van een verbeterde betalingsmoraal,
anderzijds
kunnen
het
wegnemen
van
misverstanden
over
de
betalingscondities tussen klant en leveranciers ook aanleiding geven tot een betere prestatie op dit vlak. In bijlage 8 staat een evolutie van de betaalscores van de centrumsteden.
3.3. Vergelijking met bedrijfswereld In het 4de kwartaal van 2011 betaalden de Belgische ondernemingen ongeveer 64% van hun facturen op tijd (Graydon Belgium, 2011). 11% wordt echter veel te laat (meer dan negentig dagen) of zelfs helemaal nooit meer betaald. Dit betekent dus dat één factuur op negen veel te laat betaald wordt. Om Graydon Belgium te citeren: “Het betaalgedrag van de Belgische 13
ondernemingen verbetert dus nauwelijks, en blijft nog altijd slechter dan in 2002 (ijkpunt van de index) : vooral de volgehouden dalende trend hierin alarmeert.” (Graydon Belgium; 2011, p4.). Dit staat haaks op de trend van de overheden, die hun betalingsgedrag eerder naar boven bijstelden. De bijhorende figuur 6 vindt u hieronder.
Figuur 6: Evolutie Graydon Betaalindex bedrijven Bron: Graydon Belgium
Deze gegevens worden graag gebruikt door verschillende politici. Onder andere Belgisch Vicepremier en Minister van Pensioenen Vincent van Quickenborne haalt op zijn website aan dat de overheid zijn facturen stipter betaalt dan de privésector. Er moet er echter op gewezen worden dat, hoewel de overheid meer facturen op tijd betaalt, zij een veel langere termijn afdwingen dan de bedrijven. Volgens de EPI is de gemiddelde betalingstermijn voor de Belgische overheden 45 dagen, terwijl dit voor B2B bedrijven 35 dagen is.
Als we kijken naar de effectieve betalingsduur is het nog erger gesteld. Gemiddeld worden overheidsfacturen na 72 dagen betaald. Bedrijven daarentegen betalen hun facturen gemiddeld na 50 dagen (zie onderstaande figuur 7). De gemiddelde vertraging is bij de overheden dus merkelijk langer dan bij de bedrijven (27 dagen t.o.v. 15 dagen).
14
Figuur 7: betaalgedrag in België Bron: Intrum Justitia Hoewel bedrijven volgens de ene studie percentueel minder stipt betalen, kan dit deels verklaard worden door de kortere termijn die overeengekomen is. Dit nuanceert enigszins het beeld dat de overheid momenteel een betere betaler is. Het is dus duidelijk dat de overheid vooral een inspanning zal moeten doen om hun betalingstermijn in te korten, zoals de nieuwe richtlijn voorschrijft.
Uit bovenstaande cijfers kan nog iets anders worden vastgesteld, namelijk dat er gemiddeld genomen te laat betaald wordt door zowel bedrijven (gemiddeld 15 dagen te laat) als overheden (gemiddeld 27 dagen te laat). Dit zijn zeer verontrustende resultaten. Nogmaals wijzen we er op dat deze resultaten niet steeds even betrouwbaar zijn.
3.4. Vergelijking andere landen Europa De problematiek omtrent betalingsachterstand is in heel Europa merkbaar, zij het met grote cultuurverschillen. Vooral de tegenstelling tussen Noord-Europa en Zuid-Europa is duidelijk. Noord-Europese overheden betalen veel stipter, terwijl Zuid-Europese overheden hun facturen veel langer laten aanslepen. De overheid van Estland betaalde bijvoorbeeld gemiddeld na 24 dagen, terwijl de Griekse overheid er 168 dagen over deed. De landen die het meest getroffen worden door de kredietcrisis betalen opmerkelijk later. Bromiley et al. (2008) stellen dat een economische recessie en/ of crisis een negatieve impact heeft op het tijdig betalen van facturen. Dit komt hier duidelijk tot uiting.
Als we gaan vergelijken met de ons omringende landen, zien we dat België de zwakste positie inneemt. De gemiddelde betalingstermijn bedraagt zoals reeds gezegd 45 dagen voor Belgische overheden, terwijl dit voor Nederland 26 dagen bedraagt. In termen van de effectieve betalingsduur betaalt de Nederlandse overheid 25 dagen sneller (72 dagen versus 15
47 dagen). De Franse overheid heeft een gelijkaardige betalingstermijn van 44 dagen, maar de effectieve betalingsduur is wel 8 dagen korter (64 dagen). Ook de Duitse overheid heeft een kortere betaaltermijn (25 dagen) en een kortere effectieve betalingsduur (35 dagen). Voor een volledig overzicht van alle Europese landen verwijzen we naar bijlage 9.
Om nog maar eens het belang van dit onderwerp te staven, publiceert Intrum Justitia een alarmerend cijfer over de totale afgeschreven schuld van de volledige Europese Unie, die zij in het jaar 2011 ramen op 312 miljard euro. Over een periode van vijf jaar (2007-2011) zou dit neerkomen op een indrukwekkende 1300 miljard EUR. Deze verliezen hebben ongetwijfeld een grote impact op het vermogen van bedrijven om liquide te blijven. Het lijkt nodeloos te zeggen dat de behoefte aan een stiptere betaling hieruit sterk naar voor komt.
4. Samenvatting achtergrond en bestaand onderzoek Het mag duidelijk zijn dat de wetgeving betreffende het tijdig betalen van de facturen nogal ambigu is. Deze wetgeving valt moeilijk eenduidig te interpreteren door de veelheid aan wetgevingen, richtlijnen, Koninklijke besluiten, … Men kan besluiten dat de overheid beschikt over een langere termijn dan de privésector om hun facturen te betalen, weliswaar enkel voor bedragen boven 5.500 EUR. Deze termijn gaat van 50 dagen voor leveringen en diensten tot 60 dagen voor werken. Hier kunnen dan nog eens 30 dagen bijkomen (cf. supra p.3). Een bedrijf daarentegen moet standaard op 30 dagen betalen (hier kan wel contractueel van worden afgeweken). Deze bepalingen lijken eerder unfair. Overheden krijgen in feite en voorkeursbehandeling, daar waar ze een voorbeeldfunctie zouden moeten hebben. De Europese richtlijnen hebben dit euvel dan ook geprobeerd te verhelpen door een uniforme betalingstermijn in te voeren van 30 dagen. We zullen in ons onderzoek o.a. nagaan op welke manier de respondenten hier tegenover staan.
Wat betreft het bestaande onderzoek is het duidelijk dat er nogal wat onderlinge verschillen zijn. We nemen waar dat overheden opmerkelijk stipter betalen dan bedrijven, met dien verstande dat zij gemiddeld over een langere betalingstermijn beschikken. Opmerkelijk is ook het verschil tussen de verschillende overheden onderling en de verschillen met de buurlanden. Deze inzichten geven ons een belangrijk en nuttig uitgangspunt om ons verdere onderzoek te voeren en te structureren.
16
5. Eigen onderzoek naar betalingsgedrag Belgische overheden 5.1. Doelstelling Dit onderzoek gaat na in welke mate de voorgaande gegevens de realiteit weerspiegelen. We stellen hierbij vijf vragen centraal. Hoe worden de betalingstermijnen in praktijk bepaald? Hoeveel bedraagt de effectieve betalingsduur? Wat zijn de redenen voor late betaling? Hoe zit het met verwijlinteresten? Is er een evolutie merkbaar? Er wordt ook nog gepolst naar de meningen omtrent de nieuwe Europese richtlijn 2011/7/EU.
Het onderzoek zelf is eerder kwalitatief en beschrijvend. Het is geenszins de bedoeling om met statistisch bewijsmateriaal te zwaaien. De redenen hiervoor zijn voor de hand liggend. Vooreerst worden cijfergegevens omtrent de betaling van overheden al beschikbaar gesteld door financiële dienstverleningsbedrijven (cf. supra punt 3.). Een nieuw onderzoek hiernaar heeft dus weinig toegevoegde waarde. Daarnaast is het twijfelachtig of we via een (online) enquête voldoende overheden en bedrijven kunnen bereiken die de vragen zullen beantwoorden. Ook komt hier nog eens bij dat de vragen niet enkel naar cijfergegevens peilen, maar vooral naar het verhaal hierachter. Dit kan enige tijd in beslag nemen. Het is dan ook niet ondenkbeeldig dat we weinig nuttige antwoorden zouden kunnen halen uit enquêtes. Er werd uiteindelijk voor geopteerd om de respondenten persoonlijk te interviewen.
5.2 Gegevensverzameling Om aan de nodige gegevens te raken, zochten we contact met zowel bedrijven, overheden, experten als beroepsfederaties. De focus lag hierbij op de twee eerstgenoemde. Op die manier verkregen we een dualistisch beeld. Het is immers twijfelachtig of we een correct beeld zouden krijgen indien we dit onderzoek éénzijdig zouden hebben uitgevoerd.
Uiteindelijk werd er een persoonlijk gesprek gevoerd met respondenten die bereid waren mee te werken. Deze interviews vonden plaats op de werkvloer van de betreffende respondenten. De keuze voor deze methode had enkele voordelen. Vooreerst is er de zekerheid dat er voldoende uitgebreid wordt geantwoord op de vragen. Daarnaast geeft dit de mogelijkheid om extra informatie te vergaren die niet aan bod zouden komen bij een gewone enquête. Het grootste nadeel van deze methode is vooral het feit dat er minder respondenten kunnen worden ondervraagd door het tijdsintensieve karakter ervan. We maken ook gebruik van de 17
relevante parlementaire vragen en antwoorden5 m.b.t. dit onderwerp. Deze zijn publiek beschikbaar op de site van de desbetreffende overheid. Het gebeurt immers dikwijls dat volksvertegenwoordigers gelijkaardige of zelfs dezelfde vragen stellen aan ministers als de onze. De relevante parlementaire vragen omtrent dit onderwerp hebben we dan ook samengevat en kan u vinden in bijlagen 10 en 11.
Uiteraard is deze methode niet de meest wetenschappelijke manier om een onderwerp te benaderen. Zoals eerder gezegd gaan wij er van uit dat deze handelswijze ons de meest nuttige inzichten kan opleveren en het streven naar wetenschappelijkheid bij dit onderwerp eerder van ondergeschikt belang is. Het lijkt ons belangrijker om de inzichten en de kwaliteit van het veldonderzoek voorop te zetten. We zijn er van overtuigd dat op deze manier de verschillen en overeenkomsten tussen de theorie en de praktijk het best tot uiting zullen komen.
5.3.Respondenten De voornaamste criteria waarop de selectie gebeurde waren: relevantie, representativiteit en bereikbaarheid. Onder relevantie verstaan we bv. het feit dat we op de hoogte waren of een vermoeden hadden dat bedrijven transacties uitvoerden met overheden. Representativiteit handelt dan over de veralgemeenbaarheid van de bevindingen, iets wat moeilijk en gevaarlijk is in dit domein. Ten slotte is bereikbaarheid een eerder praktische limitatie. Van de 64 aangeschreven personen of organisaties, zijn er 9 op ons verzoek tot interview ingegaan. Dit komt neer op een “participatiegraad” van 14,06%. De redenen voor niet-deelname waren voornamelijk: geen respons, minder relevant dan initieel gedacht en onbeschikbaarheid (o.a. door tijdsgebrek).
Onderstaande figuur 8 geeft een overzicht weer van de overheden waarmee uiteindelijk een interview werd afgenomen. We kozen bewust om lagere overheden meermaals te bezoeken, daar er geen parlementaire vragen beschikbaar zijn hiervoor. Onze focus lag daarnaast op de betaling van werken, o.a. omdat het hier om grote bedragen gaat voor een’ beperkt’ aantal leveranciers (aannemers in dit geval). Dit reflecteert zich dan ook in onze keuze qua departement van de Vlaamse overheid. Ook op gemeentelijk en provinciaal niveau nemen
5
Dit geldt voor de federale en Vlaamse overheid.
18
werken een belangrijk aandeel in de uitgaven. Hierbij denken we aan de bouw van een sporthal (gemeentelijk niveau) en van cultuurcentra (provinciaal niveau).
Niveau
Departement of plaats
Federale overheid
/
Gemeenschappen en Gewesten
Vlaamse overheid: Mobiliteit en Openbare Werken
Provinciale overheden
Oost-Vlaanderen
Gemeentelijke overheden
Gent en Deinze
Figuur 8: Geïnterviewde overheden Een overzicht van de ondervraagde bedrijven, beroepsfederatie en expert staat in figuur 9 hieronder. Zoals vermeld werd bij de overheden de aandacht gevestigd op de betaling van werken. Daarom kozen we er ook bewust voor om aannemers als tegenpartij genoeg aan het woord te laten.
Bedrijfsnaam
Beroepsfederatie
Expert
Wocon NV
Unizo
Prof. Dr. Lode Vereeck
Aswebo NV KBC Commercial Finance
Figuur 9: Geïnterviewde bedrijven, beroepsfederaties en experts
5.4.Resultaten In deze sectie worden de resultaten besproken. De bevindingen worden beschreven per thema. In totaal kunnen we zeven thema’s onderscheiden: soorten transacties, bepaling van de betalingstermijn, effectieve betaling, redenen voor late betaling, verwijlinteresten, evolutie en nieuwe richtlijn.
5.4.1. Soorten transacties Het eerste thema handelt over welke transacties worden uitgevoerd. Overheden nemen hier het standpunt van klant in en bedrijven dat van leverancier.
Elke overheid maakt onderscheid tussen leveringen, diensten en werken. Op Vlaams niveau bezochten we het departement Mobiliteit en Openbare werken, wat met zich meebrengt dat 19
hier voornamelijk de betaling van werken werd besproken. Dit zijn vanzelfsprekend ook de facturen met de hoogste bedragen. De facturen van de andere niveaus waren evenwichtiger samengesteld.
Specifiek voor werken maakt men veelvuldig gebruik van de procedure van openbare aanbesteding. Dit is een procedure waar altijd beroep op gedaan kan worden door de aanbestedende overheid. De opdracht wordt hierbij gegund op één enkel gunningscriteria, namelijk de prijs of de economisch meest voordelige inschrijving. Een aanbesteding wordt aangekondigd in het Bulletin der Aanbestedingen. Voor leveringen en diensten worden vaker leveranciers aangesproken waarmee er vroeger al zaken werden gedaan.
De situatie langs de kant van de bedrijven is daarentegen zeer eenduidig: de bevraagde bedrijven specialiseerden zich in één van de drie mogelijkheden. Zo zijn Wocon NV en Aswebo NV twee bouwbedrijven die veelvuldig werken uitvoeren in opdracht van de overheid.
5.4.2. Bepaling van de betalingstermijn Alle overheden zijn gebonden aan de wetgeving uitgelegd in punt 2.2. Dat deze wetgeving nogal complex is, bewijst het feit dat bijvoorbeeld de Vlaamse overheid een 'beslissingsboom’ heeft opgemaakt waarin wordt uitgelegd in welke situatie welke betalingstermijn dient te worden gebruikt. Deze werd opgemaakt door het departement Bestuurszaken. In bijlage 12 vindt u deze beslissingsboom. Om de wetgeving rond betalingstermijnen overzichtelijk samen te vatten, hebben we volgende figuur 10 opgesteld.
20
≤ 5.500 EUR
50 dagen (na ontvangst
Leveringen
Diensten
schuldvordering) 30 dagen (na
50 dagen (na einde
ontvangst factuur)
keuringsformaliteiten)
Éénmalige betaling Werken
> 5.500 EUR
Tussentijdse betaling
90 dagen (na ontvangst schuldvordering)
60 dagen (na ontvangst schuldvordering)
Figuur 10: Schematisch overzicht betalingstermijnen overheid
Enkele opmerkingen zijn hierbij aan de orde. Hoewel facturen met een bedrag lager dan of gelijk aan 5.500 EUR onder de wet van 2 augustus 2002 ressorteren en bijgevolg moeten betaald worden na 30 dagen, kan hiervan worden afgeweken. Sommige overheden maken hier dan ook gebruik van. Bij het sluiten van het contract wordt uitdrukkelijk bedongen dat art. 15 van de AAV –overeenkomstig de bepalingen van het KB van 26 september 1996– toch toepasselijk zijn voor de betaling van de facturen. In concreto bedraagt de betalingstermijn dan dus 50 dagen. Zo maken de provincie Oost-Vlaanderen en de stad Gent standaard gebruik van deze mogelijkheid. Zij vermelden dit dan ook uitdrukkelijk op hun facturen. Bij het departement Mobiliteit en Openbare Werken van de Vlaamse overheid wordt dit volgens onze contactpersoon echter niet toegepast, hoewel dit uitdrukkelijk aangewezen wordt door het departement bestuurszaken. Dit doet het vermoeden rijzen dat andere departementen hier wel gebruik van maken. Op federaal niveau konden we hier geen informatie over bemachtigen.
Een tweede opmerking gaat over een tussentijdse betaling van minder dan 5.500 EUR in het geval van werken. Hier wordt de veronderstelling gemaakt dat het totale verschuldigde bedrag voor de gehele opdracht meer dan 5.500 EUR bedraagt. In dit geval gelden de bepalingen van art. 15 van de AAV, waardoor de termijn op 60 dagen komt te liggen. Facturen die de som van 5.500 EUR niet overschrijden, zullen doorgaans niet tussentijds betaald worden. Hiervoor geldt echter wel een termijn van 30 dagen.
21
5.4.3. Effectieve betaling Wanneer wordt er nu effectief betaald? We maken een onderscheid tussen de verschillende overheidslagen. We doen dit aan de hand van de verworven informatie uit de interviews en parlementaire vragen. Nogmaals benadrukken we dat deze bevindingen niet extern valide zijn. Zo zijn conclusies getrokken uit de gegevens van Deinze en Gent niet veralgemeenbaar naar alle gemeentelijke overheden. Dit is nu eenmaal eigen aan de gekozen methode. Ook willen we eraan toevoegen dat we het met de gegevens moeten stellen die ons ter beschikking gesteld zijn of die openbaar beschikbaar zijn. Dit zijn niet altijd de meest precieze gegevens, maar kan ons desalniettemin een nuttige indicatie geven.
Uit het gesprek met Deinze blijkt dat er geen structurele problemen zijn om de facturen tijdig te betalen. Als redenen hiervoor geven ze aan dat het personeelsbestand groot genoeg is, de uitgewerkte procedures correct werken en er een goede opvolging van de facturen is. Daarnaast ervaren ze zelden tot nooit een liquiditeitstekort. De gemiddelde betalingstermijn zou 29,71 dagen bedragen. Verder zijn er geen officiële cijfers beschikbaar rond het tijdstip van de betalingen. Dit cijfer moet echter worden genuanceerd. In die 29,71 dagen zitten namelijk alle betalingen verwerkt. Zo zitten bv. personeelskosten hier ook in. We schenken dan ook geen verdere aandacht aan dit cijfer.
Algemeen gezien claimt de gemeente Deinze dat vrijwel alle facturen tijdig worden betaald. Ook bij de consultatie van een partij die dikwijls werken uitvoert voor gemeenten, met name Aswebo NV, wordt deze stelling bevestigd. Aswebo NV ervaart gemeenten traditioneel als stipte betalers. Deze resultaten stroken niet volledig met de eerder beschreven conclusies in punt 3.2. Uit de Graydon Betaalindex blijkt immers dat gemeentelijke overheden de laatste jaren bij de slechtere betalers behoren, met uitzondering van het laatste kwartaal van 2011.
Zoals reeds vermeld past de stad Gent art. 15 van de AAV ook toe op facturen die onder de wet van 2 augustus 2002 vallen. Dit betekent dat betaling van de facturen op 30 dagen in principe niet voorkomen. 50 dagen is dus de maximumtermijn. Ze passen dit toe omdat de huidige doorlooptijd voor de volledige afhandeling van een factuur meer dan 30 dagen in beslag neemt. Dit komt o.a. doordat de facturen ook fysiek lang onderweg kunnen zijn. Een factuur wordt ontvangen op het stadhuis, waarna die wordt gestuurd naar het departement financiën. Deze zijn echter niet op dezelfde plaats gevestigd. Dit proces kan enige tijd in 22
beslag nemen. Wat precieze cijfers betreft, deelt de stad Gent ons de gegevens uit figuur 11 mee.
2011
2010
2009
2008
75%
75%
65%
63%
1-20 dagen
14%
14%
20%
21%
21- 40 dagen
4%
6%
8%
8%
41- 80 dagen
3%
4%
5%
4%
81- 100 dagen
3%
0%
1%
1%
> 100 dagen
1%
1%
2%
3%
OP TIJD
TE LAAT
Figuur 11: Betaalgedrag stad Gent Deze cijfers geven een positieve tendens weer. In het jaar 2008 werd slechts 63% procent van de facturen tijdig betaald. De voorbije twee jaar wordt echter een hoger niveau van 75% bereikt. Uit het interview kunnen we dit linken aan de inspanningen die de stad geleverd heeft op dit vlak. Zo wordt de betalingsstroom nu gedeeltelijk elektronisch uitgevoerd. Ook andere initiatieven zijn op til om het proces nog sneller te laten verlopen. Er is dus zeker een positieve evolutie merkbaar, maar toch worden er nog steeds 1 op 4 facturen te laat betaald. Graydon publiceert geen specifieke ratio’s omtrent de betalingen die centrumsteden doen. Wel wordt er een betaalscore berekend. Deze geeft weer dat de stad Gent systematisch beter scoort dan de gemeenten, en ook boven het gemiddelde ligt als we vergelijken met andere centrumsteden. Toch willen we een kanttekening maken bij deze betaalscores. De betaalscore van 2008 van Gent is opmerkelijk hoger dan deze op dit moment (9,65/10 tegenover 7,2/10 nu). Dit geeft een dalende tendens weer (op een hoog niveau), en klopt niet met de officiële gegevens, verkregen van de stad Gent.
Net zoals bij de stad Gent hebben betalingen die door de provincie Oost-Vlaanderen gebeuren een maximumtermijn van 50 dagen, dit door het vermelden van het art. 15 van de AAV. Deze wordt standaard vermeld onderaan de officiële documenten die opgestuurd worden naar de klant. Wat betreft de cijfers in verband met het betalingsgedrag van de Oost-Vlaamse provincie, kan volgende figuur 12 worden meegegeven.
23
Facturen
Absoluut
Relatief
Aantal facturen (01/01/2011-01/10/2011)
8.910
100 %
Betalingstermijn 50 dagen
7.495
84,12%
Betalingstermijn 60 dagen
7.988
89,65%
Betalingstermijn 90 dagen
8.556
96,03%
Gemiddelde betalingsduur
38 dagen
Figuur 12: Betaalgedrag provincie Oost-Vlaanderen De tabel is opgemaakt met behulp van een lijst facturen die we ter beschikking kregen van onze contactpersoon. Deze lijst geeft alle facturen weer die in de eerste 9 maanden van 2011 betaald zijn. Opnieuw moet deze tabel voorzichtig geïnterpreteerd worden. We kunnen hieruit immers niet besluiten dat 96% van de facturen op tijd betaald zijn. De lijst geeft immers alle facturen weer, en maakt geen onderscheid tussen werken, leveringen en diensten of tussenbetalingen en eindstaten. Daardoor kan het voorkomen dat facturen die eigenlijk op 50 dagen moeten worden betaald, pas binnen 90 dagen betaald worden. Deze zitten ook in de 8.556 facturen die op 90 dagen betaald zijn. We kunnen hooguit stellen dat zeker 84% binnen de gestelde termijn betaald is. Dit cijfer zal naar alle waarschijnlijkheid toch hoger liggen, maar hierover kunnen we geen uitspraak doen.
Als we deze data vergelijken met die van Graydon Belgium, kan men stellen dat de provincie Oost-Vlaanderen een goede betaler is, vergeleken met de andere provinciale overheden. Ook wat betreft de te late betalingen doen ze het erg goed. Slechts 1,5% wordt betaald na een periode van 140 dagen (later dan 90 dagen na einddatum, bovenstaande bedenkingen in acht genomen). Volgens Graydon Belgium betalen provinciale overheden 6% van hun facturen meer dan 90 dagen te laat in het 4de kwartaal van 2011. Na het wegfilteren van enkele foutieve factuurgegevens berekenden we dat de gemiddelde betalingstermijn 38 dagen betaalt, wat ruimschoots binnen de wettelijke betalingstermijn is.
Wat het betalingsgedrag van de gemeenschappen en gewesten betreft, concentreren we ons op de Vlaamse overheid. We geven volgende figuren 13, 14 en 15 mee. Deze tabellen zijn onderdeel van een antwoord op de parlementaire vraag nr. 126 van Robrecht Bothuyne (17/12/2009). Deze bedragen zijn absoluut, en helaas niet weergegeven in percentages. Merk
24
op dat een ordonnantie gedefinieerd wordt als een betalingsopdracht, en dus niet enkel facturen omvat.
Beleidsdomein WVG
2008 2.203
2009 1.902
424
564
2.097
2.288
DAR
107
261
EWI
181
1.261
FB
90
110
IV
57
70
KAB
782
724
LNE
9.623
11.597
1
0
MOW
6.552
8.189
OV
1.018
2.493
RWO
0
0
WSE
87
430
BZ CJSM
LV
Eindtotaal 23.222 29.889 Figuur 13: Totaal aantal te laat betaalde ordonnanties betaald door de Vlaamse Gemeenschap per departement (per jaar). Bron: parlementaire vraag nr. 126
25
Beleidsdomein
2008
2009
WVG
20
19
BZ
25
18
CJSM
20
18
DAR
23
32
EWI
37
23
FB
29
31
IV
30
25
KAB
18
20
LNE
33
30
3
0
MOW
52
45
OV
14
9
RWO
0
0
WSE
32
24
LV
Figuur 14: Gemiddeld aantal dagen te late betaling van de Vlaamse Gemeenschap per departement (per jaar) Bron: Parlementaire vraag nr. 126
26
Beleidsdomein
2008
2009
261.395.972
262.023.508
9.026.800
28.292.068
31.666.974
32.631.894
DAR
348.833
1.777.813
EWI
35.324.372
41.242.084
FB
1.786.698
2.783.858
IV
149.091
123.165
KAB
859.778
1.395.547
LNE
49.981.567
113.030.212
895.500
0
179.606.675
235.677.162
15.080.769
56.254.979
RWO
0
0
WSE
5.275.997
19.871.921
591.399.027
795.104.210
WVG BZ CJSM
LV MOW OV
Eindtotaal Bedrag te laat
Figuur 15: Totaal bedrag (in EUR) van te laat betaalde ordonnanties van de Vlaamse Gemeenschap per departement (per jaar) Bron: Parlementaire vraag nr. 126
In 2008 zijn er 23.222 ordonnanties te laat betaald, goed voor een bedrag van 591.399.027 EUR. In 2009 liep dit op tot 29.889 te laat betaalde ordonnanties, en een bedrag van 795.104.210 EUR. Dit komt respectievelijk overeen met een gemiddeld bedrag van 25.467,19 EUR en 26.601,90 EUR per te laat betaalde ordonnantie in 2008 en 2009. Het gemiddeld aantal dagen waarmee de betalingsperiode overschreden wordt, gaat van 0 tot 52 dagen. Het gros van het gemiddeld aantal overschrijdingsdagen ligt rond de 20 dagen.
Uit figuur 15 blijkt dat het departement MOW ongeveer 30% van de te laat betaalde factuurbedragen voor zijn rekening neemt. Om een specifieker beeld te krijgen voor dit departement, geven we u figuur 16 mee. Dit is een antwoord, verstrekt door Minister Hilde Crevits op parlementaire vraag nr. 669 van Marino Keulen. De tabel is opgesplitst per entiteit van het departement MOW, en geeft het aantal facturen weer waarvoor de betalingstermijn is overschreden voor 2010 en 2011. 27
Entiteit
2010
2011
Verschil
Departement MOW (a)
131
140
9
IVA Wegen en Verkeer
1.067
1.359
292
IVA Marit. Dienstverlen. & Kust
124
98
-26
EVA Waterwegen en zeekanaal
1.243
1.228
-15
58
87
29
EVA De Lijn
17.320
17.710
390
Totaal
19.943
20.622
679
EVA De Scheepvaart
Figuur 16: aantal facturen waarvan betalingstermijn is overschreden bij departement MOW Bron: Parlementaire vraag nr. 669
Om een relatief percentage te krijgen van deze gegevens, moeten we de te laat betaalde facturen delen door het totaal aantal facturen van het departement MOW. Hiervoor gebruiken we figuur 23 uit punt 5.4.5. Deze tabel bevat enkel Orafin-gegevens. Volgens onze respondent mogen we daarom enkel de facturen van het departement MOW, de IVA wegen en verkeer en het IVA Maritieme dienstverlening en kust meetellen. De andere entiteiten zijn immers extern verzelfstandigde agentschappen en hebben een eigen rechtspersoonlijkheid. De gegevens van deze EVA’s staan dus niet in de figuur 23. Volgens onze contactpersoon leidt dit dan ook tot de vaststelling dat er slechts 2,24 % (= 1.322/58.917) van de facturen te laat betaald zouden zijn. Dit cijfer moet voorzichtig gebruikt worden. Opmerkelijk is namelijk het hoge aantal facturen dat EVA De Lijn te laat betaald heeft6. Dit zal de cijfers naar alle waarschijnlijkheid sterk beïnvloeden. Een volledig correct cijfer is met andere woorden bijna niet te vinden.
Een andere figuur 17 uit dezelfde parlementaire vraag nr. 669 geeft het totale bedrag weer waarop verwijlinteresten berekend zijn in 2011. Dit komt dus ongeveer overeen met het totaal bedrag aan te laat betaalde facturen. Een klein verschil kan immers ontstaan doordat op sommige facturen verwijlinteresten worden kwijtgescholden. Voor meer uitleg in verband met de verwijlinteresten verwijzen we u naar punt 5.4.4. (a) Met departement MOW wordt hier niet het volledige departement MOW bedoeld, maar een specifiek onderdeel van het volledige departement. De naamkeuze is dus wat ongelukkig. Als we in het verloop van de tekst spreken over het departement MOW, bedoelen we weldegelijk het volledige departement. 6 Een verklaring hiervoor is een stapel plots opduikende facturen die verloren waren gegaan, en die dus allemaal de betalingstermijn overschreden hebben. (Express, 2011)
28
Entiteit
2011
Departement MOW
26.019.946,08
IVA Wegen en Verkeer
86.121.170,36
IVA Marit. Dienstverlen. & Kust
4.580.947,70
EVA Waterwegen en zeekanaal
21.248.858,19
EVA De Scheepvaart EVA De Lijn Totaal
0,00 26.155.178,00 164.126.100,33
Figuur 17: Bedrag (in EUR) waarop verwijlinteresten verschuldigd zijn voor beleidsdomein MOW Bron: Parlementaire vraag nr. 669 Als we de twee figuren 16 en 17 vergelijken, kunnen we stellen dat niettegenstaande maar een klein aantal van de facturen te laat betaald wordt, dit toch voor een aanzienlijk bedrag totaliseert. Vooral het IVA Wegen en Verkeer valt hier in negatieve zin op. Dit moet echter genuanceerd worden. Door de functie die dit departement heeft, kan gemakkelijk worden nagegaan dat zij met de grootste bedragen werken. Een echte conclusie kan men daaruit dus niet trekken. Wel blijkt dat als er te laat betaald wordt, de gemiddelde overschrijdingstermijn de langste is van alle departementen, namelijk 52 dagen in 2008 en 45 dagen in 2009. De gemiddelde overschrijdingstermijnen bedragen 24 dagen in 2008 en 21 dagen in 2009. Als het departement MOW dus te laat betaalt, doet ze er gemiddeld dubbel zo lang over om de facturen alsnog in orde te brengen. Het blijkt dus dat dit departement een belangrijk orgaan is in de problematiek van de te late betalingen in de Vlaamse overheid.
Het departement MOW zegt heel wat inspanningen te leveren om het betalingsmoraal op te krikken, en de verwijlinteresten terug te dringen. Voor meer informatie hieromtrent verwijzen we u naar punt 5.4.6. In ons gesprek met de Unie van de Zelfstandige Ondernemers (Unizo) kwam naar voor dat zij de Vlaamse gemeenschap eerder bij de betere betalers rekenen. Wat wel in het nadeel pleit van de Vlaamse gemeenschap is het oordeel van Aswebo. Zij zeggen heel wat betalingsproblemen te ervaren met het agentschap Wegen en Verkeer. Dit komt in feite ook tot uiting in de gevonden cijfers. Het oordeel van Unizo wordt evenmin bevestigd door de gegevens gepubliceerd door Graydon Belgium. In hun betaalindex komt de Vlaamse
29
Gemeenschap als slechtste leerling naar voor in het laatste kwartaal van 2011. In eerdere kwartalen deden ze het evenwel beter, maar ze waren zeker niet bij de betere betalers.
