Bestuursmemoriaal Provincie Vlaams-Brabant Nummer 5
20 mei 2004
10de jaargang
Inhoud Reglementen en verordeningen van de provincieraad
Nr. 23
Nr. 24
Nr. 25
Maandelijks (behalve in juli)
Toepassing van artikel 19 van het decreet van 22 februari 1995 tot regeling van het administratief toezicht op de provincies in het Vlaamse gewest. Overzichtslijst van de raadsbesluiten van 20 april 2004 en 4 mei 2004.
blz. 91
Goedkeuring nieuwe reglementen sociaal-cultureel werk: goedkeuring. Besluit van de provincieraad van 20 april 2004.
blz. 95
Goedkeuring reglement projectsubsudies streekgericht bibliotheekbeleid/dienst cultuur: goedkeuring. Besluit van de provincieraad van 20 april 2004.
blz. 107
Afgiftekantoor Leuven X
Nr. 26
Wijzigingen in het statuut van het statutair niet-onderwijzend provinciepersoneel en in het reglement van het contractueel niet-onderwijzend provinciepersoneel. Besluit van de provincieraad van 4 mei 2004.
blz. 112
Een jaarabonnement op het ” Bestuursmemoriaal ” ontvangt u door storting van 62 euro op de rekening nr. 091-0106177-88 van de provincie Vlaams-Brabant, Provincieplein 1 te 3010 Leuven met vermelding op de strook van “ BM art. 823 ”. Een los exemplaar kan verkregen worden tegen de prijs van 6,20 euro. Een elektronische versie van het bestuursmemoriaal wordt verspreid via de website van de provincie, nl. www.vlaamsbrabant.be/bestuursmemoriaal. Verantwoordelijke uitgever: Marc COLLIER, provinciegriffier, Provincieplein 1, 3010 Leuven Bestuursmemoriaal nr. 5 - 20 mei 2004
Nr. 23
Toepassing van artikel 19 van het decreet van 22 februari 1995 tot regeling van het administratief toezicht op de provincies in het Vlaamse gewest. (Algemeen secretariaat GR/3.075.2.077) PROVINCIERAAD VAN VLAAMS-BRABANT Overzichtslijst van de raadsbesluiten van 20 april 2004 Voorstel nr.
VOORWERP EN GENOMEN BESLUITEN
1.
36
Provinciale proeftuin voor kleinfruit: vernieuwing ramen en deuren: goedkeuring bijzonder bestek en vaststelling van de wijze van gunnen; ramingsstaat ten bedrage van 100.345,30 euro (btw inbegrepen).
2.
37
Provinciaal Instituut voor Vorming en Opleiding (P.I.V.O.) te Asse (Zellik): omgevingsaanleg rond het administratief hoofdgebouw: goedkeuring bijzonder bestek en vaststelling van de wijze van gunnen; raming van de uitgaven voor een bedrag van 135.694,78 euro (btw inbegrepen).
3.
38
Provinciaal Instituut voor Vorming en Opleiding (P.I.V.O.) te Asse (Zellik): levering en plaatsing van een telescopische tribune in het administratief hoofdgebouw: goedkeuring bijzonder bestek en vaststelling van de wijze van gunnen; raming van de uitgaven voor een bedrag van 89.540 euro (btw inbegrepen).
4.
39
Goedkeuring nieuwe reglementen sociaal-cultureel werk: goedkeuring.
5.
40
Goedkeuring reglement projectsubsidies streekgericht bibliotheekbeleid/dienst cultuur: goedkeuring.
6.
41
Exploitatie-vzw Muzeum Felix De Boeck te Drogenbos: aanstelling nieuwe provinciale vertegenwoordigers en voordragen nieuwe leden raad van bestuur: goedkeuring.
7.
42
Toetreding vzw Museum Parkabdij. Museum voor Religieuze Kunst en Cultuur - Vlaanderen: goedkeuring.
91
8.
43
Overeenkomsten tussen de provincie Vlaams-Brabant en de NV Aquafin tot de opmaak van meerdere ruimtelijke uitvoeringsplannen voor de inplanting RWZI's van bovenlokaal belang: goedkeuring.
9.
44
Provinciaal functioneel en recreatief fietsroutenetwerk: wijzigingen 2004: goedkeuring.
10.
45
Provinciedomein Het Vinne Zoutleeuw: inrichting 1ste verdieping en zolder hoofdgebouw: goedkeuring bestek en vaststelling van de wijze van gunnen; raming van de uitgaven voor een bedrag van 146.876,24 euro (btw inbegrepen).
Deze overzichtslijst van raadsbesluiten wordt opgenomen in het bestuursmemoriaal van de provincie. Leuven, 3 mei 2004
92
PROVINCIERAAD VAN VLAAMS-BRABANT Overzichtslijst van de raadsbesluiten van 4 mei 2004 Voorstel nr.
VOORWERP EN GENOMEN BESLUITEN
1.
47
Provinciedomein Halve Maan Diest. Dossier nr. IST-GEB-DIHM-AR-11, uitbreiding van de verdiepingsvloer van het ecocentrum en plaatsing van een lift: goedkeuring meerwerken voor een bedrag van 57.469,64 euro (btw inbegrepen).
2.
49
Provinciedomein Halve Maan Diest. - Loodsen - Vervanging stookolieverwarming door verwarming op aardgas: goedkeuring van het bestek en vaststelling van de wijze van gunnen; ramingsstaat ten bedrage van 136.975,63 euro (btw inbegrepen).
3.
50
Het opstarten van een aanbestedingsprocedure voor het leveren van standaard onderhoud voor de bestaande SAP-licenties en het leveren van eventuele bijkomende SAP-licenties en -producten voor het provinciebestuur Vlaams-Brabant goedkeuring bestek en vaststelling van de wijze van gunnen; kosten geraamd op 30.000 euro (inclusief btw) per jaar.
4.
51
Het opstarten van een aanbestedingsprocedure voor het leveren van servers en aanverwante diensten voor het provinciebestuur VlaamsBrabant: raamovereenkomst voor maximaal 2 jaar: goedkeuring bestek en vaststelling van de wijze van gunnen; kosten geraamd op 200.000 euro (inclusief btw) per jaar.
5.
52
Provincieweg Leuven-Aarschot: verbeteringswerken tussen de meetpunten 4.470 en 7.560, in de doortocht Wilsele. Gunning bij een bijkomende opdracht aan de ontwerper, de NV Belgroma, voor de toepassing van de wettelijke verplichtingen inzake grondverzet: goedkeuring.
6.
53
Wijzigingen in het statuut van het niet-onderwijzend provinciepersoneel en in het reglement van het contractueel niet-onderwijzend provinciepersoneel: goedkeuring.
93
7.
54
Terugbetaling door Haviland van de door de provincie teruggevorderde intrestsubsidies 'industrievestiging' - dading: goedkeuring.
8.
55
Periodieke reiniging van de ruiten, ramen en koepels in het provinciehuis: goedkeuring bestek en vaststelling van de wijze van gunnen; totale uitgave voor 3 jaar geraamd op 50.000 euro (btw niet inbegrepen).
