BESTUURLIJKE ORGANISATIE SLAGKRACHTIGE OVERHEID 2012-2015 JAARVERSLAG 2012 15 maart 2013
Parkstraat 45 bus 3609 B-3000 Leuven Prof. dr. Geert Bouckaert Promotor-coördinator
[email protected]
Prinsstraat 13 B-2000 Antwerpen Prof. dr. Ria Janvier Promotor U.Antwerpen
[email protected]
Universiteitstraat 8 B-9000 Gent Prof. dr. Herwig Reynaert Promotor U.Gent
[email protected]
Prof. dr. Annie Hondeghem Promotor KU Leuven
[email protected]
Agoralaan B-3590 Diepenbeek Prof. dr. Johan Ackaert Promotor U.Hasselt
[email protected]
Voskenslaan 270 B-9000 Gent Prof. dr. Filip De Rynck Promotor Hogeschool Gent
[email protected]
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek BESTUURLIJKE ORGANISATIE - SLAGKRACHTIGE OVERHEID 2012-2015 JAARVERSLAG 2012 Dit rapport bevat het jaarverslag 2012 voor de diverse projecten binnen het Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 (SBOV III). De financiële rekeningen zijn opgenomen in een ander document. Inhoudstafel Summary
4
1
6
2
3
Consortium 1.1
Samenstelling
6
1.2
Structuur & taakverdeling
6
Visie, missie en doelstellingen van SBOV III
9
2.1
Visie: een nieuwe rol voor de overheid in een veranderende omgeving
9
2.2
Missie van het steunpunt
10
2.3
Doelstellingen
11
2.4
Structuur van het meerjarenprogramma
11
Werkpakketten – A-onderzoekslijnen 2012-2015 3.1
12
S1 Governance van transversaal en horizontaal beleid in de Vlaamse overheid Governance of cross-cutting policies in agencified governments (2012-2015, KU Leuven)
13
S2 Ex ante beleidsevaluatie voor een effectieve en efficiënte beleidsinstrumentenkeuze - Ex ante evaluation for an effective and efficient policy instrument choice (2012-2015, KU Leuven)
17
3.3
S3 De democratische verankering van lokale netwerkverbanden - The democratic anchorage of local governance networks (2012-2015, U. Gent)
20
3.4
S4 Beleidsvoering en besluitvorming op regionale schalen. Analyse van regionale arrangementen en regimes - Policy-making in regional settings. Analysing regional regimes (2012-2015, Hogeschool Gent)
23
S5 Hoe kunnen lokale besturen een impact hebben op de Europese besluitvorming? De Europeanisering van lokale besturen in Vlaanderen in een comparatief perspectief - How can local authorities have an impact on European politics? The Europeanization of local politics in Flanders in a comparative perspective (20122015, U. Gent)
26
3.6
S6 Impact van EU economisch beleid op de Vlaamse overheid The impact of EU Economic Policies on Flemish Governance (2012-2015, U. Antwerpen)
30
3.7
P1 Implementatie van de Beleids- en BeheersCyclus in lokale besturen Implementation of the ‘Policy and Management Cycle’ in local government (20122015, KU Leuven)
33
P2 Optimalisering van management van interbestuurlijke informatieprocessen in Vlaanderen - Towards optimal chains of inter-governmental information management (2012-2015, KU Leuven)
37
P3 Management van informatieprocessen in Vlaamse lokale besturen Management of organisation-wide information chains in Flemish local governments (2012-2015, Hogeschool Gent)
40
P4 Regionale benchmarking van overheidsperformantie - Regional Benchmarking of Public Administration Performance (2012-2015, U. Antwerpen)
44
3.2
3.5
3.8
3.9
3.10
maart 2013
Inhoudstafel
2
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
4
5
3.11
C1 Flexicurity in de Vlaamse publieke sector - Flexicurity in the Flemish public sector (2012-2015, U. Antwerpen)
47
3.12
C2 Talent management - Talent management (2012-2015, KU Leuven)
51
3.13
C3 Bestuurlijk vertrouwen - Administrational trust (2012-2015, KU Leuven)
55
B-projecten 2012
58
4.1
B1 Lokale benchmarking (2012-2013, KU Leuven)
58
4.2
B2 Vlaamse en lokale PPS: de functionaliteit van standaardisatie versus maatwerk voor de performantie van PPS-verbanden (2012-2015, U. Antwerpen)
61
4.3
B3: Doet de grootte ertoe? een vergelijkend onderzoek naar de factoren voor succes en/of falen van hervormingen aan de lokale schaal (2012, U. Gent)
64
4.4
B4: Naar een meer proactieve en probleemoplossende communicatie met burgers (2012, KU Leuven)
67
4.5
B5: Proeve van code voor democratisch lokaal bestuur (2012, U.Gent i.s.m. H.Gent en U.Hasselt)
70
4.6
B6: Detectie en ontwikkeling van potentieel leidinggevenden in de Vlaamse overheid (2012, KU Leuven)
72
Management
74
5.1
Interactie met de Vlaamse overheid
74
5.2
Management binnen het consortium
74
5.3
HRM-beleid
75
5.4
Financieel beheer
76
5.5
Organigram
76
5.6
Logistieke en materiële inbreng
76
5.7
Samenwerking met onderaannemers
76
6
Valorisatie
77
7
Transversale thema’s
77
8
Samenwerking met andere steunpunten
78
Bijlage 1
Algemeen organigram SBOV III
79
Bijlage 2
Samenstelling klankbordgroepen
80
Bijlage 3
Publicaties 2012
88
maart 2013
Inhoudstafel
3
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
Summary The mission of SBOV III is to conduct fundamental and applied research with an academic purpose which is feeding into relevant policy problems and which contributes to solutions for policy formulation, implementation and evaluations of the Flemish administrations. Based on structural financing for stable 4 year research lines (A-lines) and yearly determined short term research projects (B-projects), SBOV III aims at researching and transferring its scientific research findings on current problem driven public administration and public policy issues and on governmental priorities in Flanders. It mirrors the current topics on the international research agendas as well as the priorities of the Flemish government. Hence, SBOV III will take up three important roles: act as a partner for the Flemish administration within the context of the current public sector reforms at the Flemish level, the local levels, and their interactions in Flanders; have a societal leverage function through its activities for these reforms; and have an academic national and international leverage function for the field of public administration. How did SBOV III contribute to these roles in 2012? First of all, SBOV functions as a partner for the Flemish administration within the context of the current public sector reforms. The Government Declaration explicitly refers to Flanders in Action and includes measures to have a public sector which is decisive and effective (‘Slagkrachtige Overheid’). SBOV aims to contribute to these reforms by means of policy relevant research clustered in three groups: transparent and democratic structures (in short: structure); performant inter-governmental processes (in short: processes); and cultures, based on trust and responsibility (in short: culture). The different research projects are linked with policy objectives documented in the Government Declaration, Vlaanderen in Actie, the CAG Vision and Strategic Objectives, and the White Paper on Internal State Reform. In 2012 the 13 long term A-line projects focused on the design of the research and initial research steps such as literature research, survey design, case design and pilot case studies. Some of the projects initiated the gathering and analysis of empirical data. Papers and reports were written on a broad variety of issues such as policy instrument choice, the role of local politicians, a typology of collaborative arrangements and interorganisational trust. In some projects seminars and/or other events were organized aimed at disseminating early research findings. Also in 2012, many researchers of A-lines have already finalized or are on the brink of finalizing their doctoral proposal. This will speed up their progress in setting up, executing and writing up their PhD. Next to the A-lines, in 2012 two long term B-projects were set up (“Local Benchmarking” and “Flemish and local PPPs”), as well as four short-term B-projects. The latter projects are “Size matters? A comparative research on the factors for success or failure of local government scale reforms”, “Towards a more proactive and problem solving interaction with citizens,” “Code for Democratic local governance,” and “Detecting and developing potential leaders in the Flemish Administration”. Several international publications as well as policy relevant reports were written on the basis of the research. In the reports specific attention is being paid to formulating policy recommendations. In order to maintain and increase the policy relevance of the research, SBOV actively engaged in 2012 in debates with administrative and political actors in Flanders such as Administrative affairs (‘Bestuurszaken’), Interiors (‘Binnenlands Bestuur’) en Cities Policies (‘Stedenbeleid’ With the Commission on Effective and Efficient Government (CEEO) there is an additional forum to bring SBOV research to the attention of policy makers. Other relevant platforms are the CAG where Flemish top administrators meet and the policy councils of the different policy domains. At the SBOV Kick off meeting and at internal seminars we invited representatives of Flemish and local