Globale gegevens omtrent de effectieve betalingstermijn van de federale overheid hebben we niet kunnen bemachtigen. De voornaamste oorzaak hiervan is dat deze gegevens niet centraal beschikbaar zijn, maar door ieder departement apart moet worden bezorgd. Daarnaast legt men bij deze overheid de nadruk op het nagaan van de evolutie van de verwijlinteresten als parameter voor de tijdigheid van de betalingen. De gegevens verstrekt door Graydon Belgium zijn dus de enige die een algemeen beeld kunnen geven.
Toch hebben we ervoor geopteerd om een beeld te geven van de betalingen van de FOD Defensie. Dit departement wordt al jaren aanzien als één van de slechtere betalers binnen de federale overheid. In 2007 zijn bijvoorbeeld bijna 4 op 10 facturen te laat betaald, wat overeenkomt met een bedrag van 161 miljoen EUR (HLN, 10/03/08). In een antwoord op parlementaire vraag nr. 30 van Jan Jambon aan de Minister van Landsverdediging komen volgende gegevens voor 2007 en 2008 voor (zie figuur 18).
FOD Defensie
2007
Aantal te laat betaalde facturen Totaal bedrag te laat betaalde facturen
2008
6.516 (=39,7%)
6.895
161 miljoen EUR
175 miljoen EUR
Gemiddelde betalingstermijn
60 dagen
Gemiddeld overschrijdingstermijn
51 dagen
Figuur 18: Betaalgedrag FOD Defensie Bron: parlementaire vraag nr. 30
Opvallend hierbij is niet alleen dat er veel facturen te laat werden betaald, maar ook dat er een lange
gemiddelde
overschrijdingstermijn
is.
In
2008
bedroeg
deze
gemiddelde
overschrijdingstermijn maar liefst 51 dagen. Dit strookt met de gegevens die uit de Graydon Betaalindex kunnen worden gehaald (cf. supra p. 12 en bijlage 7). Hoewel hun betaalscore doorheen de laatste jaren sterk schommelt, bengelen ze dikwijls achteraan het peloton. Sinds 2010 worden ze bijna ononderbroken als slechtste betaler aanzien. Ook de evolutie van de verwijlinteresten (cf. infra p. 35) geeft dit weer.
Welke overheden nu het best betalen is erg moeilijk te zeggen. De gegevens zijn immers zodanig gefragmenteerd dat een algemene vergelijking bijna niet te maken is. Ook onze 30
interviews gaven geen eenduidig beeld hieromtrent. Unizo stelt dat de Vlaamse overheid een goede betaler is, terwijl de Vlaamse volksvertegenwoordiger Lode Vereeck meent dat er veel meer aandacht aan dit probleem gegeven wordt bij de federale overheid, en zij dan ook beter scoren. Dit laatste komt overeen met de resultaten uit de Graydon Betaalindex (cf. supra p. 12).
5.4.4. Verwijlinteresten Verwijlinteresten moeten steeds betaald worden door de desbetreffende overheid in geval van laattijdige vereffening van een factuur. Het verschuldigde interestpercentage wordt meegedeeld in het Belgisch Staatsblad en is gelijk aan de referentie-interestvoet vermeerderd met zeven interestpunten. Hoewel de leverancier hier recht op heeft, zien we in de praktijk dat verwijlinteresten niet steeds aangerekend worden. De oorzaak hiervan kan gevonden worden in de verstandhouding tussen de organisaties onderling. Als men deze relaties wil onderhouden, kan het al eens gebeuren dat hieraan verzaakt wordt. Ook worden verwijlinteresten soms als pasmunt gebruikt. Indien de aannemer bijvoorbeeld de werken niet voor de afgesproken datum klaar heeft, worden overschreden betalingstermijnen ook wel eens door de vingers gezien.
Dit geldt uiteraard niet voor alle gevallen. Sommige bedrijven staan erop dat alle interesten keurig betaald worden, zoals de wet het voorschrijft. Een veelgehoorde stelling hieromtrent is dat bepaalde bedrijven zelfs graag hebben dat er te laat betaald wordt. Het interestpercentage bedraagt op dit moment 8%, wat hoog is. Daardoor kan het laattijdig betalen soms lucratief zijn voor een leverancier. Facturen worden immers altijd betaald door de overheid, al dan niet laattijdig. Dit kan niet steeds gezegd worden van private organisaties.
De respondent van het departement Financiën van de stad Gent heeft ons in het kader van de door hen verschuldigde verwijlinteresten figuur 19 meegegeven. Ze geeft de evolutie weer van de verwijlinteresten voor het dienstjaar 2007 tot 2011.
31
250.000
209.000
200.000
159.211
150.000 84.465
100.000 50.000
76.817
13.848
0 DJ 2007
DJ 2008
DJ 2009
DJ 2010
DJ2011
Figuur 19: Verwijlinteresten stad Gent (in EUR) De stad Gent deelt ons mee dat er slechts verwijlinteresten betaald worden als er een expliciete aanvraag voor wordt ontvangen. Dit gebeurt dus niet in alle gevallen. De verwijlinteresten schommelen sterk. Vooral 2010 is een uitschieter. In 2007 zijn dan weer opmerkelijk weinig interesten betaald. De fluctuaties zijn meestal het gevolg van de betaling van bouwwerken, een post waar veelal grote bedragen mee gemoeid zijn. Deze bouwwerken moeten niet elk jaar uitgevoerd worden, waardoor het bedrag van verwijlinteresten soms sterk kan verschillen.
Ook bij de provincie Oost-Vlaanderen worden verwijlinteresten enkel betaald als de leverancier ze opvraagt. Dit gebeurt volgens de bevoegde dienst uiterst zelden. In 2010 was er in geen enkel geval sprake van een betaling met verwijlinteresten. In 2011 waren er slechts sprake van twee gevallen. Deze twee facturen gaven samen aanleiding tot 781,08 EUR aan verwijlinteresten. Dit lage cijfer geeft ook een indicatie van de tijdigheid van de betalingen die de provincie uitvoert. Desalniettemin zijn dit opvallende resultaten.
Helemaal anders is het gesteld bij de Vlaamse overheid. Zo betaalt het departement MOW bij elke laattijdige betaling verwijlinteresten, behalve indien het factuurbedrag lager is dan 50 EUR. De cijfers met betrekking tot verwijlinteresten worden door het departement ook gebruikt voor de opvolging van de te laat betaalde facturen. Dit is mogelijk omdat ze steeds aangerekend worden.
32
Naar aanleiding van vraag nr. 231 van Lode Vereeck, gesteld op 21/01/2011, is er een rel ontstaan omtrent de juistheid van het bedrag van de verschuldigde verwijlinteresten van de Vlaamse overheid. Dhr. Vereeck betwistte immers de in eerste instantie gepubliceerde gegevens van minister Muyters, die stelde dat er in 2010 voor een totaal van 3.350.974 EUR aan verwijlinteresten betaald is. Volgens dhr. Vereeck komt dit echter doordat de minister van Begroting een selectieve analyse maakt, en daardoor enkele agentschappen vergeet. Volgens hem zou het om een bedrag van in totaal van 9,88 miljoen EUR gaan. Echt uitgebreid hierover uitweiden zou het doel van de masterproef voorbijgaan. In bijlage 13 en 14 vindt u meer informatie over deze discussie.
Er kan alleszins gesteld worden dat een eenduidige interpretatie van de verwijlinteresten voor de Vlaamse overheid niet makkelijk te maken is. We trachten echter de meest relevante informatie hier op te nemen. Figuren 20 en 21 geven de verwijlinteresten weer voor de periode 2004-2010. Dit is een extract van de gepubliceerde tabel door minister Muyters. De volledige tabel vindt u terug in bijlage 15. Nadat dhr. Muyters toegaf dat er een telfout gebeurd was, komt de discussie erop neer of het Vlaamse Fonds voor Lastendelging (VFLD) al dan niet in de berekening moet opgenomen worden. Best wordt ervoor geopteerd om hier een systematiek in te brengen. Men moet zorgen dat er consequent gehandeld wordt, ongeacht of het VFLD er nu bijgeteld wordt of niet. Jaar
Totaal
Totaal zonder VFLD
2004
4.597.805,18
4.331.632,83
2005
6.987.834,30
4.831.657,71
2006
16.910.333,57
5.964.973,29
2007
9.737.296,66
3.838.627,66
2008
12.824.107,68
8.287.279,93
2009
7.531.543,27
7.009.290,63
2010
7.938.401,78
5.683.330,42
Figuur 20: Evolutie verwijlinteresten Vlaamse overheid (in EUR) Bron: Website Minister Muyters
33
18.000.000,00 16.000.000,00 14.000.000,00 12.000.000,00
10.000.000,00
Totaal
8.000.000,00
Totaal zonder VFLD
6.000.000,00 4.000.000,00
2.000.000,00 0,00 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Figuur 21: Evolutie verwijlinteresten Vlaamse overheid (in EUR) Bron: Website Minister Muyters Figuur 21 maakt duidelijk dat de evolutie anders is naargelang het VFLD mee wordt gerekend of niet. Zo steeg het algemeen totaal aan verwijlinteresten in 2010, maar daalde het algemeen totaal zonder VFLD.
Net zoals bij de bepaling van de effectieve betalingstermijn is het moeilijk om globale gegevens te bekomen betreffende de verwijlinteresten van de federale overheid. Toch blijkt dat de federale overheid in 2009 zo’n 5,2 miljoen euro verwijlinteresten zou hebben betaald (De Tijd, 01/04/2011). Ter vergelijking: in 2006 was dit nog een bedrag van 3,488 miljoen euro (De Tijd, 11/04/2007), een verschil van om en bij de 1,7 miljoen euro op drie jaar tijd.
Ook hier gaan we na hoe het zit met de verwijlinteresten van de FOD Defensie. We gaven hierboven al mee dat deze FOD een slechte reputatie heeft qua stiptheid van de betalingen. Aangaande de verwijlinteresten werden volgende gegevens (figuur 22) verzameld uit parlementaire vraag nr. 52 van Theo Francken.
34
Jaar
verwijlinteresten (in miljoenen euro)
Percentage
2006
1,76
0,24
2007
1,50
0,24
2008
1,75
0,24
2009
1,80
0,21
2010
0,75
0,13
Figuur 22: Evolutie verwijlinteresten FOD Defensie Bron: Parlementaire vraag nr. 52
We stellen vast dat de bedragen en percentages relatief stabiel blijven, met uitzondering van het jaar 2010. Hier werd een enorme verbetering vastgesteld. Het bedrag aan verwijlinteresten voor 2010 is minder dan de helft van de voorgaande jaren en is het resultaat van de nieuwe applicatie SIBIS2 voor het opvolgen van de facturen.
Deze gegevens gaan in tegen de resultaten uit de Graydon Betaalindex (bijlage 7), waar 2010 er juist als een catastrofaal jaar uitkomt. Daarnaast wijkt bovenstaande tabel ook nog eens af van wat in de pers openbaar werd gemaakt: “De federale overheid heeft vorig jaar (2006) 3,488 miljoen euro aan verwijlinteresten betaald. Het departement Defensie spande de kroon met 2,437 miljoen euro, gevolgd door de Regie der Gebouwen (423.255 euro) en Binnenlandse Zaken (253.830 euro). Dat blijkt uit cijfers die Begrotingsminister Freya Van den Bossche (sp.a) woensdag vrijgaf in de bevoegde Kamercommissie op vraag van Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang).” (De Tijd, 11/04/2007). Hier wordt gewag gemaakt van een bedrag van 2,437 miljoen euro in 2006. Dit scheelt zomaar eventjes 677.000 euro met wat er in het antwoord op de parlementaire vraag staat. Het moge duidelijk zijn dat niet alle gegevens een correct beeld geven van de werkelijkheid
Welke cijfers ook gebruikt worden om de interpretatie te maken, de verwijlinteresten bereiken desalniettemin een hoog niveau. Deze bedragen worden immers betaald door de belastingbetaler. Indien de laattijdigheid teruggedrongen zou kunnen worden, zouden deze bedragen voor nuttigere doeleinden gebruikt kunnen worden.
35
5.4.5. Redenen voor late betaling In dit stuk wordt dieper ingegaan op de mogelijke verklaringen voor laattijdige betaling. Deze zijn gebaseerd op vaststellingen en meningen van de respondenten en antwoorden op parlementaire vragen.
Vrijwel steeds wordt de goedkeuringsflow die moet doorlopen worden bij de (aanbestedende) overheid als voornaamste oorzaak aangehaald. Dit is in elke overheidslaag het geval. De controle moet strikt volgens opgelegde procedures worden gedaan. Zo duurt het goedkeuren van bestellingen en het linken ervan aan de desbetreffende facturen bij de stad Gent ongeveer 20 dagen. Ook het goedkeuren door het college zorgt voor een bijkomende tijdspanne van zo’n 7 dagen. Dit betekent dat er al een kleine maand van de betalingstermijn verstreken is door de goedkeuring op zich. Ook op het departement MOW van de Vlaamse overheid moet een schuldvordering worden nagezien en goedgekeurd door de bevoegde personen. Pas daarna kan een factuuraanvraag worden ingediend.
Het lange proces van goedkeuring en betaling kan op zich al tot problemen leiden, maar als er dan nog vertragingen voorkomen –om welke reden dan ook– in het proces, is een overschrijding van de wettelijke betalingstermijn moeilijk af te wenden. Zo komt het meer dan eens voor dat de desbetreffende overheid verbeteringen en/of aanpassingen doet aan een ontvangen vordering, wat vervolgens moet worden meegedeeld aan de aannemer. Dit verlengt uiteraard de procedure. De betalingstermijn is echter al beginnen lopen. Het is duidelijk dat een laattijdige betaling dan niet steeds valt af te wenden. Ook bij onvoorziene- en meerwerken is een wettelijk vereiste goedkeuring nodig. Dit kan ook leiden tot laattijdige betalingen. Dit zijn veel voorkomende oorzaken van late betaling op het departement MOW. Het probleem blijkt ook uit onderstaande figuur 237. Deze tabel is een bijlage bij het antwoord verstrekt door Minister Muyters op de parlementaire vraag nr. 113 van Chris Janssens. De vraag wordt gesteld of de betalingen binnen de dertig dagen kunnen gebeuren en kadert binnen het gebruik van het nieuwe boekhoudsysteem ‘Orafin’, begin 2010. Uit de tabel blijkt dat 94% van de facturen binnen de 30 dagen na invoer in het boekhoudsysteem ’Orafin’
7
Op het eerste zicht kan deze tabel ook gebruikt worden om het betalingsgedrag van de Vlaamse overheid te onderzoeken. Echter, na navraag gedaan te hebben bij het departement MOW, blijkt dit niet het doel van de tabel te zijn. De tabel duidt immers aan dat er tijdens de eerste maanden van het gebruik van ORAFIN kleine facturen en declaraties ingevuld werden met een betalingstermijn nul, waardoor deze cijfers niet relevant zijn.
36
betaald worden. Kolom 4 geeft evenwel aan dat er gemiddeld 29 dagen nodig zijn vooraleer de ordonnantie in de boekhouding terecht komt. Deze termijn wordt hoofdzakelijk gebruikt voor de goedkeuring, wat de betalingstermijn sterk verlengt.
Figuur 23: betalingstermijn facturen (binnen Orafin) Vlaamse overheid Bron: Parlementaire vraag nr. 113
De langdurige controle door overheden geeft overigens aanleiding tot een veelgehoorde kritiek aan de kant van de aannemers van openbare werken. Het probleem situeert zich volgens hen in de wetgeving: “Na ontvangst van elke verklaring van schuldvordering maakt ze (de aanbestedende overheid) onverwijld een proces-verbaal op met vermelding van het bedrag dat ze werkelijk verschuldigd acht te zijn en geeft de aannemer schriftelijk kennis van de staat van de werken die aldus voor betaling zijn aanvaard. Tezelfdertijd verzoekt de aanbestedende overheid de aannemer, binnen de vijf kalenderdagen, een factuur in te dienen voor hetzelfde bedrag8.” Het woord ‘onverwijld’ geeft aan dat er geen maximumtermijn is voorzien voor deze controle. Dit zorgt voor onzekerheid bij de aannemer. Zij weten immers niet wanneer en voor welk bedrag ze een factuur zullen moeten opmaken, dit terwijl ze zelf hun betalingsverplichtingen moeten nakomen. Ook Unizo klaagt dit aan. Zij wedijveren
8
art. 15 § 1 van de Algemene aannemingsvoorwaarden voor de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en voor de concessies voor openbare werken, 26 september 1996
37
ervoor om een termijn te plakken op deze periode. Dit verhoogt de transparantie voor de aannemer.
Overheden zijn er zicht bewust van dat de flow inzake goedkeuring en behandeling van facturen veel tijd in beslag neemt. Daarom werden de afgelopen jaren enkele initiatieven ondernomen om dit te verbeteren. Voor meer uitleg hierover verwijzen we naar punt 5.4.6. Er moet ook worden benadrukt dat overheden werken met publieke middelen. Bijgevolg is het noodzakelijk dat er een controleprocedure aanwezig is, om misbruiken te voorkomen.
Een ander veel voorkomend probleem is dat er te weinig wordt begroot zodat men moet wachten op een budgetherverdeling of begrotingscontrole in het lopende jaar omwille van ontoereikende saldi op de kredieten. Het tekort aan middelen wordt veroorzaakt doordat beleidsmensen een begrotingsevenwicht nastreven.
Hieronder volgt een (niet-exhaustief) overzicht van andere oorzaken van laattijdige betaling vanwege overheden:
-
Debiteur is te weinig ingelicht over het opmaken van een dossier.
-
Het ontbreken van de nodige documenten in een dossier.
-
Problematische oplevering van de gefactureerde werken, goederen of diensten.
-
Foutieve facturen of indienen van verkeerde vorderingsstaten.
-
Ontvangst van facturen op verschillende en/of verkeerde adressen.
-
Operationele en financiële geschillen of discussies met een aannemer.
-
Datum van schuldvordering / factuur verschilt van werkelijke datum van ontvangst.
-
Laattijdige bezorging van de facturen aan de juiste dienst.
-
Onvoldoende opvolging.
-
Verloren gegane facturen.
-
Facturen worden behandeld door verschillende instanties (soms op verschillende locaties).
-
Personeelsverloop en verlies aan expertise.
-
Onderbemande diensten.
-
Afsluiten van de boekhouding (waardoor dossiers vanaf begin december niet meer kunnen worden behandeld tot ergens het jaar erop).
-
…
38
5.4.6. Evolutie In de loop der jaren ondernam de overheid een aantal initiatieven om het betalingsgedrag op punt te stellen. Eerst en vooral is de wetgeving aangepast. Zo werd de wet van 2 augustus 2002 ingevoerd om de betalingsachterstand bij handelstransacties te bestrijden. Deze wet had uiteraard niet enkel betrekking op het betalingsgedrag van overheden, maar ook (en vooral) dat van de ondernemingen. In praktijk blijkt de impact op de overheidsbetalingen niet zo heel groot, aangezien ze geen afbreuk doet aan de aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 26
september
1996
tot
bepaling
van
de
algemene
uitvoeringsregels
van
de
overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken. De betalingstermijn van 30 dagen geldt voor overheden dus maar in bepaalde omstandigheden.
Daarnaast kondigde de federale regering op 11 december 2008 een relanceplan aan. Dit plan had als doel om het vertrouwen in de economie te herstellen (dat zwak was door de heersende crisis) en richtte zich op vier assen : 1. aanpakken van de financieel-bancaire crisis 2. versterken van de duurzame sociaal-economische hefbomen en investeringen in het leefmilieu 3. competitiviteit van de bedrijven, werkgelegenheid en een goed sociaal klimaat 4. de duurzame sanering van overheidsfinanciën veilig stellen. Een belangrijk element van de tweede as is de inspanning van de federale overheid om facturen sneller te betalen. Ze zou hiervoor een som van 400 miljoen euro ter beschikking stellen. Dit bijkomend initiatief moest een grote implicatie hebben op de economische werking. Later, in 2009, werd er ook een omzendbrief gestuurd naar de verschillende overheden om de verschillende betalingstermijnen nog eens duidelijk te schetsen (cf. 2.2.3.). Doel was om de overheden erop te wijzen de wettelijke termijnen na te leven. De laatste Europese richtlijn hieromtrent, die overheden strikter –namelijk op 30 dagen– wil laten betalen, kan ook als een evolutie gezien worden om de betalingsvoorwaarden te verscherpen. Dit is echter nog niet in de nationale wetgeving opgenomen. Voor meer informatie over deze wettelijk initiatieven verwijzen we naar punt 2.2.
Specifiek op federaal vlak werd er ook getracht om de betalingsproblemen te verminderen. Zo besloot premier Leterme in 2008 om het ankerprincipe niet meer te hanteren. Volgens het 39
ankerprincipe mogen federale overheidsdiensten per maand maar 1/15 in plaats van 1/12 van hun jaarbudget uitgeven. Als na controle blijkt dat de begroting op koers zit, kan 'het anker worden gelicht' en mogen de overige kredieten worden uitgegeven. Het principe werd in 2002 ingevoerd om te voorkomen dat de begroting ontspoorde. Volgens critici is het echter uitgegroeid tot een kunstmatige ingreep om de begroting te doen kloppen. Administraties die in de loop van het jaar te veel hebben uitgegeven, schuiven aan het eind van het jaar facturen door naar het volgende jaar (Taaltelefoon Vlaanderen, 06/07/2011). Als gevolg van het uitstellen van betalingen moesten er verwijlinteresten worden betaald (De Tijd, 20/12/2005). Een andere ingreep was de invoering van het systeem ‘Casheo’ in 2009. Dit initiatief verbetert de betalingen van overheden op zich niet, maar is toch vermeldenswaardig. ‘Casheo’ stelt zich tot doel de schuldvorderingen die KMO's hebben op overheidsinstellingen, parastatalen en vennootschappen waarin de overheid meerderheidsaandeelhouder is, te mobiliseren. Concreet geeft de kleine ondernemer zijn vorderingen in pand door de originele facturen te endosseren aan order van het Participatiefonds, waarna deze via Casheo een voorschot van 80% op deze facturen uitbetaalt. Het is in feite een (hernieuwbare) lening op 1 jaar, aan een vaste rentevoet9. Het is duidelijk dat hiermee de oorzaken van laattijdige betalingen van overheidswege niet worden aangepakt. Het doel is eerder de gevolgen ervan voor KMO’s te beperken.
2010 was voor de Vlaamse overheid een belangrijk jaar met het oog op verbeteringen. Eerst en vooral was de invoer van het nieuwe boekhoudsysteem Orafin een belangrijke stap. Uit vele parlementaire vragen blijkt dat de volledige werkstroom van bestelling tot betaling is opgenomen in dit boekhoudsysteem. Nog een belangrijk puntje in verband hiermee is dat de controleprocedures dankzij Orafin een stuk ingekort worden. Hier is een woordje uitleg welkom. Voor het invoeren van Orafin moesten facturen boven 9.000 EUR ter controle langs het Rekenhof en de Controleur van de Vastleggingen gaan. Voor facturen beneden 9000 EUR was dit niet nodig. Met het invoeren van het nieuwe boekhoudsysteem hoeft de Controleur van de Vastleggingen slechts nog één keer tussen te komen in het administratieve proces en wordt het visum van het Rekenhof rechtstreeks in het systeem ingebracht. Minister Muyters oppert dat dit de betalingstermijn met minstens een week zou moeten kunnen inkorten (antwoord op vraag nr. 126 van Robrecht Bothuyne).
9
Momeneel is de rentevoet gelijk aan de EURIBOR op 3 maanden + 3%
40
De grootste evolutie zien we echter in een digitalisering van het administratieve proces. Dit speelt zich af op quasi elke overheidslaag (bv. Het FEDCOM systeem op federaal vlak), en is in feite een logische stap. Het zorgt evenwel steeds voor een inkorting van de administratieve procedure. In eerder aangehaalde voorbeelden van onder andere de stad Gent, zien we dat een factuur soms heen en weer gestuurd wordt tussen twee verschillende departementen. Dit heeft een implicatie op de duur van deze procedure. Dankzij het digitaliseren van de factuurgegevens hoeft deze fysieke weg niet meer afgelegd te worden, en kunnen facturen simpeler getraceerd en geraadpleegd worden. In het kader hiervan is het departement MOW van de Vlaamse overheid bezig om een webapplicatie te bouwen die een koppeling zou moeten maken tussen de financiële opvolging en andere documenten met betrekking tot opdrachten van werken, leveringen en diensten. Dit systeem zou de naam “E-delta” meekrijgen.
5.4.7. Nieuwe richtlijn Op 16/02/2011 voerde de Europese Unie een nieuwe richtlijn in die moet geïncorporeerd worden in de Belgische wetgeving ten laatste op 16/03/2013. De belangrijkste verandering is dat er een uniforme betalingstermijn ingevoerd wordt van 30 dagen.
Geconfronteerd met deze nieuwe richtlijn zien we dat er zich twee duidelijke kampen stellen. De gecontacteerde personen die voor de overheid werken, zien deze betalingstermijn zo goed als onhaalbaar. De contactpersonen die niet voor een overheid(-sdienst) werken zien echter geen voldoende reden om te besluiten dat de gestelde termijn niet haalbaar is. Volgens hen is dit dus wel haalbaar. De voornaamste reden waarom bedrijven vinden dat ook de overheid op 30 dagen moeten betalen, is omdat ook zij diezelfde betalingstermijn hebben. Zij zien niet in waarom er nood is aan een langere betalingstermijn voor overheden. Ter verdediging stellen de overheidsdiensten dat er gewerkt wordt met publieke gelden. Deze vereisen meer controle, waardoor ze de langere termijn rechtvaardigen. Toch blijkt dit voor de leveranciers nog geen voldoende reden te zijn voor een langere termijn. Zij doen immers ook controles op de facturen.
Opvallend bij deze was dat niet iedereen weet had van de invoering van deze richtlijn. Andere personen hadden er wel iets van gehoord, maar konden niet thuisbrengen wat er precies zou 41
veranderen. Het lijkt ons het best om eerst en vooral af te wachten op de invoering van de richtlijn in de Belgische wetgeving, vooraleer conclusies te trekken over het hoe en wat van deze richtlijn.
6. Conclusie In deze masterproef hebben we getracht om het betalingsgedrag van de Belgische overheden in kaart te brengen. Cijfergegevens hieromtrent zijn niet altijd even vlot beschikbaar. Daarnaast geven de verschillende overheden en hun departementen vaak op een andere manier weer hoe het zit met de stiptheid van hun betalingen, waardoor vergelijkingen maken soms moeilijk is. Overigens bestaat er soms zelfs discussie over de juistheid van de gepubliceerde cijfers. Deze zaken bemoeilijken een eenduidige interpretatie.
Vooreerst stellen we vast dat het juridisch kader met betrekking tot de bepaling van betalingstermijnen zeer uitgebreid is. Verschillende wetten, Koninklijke besluiten en Europese richtlijnen beschrijven dit concept. Daardoor is het een complex systeem geworden, waar een leek niet altijd even gemakkelijk aan uit kan. Enerzijds geeft de wetgever een soort voorkeursbehandeling aan overheden. Zij krijgen vaak een langere termijn om hun betalingen uit te voeren. Anderzijds kan worden gesteld dat overheden die langere termijn nodig hebben omdat er gewerkt wordt met publieke gelden. Een uitgebreidere controle is dan ook noodzakelijk om misbruiken te voorkomen.
Uit bestaand onderzoek blijkt dat het momenteel beter gesteld is met de betalingsstiptheid van Belgische overheden dan met dat van de Belgische bedrijven. Dit heeft een dubbele oorzaak: enerzijds is er een dalende tendens in de bedrijfswereld, en anderzijds is er – algemeen gezien– een positieve evolutie bij de overheden. Hierbij moet wel worden aangehaald dat overheden gemiddeld over een langere termijn beschikken, waardoor er voorzichtig moet omgesprongen worden met deze stelling. De positieve tendens is overigens verschillend tussen de overheden onderling, en zelfs binnen de departementen van iedere overheid zijn er sterke verschillen merkbaar inzake de termijn waarbinnen facturen worden betaald.
Ook uit ons eigen onderzoek bleek dat er grote verschillen bestaan tussen de verschillende overheden. Sommige overheden en departementen binnen overheden hebben een kwalijke reputatie opgebouwd. Onze bevindingen stroken echter niet steeds met wat ander onderzoek 42
uitgewezen heeft. Natuurlijk mogen we hier geen verdere conclusies uit trekken gezien de kleinschaligheid van ons onderzoek. Zo zijn onze resultaten voor een element uit een bepaalde overheidslaag niet veralgemeenbaar naar de hele overheidslaag. Dit is dan ook een tekortkoming van ons onderzoek. Desalniettemin zagen we dat gegevens die afkomstig waren van verschillende bronnen sterk verschilden.
Er worden veel redenen aangehaald waarom overheden soms te laat betalen. De meest aangehaalde (en zonder twijfel de belangrijkste) oorzaak is de goedkeuringsprocedure. Het goedkeuren van facturen kan veel tijd in beslag nemen. De termijn die hiervoor moet worden uitgetrokken verschilt sterk naargelang de aard van de factuur en het departement waarin het verwerkt wordt. Zo is het logisch dat schuldvorderingen, facturen en dossiers voor werken veel tijd in beslag nemen om de juistheid ervan te verifiëren. Indien men dan niet akkoord gaat met de juistheid ervan zorgt dit al snel voor een lange betalingstermijn. Voor departementen die hier vaak mee te maken hebben, kan dit al gauw leiden tot een slechte reputatie.
Ook de leverancier wordt getroffen door laattijdige betalingen van zijn klant (overheden in dit geval). Hij kan te kampen krijgen met liquiditeitsproblemen. Dit kan uiteindelijk leiden tot een faillissement. Daar moet wel een kanttekening bij worden gemaakt. Als je als leverancier zaken doet met de overheid, ben je (in principe) zeker dat deze uiteindelijk zal betalen. Het risico dat er niet zal worden betaald is quasi onbestaande. Het is dus in feite een kwestie om de nodige buffers op te bouwen om de betalingsvertraging te financieren. Ook het hoge percentage van verwijlinteresten is positief voor de leverancier. Er zijn weinig beleggingen die een dergelijk rendement halen.
De verwijlinteresten zijn voor de overheid zelf dan weer een kostenpost die nog te hoog is. Deze moeten dan ook sterk teruggedrongen worden. Verwijlinteresten kunnen immers gezien worden als een verspilling van belastingsgeld. Het is immers een betaling die niet zou moeten gebeuren. Dit belastinggeld kan duidelijk op een meer effectieve manier gebruikt worden. Uiteraard kan dit alleen maar door tijdig te betalen.
Algemeen concluderen we dat het betalingsgedrag van de overheden positief evolueert. Het probleem krijgt heel wat aandacht en er worden heel wat initiatieven genomen om betalingen sneller te doen gebeuren. Dit zorgt ervoor dat er meer betalingen op tijd gebeuren in 43
vergelijking met enkele jaren geleden. Toch is er nog een lange weg te gaan. Dit kan onder andere afgeleid worden uit het feit dat er nog steeds te veel verwijlinteresten betaald moeten worden. Ook de overstap naar de nieuwe richtlijn lijkt op dit moment niet haalbaar. De laatste publicaties die Graydon Belgium10 en Intrum Justitia11 gedaan hebben omtrent dit thema bevestigen de conclusies uit dit werkstuk. Zo goed als alle overheden kennen een aangehouden positieve tendens wat betreft de betalingen. Dit doet Graydon Belgium besluiten dat “de overheden verdere inspanningen leveren om steeds beter te betalen. Dit staat in schril contrast met de bedrijfswereld, die de omgekeerde beweging maakt. Deze dalende trend houdt al enkele jaren aan”. Intrum Justitia voegt hieraan toe dat overheden wel nog steeds de traagste betaler blijven, door de langere termijn die ze verkrijgen. De bedrijven zijn op dit vlak echter wel aan een (negatieve) inhaalbeweging bezig. Ook zij lijken nu langer te wachten om een factuur te betalen.
10 11
Graydon Betaalindex, 1ste kwartaal van 2012 is gepubliceerd op 5 april 2012. Intrum Justitia’s European Payment Index 2012 is gepubliceerd op 10 mei 2012
44
V.