Deze overzichtslijst van raadsbesluiten wordt opgenomen in het bestuursmemoriaal van de provincie. Leuven, 11 mei 2004
94
Nr. 24
Goedkeuring nieuwe reglementen sociaal-cultureel werk: goedkeuring. Besluit van de provincieraad van 20 april 2004. (Directie cultuur en onderwijs)
PROVINCIAAL REGLEMENT INZAKE DE TOEKENNING VAN SUBSIDIES AAN SOCIAAL-CULTURELE VERENIGINGEN, DIE ACTIEF ZIJN IN DE PROVINCIE VLAAMS-BRABANT
DE PROVINCIERAAD VAN VLAAMS-BRABANT, Gelet op het besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant d.d. 18 februari 1997 betreffende de subsidiëringen en het toestaan van reservevorming door subsidietrekkers; Gelet op het decreet betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk van 4 april 2003; Gelet op de beleidsnota cultuur 2001-2006 waarin in verband met sociaal-cultureel werk gesteld wordt dat moet gestreefd worden naar een meer kwalitatieve beoordeling van de dossiers; Gelet op het advies van de provinciale cultuurraad; Gelet op het advies van de raadscommissie jeugd en cultuur; Overwegende dat het nuttig is een uiterste termijn op te leggen voor het indienen van de stukken die de aanwending van de subsidie moeten verantwoorden; dat bij het overschrijden van de opgelegde termijn een normale administratieve verwerking van de subsidiedossiers in het gedrang komt; dat om die reden in de mogelijkheid moet voorzien worden het overschrijden van deze termijn te sanctioneren; Gelet op de artikelen 65 en 85 van de provinciewet; Gelet op het artikel 117 van de provinciewet; Op voorstel van de bestendige deputatie; BESLUIT : Artikel 1. Binnen de perken van de daartoe op de begroting van de provincie Vlaams-Brabant goedgekeurde kredieten en in overeenstemming met de bepalingen van dit reglement kan de bestendige deputatie een subsidie toekennen aan sociaal-culturele verenigingen die actief zijn in Vlaams-Brabant, voor het organiseren van sociaal-cultureel werk.
95
Art. 2.
De vereniging moet opgericht zijn op particulier initiatief, in de vorm van een vzw. De zetel van deze vzw is gelegen op het grondgebied van de provincie Vlaams-Brabant of van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Indien de zetel van de vzw niet in VlaamsBrabant of Brussel is gelegen, dan kan een vereniging een subsidiedossier indienen als interne structuur van een door de Vlaamse regering gesubsidieerde landelijke vereniging voor sociaal-cultureel volwassenenwerk.
Art. 3.
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : 1. sociaal-cultureel volwassenenwerk : omvat activiteiten die de ontplooiing van volwassenen en hun maatschappelijke participatie wil bevorderen. Personen nemen er vrijwillig deel aan, los van enig schoolverband en los van elke vorm van beroepsopleiding. Er zijn 4 functies te onderscheiden in het sociaal-cultureel volwassenenwerk : 1.1 de gemeenschapsvormende functie; 1.2 de culturele functie; 1.3 de maatschappelijke activeringsfunctie; 1.4 de educatieve functie; 2. beleidsplan : een document waarin de organisatie haar toekomstig beleid duidelijk maakt voor zichzelf, voor de overheid en voor de buitenwereld. Het omvat de missie van de organisatie, de omgevingsanalyse, datgene wat ze op het ogenblik van de opmaak van het beleidsplan doet, datgene wat ze in de volgende beleidsperiode wil bereiken, alsook de wijze waarop ze dit wil realiseren, en welke middelen ze hiervoor zal besteden; 3. vereniging : het via afdelingen, op vrijwillige basis georganiseerd, samenkomen en samenwerken van personen onder leiding van een gekozen bestuur om sociaal-cultureel volwassenenwerk uit te bouwen zoals hierboven omschreven; 4. afdeling : een duurzame zelforganisatie van vrijwilligers die verantwoordelijkheid opneemt voor de bestuurlijke en inhoudelijke werking en hierin professioneel ondersteund kan worden door de vereniging. Afdelingen kunnen territoriaal omschreven zijn, of werken rond een bepaald thema; 5. actief in de provincie Vlaams-Brabant: de werking van de vereniging overstijgt het louter lokale. De werking van de vereniging is voldoende gespreid over de provincie, maar hoeft niet noodzakelijk het volledige grondgebied te dekken. Om in aanmerking te komen voor een subsidie, moet de vereniging het sociaal-cultureel volwassenenwerk organiseren in 12 of meer lokale afdelingen. De werking van de vereniging moet over de 2 arrondissementen gespreid zijn. Dit betekent dat van deze 12 afdelingen minimaal 3 afdelingen gelegen zijn in één van de 2 arrondissementen. De vereniging moet de activiteiten gedurende minstens één jaar voor de indiening van de aanvraag tot subsidie georganiseerd hebben. De vereniging moet een beleidsplan indienen specifiek voor haar werking in de provincie Vlaams-Brabant. Dit beleidsplan kan beknopt zijn (een 5-tal blz.) als het geschreven wordt als een annex aan het beleidsplan van de landelijke organisatie. Indien het beleidsplan niet aansluit bij een landelijk beleidsplan, dan moet dit beleidsplan uitgebreid worden zoals bepaald in artikel 3 van dit reglement. In dit provinciaal beleidsplan worden volgende elementen beschreven :
Art. 4.
96
4.1 werking : de wijze waarop het sociaal-cultureel werk in de provincie wordt georganiseerd; 4.2 ondersteuning : de wijze waarop de vrijwilligers in de afdelingen worden ondersteund. Dit kan zijn d.m.v. aanbieden van materialen i.v.m. het programma en regionale thema's, kadervorming, afdelingsbegeleiding op inhoudelijk en bestuurlijk vlak, of door om het even welke andere ondersteuning; 4.3 participatie : de wijze waarop de vrijwilligers in het beleid van de regionale/provinciale structuur hun inbreng hebben; 4.4 informatiedoorstroming : de wijze waarop de communicatie tussen regionaal/provinciaal secretariaat en de afdelingen verloopt; 4.5 streekgerichtheid : welke extra accenten binnen de provincie worden gelegd (d.m.v. provinciale, resp. streekgerichte thema's). Dit beleidsplan moet ook aangeven wat de provinciale meerwaarde is van deze vereniging. Dit kan aan de hand van volgende elementen : 4.6 regionale uitstraling; 4.7 innovatie (op het vlak van thema's, methodieken en/of doelgroepen); 4.8 samenwerking (binnen de organisatie; met externe actoren, zowel sociaalcultureel, binnen de ruimere culturele sector als buiten de culturele sector). De beleidsplannen zullen beoordeeld worden door een door de bestendige deputatie aangestelde deskundige beoordelingscommissie. Een beleidsplan loopt over een beleidsperiode van 4 jaar. Jaarlijks levert de vereniging een evaluatierapport af met een inhoudelijke evaluatie van de werking en financiële afrekening met bewijsstukken. Art. 5.
De subsidiëring bestaat uit een basistoelage, een werkingstoelage en een personeelstoelage. De provincie garandeert een uitbetaling van minimaal 75% van het maximum te ontvangen subsidiebedrag op basis van het reglement.
Art.6.
De basistoelage bedraagt maximaal 250 euro voor een vereniging met minimaal 12 en maximaal 19 afdelingen, maximaal 1000 euro voor een vereniging met 20 tot 39 afdelingen, maximaal 2000 euro voor een vereniging met 40 tot 79 afdelingen en maximaal 3000 euro voor een vereniging met 80 of meer afdelingen. 30% van het beschikbare budget wordt gebruikt voor de verdeling van de basistoelage.
Art. 7.
De werkingstoelage wordt berekend aan de hand van de beoordeling van het beleidsplan. Elke vereniging wordt beoordeeld aan de hand van de eerste 5 elementen vernoemd in art. 4. Deze worden gewogen door de adviescommissie op een schaal van 1 tot honderd. Voor het aspect 'provinciale meerwaarde' kunnen extra punten verworven worden, te verdelen op een schaal van 10 punten. De beoordeling van het beleidsplan wordt gerelateerd aan het aantal afdelingen en vermenigvuldigd met een factor 1,5 voor een vereniging met 20 tot 39 afdelingen, factor 2 voor een vereniging met 40 tot 79 afdelingen, en een factor 3 voor een vereniging met 80 of meer afdelingen.