maart 2013
Summary
4
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
government so that an exchange between academic perspectives and everyday policy practice is stimulated. At the level of the research projects there is also a close collaboration with relevant actors. Not only are there two meetings a year with the KBG that provide for input and feedback on the research, promotors and researchers also closely monitor relevant developments that can have an impact on their research projects. For example, the research on “Talent management” takes the CAG report on “Modern HR Policy in the Flemish Government” as its starting point and follows up on initiatives in this field. In some cases researchers spend time on the work floor with the organizations that they are researching. Although action research remains the exception, there are some experiments with this type of research. Secondly, SBOV III has a societal leverage function. It is clear that the position of the public sector, of government, and also of the State itself, has changed in the last decades. An initial consequence was the pressure for a performing public sector, and the New Public Management movement has been a champion in emphasising this focus. It also resulted in a major and fundamental question of what public sector we need for the future. Clarifying the debate, organising these discussions, contributing to designing new models will be part of this SBOV III societal leverage. To this end SBOV has initiated a debate on ‘The Future State of the State’. In 2012 we organized several internal debates on current trends in public administration. An internal position paper was developed on the role of government from a public administration perspective. In a next step this paper will be discussed in the Flemish Organization for Management and Policy (VVBB) as a forum of interaction between public administrators and public administration academics. Broadening the discussion on the “Future State of the State” with societal stakeholders will be next on the agenda in 2013. Another theme we discussed at some length was transition management. What are the possibilities and/or limitations of this concept for stimulating large scale system changes in Flanders? Again we combined academic perspectives with practitioners’ perspectives. Next to several internal seminars on the topic, also a seminar was organized in collaboration with Steunpunt Trado: “Government/governance in transitions?” in early 2013. The purpose of the seminar was to gain a better insight in the way in which transitions and transition management is a reality in every day policy practice in the different policy fields in Flanders. This initiative was a success, with 57 participants, and with 18 Steunpunten represented. In the next years we will organize additional seminars focusing on different aspects of the position and role of the (future) public sector. Possible topics are issues of regulation and choices of policy instruments, of partnerships and the related (meta-)governance, the role of stakeholders and citizens as customers, etc. Thirdly, SBOV III has an academic national and international leverage function for the field of public administration. The origin of innovative ideas regarding reform in OECD countries is diverse. Besides inspiration from other public sector organizations abroad and from the private sector, the academic world is also active in the generation of reform ideas and in the reform debate in many OECD countries. A central role for SBOV III therefore will be to support, strengthen, make more solidly scientific and further internationalize the academic platform and its different expertises underpinning reform. This entails a further active participation in international academic networks. In 2012 researchers and promotors participated in international conferences such as EGPA, IRSPM, IPSA, NIG, ECPR, and TAD. One international book was published, 5 national books, 9 chapters in international books, 22 chapters in national books, 19 articles in peer reviewed journals, and 30 papers were presented at international conferences. In 2012 five PhD’s were successfully defended (SBOV II).
maart 2013
Summary
5
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
1 1.1
Consortium Samenstelling
Voor de realisatie van het ‘Steunpunt voor Beleidsrelevant Onderzoek - Bestuurlijke Organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 is een consortium gevormd door: - Katholieke Universiteit Leuven (Instituut voor de Overheid) dat tevens coördinator is, - Universiteit Antwerpen (Onderzoeksgroep Management en Bestuur), - Hogeschool Gent (Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde), - Universiteit Gent (Centrum voor Lokale Politiek, Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen), - Universiteit Hasselt (Departement Bedrijfskunde, Onderzoekseenheid Overheid & Recht). ‘Steunpunt voor Beleidsrelevant Onderzoek - Bestuurlijke Organisatie slagkrachtige overheid 20122015 (afgekort SBOV III) vormt een voortzetting van het ‘Steunpunt voor Beleidsrelevant Onderzoek - Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen’ 2007-2011 (afgekort SBOV II) en het ‘Steunpunt voor Beleidsrelevant Onderzoek - Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen’ 2001-2006 (afgekort SBOV I).
1.2
Structuur & taakverdeling
In het meerjarenprogramma zijn 13 langetermijn (A-) onderzoekslijnen uitgeschreven, gegroepeerd in drie clusters: - transparante en democratische structuren (in het kort: structuur); - performante inter-governmentele processen (in het kort: processen); - organisatiecultuur, gebaseerd op vertrouwen en verantwoordelijkheid (in het kort: cultuur). Daarnaast worden ieder jaar 5,5 VTE toegekend aan B-projecten. Naast deze verticale onderzoekslijnen ontwikkelt SBOV III ook een horizontale onderzoekslijn onder de titel ‘The future state of the state’. De bedoeling van dit project is om een fundamentele bijdrage te leveren aan het debat over de toekomstige rol en positie van overheden in onze samenleving. Deze onderzoekslijn kan beschouwd worden als een horizontaal project dat de verschillende A-onderzoekslijnen en B-projecten overkoepelt. Ieder project wordt gecoördineerd door één onderzoeksinstelling. Aan deze coördinerende instelling wordt het personeelslid toegekend. Om onderlinge synergie te bevorderen is er per project eveneens een co-superviserende organisatie toegekend. In tabel 2 en 3 wordt aangegeven in welke onderzoekslijnen de leden van het consortium onderzoeksactiviteiten ontwikkelen. Deze verdeling sluit aan bij bestaande expertise die op deze domeinen tot nog toe ontwikkeld werd.
maart 2013
1. Consortium
6
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
Tabel 1: Taakverdeling en samenwerkingspatronen over A-onderzoekslijnen 2012-2015 (coop = cooperating of co-superviserende organisatie) Personeelsinzet (in persoonsmaanden) HogeU. KU U.AntA-ONDERZOEKSLIJNEN U.Gent school Leuven werpen Hasselt Gent Nr
DIRECTE PERSONEELSINZET
S
Werkpakket STRUCTUUR Governance van transversaal en horizontaal beleid in de Vlaamse overheid
A-S1
2,0
1,0
1,0
coop
2,0
1,0
Totaal
6,0 1,0
A-S2
Ex ante beleidsevaluatie voor een effectieve en efficiënte beleidsinstrumentenkeuze
1,0
A-S3
De democratische netwerkverbanden
coop
A-S4
Beleidsvoering en besluitvorming op regionale schalen. Analyse van regionale arrangementen en regimes
A-S5
Hoe kunnen lokale besturen een impact hebben op de Europese besluitvorming? De Europeanisering van lokale besturen in Vlaanderen in een comparatief perspectief
coop
1,0
1,0
A-S6
Impact van EU economisch beleid op de Vlaamse overheid
1,0
coop
1,0
1,0
0,0
P
verankering
van
lokale
coop
1,0 1,0
1,0
coop
1,0
1,0
Werkpakket PROCESSEN
2,0
A-P1
Implementatie van de Beleids- en BeheersCyclus (BBC) in lokale besturen
1,0
A-P2
Optimalisering van management van interbestuurlijke informatieprocessen in Vlaanderen
1,0
coop
1,0
A-P3
Management van informatieprocessen in Vlaamse lokale besturen
coop
1,0
1,0
A-P4
Regionale benchmarking van overheidsperformantie
coop
1,0
Werkpakket CULTUUR
2,0
1,0
A-C1
Flexicurity in de Vlaamse publieke sector
coop
1,0
1,0
A-C2
Talent management
1,0
coop
1,0
A-C3
Bestuurlijk vertrouwen
1,0
coop
1,0
Totaal A-onderzoekslijnen
6,0
3,0
C
I-FS
The Future State Of The State
maart 2013
coop
1. Consortium
1,0
4,0 coop
1,0
1,0 0,0
2,0
0,0
3,0
2,0
13,0
x
7
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
Tabel 2: Overzicht kortetermijnopdrachten KU Leuven
B-PROJECTEN Nr
U.Antwerpen
U.Gent
Hogeschool Gent
U. Hasselt
Totaal
DIRECTE PERSONEELSINZET B-sporen 20122013
B01
Lokale benchmarking
B02
Vlaamse en lokale PPS: De functionaliteit van standaardisatie versus maatwerk voor de performantie van PPS-verbanden
1,50 20122015
3,00
B-projecten 2012 B03