Referenties
Aanbesteding, URL:
. (09/03/2012). Ankerprincipe, URL:
. (28/03/2012). Ankerprincipe leidt tot verwijlintresten, 2005, De Tijd, URL: . (28/03/2012). Belgisch Staatsblad, URL: . (05/02/2012). Berger A., Udell G., 1998, The economics of small business finance: the roles of private equity and debt markets in the financial growth cycle, Journal of Banking and Finance 22(6–8), p. 613–673. Bromiley P., Navarro P.; Sottile P., 2008, Strategic Business Cycle Management and Organizational Performance: a Great Unexplored Research Stream, Strategic Organization 6(2), p. 207–219. Bulletin der Aanbestedingen, URL: . (20/02/2012). Casheo, URL: . (26/03/2012). De Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers, URL: <www.dekamer.be>. (06/03/2012). De Smet E., 2004, Laattijdige betalingen zetten een rem op de groei van ondernemingen, Financieel Management. DG Ondernemingen en industrie, 2011, SBA Fact Sheet 2010/2011, URL: . (16/10/2011). Federale overheid betaalde in 2006 bijna 3,5 miljoen verwijlintresten, 2007, De Tijd, URL: . (16/04/2012). Graydon Belgium NV, 2011, Het B2B betaalgedrag van Belgische ondernemingen, URL: . (30/10/2011). Graydon Belgium NV, 2012, Het B2B betaalgedrag van de Belgische Ondernemingen, URL: . VII
(05/02/2012). Graydon Belgium NV, 2012, De Graydon Betaalindex, URL: . (07/04/2012). Howorth C., Reber B., 2003, Habitual Late Payment of Trade Credit: An Empirical Examination of UK Small Firms, Managerial and Decision Economics 24, p. 471-482. Howorth C., Peel M., Wilson N., 2000, Late Payment and Credit Management in the Small Firm Sector: Some Empirical Evidence, International Small Business Journal 18(2), p. 17-37. Intrum Justitia NV, 2011, European Payment Index 2011, Intrum Justitia, Gent. Muyters F., 2011, Erratum schriftelijke vraag verwijlinteresten, URL: . (18/03/2012). Nota aan de Vlaamse Regering, URL: . Ooghe H., Waeyaert N., 2003, Oorzaken van faling en falingspaden: Literatuuroverzicht en conceptueel verklaringsmodel. Overheid betaalt zich blauw aan verwijlintresten, 2008, Het Laatste Nieuws, URL: Plots opduikende facturen duwen De Lijn in het verlies, 2012, Express, URL: . (15/04/2012). Relanceplan: herstel het vertrouwen, Brussel, 11 december 2008, . (26/10/2011). van der Geest L., Schunselaar G., 2004, Sneller betalen – dat loont!, NYFER, Breukelen. van Quickenborne V., 2011, Overheid betaalt facturen stipter dan privé, . (20/10/2011). Vlaams Parlement, URL: <www.vlaamsparlement.be>. (09/03/2012). Vereeck L., URL: <www.vereeck.be>. (18/03/2012). Verwijlintresten liepen vorig jaar op tot 10 miljoen euro, 2011, Het Belang van Limburg, 01/04/2011, p.4., URL: . VIII
Vlaamse overheid verkwist 10 miljoen euro door wanbetaling, 2011, De Tijd, URL: . Wilson N., Watson KJ., Singleton C., Summers B., 1996. Credit Management, Late Payment and the SME Business Environment: A Survey. Credit Management Research Group, University of Bradford: Bradford.
IX
VI. Bijlagen Bijlage 1 : 26 SEPTEMBER 1996. - Algemene aannemingsvoorwaarden voor de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en voor de concessies voor openbare werken- Afdeling 9. Betalingen- Art. 15
Afdeling 9. - Betalingen.
Art. 15. § 1. Betaling van de werken. 1° Zowel voor de betalingen in mindering als voor de betaling van het saldo of van de enige betaling van de aannemingssom, is de aannemer verplicht een gedagtekende en ondertekende schuldvordering over te leggen die steunt op een gedetailleerde staat van de werken, welke zijns inziens, de gevraagde betalingen rechtvaardigen. Deze gedetailleerde staat kan omvatten : a) de hoeveelheden uitgevoerd boven de vermoedelijke hoeveelheden die voorkomen in de posten van de prijslijst; b) de bijwerken uitgevoerd op schriftelijk bevel van de leidend ambtenaar; c) de werken uitgevoerd tegen de door de aannemer voorgestelde en door de aanbestedende overheid nog niet aanvaarde eenheidsprijzen. 2° De aanbestedende overheid ziet de ingediende staat van werken na en brengt er eventueel verbeteringen in aan; wanneer er niet tussen de partijen overeengekomen eenheidsprijzen in voorkomen, stelt ze deze prijzen ambtshalve vast met behoud van alle rechten van de aannemer. Na ontvangst van elke verklaring van schuldvordering maakt ze onverwijld een proces-verbaal op met vermelding van het bedrag dat ze werkelijk verschuldigd acht te zijn en geeft de aannemer schriftelijk kennis van de staat van de werken die aldus voor betaling zijn aanvaard. Tezelfdertijd verzoekt de aanbestedende overheid de aannemer, binnen de vijf kalenderdagen, een factuur in te dienen voor hetzelfde bedrag. (Enkel in de gevallen van betaling van het saldo van de opdracht of van enige betaling beschikt de aanbestedende overheid over een termijn van dertig kalenderdagen om deze verrichtingen uit te voeren. Deze termijn vangt aan op de dag dat de aanbestedende overheid de verklaring van schuldvordering bedoeld in 1° ontvangt.)
X
3° De betaling van de aan de aannemer verschuldigde sommen, geschiedt binnen de zestig kalenderdagen vanaf de dag waarop de aanbestedende overheid de verklaring van schuldvordering heeft ontvangen. (De termijn van zestig kalenderdagen, bedoeld in het eerste lid, wordt verlengd naar rato van de overschrijding van de termijn van vijf kalenderdagen die krachtens 2° aan de aannemer wordt verleend om zijn factuur in te dienen. Enkel in de gevallen van betaling van het saldo van de opdracht of van enige betaling vangt de termijn van zestig kalenderdagen, bedoeld in het eerste lid, aan de dag na het verstrijken van de termijn van dertig kalenderdagen waarover de aanbestedende overheid beschikt om de verrichtingen vermeld in 2° uit te voeren en wordt hij ingekort naar rato van de overschrijding van deze termijn van dertig kalenderdagen.) (lid opgeheven) (§ 2. - Betaling van de leveringen en van de diensten : 1° Wat de leveringen betreft, moet de betaling plaatsvinden binnen een termijn van vijftig kalenderdagen vanaf de datum waarop de keuringsformaliteiten werden beëindigd, voor zover de aanbestedende overheid tegelijk over de regelmatig opgemaakte factuur beschikt, alsook over de andere, eventueel vereiste documenten. Deze factuur geldt als schuldvordering. Wanneer de levering in verschillende keren plaatsvindt, gaat de termijn van vijftig dagen in vanaf de dag waarop de formaliteiten voor de laatste keuring van elk van de gedeeltelijke leveringen werden beëindigd. 2° Wat de diensten betreft, moet de betaling, overeenkomstig de nadere regels bepaald in het bestek, plaatsvinden binnen een termijn van vijftig kalenderdagen vanaf de keuring van de schuldvordering, voor zover de aanbestedende overheid binnen de vastgelegde termijn over de andere, eventueel vereiste documenten beschikt.) § 3. Betaling in geval van derdenbeslag. In geval van verzet tegen de betaling of van derdenbeslag ten laste van de aannemer, beschikt de aanbestedende overheid, onverminderd de in § 1 en § 2 bepaalde termijnen van vijftig, zestig en negentig dagen, over een termijn van vijftien kalenderdagen te rekenen vanaf die waarop het beletsel tegen betaling wordt opgeheven. (§ 4. Intrest voor achterstallige betalingen.
XI
Wanneer de in § 1 tot 3 vastgestelde betalingstermijnen worden overschreden, heeft de aannemer, van rechtswege en zonder ingebrekestelling, per maand of per gedeelte van een maand vertraging, recht op de betaling van een intrest. Deze intrest wordt berekend naar rato van het aantal kalenderdagen vertraging tegen de intrestvoet die door de Europese Centrale Bank wordt toegepast voor haar meest recente basisherfinancieringstransactie vóór de eerste kalenderdag van het semester in kwestie wanneer de betrokken transactie werd uitgevoerd door middel van een vaste-rentetender. Indien de betrokken transactie werd uitgevoerd door middel van een variabele-rentetender is de referentie-interestvoet de uit deze tender voortvloeiende marginale interestvoet, zowel bij toewijzingen op basis van een enkelvoudige rentevoet, als bij toewijzingen op basis van een meervoudige rentevoet. Deze intrestvoet wordt vermeerderd met zeven procent en afgerond tot het hogere halve procentpunt. Dit vermeerderingspercentage kan worden verminderd, mits de aanbestedende overheid in het bestek of in de documenten die het vervangen, de objectieve redenen vermeldt, waaruit kan worden afgeleid dat deze vermindering geen kennelijke onbillijkheid jegens de aannemer behelst. Een vermindering van het vermeerderingspercentage wordt evenwel voor niet geschreven gehouden voor het gedeelte dat 3,5 procent overschrijdt. In elk geval zal de verschuldigde intrest niet lager zijn dan de wettelijke intrestvoet bepaald in de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest en elke tegenstrijdig bepaling wordt ook voor niet geschreven gehouden. Het indienen van de regelmatig opgestelde factuur overeenkomstig § 1 en 2 of, voor de dienstverleningen waarvoor geen factuur moet worden opgesteld, aangezien de schuldvordering ze vervangt, geldt als schuldvordering voor de betaling van deze intrest, maar heeft geen invloed op het tijdstip waarop de intrest begint te lopen. De intrest is alleen verschuldigd indien hij ten minste vijf euro bedraagt per betaling uitgevoerd overeenkomstig de contractuele bepalingen. De Minister van Financiën deelt de in het eerste lid bepaalde intrestvoet mede, alsook elke wijziging van deze intrestvoet, via een bericht in het Belgisch Staatsblad. De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op de betalingen die betrekking hebben op schadevergoedingen.) § 5. Onderbreking door de aanbestedende overheid. Wanneer, op bevel of door toedoen van de aanbestedende overheid, de uitvoering van de aanneming voor een periode van minstens dertig kalenderdagen wordt onderbroken, ontvangt de aannemer een betaling in mindering naar rato van de uitgevoerde prestaties. XII
De aannemer heeft het recht een rekening tot schadevergoeding in te dienen, voor een in gemeen overleg te bepalen bedrag, voor de onderbrekingen op bevel van de aanbestedende overheid die in totaal een twintigste van de uitvoeringstermijn overschrijden en minstens tien werkdagen of vijftien kalenderdagen, naargelang de uitvoeringstermijn uitgedrukt is in werk- of kalenderdagen. Deze onderbrekingen mogen niet het gevolg zijn van ongunstige weersomstandigheden noch voorzien zijn in het bestek; bovendien moeten ze plaatsvinden binnen de contractuele uitvoeringstermijn. De behoorlijk gestaafde rekening tot schadeloosstelling moet schriftelijk ingediend worden binnen de in artikel 16, § 4, eerste lid, 2°, voorziene termijnen. De aannemer kan zich op het ter zake aan de gang zijnde overleg niet beroepen om de uitvoering van de opdracht niet te hervatten. § 6. Onderbreking of vertraging van de uitvoering door de aannemer. Wanneer, door de schuld van de aanbestedende overheid de betaling niet is verricht na verloop van dertig kalenderdagen na de gestelde betalingstermijn, kan de aannemer het uitvoeringstempo van de werken, leveringen of diensten vertragen of onderbreken. In dit geval heeft de aannemer recht : 1° alleszins of er een vertraging van het uitvoeringstempo of een onderbreking is of niet, op een termijnverlenging die gelijk is aan het aantal kalenderdagen begrepen tussen het verloop van de voornoemde periode van dertig dagen en de betalingsdatum, voor zover de aanvraag schriftelijk wordt ingediend vóór het verstrijken van de contractuele termijnen; 2° op schadevergoeding, indien er werkelijk een vertraging van de uitvoeringstempo of een onderbreking is geweest, voor zover de rekening voor schadevergoeding wordt ingediend binnen de termijnen bepaald in artikel 16, § 4, eerste lid, 2°. De beslissing om het uitvoeringstempo te vertragen of de werken, leveringen of diensten te onderbreken wegens achterstal van betaling, dient evenwel bij ter post aangetekende brief ten laatste vijftien kalenderdagen vóór de dag van vertraging van het uitvoeringstempo of van de daadwerkelijke onderbreking aan de aanbestedende overheid te worden gemeld. Ingeval meerdere overschrijdingen van betalingstermijnen elkaar overlappen, mogen deze slechts één keer in rekening gebracht worden. De bepalingen van deze paragraaf kunnen slechts worden ingeroepen op voorwaarde dat dit wordt gerechtvaardigd door het belang van de achterstallige betalingen in de loop van de beschouwde periode. § 7. Betalingsformaliteiten.
XIII
De betalingen geschieden op een rekening geopend op naam van de aannemer bij de Postcheque of bij een andere financiële instelling. Na het sluiten van de overeenkomst moeten alle opdrachten tot betaling in de handen van derden geschieden door een bij deurwaardersexploot aan de aanbestedende overheid betekende overdracht van schuldvordering.
XIV
Bijlage 2: Werken, leveringen en diensten (http://www.europadecentraal.nl/menu/499/Werk_levering_of_dienst.html)
Werk Een overheidsopdracht voor werken wordt in artikel 1 lid 2 sub b van Richtlijn 2004/18/EG omschreven als: Overheidsopdrachten die betrekking hebben op hetzij de uitvoering, hetzij zowel het ontwerp als de uitvoering van werken in het kader van de in bijlage I vermelde werkzaamheden of van een werk, dan wel het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat aan de door de aanbestedende dienst vastgestelde eisen voldoet. Een ‘werk’ is het product van een geheel van bouwkundige of civieltechnische werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen.
Levering Een overheidsopdracht voor leveringen wordt in artikel 1 lid 2 sub c van Richtlijn 2004/18/EG omschreven als: Andere dan de onder sub b bedoelde overheidsopdrachten die betrekking hebben op de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie van producten. Een overheidsopdracht die betrekking heeft op de levering van producten en in bijkomende orde op werkzaamheden voor het aanbrengen en installeren wordt beschouwd als een ‘overheidsopdracht voor leveringen’.
Dienst Een overheidsopdracht voor diensten wordt in artikel 1 lid 2 sub d van Richtlijn 2004/18/EG omschreven als: Andere overheidsopdrachten dan overheidsopdrachten voor werken of leveringen, die betrekking hebben op het verrichten van de in bijlage II bedoelde diensten. Een overheidsopdracht die zowel op producten als op diensten in de zin van bijlage II betrekking heeft, wordt als een ‘overheidsopdracht voor diensten’ beschouwd, indien de waarde van de desbetreffende diensten hoger is dan die van de in de opdracht opgenomen producten. Een overheidsopdracht die op de in bijlage II bedoelde diensten betrekking heeft en slechts bijkomstig ten opzichte van het hoofdvoorwerp van de opdracht werkzaamheden als bedoeld in bijlage I omvat, wordt als een overheidsopdracht voor diensten beschouwd.
XV
Bijlage 3: Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen- schap, inzonderheid op artikel 95, Gezien het voorstel van de Commissie (1), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2), Volgens de procedure van artikel 251 van het verdrag (3) en in het licht van de op 4 mei 2000 door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke tekst, Overwegende hetgeen volgt: (1) Het Europees Parlement heeft er in zijn resolutie over het geïntegreerd programma ten behoeve van het MKB en de ambachtelijke sector (4) bij de Commissie op aangedrongen voorstellen te doen om het vraagstuk van betalingsachterstand te regelen. (2) De Commissie heeft op 12 mei 1995 een aanbeveling over de betalingstermijnen bij handelstransacties (5) vast- gesteld. (3) Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie betref- fende de aanbeveling van de Commissie over de beta- lingstermijnen bij handelstransacties (6) deze laatste in overweging gegeven haar aanbeveling in een voorstel voor een richtlijn van de Raad om te zetten en dit zo spoedig mogelijk in te dienen. (4)
Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 29 mei 1997 advies uitgebracht over het groenboek van de Commissie: „De overheidsopdrachten in de Europese Unie: beschouwingen over een toekomstig beleid” (7).
(5) De Commissie heeft op 4 juni 1997 een actiepro- gramma voor de interne markt bekendgemaakt, waarin wordt onderstreept dat betalingsachterstand een steeds ernstiger wordende hinderpaal vormt voor het welslagen van de interne markt. (6) De Commissie heeft op 17 juli 1997 een mededeling met de titel „Verslag over betalingsachterstanden bij handelstransacties” (8) bekendgemaakt, die een samenvat- ting biedt van de uitkomsten van een beoordeling van de uitwerking van de aanbeveling van de Commissie van 12 mei 1995 XVI
(7) Als gevolg van buitensporige betalingstermijnen en beta- lingsachterstand drukken zware administratieve en financiële lasten op het bedrijfsleven, met name op het midden- en kleinbedrijf. Deze problemen zijn bovendien een belangrijke oorzaak van insolventie, die een bedrei- ging voor de overlevingskansen van ondernemingen vormt, en doen talrijke arbeidsplaatsen verloren gaan.
(8) In sommige lidstaten wijken de contractuele betalingster- mijnen aanmerkelijk af van het communautaire gemid- delde.
(9) De verschillen tussen de betalingsvoorschriften en -prak- tijken in de lidstaten vormen een hinderpaal voor de goede werking van de interne markt.
(10) De handelstransacties tussen lidstaten worden hierdoor aanzienlijk beperkt. Dit is strijdig met artikel 14 van het Verdrag, aangezien ondernemers overal op de interne markt onder zodanige omstandigheden zaken moeten kunnen doen dat grensoverschrijdende transacties geen grotere risico's meebrengen dan binnenlandse transac- ties. Wanneer voor binnenlandse en grensoverschrij- dende transacties wezenlijk verschillende regels van toepassing zijn, is er sprake van concurrentievervalsing.
(11) De meest recente statistieken tonen aan dat de situatie ten aanzien van betalingsachterstand sinds de goedkeu- ring van de aanbeveling van 12 mei 1995 in veel lidstaten in het gunstigste geval niet is verbeterd.
(12) De doelstelling van de bestrijding van betalingsachter- stand binnen de interne markt kan niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt indien zij afzonderlijk handelen en kan derhalve beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Deze richtlijn gaat niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. Deze richtlijn voldoet derhalve in haar geheel aan de vereisten van het subsidiariteitsen het evenredigheids- beginsel zoals vastgelegd in artikel 5 van het Verdrag.
(13) Deze richtlijn heeft enkel betrekking op betalingen tot vergoeding van handelstransacties en strekt niet tot regu- lering van transacties met consumenten, interest betref- fende andere betalingen zoals betalingen uit hoofde van de wetgeving inzake cheques en wissels, of betalingen bij wijze van schadeloosstelling met inbegrip van betalingen uit hoofde van verzekeringspolissen.
XVII
(14) Het feit dat de vrije beroepen onder deze richtlijn vallen, betekent niet dat de lidstaten deze beroepen als onderne- mingen of handelaars moeten behandelen voor doeleinden buiten deze richtlijn. (15)
Deze richtlijn geeft alleen een definitie van de term „executoriale titel”, maar zij houdt geen regulering in van de verschillende procedures van gedwongen executie van een dergelijke titel en de voorwaarden waaronder gedwongen executie van een dergelijke titel kan worden beëindigd of opgeschort.
(16) Betalingsachterstand is een vorm van contractbreuk die door lage interest op achterstallige betalingen en/of door traag verlopende invorderingsprocedures in de meeste lidstaten voor de schuldenaren financieel aantrekkelijk is geworden. Een ingrijpende verandering — met inbegrip van vergoeding voor de schuldeisers van de kosten die zij hebben gemaakt — is nodig om deze tendens te keren en om ervoor te zorgen dat de gevolgen van betalingsachterstand ontmoedigend werken.
(17) De redelijke vergoeding van de invorderingskosten geldt onverminderd nationale bepalingen volgens welke een nationale rechter een schuldeiser een aanvullende vergoeding kan toekennen voor schade ten gevolge van betalingsachterstand van een schuldenaar, ermee reke- ning houdend dat dergelijke gemaakte kosten reeds vergoed kunnen zijn door de interest voor de betalings- achterstand.
(18) Deze richtlijn behandelt het probleem van lange contrac- tuele betalingstermijnen en in het bijzonder het vóór- komen van bepaalde categorieën van overeenkomsten waarvoor een langere betalingstermijn gecombineerd met een beperking van de contractvrijheid of een hogere interestvoet gerechtvaardigd kan zijn.
(19) Deze richtlijn dient misbruik van contractvrijheid ten nadele van de schuldeiser te verbieden. Heeft een over- eenkomst hoofdzakelijk tot doel de schuldenaar aanvullende liquide middelen te verschaffen ten koste van de schuldeiser, of legt de hoofdaannemer zijn leveranciers en onderaannemers betalingsvoorwaarden op die niet gerechtvaardigd zijn gelet op de voorwaarden die hij voor zichzelf heeft gekregen, dan kan dit worden beschouwd als een element van dergelijk misbruik. Deze richtlijn laat nationale bepalingen betreffende de wijze van sluiting van contracten of betreffende de regulering van de geldigheid van voor de schuldenaar onbillijke contractuele voorwaarden, onverlet. XVIII
(20) De gevolgen van betalingsachterstand kunnen slechts ontmoedigend werken indien zij vergezeld gaan van snelle, efficiënte en voor de schuldeiser niet dure invorderingsprocedures. Deze procedures dienen overeen- komstig het nietdiscriminatiebeginsel van artikel 12 van het Verdrag open te staan voor alle schuldeisers die gevestigd zijn in de Europese Gemeenschap. (21) Het is wenselijk ervoor te zorgen dat schuldeisers een eigendomsvoorbehoud op nietdiscriminerende basis in de gehele Gemeenschap kunnen doen gelden, telkens wanneer het gaat om een beding van eigendomsvoorbehoud dat geldig is volgens de nationale bepalingen welke ingevolge het internationaal privaatrecht van toepassing zijn. (22) Deze richtlijn dient alle handelstransacties te bestrijken, ongeacht of deze tussen particuliere of openbare onder- nemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties plaatsvinden, rekening houdend met het feit dat de overheid een aanzienlijke hoeveelheid betalingen aan bedrijven verricht. De richtlijn moet bijgevolg ook alle handelstransacties tussen hoofdaannemers en hun leve- ranciers en onderaannemers regelen. (23) Artikel 5 schrijft voor dat de invorderingsprocedure voor onbetwiste schulden binnen een korte termijn moet worden afgewikkeld overeenkomstig de nationale wetgeving, maar verplicht de lidstaten niet ertoe een specifieke procedure vast te stellen of hun bestaande procedures in een specifieke zin te wijzigen,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1 Toepassingsgebied Deze richtlijn is van toepassing op alle betalingen tot vergoeding van handelstransacties.
Artikel 2 Definities In deze richtlijn wordt verstaan onder: 1. „handelstransactie”: transactie tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en XIX
overheidsinstanties die leiden tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten tegen vergoeding; „overheidsinstantie”: elke aanbestedende instantie of entiteit, zoals omschreven in de Richtlijnen 92/50/EEG (1), 93/ 36/EEG (2), 93/37/EEG (3) en ook 93/38/EEG (4) betreffende overheidsopdrachten. „onderneming”: elke organisatie die handelt in het kader van haar zelfstandige economische of beroepsmatige activiteit, ook wanneer deze door slechts één persoon wordt uitgeoefend; 2. „betalingsachterstand”: overschrijding van de contractuele of wettelijke betalingstermijn; 3. „eigendomsvoorbehoud”: contractuele afspraak volgens dewelke de verkoper eigenaar blijft van de goederen in kwestie totdat de prijs volledig is betaald; 4. „door de Europese Centrale Bank voor basisfinancierings- transacties toegepaste interestvoet”: de interestvoet die voor zulke transacties wordt toegepast in het geval van vast rentende tenders. Ingeval een basisherfinancieringstransactie wordt uitgevoerd als tender met fluctuerende rente, verwijst deze rentevoet naar de uit deze tender voortvloeiende referentie-interestvoet. Dit geldt zowel voor operaties met vaste als met fluctuerende interestvoet; 5. „executoriale titel”: beslissing, uitspraak of bevel tot betaling van een rechter of andere bevoegde autoriteit, strekkende tot onmiddellijke dan wel gespreide betaling, waarbij de schuldeiser wordt gemachtigd zijn vordering op de schulde- naar te doen innen door middel van gedwongen executie; onder deze definitie valt ook een beslissing, uitspraak of bevel tot betaling, die of dat voorlopig executoriaal is en dat blijft, zelfs als de schuldenaar ertegen in beroep gaat. Artikel 3 Interest in geval van betalingsachterstand 1.
De lidstaten zorgen ervoor dat:
a) interest overeenkomstig punt d) verschuldigd is met ingang van de dag volgend op de datum voor betaling of op het verstrijken van de termijn voor betaling, welke zijn vastgesteld in de overeenkomst; b) indien er in de overeenkomst geen datum of termijn voor betaling is vastgesteld, automatisch zonder aanmaning inte- rest verschuldigd is: i) 30 dagen na de ontvangst door de schuldenaar van de factuur of een gelijkwaardig verzoek tot betaling, of XX
ii) indien de datum van ontvangst van de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling niet vaststaat, 30 dagen na de ontvangst van de goederen of diensten, of iii) indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling eerder ontvangt dan de goederen of de diensten, 30 dagen na de ontvangst van de goederen of diensten, of iv) indien de wet of de overeenkomst voorziet in een proce- dure voor aanvaarding of controle ter verificatie van de conformiteit van de goederen of de diensten met de overeenkomst en indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling ontvangt vóór of op de datum waarop de aanvaarding of controle plaats- vindt, 30 dagen na de datum van die aanvaarding of controle; c) de schuldeiser recht heeft op interest voor betalingsachter- stand voorzover: i) hij zijn contractuele en wettelijke verplichtingen heeft vervuld, ii) hij het verschuldigde bedrag niet op tijd heeft ontvangen, tenzij de schuldenaar niet voor de vertraging verant- woordelijk is; d) het niveau van de interest voor betalingsachterstand („de wettelijke interestvoet”) die door de schuldenaar moet worden betaald, de interestvoet is die door de Europese Centrale Bank wordt gehanteerd voor haar meest recente basisherfinancieringstransactie vóór de eerste kalenderdag van het betreffende halfjaar („de referentie-interestvoet”), vermeerderd met ten minste 7 procentpunten (de „marge”), behoudens andersluidende bepalingen in het contract. Voor lidstaten die niet aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie deelnemen, is de referentie-interestvoet de door hun centrale bank vastgestelde equivalente interest- voet. In beide gevallen is gedurende de eerstvolgende zes maanden de referentie-interestvoet van toepassing op de eerste kalenderdag van het betrokken halfjaar; e) tenzij de schuldenaar niet verantwoordelijk is voor de beta- lingsachterstand, de schuldeiser aanspraak heeft op een redelijke schadeloosstelling door de schuldenaar voor alle relevante invorderingskosten ontstaan door diens betalings- achterstand. Dergelijke invorderingskosten moeten voldoen aan de beginselen van transparantie en verhouding tot de schuld in kwestie. De lidstaten kunnen met inachtneming van de bovengenoemde beginselen een maximumbedrag vaststellen voor de invorderingskosten voor diverse schuld- niveaus. 2. Voor bepaalde in de nationale wetgeving te definiëren categorieën overeenkomsten kunnen de lidstaten de termijn waarna interest verschuldigd is, vaststellen tot een maximum van 60 dagen, mits zij de partijen bij de overeenkomst ervan weerhouden deze termijn te overschrijden of een dwingende interestvoet vaststellen die aanmerkelijk hoger is dan de wette- lijke interestvoet. 3.
De lidstaten voorzien erin dat bedingen over de datum voor betaling of de gevolgen XXI
van betalingsachterstand die niet in overeenstemming zijn met het bepaalde in lid 1, onder b) tot en met d), en in lid 2, ofwel niet afdwingbaar zijn ofwel aanleiding geven tot een vordering tot schadevergoeding indien zij, alle omstandigheden in aanmerking genomen, met inbegrip van goede handelspraktijken en de aard van het product, een kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser behelzen. Bij de beoordeling of een beding een kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser behelst, wordt onder meer bezien of de schulde- naar objectieve redenen heeft om af te wijken van de bepa- lingen van lid 1, onder b) tot en met d), en lid 2. Wanneer een dergelijk beding als kennelijk onbillijk wordt aangemerkt, zijn de wettelijke bepalingen van toepassing, tenzij de nationale rechter andere voorwaarden vaststelt die billijk zijn. 4. In het belang van schuldeisers en concurrenten zorgen de lidstaten ervoor dat een adequaat en doeltreffend middel voor- handen is om te voorkomen dat bedingen die in de zin van lid 3 een kennelijke onbillijkheid behelzen, verder worden gebruikt. 5. Het in lid 4 bedoelde middel omvat bepalingen op grond waarvan een organisatie die officieel erkend is als organisatie die de belangen van kleine en middelgrote ondernemingen vertegenwoordigt, of die rechtmatige belangen heeft bij die vertegenwoordiging, in overeenstemming met de nationale wetgeving de rechter of bevoegde administratieve instanties kan adiëren op grond van het feit dat contractuele bedingen die voor algemeen gebruik zijn opgesteld een kennelijke onbillijk- heid behelzen in de zin van lid 3, opdat deze passende en doeltreffende middelen aanwenden om de verdere toepassing van dergelijke bedingen te voorkomen.
Artikel 4 Eigendomsvoorbehoud 1. De lidstaten zorgen ervoor, in overeenstemming met de nationale bepalingen die ingevolge het internationaal privaat- recht van toepassing zijn, dat de verkoper eigenaar blijft van de goederen totdat de prijs volledig is betaald, wanneer tussen koper en verkoper vóór de levering van de goederen uitdruk- kelijk een beding van eigendomsvoorbehoud is overeenge- komen. 2. De lidstaten kunnen bepalingen aangaande door de schul- denaar betaalde voorschotten vaststellen of handhaven. Artikel 5 Invorderingsprocedures voor onbetwiste schulden 1.
De lidstaten zorgen ervoor dat, ongeacht het bedrag van de schuld, normaliter binnen XXII
een periode van 90 kalender- dagen na de instelling bij de rechter of een andere bevoegde autoriteit van de vordering of het verzoek van de schuldeiser, een executoriale titel kan worden verkregen wanneer de schuld of aspecten van de procedure niet worden betwist. De lidstaten kwijten zich van deze verplichting overeenkomstig hun respec- tieve nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen. 2. De respectieve nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen leggen dezelfde voorwaarden op aan alle schuldei- sers die gevestigd zijn in de Europese Gemeenschap. 3.
De in lid 1 bedoelde periode van 90 kalenderdagen omvat niet:
a) de termijnen voor betekening en kennisgeving, b) de vertraging die te wijten is aan de schuldeiser, bijvoor- beeld als gevolg van het corrigeren van verzoeken. Dit artikel laat de bepalingen van het Verdrag van Brussel inzake de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (1) 4.
onverlet. Artikel 6 Omzetting 1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechte- lijke bepalingen in werking treden om aan deze richtlijn te voldoen vóór 8 augustus 2002. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. 2. De lidstaten mogen bepalingen handhaven of in werking doen treden die gunstiger zijn voor de schuldeiser dan die welke noodzakelijk zijn om aan deze richtlijn te voldoen. 3. Bij de omzetting van deze richtlijn mogen de lidstaten uitsluiten: a) schulden die het voorwerp zijn van een insolventieproce- dure tegen de schuldenaar, b) overeenkomsten die gesloten zijn vóór 8 augustus 2002, en c) vorderingen inzake interestbedragen van minder dan 5 EUR. 4. De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van de belangrijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. XXIII
5. Twee jaar na 8 augustus 2002 stelt de Commissie een onderzoek in naar onder meer de wettelijke interestvoet, de contractuele betalingstermijnen en de betalingsachterstanden, om de invloed op handelstransacties en de praktische werking van de wetgeving te evalueren. De bevindingen van dit onder- zoek en van andere onderzoeken worden meegedeeld aan het Europees Parlement en de Raad, en gaan, indien dit nodig wordt geacht, vergezeld van voorstellen ter verbetering van deze richtlijn. Artikel 7 Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendma- king in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Artikel 8 Adressaten Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Luxemburg, 29 juni 2000.
XXIV
Bijlage 4: Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties – Art. 3, 4, 5 en 6
Art. 3. Deze wet is van toepassing op alle betalingen tot vergoeding van handelstransacties. Zij doet geen afbreuk aan de bijzondere regels inzake insolventieprocedures en in het bijzonder aan de bepalingen van de Faillissementswet van 8 augustus 1997, van de wet van [1 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen]1 en van de titel IV " Collectieve schuldenregeling " van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek. Zij doet evenmin afbreuk aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken.
HOOFDSTUK II. - Betalingsachterstand bij handelstransacties.
Art. 4. Indien de partijen niet anders zijn overeengekomen met inachtneming van artikel 7, dient elke betaling tot vergoeding van een handelstransactie te gebeuren binnen een termijn van 30 dagen te rekenen vanaf de dag volgend op die : 1° van de ontvangst door de schuldenaar van de factuur of een gelijkwaardig verzoek tot betaling, of 2° van de ontvangst van de goederen of diensten, indien de datum van ontvangst van de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling niet vaststaat of indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling eerder ontvangt dan de goederen of diensten, of 3° van de aanvaarding of controle ter verificatie van de conformiteitvan de goederen of diensten met de overeenkomst, indien de wet of de overeenkomst voorziet in een procedure voor aanvaarding of controle en indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling ontvangt vóór of op de datum waarop de aanvaarding of controle plaatsvindt.