97
30% van het beschikbare budget wordt gebruikt voor de verdeling van de werkingstoelage. 10% van het beschikbare budget wordt gebruikt voor de valorisatie van het aspect 'provinciale meerwaarde'. Art. 8.
Er wordt geen personeelssubsidie toegekend aan verenigingen met minder dan 20 afdelingen. Er wordt een halftijds personeelsequivalent gesubsidieerd per schijf van 20 afdelingen, met een maximum subsidiëring van 2 personeelsequivalenten. De personeelssubsidie bedraagt maximaal 10.000 euro voor een voltijds educatief personeelsequivalent en maximaal 5000 euro voor een halftijds personeelsequivalent. De subsidiabele personeelsequivalenten moeten werkzaam zijn in Vlaams-Brabant, in het kader van het beleidsplan voor de provinciale werking. De personeelssubsidie kan aangewend worden voor medewerkers in een gewoon werknemersstatuut alsook voor de honorering van nevenambtelijke medewerkers. Dat op hen een beroep werd gedaan moet bij de afrekening blijken uit de loonlijsten van het sociaal secretariaat, uit RSZ-staten, uit DIMONA-aangiften of uit facturen die door derden worden opgemaakt voor deze prestaties. 30% van het beschikbare budget wordt gebruikt voor de verdeling van de personeelssubsidie.
Art. 9.
Wie voor toekenning van een subsidie in aanmerking wenst te komen, moet een verzoek op de daartoe bestemde formulieren indienen bij het provinciebestuur van VlaamsBrabant, Provincieplein 1, 3010 Leuven. Volgende informatie wordt bijgevoegd : 9.1 contactgegevens van het regionaal/provinciaal secretariaat; 9.2 een lijst van de afdelingen, met naam en adres van de voorzitters en secretarissen; 9.3 een lijst van de educatieve medewerkers die in aanmerking komen voor de gesubsidieerde personeelsequivalenten. Deze lijst dient vergezeld te worden van een verklaring op eer van de aanvrager dat de desbetreffende personeelsequivalenten voor geen enkele andere subsidiëring in rekening gebracht worden; 9.4 bij een eerste aanvraag : een exemplaar van de meest recente statuten met een lijst van beheerders, of een attest van de landelijk erkende vereniging waaruit blijkt dat de regionale of provinciale vereniging een deel uitmaakt van de landelijke vereniging; 9.5 het provinciaal beleidsplan, zoals vermeld in art. 4, en ter informatie het beleidsplan zoals dit werd bezorgd aan de Vlaamse overheid. Op straffe van verval moet deze aanvraag gebeuren uiterlijk op 30 november van het jaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar waarop de subsidie betrekking heeft. De aanvraag wordt uiterlijk op deze datum toegezonden (de poststempel geldt als bewijs), of afgegeven tegen ontvangstbewijs. Deze subsidieaanvraag gebeurt eenmaal per 4 jaar. De aanvrager bezorgt de provincie het volledige dossier in 4 exemplaren. Tevens bezorgt de aanvrager een elektronische versie van het dossier. De subsidie moet worden aangewend voor het doel waarvoor ze werd toegekend.
98
Het evaluatierapport (inhoudelijke evaluatie en financiële afrekening) moet uiterlijk op 31 augustus volgend op het jaar van de toekenning van de subsidie worden toegezonden aan bovenstaand adres. Art. 10.
De subsidie wordt aan de hand van het ingediende dossier vastgelegd voor een periode van 4 jaar. Het beleidsplan moet dus slechts 1 maal per 4 jaar worden voorgelegd. Het evaluatierapport (inhoudelijk verslag en financiële afrekening) moet jaarlijks uiterlijk op 31 augustus worden voorgelegd.
Art. 11.
In afwijking hiervan bestrijkt het eerste beleidsplan slechts een periode van 1 jaar. Dit betekent concreet dat het beleidsplan dat moet worden ingediend uiterlijk op 30 november 2004, de werking in 2005 beschrijft. Uiterlijk op 30 november 2005 wordt dan een beleidsplan voor de volgende 4 jaar ingediend.
Art. 12.
Voor subsidies die het bedrag van 24.750 euro niet overschrijden wordt de begunstigde vrijgesteld van de in artikel 5 § 1 en 2 van de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en de aanwending van sommige toelagen vermelde verplichtingen tot het indienen van een verslag betreffende het beheer en de financiële toestand, de balans en rekeningen bij de aanvraag van de subsidie en na afloop van het werkjaar.
Art. 13.
Voor subsidies van meer dan 24.750 euro, is de begunstigde, met toepassing van de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en de aanwending van sommige toelagen, ertoe gehouden om: - de subsidie aan te wenden voor het doel waarvoor ze werd toegekend; - elke daartoe gemachtigde afgevaardigde van de provincie Vlaams-Brabant toestemming te verlenen om eventueel ter plaatse de aanwending van de toegekende subsidies te controleren; - een verslag betreffende het beheer en de financiële toestand, de balans en rekeningen bij de aanvraag van de subsidie en na afloop van het werkjaar in te dienen. Deze bewijsstukken moeten bij de provincie ingediend worden uiterlijk op 31 augustus van het jaar volgend op het werkjaar waarvoor de subsidie werd toegekend.
Art. 14.
De bestendige deputatie toetst elke aanvraag aan de toepassingsvoorwaarden van het reglement.
Art. 15.
De subsidies worden slechts voorwaardelijk toegekend. In de volgende gevallen : - één of meer bepalingen van dit reglement werden niet nageleefd; - onjuiste of onvolledige gegevens werden aan de provinciale administratie meegedeeld; - de voorgeschreven termijnen voor het indienen van de bewijsstukken werden niet gerespecteerd; kan de bestendige deputatie één of meerdere van volgende sancties opleggen : - de subsidie wordt geheel of gedeeltelijk teruggevorderd; - de uitbetaling van al toegekende, maar nog niet of slechts gedeeltelijk uitbetaalde subsidies wordt stopgezet; - de subsidieaanvrager wordt uitgesloten van verdere subsidiëring gedurende een bepaalde periode.
99
Art. 16.
Als overgangsmaatregel worden de subsidies voor het werkingsjaar 2004 (begroting 2004) nog toegekend op basis van de oude reglementen van 19 november 1996 tot subsidiëring van regionale verenigingen voor volksontwikkelingswerk in VlaamsBrabant. Deze subsidies worden verder afgehandeld onder de voorwaarden vermeld in dit voornoemde reglement.
Art. 17.
Dit reglement vervangt het reglement van 19 november 1996 tot subsidiëring van regionale verenigingen voor volksontwikkelingswerk.