Doet de grootte ertoe? Een vergelijkend onderzoek naar de factoren voor succes en/of falen van hervormingen aan de lokale schaal
B04
Naar een meer proactieve en probleemoplossende communicatie met burgers
B05
Proeve van Code voor democratisch lokaal bestuur
B06
Detectie en ontwikkeling van leidinggevenden in de Vlaamse overheid TOTAAL B-projecten 2012
maart 2013
potentieel
2012
1,00
2012
1,00 2012
1,00
2012 2,75
1. Consortium
1,00 0,75
2,00
5,50
8
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
2 2.1
Visie, missie en doelstellingen van SBOV III Visie: een nieuwe rol voor de overheid in een veranderende omgeving
Tijdens de ‘Public governance’ conferentie van de OESO in Venetië (november 2011) werden drie prioriteiten vooropgesteld door de lidstaten: het garanderen van dienstverlening in tijden van financiële en economische crisis; het garanderen van een efficiënte en effectieve dienstverlening; en het garanderen van een open en transparante publieke sector. Het is duidelijk dat de financiële en economische crisis een belangrijke impact heeft op de publieke sector. De overheid wordt plots minder gezien als deel van het probleem maar als kern van de oplossing, ook als redder van delen van de private sector. Tegelijkertijd zorgt de crisis voor een grote nood om de overheidstekorten terug te dringen, in de eerste plaats door overheidsuitgaven te reduceren. Een vraag die zich stelt is, in hoeverre een dergelijke nieuwe visie op de overheid eerder een deel van de oplossing dan van het probleem - een lang leven beschoren is. In hoeverre wordt die overheid voldoende vertrouwd als aanbrenger van oplossingen? Het post NPM tijdperk geeft ons de kans om stil te staan bij enkele leerpunten. NPM was in de eerste plaats een Angelsaksisch verhaal, waarbij verschillende landen in verschillende mate aan de slag gingen met het NPM. Welke lessen kunnen we trekken uit ervaringen met overheidshervormingen? Een eerste les is dat agentschappen niet in alle situaties de beste keuze zijn, maar dat hun succes afhangt van een aantal voorwaarden. De verdere ‘agentificatie’ van de publieke sector heeft bijgedragen aan het herdefiniëren van verantwoordelijkheid en het afleggen van verantwoording voor overheidsperformantie. Echter, nieuwe problemen hebben zich ontwikkeld, zoals de nood aan coördinatie van gespecialiseerde autonome entiteiten, en de integratie van horizontale en transversale beleidskwesties. Een tweede les is dat overheidsprestaties gemeten kunnen worden, dat monitoring kan en moet geïntegreerd worden in de drie cycli (beleid, financieel, contracten), en dat de informatie over overheidsprestaties kan gebruikt worden om de performantie te verhogen. Ook dit is echter voorwaardelijk aangezien het samenhangt met de capaciteit om prestaties te definiëren en meten. Bovendien moet een evenwicht gevonden worden tussen de kosten en de baten van prestatiemanagement, zeker wanneer prestatiemanagement bijdraagt aan nieuwe administratieve kosten met betrekking tot planning en rapportage. Zowel interne als externe audit in de publieke sector is een ‘booming business’. Een derde les is dat marktmechanismen in de overheid niet altijd hanteerbaar en functioneel zijn. Terwijl marktmechanismen de aandacht van de aanbodzijde (overheid) voor de vraagzijde (burger/klant) hebben gestimuleerd en de transparantie hielpen verhogen, bleken sommige quasimarkten niet de geschikte werkwijze en resulteerden ze in dysfunctionele contracten en inzet van de markt. Deze ervaringen met NPM in combinatie met de wereldwijde financiële en economische crisis kunnen resulteren in een andere soort overheidshervormingen en in een andere rol voor de publieke sector. Continentaal Europa, met inbegrip van Vlaanderen, heeft belangrijke overheidshervormingen geïnitieerd, maar behoudt ook haar identiteit als rechtsstaat. De volgende aspecten blijven belangrijke kenmerken van onze publieke sector: - Co-governance, met name met een verzuilde publieke dienstverlening; - Neo-Weberiaans systeem, waarbij performantie wordt gecombineerd met het belang van een zorgvuldige rechtsgang en het volgen van procedures; - Samenwerkingsverbanden waarbij strategische keuzes gemaakt moeten worden met private partijen en middenveldorganisaties; - De bijdrage van burgers voorbij de traditionele vormen van publieksconsultatie - Keuzes met betrekking tot beleid en dienstverlening waarbij beleidsbeëindiging en –reductie moeten geïnitieerd worden, in een cultuur waar dit helemaal niet de traditie is - Transitiemanagement waarbij de hele samenleving betrokken is bij systeemverandering.
maart 2013
2. Visie, missie en doelstellingen
9
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
Dit resulteert in een publieke sector die meer complex is omwille van systeemdifferentiatie; gekenmerkt is door meerdere bestuurslagen en door een multistakeholder karakter, waarbij de nood aan coördinatie groeit; en waarbij vertrouwen een kernrol speelt met het oog op samenwerking en coproductie. Dit resulteert in een ander type publieke sector (identiteit, actoren, rollen) die aandacht moet schenken aan en de capaciteit moet hebben om: - Problemen te ontdekken en analyseren zodat een aangepast beleid en dienstverlening kan ontwikkeld worden; - Risico’s en urgenties in te schatten - Randvoorwaarden te definiëren met het oog op goede overheidsprestaties - Degelijke en duurzame (meta) governance te ontwikkelen - Om te gaan met een gebrek aan capaciteit en verlies van macht/invloed/controle; - Betrouwbaarheid te ontwikkelen; en - Om te gaan met hybriditeit (organisaties, beleid; politiek/administratie; publiek/privaat/middenveld) Om dit te realiseren is er behoefte aan een hervormingsprogramma met eigenaarschap vanwege de politiek, administratie, middenveld en private sector; waarbij capaciteit wordt bijeengebracht en synergiën gecreëerd worden; en waarbij de kloof tussen verwachtingen en capaciteit overbrugd kan worden. Het moderniseren van de samenleving impliceert een focus op zowel markt, politiek, middenveld en de publieke sector, op alle overheidsniveaus. Een dergelijke meerlagige en multi-actor focus benadrukt een centraal element in een duurzame en adequate administratie in de meest brede zin. Dit is ook duidelijk uit een recente OESO-review over ‘Modernising Government,’ in de Lissabon doelstellingen, maar ook in vele VIA doorbraken, met inbegrip van de ‘Slagkrachtige overheid’. Een dergelijke visie over een nieuwe rol voor een andere publieke sector in een veranderende omgeving, heeft implicaties voor de structuur, de processen, en de cultuur van de overheid. ‘Multilevel governance’ is vandaag een realiteit. Een nieuw evenwicht dient gezocht te worden tussen verschillende niveaus van de overheid, met het oog op een meer transparante en democratische overheid. Processen dienen gestroomlijnd en geoptimaliseerd te worden, zowel intra- als interbestuurlijk, met de ambitie om de overheidsprestaties te verbeteren. Nieuwe informatietechnologieën zijn hiervoor een belangrijke hefboom. Ten slotte, een cultuur van intraen interbestuurlijk vertrouwen is essentieel met het oog op goede prestaties. Ook vertrouwen in het talent van ambtenaren is van belang. De hier geschetste wetenschappelijke, administratieve en maatschappelijke ontwikkelingen hebben de ontwikkeling van het onderzoeksprogramma van SBOV III richting gegeven.
2.2
Missie van het steunpunt
SBOV II heeft als missie om op basis van wetenschappelijk onderzoek (fundamenteel en toegepast) de beleidsvoorbereiding, -uitvoering en -evaluatie te ondersteunen van de voor het beleid relevante problemen. Het Steunpunt stelt zich als doel om, vanuit de structurele onderzoeksfinanciering voor A-onderzoekslijnen en korte termijn B-projecten, prioritaire beleids- en bestuurskwesties te onderzoeken en de onderzoeksbevindingen actief ter beschikking te stellen van de overheid. Het onderzoek past zowel binnen de huidige internationale onderzoeksagenda’s als binnen de proiriteiten van de Vlaamse overheid zoals vastgelegd in sleuteldocumenten als Vlaanderen in Actie (Via) en Slagkrachtige Overheid, als het Witboek over de Interne Staatshervorming. SBOV III zal haar onderzoeksbevindingen gebruiken en delen met het oog op het bijdragen aan de oplossing van concrete problemen en het realiseren van beleidsprioriteiten. In dit kader beschikt SBOV III over een kritische massa van multidisciplinaire expertise. Wetenschappelijke data en kennis wordt toegankelijk gemaakt en overgedragen aan de Vlaamse overheid. SBOV III draagt ertoe bij dat internationaal gebenchmarkte wetenschappelijke kennis de politieke, administratieve en
maart 2013
2. Visie, missie en doelstellingen
10
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
academische capaciteit kan ondersteunen met het oog op het aanpakken van de huidige bestuurlijke uitdagingen, het reduceren van kennisleemtes, en het veranderen van suboptimale praktijken.