Art. 5. Indien de partijen niet anders zijn overeengekomen met inachtneming van artikel 7, heeft de schuldeiser, wanneer de schuldenaar niet betaalt binnen de overeengekomen betalingstermijn of, bij gebreke hieraan, binnen de betalingstermijn bepaald in artikel 4, vanaf de daarop volgende dag, van rechtswege en zonder ingebrekestelling, recht op de betaling van een interest tegen de referentie-interestvoet vermeerderd met zeven procentpunten en afgerond tot het hogere halve procentpunt.
XXV
De Minister van Financiën zal de aldus bepaalde interestvoet, alsmede iedere wijziging van deze interestvoet, via een bericht in het Belgisch Staatsblad meedelen.
Art. 6. Indien de partijen niet anders zijn overeengekomen met inachtneming van artikel 7, heeft de schuldeiser daarenboven, wanneer de schuldenaar niet betaalt binnen de overeengekomen betalingstermijn of, bij gebreke hieraan, binnen de betalingstermijn bepaald in artikel 4, onverminderd zijn recht op vergoeding van de gerechtskosten overeenkomstig de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, recht op een redelijke schadeloosstelling door de schuldenaar voor alle relevante invorderingskosten ontstaan door de betalingsachterstand. De toepassing van dit artikel sluit de toekenning aan de schuldeiser van de sommen die bepaald zijn in de artikelen 1018, eerste lid, 6°, en 1022 van het Gerechtelijk Wetboek uit. Deze invorderingskosten moeten voldoen aan de beginselen van transparantie en in verhouding staan tot de schuld in kwestie. De Koning stelt het maximumbedrag vast van deze redelijke schadeloosstelling voor invorderingskosten voor verschillende schuldniveaus.
XXVI
Bijlage 5 : Omzendbrief 12 maart 2009 - Overheidsopdrachten, betalingstermijnen en verwijlinteresten
FEDERALE OVERHEIDSDIENST KANSELARIJ VAN DE EERSTE MINISTER 12 MAART 2009. — Omzendbrief. — Overheidsopdrachten Betalingstermijnen en verwijlintresten
Aan de aanbestedende overheden die onderworpen zijn aan de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten Mevrouw, Mijnheer de Minister, Mevrouwen, Mijne Heren, Gezien de huidige economische en financiële crisis is het noodzakelijk dat de aanbestedende overheden zo snel mogelijk hun betalingsverplichtingen nakomen die verschuldigd zijn bij de uitvoering van overheidsopdrachten, om te vermijden dat de bedrijven met nog grotere financiële moeilijkheden worden geconfronteerd. Vanuit de beroepssectoren wordt erop gewezen dat de aanbestedende overheden al te vaak betalingsachterstand oplopen en daarenboven geen rekening houden met de verwijlintresten die nochtans van rechtswege verschuldigd zijn voor de opdrachten waarop de Algemene aannemingsvoorwaarden van toepassing zijn (bijlage van het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en de concessies voor openbare werken). Ik wens dan ook te herinneren aan de voorschriften die terzake dienen te worden nageleefd. 1. De wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties is ook van toepassing op overheidsopdrachten. Volgens artikel 3, laatste lid, van deze wet, doet zij evenwel geen afbreuk aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 26 september 1996. Bij de toepassing van deze regels dient het volgende onderscheid te worden gemaakt : a) Voor opdrachten waarvan de uitgave (exclusief BTW) méér dan 5.500 euro bedraagt, zijn de na te leven betalingstermijnen vermeld in artikel 15, §§ 1 en 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. De termijn bedraagt 60 kalenderdagen vanaf de ontvangst van de schuldvordering voor opdrachten voor werken en 50 kalenderdagen voor opdrachten voor leveringen (vanaf de datum waarop de keuringsformaliteiten zijn beëindigd) en voor opdrachten voor diensten (vanaf de ontvangst van de schuldvordering). Deze termijnen kunnen eventueel worden herberekend op grond van de nadere regels van artikel 15 (zo wordt de termijn ingeval van een opdracht voor werken bijvoorbeeld verlengd met de overschrijding van de termijn waarover de aannemer beschikt om zijn factuur in te dienen. XXVII
Deze termijnen mogen in geen geval in het bestek worden verlengd. Overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 26 septem-ber 1996 wordt een dergelijke bepaling immers voor niet geschreven gehouden. Volgens artikel 15, § 4, van de Algemene aannemingsvoorwaarden zijn van rechtswege en zonder ingebrekestelling verwijlintresten ver- schuldigd indien de termijn wordt overschreden. Hierbij geldt de schuldvordering voor de hoofdsom ook als schuldvordering voor de intresten. De rentevoet wordt berekend door de Minister van Financiën en wordt bij het begin van elk semester in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Momenteel bedraagt hij 9,50 % op jaarbasis. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan deze rentevoet in het bestek worden verminderd, om objectieve redenen waaruit kan worden afgeleid dat deze vermindering geen kennelijke onbillijkheid jegens de aannemer inhoudt. Bovendien mag deze vermindering niet meer bedragen dan 3,5 % en mag deze evenmin aanleiding geven tot een lagere rentevoet dan de wettelijke rentevoet. b) De bepalingen van de algemene aannemingsvoorwaarden zijn niet van toepassing op de opdrachten waarvan de uitgave (exclusief BTW) 5.500 euro of minder bedraagt, zoals blijkt uit artikel 3, § 3, van het koninklijk besluit van 26 september 1996. Wat de betaling van deze opdrachten betreft, dient men te verwijzen naar de tussen de partijen overeengekomen voorwaarden of, bij ontstentenis daarvan, naar de factuurvoorwaarden van de aannemer, met inachtneming van de beginselen en voorwaarden van de wet van 2 augustus 2002. 2. Voor de opdrachten gegund vóór 8 augustus 2002 moet voor de betalingstermijnen en de verwijlintresten worden verwezen naar de bepalingen van artikel 15 van de Algemene aannemingsvoorwaarden zoals die in het betrokken tijdperk van toepassing waren. De rentevoet kan maandelijks variëren. In voorkomend geval wordt hij op de 15de van elke maand bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad via een officieel bericht van de FOD Kanselarij van de Eerste Minister. Brussel, 12 maart 2009. De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY
XXVIII
Bijlage 6 : Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (herschikking) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1), Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2), Overwegende hetgeen volgt: (1)
Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties moet op verscheidene punten materieel worden gewijzigd. Omwille van de duidelijkheid en de logica is het wenselijk de betreffende bepalingen te herschikken.
(2)
Wanneer marktdeelnemers op de interne markt goederen en diensten aan andere marktdeelnemers of aan over heidsinstanties leveren, gebeurt dit meestal op basis van uitgestelde betaling, waarbij de leverancier de afnemer een betalingstermijn toekent die door partijen is overeengekomen, in de factuur van de leverancier is vermeld, of wettelijk is vastgesteld.
(3)
Veel betalingen voor handelstransacties tussen marktdeel- nemers of tussen marktdeelnemers en overheidsinstanties worden later verricht dan contractueel is overeengekomen of in de algemene handelsvoorwaarden is vast gelegd. Hoewel de goederen zijn geleverd of de diensten zijn verricht, worden de desbetreffende facturen veelal ruim na het verstrijken van de betalingstermijn voldaan. Dergelijke betalingsachterstand heeft een negatieve uit- werking op de liquiditeit en bemoeilijkt het financiële beheer van ondernemingen. Bovendien heeft zij, wanneer de schuldeiser als gevolg van betalingsachterstanden ex- terne financiering nodig heeft, gevolgen voor het concurrentievermogen en de winstgevendheid. In tijden van eco-nomische neergang, wanneer de toegang tot financiering lastiger is, neemt het risico van negatieve gevolgen sterk toe.
(4)
Rechtsvorderingen in verband met betalingsachterstand zijn al vergemakkelijkt door Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betref-fende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (4), Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet- betwiste schuldvorderingen (5), Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (6) en Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (7). Om betalingsachterstanden bij handelstransacties te ontmoedigen, moeten echter aanvullende bepalingen worden vastgesteld.
(5)
Ondernemingen moeten overal op de interne markt on- der zodanige omstandigheden zaken kunnen doen dat grensoverschrijdende transacties geen grotere risico’s meebrengen dan binnenlandse transacties. Wanneer voor binnenlandse en grensoverschrijdende transacties wezenlijk verschillende regels van toepassing zijn, is er sprake van concurrentievervalsing.
(6)
In haar mededeling van 25 juni 2008 „ „Denk eerst klein” — Een „Small Business Act” voor Europa” heeft de Com- missie benadrukt dat de toegang van het midden- en kleinbedrijf/kleine en middelgrote ondernemingen (het mkb/kmo’s) tot financiering moet worden vergemakke- lijkt en dat een juridisch en commercieel klimaat moet worden geschapen dat tijdige betaling bij handelstrans- acties bevordert. Er zij op gewezen dat de overheid in dit verband een bijzondere verantwoordelijkheid heeft. De criteria voor de definitie van het mkb/kmo’s zijn vast- gesteld in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de
XXIX
definitie van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (1). (7) Een van de prioritaire acties die in de mededeling van de Commissie van 26 november 2008 over „Een Europees economisch herstelplan” worden bepleit, betreft het te- rugdringen van de administratieve lasten en de bevorde- ring van ondernemerschap, onder meer door ervoor te zorgen dat alle facturen voor leveringen en diensten, dus ook die van het mkb/kmo’s, in principe binnen één maand worden betaald om liquiditeitsproblemen tegen te gaan. (8)
Het toepassingsgebied van deze richtlijn moet worden beperkt tot betalingen tot vergoeding van handelstrans- acties. Deze richtlijn mag niet strekken tot regulering van transacties met consumenten, interest betreffende andere betalingen zoals betalingen uit hoofde van de wetgeving inzake cheques en wissels, of betalingen bij wijze van schadeloosstelling met inbegrip van betalingen uit hoofde van verzekeringspolissen. Bovendien moet het de lidsta- ten vrij staan schulden die het onderwerp zijn van een insolventieprocedure, met inbegrip van schuldsanerings- procedures, van de toepassing van de richtlijn uit te sluiten.
(9)
Deze richtlijn dient alle handelstransacties te bestrijken, ongeacht of deze tussen particuliere of openbare onder- nemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstan- ties plaatsvinden, gelet op het feit dat overheidsinstanties een aanzienlijke hoeveelheid betalingen aan ondernemin- gen verrichten. De richtlijn moet bijgevolg ook alle han- delstransacties tussen hoofdaannemers en hun leveran- ciers en onderaannemers regelen.
(10) Het feit dat de vrije beroepen onder deze richtlijn vallen, mag geen verplichting inhouden voor de lidstaten deze beroepen als ondernemingen of handelaars te behandelen voor doeleinden buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn. (11) De levering van goederen en het verrichten van diensten tegen vergoeding waarop deze richtlijn van toepassing is, moet ook het ontwerp en de uitvoering van openbare werken en bouw- en civieltechnische werken omvatten. (12) Betalingsachterstand is een vorm van contractbreuk die door het in rekening brengen van een lage of geen in- terest op achterstallige betalingen en/of door traag ver- lopende invorderingsprocedures in de meeste lidstaten voor schuldenaren financieel aantrekkelijk is geworden. Een ingrijpende verandering in de richting van een stipte betalingscultuur, waarbij de uitsluiting van het recht om interest in rekening te brengen hoe dan ook wordt be- schouwd als een kennelijk onbillijk contractueel beding of kennelijk onbillijke praktijk, is nodig om deze tendens te keren en om betalingsachterstand te ontmoedigen. Een dergelijke verandering vereist ook het invoeren van spe- cifieke bepalingen met betrekking tot betalingstermijnen en de vergoeding van door schuldeisers gemaakte kosten, en onder meer dat uitsluiting van het recht op vergoe- ding van invorderingskosten als een kennelijk onbillijk beding dient te worden beschouwd. (13) Bijgevolg moeten betalingstermijnen in overeenkomsten tussen bedrijven in de regel tot maximaal 60 kalender- dagen worden beperkt. Er zijn echter situaties denkbaar waarin ondernemingen ruimere betalingstermijnen nodig hebben, bijvoorbeeld om hun klanten handelskrediet te kunnen verlenen. Daarom moeten de betrokken partijen over de mogelijkheid blijven beschikken om betalingster- mijnen van meer dan 60 kalenderdagen uitdrukkelijk overeen te komen, althans voor zover deze langere termijn niet kennelijk onbillijk jegens de schuldeiser is. (14) Met het oog op de samenhang van de wetgeving van de Unie moet de definitie van „aanbestedende diensten” in Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sec- toren water- en energievoorziening, vervoer en postdien- sten (2) en in Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en dien- sten (3) ook voor de toepassing van deze richtlijn gelden. (15) De wettelijke interest die voor betalingsachterstand ver- schuldigd is, moet overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (4) als enkelvoudige interest in dagen worden berekend.
XXX
(16) Deze richtlijn mag schuldeisers niet verplichten interest voor betalingsachterstand te eisen. Wel biedt zij schuld- eisers de mogelijkheid, in geval van betalingsachterstand zonder voorafgaande kennisgeving van niet-nakoming of een andere soortgelijke aanmaning om debiteuren aan hun betalingsverplichting te herinneren, interest voor be- talingsachterstand in rekening te brengen. (17) Om voor toepassing van het recht op interestvergoeding voor betalingsachterstand in aanmerking te komen, moet de schuldeiser in een situatie van betalingsachterstand verkeren omdat het hem verschuldigde bedrag op de vervaldag niet tot zijn beschikking staat, terwijl hij wel aan zijn wettelijke en contractuele verplichtingen heeft voldaan. (18) Betalingsverzoeken gaan in op het moment van facture- ring en facturen vervullen een belangrijke documentaire rol in de keten van transacties voor de levering van goederen en diensten, onder meer ter vaststelling van de betalingstermijnen. Voor de toepassing van deze richt- lijn moeten de lidstaten de invoering stimuleren van sys- temen die rechtszekerheid bieden omtrent de exacte da- tum van ontvangst van facturen door schuldenaars, ook bij e-facturering waarbij de inontvangstneming van fac- turen als elektronisch bewijsmateriaal kan dienen en dat ten dele onder de toepassing valt van de bepalingen inzake facturering in Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeen- schappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1). (19) Om betalingsachterstand te ontmoedigen, moeten schuld- eisers een redelijke schadeloosstelling ontvangen voor de invorderingskosten die aan betalingsachterstand toe te schrijven zijn. De invorderingskosten moeten ook een vergoeding omvatten voor de administratiekosten en de interne kosten die als gevolg van de betalingsachterstand worden gemaakt; hiertoe moet deze richtlijn voorzien in een vast minimumbedrag, dat gecumuleerd kan worden met interest voor betalingsachterstand. De toekenning van een schadeloosstelling in de vorm van een vast be- drag moet ten doel hebben de aan invordering verbon- den administratieve en interne kosten te beperken. Ver- goeding van invorderingskosten moet worden bepaald zonder afbreuk te doen aan nationale bepalingen volgens welke een nationale rechter een schuldeiser een vergoe- ding kan toekennen voor extra schade in verband met de betalingsachterstand van een schuldenaar. (20) Naast het recht op betaling van een vast bedrag ter dek- king van interne invorderingskosten moeten schuldeisers ook recht hebben op terugbetaling van de overige invor- deringskosten die ontstaan door betalingsachterstand van een schuldenaar, waaronder met name kosten die schuld- eisers moeten maken voor het inschakelen van een ad- vocaat of incassobureau. (21) Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan het recht van de lidstaten om te voorzien in hogere — en derhalve voor schuldeisers gunstigere — vaste bedragen ter ver- goeding van invorderingskosten, of om deze bedragen te verhogen, onder meer om gelijke tred te houden met de inflatie. (22) Deze richtlijn mag betaling in termijnen of gespreide betaling niet in de weg staan. Wel moet elke termijn of deelbetaling conform de overeengekomen voorwaarden worden voldaan en onderworpen zijn aan de in deze richtlijn vastgestelde regels inzake betalingsachterstand. (23) De inkomensstromen van overheidsinstanties worden doorgaans gekenmerkt door een grotere zekerheid, voor- spelbaarheid en continuïteit dan die van ondernemingen. Bovendien kunnen veel overheidsinstanties tegen gunsti- gere voorwaarden financiering krijgen dan ondernemin- gen. Tegelijkertijd zijn overheidsinstanties voor het berei- ken van hun doelen minder afhankelijk van het onder- houden van stabiele commerciële relaties dan onder- nemingen. Lange betalingstermijnen en betalingsachter- standen van overheidsinstanties voor geleverde goederen en diensten leiden tot ongerechtvaardigde kosten voor ondernemingen. Om deze reden is het wenselijk om voor commerciële transacties voor de levering van goe- deren of diensten door ondernemingen aan overheids- instanties specifieke regels in te voeren, die met name moeten voorzien in betalingstermijnen welke doorgaans niet meer dan 30 kalenderdagen bedragen — tenzij in het contract uitdrukkelijk anders is overeengekomen, en mits een en ander objectief gerechtvaardigd is in het licht van de bijzondere aard of kenmerken van het contract — en in ieder geval niet meer dan 60 kalenderdagen. (24) Wel dient rekening te worden gehouden met de speci- fieke situatie van overheidsinstanties die economische ac- tiviteiten van industriële of commerciële aard uitoefenen door als openbaar bedrijf goederen of diensten op de markt aan te bieden. Daarom moet de lidstaten onder bepaalde voorwaarden worden toegestaan de wettelijke betalingstermijn tot maximaal 60 kalenderdagen te verlengen. (25) De situatie met betrekking tot betalingsachterstanden in de gezondheidszorg is in een groot aantal lidstaten bij- zonder zorgwekkend. De stelsels van gezondheidszorg, die een essentieel onderdeel vormen van de sociale infra- structuur van Europa, zien zich naarmate de bevolking van Europa vergrijst, er meer
XXXI
van hen wordt verwacht en de geneeskunde zich steeds verder ontwikkelt, vaak ge- dwongen individuele behoeften en beschikbare financiële middelen met elkaar te verzoenen. Alle stelsels zien zich geconfronteerd met de uitdaging om in de gezondheids- zorg op zodanige wijze prioriteiten vast te stellen dat er een evenwicht ontstaat tussen de behoeften van individu- ele patiënten en de financiële middelen die ter beschik- king staan. Daarom moeten de lidstaten de overheids- organisaties in de gezondheidssector een zekere mate van flexibiliteit kunnen bieden om aan hun verplichtin- gen te voldoen. Derhalve moet de lidstaten onder be- paalde voorwaarden worden toegestaan de wettelijke betalingstermijn tot maximaal 60 kalenderdagen te verlen- gen. Niettemin moeten de lidstaten alles in het werk stellen om te garanderen dat betalingen in de gezond- heidssector binnen de wettelijke termijnen worden uit- gevoerd. (26) Om de verwezenlijking van het doel van deze richtlijn niet in gevaar brengen, moeten de lidstaten erop toezien dat de maximumduur van aanvaardings- of verificatiepro- cedures bij handelstransacties in de regel niet meer dan 30 kalenderdagen bedraagt. Niettemin moet voor verifi- catieprocedures een langere maximumtermijn dan 30 ka- lenderdagen kunnen worden toegestaan, bijvoorbeeld bij bijzonder complexe contracten, wanneer dit in de over- eenkomst of in de aanbestedingsdocumenten uitdrukke- lijk is overeengekomen en wanneer zulks niet kennelijk onbillijk jegens de schuldeiser is. (27) Voor de instellingen van de Unie is de situatie wat betreft hun financiering en commerciële relaties vergelijkbaar met die van de overheidsinstanties in de lidstaten. Ver- ordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2) bepaalt dat de validatie, autorisatie en betaling van uitgaven door instellingen van de Unie moeten worden voltooid binnen de voor de uitvoering daarvan vastgestelde termijnen. De bewuste uitvoerings- voorschriften zijn neergelegd in Verordening (EG, Eura- tom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van nadere regels voor de uitvoe- ring van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepas- sing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1), en specificeren de omstandigheden waarin te laat betaalde schuldeisers recht hebben op interest bij betalingsachterstand. In het kader van de lopende toet- sing van deze verordeningen moet er zorg voor worden gedragen dat de maximumtermijnen voor betaling door instellingen van de Unie overeenkomen met de wettelijke termijnen die volgens deze richtlijn van toepassing zijn op overheidsinstanties. (28) Deze richtlijn dient misbruik van contractvrijheid ten nadele van de schuldeiser te verbieden. Dit impliceert dat, wanneer een beding in een overeenkomst of een praktijk met betrekking tot de betalingsdatum of -ter- mijn, de interest die in rekening wordt gebracht in geval van betalingsachterstand of de vergoeding voor invorde- ringskosten op grond van de aan de schuldenaar toege- kende voorwaarden niet te billijken is, of wanneer deze voornamelijk ten doel heeft de schuldenaar ten koste van de schuldeiser extra liquiditeit te verschaffen, zij als een misbruik in die zin kan worden aangemerkt. Daarom moet, conform het theoretisch „ontwerp-Common Frame of Reference”, ieder contractueel beding of iedere praktijk die apert afwijkt van de gangbare handelspraktijken en indruist tegen de beginselen van goede trouw of eerlijke behandeling, als onbillijk voor de schuldeiser worden aangemerkt. Met name de onvoorwaardelijke uitsluiting van het recht om interest in rekening te brengen moet hoe dan ook worden aangemerkt als een kennelijke on- billijkheid, terwijl uitsluiting van het recht op vergoeding van invorderingskosten moet worden vermoed kennelijk onbillijk te zijn. Deze richtlijn moet nationale bepalingen betreffende de wijze van sluiting van contracten of be- treffende de regulering van de geldigheid van voor de schuldenaar onbillijke bedingen, onverlet laten. (29) In het kader van de intensivering van de inspanningen om misbruik van contractvrijheid ten nadele van schuld- eisers te vermijden, moeten instanties die officieel zijn erkend als bedrijfsvertegenwoordigende organisaties of organisaties die daarbij een legitiem belang hebben, in staat worden gesteld zich tot de nationale rechtbanken of administratieve instanties te wenden om voortgezet gebruik van contractuele bedingen of praktijken die ken- nelijk onbillijk zijn jegens de schuldeiser te voorkomen. (30) Teneinde aan de verwezenlijking van het doel van deze richtlijn bij te dragen, moeten de lidstaten de verspreiding van goede praktijken bevorderen, onder meer door aan te sturen op publicatie van een lijst van stipte betalers. (31) Het is wenselijk ervoor te zorgen dat schuldeisers een beding van eigendomsvoorbehoud op nietdiscrimine- rende basis in de gehele Unie kunnen doen gelden, tel- kens wanneer het gaat om een beding van eigendoms- voorbehoud dat geldig is volgens de nationale bepalingen welke ingevolge het internationaal privaatrecht van toe- passing zijn. (32) Deze richtlijn geeft alleen een definitie van de term „exe- cutoriale titel”, maar zij moet geen regulering inhouden van de verschillende procedures voor gedwongen execu- tie van een dergelijke titel of de voorwaarden waaronder gedwongen executie van een dergelijke titel kan worden beëindigd of opgeschort.
XXXII
(33) De gevolgen van betalingsachterstand kunnen slechts ontmoedigend werken indien zij vergezeld gaan van snelle en voor de schuldeiser efficiënte invorderingspro- cedures. Deze procedures dienen overeenkomstig het niet-discriminatiebeginsel van artikel 18 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie open te staan voor alle schuldeisers die gevestigd zijn in de Unie. (34) Om de naleving van de bepalingen in deze richtlijn te bevorderen, dienen de lidstaten de inzet te stimuleren van bemiddeling/mediation of andere alternatieve wijzen van geschillenbeslechting. Richtlijn 2008/52/EG van het Eu- ropees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betref- fende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken (2) heeft reeds een kader ge- creëerd voor op het niveau van de Unie te hanteren systemen van bemiddeling/mediation, in het bijzonder bij grensoverschrijdende geschillen, zonder dat dit de toepassing daarvan bij interne bemiddelingssystemen in de weg staat. De lidstaten moeten daarnaast ook de be- trokken partijen aanmoedigen tot het opstellen van vrij- willige gedragscodes, die er in het bijzonder op gericht moeten zijn de uitvoering van deze richtlijn te helpen verwezenlijken. (35) Er moet voor worden gezorgd dat de invorderingspro- cedures voor onbetwiste schulden in verband met beta- lingsachterstanden bij handelstransacties binnen een korte termijn worden afgewikkeld, bijvoorbeeld door ge- bruikmaking van een versnelde procedure en ongeacht de omvang van het schuldbedrag. (36) Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de bestrijding van betalingsachterstand binnen de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kan worden ver- wezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang en de gevol- gen ervan, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbegin- sel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. (37) De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in intern recht moet worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van Richtlijn 2000/35/EG inhoudelijk zijn ge- wijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewij- zigde bepalingen vloeit voort uit die richtlijn. (38) Deze richtlijn moet de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor omzetting in intern recht en de toepassing van Richtlijn 2000/35/EG onverlet laten. (39) Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Ak- koord inzake beter wetgeven (1), worden de lidstaten er- toe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Unie hun eigen tabellen op te stellen die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJNEN VASTGESTELD:
Artikel 1 Voorwerp en toepassingsgebied 1.
Deze richtlijn heeft ten doel betalingsachterstanden bij handelstransacties tegen te gaan teneinde de correcte werking van de interne markt te waarborgen, en daardoor het concur- rentievermogen van ondernemingen en met name van het mkb/ kmo’s te versterken.
2.
Deze richtlijn is van toepassing op alle betalingen tot vergoeding van handelstransacties.
3.
De lidstaten mogen schulden die het voorwerp zijn van een insolventieprocedure tegen de schuldenaar, met inbegrip van schuldsaneringsprocedures, uitsluiten.
Artikel 2
XXXIII
Definities Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder: 1.
„handelstransacties”: transacties tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties die leiden tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten tegen vergoeding;
2.
„overheidsinstantie”: elke aanbestedende dienst, zoals om-schreven in artikel 2, lid 1, onder a), van Richtlijn2004/17/EG en in artikel 1, lid 9, van Richtlijn2004/18/EG, ongeacht het voorwerp of de waarde van de opdracht;
3.
„onderneming”: elke organisatie, met uitsluiting van over- heidsinstanties, die handelt in het kader van haar zelfstan- dige economische of beroepsmatige activiteit, ook wanneer deze activiteit door slechts één persoon wordt uitgeoefend;
4.
„betalingsachterstand”: een betaling die niet is verricht bin- nen de contractuele of wettelijke betalingstermijn en waar de voorwaarden van artikel 3, lid 1, of artikel 4, lid 1, vervuld zijn;
5.
„interest voor betalingsachterstand”: de wettelijke interest voor betalingsachterstand of tussen ondernemingen over- eengekomen interest, rekening houdend met artikel 7;
6.
„wettelijke interest voor betalingsachterstand”: de enkel- voudige interest voor betalingsachterstand, overeen- komend met de referentie-interestvoet, vermeerderd met ten minste acht procentpunten;
7.
„referentie-interestvoet”: a) voor een lidstaat die de euro als munteenheid heeft, hetzij: i)
de door de Europese Centrale Bank voor haar meest recente toegepaste interestvoet, of
basisherfinancieringstransacties
ii) de marginale interestvoet die het gevolg is van va- riabelerentetenders voor de meest recente basisher- financieringstransacties van de Europese Centrale Bank; b) voor lidstaten die de euro niet als munt equivalente inte- restvoet;
hebben, de door hun
centrale bank vastgestelde
8.
„verschuldigd bedrag”: de hoofdsom die binnen de con- tractuele of wettelijke betalingstermijn had moeten worden voldaan, inclusief toepasselijke belastingen, rechten, heffin- gen of kosten als vermeld in de factuur of in een gelijk- waardig verzoek tot betaling;
9.
„eigendomsvoorbehoud”: contractuele afspraak volgens welke de verkoper eigenaar blijft van de goederen in kwes- tie totdat de prijs volledig is betaald;
10. „executoriale titel”: beslissing, uitspraak of bevel tot beta- ling van een rechter of andere bevoegde autoriteit, met inbegrip van beslissingen, uitspraken of bevelen die voor- lopig executoriaal zijn, strekkende tot onmiddellijke beta- ling dan wel betaling in termijnen, waarbij de schuldeiser wordt gemachtigd zijn vordering op de schuldenaar te doen innen door middel van gedwongen executie.
Artikel 3 Transacties tussen ondernemingen 1.
De lidstaten zorgen ervoor dat bij handelstransacties tus- sen ondernemingen de schuldeiser zonder aanmaning recht heeft op interest voor betalingsachterstand, voor zover aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a) de schuldeiser heeft zijn contractuele en wettelijke verplich-tingen vervuld, alsmede
XXXIV
b) de schuldeiser heeft het verschuldigde bedrag niet op tijd ontvangen, tenzij de schuldenaar niet verantwoordelijk is voor de vertraging. 2.
De lidstaten zien erop toe dat de toepasselijke referentie- interestvoet: a) voor de eerste helft van het desbetreffende jaar de interest-voet is die op 1 januari van dat jaar geldt; b) voor de tweede helft van het desbetreffende jaar de interest-voet is die op 1 juli van dat jaar geldt.
3.
Wanneer aan de voorwaarden in lid 1 wordt voldaan, zorgen de lidstaten voor het volgende: a) dat met ingang van de dag volgend op de datum voor betaling of op het verstrijken van de termijn voor betaling, welke zijn vastgesteld in de overeenkomst, de schuldeiser aanspraak kan maken op interest voor betalingsachterstand; b) indien er in de overeenkomst geen datum of termijn voor betaling is vastgesteld, dat de schuldeiser bij het verstrijken van een van de volgende termijnen aanspraak kan maken op interest voor betalingsachterstand: i) 30 kalenderdagen na de datum van ontvangst door de schuldenaar van de factuur of een gelijkwaardig verzoek tot betaling; ii) indien de datum van ontvangst van de factuur of het gelijkwaardige verzoek tot betaling niet vaststaat, 30 kalenderdagen na de datum van ontvangst van de goe- deren of diensten; iii) indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardige verzoek tot betaling eerder ontvangt dan de goederen of de diensten, 30 kalenderdagen na de datum van ont- vangst van de goederen of diensten; iv) indien de wet of de overeenkomst voorziet in een pro- cedure voor aanvaarding of verificatie, waarbij de con- formiteit van de goederen of de diensten met de over- eenkomst moet worden vastgesteld, en indien de schul- denaar de factuur of het gelijkwaardige verzoek tot be- taling ontvangt vóór of op de datum waarop de aan- vaarding of verificatie plaatsvindt, 30 kalenderdagen na die datum.
4.
Wanneer voorzien is in een procedure voor aanvaarding of verificatie, waarbij de conformiteit van de goederen of de diensten met de overeenkomst moet worden vastgesteld, zien de lidstaten erop toe dat de maximumduur van die procedure niet meer dan 30 kalenderdagen bedraagt vanaf de datum van ontvangst van de goederen of diensten, tenzij in de overeen- komst uitdrukkelijk anders is overeengekomen en mits daarbij geen sprake is van kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser in de zin van artikel 7.
5.
De lidstaten zien erop toe dat de in de overeenkomst vastgestelde betalingstermijn niet meer dan 60 kalenderdagen bedraagt, tenzij in de overeenkomst uitdrukkelijk anders is over- eengekomen en mits daarbij geen sprake is van kennelijke on- billijkheid jegens de schuldeiser in de zin van artikel 7. Artikel 4 Transacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties
1.
De lidstaten zorgen ervoor dat schuldeisers bij handels- transacties waarbij de schuldenaar een overheidsinstantie is, na afloop van de in de leden 3, 4 of 6 vastgestelde termijn zonder aanmaning aanspraak kunnen maken op wettelijke interest voor betalingsachterstand, voor zover aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a) de schuldeiser heeft zijn contractuele en wettelijke verplich-tingen vervuld, alsmede b) de schuldeiser heeft het verschuldigde bedrag niet op tijd ontvangen, tenzij de schuldenaar niet verantwoordelijk is voor de vertraging.
2.
De lidstaten zien erop toe dat de toepasselijke referentie- interestvoet: a) voor de eerste helft van het desbetreffende jaar de interest-voet is die op 1 januari van dat jaar geldt;
XXXV
b) voor de tweede helft van het desbetreffende jaar de interestvoet is die op 1 juli van dat jaar geldt. 3.