Leuven, 20 april 2004 Van raadswege, De wd. provinciegriffier, (g)Betty HOORNAERT
De voorzitter, (g)Vic LAUREYS
Dit besluit van de provincieraad wordt opgenomen in het bestuursmemoriaal van de provincie. Leuven, 29 april 2004
100
PROVINCIAAL REGLEMENT INZAKE DE TOEKENNING VAN SUBSIDIES AAN VORMINGSINSTELLINGEN EN ORGANISATIES VOOR SOCIAALCULTUREEL WERK, DIE ACTIEF ZIJN IN DE PROVINCIE VLAAMSBRABANT DE PROVINCIERAAD VAN VLAAMS-BRABANT, Gelet op het besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant d.d. 18 februari 1997 betreffende de subsidiëringen en het toestaan van reservevorming door subsidietrekkers; Gelet op het decreet betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk van 4 april 2003; Gelet op de beleidsnota cultuur 2001-2006 waarin in verband met sociaal-cultureel werk gesteld wordt dat moet gestreefd worden naar een meer kwalitatieve beoordeling van de dossiers; Gelet op het advies van de provinciale cultuurraad; Gelet op het advies van de raadscommissie jeugd en cultuur; Overwegende dat het nuttig is een uiterste termijn op te leggen voor het indienen van de stukken die de aanwending van de subsidie moeten verantwoorden; dat bij het overschrijden van de opgelegde termijn een normale administratieve verwerking van de subsidiedossiers in het gedrang komt; dat om die reden in de mogelijkheid moet voorzien worden het overschrijden van deze termijn te sanctioneren; Gelet op de artikelen 65 en 85 van de provinciewet; Gelet op het artikel 117 van de provinciewet; Op voorstel van de bestendige deputatie,
BESLUIT : Artikel 1. Binnen de perken van de daartoe op de begroting van de provincie Vlaams-Brabant goedgekeurde kredieten en in overeenstemming met de bepalingen van dit reglement kan de bestendige deputatie een subsidie toekennen aan vormingsinstellingen en organisaties voor sociaal-cultureel werk actief in Vlaams-Brabant, voor het organiseren van sociaal-cultureel volwassenenwerk. Art. 2
De vormingsinstellingen en organisaties voor sociaal-cultureel werk moeten opgericht zijn op particulier initiatief, in de vorm van een vzw. De zetel van deze vzw is gelegen op het grondgebied van de provincie Vlaams-Brabant of van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
101
Indien de zetel van de vzw niet in Vlaams-Brabant of Brussel is gelegen, dan kan een instelling of organisatie een subsidiedossier indienen als interne structuur van een door de Vlaamse regering gesubsidieerde landelijke instelling/organisatie voor sociaalcultureel volwassenenwerk. De regionale volkshogescholen zijn uitgesloten van subsidie op basis van dit reglement. Art. 3.
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : 1. sociaal-cultureel volwassenenwerk : omvat activiteiten die de ontplooiing van volwassenen en hun maatschappelijke participatie wil bevorderen. Personen nemen er vrijwillig deel aan, los van enig schoolverband en los van elke vorm van beroepsopleiding. Er zijn 4 functies te onderscheiden in het sociaal-cultureel volwassenenwerk : 1.1 de gemeenschapsvormende functie; 1.2 de culturele functie; 1.3 de maatschappelijke activeringsfunctie; 1.4 de educatieve functie 2. beleidsplan : een document waarin de organisatie haar toekomstig beleid duidelijk maakt voor zichzelf, voor de overheid en voor de buitenwereld. Het omvat de missie van de organisatie, de omgevingsanalyse, datgene wat ze op het ogenblik van de opmaak van het beleidsplan doet, datgene wat ze in de volgende beleidsperiode wil bereiken, alsook de wijze waarop ze dit wil realiseren, en welke middelen ze hiervoor zal besteden;. 3. vormingsinstelling : een instelling die een vormingsaanbod organiseert met betrekking tot een welbepaald thema of cluster van nauw verwante thema's. De vormingsinstelling doet aan sociaal-cultureel volwassenenwerk zoals hierboven omschreven. Alle functies van het sociaal-cultureel volwassenwerk worden uitgeoefend, de nadruk ligt op de educatieve functie. De vormingsinstelling kan zich ook richten op een bijzondere doelgroep; 4. organisatie voor sociaal-cultureel werk : de organisatie is regionaal of provinciaal gestructureerd en is gespecialiseerd in een thema of cluster van thema's. Ze organiseert activiteiten op het vlak van sensibilisatie, educatie en sociale actie met het oog op maatschappelijke verandering. Deze organisaties hebben een educatieve en een maatschappelijke activeringsfunctie; 5. actief in de provincie Vlaams-Brabant : de werking van de vorminginstelling of organisatie overstijgt het louter lokale. De werking van de vormingsinstelling of organisatie is voldoende gespreid over de provincie, maar hoeft niet noodzakelijk het volledige grondgebied te dekken; 6. regionale volkshogeschool : een organisatie die tot doel heeft het organiseren, structureren en coördineren van niet-formele educatie in een afgebakende regio; 7. thema : een onderwerp waarop de werking van een organisatie zich richt en dat duidelijk afgebakend is; 8. educatieve uren : uren waarin de educatieve functie van de organisatie in groep wordt gerealiseerd. Dit kan zijn voor het ruime publiek, of voor sociale, educatieve of culturele organisaties, zolang het zich niet bevindt in de sfeer van beroepsopleiding en -vervolmaking.
102
Art. 4.
Om in aanmerking te komen voor een subsidie, moet de vormingsinstelling of de regionale organisatie ofwel het sociaal-cultureel volwassenenwerk organiseren gedurende minstens 150 educatieve uren, gespreid over de 2 arrondissementen van de provincie, waarbij minstens één derde van de educatieve uren georganiseerd zijn in één van de 2 arrondissementen; ofwel minstens 150 uur publieksactiviteiten organiseren op het vlak van sensibilisatie, educatie en sociale actie. De vormingsinstelling of organisatie moet de activiteiten gedurende minstens één jaar voor de indiening van de aanvraag tot subsidie georganiseerd hebben. De vormingsinstelling/regionale organisatie moet een beleidsplan indienen specifiek voor Vlaams-Brabant. Dit beleidsplan kan beknopt zijn (een 5-tal blz.) als het geschreven wordt als een annex aan het beleidsplan van de landelijke organisatie. Indien het beleidsplan niet aansluit bij een landelijk beleidsplan, dan moet dit beleidsplan uitgebreid worden zoals bepaald in artikel 3 van dit reglement. In dit provinciaal beleidsplan worden volgende elementen beschreven : 4.1 werking : de wijze waarop het sociaal-cultureel werk in de provincie wordt georganiseerd; 4.2 streekgerichtheid : de wijze waarop het thema van de organisatie wordt vertaald naar de provinciale realiteit; of de wijze waarop het specialisme van de vormingsinstelling aansluit bij de provinciale realiteit; 4.3 participatie : de verankering van Vlaams-Brabanders in de bestuursorganen; 4.4 informatiedoorstroming : de communicatie binnen de regio/provincie; 4.5 impact : de aard en omvang van de activiteiten binnen de provincie VlaamsBrabant. Deze beleidsplannen moeten voor beide werkvormen ook aangeven wat de provinciale meerwaarde is van deze organisatie. Dit kan aan de hand van volgende elementen : 4.6 regionale uitstraling; 4.7 innovatie (op het vlak van thema's, methodieken en/of doelgroepen); 4.8 samenwerking (binnen de organisatie; met externe actoren, zowel sociaalcultureel, binnen de ruimere culturele sector als buiten de culturele sector). De beleidsplannen zullen beoordeeld worden door een door de bestendige deputatie aangestelde deskundige beoordelingscommissie. Een beleidsplan loopt over een beleidsperiode van 4 jaar. Jaarlijks wordt een evaluatierapport afgegeven met een inhoudelijke evaluatie van de werking en financiële afrekening met bewijsstukken.
Art. 5.
De subsidiëring bestaat uit een basistoelage, een werkingstoelage en een personeelstoelage. De provincie garandeert een uitbetaling van minimaal 75% van het maximum te ontvangen subsidiebedrag op basis van het reglement.
Art.6.
De basistoelage bedraagt maximaal 250 euro voor een vormingsinstelling/organisatie met minimaal 150 educatieve uren/publieksactiviteiten en maximaal 499 educatieve uren/publieksactiviteiten, maximaal 1000 euro voor een vormingsinstelling/organisatie met 500 tot 1000 educatieve uren en maximaal 2500 euro voor een
103
vormingsinstelling/organisatie met meer dan 1000 educatieve uren/publieksactiviteiten. 30% van het beschikbare budget wordt gebruikt voor de verdeling van de basistoelage. Art. 7.