2.3
Doelstellingen
SBOV III stelt zich de volgende doelstellingen, vanuit een speciale aandacht ten aanzien van het ontwikkelen van een effectieve en slagkrachtige overheid: - fundamenteel, internationaal vergelijkend en toegepast wetenschappelijke onderzoek verrichten; - binnen deze context een speciale en prioritaire aandacht hebben voor de valorisatie van dit onderzoek ten aanzien van de Vlaamse overheid; - gespecialiseerd en onafhankelijk advies verstrekken, - wetenschappelijke ondersteuning verlenen voor de ontwikkeling van instrumenten met het oog op een effectieve en slagkrachtige publieke sector, met inbegrip van de interne staatshervorming; - haar kennisbasis en internationaal academisch netwerk alsook netwerk van ervaringsdeskundigen ontwikkelen en ter beschikking stellen van de Vlaamse overheid.
2.4
Structuur van het meerjarenprogramma
De selectie voor het meerjarenprogramma is het resultaat van verschillende inputs. Ten eerste formuleerde de Vlaamse overheid een aantal prioritaire thema’s. De oproep verwijst naar een groot aantal onderzoeksthema’s die verbonden zijn met de huidige prioriteiten met betrekking tot overheidshervormingen (Regeerakkoord, Vlaanderen in Actie, sleutelprojecten CAG, Witboek interne staatshervorming, …). Ten tweede is er de internationale onderzoeksagenda met betrekking tot overheidsmanagement. Vanuit de Vlaamse ambitie om een van de topregio’s van de wereld te worden, moeten ook onderzoekers de ambitie hebben om trendsetters te zijn in wetenschappelijk onderzoek. Om deze reden worden belangrijke internationale thema’s van de bestuurskunde en beleidswetenschappen geïntegreerd in het meerjarenprogramma. Ten derde wensen we de expertise van SBOV II te bestendigen. In het evaluatierapport van SBOV II werd door de academische experten benadrukt dat lange termijn dataverzameling erg belangrijk is voor de volgende generatie steunpunten. Om deze reden wensen we de dataverzameling van enkele onderzoekslijnen te continueren met het oog op longitudinale analyse. Ten vierde wensen we de onderzoeksfondsen efficiënt en effectief te beheren. Onderzoek dat reeds elders wordt gefinancierd, zal niet opgenomen worden in SBOVIII. Deze verschillende elementen werden meegenomen bij de opmaak van het onderzoekprogramma. De lange termijn onderzoeksprojecten (A-lijnen) werden samengebracht in drie clusters: - Cluster 1: transparante en democratische structuur - Cluster 2: performante interbestuurlijke processen - Cluster 3: organisatiecultuur, gebaseerd op vertrouwen en verantwoordelijkheid Op deze manier wordt ook tegemoet gekomen aan de onderverdelingen in de oproep. Tevens wordt tegemoet gekomen aan andere bekommernissen, zoals aandacht voor verschillende overheidsniveaus en de huidige hervormingsprogramma’s.
maart 2013
2. Visie, missie en doelstellingen
11
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3
Werkpakketten – A-onderzoekslijnen 2012-2015 Nr
Title Dutch
S
STRUCTUUR STRUCTURE Governance van transversaal en Governance of cross-cutting policies in agencified horizontaal beleid in de Vlaamse overheid governments
S1
Title English
Coordination
KUL
S2
Ex ante beleidsevaluatie effectieve en beleidsinstrumentenkeuze
voor een Ex ante evaluation for an effective and efficient efficiënte policy instrument choice
S3
De democratische verankering van lokale The democratic anchorage netwerkverbanden networks
S4
Beleidsvoering en besluitvorming op Policy-making in regional settings. Analysing regional regionale schalen. Analyse van regionale regimes arrangementen en regimes
HG
S5
Hoe kunnen lokale besturen een impact hebben op de Europese besluitvorming? How can local authorities have an impact on European De Europeanisering van lokale besturen in politics? The Europeanization of local politics in Vlaanderen in een comparatief Flanders in a comparative perspective perspectief
UG
S6
Impact van EU economisch beleid op de Impact of EU Vlaamse overheid Governance
UA
P
PROCESSEN
P1
Implementatie van de BeleidsBeheersCyclus in lokale besturen
P2
Optimalisering van management van Towards optimal chains interbestuurlijke informatieprocessen in information management Vlaanderen
P3
Management van informatieprocessen in Management of organisation-wide information chains Vlaamse lokale besturen in Flemish local governments
HG
P4
Regionale benchmarking overheidsperformantie
UA
C C1 C2
CULTUUR Flexicurity in de Vlaamse publieke sector Talent management
CULTURE Flexicurity in the Flemish public sector Talent management
UA KUL
C3
Bestuurlijk vertrouwen
Administrational trust
KUL
-Economic
of local
Policies
KUL
governance
on
UG
Flemish
PROCESSES en Implementation of the ‘Policy and Management Cycle’ in local government
van Regional Benchmarking Performance
of
of
KUL
inter-governmental
Public
KUL
Administration
Tabel 3: Overzicht A-onderzoekslijnen 2012-2015
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
12
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.1
S1 Governance van transversaal en horizontaal beleid in de Vlaamse overheid Governance of cross-cutting policies in agencified governments (2012-2015, KU Leuven)
3.1.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw hebben de meeste OESO-landen hun administratief apparaat drastisch hervormd. Hierbij werd onder invloed van het NPM ingezet op meer specialisatie en differentiatie, door middel van de verzelfstandiging van de beleidsuitvoering in verschillende soorten verzelfstandigde agentschappen en contractualisering aan de private sector. Echter, sinds de tweede helft van de jaren negentig van de vorige eeuw worden deze overheden steeds meer geconfronteerd met een toenemende complexiteit van beleidsproblematieken en crisissen, die hun oorsprong vinden in maatschappelijke evoluties en globalisering. Deze beleidsproblematieken en crisissen, of zogenaamde ‘wicked issues’, kunnen enkel worden aangepakt via een gecoördineerde actie over beleidsdomeinen heen, door een samenspel van departementen en agentschappen. Ook de Vlaamse overheid kent deze evolutie. In een context van verzelfstandiging en homogene beleidsdomeinen, wordt de Vlaamse overheid steeds meer geconfronteerd met beleidsproblematieken die horizontaal en transversaal moeten worden aangepakt. Belangrijke beleidsdomeinoverschrijdende beleidsprogramma’s zoals ‘Vlaanderen in Actie’ - ViA, het Meerjarenprogramma Slagkrachtige Overheid en de Vlaamse Strategie Duurzame Ontwikkeling, alsook meer thematische transversale programma’s op het vlak van armoede of jeugd, wijzen op het belang van samenwerking en afstemming over de grenzen van beleidsdomeinen en entiteiten heen. Op basis van binnenlands en buitenlands vergelijkend onderzoek, stelt dit onderzoeksproject de vraag naar de optimale vorm van governance van horizontale en transversale beleidsproblematieken: Welke governance-mechanismen zijn effectief bij het aansturen van verschillende horizontale en transversale beleidsissues onder welke omstandigheden? Sub-vragen: 1. Hoe is de coördinatie van horizontale en transversale thema's georganiseerd in overheden met een hoge mate van verzelfstandiging? 2. Wat verklaart het gebruik van de coördinatie-mechanismen voor specifieke transversale thema's in verschillende landen? 3. Worden transversale thema's met verschillende kenmerken op verschillende manieren gecoördineerd en met welke resultaten? 4. Met welke mechanismen en met welke mate van succes worden transversale thema's vertaald in doelstellingen en acties voor individuele overheidsorganisaties? 5. Hoe integreren organisaties transversale thema's in hun eigen organisatorische planning? 6. Welke set van coördinatie-mechanismen is het meest geschikt voor welke typen transversale thema's onder welke omstandigheden? Vanuit verschillende theoretische kaders (open systeem- en contingentietheorieën, alsook neoinstitutionele theorieën), een uitgebreide typologie van mogelijke governance mechanismen, en verschillende methodologieën van datagaring (mapping, survey, interviews en documentanalyse), zal het onderzoeksproject de governance van geselecteerde horizontale en transversale beleidsopties vergelijken tussen Vlaanderen en verschillende landen, en deze trachten te verklaren.