Bij handelstransacties waarbij de schuldenaar een overheidsinstantie is, zorgen de lidstaten ervoor dat: a) de betalingstermijn niet langer is dan een van de volgende termijnen: i) 30 kalenderdagen na de datum van ontvangst door de schuldenaar van de factuur of een gelijkwaardig verzoek tot betaling; ii) indien de datum van ontvangst van de factuur of het gelijkwaardige verzoek tot vaststaat, 30 kalenderdagen na de datum van ontvangst van de goe- deren of diensten;
betaling niet
iii) indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardige verzoek tot betaling eerder ontvangt dan de goederen of de diensten, 30 kalenderdagen na de datum van ont- vangst van de goederen of diensten; iv) indien de wet of de overeenkomst voorziet in een pro- cedure voor aanvaarding of verificatie, waarbij de con- formiteit van de goederen of de diensten met de over- eenkomst moet worden vastgesteld, en indien de schul- denaar de factuur of het gelijkwaardige verzoek tot be- taling ontvangt vóór of op de datum waarop de aan- vaarding of verificatie plaatsvindt, 30 kalenderdagen na die datum; b) de ontvangstdatum van de factuur niet bij contractuele over- eenkomst schuldeiser wordt vast- gelegd. 4.
tussen
schuldenaar
en
De lidstaten kunnen de in lid 3, onder a), bedoelde termijnen tot maximaal 60 kalenderdagen verlengen voor:
a) overheidsinstanties die economische activiteiten van indus- triële of commerciële aard uitoefenen door op de markt goederen of diensten aan te bieden en die als openbaar bedrijf onderworpen zijn aan de transparantievereisten welke zijn vastgesteld bij Richtlijn 2006/111/EG van de Commissie van 16 november 2006 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrij- ven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde onder- nemingen (1); b) specifiek voor dat doel erkende overheidsorganisaties die gezondheidszorg verstrekken. Wanneer een lidstaat besluit tot verlenging van de termijnen als bedoeld in dit lid, doet zij de Commissie uiterlijk op 16 maart2018 een verslag toekomen over zulke verlenging. Op basis hiervan legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een rapport voor waarin wordt aangegeven welke lidstaten de termijnen overeenkomstig dit lid hebben verlengd, en tevens verslag wordt gedaan van de gevolgen daarvan voor de werking van de interne markt, en met name voor het mkb/ kmo’s. Dit rapport gaat zo nodig vergezeld van passende voor- stellen. 5.
De lidstaten zorgen ervoor dat de duur van een procedure voor aanvaarding of verificatie als bedoeld in lid 3, onder a), iv), niet meer dan 30 kalenderdagen bedraagt vanaf de datum van ontvangst van de goederen of diensten, tenzij in de overeen- komst of in eventuele aanbestedingsdocumenten uitdrukkelijk anders is overeengekomen en mits daarbij geen sprake is van kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser in de zin van artikel 7.
6.
De lidstaten zorgen ervoor dat de in de overeenkomst vastgestelde betalingstermijn niet langer is dan de in lid 3 ge- noemde termijnen, tenzij in de overeenkomst uitdrukkelijk an- ders is overeengekomen en de bijzondere aard of eigenschappen van het contract dit objectief rechtvaardigen, met dien verstande dat de betalingstermijn in geen geval langer mag zijn dan 60 kalenderdagen.
Artikel 5 Betalingsregelingen
XXXVI
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het recht van partijen om, met inachtneming van de desbetreffende bepalingen in het toe- passelijke nationale recht, betalingsregelingen met betaling in termijnen overeen te komen. In dergelijke gevallen worden — indien een van de afbetalingstermijnen niet op de afgesproken datum wordt voldaan — de interest en de vergoeding waarin deze richtlijn voorziet uitsluitend berekend over de achterstallige bedragen.
Artikel 6 Vergoeding van invorderingskosten 1.
De lidstaten zorgen ervoor dat de schuldeiser wanneer bij handelstransacties interest voor betalingsachterstand overeen- komstig de artikelen 3 of 4 verschuldigd wordt, minstens een vast bedrag van 40 EUR mag invorderen.
2.
De lidstaten zorgen ervoor dat het in lid 1 bedoelde vaste bedrag zonder aanmaning verschuldigd is als vergoeding voor de eigen invorderingskosten van de schuldeiser.
3.
Naast het in lid 1 bedoelde vaste bedrag kan de schuld- eiser aanspraak maken op een redelijke schadeloosstelling door de schuldenaar voor alle door diens betalingsachterstand ont- stane invorderingskosten welke dat vaste bedrag te boven gaan. Daartoe kunnen onder meer de kosten worden gerekend die worden gemaakt voor het inschakelen van een advocaat of incassobureau.
Artikel 7 Onbillijke bedingen en praktijken 1.
De lidstaten voorzien erin dat een contractueel beding of een praktijk met betrekking tot de datum of termijn voor be- taling, de interestvoet voor betalingsachterstand of de vergoe- ding van invorderingskosten hetzij niet afdwingbaar zijn, hetzij aanleiding geven tot een vordering tot schadevergoeding, indien zij een kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser behelzen.
Bij de beoordeling van de vraag of een contractueel beding of een praktijk een kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser in de zin van de eerste alinea behelst, worden alle omstandigheden in aanmerking genomen, met inbegrip van: a) elke aanmerkelijke afwijking van goede handelspraktijken, die in strijd is met de goede trouw en eerlijke behandeling; b) de aard van het product of de dienst, alsmede c) de vraag of de schuldenaar objectieve redenen heeft om af te wijken van de wettelijke interestvoet voor betalingsachter- stand, van de in artikel 3, lid 5, artikel 4, lid 3, onder a), artikel 4, lid 4, en artikel 4, lid 6, bedoelde betalingstermijn, of van het in artikel 6, lid 1, bedoelde vaste bedrag. 2.
Voor de toepassing van lid 1 worden contractuele bedin- gen of praktijken die de betaling van interest voor betalings- achterstand uitsluiten, als kennelijk onbillijk beschouwd.
3.
Voor de toepassing van lid 1 worden contractuele bedin- gen of praktijken die een vergoeding van invorderingskosten als bedoeld in artikel 6 uitsluiten, vermoed kennelijk onbillijk te zijn.
4.
In het belang van schuldeisers en concurrenten zorgen de lidstaten ervoor dat een adequaat en doeltreffend middel voor- handen is om te voorkomen dat het gebruik van contractuele bedingen en praktijken die in
XXXVII
de zin van lid 1 een kennelijke onbillijkheid behelzen, wordt voortgezet.
5.
Het in lid 4 bedoelde middel omvat bepalingen op grond waarvan een organisatie die officieel erkend is als organisatie die de belangen van ondernemingen vertegenwoordigt, of die recht- matige belangen heeft bij die vertegenwoordiging, in overeen- stemming met de toepasselijke nationale wetgeving zich tot de rechter of bevoegde administratieve instanties kan wenden op grond van het feit dat contractuele bedingen of praktijken een kennelijke onbillijkheid in de zin van lid 1 behelzen, opdat deze passende en doeltreffende middelen kan aanwenden om de ver- dere toepassing daarvan te voorkomen.
Artikel 8 Transparantie en bewustmaking 1.
De lidstaten staan in voor volledige transparantie omtrent de uit deze richtlijn voortvloeiende rechten en verplichtingen, onder meer door de toepasselijke wettelijke interestvoet voor betalingsachterstand openbaar te maken.
2.
De Commissie maakt op het internet bijzonderheden be- kend omtrent de actuele wettelijke interestvoeten die in alle lidstaten van toepassing zijn voor betalingsachterstanden bij handelstransacties.
3.
De lidstaten maken waar aangewezen gebruik van vakpu- blicaties, promotiecampagnes en andere functionele middelen om ruimere bekendheid te geven aan de instrumenten die kun- nen worden ingezet om op te treden tegen betalingsachterstand onder ondernemingen.
4.
De lidstaten kunnen de invoering stimuleren van gedrags- codes voor stipte betaling, waarin duidelijk gedefinieerde beta- lingstermijnen en een adequate procedure voor de omgang met betalingsgeschillen worden vastgelegd, en zij kunnen elk ander initiatief ontplooien om een oplossing te vinden voor het cruciale probleem van betalingsachterstand en om een cultuur van stipte betaling te helpen ontwikkelen ter ondersteuning van de doelstelling van deze richtlijn.
Artikel 9 Eigendomsvoorbehoud 1.
De lidstaten zorgen ervoor, in overeenstemming met de nationale bepalingen die ingevolge het internationaal privaat- recht van toepassing zijn, dat de verkoper eigenaar blijft van de goederen totdat de prijs volledig is betaald, wanneer tussen koper en verkoper vóór de levering van de goederen uitdrukkelijk een beding van eigendomsvoorbehoud is overeengeko- men.
2.
De lidstaten kunnen bepalingen aangaande door de schuldenaar betaalde voorschotten vaststellen of handhaven.
Artikel 10 Invorderingsprocedures voor onbetwiste schulden 1.
De lidstaten zorgen ervoor dat, via een spoed- of andere procedure en ongeacht het bedrag van de schuld, doorgaans binnen een periode van 90 kalenderdagen na de instelling bij de rechter of een andere bevoegde autoriteit van de vordering of het verzoek van de schuldeiser, een executoriale titel kan wor- den verkregen wanneer de schuld of aspecten van de procedure niet worden betwist. De lidstaten kwijten zich van deze ver- plichting overeenkomstig hun respectieve nationale wettelijke en bestuursrechtelijke
XXXVIII
bepalingen. 2.
Nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen leg- gen dezelfde voorwaarden op aan alle schuldeisers die gevestigd zijn in de Unie.
3.
Bij de berekening van de in lid 1 bedoelde periode wordt geen rekening gehouden met het volgende:
a) de termijnen voor betekening en kennisgeving van documenten; b) de vertraging die te wijten is aan de schuldeiser, bijvoorbeeld als gevolg van het corrigeren van verzoeken. 4.
Dit artikel laat de bepalingen van Verordening (EG) nr.
1896/2006 onverlet. Artikel 11 Verslag Uiterlijk op 16 maart 2016 brengt de Commissie aan het Euro- pees Parlement en de Raad verslag uit over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van passende voorstellen Artikel 12 Omzetting 1.
De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechte-lijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 16 maart 2013 aan de artikelen 1 tot en met 8 en artikel 10 te voldoen. Zij delen de commissie onverwijld de de tekst van deze bepalingen mee. Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.
2.
De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belang- rijkste bepalingen van het intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
3.
De lidstaten mogen bepalingen handhaven of in werking doen treden die gunstiger zijn voor de schuldeiser dan die welke noodzakelijk zijn om aan deze richtlijn te voldoen.
4.
Bij de omzetting van deze richtlijn beslissen de lidstaten over de eventuele uitsluiting van overeenkomsten die voor 16 maart 2013 zijn gesloten.
Artikel 13 Intrekking Richtlijn 2000/35/EG wordt met ingang van 16 maart 2013 ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten in verband met de termijn voor omzetting in intern recht en toepassing van die richtlijn. Zij blijft evenwel van toepassing ten aanzien van overeenkomsten die voor die datum zijn ge- sloten en waarop deze richtlijn krachtens artikel 12, lid 4, niet van toepassing is. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzin- gen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de in de bijlage opgenomen concordantietabel.
XXXIX
Artikel 14 Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 15 Adressaten Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten Gedaan te Straatsburg, 16 februari 2011
XL
Bijlage 7 : Evolutie van de betaalscore van de belangrijkste FOD’s – Graydon Betaalindex, 4de kwartaal 2011, 27 januari 2012, pag. 24
XLI
Bijlage 8 : Evolutie van de betaalscore van de Vlaamse centrumsteden – Graydon Betaalindex, 4de kwartaal 2011, 27 januari 2012-05-14, pag. 29
XLII
Bijlage 9 : Overzicht betalingsduur in dagen voor Europese landen – Intrum Justitia, European Payment Index brochure 2011, pag. 6
XLIII
Bijlage 10 : Samenvatting parlementaire vragen van de Vlaamse overheid met betrekking tot het betalingsgedrag – periode 2008 -2012
Vraag nr. 126 van Robrecht Bothuyne (17/12/2009) Deze vraag werd gesteld naar aanleiding van het relanceplan en een modernisering van ORAFIN, het boekhoudkundige systeem van de Vlaamse overheid.
Kris Peeters ( Algemeen regeringsbeleid, economie, internationaal Vlaanderen en landbouw en plattelandsbeleid ) Algemeen regeringsbeleid : Men streeft naar een betalingstermijn van 30 dagen. Er werd slechts 1 factuur te laat betaald (20 dagen na de betalingstermijn van 60 dagen) , ten belope van 57.791,42 EUR, waarvoor 638,40 EUR verwijlinteresten werden aangerekend. Aanleiding tot het te laat betalen zijn het te laat ontvangen van facturen. Facturen boven de 9000 EUR dienen volgens de administratieve procedure via de controleur van de vastleggingen en het Rekenhof te gaan. Facturen onder de 9000 EUR gaan niet langs deze 2 instanties en kennen dus een kortere termijn. Economie : Dit domein wordt opgesplitst in 3 delen : het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI), het Vlaams Agentschap Ondernemen (VLAO) en het Fonds Flankerend Economisch Beleid (FFEB). Wat het departement EWI betreft, kunnen we volgende tabel opstellen. Deze gegevens zullen verder samengevat worden in een algemene tabel. De meeste oorzaken van de te late betaling is de goedkeuringsflow die doorlopen moet worden. Aantal te laat betaalde Gemiddeld facturen
aantal Totaal bedrag te laat
dagen te late betaling
betaald
2008
181
37
35.324.372
2009
1261
23
41.242.084
Voor het VLAO kunnen er geen exacte gegevens weergegeven worden, de overschrijdingen zijn echter beperkt tot 1%, zij worden gemiddeld een tiental dagen te laat betaald. De oorzaak hiervoor is meestal adminstratieve, technische problemen. Voor het FFEB zijn er geen overschrijdingen. Voor dit departement worden er slechts 83,05 EUR nalatigheidsinteresten betaald. XLIV
Internationaal Vlaanderen : Voor specifieke cijfers verwijzen we naar de aansluitende tabel 1. De redens voor te late betaling van facturen zijn dezelfde als bij het Algemeen regeringsbeleid. Specifiek voor het departement Internationaal ondernemen betreffen de laattijdige betalingen facturen die administratief werden geblokkeerd wegens de ‘bewarende maatregel inzake het gebruik van de begrotingskredieten van de Vlaamse Administratie en Rechtspersonen’ van 13 juli 2009. Er wordt echter al het mogelijke gedaan om de betalingstermijn te respecteren, dus ziet men geen structurele maatregelen nodig om het betalingsgedrag significant te verbeteren. Landbouw- en plattelandsbeleid : Voor specifieke cijfers verwijzen we naar de aansluitende tabel 1. Het aantal laattijdige betalingen is erg miniem. Enkel in 2007 was er een piek naar aanleiding van een verhuis. Er wordt op gewezen dat ze de flow niet volledig zelf in handen hebben. Er wordt gesproken over het comptabiliteitsdecreet ( decreet betreffende de regeling van de begrotingen, de boekhouding, de controle inzake subsidies en de controle door het rekenhof). Door het niet toepassen hiervan blijft een controle door de Controleur van de vastleggingen en het Rekenhof noodzakelijk. De verwijlinteresten bedroegen voor 2007 2.337,38 EUR, voor 2008 2.342,29 EUR
Ingrid Lieten Media : Een globaal antwoord zal gegeven worden door de Heer Philippe Muyters. Alle facturen werden echter binnen de gestelde termijn betaald. De betalingstermijn zal vanaf 2010 gereduceerd kunnen worden door als gevolg van een inkorting van het administratief proces door het gegeven dat de controleur van de vastleggingen nog slechts één keer tussenkomt in het goedkeuringsproces en dat het visum van het Rekenhof rechtstreeks in het systeem ingebracht wordt. Coördinatie van het armoedebestrijdingsbeleid : niet van toepassing
Geert Bourgeois (Vlaams viceminister-president) Een globaal antwoord zal gegeven worden door de Heer Philippe Muyters. Er zijn echter diverse oorzaken voor het laattijdig betalen : - noodzaak tot wachten op budgetherverdeling of begrotingscontrole in het lopende jaar om-wille van ontoereikende saldi op kredieten; - onvoldoende kredieten voor aangegane engagementen in vorige jaren zodat er bijkredieten gevraagd moeten worden; - het ontbreken van de nodige documenten in het dossier; XLV
- foutieve opleveringen door de leveranciers; - het niet tijdig doorgeven van de dossiers tussen beleidsdomeinen en entiteiten voor betalingen die gebeuren door een entiteiten in opdracht van andere entiteiten (bv. binnen beleidsdomein bestuurszaken voor de basisallocaties 1BC0A1289 en 1BC07489). Vanaf 2010 zal er echter sneller betaald kunnen worden door de invoering van het nieuwe boekhoudssysteem ORAFIN. De boekhouddienst zal in de toekomst de factuur onmiddellijk goed-keuren indien ze overeenstemt met het inkooporder. Ook wordt de procedure gewijzigd, zodat de controleur der vastleggingen niet meer tussenkomt in betalingsdossiers. Er is ook een bestaande werkgroep, nl. laattijdige betalingen, die nagaan of er nog bijkomende acties nodig zijn.
Freya Van Den Bossche Energie : de VREG (Vlaamse regulator van de elektriciteit- en gasmarkt) heeft geen facturen waarvan er sprake is van een betalingsachterstand. De betalingstermijnen worden niet systematisch opgevolgd, maar er wordt naar gestreefd om de factuur zo spoedig mogelijk te betalen. Dit wordt dan opgevolgd via de betaling van de verwijlinteresten. Deze bedroegen 0 EUR in 2007-2009. Wonen : er worden hier nogal weinig overschrijdingen vastgesteld, aangezien er weinig betalingen van facturen aan derden zijn. De VMSW ( Vlaamse Maatschappij voor Sociaal wonen) doet echter wel grote betalingen aan derden. Wat betreft de betaling op naam en voor rekening van de VMSW kan men volgende tabel opstellen. Merk wel op dat er hiervoor vanuit de verwijlinteresten vertrokken wordt, omdat deze gegevens niet systematisch opgevolgd worden. Facturen waarvoor geen verwijlinteresten betaald wordt, maar toch te laat betaald worden, zullen hier dus niet in voorkomen.
aantal Jaar
laattijdigheid
facturen Leverancier
Factuurbedrag Verwijlintresten (dagen)
Gewestelijk agentschap voor 2007
4
netheid Brussel
1.517,75
166,96
47
Eindejaarstoelage AJ2006
189.533,75
1.713,10
180
Electrabel
8.950,66
23,69
12
Electrabel
9.271,58
22,65
11
Bedrijfsvoorheffing op
XLVI
2008
2009
7
2
209.273,74
1.926,40
Electrabel
13.712,95
16,75
5
Bedrijfsvoorheffing
2.182,05
184,44
440
Electrabel
12.758,11
23,37
8
Electrabel
13.424,08
19,13
6
Electrabel
13.713,89
27,92
9
Electrabel
11.092,60
23,01
7
Electrabel
14.705,58
35,92
11
81.589,26
330,54
Bedrijfsvoorheffing 12/2008
1.464,82
34,08
154
Bedrijfsvoorheffing 01/2009
207.596,85
605,47
60
209.061,67
639,55
In 2009 waren er op dat moment twee laattijdige betalingen voor een totaalbedrag van 209.061,67 EUr. Het totaalbedrag aan betalingen onder deze rubriek bedroeg ca. 21 miljoen EUR. de betaling inzake verwijlinteresten voor facturen m.b.t. gesubsidieerde infrastructuur kan als volgt samengevat worden.
Betalingen inzake verwijlintresten van 1/01/2007 tot en met 31/10/2009 % % Soort Jaartal
Betaling
Aantallen
Bedrag
2007 Intresten
37
48.025
Werken
845
23.320.798
2008 Intresten
112
58.480
Werken
919
25.864.269
aantal
bedrag
intresten t.o.v.
betalingen
bedrag
met intresten
werken
4,4
0,2%
12,2
0,2%
20,2
0,1%
tot oktober 2009
2009
XLVII
Intresten
133
22.377
Werken
659
17.180.634
Gemiddelde overschrijdingstermijn in kalenderdagen 2007
6,5
2008
15,1
okt 2009
3,8
Reden voor laattijdige betaling zijn onder andere vertragingen in het goedkeuringsproces. Dit gebeurt echter zelden. Een mogelijke oplossing wordt gezien in het overhevelen van de middelen van het departement naar het VMSW. De termijn zal ook gereduceerd kunnen worden doordat de controleur van de vastleggingen nog maar slechts één keer tussenkomt en het visum van het Rekenhof rechtstreeks in het systeem ingebracht wordt vanaf 2010. Vanaf 4 januari 2010 wordt de vernieuwde versie van OraFin in gebruik genomen. Eén van de belangrijkste vernieuwingen is dat de volledige werkstroom vanaf de bestelling tot de betaling volledig opgenomen is in het systeem. Alle goedkeurings- en controlestappen gebeuren in het systeem. De ingave gebeurt decentraal zodat de betrokken medewerkers de werkstroom van de documenten kunnen opvolgen Steden : zie departement bestuurszaken Sociale economie : Voor het beleidsdomein WSE werden volgende facturen te laat betaald : -
2007: Binnen het toenmalige departement EWBL werden 2 facturen te laat betaald voor een bedrag van 9.252.514 euro, de gemiddelde overschrijding van de betalingsduur was 11 dagen.
-
2008: Binnen de huidige organisatiestructuur (post - BBB) werden 87 WSE facturen te laat betaald voor een totaal van 5.275.997, - euro, de gemiddelde overschrijding van de betalingsduur was 32 dagen.
-
2009: 430 facturen te laat betaald voor een totaal van 19.871.921, - euro, de gemiddelde overschrijding van de betalingsduur was 24 dagen.
De te late facturen worden meestal veroorzaakt door het goedkeuringsproces die moet doorlopen worden. Ook de bijzondere omstandigheden van de begroting in 2009 werden als reden opgegeven voor sommige laattijdige betalingen.
XLVIII
Ook hier zal de termijn ingekort kunnen worden door de éénmalige tussenkomst van de Controleur van de vastleggingen en het feit dat het visum van het Rekenhof rechtstreeks in het systeem wordt ingebracht. Er werden geen verwijlinteresten gemeld.
Vanaf 4 januari 2010 wordt de vernieuwde versie van OraFin in gebruik genomen. Eén van de belangrijkste vernieuwingen is dat de volledige werkstroom vanaf de bestelling tot de betaling volledig opgenomen is in het systeem. Alle goedkeurings- en controlestappen gebeuren in het systeem. De ingave gebeurt decentraal zodat de betrokken medewerkers de werkstroom van de documenten kunnen opvolgen
Philippe Muyters Financiën en Begroting : Over de periode 2007-2009 bedraagt het aantal ordonnanties waarbij sprake is van een betalingsachterstand 19.200 in 2007 voor een totaal bedrag van 643,3 mln euro, 23.222 in 2008 voor een totaal bedrag van 591,4 mln. euro en 29.889 in 2009 voor een totaal bedrag van 795,1 mln. euro. Deze gegevens worden gedetailleerder weergegeven in aansluitende tabel. Ook het gemiddeld aantal dagen waarmee de betalingstermijn overschreden werd, kan daar teruggevonden worden. De betalingsachterstand is meestal het gevolg van de goedkeuringsflow die moet doorlopen worden. De betalingsachterstand van de dossiers zal vanaf 2010 gereduceerd kunnen doordat de controleur van de vastleggingen nog slechts één keer tussenkomt in het goed-keuringsproces en dat het visum van het Rekenhof rechtstreeks in het systeem ingebracht wordt Dit zou de betalingstermijn met minstens een week moeten inkorten. Voor de Vlaamse gemeenschap bedragen de verwijlinteresten in 2009 4.164.553 EUR. Ook hier wordt ORAFIN vanaf 2010 in gebruik genomen, zoals bij elk departement. Voor de voordelen hiervan kunnen we verwijzen naar bovenstaande tekst. Ruimtelijke ordening : er zijn geen facturen die niet binnen de gestelde termijn werden betaald. Sport : Een overzicht van de betalingen van BLOSO met betrekking tot de periode 2007-2009. Aantal facturen
Tijdig betaald
Te laat betaald
%
2007
13.403
12.950
453
3,39%
2008
13.231
12.880
351
2,65%
2009
12.501
12.209
292
2,34%
Totaal bedrag
Te laat betaald
% XLIX
2007
56.084.133,36
1.722.246,74
3,07%
2008
60.403.719,87
997.336,11
1,65%
2009
74.964.633,66
422.824,75
0,58%
De gemiddelde overschrijdingstermijn lag tussen de 1 en de 60 dagen. Er is vastgesteld door de IAVA ( Interne Audit van de Vlaamse Administratie) dat de bestelprocedure er vrij omslachtig verloopt, maar dat er een zeer goede dubbele controle is. In 2007 waren er ook te weinig middelen beschikbaar door onvoldoende vastleggingskredieten. Werk : zie ook Sociale economie onder Freya Van Den Bossche. De VDAB werkt met een zeer geautomatiseerde procedure “ From procure to pay” in een ERPapplicatie. Daardoor worden er geen facturen te laat betaald. Ook SYNTRA betaalde alles binnen de gestelde termijn (tenzij de betwiste facturen).
Joke Schauvliege Leefmilieu en natuur : Binnen het departement leefmilieu, natuur en energie werden in de periode 2007-2009 interesten uitbetaald voor 42 dossiers. Er werd voor een totaal bedrag van 76.098,12 euro aan intresten uitbetaald waarvan 56.120,41 euro in 2007, 12.733,00 euro in 2008 en 7.244,71 euro in 2009. Het interval waarin de overschrijdingstermijn zich bevindt, gaat van een aantal dagen tot meer dan een jaar. Enkele redens die gegeven worden voor laattijdige betaling zijn : -Boekhoudkundige redenen. Door de verplichte boekhoudkundige dossierstroom dienen dossiers door verschillende instanties behandeld te worden (vereffenaar - boekhoudkundige ordonnateur , controleur van de vastleggingen, Rekenhof) waardoor de doorlooptijd die een factuur nodig heeft om uitbetaald te worden, kan oplopen. -Administratieve redenen. Administratieve problemen waardoor kostbare tijd verloren gaat zoals het laattijdige bezorgen van de factuur aan de juiste dienst en/of contactpersoon; ontbreken van bepaalde dossiergegevens waardoor deze dienen opgevraagd te worden en waarbij dient gewacht te worden met effectieve uitbetaling tot dit in orde is. -Financiële redenen. Bij onvoldoende betaalkredieten (GOK) dient gewacht te worden op een begrotingscontrole of een kredietherschikking. Facturen die in tussentijd binnenkomen, kunnen verwijlintresten genereren. L
Cultuur : Een globaal antwoord is gegeven door de heer Philippe Muyters.
Pascal Smet Onderwijs : Men dient op te merken dat 70% van de opgenomen betalingen subsidiebetalingen en onkosten betreffen (dus niet wat in dit onderzoek beoogd wordt). Deze hebben geen termijn waardoor ze worden ingegeven met een termijn van 30 dagen. Dit kan een verkeerd beeld geven. Veel betalingsdossiers zijn ook onderworpen aan de controle door het Rekenhof, waardoor de verwerkingstijd van facturen aanzienlijk stijgt. Er werden ook facturen ingegeven met een foutieve datum ( een jaar te vroeg). Rekening houdend met deze foutieve ingaven daalt de gemiddelde overschrijdingstijd voor de periode 2008-2009 van 10,52 naar 7,5 dagen. Er zijn dus enkele administratieve fouten die niet volledig kloppen. Met de invoering van ORAFIN vanaf 2010 zal men trachten te zoeken naar effectiviteitswinsten. Jeugd
: de laattijdige betalingen zijn meestal het gevolg van de goedkeuringsflow die
doorlopen moet worden. De betalingsachterstand van de dossiers zal vanaf 2010 gereduceerd kunnen doordat de controleur van de vastleggingen nog slechts één keer tussenkomt in het goed-keuringsproces en dat het visum van het Rekenhof rechtstreeks in het systeem ingebracht wordt Dit zou de betalingstermijn met minstens een week moeten inkorten. Gelijke kansen : er waren geen facturen waar de betalingstermijn abnormaal lang was. Men streeft naar een periode van 30 dagen, maar dit kan oplopen, al dan niet door een controle van het Rekenhof. Enkele redenen voor een trage betaling : -sommige facturen worden beduidend later ontvangen op de administratie dan de datum die op de factuur is vermeld; -betalingen van facturen boven de 9.000 EUR volgen de administratieve procedure via de Controleur van de Vastleggingen en het Rekenhof. Betalingen van facturen beneden de 9.000 EUR gaan niet langs deze 2 instanties en kennen dan ook (meestal) een kortere betalingstermijn. Brussel : er zijn slechts twee dossiers ( 5 facturen) te laat betaald. Deze vinden hun oorzaak niet in een administratief probleem of een nalatigheid in het kader van een uitbetalingsprocedure. Hiervoor werd er in 2008 een bedrag van 6.709,17 euro aan verwijlintresten betaald.
Aansluitende tabel LI
Totaal aantal te laat betaalde ordonnanties betaald door de Vlaamse Gemeenschap
Departement
Gegevens
AZF
Aantal te laat
55
COO
Aantal te laat
91
EWBL
Aantal te laat
2
LIN
Aantal te laat
14.679
OND
Aantal te laat
466
WIM
Aantal te laat
31
WVC
Aantal te laat
3.762
KAB
Aantal te laat
114
Eindtotaal Aantal te laat
2007
19.200
Beleidsdomein
Gegevens
2008
2009
WVG
Aantal te laat
2.203
1.902
BZ
Aantal te laat
424
564
CJSM
Aantal te laat
2.097
2.288
DAR
Aantal te laat
107
261
EWI
Aantal te laat
181
1.261
FB
Aantal te laat
90
110
LII
IV
Aantal te laat
57
70
KAB
Aantal te laat
782
724
LNE
Aantal te laat
9.623
11.597
LV
Aantal te laat
1
0
MOW
Aantal te laat
6.552
8.189
OV
Aantal te laat
1.018
2.493
RWO
Aantal te laat
0
0
WSE
Aantal te laat
87
430
23.222
29.889
Eindtotaal Aantal te laat
Gemiddeld aantal dagen te late betaling per departement/beleidsdomein, per jaar Departement
2007
AZF
24
COO
22
EWBL
11
LIN
42
OND
13
WIM
27
WVC
19
KAB
17
Beleidsdomein
2008
2009
WVG
20
19
BZ
25
18 LIII
CJSM
20
18
DAR
23
32
EWI
37
23
FB
29
31
IV
30
25
KAB
18
20
LNE
33
30
3
0
MOW
52
45
OV
14
9
RWO
0
0
WSE
32
24
LV
Totaal bedrag van te laat betaalde ordonnanties, per departement/beleidsdomein, per jaar
Departement
2007
AZF
Bedrag te laat
4.083.739
COO
Bedrag te laat
588.535
EWBL
Bedrag te laat
9.252.514
LIN
Bedrag te laat
235.148.037
OND
Bedrag te laat
19.005.238
WIM
Bedrag te laat
5.871.384
WVC
Bedrag te laat
369.120.004
KAB
Bedrag te laat
289.187
Eindtotaal Bedrag te laat
643.358.638
Beleidsdomein
2008
2009
WVG
Bedrag te laat
261.395.972
262.023.508
BZ
Bedrag te laat
9.026.800
28.292.068
CJSM
Bedrag te laat
31.666.974
32.631.894
DAR
Bedrag te laat
348.833
1.777.813
EWI
Bedrag te laat
35.324.372
41.242.084 LIV
FB
Bedrag te laat
1.786.698
2.783.858
IV
Bedrag te laat
149.091
123.165
KAB
Bedrag te laat
859.778
1.395.547
LNE
Bedrag te laat
49.981.567
113.030.212
LV
Bedrag te laat
895.500
0
MOW
Bedrag te laat
179.606.675
235.677.162
OV
Bedrag te laat
15.080.769
56.254.979
RWO
Bedrag te laat
0
0
WSE
Bedrag te laat
5.275.997
19.871.921
591.399.027
795.104.210
Eindtotaal Bedrag te laat
Vraag nr. 109 van Jan Peumans (12/02/2009) De heer Peumans haalt hierbij een persbericht aan van de Confederatie Bouw, die stelt dat de overheid een slechte betaler is.
Dirk van Mechelen Aangezien het gaat over een persbericht van de Confederatie bouw, ligt de focus op de verrichtingen met economische classificatiecode 7 – investeringen. Over de periode 2004-2008 bedraagt het aantal ordonnanties met ESR-code 7 geboekt in Orafin 17.093 in 2004, 16.100 in 2005, 13.540 in 2006, 12.674 in 2007 en 12.799 in 2008. Hiervan zijn 5.274 in 2004, 4.248 in 2005, 3.234 in 2006, 2.903 in 2007 en 2.660 in 2008 te laat betaald. Dit kan vergeleken worden met bovenstaande tabel. De betaalde verwijlinteresten die hiermee overeenstemmen bedragen Begrotingsjaar 2004
€ 3.581.254
Begrotingsjaar 2005
€ 3.940.219
Begrotingsjaar 2006
€ 4.018.444
Begrotingsjaar 2007
€ 3.139.535
Begrotingsjaar 2008
€ 6.194.136,23
LV
Het gemiddeld aantal dagen waarmee de betalingstermijn overschreden wordt per beleidsdomein per jaar met ESR-code 7 zijn Departement
2004
2005
2006
2007
AZF
17
4
0
40
COO
9
14
22
4
EWBL
4
3
0
0
LIN
75
93
115
87
OND
21
29
14
10
WIM
0
0
0
17
WVC
38
29
38
31
KAB
0
0
0
16
Beleidsdomein
2008
WVG
26
BZ
29
CJSM
68
DAR
60
EWI
38
FB
52
IV
31
KAB
10
LNE
46
LV MOW
0 95
OV
8
RWO
0
WSE
0
De meest voorkomende redenen voor het laattijdig betalen zijn ontoereikende kredieten, onvoldoende opvolging, ontbreken van de nodige documenten, de goedkeuringsflow die doorlopen moet worden, discussies met de desbetreffende aannemer, indienen van verkeerde vorderingsstaten en laattijdige goedkeuring door een studiebureau. Ook het feit dat verschillende instanties de facturen behandelen wordt ingeroepen als een reden voor laattijdige betaling. LVI
Vraag nr. 23 Jan Peumans (08/09/2009) Naast de reeds verstrekte gegevens van de vorige vraag, vraagt de heer Peumans naar bijkomende gegevens voor goederen en diensten.