De werkingstoelage wordt berekend aan de hand van de beoordeling van het beleidsplan. Elke vormingsinstelling/regionale organisatie wordt beoordeeld aan de hand van de eerste 5 elementen vernoemd in art. 4. Deze worden gewogen door de adviescommissie op een schaal van 1 tot tien. Voor het aspect 'provinciale meerwaarde' kunnen extra punten verworven worden, ook te verdelen op een schaal van 10 punten. 30% van het beschikbare budget wordt gebruikt voor de verdeling van de werkingstoelage. 10% van het beschikbare budget wordt gebruikt voor de valorisatie van het aspect 'provinciale meerwaarde'.
Art. 8.
Er wordt geen personeelssubsidie toegekend aan instellingen/organisaties met minder dan 500 uren. Vanaf 500 uren wordt er een halftijds personeelsequivalent gesubsidieerd per schijf van 250 uur, met een maximum subsidiëring van 1 voltijds personeelsequivalent. De personeelssubsidie bedraagt maximaal 10.000 euro voor een voltijds educatief personeelsequivalent en maximaal 5.000 euro voor een halftijds educatief personeelsequivalent. Het personeelslid moet werkzaam zijn in Vlaams-Brabant, in het kader van het beleidsplan voor de provinciale werking. De personeelssubsidie kan aangewend worden voor medewerkers in een gewoon werknemersstatuut alsook voor de honorering van nevenambtelijke medewerkers. Dat op hen een beroep werd gedaan moet bij de afrekening blijken uit de loonlijsten van het sociaal secretariaat, uit RSZ-staten, uit DIMONA-aangiften of uit facturen die door derden worden opgemaakt voor deze prestaties. 30% van het beschikbare budget wordt gebruikt voor de verdeling van de personeelssubsidie.
Art. 9.
Wie voor toekenning van een subsidie in aanmerking wenst te komen, moet een verzoek op de daartoe bestemde formulieren indienen bij het provinciebestuur van VlaamsBrabant, Provincieplein 1, 3010 Leuven. Volgende informatie wordt bijgevoegd: contactgegevens van het provinciale secretariaat; 9.1 een beschrijving van het thema of cluster van thema's waarin de organisatie zich specialiseert; 9.2 indien de organisatie zich richt tot bijzondere doelgroepen, een beschrijving van deze doelgroepen; 9.3 een lijst van de educatieve medewerkers die in aanmerking komen voor de subsidiabele personeelsequivalenten. Deze lijst dient vergezeld te worden van een verklaring op eer van de aanvrager dat de betreffende personeelsequivalenten voor geen enkele andere subsidiëring in rekening gebracht worden; 9.4 bij een eerste aanvraag : een exemplaar van de meest recente statuten met een lijst van beheerders, of een attest van de landelijk erkende instelling/organisatie
104
waaruit blijkt dat de regionale of provinciale instelling/organisatie een deel uitmaakt van de landelijke vereniging; 9.5 het provinciaal beleidsplan, zoals vermeld in art. 4, en ter informatie het beleidsplan zoals dit werd bezorgd aan de Vlaamse overheid. Op straffe van verval moet deze aanvraag gebeuren uiterlijk op 30 november van het jaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar waarop de subsidie betrekking heeft. De aanvraag wordt uiterlijk op deze datum toegezonden (de poststempel geldt als bewijs), of afgegeven tegen ontvangstbewijs. De aanvrager bezorgt de provincie het volledige dossier in 4 exemplaren. Tevens bezorgt de aanvrager een elektronische versie van het dossier. De subsidie moet worden aangewend voor het doel waarvoor ze werd toegekend. Het evaluatierapport (inhoudelijke evaluatie en financiële afrekening) moet uiterlijk op 31 augustus volgend op het jaar van de toekenning van de subsidie worden toegezonden aan bovenstaand adres. Art. 10.
De subsidie wordt aan de hand van het ingediende dossier vastgelegd voor een periode van 4 jaar. Het beleidsplan moet dus slechts 1 maal per 4 jaar worden voorgelegd, de eerste maal uiterlijk op 30 november 2004. Het evaluatierapport (inhoudelijk verslag en financiële afrekening) moet jaarlijks uiterlijk op 31 augustus worden voorgelegd.
Art. 11.
In afwijking hiervan bestrijkt het eerste beleidsplan slechts een periode van 1 jaar. Dit betekent concreet dat het beleidsplan dat moet worden ingediend uiterlijk op 30 november 2004, de werking in 2005 beschrijft. Uiterlijk op 30 november 2005 wordt dan een beleidsplan voor de volgende 4 jaar ingediend.
Art. 12.
Voor subsidies die het bedrag van 24.750 euro niet overschrijden is wordt de begunstigde vrijgesteld van de in artikel 5 § 1 en 2 van de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en de aanwending van sommige toelagen vermelde verplichtingen tot het indienen van een verslag betreffende beheer en financiële toestand, balans en rekeningen bij de aanvraag van de subsidie en na afloop van het werkjaar.
Art. 13.
Voor subsidies van meer dan 24.750 euro, is de begunstigde, met toepassing van de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en de aanwending van sommige toelagen, ertoe gehouden om: - de subsidie aan te wenden voor het doel waarvoor ze werd toegekend; - elke daartoe gemachtigde afgevaardigde van de provincie Vlaams-Brabant toestemming te verlenen om eventueel ter plaatse de aanwending van de toegekende subsidies te controleren; - een verslag betreffende beheer en financiële toestand, balans en rekeningen bij de aanvraag van de subsidie en na afloop van het werkjaar in te dienen. Deze bewijsstukken moeten bij de provincie ingediend worden uiterlijk op 31 augustus van het jaar volgend op het werkjaar waarvoor de subsidie werd toegekend.
Art. 14.
De bestendige deputatie toetst elke aanvraag aan de toepassingsvoorwaarden van het reglement.
Art. 15.
De subsidies worden slechts voorwaardelijk toegekend.
105
In de volgende gevallen : - één of meer bepalingen van dit reglement werden niet nageleefd; - onjuiste of onvolledige gegevens werden aan de provinciale administratie meegedeeld; - de voorgeschreven termijnen voor het indienen van de bewijsstukken werden niet gerespecteerd; kan de bestendige deputatie één of meerdere van volgende sancties opleggen : - de subsidie wordt geheel of gedeeltelijk teruggevorderd; - de uitbetaling van al toegekende, maar nog niet of slechts gedeeltelijk uitbetaalde subsidies wordt stopgezet; - de subsidieaanvrager wordt uitgesloten van verdere subsidiëring gedurende een bepaalde periode. Art. 16.
Als overgangsmaatregel worden de subsidies voor het werkingsjaar 2004 (begroting 2004) nog toegekend op basis van de oude reglementen van 19 november 1996, tot subsidiëring van regionale instellingen voor volksontwikkelingswerk in VlaamsBrabant en tot subsidiëring van regionale diensten en organisaties voor volksontwikkelingswerk in Vlaams-Brabant. Deze subsidies worden verder afgehandeld volgens de voorwaarden vermeld in deze voornoemde reglementen.
Art. 17.
Dit reglement vervangt het reglement van 19 november 1996 tot subsidiëring van regionale instellingen voor volksontwikkelingswerk, en het reglement van 19 november 1996 tot subsidiëring van regionale diensten en organisaties voor volksontwikkelingswerk.