3.1.2 Methodologie Allereerst is er een meta-analyse uitgevoerd van bestaande literatuur en case studies over de coördinatie van transversale thema's om het theoretische kader verder te ontwikkelen, om zodoende de eerste hypothesen te herformuleren en om de operationalisering van concepten te verbeteren. We houden ook rekening met het onderzoek dat al ten aanzien van specifieke beleidsthema’s uitgevoerd werd binnen het vorige steunpunt, en ten aanzien van governance van duurzame ontwikkeling (Bachus 2009).
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
13
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
In de empirische fase van het project, gebruiken we drie verschillende technieken om de coördinatie van horizontale thema's in de geselecteerde landen te bestuderen. Door het gebruik van een ‘comparative static mapping technique’ (zie Bouckaert, Peters en Verhoest 2010) kunnen we de structuur en de gebruikte coördinatiemechanismen in kaart brengen. Ten tweede analyseren we de perceptie van administrateurs-generaal over hun autonomie, de manier waarop ze worden gecontroleerd door andere departementen en centrale departementen, de manier van samenwerken met andere departementen of agentschappen en hun houding ten aanzien van horizontale vraagstukken en samenwerking. Daarvoor gebruiken we de gegevens die voortvloeien uit het COBRA-onderzoek dat inmiddels in 18 landen is gerepliceerd. Daarnaast herhalen we het COBRA-onderzoek in Vlaanderen in 2013. In deze nieuwe versie hebben we vragen opgenomen over beleidsdomeinoverschrijdende coördinatie en samenwerking. Ten derde maken we gebruik van meerdere casestudies, met zowel beleidskwesties als landen als cases. Gebaseerd op het theoretische kader en na overleg met de opdrachtgever, selecteren we horizontale beleidsissues die we vergelijken in de verschillende landen. Voor de case-selectie letten we op cases die verschillen in termen van ‘wickedness’ en in termen van 'politieke urgentie'. We selecteren zowel beleidsprogramma's die intern zijn gericht op het beheer (bv de besparingen of governance van reguleringsmanagement), alsook beleidsprogramma's die zijn gericht op de maatschappij (bijvoorbeeld Integrale Jeugdhulp of armoedebeleid). In elk van de gevallen zullen wij een uitgebreide documentenanalyse uitvoeren (plannen, contracten, budgetten en monitoring / evaluatie rapporten op algemeen overheidsniveau, niveau van de geselecteerde ministeriële portefeuilles en het niveau van de geselecteerde individuele organisaties), en interviews uitvoeren met key-respondenten op politiek niveau, alsook op het niveau van de centrale departementen, lijn departementen en agentschappen. Landen die kunnen worden opgenomen in de vergelijking dienen allemaal een aanzienlijke mate van verzelfstandiging te hebben, maar mogen verschillen in termen van politiek-administratieve cultuur en staatsinrichting. Bovendien trachten we landen te selecteren waarvan ook COBRA survey data beschikbaar is. Interessante landen voor een vergelijking zijn Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Noorwegen, Finland en Nederland. Uit deze reeks van landen worden drie landen geselecteerd in overleg met de opdrachtgevende overheid.
3.1.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfasen
2012 1-6
2012 7-12
2013 1-6
2013 7-12
2014 1-6
2014 7-13
2015 1-6
2015 7-12
1. Literatuur onderzoek en meta-analyse van bestaand case study materiaal 2. Analyse COBRA-survey data en case study Vlaanderen 3. Case-studies andere landen 4. Synthese Onderzoeksrapporten
3.1.4 Activiteiten 2012 Binnen het onderzoeksproject ‘Governance van transversaal en horizontaal beleid in de Vlaamse overheid’ hebben in 2012 de volgende activiteiten plaatsgevonden: - WP1. Meta-analyse van bestaande internationale wetenschappelijke literatuur, gevalstudies en overheidsdocumenten inzake coördinatie van horizontaal en transversaal beleid. Deze analyse is gebruikt om het theoretische kader te expliciteren, hypotheses te formuleren en een goede operationalisering van de concepten te garanderen. maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
14
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
-
-
-
WP2. Integratie van vragen inzake coördinatie, afstemming en uitvoering van horizontaal en transversaal beleid in de COBRA-survey, die begin 2013 wordt afgenomen bij de Vlaamse agentschappen. o Afstemming met buitenlandse surveys op dit vlak zodat vergelijkende analyses mogelijk zijn; o Analyse van vorige COBRA bevragingen en data, alsook eerste analyse van de nieuwe data. WP3. Voorbereiding van de eerste Vlaamse casestudie waarbij geschikte methodologieën worden ontwikkeld (mapping, document analyse en interview-vragenlijsten). De eerste geselecteerde case is de governance van de besparingsmaatregelen en aanpalende initiatieven. De selectie gebeurde in samenspraak met de klankbordgroep. In het najaar van 2012 is de documentenanalyse voor wat betreft deze case uitgevoerd. WP0. Eind november 2012 is het doctoraatsvoorstel ingediend en verdedigd door de doctoraatsstudent.
3.1.5 Valorisatie 2012 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam bijeen op 18 juni 2012. Tijdens deze bijeenkomst werd er aandacht besteed aan de toelichting van het project. De centrale concepten, de theorie en het algemeen kader werden behandeld. Daarnaast kwam de aanpak van het onderzoek, de methoden en planning (2012 en verder) aan bod. Een tweede bijeenkomst was gepland op 10 december, maar deze kon onverwacht niet doorgaan. De bijeenkomst werd verplaatst naar 21 januari 2013.
DEELNAME & PRESENTATIES BINNEN INTERNATIONALE NETWERKEN: - EGPA conference 2012. 5 -8 september 2012. Noorwegen, Bergen. Twee gepresenteerde papers: o Molenveld, Astrid & Verhoest, Koen (2012). Governance of cross-cutting policies in agencified governments. o Molenveld Astrid, Verhoest Koen & Buttiens Dorien (2012). The challenges of managing long term horizontal policy projects. The case of Flanders in Action. - Comparative Welfare Policy Analysis - PhD Course – Bergen (Noorwegen), October 4, 2012: Presentatie over ‘governance of cross-cutting policies in agencified governments’. - ECPR Summer school 2012 - Ljubljana (Slovenië) – 5 augustus 2012: poster presentatie over het doctoraatsonderzoek, met als titel: ‘Coördinatie van horizontaal beleid in overheden met een sterk verzelfstandigd overheidsapparaat’. ANDERE VALORISATIES - Onderzoeksnota’s over het conceptueel kader en de eerste case, die vervolgens gepresenteerd werden aan de klankbordgroep. - Voorbereiding van twee publicaties over coördinatie van horizontaal beleid, ten einde deze te publiceren in een special issue van een internationaal wetenschappelijk tijdschrift. - Opname van twee innovatieve coördinatie praktijken in een Europese database. - Voorbereiding van een eerste SBOV-rapport over de governance van horizontaal beleid, gebaseerd op de literatuur studie. Dit rapport wordt tegen de zomer van 2013 afgewerkt, met inbegrip van de eerste case. - Tweede prijs - Dirk Berg-Schlosser Award, ECPR Summer School of Methods and Techniques, Ljubljana (Slovenië)1. - Doctoraatsvoorstel.