Philippe Muyters Deze gegevens worden gekenmerkt door een ESR-code 10,12 of 14. Een samenvattende tabel vindt u hieronder. Merk op dat het hier gaat over de lopende uitgaven, dit kan het verschil met de eerste tabel verklaren. Totaal aantal te laat betaalde ordonnanties voor de lopende uitgaven
Departement
Gegevens
AZF
Aantal te laat
174
3
81
45
COO
Aantal te laat
279
39
48
85
EWBL
Aantal te laat
269
112
31
1
LIN
Aantal te laat
10.088
7.643
5.025
11.180
OND
Aantal te laat
1.547
403
308
285
WIM
Aantal te laat
10
0
1
15
WVC
Aantal te laat
6.762
6.562
5.901
3.039
KAB
Aantal te laat
12
4
1
102
19.141
14.766
11.396
14.752
Eindtotaal Aantal te laat Beleidsdomein
Gegevens
2004
2005
2006
2007
2008 LVII
WVG
Aantal te laat
1.557
BZ
Aantal te laat
285
CJSM
Aantal te laat
1.035
DAR
Aantal te laat
103
EWI
Aantal te laat
135
FB
Aantal te laat
74
IV
Aantal te laat
50
KAB
Aantal te laat
750
LNE
Aantal te laat
8.668
LV
Aantal te laat
0
MOW
Aantal te laat
4.245
OV
Aantal te laat
538
RWO
Aantal te laat
0
WSE
Aantal te laat
64
Eindtotaal Aantal te laat
17.504
Gemiddeld aantal dagen te late betaling per departement, per jaar voor de lopende uitgaven
LVIII
Departement
2004
2005
2006
2007
AZF
7
27
29
27
COO
13
13
9
19
EWBL
17
18
16
18
LIN
39
38
35
32
OND
36
17
21
12
WIM
6
0
12
42
WVC
24
23
21
20
KAB
12
16
5
17
Beleidsdomein
2008
WVG
23
BZ
23
CJSM
21
DAR
22
EWI
27
FB
29
IV
30
KAB
17
LNE
34
LV
0
MOW
31
OV
20
RWO
0
WSE
38
Totaal bedrag van te laat betaalde ordonnanties voor de lopende uitgaven, per departement/beleidsdomein, per jaar
Departement
2004
2005
2006
2007
AZF
Bedrag te laat
955.580
14.218
986.047
3.212.646
COO
Bedrag te laat
15.945.066
2.872.613
8.900.502
1.408.874 LIX
EWBL
Bedrag te laat
147.407
919.436
1.552
LIN
Bedrag te laat 151.060.916 122.326.586
85.813.420
88.964.230
OND
Bedrag te laat
8.819.613
5.543.623
4.987.091
4.842.383
WIM
Bedrag te laat
1.464.353
0
29.721
743.122
WVC
Bedrag te laat
16.426.268
11.499.796
16.630.338
23.945.263
KAB
Bedrag te laat
15.529
3.127
337
105.703
Eindtotaal Bedrag te laat
879.530
195.566.855 142.407.370 118.266.891 123.223.774
Beleidsdomein
2008
WVG
Bedrag te laat
21.589.137
BZ
Bedrag te laat
7.081.705
CJSM
Bedrag te laat
4.336.094
DAR
Bedrag te laat
337.246
EWI
Bedrag te laat
1.260.199
FB
Bedrag te laat
565.005
IV
Bedrag te laat
120.035
KAB
Bedrag te laat
501.081
LNE
Bedrag te laat
8.440.301
LV
Bedrag te laat
0
MOW
Bedrag te laat
59.114.209
OV
Bedrag te laat
3.950.896
RWO
Bedrag te laat
0
WSE
Bedrag te laat
627.265
Eindtotaal Bedrag te laat
107.923.173
De betalingsachterstand is meestal te wijten aan de goedkeuringsflow die doorlopen moet worden. De goedkeuring via de boekhoudkundige ordonnateur, de Controleur van de vastleggingen en het rekenhof neemt gemiddeld zo’n 20 kalenderdagen in beslag. Vraag nr 141 van Marino Keulen (08/01/2010)
Philippe Muyters Overzicht van de te laat betaalde facturen van het departement mobiliteit en openbare werken.
Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken
Totaal
Totaal LX
aantal facturen a) Departement Werken (MOW) :
Mobiliteit
en
Openbare 2008
195
2009
147
2008
206
2009
124
2008
1.353
2009
1.123
2008
geen gegevens 464
22.562.671,90 euro 13.230.596,81 euro
b) Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust (MDK) : 13.169.104,02 euro 10.140.357,51 euro
c) Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) : 81.134.561,22 euro 76.218.416,83 euro
d) FFEU
2009
geen gegevens 48.042.174,88 euro
Wat Waterwegen en Zeekanaal NV (W&Z) betreft, gaat het om : 2008
348
2009
217
15.207.867,59 euro 16.818.794,91 euro
De factoren die deze betalingsachterstanden veroorzaken zijn het personeelsverloop: door de grote uitstroom van personeelsleden uit diverse administraties werd tevens een groot verlies aan ervaring en expertise vastgesteld dat een zekere tijd als een vertragende factor werkt in het afhandelen van financiële dossiers; operationele en financiële discussies/geschillen tussen de aannemer en het bestuur betreffende
afhandelingstermijnen, verlenging van het contract, toe te passen
minwaarde, … ; het niet binnen de gestelde betalingstermijnen beschikbaar zijn van de vereiste administratieve en/of documenten; LXI
problematische oplevering van de gefactureerde werken, goederen of diensten; incorrecte facturatie; verloren gegane factuur; de opmaak van een bijakte ingevolge wijziging van de structuur van de leverancier (fusie – wijziging firmanaam); de jaarlijkse afsluiting van de boekhouding en van het financieel systeem, waardoor dossiers vanaf begin december niet meer kunnen worden betaald tot meestal medio januari; ….
Men heeft beslist dat ze maatregelen moeten nemen om de verwijlinteresten terug te dringen. Deze bedroegen 5.783.969 euro in 2008 en 4.012.062 euro in 2009, terwijl dit in de jaren ervoor beperkt was tot maximaal 3.000.000 EUR. Daardoor zal het onbetwiste gedeelte van een factuur onverwijld betaald worden. Er zal vanaf april 2007 ook maandelijks gerapporteerd moeten worden op de verwijlinteresten. Het grootste probleem doet zich echter voor in de agentschappen. Er zijn genoeg middelen beschikbaar gesteld, dus de heer Muyters ziet het dus aan de bevoegde minister om binnen haar beleidsdomein de problematiek verder aan te pakken.
Vraag nr. 682 van Sas Van Rouveroij (03/02/2012) Uit cijfers van de Vlaamse minister van Financiën blijkt dat het departement Mobiliteit en Openbare Werken voor 89% van de verwijlinteresten instaat.
Hilde Crevits Binnen het totaal van 2.790.638 EUR aan verwijlinteresten die de vlaamse regering betaald heeft in 2011, bestaat het aandeel van het ministerie Mobiliteit en Openbare Werken 2.469.155 EUR. Dit is een vermindering ten opzichte van de vorige jaren (4.034.654 EUR in 2009 en 2.540.681,84 in 2010). Dit komt omdat dit departement het grootste aantal overheidsopdrachten van de Vlaamse overheid behandelt. Een verklaring waarom er te laat betaald wordt is het feit dat de vereiste administratieve en/of contractuele documenten niet steeds binnen de wettelijke betalingstermijn voorhanden zijn. Het handelt hier vooral over het vaststellen van de gegrondheid, de prijzen en de hoeveelheden van meerwerken of onvoorziene werken waarvoor de opmaak van verrekeningsstukken, bijakten, dadingen is vereist. Door deze complexe procedure heeft ,van bij het begin van de wetgeving LXII
op overheidsopdrachten (1977), de regering heel wat verwijlinteresten moeten betalen. Het interestbedrag is ook verhoogd in 2002 door het KB van 17 december 2002 ( interestvoet vermeerder met 7%). De evolutie omtrent de verwijlinteresten wordt periodiek opgevolgd en is een voortdurend aandachtspunt. Er werd dan ook in een speciaal thematische Beleidsraad van 12 september 2011 een actieplan hieromtrent opgezet die de volgende acties behelst : -
De juridische werkgroep zal een aantal knelpunten proberen aan te pakken, waaronder het stroomlijnen en het eenvormig maken van het overheidsopdrachtenproces
-
Het structureel gebruiken van de dienstorder die de betalingen regelt van het nietbetwiste deel van bepaalde vorderingen
-
De knelpunten in het boekhoudkundige proces tot uiting brengen
In 2012 zal ook het gedigitaliseerde eDelta-systeem in gebruik genomen worden. Dit zal een snellere behandeling van de financiële procedures mogelijk maken, alsook een snellere en efficiëntere monitoring voor alle openstaande schuldvorderingen.
Vraag nr.263 van Dirk Van Mechelen (03/02/2011) Er wordt gesteld dat er al een redelijk opvolginssysteem is voor de facturen, maar dat het grote probleem zich situeert op de manier waarop de facturen in het betalingssysteem worden ingediend.
Philippe Muyters Met de invoering van ORAFIN in 2010 werd er al een aanzienlijke inspanning gedaan om te komen tot een modern en efficiënt boekhoudssysteem voor de Vlaamse Gemeenschap. Dit systeem werkt als volgt : “Alle goedkeuring- en controlestappen gebeuren in het systeem op basis van de werkstromen. Zo wordt de bestelling in Orafin ingebracht. De verantwoordelijke budgethouder, eventueel de controleur van de vastleggingen, en de boekhouder van het beleidsdomein keuren goed. Eens de goederen of diensten geleverd, kan de (inhoudelijke) dienst de factuur voorbereiden in de boekhouding door deze af te punten ten opzichte van de geboekte bestelbon. Als het bedrag van de factuur gelijk is aan het bedrag van de bestelbon is er geen goedkeuring van de budgethouder meer nodig in het systeem en gaat de transactie onmiddellijk naar de boekhouder van het beleidsdomein.
LXIII
Dagelijks wordt de betaalopdracht voor alle geboekte facturen die op vervaldag zijn, centraal doorgestuurd naar de bank. “ In 2010 werden ook de goedkeuringsstappen vereenvoudigd, zoals reeds eerder gezien. “De controleur van de vastleggingen komt enkel nog in bepaalde gevallen tussen in het proces van de vastlegging en niet meer bij het facturatie proces. Op 1 augustus 2010 werd het voorafgaand visum van het Rekenhof afgeschaft voor alle ordonnanties. Van zodra een factuur geboekt is in het beleidsdomein staat ze klaar voor betaling op de aangeduide vervaldag. De betaling gebeurt centraal vanuit het Departement Financiën en Begroting.”
De controleur van de vastleggingen komt enkel nog in bepaalde gevallen tussen in het proces van de vastlegging en niet meer bij het facturatie proces. Op 1 augustus 2010 werd het voorafgaand visum van het Rekenhof afgeschaft voor alle ordonnanties. Van zodra een factuur geboekt is in het beleidsdomein staat ze klaar voor betaling op de aangeduide vervaldag. De betaling gebeurt centraal vanuit het Departement Financiën en Begroting.
Vraag nr. 113 van Chris Janssens (26/11/2010) De vlaamse regering neemt zich voor om de facturen binnen de maand te betalen. In hoeverre gebeurt dit?
Philippe Muyters (algemeen) Een overzicht wordt gegeven door deze tabel
LXIV
52 % wordt dus betaald binnen de 30 dagen na factuurdatum. Er worden echter maar 22% betaald voor de vervaldatum van de factuur. Dit cijfer wordt echter genuanceerd door de heer Muyters. Veel facturen worden op de vervaldag of enkele dagen erna betaald. Deze zijn dan wel correct betaald, maar worden niet zo geregistreerd door ORAFIN. Daardoor is er een correctie uitgevoerd in de zesde kolom. Nog een kantlijn die men moet trekken is het feit dat de term “facturen” hier gebruikt wordt voor alle soorten ordonnanties. Men ziet dat 94% van de facturen betaald wordt binnen de 30 dagen na het invoeren in ORAFIN. Gemiddeld duurt het 29 dagen vooraleer een factuur in het systeem wordt ingevoerd. We gaan hier later verder op in. Het is wel duidelijk dat dit systeem dus niet als vertragende factor kan werken. Daarnaast waren er bij de lancering ( begin 2010) nog enkele kinderziektes die voor vertekening in de cijfers van het boekhoudssysteem kunnen leiden.
Bespreking per beleidsdomein
Algemene diensten 34% werd laattijdig betaald. De voornaamste reden hiervoor is de start van het vernieuwde financiële systeem ORAFIN. Deze zorgde voor heel wat wijzigingen in de werkorganisatie, maar is dus niet structureel.
BLOSO LXV
Bloso betaalde 86 % van zijn facturen binnen de 30 dagen en 91% binnen de betalingstermijn. De laattijdige betalingen zijn meestal te wijten aan een lang proces van grondige controle die soms meer tijd in beslag neemt dan de uiterste vervaldatum.
Cultuur Het FOCI betaalde 57% van alle facturen binnen de maand. 28% wordt betaald binnen de uiterste vervaldatum ( hou de kantlijn in het oog dat facturen hier alle ordonnanties bevatten). 30% van alle facturen en subsidies werd te laat betaald. Dit komt vooral door de start van het vernieuwde financiële systeem. Daardoor ontstonden er de eerste maanden een aanzienlijke betalingsachterstand die pas in het 2de jaarhelft terug ingehaald werd. Er zal worden aangedrongen om deze cijfers nauwgezet op te volgen en te respecteren in het jaar 2011.
Algemeen regeringsbeleid Het gaat hier enkel om de betaling van facturen en niet betalingen van subsidies. Vlaamse rand van de viceminister-president van de Vlaamse Rering en Vlaamse minister van bestuurszaken, Binnenlands bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand : 94% werd binnen de maand betaald, gerekend vanaf de aanvaarding van de factuur. 97% werd betaald binnen de uiterste betaaltermijn. ( deze termijn bedraagt vaak 50 dagen). Voor 2 facturen werd de uiterste betaaltermijn overschreden. De oorzaak hiervoor is dossiergebonden, niet structureel. Bevoegdheden t.a.v. het beleidsdomein ‘diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid’ : 91% werd betaald binnen de de maand, gerekend vanaf de aanvaarding van de factuur. 99,8% werd betaald binnen de uiterste betaaltermijn. Voor 5 facturen werd de termijn overschreden, de oorzaak is echter dossiergebonden. Bevoegdheden Brussel en Gelijke Kansen van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke kansen en Brussel : 98% (97%) werd binnen de maand betaald, 99 % (98%) werd binnen de uiterste betaaltermijn betaald. Slechts van 1 factuur werd de uiterste betaaltermijn overschreden, de oorzaak is dossiergebonden.
EWI Voor een groot deel van de facturen is er geen realistische vervaldatum, bijvoorbeeld contant betaalbaar, betaalbaar na 7 dagen, … . Algemene diensten : 48% werd binnen de dertig dagen betaald, (759 van de 1572 facturen), en 29 % werd minstens betaald tegen de uiterste vervaldag. LXVI
Dit betekent dat er bij 71% van de facturen de vervaldag overschreden werd. Dit lag onder andere aan de kinderziektes bij de opstart van ORAFIN, het feit dat er nog moet gewerkt worden met een papieren dossierstroom, … . Een maatregel die genomen werd, was om enkele meetdata in kaart te brengen en op basis daarvan de knelpunten aan te pakken waar ze zich voordoen. Dit was getimed voor 2011. De bedoeling was om zo 70% van de facturen binnen de betaaltermijn te betalen.
Financiën en Begroting De volgende tabel wordt gegeven. Betaald voor
Beleidsdomein FB
%
vervaldatum Facturen met
Betaald na
%
vervaldatum
2.603
1.338
51%
1.265
49%
4.161
2.900
70%
1.261
30%
6.764
4.238
63%
2.526
37%
vervaldag Facturen zonder vervaldag Totalen
Hogere entiteiten De volgende tabel wordt gegeven. Betaald voor
Hogere entiteiten
vervaldatum Facturen met vervaldag Facturen zonder vervaldag Totalen
%
Betaald na vervaldatum
%
3.913
1.908
49%
2.005
51%
1.295
1.206
93%
89
7%
5.208
3.114
60%
2.094
40%
Internationaal Vlaanderen Er wordt verwezen naar de algemene cijfers. Bij de meeste gevallen van laattijdige betaling gaat het om onduidelijkheden of onjuistheden op de facturen zelf, of een laattijdige ontvangst ervan. Ook besparingsingrepen hebben geleid tot noodgedwongen uitstel van betaling. Leefmilieu, Natuur en Energie Enkele redens die gegeven worden voor laattijdige betaling zijn : LXVII
-Boekhoudkundige redenen. Door de verplichte boekhoudkundige dossierstroom dienen dossiers door verschillende instanties behandeld te worden (ingever – budgethouder – CVL boekhouder - Rekenhof) waardoor de doorlooptijd die een factuur nodig heeft om uitbetaald te worden, kan oplopen. Sinds augustus2010 heeft de goedkeuring van het Rekenhof geen invloed meer op de doorlooptijd van de factuur. -Administratieve redenen. Administratieve problemen waardoor kostbare tijd verloren gaat zoals het laattijdige bezorgen van de factuur aan de juiste dienst en/of contactpersoon; ontbreken van bepaalde dossiergegevens waardoor deze dienen opgevraagd te worden en waarbij dient gewacht te worden met effectieve uitbetaling tot dit in orde is. -Financiële redenen. Bij onvoldoende betaalkredieten (GOK) dient gewacht te worden op een begrotingscontrole of een kredietherschikking. Facturen die in tussentijd binnenkomen, kunnen verwijlintresten genereren. -Performantieproblemen ten gevolge van het nieuw financieel en boekhoudkundig systeem OraFin2010.
Landbouw en Visserij 32% van de facturen wordt binnen de 30 dagen betaald. Er dient hierbij wel te worden opgemerkt dat het meenemen van vergoedingen, declaraties, en subsidies in het rapport de betaaltermijn de hoogte indrijven. Ongeveer 70,9% van de dossiers werd betaald binnen de uiterste vervaldag. Dit is wel een benaderend cijfer, daar het precieze cijfer niet kan worden gegeven door een verschillende werkwijze.
Het overschrijden van de betalingstermijn heeft vooral te maken met de overgang naar ORAFIN, die technische problemen met zich meebracht. Een andere oorzaak is het traag reageren op bepaalde opmerkingen.
Mobiliteit en Openbare Werken De laattijdigheid is vooral te wijten aan wettelijk vereiste goedkeuringen in verband met onvoorziene- en meerwerken.
Er wordt echter gestimuleerd om vlugger het onbetwiste gedeelte te betalen aan de hand van een ramingsstaat.
Onderwijs en Vorming LXVIII
De voornaamste oorzaak van laattijdig betalen is het opstarten van het nieuwe boekhoudssysteem. Er wordt echter gewerkt aan een optimalisatie van de processen.
Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Slechts 5% wordt te laat betaald. De oorzaken zijn : -opstartproblemen met Orafin -niet tijdig beschikbaar zijn van kredieten - laattijdige ontvangst van facturen -problemen met aangerekende bedragen van de facturen.
Werk en Sociale Economie Als mogelijke redenen voor laatijdige betalingen worden gezien :
* opstart ORAFIN 2010 * complex proces van aanvaarding en goedkeuring van facturen * verificatieprocedures t.a.v. interne begunstigden vergen soms uitstel * bekomen van facturen dicht tegen of op de vervaldag
Men geeft ook mee dat aan geen enkele leverancier nalatigheidsinteresten moet worden uitgekeerd. Dit bewijst dat de overschrijdingsduur in het algemeen zeer kort bleef.
Welzijn, volksgezondheid en Gezin Deze cijfers bevatten ook betalingen van subsidies en dotaties.
De voornaamste oorzaken zijn het opstarten van ORAFIN, het feit dat er voor de leverancier een sociale of fiscale inhoudingsplicht is, dat de dienst Geschillen moet tussenkomen, facturen die te laat worden ingediend, en vergissingen bij het invoeren van de factuur.
Enkele initiatieven zijn :
* Via rapportering preventieve controles doen op mogelijke obstakels (bv sociale inhoudingsplicht, rekeningnummers) bij de facturen die bijna gaan vervallen. * Aansporen van de dossierbehandelaars om de dossiers tijdig in te dienen * Meer aandacht besteden aan correcte registratie in Orafin. LXIX
Bijlage 11 : Samenvatting parlementaire vragen van de Federale overheid met betrekking tot het betalingsgedrag – periode 2007-2012
1. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0101 - Zittingsperiode : 53: Peter Logghe, VB, aan minister voor ondernemen en vereenvoudigen Vraag op 11/03/2011: Blijkbaar waren de Vlaamse verwijlinteresten 2,39 miljoen euro. Antwoord op 02/08/2011: Er is stipter betaald door federale overheid, sinds relanceplan in 2009. De meest recente cijfers van de FOD Begroting tonen aan dat federale overheidsfacturen die wettelijk binnen de 50 dagen moeten worden betaald in april 2011 gemiddeld binnen de 39 dagen werden betaald. In januari 2009 was dit nog gemiddeld 47 dagen. Het percentage te laat betaalde facturen bedroeg in april 2011 gemiddeld 18%, in januari 2009 was dit 28%. FOD Begroting
April 2011
Januari 2009
Wettelijke
50 dagen
50 dagen
betaald 39 dagen
47 dagen
betalingstermijn Effectief (gemiddeld) %
te
laat
betaalde 18%
28%
facturen
2. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0121 - Zittingsperiode : 53: Annick Ponthier, VB, aan minister van landsverdediging Vraag op 02/02/2011: Defensie moest in 2009 1,8 miljoen euro aan verwijlinteresten betalen. Dit is 0,2% van het totaal te betalen bedrag. Antwoord op 09/03/2011: Ik verwijs het geachte lid naar het antwoord dat geleverd werd op 7 december 2010 op de vraag nr. 52 van de heer volksvertegenwoordiger Theo Francken (Vragen en Antwoorden, Kamer, 2010-2011, nr. 010, blz. 47). Het jaar 2010 werd vervolledigd met de betalingen tot 31 december 2010. Zie die tabel.
3. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0052 - Zittingsperiode : 53: The Francken, NV-A, aan landsverdediging.
LXX
Vraag op 29/02/2010: zelfde als vraag 2. + Wat is de aanpak die het departement hanteert om deze verder te beperken in de toekomst? Antwoord op 08/12/2010: In de tabel hieronder vindt u de gegevens voor de voorbije vijf jaar, inclusief 2010 (toestand tot 30 september 2010), betreffende het bedrag van de betaalde verwijlintresten per jaar en het percentage welk dit vertegenwoordigde tegenover het totaal betaalde bedrag. Het huidige bedrag aan verwijlintresten voor 2010 is minder dan de helft van de voorgaande jaren en is het resultaat van de nieuwe applicatie SIBIS2 voor het opvolgen van de facturen. Daardoor werd de behoefte voor 2010 van 1,75 miljoen euro tot 1 miljoen euro teruggebracht. Voor het komende jaar 2011 wordt dan hetzelfde bedrag als in 2010 voorzien. De betrokken diensten binnen het departement voeren de vereffenings- en ordonnanceringsverrichtingen met spoed uit maar eveneens met respect voor de regels van interne controle die de terbetalingstelling van openbare uitgaven beheersen. Naast de optimalisatie van de interne processen, die gepaard gaat met een permanente sensibilisering van de actoren die betrokken zijn in de verwervingscyclus, kan ook het project FEDCOM een perspectief bieden op een beter respect van de betalingstermijnen voorzien in de wetgeving op de overheidsopdrachten. Jaar
Betaling verwijlinteresten (in miljoenen
Percentage
euro) 2006
1,76
0,24
2007
1,50
0,24
2008
1,75
0,24
2009
1,80
0,21
2010
0,75
0,13
4. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0025 - Zittingsperiode : 53: Peter Logghe, VB, aan begroting en administratieve vereenvoudiging. Vraag op 28/02/2012: hoe is het betalingsgedrag geëvolueerd, op federaal niveau? Geen antwoord
5. Bulletin nr : B053 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0141 - Zittingsperiode : 53: Peter Logghe, VB, aan Vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken. LXXI
Vraag op 18/01/2012: zelfde vraag als vorige. Antwoord op 27/02/2012: Ik beschik niet over de gegevens betreffende betaalde verwijlinteresten van de verschillende federale overheidsdiensten. Het bedrag van de verwijlinteresten aangerekend op de begroting van de FOD Financiën bedroeg “zie tabel”. De FOD Financiën streeft ernaar haar facturen tijdig te betalen. Door de introductie in 2011 van het systeem FEDCOM is een vergelijking met het verleden in de evolutie moeilijk te maken. In 2011 kent de evolutie van de onbetaald gebleven facturen een dalend verloop. Voor verdere informatie over de andere overheidsdiensten, verwijs ik het geachte lid naar mijn collega, de minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging (Vraag nr. 25 van 28 februari 2012). werd niet beantwoord Jaar
Verwijlinteresten (in euro)
2007
209.857,76
2008
445.646,25
2009
132.277,38
2010
63.744,11
2011
19.810,60
6. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0478 - Zittingsperiode : 52: Michel Doomst, CD&V, aan Vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. Vraag op 18/05/2009: Verschillende takelbedrijven worden door parketten en politiezones gevraagd om gerechtelijke takelwerkzaamheden uit te voeren. De overheidsinstanties blijken echter zeer slechte betaaltermijnen te hebben. Bepaalde bedrijven zouden nog wachten op achterstallige rekeningen van 150.000 euro, waarbij er facturen zijn die dateren van 2004. Als antwoord op herinneringsbrieven en aangetekende zendingen wordt er gereageerd met "er zijn momenteel geen middelen beschikbaar om uw facturen te betalen.". De betalingstermijn is nochtans vastgelegd op 50 dagen. Op de website van de minister kan je deze wanpraktijken wel melden. 1. Bevestigt u deze toestand? 2. Aan welke oplossingen wordt gedacht om deze toestand te verhelpen? 3. Hoeveel euro aan achterstallige/openstaande rekeningen bij particulieren hebben de parketten enerzijds en de federale politie anderzijds? 4. Hoeveel bedrijven hebben nog een openstaande factuur die door de parketten en de federale politie moet betaald worden? 5. Hoeveel meldingen heeft u via uw contactformulier reeds ontvangen?
LXXII
Antwoord op 08/06/2009: er wordt gewezen op het feit dat dit onder de bevoegdheid van de Minister van Justitie valt. Dezelfde vraag werd gesteld aan minister van ondernemen en vereenvoudigen op zelfde datum. Antwoord op 29/06/2009: 1. Ik kan bevestigen dat er op het meldpunt laattijdige betalingen van facturen door de overheid op de site www.Quickonomie.be inderdaad klachten werden ontvangen van takelbedrijven die verwijzen naar openstaande facturen bij parketten en politiezones waarvan de oudste dateren van 2004 en 2005. 2. Er wordt gewezen op voorstel van tijdige betaling in economische relanceplan en ook op de omzendbrief van 16 maart 2009. Daarnaast werd op federaal niveau een factuurcel opgericht omd e betaling van facturen door FOD’s te monitoren. Tevens wordt verwezen naar rapport van Graydon in 2009 dat een verbetering aantoont. Meer specifiek wat betreft de takelbedrijven en hun achterstallige facturen bij parketten en politiezones heb ik de ontvangen meldingen doorgestuurd naar de bevoegde ministers om hem dit
probleem
aan te kaarten. 3 en 4. De details
over het
aantal euro aan
achterstallige/openstaande rekeningen van particulieren bij de parketten en federale politie en het aantal bedrijven met een openstaande factuur bij de parketten en federale politie vallen niet onder mijn bevoegdheid. 4. Tot nu toe werden er twee meldingen ontvangen wat betreft achterstallige facturen van takelbedrijven bij parketten en politiezones.
7. Bulletin nr : B063 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0611 - Zittingsperiode : 52: Renaat Landuyt, SP.A., aan Minister van Justitie. Vraag op 21/04/2009: Vorig jaar was er bericht (grappig en schrijnend) dat wegens het niet tijdig betalen van de factuur voor het toiletpapier in de rechtbank van Brugge iedereen voortaan zijn eigen papier diende mee te brengen. Typisch voor malaise qua betalingsgedrag binnen departement Justitie. Uw voorganger Jo Vandeurzen kondigde in commissie van 12 feb 08 beterschap en structurele maatregelen aan (nieuwe procedure en informaticasysteem). Nu zijn we meer dan een jaar later. 1. a) Werd de factuur voor het toiletpapier in de rechtbank in Brugge reeds betaald? b) Zo ja , wanneer precies en hoe lang heeft de leverancier uiteindelijk op zijn betaling moeten wachten? c) Zo neen, waarom niet en wanneer zal deze worden betaald? 2. Wat is de gemiddelde doorlooptijd van de facturen die op het departement Justitie binnen komen? Antwoord op 13/07/2009: 1 a),b),c) : In de Kamercommissie Justitie heeft Minister Vandeurzen op 12 februari 2008 uitvoerig belicht hoe het incident in de rechtbank te Brugge is behandeld. In dit verband volstaat het dan ook te verwijzen naar desbetreffend verslag. De betrokken LXXIII
verantwoordelijken zowel binnen de rechtbank te Brugge als binnen het centraal bestuur hebben destijds onmiddellijk de nodige maatregelen genomen. Wat het concrete voorval betreft moet opgemerkt dat noch de betrokken rechtbank, noch betrokken schuldeisers ter zake enige aanmaningen hebben gedaan. Tenslotte dient aangestipt dat onder andere dit voorval inderdaad de aanzet is geweest van een substantiële inspanning om achterstanden weg te werken en om een betere opvolging te garanderen van de werkingskosten. 2. De afhandeling van de facturen in de FOD Justitie neemt intern gemiddeld 24,3 dagen in beslag. Daaraan moet een gemiddelde termijn van 21,9 dagen worden toegevoegd voor de uitvoering van de betalingen buiten de FOD, door toedoen van de controlediensten, de FOD Financiën en de financiële instellingen.