Leuven, 20 april 2004 Van raadswege, De wd. provinciegriffier, (g)Betty HOORNAERT
De voorzitter, (g))Vic LAUREYS
Dit besluit van de provincieraad wordt opgenomen in het bestuursmemoriaal van de provincie. Leuven, 29 april 2004
106
Nr. 25
Goedkeuring reglement projectsubsidies streekgericht bibliotheekbeleid/dienst cultuur: goedkeuring. Besluit van de provincieraad van 20 april 2004. (Directie cultuur en onderwijs) DE PROVINCIERAAD VAN VLAAMS-BRABANT,
Gelet op de inschrijving op artikel 767/0300/6402 van de provinciebegroting van 2004 van een bedrag van 40.000 euro voor subsidies voor projectsubsidies streekgericht bibliotheekbeleid; Gelet op het decreet van 13 juli 2001 betreffende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 11 januari 2002 tot uitvoering van bovenvermeld decreet; Gelet op het convenant tussen de Vlaamse Gemeenschap en de provincie Vlaams-Brabant m.b.t. de organisatie van het streekgericht bibliotheekbeleid; Gelet op de beleidsnota 2003-2007 streekgericht bibliotheekbeleid; Overwegende dat het stimuleren van streekgerichte samenwerking tussen bibliotheken onderling of in samenwerking met andere culturele actoren en/of andere instellingen of organisaties, het bibliotheeklandschap in Vlaams-Brabant op een hoger niveau kan brengen; Gelet op het besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant van 18 februari 1997 betreffende de subsidiëring en het toestaan van reservevorming door subsidietrekkers; Overwegende dat het nuttig is een uiterste termijn op te leggen voor het indienen van de stukken die de aanwending van de subsidie moeten verantwoorden; dat bij het overschrijden van de opgelegde termijn een normale administratieve verwerking van de subsidiedossiers in het gedrang komt; dat om die reden in de mogelijkheid moet voorzien worden het overschrijden van deze termijn te sanctioneren; Gelet op het advies van de provinciale cultuurraad; Gelet op het advies van de raadscommissie jeugd en cultuur; Gelet op de artikelen 65 en 85 van de provinciewet; Gelet op het artikel 117 van de provinciewet; Op voorstel van de bestendige deputatie,
107
BESLUIT : Artikel 1. Binnen de perken van de daartoe op de begroting van de provincie Vlaams-Brabant goedgekeurde kredieten en overeenkomstig de bepalingen van dit reglement kan de bestendige deputatie, na advies van een deskundige externe beoordelingscommissie, aangesteld door de bestendige deputatie, subsidies verlenen voor streekgerichte bibliotheekprojecten in Vlaams-Brabant. Art. 2. Voor subsidiëring op basis van dit reglement komen streekgerichte bibliotheekprojecten in aanmerking, die op het grondgebied van de provincie Vlaams-Brabant ontwikkeld en gerealiseerd worden en die een regionale uitstraling beogen. In uitbreiding kunnen ook projecten, ontwikkeld in andere Vlaamse provincies of in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, die in Vlaams-Brabant gerealiseerd worden, in aanmerking komen. De projecten worden ontwikkeld en gerealiseerd tussen of in samenwerking met één of meerdere openbare bibliotheken in Vlaams-Brabant. Art. 3. De subsidie kan toegekend worden aan organisaties met rechtspersoonlijkheid, lokale besturen, feitelijke verenigingen en natuurlijke personen die verantwoordelijk zijn voor en de kosten dragen van het project. De aanvra(a)g(st)er dient gevestigd te zijn in de provincie of zijn initiatief te ontwikkelen in of voor de provincie. Art. 4. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: 1. Streekgerichte projecten en/of bibliotheekwerkingen: projecten die passen binnen het streekgericht bibliotheekbeleid zoals vermeld in het decreet van 13 juli 2001 betreffende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid. 2. Openbare bibliotheken Vlaams-Brabant: alle erkende gemeentelijke openbare bibliotheken in Vlaams-Brabant. 3. Projectsubsidies: financiële steun voor bijzondere (dus niet-reguliere), in de tijd beperkte initiatieven. Art. 5. Wie voor subsidiëring in aanmerking wenst te komen kan tweemaal per jaar, op de daartoe bestemde formulieren, een aanvraag indienen bij de provincie Vlaams-Brabant, Provincieplein 1, 3010 Leuven en dit, op straffe van verval, uiterlijk op 1 december of op 1 juni en ten minste 2 maanden voor de aanvang van het project. De poststempel geldt als bewijs.
Art. 6. 108
Het projectdossier bevat de volgende gegevens: Identificatie van de initiatiefne(e)m(st)er: - er kan slechts één aanvra(a)g(st)er zijn. De samenwerkingspartners dienen wel vermeld te worden. Om voor subsidiëring in aanmerking te komen, moet de subsidieaanvrager het door de provincie ter beschikking gestelde aanvraagformulier invullen, - indien de initiatiefne(e)m(st)er een natuurlijk persoon is vermeldt hij/zij de adresgegevens en het rekeningnummer waarop de eventuele subsidie kan worden gestort. - Indien de initiatiefnemer een rechtspersoon, vereniging, organisatie is worden naam, adres en rekeningnummer vermeld waarop de subsidie kan worden gestort. Eventuele statuten en statutenwijzigingen worden voorgelegd, inclusief de stukken waaruit blijkt welke perso(o)n(en) bevoegd is/ zijn om voor de organisatie, vereniging of rechtspersoon op te treden. Project - nauwkeurige beschrijving van het project: - doelstelling - doelpubliek - planning en tijdsschema - motivatie van het bovenlokale belang en de meerwaarde van het project - samenwerking met andere actoren/bibliothe(e)k(en) - begroting: gedetailleerde begroting van inkomsten en uitgaven (met inbegrip van het gevraagde bedrag en de eigen inbreng) - een beschrijving van de mogelijke return voor de provincie Vlaams-Brabant (logovermelding ...). Art. 7. - Een project kan gelden voor een periode van ten hoogste drie jaar. - Aan de projecten die voor een periode van meer dan één jaar worden gesubsidieerd kan het subsidiebedrag jaarlijks, na een gunstige evaluatie van de beoordelingscommissie door de bestendige deputatie , worden toegekend. Hiertoe dient de aanvrager jaarlijks, voor 31 augustus, een kort inhoudelijk en financieel verslag in bij de provincie Vlaams-Brabant, dienst cultuur, Provincieplein 1, 3010 Leuven. Art. 8. - Alle aanvragen worden, in volgorde van ontvangst, onderzocht in de terzake bevoegde externe beoordelingscommissie. De voorzitter en de leden van de beoordelingscommissie worden aangewezen door de bestendige deputatie. De secretaris is een provincieambtenaar. De secretaris is niet-stemgerechtigd. De bestendige deputatie beslist op basis van dit advies. - Deze beoordelingscommissie adviseert op basis van volgende criteria: - doelstellingen - aandacht voor samenwerking met andere actoren
- aandacht voor bovenlokaal belang 109
- mate van inspelen op behoeften van een doelgroep - innoverend karakter - financiële haalbaarheid. Er is geen wegingscoëfficiënt verbonden aan de bovenstaande criteria. Het initiatief moet niet noodzakelijk aan alle criteria voldoen. - Indien de beoordelingscommissie het nodig acht voor de beoordeling van het project, wordt een bespreking met de aanvra(a)g(st)er of een plaatsbezoek georganiseerd. - Indien het project, waarvoor de subsidie werd aangevraagd, niet kan plaatsvinden of wijzigingen zijn opgetreden in de bij de subsidieaanvraag verstrekte gegevens wordt dit onverwijld meegedeeld aan de provincie Vlaams-Brabant, dienst cultuur, Provincieplein 1, 3010 Leuven. Art. 9. Voor subsidies die het bedrag van vierentwintigduizend zevenhonderd vijftig euro niet overschrijden is de begunstigde, met toepassing van de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en de aanwending van sommige toelagen, ertoe gehouden om: - de subsidie aan te wenden voor het doel waarvoor ze werd toegekend; - na afloop een inhoudelijk verslag en een gedetailleerde afrekening betreffende het gebruik van de subsidie aan het provinciebestuur van Vlaams-Brabant te sturen. Deze bewijsstukken moeten bij de provincie ingediend worden uiterlijk op 31 augustus van het jaar volgend op het werkjaar waarvoor de subsidie werd toegekend. De begunstigde wordt vrijgesteld van de in artikel 5 § 1 en 2 van de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en de aanwending van sommige toelagen vermelde verplichtingen tot het indienen van een verslag inzake beheer en financiële toestand, balans en rekeningen bij de aanvraag van de subsidie en na afloop van het werkjaar. Art. 10. Voor subsidies van meer dan vierentwintigduizend zevenhonderd vijftig euro, is de begunstigde, met toepassing van de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en de aanwending van sommige toelagen, ertoe gehouden om: - de subsidie aan te wenden voor het doel waarvoor ze werd toegekend; - elke daartoe gemachtigde afgevaardigde van de provincie Vlaams-Brabant toestemming te verlenen om eventueel ter plaatse de aanwending van de toegekende subsidies te controleren; - na afloop balans en rekeningen , een verslag inzake beheer en financiële toestand en kopieën van facturen en een inhoudelijk verslag in te dienen. Deze bewijsstukken moeten bij de provincie ingediend worden uiterlijk op 31 augustus van het jaar volgend op het werkjaar waarvoor de subsidie werd toegekend. Art. 11. De bestendige deputatie toetst elke aanvraag aan de toepassingsvoorwaarden van het reglement.