1
http://www.ecpr.eu/prizes/PrizeWinners.aspx?PrizeID=2
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
15
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.1.6 Onderzoeksteam Coördinatie: KU Leuven Promotor: prof. dr. Koen Verhoest (Universiteit Antwerpen) Copromotor: prof. dr. Trui Steen (KU Leuven) Onderzoeker: Astrid Molenveld, 1 VTE (2012-2015)
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
16
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.2
S2 Ex ante beleidsevaluatie voor een effectieve en efficiënte beleidsinstrumentenkeuze - Ex ante evaluation for an effective and efficient policy instrument choice (2012-2015, KU Leuven)
3.2.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Dit onderzoeksproject onderzoekt methoden van ex ante evaluatie ter ondersteuning van de beleidsinstrumentenkeuze binnen de Vlaamse overheid. De overheid heeft een heel arsenaal aan beleidsinstrumenten ter beschikking. Veelgebruikte instrumenten zijn bijvoorbeeld subsidies, vergunningen en erkenningen, regelgeving met verboden en geboden, en informatiecampagnes. Elk van de beleidsinstrumenten waarover de overheid beschikt heeft voor- en nadelen, waardoor het belangrijk is deze ten opzichte van elkaar af te wegen. Dit kan gebeuren via een proces van ex ante beleidsevaluatie. In de bestaande beleidspraktijk worden er verschillende vormen van ex ante evaluatie toegepast. Deze kunnen enerzijds formeel ingebed zijn in het besluitvormingsproces (zoals de RIA waarvan reeds evaluaties bestaan en bijsturingen in het systeem werden voorzien), of anderzijds op meer informele wijze verlopen. Ze maken dan deel uit van vaste of ad hoc werkprocessen. Daarnaast zijn er ook recente evoluties in het Vlaamse besluitvormingsproces, zoals het toenemend gebruik van conceptnota’s, en groen- en witboeken waarin keuzes voor beleidsinstrumenten kunnen worden teruggevonden. Deze verschillende vormen van ex ante beleidsevaluatie staan in functie van, en ondersteunen dus de beleidsinstrumentenkeuze door beleidsmakers. Een efficiënte en effectieve keuze van beleidsinstrumenten staat evenwel onder druk vanuit verschillende hoeken. Zo worden beleidsmakers geconfronteerd met steeds complexer wordende en in kaart te brengen beleidsproblemen, worden langetermijneffecten en de financiële impact van keuzes vaak onvoldoende bekeken, of bestaat de kans op een gebrek aan maatschappelijk steun wat kan leiden tot falende implementatie. Daarnaast kan er sprake zijn van onvoldoende coördinatie over beleidsdomeinen heen of tussen beleidskeuzes onderling, of kan er een sturende of beperkende invloed zijn vanuit supranationale beleidsniveaus voor de keuzes die dienen te worden gemaakt. Tot slot bestaat de kans dat politiek-strategische overwegingen domineren op rationele argumenten in de beleidsinstrumentenkeuze. Om Vlaanderen te doen excelleren als topregio in het Europese peloton, zoals de Vlaamse regering voorziet in het strategische kader ‘Vlaanderen in Actie’ en in haar Regeerakkoord, kan de beleidsinstrumentenkeuze dus verder worden geoptimaliseerd. De doelstelling van dit onderzoeksproject is tweeledig: de rol van ex ante evaluaties bij de beleidsinstrumentenkeuze in kaart brengen (fundamenteel), en aandachtspunten, belemmeringen en opportuniteiten naar voren schuiven in de beleidsinstrumentenkeuze zelf (praktijkgericht). De onderzoeksvragen richten zich op volgende aspecten: - Om de rol van ex ante evaluaties in functie van de beleidsinstrumentenkeuze in kaart te brengen, worden de verschillende methoden die worden gehanteerd onderzocht, alsook de processen die hier worden doorlopen en de inhoudelijke aandachtspunten tijdens die processen (draagvlak, financiële impact, coördinatie met andere beleidsdomeinen en bestaande instrumenten, Europese dimensie, politieke invloed,…). - Wat de beleidsinstrumenten die de overheid ter beschikking heeft betreft, hebben de richtinggevende onderzoeksvragen betrekking op de types van instrumenten, hun karakteristieken, evenals hun voor- en nadelen. Er wordt ook onderzocht welke alternatieve instrumenten er voor een specifiek instrument bestaan, en welke alternatieven er binnen een groep van instrumenten bestaan.
3.2.2 Methodologie Verschillende methoden worden gecombineerd om relevante data voor het project te verzamelen. Het project is hiertoe opgebouwd uit verschillende fasen. Fase 1 beslaat drie exploratieve stappen, gelinkt aan theoretische en praktijkinzichten.
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
17
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
-
-
Een literatuuranalyse moet meer inzicht geven in de praktijk van ex ante evaluatie en in de karakteristieken van beleidsinstrumenten. Dit laat toe het theoretische kader verder te verfijnen en het opzet van het onderzoek verder te focussen. Formele en informele vormen van ex ante evaluatie worden bekeken binnen de Vlaamse overheid. Een mapping van verschillende beleidsinstrumenten wordt ontwikkeld. De voor- en nadelen worden hierin opgesomd. Aandacht gaat naar reeds aanwezige kennis hieromtrent en het overzichtelijk weergeven hiervan met het oog op de praktijk.
Fase 2 zet de stap naar een omvattende analyse van case studies. - In overleg met de klankbordgroep worden de cases in het onderzoek bepaald. Verschillende factoren worden hiervoor tegen elkaar afgewogen, zoals het beleidsdomein, de Europese dimensie van het beleid, de karakteristieken van mogelijke instrumenten, … - Een documentenanalyse, interview en/of focusgroepen worden gebruikt om data te verzamelen. - Een eerste set van mogelijkheden en beperkingen wordt geïdentificeerd in het licht van een efficiënte en effectieve beleidsinstrumentenkeuze. Fase 3 bouwt verder op de vorige fases. - Een vragenlijst moet tussentijdse bevindingen uit de case studies verder onderzoeken en testen. Op deze wijze moet een overzichtelijk beeld kunnen ontstaan van de vormen van ex ante evaluatie in functie van de beleidsinstrumentenkeuze. - Beleidsaanbevelingen worden geformuleerd. Deze hebben betrekking op de kwaliteit van de ex ante evaluatie uitgevoerd in functie van de beleidsinstrumentenkeuze, de beleidscontext en het gebruik en toepasbaarheid van verschillende soorten beleidsinstrumenten.
3.2.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfase
2012
2012
2013
2013
2014
2014
2015
2015
1-6
7-12
13-18
9-24
25-30
31-36
37-42
43-48
Fase 1 - Literatuuronderzoek - Mapping ex ante evaluaties - Overzicht instrumenten Fase 2 Case studies - Selectie - Analyse - Mogelijkheden/beperkingen Fase 3 - Survey - Aanbevelingen Onderzoeksrapportage
3.2.4 Activiteiten 2012 De data in het onderzoeksproject zullen worden vergaard aan de hand van verschillende methoden, zoals documentenanalyse, het gebruik van case studies met interviews en focusgroepen en een survey. Deze methoden zullen tijdens de verschillende fasen van het project worden toegepast. Fase 1 is exploratief en steunt op literatuuronderzoek, een mapping van ex ante evaluatiemechanismen en een overzicht van beleidsinstrumenten. Fase 2 betreft een analyse van enkele casestudies. Fase 3 bouwt verder op de vaststellingen in de eerste twee fasen en heeft tot doel om aan de hand van een survey binnen de verschillende beleidsdomeinen te komen tot een aantal algemene en meer specifieke beleidsaanbevelingen.
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
18
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
De activiteiten voor 2012 hebben betrekking op de eerste fase van het onderzoek. Meer specifiek werd zowel de theorie rond ex ante evaluatie en beleidsinstrumenten, als de praktijk binnen de Vlaamse overheid reeds exploratief benaderd. Deze eerste fase in het onderzoeksproject bestaat uit drie stappen: 1. het theoretische onderzoekskader werd verfijnd aan de hand van literatuuronderzoek; 2. er vond een eerste verkenning plaats van formele en informele methoden van ex ante evaluatie ter ondersteuning van de beleidsinstrumentenkeuze; 3. het voorziene overzicht van beleidsinstrumenten werd hieraan gekoppeld en staat in 2013 verder op het programma.
3.2.5 Valorisatie 2012 Een klankbordgroep kwam bijeen op 19 juni 2012. Hierbij werd aandacht besteed aan het algemene opzet en specifieke aandachtspunten voor het project. Een nieuwe bijeenkomst, gepland op 11 december 2012 werd uitgesteld naar het nieuwe jaar wegens ziekte van de onderzoeker. Deze bijeenkomst hield een verslag van de vorderingen en stand van zaken in van het project.