FOD Justitie (2009)
Interne afhandeling facturen
Uitvoering van de betaling buiten de FOD
Gemiddeld aantal dagen
24,3
21,9
8. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0118 - Zittingsperiode : 52: Philippe Henry, ECOGRO,
aan
Minister
van
KMO's,
Zelfstandigen,
Landbouw
en
Wetenschapsbeleid Vraag op 05/05/2009: Veel klachten over laattijdig betalen door federale overheid. 1. Hoeveel bedroeg de totale som van de openstaande facturen bij de FOD Economie a) op 31 december 2008; b) op 31 januari 2009? 2. a) Hoeveel facturen werden door de FOD te laat betaald in de periode januari 2008 - januari 2009 (kan u thans de cijfers opsplitsen per maand)? b) Met hoeveel dagen werd de betaaldatum gemiddeld overschreden? 3. Welk totaalbedrag vertegenwoordigden de facturen die niet binnen de gestelde termijn betaald werden? 4. a) Hoe lang moest een dienstverlener in de periode januari 2008 - januari 2009 gemiddeld wachten voor zijn facturen door de FOD betaald werden? b) Kan u die cijfers opsplitsen per maand? 5. Wat waren de meerkosten voor de FOD als gevolg van de laattijdige betaling van facturen: boeten, nalatigheidsintresten, eventuele invorderingskosten, enz.? 6. a) Zijn er al leveranciers overgegaan tot de gerechtelijke invordering van niet betwiste facturen? b) Zo ja, voor welke bedragen? c) Werden er reeds vonnissen geveld in het nadeel van de Belgische Staat over facturen die niet vereffend werden door de FOD? 7. Wat waren de oorzaken van de laattijdige betalingen? 8. Welke maatregelen heeft u getroffen opdat facturen voortaan tijdig betaald worden? LXXIV
Antwoord op 18/05/2009: De FOD Economie bereidt momenteel binnen het FEDCOM-project de implementatie van een nieuw boekhoudsysteem voor, dat op 1 januari 2010 operationeel moet zijn. Het huidige boekhoudsysteem biedt niet de mogelijkheid om op alle vragen tot in de laatste details te antwoorden. De antwoorden op de vragen 2, 3 en 4 slaan op een periode van 7 maanden in 2008, gebaseerd op een eenmalige, maar zeer uitgebreide steekproef die eind 2008 werd verricht in het kader van een onderzoek naar de betalingstermijnen. Deze cijfergegevens zijn zeker representatief voor het hele jaar. 1 en 2. zie tabellen FOD Economie
Totaalbedrag openstaande facturen
31/12/2008
€6.293.230,71
31/01/2009
€2.981.332,86
Maand (2008)
Aantal facturen
Gemiddelde overschrijding (in dagen)
April
143
6
Mei
294
13
Juni
265
14
Juli
518
17
Augustus
451
25
September
444
31
Oktober
334
24
November
131
19
Gemiddelde overschrijding op jaarbasis: 22 dagen 3. Het totaalbedrag van de te laat betaalde facturen: zie tabel hieronder Maand (2008)
Bedrag (€)
April
279.876,22
Mei
400.802,74
Juni
1.431.817,69
Juli
2.922.577,74
Augustus
2.296.035,83
September
3.876.463,00
Oktober
12.412.998,34
November
120.204,93
LXXV
4. De gemiddelde wachttijd voor de leverancier bedroeg 69 dagen voor facturen betaalbaar binnen 50 dagen, en 55 dagen voor facturen betaalbaar binnen 30 dagen, als volgt uitgesplitst: Maand (2008)
Facturen 50 dagen (in dagen)
Facturen 30 dagen (in dagen)
April
5
7
Mei
12
13
Juni
15
13
Juli
19
14
Augustus
18
33
September
32
30
Oktober
31
18
November
21
18
5. De FOD Economie betaalde in het boekjaar 2008 in totaal € 50.181,15 aan verwijlintresten. 6. Er zijn geen gerechtelijke invorderingen gebeurd noch vonnissen geveld voor niet betwiste facturen. 7. Diverse oorzaken. Vertragingen in het administratief goedkeurings- en behandelingscircuit van de facturen is een van de belangrijke oorzaken. In 2008 hebben andere factoren buiten de wil van de administratie om gezorgd voor extra vertragingen in tal van betalingsdossiers. Vooral begrotingsperikelen zijn hieraan debet, zoals het regime van de voorlopige kredieten , de laattijdige stemming van het aanpassingsblad bij de begroting 2008 en moeilijkheden inzake verhoging van de kredietplafonds van organieke begrotingsfondsen. 8. Er werden in december 2008 interne richtlijnen opgesteld en verspreid binnen de administratie om de procedures inzake goedkeuring en behandeling van facturen sneller te laten verlopen. Gelijktijdig daarmee heeft het Participatiefonds op mijn initiatief een nieuw financieel product ontwikkeld, Casheo, dat beschikbaar is sinds 4 maart 2009. Dit product stelt zich tot doel de schuldvorderingen die KMO's hebben op overheidsinstellingen, parastatalen en vennootschappen waarin de overheid meerderheidsaandeelhouder is, te mobiliseren. Concreet geeft de kleine ondernemer zijn vorderingen in pand door de originele facturen te endosseren aan order van het Participatiefonds, waarna deze via Casheo een voorschot van 80% op deze facturen uitbetaalt.
9. Bulletin nr : B061 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0081 - Zittingsperiode : 52: Thérèse Snoy et d'Oppuers, ECOGRO, aan Staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. LXXVI
Vraag op 30/03/2009: zelfde vraag als hiervoor (1 t.e.m. 8) Antwoord op 18/05/2009: 1. a) De totale som van openstaande (niet geordonnanceerde) facturen voor het jaar 2008 bedroeg op 1 januari 2009 ongeveer 0,7 miljoen euro. b) Op 31 januari bedroegen deze openstaande facturen ongeveer 0,2 miljoen euro. 2. a) Aantal Maand
Facturen
Januari
93
Februari
116
Maart
76
April
50
Mei
64
Juni
64
Juli
23
Augustus
44
September
29
Oktober
79
November
59
December
82
TOTAAL
779
b). De gemiddelde duur van de overschrijding van de wettelijk vastgestelde vervaldag inzake betalingen bedroeg 16 dagen. 3. Het totaal bedrag van de facturen en schuldvorderingen waarvan de reglementaire betalingstermijn verstreken is, beloopt 6.664 k euro en 2008. Verdeling per maand in k euro : Bedrag facturen waarvan betalingstermijn is Maand
overschreden (x €1000)
Januari
571
Februari
413
Maart
655 LXXVII
April
1.046
Mei
607
Juni
390
Juli
1.661
Augustus
315
September
90
Oktober
345
November
149
December
422
TOTAAL
6.664
4. De gemiddelde termijn dat een schuldeiser van onze FOD tussen januari 2008 en januari 2009 op een betaling moest wachten, bedraagt 42 dagen, berekend op basis van de termijn die is verstreken tussen de ontvangstdatum van een factuur of schuldvordering en de datum van betaling. Gemiddelde per maand:
Gemiddelde wachttermijn voor schuldeiser (in Maand
dagen)
Januari
46
Februari
51
Maart
42
April
37
Mei
42
Juni
38
Juli
34
Augustus
36
September
33
Oktober
42
November
42
December
49
Januari (2009)
48
5. Er werden gedurende het jaar 2008 geen verwijlintresten betaald. LXXVIII
6. Er werden geen rechtszaken aangespannen tegen de FOD Mobiliteit en Vervoer. 7. De facturen worden gedecentraliseerd door de verschillende beheersdiensten in ontvangst genomen, ingevoerd in de databank en geverifieerd in het kader van de vereffeningsprocedure. De ordonnancering (overzending van de ordonnantiebestanden aan het CIV van de Thesaurie) gebeurt door de Stafdienst Begroting en Beheerscontrole na controle op de regelmatigheid en correctheid. Na de aanvaarding van de ordonnantiebestanden door de Thesaurie gebeuren nog de controles door de Controle van de vastleggingen en het Rekenhof, gevolgd door het technisch visum van het Rekenhof en de tussenkomst van de Thesaurie bij de Financiële Post of de Nationale Bank. De meeste laattijdige betalingen hebben te maken met de lange procedure van controles en tussenkomsten door diverse instanties. Op het einde van het jaar komt daar nog de afsluitingsdatum van de ordonnanceringsverrichtingen van de Thesaurie bij, die meestal midden december valt. 8. Er wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de monitoring van de uitgaven door middel van een maandelijkse opvolging van het gebruiksritme van de vastleggings- en ordonnanceringskredieten. Het stipt opvolgen van deze gegevens laat immers toe een situatie te vermijden waarbij onvoldoende kredieten een belangrijke vertraging bij de uitvoering van de betalingen zouden veroorzaken. Een systeem van prestatiemeting via boordtabellen werd eveneens ingevoerd ten einde de regelmatige afhandeling van de betalingsprocedure te kunnen opvolgen. Hierbij worden strikte tijdsnormen opgelegd. Er wordt ook gezocht naar de oorzaken van de vertragingen. Door middel van vergaderingen en via briefwisseling/e-mail worden de verantwoordelijke diensten regelmatig aangespoord om de ontvangen facturen tijdig te vereffenen. Uiteraard kunnen de maatregelen enkel opgelegd worden aan de diensten die binnen de FOD werken, dit terwijl een gedeelte van de betaalprocedure zich buiten de FOD afspeelt (zie antwoord op vraag 7).
10. Bulletin nr : B061 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0082 - Zittingsperiode : 52: Tinne Van der Straeten, ECOGRO, aan Minister van Klimaat en energie Vraag op 30/03/2009: Dat facturen niet tijdig worden betaald door de federale overheid is een oud zeer. Het gaat niet alleen om levering van goederen, maar ook om diensten geleverd door deskundigen, enzovoort. 1. a) Hoeveel bedroeg de totale som van openstaande facturen bij DG Milieu op 31 december 2008? b) Hoeveel op 31 januari 2009? 2. a) Hoeveel facturen werden te laat betaald door de DG Milieu in de periode januari 2008 - januari 2009 (gelieve de cijfers op te splitsen per maand)? b) Wat was de gemiddelde duur van overschrijding van de betaaldatum? 3. Welk totaalbedrag vertegenwoordigden de facturen die te laat betaald werden (ook per LXXIX
maand) ? 4. Hoe lang moest een leverancier, deskundige, enzovoort gemiddeld wachten in de periode januari 2008 - januari 2009 opdat de facturen door de DG Milieu betaald werden (gelieve de cijfers op te splitsen per maand, januari 2007 - januari 2008)? 5. Wat was de meerkost voor de DG Milieu als gevolg van de laattijdige betaling van facturen: boetebedingen, intresten, eventueel invorderingskosten, enzovoort (gelieve de cijfers op te splitsen per maand, januari 2008 - januari 2009)? 6. a) Zijn leveranciers al overgegaan tot gerechtelijke invordering van niet betwiste facturen? b) Zo ja, voor welke bedragen? c) Zijn er reeds vonnissen geveld in het nadeel van de Belgische Staat over facturen onder de bevoegdheid van de DG Milieu ? 7. Welke waren de oorzaken van de laattijdige betalingen? 8. Welke maatregelen heeft u getroffen om er voor te zorgen dat nu een einde wordt gemaakt aan deze laattijdige betaling? Antwoord op 29/06/2009: De hierna vermelde elementen van antwoord hebben betrekking op de volledige begroting van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, waarvan het DG Leefmilieu een onderdeel is. 1. De facturen, die op de stafdienst Budget en Beheerscontrole, Logistiek waren ingediend op datum van 31 december 2008 en waarvoor geen ordonnancering werd uitgevoerd op 31/12 vertegenwoordigen een bedrag van 21.365.598 euro. Bij het merendeel van deze facturen was de wettelijke betalingstermijn niet verstreken : het betrof 24 facturen in vertraging voor een totaal bedrag van 2.111.446 euro. Op 31 januari 2009 was van dit openstaande bedrag van 21.250.752 euro vereffend. Stafdienst budget en beheerscontrole
Bedrag
openstaande Aantal
facturen (euro) 31/12/2008
facturen Vereffend
in vertraging
21.365.598
24
31/01/2009
21.250.752
2. De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu ontvangt op jaarbasis ongeveer 30.000 facturen. In 2008 bedroeg de doorlooptijd 21 dagen. In 2008 waren er 116 facturen die de 50 dagen termijn overschrijden. gemiddelde overschrijding (in maand
aantal dagen)
Januari
0
0
Februari
24
20
Maart
0
0
April
1
4
Mei
41
1 LXXX
Juni
12
17
Juli
1
12
Augustus
13
4
September
10
49
Oktober
13
21
November
1
14
December
0
0
TOTAAL
116
16
3. Het totaal bedrag van facturen, die niet volledig binnen de wettelijk termijn zijn betaald bedraagt 2.256.587,82 EURO als volgt geventileerd per maand.
Bedrag (in Maand
euro)
Januari
0
Februari
7.113,68
Maart
0
April
17.255,67
Mei
3.334,20
Juni
90.830,72
Juli
26.140,00
Augustus
467,55
September
852.028,00
Oktober
1.160.418,00
November
99.000,00
December
0
TOTAAL
2.256.587,82
4. Er werd een bedrag van 5.560,53 euro vereffend aan verwijlintresten. 5. In 2008 zijn er 2 rechtszaken geweest wegens laattijdig betalen van niet betwiste facturen. 6. Het laattijdig doorsturen door de betrokken diensten van de door hen ontvangen facturen is de voornaamste oorzaak. Als piloot in FEDCOM heeft de stafdienst BBc-Logistiek periodes gekend in 2008 waarbij bijna de ganse dienst in opleiding was. LXXXI
7 en 8. Vanaf 1 januari 2009 is binnen de FOD, FEDCOM in werking getreden . Dit betekent in principe dat er een beter opvolgingssysteem is van de binnenkomende facturen, waardoor laattijdige betaling van niet betwiste facturen tenslotte zal kunnen vermeden worden .
11. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0091 - Zittingsperiode : 52: Peter Logghe, VB, aan Minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid. Vraag op 06/04/2009: Achterstand van betaling facturen waarvan de verschillende overheden (lokale, regionale, provinciale en federale) schuldenaar zijn? Antwoord op 11/05/2009: Voor de FOD Economie werden in 2008 voor een totaal bedrag van 40.698.466 euro facturen te laat betaald (extrapolatie op basis van precieze cijfers over 7 maanden). Ongeveer 2 op 3 facturen werden uitbetaald met vertraging ten opzichte van de wettelijke betalingstermijnen. De gemiddelde vertraging van de laattijdige betalingen beliep ongeveer 21 dagen. De oorzaken van de laattijdige betalingen zijn van diverse aard. Vertragingen in het administratief goedkeurings- en behandelingscircuit van de facturen is één van de belangrijke oorzaken. In 2008 hebben andere factoren buiten de wil van de administratie gezorgd voor extra vertragingen in tal van betalingsdossiers. Vooral begrotingsperikelen zijn hieraan debet, zoals het regime van de voorlopige kredieten, de laattijdige stemming van het aanpassingsblad bij de begroting 2008 en moeilijkheden inzake verhoging van kredietplafonds van organieke begrotingsfondsen. De Regering heeft in het kader van het Herstelplan ondermeer beslist om alvast de betalingstermijn van de federale overheid ten opzichte van zijn leveranciers te verkorten. Daarnaast heeft het Participatiefonds, waarover ik de voogdij uitoefen, een nieuw product ontwikkeld, Casheo, dat de liquiditeitsproblemen waarmee KMO's momenteel kampen, moeten wegnemen. Dit product wil de schuldvorderingen die KMO's hebben op overheidsinstellingen, parastatalen en vennootschappen waarin de overheid meerderheidsaandeelhouder is, mobiliseren. Concreet geeft de kleine ondernemer zijn vorderingen in pand door de originele facturen te endosseren aan order van het Participatiefonds, waarna deze via Casheo een voorschot van 80% op deze facturen uitbetaalt. Wat de FOD Economie betreft werden zoals hiervoor vermeld inderdaad (te) veel facturen laattijdig betaald, zij het dat de vertragingen relatief beperkt bleven en zelden meer dan 30 dagen bedroegen. De FOD heeft ondertussen de nodige maatregelen genomen om de betalingstermijnen van haar facturen nog verder te reduceren en in elk geval de wettelijke termijnen te kunnen respecteren. In dat opzicht werd naast een aantal maatregelen van interne organisatie onder meer : - de ontvangst van facturen gecentraliseerd op één adres ten einde een efficiëntere opvolging te kunnen organiseren; - een specifiek betalingscircuit gecreëerd voor LXXXII
repetitieve facturen; - de ontvangstdatum , welke bepalend is voor de start van de wettelijke betalingstermijn, consequent geregistreerd; - het goedkeuringsproces voor facturen 5.500 euro vereenvoudigd.
12. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0088 - Zittingsperiode : 52: Maxime Prévot, CDH, aan Minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid. Vraag op 03/04/2009: Volgens het Participatiefonds zou naar schatting 25 procent van de faillissementen te wijten zijn aan onbetaalde facturen. Vaak zijn de wanbetalers echter overheidsinstellingen. Volgens de statistieken die het Participatiefonds op 4 maart 2009 bekendmaakte, zou 23 procent van de overheidsschulden pas meer dan negentig dagen na de uiterste betalingsdatum worden vereffend. Sinds begin maart 2009 stelt het Participatiefonds, op uw initiatief, een lening voor om de kmo's te helpen het hoofd boven water te houden wanneer overheidsdiensten nalaten hun facturen te betalen. Casheo werkt als een kaskrediet: 80 procent van het verschuldigde bedrag wordt ter beschikking gesteld van de op zijn geld wachtende ondernemer. Op die lening is echter wel een intrest van 4,3 procent verschuldigd. Om deze steunmaatregel te kunnen genieten, moeten bedrijven én facturen bovendien aan een aantal voorwaarden voldoen: - de onderneming mag niet meer dan vijftig werknemers tewerkstellen; de jaaromzet of globale omzet mag niet meer bedragen dan 10 miljoen euro; - de facturen moeten betrekking hebben op bedragen van minimaal 2.500 euro. Casheo biedt een kredietfaciliteit en vormt een oplossing voor de ondernemingen, in die zin dat er liquide middelen ter beschikking worden gesteld waarover de onderneming - als gevolg van het uitblijven van de betaling van de openstaande facturen - misschien niet (in voldoende mate) zou beschikken. Ondernemingen met liquiditeitsproblemen helpen is nog belangrijker in tijden van economische crisis. Dat ze intresten moeten betalen aan een overheidsinstelling voor de invordering van een factuur waarvan de schuldenaar een andere overheidsinstelling is, zet echter begrijpelijkerwijze kwaad bloed bij de ondernemingen en zelfstandigen. Bovendien doet Casheo louter aan symptoombestrijding en wordt er niet nagegaan waarom de overheid haar facturen niet op tijd betaalt. 1. Vindt u het logisch dat de overheid door middel van uitzonderlijke overbruggingskredieten de symptomen bestrijdt, maar niet de oorzaken aanpakt? 2. Zou de overheid niet gewoon correct haar schulden moeten betalen? Antwoord op 27/04/2009: In de huidige economische context wou ik, binnen de grenzen van mijn bevoegdheden, de KMO's op een betekenisvolle wijze helpen door de bestaande instrumenten binnen het Participatiefonds verder uit te breiden. Het opzet is de problemen rond kredietverlening uit de wereld te helpen met het Startersfonds 2, het nieuwe product INITIO, de LXXXIII
kredietbemiddelaar en ten slotte Casheo. Ik wens eraan te herinneren dat de KMO's de ruggengraat vormen van onze economie. 97% van alle ondernemingen in België zijn KMO's. Net zij worden het meest blootgesteld aan de crisis. Daarom is het noodzakelijk maatregelen te nemen die zich specifiek tot hen richten. Net als in het buitenland zijn in België verschillende relanceplannen ontwikkeld. Het is nog te vroeg om de echte weerslag van deze plannen op de economie te kennen. In deze context heeft de Regering 400 miljoen euro vrijgemaakt om ervoor te zorgen dat de overheid haar schulden aan ondernemingen versneld zou kunnen afbetalen. Deze maatregel is trouwens ook opgenomen in het federale relanceplan. Als Minister van KMO's heb ik met mijn voorstellen om de schulden van de overheid tegenover haar privéschuldeisers sneller te betalen, niet gewacht tot de crisis ten volle uitbarstte. Dit was al één van de maatregelen van het KMO-Plan dat binnen de Regering werd besproken sinds de lente van vorig jaar en dat uiteindelijk werd goedgekeurd in oktober 2008. Op 4 maart heeft het Participatiefonds op mijn vraag Casheo gelanceerd. Met dit instrument wil ik KMO's helpen wanneer hun financiële situatie danig verslechtert door niet-betaalde schuldvorderingen tegenover overheidsinstellingen en parastatalen. De criteria om in aanmerking te komen voor deze vorm van financiering, en die u te streng vindt, zijn dezelfde criteria die Europa hanteert in haar definitie van een kleine onderneming. Dit instrument brengt zeker een kost met zich mee voor de onderneming, maar het is een veel lagere kost dan de intresten op kaskredieten of op kortlopende kredieten die worden verstrekt door de banken. Ik kan enkel beamen dat de ideale oplossing erin zou bestaan dat de overheidsinstellingen en de parastatalen hun schulden tijdig zouden betalen, zeker in een tijd van economische crisis. Aangezien ik niet bevoegd ben voor de overheidsbegroting, is het spijtig genoeg niet aan mij hierover een regelgeving uit te vaardigen. Ik weet dat deze beslissing het probleem niet bij de wortel aanpakt maar KMO's krijgen hierdoor wel een instrument in handen die hen als motor van onze economie een snelle en efficiënte tussenoplossing aanbiedt. Voor het overige kan ik u enkel uitnodigen mijn collega belast met de Begroting hierover verder te ondervragen.
13. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0019 - Zittingsperiode : 52: Jan Jambon, NVA, Vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken Vraag op 12/02/2009: 1. Hoeveel bedroeg op 1 januari 2009 de totale som van openstaande facturen bij uw departement voor het jaar 2008? 2. a) Bevinden zich onder deze openstaande facturen ook facturen die eigenlijk in 2008 betaald hadden moeten worden, maar waarvan de betaling werd doorgeschoven naar 2009? b) Zo ja, om hoeveel doorgeschoven facturen gaat het en om welk bedrag? 3. a) Hoeveel facturen werden te laat betaald door uw departement in 2008, LXXXIV
met andere woorden hoeveel bedragen de achterstallen voor 2008 (aantal facturen en gehele som)? Hoe verhoudt dit zich tot 2007? b) Wat was in 2008 de gemiddelde duur van overschrijding van de betaaldatum? 4. Hoelang moest een leverancier, deskundige, enzovoort gemiddeld wachten in 2008 opdat de facturen betaald werden? 5. Wat was de meerkost als gevolg van de laattijdige betaling van facturen voor uw departement: boetebedingen, verwijlintresten, eventueel invorderingskosten, enzovoort? 6. Wat waren de oorzaken van de laattijdige betalingen? Antwoord op 15/06/2009: 1. Er is geen betalingsachterstand voor wat betreft de facturen van 2008 om volgende redenen: 1) het ankerprincipe werd niet meer toegepast in 2008 waardoor achterstanden zoals geregistreerd in voorgaande jaren vermeden werden; 2) de uitgaven in 2008 zijn ronduit hoger dan deze in 2006 en 2007. 2. Zie hierboven. 3. a) Niet van toepassing.
b)
Er is geen gemiddelde overschrijdingsduur. 4. Minder dan 50 dagen gemiddeld. 5. Er was geen meerkost. 6. Niet van toepassing.
14. Bulletin nr : B054 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0280 - Zittingsperiode : 52: Jan Jambon, aan Vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Vraag op 12/02/2009: zelfde vraag als hiervoor Antwoord op 06/04/2009: 1. Op 1 januari 2009 stond een bedrag open aan geregistreerde, onbetaalde facturen m.b.t. 2008 van 21.365.598 euro. Voor het merendeel van deze facturen was op voornoemde datum de wettelijke betalingstermijn niet verstreken. Het totaal aantal geregistreerde facturen met datum van 15 november 2008 en vroeger, die 31 december 2008 nog niet in betaling gesteld, was gelijk aan 24 facturen, voor een totaalbedrag van 2.111.446 euro. 2. Met het oog op de inwerkingtreding van FEDCOM op 1 januari 2009, werd door de Stafdienst Budget Beheerscontrole - Logistiek een extra inspanning geleverd om zoveel mogelijk facturen in betaling te stellen zolang dit door de richtlijnen van de FOD BBc werd toegestaan. Dit heeft voor gevolg dat tot half december continu facturen werden geordonnanceerd, en hierdoor blijven nu enkel facturen over waarvan de wettelijke betalingstermijn niet is overschreden. 3.a) In 2008 werd voor 106 facturen de termijn van 50 dagen overschreden. Het gaat om een totaalbedrag van 2.215.370 euro. In 2007 werden meer dan 10.000 facturen te laat betaald : de voornaamste reden van de vertraging in het betalingsverkeer was het principe van de onderbenutting van de kredieten, dat een effect had op het gehele begrotingsjaar: in het begin LXXXV
van het jaar dienden immers de overdrachten verwerkt te wijten aan het ankerprincipe van 2006 en nadien was er al vrij snel een nieuwe maatregel van onderbenutting, hetgeen voor vicieuze cirkel zorgde. 3.b) De gemiddelde duur van overschrijding betreffende deze 106 facturen was 16 dagen, dus 66 dagen i.p.v. 50 dagen 4. De gemiddelde doorlooptijd van de facturen m.b.t. 2008 bedroeg 21 dagen. Deze doorlooptijd betreft de doorlooptijd vanaf het moment dat de facturen aan de Stafdienst Budget Beheerscontrole- logistiek werden doorgestuurd. 5. Het totaal bedrag betaald in 2008 aan verwijlintresten bedraagt 5.560,53 euro voor 14 dossiers. 6. Het laattijdig doorsturen door de betrokken diensten van de door hen ontvangen facturen is de voornaamste oorzaak. B - FOD SOCIALE ZEKERHEID: 1en 2. De facturen worden betaald naarmate ze binnenkomen bij de dienst BB, met inachtneming van de betalingstermijnen opgelegd door de Thesaurie. Er is dus eigenlijk geen enkele achterstand meer. De Thesaurie had de uiterste datum van betaling vastgelegd op 15 december 2008 en na deze datum ontving de FOD nog 390 facturen voor een bedrag van 4.454.976 ¤. 3. Er werden 2 facturen te laat betaald in 2008. Deze facturen vertegenwoordigen een bedrag van 800.000 ¤. Ze werden betaald met een vertraging van 10 dagen. Het aantal achterstallige betalingen in 2008 is in geen geval te vergelijken met wat er in 2007 is gebeurd, aangezien er in 2008 aan de FOD Sociale Zekerheid geen enkele onderschrijding van de begroting (ankerprincipe) werd opgelegd. 4. De betalingstermijn varieert van 21 tot 47 dagen. 5. De FOD Sociale Zekerheid heeft 1.820,69 ¤ aan moratoire interesten betaald voor de twee in punt 3 vermelde facturen. 6. Het bedrag van de facturen werd betwist. De briefwisseling met de firma heeft de inbetalingstelling van deze facturen vertraagd.
15. Bulletin nr : B052 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0094 - Zittingsperiode : 52: Jan Jambon, N-VA, aan Minister van Migratie- en Asielbeleid. Vraag op 29/01/2009: idem vorige vraag Antwoord op 30/03/2009: 1. Zoals u wellicht weet is mijn bevoegdheid beperkt tot de Algemene Directie van de Dienst Vreemdelingenzaken, van de FOD BiZa en oefen ik de voogdij uit over de DVZ, het CGVS en de RvV. Wat deze diensten betreft, bedraagt het bedrag van de facturen met een factuurdatum van 2008 dat ingeschreven is vanaf 1 januari 2009 3.940.487 euro LXXXVI
2. Het bedrag van de ingeschreven facturen met een factuurdatum van voor 1 oktober 2008 dateert bedraagt 261.395 euro. Het gaat hier om 665 facturen. Deze facturen moesten normaal in 2008 betaald zijn. 3. In 2008 werden 3.161 van de 11.739 facturen laattijdig betaald. Het ging om een bedrag van 1.789.790 euro op een totaal van 21.469.450 euro. De gemiddelde betalingstermijn van de facturen die met achterstand betaald worden bedraagt 165 dagen. 4. De gemiddelde termijn voor de betaling van een factuur bedraagt 100 dagen. 5. Het bestaande informaticasysteem van de FOD is niet uitgerust om automatisch selecties te maken om de meerkosten van de laattijdige betalingen weer te geven. Bij de implementatie van het Fedcom project bij het departement kunnen deze gegevens afzonderlijk beschikbaar zijn. 6. De oorzaken van de laattijdige betalingen in 2008 zijn de gevolgen van het ankerprincipe 2007 waar de betalingskredieten beperkt werden. Andere redenen die de laattijdige betaling verklaren zijn de betwisting van de facturen, het verkeerde leveringsadres, de niet levering of de gedeeltelijke levering van goederen of diensten.
16. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0123 - Zittingsperiode : 52: Jan Jambon, NVA, aan Minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden. Vraag op 29/01/2009: idem vorige vraag Antwoord op 09/03/2009: Wat de Rijksdienst voor Pensioenen betreft, waren er in januari 2009 geen openstaande facturen voor het jaar 2008. Zowel in 2008 als in 2007 werden alle facturen binnen de overeengekomen betalingstermijn betaald, na controle van de uitvoering van de werken of na ontvangst van de levering. De facturen worden betaald tegen de vervaldatum die gemiddeld tussen de 30 à 50 kalenderdagen na de factuurdatum ligt. Er waren in 2008 geen meerkosten te wijten aan verwijlintresten, boetebedingen, enz. Er waren in 2008 geen laattijdige betalingen Wat de PDOS betreft, zit er, volgens de gegevens waarover ik beschik, gemiddeld tot 25 dagen tussen de ontvangst van een factuur die werd goedgekeurd door de kredietbeheerders en de datum van de effectieve betaling door de boekhoudkundige dienst. Alle facturen worden betaald binnen de termijnen die worden voorzien door de leveranciers en andere dienstverleners. Bijgevolg zijn er in 2008 geen verwijlintresten, boetes of invorderingskosten betaald en werden er door de leveranciers geen gerechtelijke procedures aangespannen. Geen enkele nog te betalen factuur werd overgedragen naar 2009. Ter conclusie kan dan ook gesteld worden dat er voor de PDOS geen vertraging is in de betaling van facturen en erelonen. Wat de POD Maatschappelijke Integratie betreft, kan ik u het volgende meedelen: 1) Op datum van 24 december 2008, datum van sluiting van de burelen tussen Kerstmis en Nieuwjaar, bleef LXXXVII
er bij de dienst Begroting van de POD Maatschappelijke Integratie in totaal voor een bedrag van 531.386,31 euro aan schuldvorderingen onbetaald, die ingevolge de drukke eindejaarsperiode en de door de Thesaurie opgelegde eindejaarskalender niet tijdig konden in betaling gesteld worden 2) In totaal betreft het 19 facturen. Uiteraard betreft het hier gevallen die in 2008 betaald hadden moeten of kunnen worden. De reden van niet-betaling in 2008 vindt zijn oorsprong in de vrij complexe technische handelingen die de in betalingstelling bij de federale overheid met zich brengt. Maar vooral weze eraan herinnerd dat de administratie van de Thesaurie, zoals trouwens elk jaar het geval is, een eindejaarsbetaalkalender naar voren heeft geschoven waarvan de departementen niet kunnen afwijken: deze impliceerde dat alle facturen waarvoor de inbetalingstelling niet tegen 12/12/2008 's morgens elektronisch werd opgenomen in hun database, onherroepelijk werden uitgesloten van een inbetalingstelling in 2008. Van een voluntaristische doorschuiving naar 2009 is dus hoegenaamd geen sprake. Wel zullen deze facturen ten laste van het budget 2009 betaald moeten worden, aangezien er vanaf 1 januari 2009, ingevolge de nieuwe comptabiliteitsreglementering bij de federale overheid, nog uitsluitend met gesplitste kredieten kan worden gewerkt. 3)a) Vooraf dient opgemerkt dat de POD Maatschappelijke Integratie pas op 1 januari 2007 volledige autonomie heeft verkregen. Bij de opstart werd beslist om de POD in dezelfde comptabiliteitsomgeving te laten werken als de andere sociale departementen, meer bepaald zoals de FOD Sociale Zekerheid die voorheen instond voor het betalingsverkeer van de POD. Dit is niet zonder moeilijkheden gepaard gegaan, ook niet op het vlak van de begrotingsuitvoering. Pas sinds 1 mei 2007 worden de binnenkomende facturen centraal geregistreerd bij de dienst Begroting van het departement, en dit met de bedoeling om in geval van problemen een opvolging beter mogelijk te maken. Aangezien het een louter registratiesysteem betreft, wordt er niet bijgehouden binnen welke termijn elke factuur wordt betaald. Een geïntegreerd opvolgingssysteem per factuur bestaat dus (nog) niet. In dit verband kan ik u meedelen dat, met de overschakeling naar de FEDCOMcomptabiliteitsomgeving op datum van 1 januari 2010, een dergelijke geïntegreerde opvolging wél voorzien wordt. 3) b) In het kader van de Balanced scorecard worden er statistieken bijgehouden over de gemiddelde betaaltermijnen. Hieruit blijkt dat, op basis van een maandelijkse steekproef, de gemiddelde betalingstermijn in 2008 (dit is de termijn tussen de datum van ontvangst van de factuur en de eigenlijke betaaldatum) 33 dagen bedraagt. Dit is beduidend minder dan de reglementair voorziene termijn van 50 dagen. 4) Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 3.b) hierboven. 5) In 2008 werd er in totaal een bedrag van 3.226,98 euro aan verwijlintresten uitbetaald. Deze intresten hadden alle betrekking op facturen uit 2007, waarvoor de betaling dus pas in 2008 heeft kunnen plaatsvinden. In 2007 werd geen LXXXVIII
verwijlintresten uitbetaald. 6) Het ging over betalingen aan een en dezelfde firma, die omwille van technische oorzaken niet op tijd konden uitgevoerd worden. Met andere woorden het gaat om een specifiek geïsoleerd geval.