Art. 12. 110
De subsidies worden slechts voorwaardelijk toegekend. In de volgende gevallen: - één of meer bepalingen van dit reglement werden niet nageleefd; - onjuiste of onvolledige gegevens werden aan de provinciale administratie meegedeeld; - de voorgeschreven termijnen voor het indienen van de bewijsstukken werden niet gerespecteerd; kan de bestendige deputatie één of meerdere van volgende sancties opleggen: - de subsidie wordt geheel of gedeeltelijk teruggevorderd; - de uitbetaling van reeds toegekende, maar nog niet of slechts gedeeltelijk uitbetaalde subsidies wordt stopgezet; - de subsidieaanvrager wordt uitgesloten van verdere subsidiëring gedurende een bepaalde periode. Art. 13. Als overgangsmaatregel kunnen de eerste projecten uiterlijk op 15 juli 2004 worden ingediend.
Leuven, 20 april 2004 Van raadswege: De wd. provinciegriffier, (g)Betty HOORNAERT
De voorzitter, (g)Vic LAUREYS
Dit besluit van de provincieraad wordt opgenomen in het bestuursmemoriaal van de provincie. Leuven, 29 april 2004
Nr. 26
Wijzigingen in het statuut van het statutair niet-onderwijzend provinciepersoneel en in het reglement van het contractueel niet-onderwijzend provinciepersoneel. 111
Besluit van de provincieraad van 4 mei 2004. (Directie personeel) DE PROVINCIERAAD VAN VLAAMS-BRABANT, Gelet op het artikel 65 van de provinciewet; Gelet op het decreet van de Vlaamse raad van 22 februari 1995 tot regeling van het administratief toezicht op de provincies in het Vlaamse Gewest; Gelet op het besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant van 1 juli 1997 tot vaststelling van de personeelsformatie en het personeelsstatuut, zoals het werd gewijzigd; Gelet op het besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant van 19 februari 2002 waarbij onder meer het reglement voor het niet-onderwijzend contractueel provinciepersoneel wordt vastgesteld; Gelet op het sectoraal akkoord 2002 voor het personeel van de lokale overheden; Overwegende dat het noodzakelijk is een aantal aanpassingen en verduidelijkingen in het huidige personeelsstatuut aan te brengen; Gelet op het protocol van akkoord dat werd gesloten in het bijzonder onderhandelingscomité voor het niet-onderwijzend provinciepersoneel; Op voorstel van de bestendige deputatie, BESLUIT: Artikel 1. In het besluit van de provincieraad van 1 juli 1997 zoals het werd gewijzigd, betreffende het personeelsstatuut van het statutair niet-onderwijzend provinciepersoneel, wordt in artikel 140 een alinea zeven ingelast, luidend als volgt: "Op gemotiveerd advies van de leidinggevende kan de provinciegriffier om uitzonderlijke dienstredenen toestaan meer dan vijf vakantiedagen over te dragen naar het volgende jaar. Deze dagen moeten eveneens opgenomen worden vóór het einde van de paasvakantie." Art. 2. In het voormelde besluit wordt een artikel 140 bis wordt ingevoegd, luidend als volgt: "Artikel 140 bis : Indien een personeelslid door de behoeften van de dienst zijn volledig jaarlijks vakantieverlof of een deel ervan niet heeft kunnen opnemen vooraleer het zijn ambt definitief neerlegt, dan heeft het met uitdrukkelijke motivering door de leidinggevende recht op een compensatietoelage waarvan het bedrag gelijk is aan de laatste activiteitswedde die overeenstemt met het aantal niet opgenomen verlofdagen."
Art. 3. In het voormelde besluit wordt in artikel 149 de tweede alinea vervangen als volgt: 112
"Het verlof bedraagt ten hoogste zes weken als het opgenomen kind de leeftijd van drie jaar nog niet heeft bereikt en ten hoogste vier weken als het opgenomen kind de leeftijd van drie jaar al wel heeft bereikt." Art. 4. In het voormelde besluit worden in artikel 150 tussen de woorden "wordt" en "gelijkgesteld" de woorden "bezoldigd en" toegevoegd. Art. 5. In het voormelde besluit wordt in de artikelen 159, 160, 161,162 en 164 het woord "arbeidsgeneesheer" vervangen door "controlegeneesheer". Art. 6. In het voormelde besluit wordt artikel 178 vervangen als volgt: "Artikel 178 : De volgende personeelsleden kunnen enkel met toestemming van de bestendige deputatie verlof voor loopbaanonderbreking genieten: - de personeelsleden die belast zijn met de leiding van een organisatorische eenheid; - de personeelsleden met de weddenschaal A4 of hoger; - de personeelsleden die de leiding hebben van een buitendienst." Art. 7. In het voormelde besluit wordt in artikel 208 in de eerste alinea de zinsnede "de wet van 18 september 1986 tot instelling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de overheidsdiensten" vervangen door "het decreet van 14 maart 2003 betreffende de regeling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de provincies, gemeenten, de agglomeraties van gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn, alsook de openbare instellingen en publiekrechtelijke verenigingen die onder hun controle of toezicht vallen". Art. 8. In het voormelde besluit worden in artikel 285: - in de eerste alinea de woorden "kan worden" vervangen door "wordt"; - het artikel aangevuld als volgt: "De begrafenisvergoeding is gelijk aan het maandelijks bedrag van de laatste bruto activiteitsbezoldiging van de overleden ambtenaar. Dit bedrag mag één twaalfde niet overschrijden van het bedrag vastgesteld met toepassing van het artikel 39, leden 1. 3 en 4 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1997." Art. 9. In het voormelde besluit wordt in artikel 286: - de zinsnede "onder dezelfde voorwaarden als het personeel van de federale ministeries" geschrapt; - het artikel aangevuld als volgt : "op basis van de regelgeving van toepassing op de lokale en provinciale besturen." Art. 10. In het voormelde besluit wordt in artikel 303 - punt 3 - het woord "dagen" vervangen door "werkdagen".