ANDERE VALORISATIES:
Rapportering aan de klankbordgroep in 2 tussentijdse nota’s waarin de voortgang van het project werd beschreven en enkele theoretische inzichten opgelijst o Voortgangsnota voor de klankbordgroep, bijeenkomst 11 december 2012. o Voortgangsnota 2 voor de klankbordgroep, bijeenkomst 11 februari 2013. Deelname aan intersteunpunten overleg – met aandacht voor de rol van de overheid (beleidsinstrumenten) in andere steunpunten, en transities
3.2.6 Onderzoeksteam Coördinatie: KU Leuven Promotor: prof. dr. Marleen Brans (KU Leuven) Copromotor: prof. dr. Ellen Wayenberg (Hogeschool Gent) Onderzoeker: Ellen Fobé, 1 VTE (2012-2015)
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
19
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.3
S3 De democratische verankering van lokale netwerkverbanden - The democratic anchorage of local governance networks (2012-2015, U. Gent)
3.3.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Dit onderzoek vertrekt vanuit de gangbare veronderstelling dat lokale netwerkverbanden een goed middel kunnen zijn om een meer effectief en efficiënt beleid te voeren, maar tekort schieten in termen van democratie. In dat discours verwijst men vaak naar de klassieke liberale en representatieve opvattingen over democratie die als onverzoenbaar worden beschouwd met de praktijk van deze netwerken. Vandaag is het democratisch repertorium uitgebreid met zogenaamde postliberale opvattingen en worden netwerkverbanden niet langer weggezet als per definitie ondemocratisch. Met de ontwikkeling van empirisch onderzoek in dit veld komt bovendien een meer genuanceerd en contingent beeld naar voren. In dat verband wordt vaak beweerd dat de bijdrage van netwerkverbanden aan de democratische besluitvorming afhankelijk is van hun democratische verankering en in het bijzonder van de mate waarin bepaalde mechanismen toelaten netwerkverbanden te verzoenen met de representatieve democratie. Lokale politici bevinden zich vaak op het kruispunt van beide stromen en worden, gelet op hun unieke positie in de lokale democratie, vaak als de sleutel beschouwd voor die verankering. Dit project wil dus de rol van lokale politici bestuderen in de democratische verankering van lokale netwerkverbanden. Dit houdt verband met het toenemend gebruik van lokale netwerkverbanden in de Vlaamse context, het debat over de rol van het lokaal bestuur in de meerlagige beleidsruimte en de discussie over de democratische legitimiteit van verschillende vormen van bestuurlijke samenwerking. Het onderzoek is ingebed in de zogenaamde tweede generatie netwerkstudies die de dynamiek en de hervormingen van netwerken in de tijd bekijkt, de bronnen voor het succes en/of het falen van bepaalde netwerken en het vraagstuk van de democratische performantie en verankering van die netwerken. Dit onderzoek richt zich duidelijk op die laatste component. In de literatuur hebben zich intussen verschillende tradities ontwikkeld die proberen vragen te beantwoorden die verband houden met het democratisch potentieel en de overeenkomstige problemen van netwerkverbanden. Het onderzoek neemt inzichten mee uit de Scandinavische en Britse hoofdstromen die zich hierin aftekenen. De fundamentele vragen van dit onderzoek zijn: welke rol spelen lokale politici in de democratische verankering van lokale netwerverbanden (beschrijvend)? En welke kenmerken kunnen gelijkenissen en/of verschillen in deze rol verklaren (verklarend)? Deze fundamentele vragen kunnen we opdelen in drie meer toegepaste tegenhangers: 1. Welke rol spelen lokale politici in het kaderen, ontwerpen, beheren en participeren in netwerkverbanden m.b.t. de gemeenten, d.i. in metagovernance? 2. Welke rol spelen lokale politici in de vertegenwoordiging van de gemeente in het netwerk en de daarbij horende verantwoording? 3. Welke rol spelen lokale politici in de belangenbehartiging en besluitvorming m.b.t. hun gemeente in het netwerk? Het theoretisch kader voor dit onderzoek bevindt zich op het snijpunt van de Scandinavische literatuur rond democratische netwerkbesluitvorming en haar Britse tegenhanger die zich binnen de tweede generatie netwerkstudies hebben ontwikkeld. De eerste groep levert het conceptueel kader voor de discussie over de democratische performantie van netwerkverbanden gevoed door normatieve politieke theorie en de literatuur over de postliberale democratie. De tweede groep reikt ons meer empirische criteria en methoden aan die moeten toelaten om het democratisch gehalte van netwerkverbanden te beoordelen. De theoretische kaders rond metagovernance, vertegenwoordiging en verantwoording en belangenbehartiging en besluitvorming in netwerkverbanden (zie toegepaste onderzoeksvragen) zullen gebruikt worden om meer specifieke aspecten van het onderzoek in te vullen. Waar het hierboven beschreven onderzoek in essentie multidisciplinair en meerlagig is, zal onze focus liggen op lokale netwerkverbanden in die zin dat lokale besturen ze uitmaken of er deel van
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
20
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
uitmaken. Het onderzoek situeert zich op het snijpunt van politieke wetenschappen, bestuurskunde en beleidsanalyse. Gebaseerd op een grondige studie van de literatuur lijkt een empirische studie in de context van het lokale bestuur bijzonder onderzoekswaardig mede gelet op de weinig ontwikkelde literatuur voor dit veld in Vlaanderen.
3.3.2 Methodologie Gelet op onze focus en in het licht van het exploratieve karakter van dit onderzoek lijkt een vergelijkende gevalstudie het meest gepaste onderzoeksdesign. Het combineert met name de gevoeligheid voor de specifieke context met het overstijgende wetenschappelijke perspectief (Yin, 2009). De vergelijking berust voornamelijk op variatie in de aard van het netwerk als specifieke variabele en beleidsdomein als bredere contextvariabele. Voor de selectie van specifieke gevallen zal het onderzoek bogen op eerder werk in de Vlaamse context (d.i. screenings van lokale netwerkverbanden, aflopend onderzoek in SBOV, e.d.). Twee gevallen worden bekeken in een pilootstudie en zullen de basis vormen voor diepteonderzoek en vergelijking in een aantal bijkomende gevalstudies. De studie van deze gevallen zal voornamelijk steunen op kwalitatieve methoden (Boganson & Zølner, 2007). Naast secundaire analyse van bestaande bronnen, zal het onderzoek primaire data verzamelen door middel van diepte-interviews met sleutelactoren. Het kan worden uitgebreid met meer innovatieve methoden zoals (participerende) observatie en/of het bijhouden van dag- of logboeken. Het is onze expliciete bedoeling om relevante netwerkactoren te betrekken in de verschillende stadia van het onderzoek.
3.3.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfases
2012
2012
2013
2013
2014
2014
2015
2015
1-6
7-12
13-18
19-24
25-30
31-36
37-42
43-48
1. Literatuuronderzoek 2. Piloot case 1 3. Piloot case 2 4. Gevalstudies 5. Synthese Onderzoeksrapporten
3.3.4 Activiteiten 2012 -
-
Grondig literatuuronderzoek met de Scandinavische en Britse literatuur rond de democratische verankering van (lokale) netwerkverbanden als focus; De ontwikkeling van een voor het empirisch onderzoek bruikbaar theoretisch kader; De valorisatie van het literatuuronderzoek en het theoretisch kader in de eerste plaats onder de vorm van een onderzoeksrapport met rapporten voor één of meerdere (inter)nationale congressen en eventuele andere publicaties als afgeleide; Het opzetten van een internationaal netwerk van experten rond de democratische verankering van lokale netwerkverbanden; Feedback naar de klankbordgroep over de voortgang van het project en onderzoek naar de mogelijke betrokkenheid van netwerkactoren in het onderzoek; Voorbereiding van het empirisch onderzoek door de verfijning van het onderzoeksdesign en de aanzet van de pilootstudies.
3.3.5 Valorisatie 2012 KLANKBORDGROEPEN: Een eerste klankbordgroep kwam bijeen op 28 juni 2012. Introductie van het onderzoeksproject bij de leden van de klankbordgroep: het opzet van het onderzoek, eerste reflecties vanuit de governance netwerk literatuur.
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
21
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
Een tweede klankbordgroep kwam samen op 3 december 2012. Hierbij werd aandacht besteed aan de onderzoeksstrategie met betrekking tot de selectie van cases. Er werden reflecties gepresenteerd op de inleidende piloot interviews met de secretarissen van Gent en Evergem. En een rapport voor de Roskilde Sunrise Conferentie werd voorgelegd als aanzet voor een tussentijds rapport. PUBLICATIES: -
-
Van Parijs, S. (2012). Working Paper: The role of local politicians regarding the democratic anchorage of governance networks in Flanders. Towards a Research Strategy. RUC Sunrise Conference. E. Sørensen. Roskilde: 19p. Van Parijs, S. & Steyvers, K. (in herwerking). De rol van lokale politici met betrekking tot de democratische verankering van netwerkverbanden in Vlaanderen. Literatuurstudie en onderzoeksstrategie. Tussentijds rapport.
DEELNAME EN PRESENTATIE INTERNATIONALE NETWERKEN: -
Paper en presentatie Roskilde Sunrise Conferentie: Van Parijs, S. (2012). Working Paper: The role of local politicians regarding the democratic anchorage of governance networks in Flanders. Towards a Research Strategy. RUC Sunrise Conference. E. Sørensen. Roskilde: 19p.