17. Bulletin nr : B050 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0001 - Zittingsperiode : 52: Jan Jambon, N-VA, Staatssecretaris voor de Modernisering van de federale overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, toegevoegd aan de minister van Financiën Vraag op 19/01/2009: zelfde vraag weer Antwoord op 09/03/2009: 1. Momenteel beschikt de FOD Financiën nog niet over volledige statistieken aangaande de totale som van openstaande facturen voor het jaar 2008, onder meer omdat de facturen via verschillende diensten en rekenplichtigen ingediend worden. Sinds 2005 neemt het percentage tijdige betalingen gestadig toe, zoals blijkt uit de boordtabellen van de stafdienst Budget en Beheerscontrole: 58% in 2005; 62% in 2006; 78% in 2007; 80% in 2008. 2. De FOD Financiën beschikt over geen achterstallige facturen waarvan de betaling werd doorgeschoven naar 2009. Er was immers geen ankerprincipe van toepassing en evenmin andere maatregelen inzake budgettaire discipline die voor effect hadden dat de betalingstermijnen werden verlengd ten nadele van de schuldeisers. De reden waarom voor een aantal facturen nog geen ordonnancering gebeurde op 31 december 2008 is vooral technisch: de uiterste datum voor inschrijving van de ordonnanties van uitgaven bij de Thesaurie werd op 16 december 2008 vastgelegd. De facturen binnengebracht op de stafdienst Budget en Beheerscontrole na deze datum konden niet meer in 2008 in betaling gesteld worden. 3. a) Uit de inlichtingen in mijn bezit blijkt dat op 01/01/2009, van de 52.138 betaalde facturen in 2008, 10.212 (19,59 %) ervan laattijdig werden betaald voor een totaalbedrag van 74,5 miljoen euro. In 2007 werden 21,76 % van de 28.405 facturen, geregistreerd in het geautomatiseerd boekhoudsysteem, te laat betaald, voor een bedrag van 83,0 miljoen euro. b) Het huidige boekhoudsysteem laat niet toe een nauwkeurige gemiddelde duur van overschrijding van de betaaldatum te berekenen. Volgens de statistieken werden in 2008 2.328 facturen betaald boven een termijn van 60 dagen. 4. Gemiddeld wordt een factuur na 29 dagen betaald. Globaal kan men beschouwen dat de gemiddelde betalingstermijn van de facturen in de meeste gevallen binnen de juridische betalingstermijnen valt. Daarbij wordt er op gewezen dat bij toepassing van artikel 2.18.1 van de algemene uitgavenbegroting, de FOD Financiën gemachtigd is om gebruik te maken van de LXXXIX
techniek van geldvoorschotten waardoor de buitengewone rekenplichtigen de betaling van de diverse werkingskosten kunnen verrichten binnen de kortste termijnen. 5. Het bedrag van de verwijlintresten aangerekend op de begroting (kredieten van het lopende jaar en overdrachten) van de FOD Financiën bedroeg voor 2008: 399.650,90 euro. 6. In het algemeen zijn de redenen die aan de basis liggen van de vertraging: - de doorlooptijd van het betalingsproces, inbegrepen de noodzakelijke grondige controles van de facturen evenals het voorafgaandelijk toezicht op de betaling door het Rekenhof; - de beperking van de vrijgegeven kredieten, zoals opgelegd door het ankerprincipe, of andere terzake geldende richtlijnen, bijvoorbeeld in geval van voorlopige kredieten.
18. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0031 - Zittingsperiode : 52: Jan Jambon, NVA, aan Staatssecretaris voor de coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de Eerste Minister, en Staatssecretaris, toegevoegd aan de Minister van Justitie Vraag op 29/01/2009: idem als vorige vraag Antwoord op 23/02/2009: 1) Op 1 januari 2009 bedroeg de totale som van openstaande facturen voor mijn kabinet 16.026,67 euro. 2) Onder deze openstaande facturen bevinden zich geen facturen die in 2008 hadden moeten betaald worden. 3 a) Er werd in 2008 geen enkele factuur te laat betaald.
b) Deze vraag is niet van toepassing aangezien mijn kabinet
operationeel is sedert 20 maart 2008.
c) Er was in 2008 geen enkele overschrijding van de
betaaldatum. 4) Een leverancier moest in 2008 gemiddeld 43 dagen wachten op de betaling. 5) Er was geen meerkost omwille van verwijlintresten, invorderingskosten, boetebedingen of wat dan ook. 6) Er waren geen laattijdige betalingen.
19. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0030 - Zittingsperiode : 52: Jan Jambon, NVA, aan Minister van Landsverdediging. Vraag op 29/01/2009: idem vorige Antwoord op 23/02/2009: 1. Het totaal aantal betaalde facturen in 2008 bedraagt 21.493 en dit voor een totaal bedrag van 986,7 miljoen euro.Op 1 januari 2009 waren er voor het jaar 2008 nog 91 (0,4%) openstaande facturen bij de Sectie Vereffening en Vastlegging (centrale vereffeningsdienst voor Defensie) voor een totaal bedrag van 29 miljoen euro. 2. Hiervan zijn er 21 facturen die een vervaldatum hadden in 2008 en dit voor een totaal bedrag van 4,64 miljoen euro. 3. Het aantal en het totale bedrag van facturen betaald buiten termijn bedraagt in 2007 6.516 facturen (39,7 % van de facturen betaald in 2007) voor een totaal bedrag van 161 miljoen XC
euro. In 2008 betrof dit 6.895 facturen (32,1 % van de facturen betaald in 2008) voor een totaal bedrag van 175 miljoen euro. De gemiddelde overschrijdingstermijn bedraagt 51 kalenderdagen in 2008. 4. De gemiddelde betalingstermijn van alle facturen in beschouwing genomen bedroeg 60 kalenderdagen in 2008.De wettelijke betalingstermijn bedraagt 60 dagen voor facturen voor werken en 50 dagen voor de andere facturen.De nodige inspanningen zullen worden gedaan om de betaaltermijnen te verminderen. 5. In 2008 werden er 1,75 miljoen euro verwijlintresten betaald. 6. Onder de structurele oorzaken van vertraging dienen in de eindejaarsperiode de vastgelegde limietdatum voor de invoering van ordonnanties bij de Thesaurie alsook het gebrek aan ordonnanceringskredieten op bepaalde basisallocaties te worden vermeld. Bovendien vereisen de externe controle aan het departement gerealiseerd door de Controleur van de vastleggingen en het Rekenhof en daarna de ter betalingstelling door de Thesaurie, een gemiddelde termijn van 26 dagen.
20. Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0095 - Zittingsperiode : 52: Peter Logghe, VB, aan Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen Vraag op 11/02/2010: De Vlaamse overheid betaalde, aldus de media, over de voorbije vijf jaar meer dan 25 miljoen euro aan verwijlinteresten. Het is belangrijk dat de overheid haar facturen op tijd betaalt, opdat op die manier belastinggeld niet "oneigenlijk" wordt gebruikt, namelijk voor het betalen van verwijlinteresten. Ik heb de minister over de laattijdigheid van betaling door de overheid al ondervraagd. Er rijzen hierover volgende bijkomende concrete vragen. 1. a) Hoe zit het met de verwijlinteresten door de federale overheid betaald? b) Kan u een overzicht geven van de verwijlinteresten over de afgelopen vijf jaar (indien mogelijk van 1999 tot en met 2009)? 2. a) Kan u tevens een overzicht geven van de verwijlinteresten per federale overheidsdienst? b) Met andere woorden: welke dienst is er in de loop van de afgelopen jaren in geslaagd de verwijlinteresten naar beneden te brengen? 3. a) Zou het tenslotte mogelijk zijn de verwijlinteresten uit te zetten tegenover het totale bedrag aan facturen van de betrokken overheidsdiensten? b) Met andere woorden, welk percentage van de te betalen facturen ging op aan verwijlinteresten? Antwoord op 22/03/2010: De FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie beschikt niet over deze gegevens voor de andere overheidsdiensten. Ik geef u dus de cijfers van de federale overheidsdiensten die onder mijn bevoegdheid vallen. Ik raad het geachte Lid aan de bevoegde ministers te bevragen voor de andere federale overheidsdiensten. A. Wat betreft de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie 1. a) Zoals hierboven gezegd, de FOD Economie beschikt niet over deze cijfers voor de andere overheidsdiensten. b) In de afgelopen 5 jaar werd XCI
door de FOD Economie aan verwijlintresten betaald: 2005: 19.569,01 ¤ 2006: 23.911,94 ¤ 2007: 39.232,72 ¤ 2008: 50.158,15 ¤ 2009: 4.425,71 ¤ 2. a+b) Niet van toepassing. 3. a+b) voor 2009 vertegenwoordigt het aandeel van de betaalde verwijlintresten voor de FOD Economie 0,005 % van het totale bedrag aan betaalde facturen. B. Wat betreft Fedict 1. a) Niet van toepassing. b) In de afgelopen 5 jaar werd door Fedict aan verwijlintresten betaald: 2005: ¤ 0 2006: ¤ 0 2007: ¤ 0 2008: ¤ 0 2009: ¤ 0 2. a+b) Niet van toepassing. 3. a+b) Voor 2009 vertegenwoordigt het aandeel van de betaalde verwijlintresten voor Fedict 0 % van het totale bedrag aan betaald facturen.
21. Bulletin nr : B096 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0457 - Zittingsperiode : 52: Jan Jambon, N-VA, aan Minister van Binnenlandse Zaken Vraag op 26/01/2010: Dat facturen niet tijdig worden betaald door de federale overheid is een oud zeer. Het gaat niet alleen om levering van goederen, maar ook om diensten geleverd door deskundigen, psychiaters, artsen, enzovoort. Omdat het noodzakelijk is de evolutie dienaangaande op te volgen, rijzen volgende vragen. 1. Hoeveel bedroeg op 1 januari 2010 de totale som van openstaande facturen bij uw departement voor het jaar 2009? 2. a) Bevinden zich onder deze openstaande facturen ook facturen die eigenlijk in 2009 betaald hadden moeten worden, maar waarvan de betaling werd doorgeschoven naar 2010? b) Zo ja, om hoeveel doorgeschoven facturen gaat het en om welk bedrag? 3. a) Hoeveel facturen werden te laat betaald door uw departement in 2009, met andere woorden hoeveel bedragen de achterstallen voor 2009 (aantal facturen en gehele som)? b) Hoe verhoudt dit zich tot 2008? c) Wat was in 2009 de gemiddelde duur van overschrijding van de betaaldatum? 4. Hoe lang moest een leverancier, deskundige, enzovoort gemiddeld wachten in 2008 opdat de facturen betaald werden? 5. Wat was de meerkost als gevolg van de laattijdige betaling van facturen voor uw departement: boetebedingen, verwijlintresten, eventueel invorderingskosten, enzovoort? 6. Wat waren de oorzaken van de laattijdige betalingen? Antwoord op 20/04/2010: 1.-2. Het bedrag van de facturen met factuurdatum 2009 ingeschreven vanaf 1 januari 2010 is 4.697.522 euro. Tot op heden werd 86% van die facturen en schuldvorderingen betaald. 2.674 facturen en schuldvorderingen werden nog niet vereffend in 2009. 3. Voor 2009 werden 18.323 facturen en schuldvorderingen laattijdig betaald. De laattijdige betalingen vertegenwoordigen 39% van de facturen en 61% van de schuldenvorderingen. De schuldenvorderingen bevatten onder andere de honoraria van advocaten van de Directie "Vreemdelingenzaken" die door de minister (staatssecretaris) van Begroting voorafgaandelijk XCII
worden goedgekeurd, dit vergroot de betalingstermijn. Er werden geen verwijlinteresten uitbetaald aan de advocaten voor betalingsachterstand. De reden van laattijdige betaling van facturen zijn de verkeerde adressering van de facturen, de niet-levering van goederen hoewel de facturen al beschikbaar zijn, enz. Voor 2008 werden 16.235 facturen en schuldvorderingen laattijdig betaald. De officiële betalingstermijn is 50 dagen na de ontvangst van de factuur. In 2009 bedroeg de gemiddelde betalingstermijn van de facturen 51 dagen. De gemiddelde betalingstermijn van de schuldvorderingen bedroeg 82 dagen. 4. In 2008 bedroeg de gemiddelde betalingstermijn van de facturen 60 dagen. De gemiddelde betalingstermijn van de schuldvorderingen bedroeg 92 dagen. 5. Voor 2009 bedragen de verwijlintresten 48.471 euro. 6. In 2009 werd binnen de FOD Binnenlandse Zaken in het bijzonder aandacht besteed aan de betalingstermijnen van de facturen en schuldvorderingen. Er werd een periodieke monitoring ontwikkeld en de Directies hebben acties ondernomen om het personeel te sensibiliseren voor de verwerking van de boekhoudkundige documenten en om dat proces te versnellen. De vertraging in de betaling van de facturen kan verklaard worden door de betwisting van facturen, de slechte adressering van facturen, de niet-levering of de gedeeltelijke levering van goederen of diensten, alsook de verwerking van de achterstanden.
22. Bulletin nr : B096 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0056 - Zittingsperiode : 52: Jan Jambon, aan Minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid. Vraag op 26/01/2003: idem als hierboven Antwoord op 08/03/2010: Wat het FAVV betreft : 1. Op 1 januari 2010 bedroeg de totale som van openstaande facturen voor 2009 bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen 13.340.187,77 euro. 2.a) Neen. 2.b) Niet van toepassing. 3. a) In de loop van 2009 werden door het FAVV 2.400 facturen voor een totaal bedrag van 13.396.788,87 euro te laat betaald. 3. b) In 2008 ging het om 2.985 facturen voor een totaal bedrag van 19.376.317 euro, dit betekent voor 2009 een daling van het aantal facturen met 19,6% en een daling van het bedrag met 31% ten opzichte van 2008. 3. c) In 2009 bedroeg de gemiddelde duur van overschrijding van de betaaldatum 25 dagen. 4. In 2008 bedroeg de gemiddelde duur van de overschrijding van de betaaldatum 29 dagen. 5. Meerkost in 2008: 3.043,94 euro Meerkost in 2009: 309,00 euro 6. De belangrijkste oorzaken van de laattijdige betalingen zijn : - de goedkeuringsprocedure vereist soms een voorafgaand nazicht door de buitendiensten terwijl de centrale boekhouding instaat voor de XCIII
betaling van de facturen op basis van de originele stukken. - onjuiste of onvolledige facturatie vanwege de leveranciers Wat het BIRB betreft : 1. Voor het BIRB bedragen de op 31 december 2009 nog te betalen facturen 602.287,34 euro, waarvan 326.829,61 euro aan de Centrale Dienst der Vaste Uitgaven verschuldigd is. 2. a) Op 31 december 2009 waren er geen te betalen facturen die nog in 2009 moesten betaald worden. Het ging meestal om facturen die begin van het jaar 2010 werden ontvangen maar die nog van 2009 zijn gedateerd (boekhoudkundig cesuur). b) niet van toepassing. 3. a) Er wordt geen factuur te laat betaald. In 2009 moesten er geen achterstallige bedragen worden betaald. b) Hetzelfde geldt voor 2008. c) De facturen worden op tijd betaald. 4. De gemiddelde betalingstermijn bij het BIRB bedraagt 19 dagen. 5. Het BIRB heeft nog nooit commerciële sancties of interesten moeten betalen ten gevolge van late betalingen. 6. De late betalingen hebben geen gevolg op de interesten die het BIRB moet betalen. Wat het FOD Volksgezondheid betreft : Ik heb de eer het geachte Lid te verwijzen naar het antwoord dat zal gegeven worden door mijn collega, mevrouw Laurette Onkelinx aan wie de vraag eveneens werd gesteld (K 302) en die zal antwoorden voor het geheel van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Wat de FOD Economie betreft : verwijs ik naar het antwoord dat zal gegeven worden door mijn collega, de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, op de vraag nr 56 van 26 januari 2010 betreffende dezelfde aangelegenheid. Wat het RSVZ Betreft: 1, 2 a) en b) Artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 juni 2001 tot vaststelling van de regels inzake de begroting, de boekhouding en de rekeningen van de openbare instellingen van sociale zekerheid die zijn onderworpen aan het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 augustus 2002, voorziet dat "In de begroting van een jaar worden echter slechts de tijdens dat jaar eisbare rechten als verworven opgenomen, voor zover zij uiterlijk op 31 maart van het daaropvolgend jaar nauwkeurig kunnen bepaald worden". Het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) kan derhalve de facturen van een jaar boeken tot ten laatste 31 maart van het daaropvolgende jaar. De toestand op 31 december 2009 is dus niet relevant voor 31 maart 2010. Ter informatie : op 28 januari 2010 bedraagt de totale som van openstaande facturen voor het jaar 2009 te betalen in 2010 2.513 duizend euro. 3 a) en b) Het totaal van de facturen die laattijdig betaald werden is te verwaarlozen. In voorkomend geval betreft het vooral facturen voor nutsvoorzieningen (elektriciteit...) gezien de opgelegde betalingstermijnen vrij kort kunnen zijn en de uitvoering van de betaling binnen die termijnen bijgevolg moeilijk haalbaar is. De XCIV
betaling valt dan meestal samen met de ontvangst van de herinneringsbrief. 4 Het RSVZ poogt met de leverancier een betalingstermijn af te spreken die voldoende ruim is om toe te laten dat het RSVZ de facturen tijdig kan betalen. In het algemeen bedraagt deze afgesproken betalingstermijn één of twee maanden. In werkelijkheid bestrijkt de gemiddelde betalingstermijn enkele dagen minder dan één maand (er verlopen gemiddeld ongeveer 25 dagen tussen de ontvangst van de factuur en de betaling). 5 Indien er eventuele aanvullende kosten aangerekend werden naar aanleiding van de laattijdige betaling van bepaalde facturen, zijn deze te verwaarlozen. 6 Zie punt 3. Wat de DG Zelfstandigen betreft : Aangezien ik enkel inhoudelijk bevoegd ben voor de DG Zelfstandigen van de FOD Sociale Zekerheid, beschik ik niet over de gevraagde gegevens. Voor alle andere onderwerpen (personeel, logistiek, enzovoort) met betrekking tot de FOD Sociale Zekerheid, en dus ook tot de DG Zelfstandigen, is het de Minister van Sociale Zaken die bevoegd is. Wat het Federaal Wetenschapsbeleid betreft: 1 en 2. Buiten de gewone procedure betreffende de betalingsvoorwaarden en -termijnen, heeft het Federaal Wetenschapsbeleid geen uitstaande facturen voor 2009 of de betaling van sommige van die facturen bewust doorgeschoven naar 2010. 3. In 2008 bedragen de verwijlinteresten 2302,62 euro, te weten 4 AMEX-facturen (American Express), 1 OCE-factuur (fotokopieertoestellen) en 1 factuur voor REAL DOLMEN (informaticamateriaal). Hierna enkele cijfers voor 2009: - de gemiddelde betalingstermijn is 46,9 dagen (ordonnancering/5.500 euro) en 24,4 dagen (fondsenvoor-schotten/5.500 euro) ; het gemiddelde percentage te laat betaalde facturen is 29,5 % (ordonnancering/5. 500 euro) en 20,4% (fondsenvoorschotten/5.500 euro); 4. Vier tot zes weken. 5. Drie facturen voor een totaalbedrag van 354,31 euro verwijlinteresten: 2 AMEX-facturen en 1 CEBEO-factuur (elektrotechnisch materiaal). 6. De POD Wetenschapsbeleid is niet alleen verantwoordelijk voor het naleven van de betalingstermijn. Het is tot slot de Administratie van de Thesaurie die de facturen regelt, na de interventie, de analyse en het visum van het Rekenhof.
XCV
Bijlage 12 : Beslissingsboom betaling overheidsopdrachten – Vlaamse overheid
VOORAFGAANDE OPMERKING De bijlage bij het KB van 26 september 1996 (+ latere wijzigingen) bevat de Algemene Aannemingsvoorwaarden (AAV) die van toepassing zijn op een overheidsopdracht. Voor wat de betaling van een overheidsopdracht betreft, zitten de nodige bepalingen vervat in het artikel 15 van die AAV. Overeenkomstig de bepalingen van het artikel 3 van het KB van 26 september 1996 dient volgend onderscheid gemaakt te worden: -
Voor alle opdrachten met een bedrag hoger dan 5.500 euro (zonder BTW), is het artikel 15 van de AAV sowieso toepasselijk en gelden dus steeds de bepalingen van dat artikel 15 voor de betaling van de facturen (art. 3 §1 en §2 van KB).
-
Voor de opdrachten met een bedrag gelijk aan of kleiner dan 5.500 euro (zonder BTW), is het artikel 15 van de AAV niet automatisch van toepassing (art. 3 §3 van het KB). Voor deze opdrachten kan de overheid evenwel – en dit is trouwens aangewezen – bij het sluiten van het contract uitdrukkelijk bedingen dat artikel 15 van de AAV toch toepasselijk zal zijn voor de betaling van de facturen.
FASE 1 Wat is het BEDRAG van de factuur? Is de factuur groter dan 5.500 euro zonder BTW? Dan zijn de bepalingen van artikel 15 van de AAV van toepassing → zie Fase 2 hierna. Is de factuur kleiner dan 5.500 euro zonder BTW? In dit geval kunnen zich volgende mogelijkheden voordoen: -
Ofwel gaat het om een tussentijdse betaling (zoals de betaling van een maandelijkse werkenstaat in het kader van een bestek). Het totale bedrag van de gehele opdracht zal zich dan waarschijnlijk boven de 5.500 euro situeren. Indien de tussentijdse betaling kadert in een grotere opdracht van meer dan 5.500 euro, gelden voor die tussentijdse betaling (ook al bedraagt deze minder dan 5.500 euro) wél de bepalingen van artikel 15 van de AAV → zie Fase 2 hierna.
-
Ofwel gaat het om een éénmalige betaling, nl. de gehele opdracht die in één keer en dus via één factuur betaald wordt. In dit geval dient er nagegaan te worden of bij het afsluiten van het contract (opdracht) eventueel uitdrukkelijk werd gesteld dat het artikel 15 van de AAV van toepassing zou zijn voor de betaling van de facturen: • Indien artikel 15 AAV toepasselijk werd verklaard, gelden uiteraard de bepalingen van dit artikel → zie Fase 2 hierna. • Indien het artikel 15 AAV niet uitdrukkelijk van toepassing werd verklaard, betekent dit dat de overheid de opdracht toegewezen en aanvaard heeft tegen de factuurvoorwaarden van de firma. In dit geval zijn dus de factuurvoorwaarden van de firma van toepassing. Deze voorwaarden, XCVI
waaronder de toegestane betaaltermijn, staan meestal vermeld op de keerzijde van de factuur. FASE 2 BETAALTERMIJNEN van artikel 15 AAV Eerste stap : Gaat het om een opdracht van DIENSTEN, van LEVERINGEN of van WERKEN? Tweede stap – A: Het is een opdracht van DIENSTEN Is het een dienst dan is de betaaltermijn 50 kalenderdagen. De startdatum is in principe de ontvangst van de schuldvordering (en eventueel de andere, door het bestek vereiste documenten), maar het bestek kan dit anders regelen (bvb. vanaf ontvangst van factuur), de besteksbepalingen dienen daarom aandachtig nagelezen te worden. Tweede stap – B: Het is een opdracht van LEVERINGEN Is het een levering dan is de betaaltermijn 50 kalenderdagen. De startdatum is het einde van de keuringsformaliteiten (PV binnen 15 dagen na leveringsdatum op te maken) op voorwaarde dat de overheid bij het einde van de keuring in het bezit is van de factuur (en eventueel andere, door het bestek vereiste documenten), zoniet loopt de termijn slechts vanaf de ontvangst van de factuur (of de andere vereiste documenten). Als het gaat om een in de tijd gespreide levering, is de startdatum het einde van de laatste keuringsformaliteiten van elk van de deelleveringen. Tweede stap – C: Het is een opdracht van WERKEN De aannemer dient een gedagtekende en ondertekende schuldvordering over te maken, die een gedetailleerde staat van werken bevat (=rechtvaardiging van de werken) van de periode waarover de betaling betrekking heeft. -
Is het een tussentijdse betaling? Vanaf de ontvangst van de schuldvordering beschikt de overheid over een termijn van 60 kalenderdagen om: o de werkenstaat te controleren en te verbeteren; o het PV met het verschuldigde bedrag op te maken; o dit PV naar de aannemer te sturen met de vraag de factuur binnen 5 kalenderdagen in te dienen; o te betalen. De betaaltermijn van 60 kalenderdagen wordt eventueel verlengd met het aantal XCVII
dagen dat de aannemer zijn factuur te laat indiende (dus het aantal dagen dat de toegestane termijn van 5 kalenderdagen werd overschreden). -
Is het een saldobetaling of een betaling in één keer? Vanaf de ontvangst van de schuldvordering heeft de overheid vooreerst een takentermijn van 30 kalenderdagen om: o de werkenstaat te controleren en te verbeteren; o het PV met het verschuldigde bedrag op te maken; o dit PV naar de aannemer te sturen met de vraag de factuur binnen 5 kalenderdagen in te dienen. Vanaf dag 31 beschikt de overheid dan nog over een betaaltermijn van 60 kalenderdagen. Er dient dus binnen 90 kalenderdagen na ontvangst van de schuldvordering betaald te worden. De betaaltermijn wordt eventueel verlengd met het aantal dagen dat de aannemer zijn factuur te laat indiende (dus het aantal dagen dat de toegestane termijn van 5 kalenderdagen werd overschreden).
Derde stap : Betaling bij BESLAG of VERZET In dit geval beschikt de overheid over een supplementaire betalingstermijn van 15 kalenderdagen nadat het betalingsbeletsel is opgeheven. Ook al is de normale betalingstermijn van 50, 60 of 90 dagen reeds verstreken, na de opheffing van het beslag/verzet heeft de overheid nog een extra termijn van 15 kalenderdagen om te betalen.
XCVIII
Bijlage 13 : “Verwijlinteresten liepen vorig jaar op tot 10 miljoen euro” – Het belang van Limburg, 1 april 2011, pag. 4
BRUSSEL - De Vlaamse overheidsinstellingen hebben vorig jaar 9,88 miljoen verwijlintresten moeten betalen als gevolg van laattijdige betalingen. "Dit is 2,35 miljoen euro (31%) meer dan in 2009", zegt Vlaams parlementslid Lode Vereeck (LDD). "Dit is onaanvaardbaar! Met dat bedrag kunnen bijvoorbeeld 250 verplegers worden aangeworven." Verwijlintresten zijn extra kosten die worden aangerekend als een factuur te laat betaald wordt. Een jaar geleden maakte Vlaams parlementslid Lode Vereeck in deze krant bekend dat de Vlaamse overheid in de periode 2004-2009 al 58,5 miljoen euro verwijlintresten had moeten betalen.
In de commissie-Financiën zei Vlaams minister van Begroting Philippe Muyters (N-VA) dinsdag dat de betaalachterstanden worden aangepakt. "De verwijlintresten dalen ernstig", zei hij. Twee weken geleden zei diezelfde Muyters nog dat de verwijlintresten gedaald zijn van 4,2 miljoen euro in 2009 tot 2,6 miljoen euro in 2010. "Dat is 37% minder", aldus Muyters. "Halve waarheden"
"De minister vertelt halve waarheden", meent Lode Vereeck. "Zijn cijfer klopt, maar dat komt omdat hij een selectieve analyse maakt door enkel de verwijlintresten op te tellen van de 13 Vlaamse departementen, de verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid, en de diensten algemeen beheer (zie kader onder, nvdr). De ongeveer 30 verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid die ook onder de Vlaamse begroting ressorteren, laat hij gewoon eventjes ongemoeid. Helaas voor hem zijn de verwijlintresten van deze 30 instellingen vorig jaar met 3,85 miljoen euro of 114% gestegen."
"Wanbeleid"
Een rekensom leert volgens Vereeck dat de verwijlintresten in 2010 zijn toegenomen met 31%, van 7,53 miljoen euro in 2009 naar 9,88 miljoen. "Dit maakt dat de Vlaamse overheid XCIX
sinds 2004 al 68,5 miljoen euro verwijlintresten heeft moeten betalen. Onaanvaardbaar is dat. Hier wordt belastinggeld simpelweg weggegooid omdat facturen niet tijdig betaald worden", zegt Vereeck. "Vooral het gebrek aan betaalmiddelen blijkt de grootste reden van deze betaalachterstand."
"Minister Peumans"
Vereeck gaat minister Muyters met aandrang vragen dat die er zich toe verbindt om eind dit jaar geen enkele factuur onbetaald te laten. "Als ex-Voka-baas moet hij weten hoe schadelijk dit voor bedrijven is."
De LDD'er licht nog een andere optie toe: "Net zoals een chirurg moet kunnen opereren, moet een begrotingsminister kunnen tellen. Philippe Muyters kan dat niet, zijn partijgenoot Jan Peumans wél. Dat heeft die in het BAM-dossier bewezen. Daarom vraag ik de N-VA om minister Muyters te vervangen door minister Peumans. Voordeel is ook dat deze laatste wél legitiem verkozen is." BRUSSEL - Vorig jaar heeft de Vlaamse overheid 9,88 miljoen euro verwijlintresten moeten betalen. Aan de hand van cijfers die hij via parlementaire vragen kreeg, lijst Vereeck op hoe hij aan dit cijfer komt. Overheidsinstellingen - 2.661.697 euro verwijlintresten
Onder de Vlaamse overheidsinstellingen ressorteren de 13 Vlaamse departementen, de intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid (Agentschap Wegen en Verkeer, de Vlaams Belastingdienst...) en de diensten afzonderlijk beheer (Catering, Schoonmaak, Alden Biesen...). Zij waren vorig jaar goed voor 2,66 miljoen euro verwijlintresten. Dat is 1,5 miljoen euro of 37% minder dan in 2009. De departementen Mobiliteit en Openbare Werken blijft met 97% van alle verwijlintresten opnieuw de grootste boosdoeners. "Gevolg is dat ook dit jaar de bouwbedrijven de grootste dupe zijn", zegt Vereeck.
Rechtspersonen - 7.218.898 euro verwijlintresten
C
Daarnaast heeft de Vlaamse overheid een 30-tal verzelfstandigde agentschappen mét rechtspersoonlijkheid. Die krijgen een jaardotatie uit de Vlaamse begroting, hebben een eigen beheer en begroting, én een rechtspersoonlijkheid waardoor ze in eigen naam contracten kunnen afsluiten. De bekendste zijn Bloso, Kind & Gezin, Toerisme Vlaanderen, De Lijn, de VDAB, de VRT en de nv Scheepvaart. Ten opzichte van 2009 moesten zij vorig jaar maar liefst 3,85 miljoen euro (114%) verwijlintresten meer betalen.
De nv Scheepvaart (met zetel in Hasselt) was in 2010 met 2,4 miljoen euro de slechtste leerling van de klas.YL
Het Belang van Limburg Yves LAMBRIX © 2011 Concentra
CI
Bijlage 14 : Erratum schriftelijke vraag verwijlinteresten – webiste Minister Muyters, 1 april 2011
In een aantal kranten vandaag stelt Vlaams Parlementslid Lode Vereeck (LDD) dat de verwijlintresten van de Vlaamse overheid in 2010 sterk gestegen zijn. Die stelling berust op een dubbele fout: eentje bij Lode Vereeck zelf en eentje bij Vlaams minister van Begroting Philippe Muyters. Op het meegedeelde totaal van 9.880.594,87 euro neemt Lode Vereeck ook het Vlaams Fonds voor Lastendelging (VFLD) op. Uit dat fonds worden een deel van de kosten van rechterlijke uitspraken betaald. Afhankelijk van de uitspraak kunnen er ook verwijlintresten verplicht zijn. Deze verwijlintresten zijn dus géén gevolg van achterstallige betalingen van de overheid, maar wel van juridische procedures. Ze horen dus niet thuis in een som die wil nagaan of de overheid al dan niet een goed betaler is. Voor 2010 spreken we over 2.255.071 euro. Daarnaast is door een menselijke fout op het kabinet van minister Muyters een verkeerd cijfer ingevuld voor nv De Scheepvaart. Uit drie verschillende cijfers die nv De Scheepvaart doorstuurde, werd per vergissing het verkeerde in de tabellen ingevuld. Waar het antwoord op de schriftelijke vraag van Lode Vereeck spreekt over 2.411.654 euro, was er in 2010 in werkelijkheid een achterstand van 469.461 euro. Dat is uiteraard ook nog altijd te veel, maar wel 1.942.193 euro minder dan het doorgegeven bedrag. Als we beide getallen dus correct verwerken in de tabellen bedragen de verwijlintresten van de volledige Vlaamse overheid (departementen, DAB’s en instellingen) dus 5.683.330 euro, of 4.197.264 euro lager dan het bedrag dat vandaag in de pers verscheen. In 2009 lagen deze nog op 7.009.291 euro. 2010 vertoont dus een daling van bijna 19% ten opzichte van 2009. Vlaams minister van Begroting Muyters verontschuldigt zich voor de menselijke fout, maar wijst er op dat een correcte telling aantoont dat deze Vlaamse Regering met de betalingschema’s op de goede weg is. Minister Muyters roept zijn collega’s in de Vlaamse Regering op om de instellingen waar zij verantwoordelijkheid voor dragen aan te sporen om hun verwijlintresten maximaal terug te dringen. Intussen werd een erratum voor het schriftelijk antwoord verzonden naar de diensten van het Vlaams Parlement.
CII
Bijlage 15 : Tabel verwijlinteresten binnen de Vlaamse overheid 2004-2010 – Website Minister Muyters, 1 april 2011
CIII