113
Art. 11. "In het voormelde besluit wordt in artikel 305 : - een tweede alinea ingevoegd luidend als volgt : "In de loop van de eerste maand van de statutaire proeftijd kan geen ontslag gegeven of genomen worden. Tijdens het verdere verloop van de statutaire proeftijd moet een opzeggingstermijn van zeven kalenderdagen in acht genomen worden." - in de vroegere tweede alinea worden tussen de woorden "eerste" en "alinea" de woorden "en tweede" toegevoegd." Art. 12. In het besluit van de provincieraad van 1 juli 1997 zoals het werd gewijzigd, betreffende het reglement van het contractueel niet-onderwijzend provinciepersoneel, worden in het artikel 13 in de tweede alinea: - de woorden "bestaat de selectie enkel uit" vervangen door "kan de selectie beperkt blijven tot"; - de woorden "en organisatie" geschrapt. Art. 13. In het voormelde besluit wordt in artikel 66 een zevende alinea ingelast, luidend als volgt : "Op gemotiveerd advies van de leidinggevende kan de provinciegriffier om uitzonderlijke dienstredenen toestaan meer dan vijf vakantiedagen over te dragen naar het volgende jaar. Deze dagen moeten eveneens opgenomen worden vóór het einde van de paasvakantie." Art. 14. In het voormelde besluit wordt een artikel 66 bis ingevoegd, luidend als volgt: "Artikel 66 bis : Indien een personeelslid door de behoeften van de dienst zijn volledig jaarlijks vakantieverlof of een deel ervan niet heeft kunnen opnemen vooraleer het zijn ambt definitief neerlegt, dan heeft het met uitdrukkelijke motivering door de leidinggevende recht op een compensatietoelage waarvan het bedrag gelijk is aan de laatste activiteitswedde die overeenstemt met het aantal niet opgenomen verlofdagen." Art. 15. In het voormelde besluit wordt in artikel 74 de tweede alinea vervangen als volgt: "Het verlof bedraagt ten hoogste zes weken als het opgenomen kind de leeftijd van drie jaar nog niet heeft bereikt en ten hoogste vier weken als het opgenomen kind de leeftijd van drie jaar al wel heeft bereikt." Art. 16. In het voormelde besluit worden in artikel 75 tussen de woorden "wordt" en "gelijkgesteld" de woorden "bezoldigd en" toegevoegd. Art. 17. In het voormelde besluit worden in artikel 87 de woorden "de provinciegriffier, de provincieontvanger en" geschrapt.
114
Art. 18. In het voormelde besluit wordt het artikel 89 vervangen als volgt: "Artikel 89: De volgende personeelsleden kunnen enkel met toestemming van de bestendige deputatie verlof voor loopbaanonderbreking genieten: - de personeelsleden die belast zijn met de leiding van een organisatorische eenheid; - de personeelsleden met de weddenschaal A4 of hoger; - de personeelsleden die de leiding hebben van een buitendienst." Art. 19. In het voormelde besluit wordt na het artikel 111 een titel 11 bis ingevoegd, luidend als volgt: "TITEL 11 bis. VERLOF KRACHTENS NATIONALE BEPALINGEN OF VERPLICHTINGEN Artikel 111 bis Het personeelslid en de op proef benoemde personeelsleden die hun militaire dienst of burgerdienst volbrengen, vallen onder de toepassing van: - het koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve stand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen die in vredestijd militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juni 1964 betreffende het statuut van de gewetensbezwaarden ; - het koninklijk besluit van 10 september 1981 tot vaststelling van de administratieve stand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen die van de militaire dienst vrijgesteld zijn met toepassing van artikel 16 van die dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962. Artikel 111 ter Het personeelslid en de op proef benoemde personeelsleden die verlof krijgen om in vredestijd als vrijwilliger prestaties te verrichten bij het korps voor burgerlijke veiligheid, vallen onder de toepassing van artikel 13 van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de afwezigheden wegens persoonlijke aangelegenheid zoals het zal gewijzigd of vervangen worden. Artikel 111 quater Het personeelslid en de op proef benoemde personeelsleden hebben recht op voorbehoedend verlof wanneer een inwonend familielid aangetast is door een besmettelijke ziekte, in de omstandigheden en volgens de nadere bepalingen die vastgesteld worden door het Algemeen Reglement van de Administratieve Gezondheidsdienst. Artikel 111 quinquies Het personeelslid en de op proef benoemde personeelsleden krijgen vakbondsverlof overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen van het vakbondsstatuut zoals bepaald in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, zoals zij zullen gewijzigd of vervangen worden.
115
De benoemende overheid erkent een personeelslid als vaste afgevaardigde op verzoek van een verantwoordelijke leider van zijn vakorganisatie. De benoemende overheid van het personeelslid met vakbondsverlof zoals vermeld in de eerste en tweede alinea, beslist volgens de behoeften van de dienst of de betrekking waarvan de belanghebbende titularis is, als vacant moet worden beschouwd. Zij kan die beslissing nemen zodra het personeelslid vier jaar afwezig is. Aan deze beslissing moet het advies voorafgaan van de provinciegriffier. Indien deze van mening is dat de betrekking niet als vacant moet worden beschouwd, kan de benoemende overheid deze niettemin vacant verklaren. Artikel 111 sexies Het personeelslid heeft recht op ziekte- of gebrekkigheidverlof bij een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar en van het werk of een beroepsziekte, overeenkomstig artikel 15 van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de afwezigheden wegens persoonlijke aangelegenheid, zoals het zal gewijzigd of vervangen worden. Inzake de algemene regeling van schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten valt het personeelslid onder de toepassing van navolgende wettelijke en reglementaire bepalingen, zoals zij zullen worden gewijzigd of vervangen door de bevoegde overheid : - de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector; - het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding ten gunste van de personeelsleden van de rijksbesturen en van de andere rijksdiensten, van sommige leden van het personeel der gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en van de gesubsidieerde psycho-medischsociale centra en diensten voor studie- en beroepsoriëntering, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk ; - het koninklijk besluit van 5 januari 1971 betreffende de schadevergoeding voor beroepsziekten in de overheidssector. Artikel 111 septies Het personeelslid dat een politiek mandaat of een ambt dat ermee kan worden gelijkgesteld, uitoefent, heeft recht op politiek verlof onder de voorwaarden bepaald door het decreet van 14 maart 2003 tot regeling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de provincies, gemeenten, de agglomeraties van gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn, alsook de openbare instellingen en publiekrechtelijke verenigingen die onder hun controle of toezicht vallen zoals het zal gewijzigd of vervangen worden. De benoemende overheid waaronder het personeelslid met voltijds politiek verlof ressorteert, beslist volgens de behoeften van de dienst of de betrekking waarvan de belanghebbende titularis is, als vacant moet worden beschouwd. Zij kan die beslissing nemen zodra het personeelslid vier jaar afwezig is. Aan deze beslissing moet het advies voorafgaan van de provinciegriffier.
116
Indien deze van mening is dat de betrekking niet als vacant moet worden beschouwd, kan de benoemende overheid deze niettemin vacant verklaren." Art. 20. In het voormelde besluit wordt in artikel 132 "artikel 134" vervangen door "artikel 133". Art. 21. In het voormelde besluit worden in artikel 148 : - in de eerste alinea de woorden "kan worden" vervangen door "wordt"; - het artikel aangevuld als volgt: "De begrafenisvergoeding is gelijk aan het maandelijks bedrag van de laatste bruto activiteitsbezoldiging van de overleden ambtenaar. Dit bedrag mag één twaalfde niet overschrijden van het bedrag vastgesteld bij toepassing van het artikel 39, leden 1. 3 en 4 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1997." Art. 22. In het voormelde besluit wordt in artikel 150: - de zinsnede "onder dezelfde voorwaarden als het personeel van de federale ministeries" geschrapt; - het artikel aangevuld als volgt: "op basis van de regelgeving van toepassing op de lokale en provinciale besturen." Art. 23. De voormelde wijzigingen gaan in de eerste dag van de maand volgend op de goedkeuring ervan door de provincieraad. Leuven, 4 mei 2004 Van raadswege, De provinciegriffier, (g)Marc COLLIER
De voorzitter, (g)Vic LAUREYS
Dit besluit van de provincieraad wordt opgenomen in het bestuursmemoriaal van de provincie. Leuven, 10 mei 2004
117