ANDERE VALORISATIES: -
-
-
-
-
Grondig literatuuronderzoek met de Scandinavische (Sørensen, Torfing et al.) en Britse literatuur (Skelcher, Mathur, et al.) rond de democratische verankering van (lokale) netwerkverbanden als focus. Deze studie levert een theoretisch kader (network governance literatuur, policy network literatuur) en een conceptueel model (metagovernance, democratische verankering) op om het empirisch luik aan te vatten. De valorisatie van het literatuuronderzoek en het theoretisch kader primair onder de vorm van een tussentijds onderzoeksrapport gebaseerd op het rapport naar aanleiding van de Roskilde Sunrise conference: Van Parijs, S. & Steyvers, K. (in herwerking). De rol van lokale politici met betrekking tot de democratische verankering van netwerkverbanden in Vlaanderen. Literatuurstudie en onderzoeksstrategie. Tussentijds rapport. Eerste contacten met het internationaal netwerk van experten rond de democratische verankering van lokale netwerkverbanden door participatie in de RUC Sunrise Conferentie in Roskilde, een organisatie van het Centre for Democratic Governance onder leiding van Eva Sørensen en Jakob Torfing. De bedoeling is om ook in de toekomst feedback te vragen op het onderzoek, seminaries georganiseerd door hun bij te wonen (zoals de NIG courses in April 2013 i.s.m. Klijn en Koppenjan) en eventueel op termijn een panel op een conferentie of een seminarie samen te organiseren. Voorbereiding van het empirisch onderzoek door de verfijning van het onderzoeksdesign en de aanzet van verkennende piloot interviews om op de onderzoeksstrategie en –vragen te reflecteren (exploratieve interviews Gent en Evergem, zie rapport Roskilde). Aanzet nota rond de selectie van netwerkverbanden (governance networks) naar aanleiding van de feedback op de klankbordgroep (03/12/12): Van Parijs, S. (2013) Discussienota caseselectie: 25p. Deze nota is voorgelegd aan onderzoekers van SBOV, deskundigen van VVSG en ABB, en dient als basis voor een tweede rapport, rond de caseselectie van Governance Networks in Vlaanderen, geschreven door Van Parijs, S., Steyvers, K., Block,T., Derynck, F., Verhoest, K. & J. Voets (in herwerking).
3.3.6 Onderzoeksteam Coördinatie: Universiteit Gent Promotor: prof. dr. Kristof Steyvers (Universiteit Gent) Copromotoren: prof. dr. Herwig Reynaert (Universiteit Gent), prof. dr. Thomas Block (Universiteit Gent), prof. dr. Koen Verhoest (Universiteit Antwerpen), prof. dr. Joris Voets (Universiteit Gent), prof. dr. Trui Steen (KU Leuven) Onderzoeker: Sander Van Parijs, 1 VTE (Universiteit Gent)
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
22
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.4
S4 Beleidsvoering en besluitvorming op regionale schalen. Analyse van regionale arrangementen en regimes - Policy-making in regional settings. Analysing regional regimes (2012-2015, Hogeschool Gent)
3.4.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Dit project bouwt verder op het inventariserende werk dat in het B - project van de regioscreening is uitgewerkt (2011) en op eerdere studies over interbestuurlijke en stadsregionale samenwerking in het kader van SBOV I en SBOV II. Het regionaal bestuursprobleem is een complex probleem: op verschillende regionale schalen en rond verschillende beleidsmateries komen interacties tot stand tussen publieke en private actoren. Vaak leidt een klassieke institutionele probleemperceptie tot klassieke discussies over de formele (re)organisatie van het intermediair bestuur in ons land. Met dit project willen we de kennis van wat er gebeurt op regionale schalen verdiepen omdat dit ook een ander licht kan werpen op de zogenaamde oplossingen. Het onderzoeksproject focust op regionale arrangementen op bovenlokale schalen. Met regionale arrangementen bedoelen we geïnstitutionaliseerde clusters van regelgeving, beleidsinstrumenten, netwerken tussen publieke en private actoren en financieringsstromen. We willen vooreerst de types van deze arrangementen vanuit beleidsmatig oogpunt inventariseren: welke clusters van actoren zijn betrokken (eerder publiek, eerder privaat, een combinatie van beide); wat zijn de formele functies van deze arrangementen: coördinerend, beleidsuitvoering, beleidsvormend? We willen vervolgens nagaan of er in deze regionale arrangementen sprake is van een ‘regionaal regime’: ontwikkelt zich binnen arrangementen zoals zorg- en ziekenhuisregio’s, regionale landschappen, toeristische regio’s, waterbekkens,… beleidsvorming en welke impact heeft deze op de besluitvorming? Zijn er verschillen in deze regimes tussen deze regionale arrangementen en hoe zijn die te verklaren? Kunnen we de prestaties van deze arrangementen meten en vergelijken? Het project focust in het bijzonder op het in kaart brengen en verklaren van de prestaties van regionale netwerken. We hebben hierbij vooral aandacht voor de positie en het optreden van de Vlaamse overheid ten aanzien van deze netwerken en de vraag wat dit impliceert voor de prestaties. Voor de theoretische onderbouw steunt het project onder andere op theorieën over multi-level governance, interorganisatorische netwerken en network performance. Voor de praktische uitwerking maken we gebruik van een keuzes van types van regio’s (van grote stadsregio’s tot de kleinere) en van types arrangementen in een beperkte set van beleidsdomeinen, dit alles af te bakenen in overleg met de opdrachtgevers.
3.4.2 Methodologie Eerste fase We putten uit de literatuur aangaande urban renewal, urban governance, netwerken en stedelijke regimes en uit ons eigen onderzoek. We starten met het uitdiepen van het concept regionaal arrangement als een beschrijvend instrument voor het uitwerken van een typologie. Deze typologie dient als een eerste output. Het literatuuronderzoek wordt verder gebruikt voor het in kaart brengen van relevante concepten, variabelen en veronderstellingen voor de analyse van de cases (m.a.w. het uitwerken van een analytisch kader). Tweede fase In deze fase van het project analyseren we op basis van casestudies de positie van regionale arrangementen in de beleidscyclus. Functioneren ze als een implementatie- instrument voor beleid dat elders ontwikkeld werd (door een centrale of lokale overheid) of als een bottom-up initiatief met impact op de beleids- en/of besluitvorming? We leggen de focus op de inhoud van regionale arrangementen: hun impact op de beleidscyclus. We maken gebruik van een mix van cases uit verschillende (stads)regio’s en verschillende beleidsdomeinen (bijvoorbeeld gezondheidszorg, mobiliteit, …). Om een link met eerder werk en de beleidsagenda te verzekeren, zullen de regio’s uit het project van de Regioscreening hierin geïntegreerd worden.
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
23
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
Derde fase In de derde fase focussen we op het in kaart brengen van de performantie van de regionale netwerkverbanden. We hebben hierbij vooral aandacht voor de positie en het optreden van de Vlaamse overheid ten aanzien van deze netwerken en de vraag wat dit impliceert voor de prestaties. In tweede instantie hebben we aandacht voor de impact van ruimtelijke omgevingsfactoren en lokale procesdynamieken ten aanzien van het functioneren van deze netwerken. Tot slot gaan we na hoe we gelijkenissen en verschillen tussen regionale netwerken die onderworpen zijn aan gelijkaardige multi-level settings kunnen verklaren. Deze analyse zal een bijdrage leveren aan de kennis over de regioproblematiek in Vlaanderen en met name over samenwerking op regionale schalen.
3.4.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfases
2012
2012
2013
2013
2014
2014
2015
2015
1-6
7-12
1-6
7-12
1-6
7-12
1-6
7-12
Literatuurstudie Inventarisatie en ontwikkelen typologie Case-studie: afbakening onderzoeksfocus en opstellen framework Uitdiepen casestudie Uitwerken van de comparatieve onderzoeksopzet en formuleren van beleidsaanbevelingen Rapportering
3.4.4 Activiteiten 2012 -
-
-
-
Synthese van de internationale literatuur over regionale regimes, regionale arrangementen, multi – level governance en collaborative management. Aanzet tot positionering van de Vlaamse context. o Output: verwerking van de literatuuranalyse in review paper Outputs op basis van de regioscreening in de proeftuinregio’s en voor heel Vlaanderen: synthese van de inventaris, verwerking in functie van een typologie van samenwerkingsverbanden en types van regio’s. o Output: Medewerking aan het analyserapport van de Regioscreening (Agentschap Binnenlands Bestuur, 24 april 2012). Een analysekader van prestaties van regionale arrangementen, voortbouwend op het werk van De Rynck, Voets en Van Dooren (2010). o Output: Het ontwikkelen van een theoretisch kader voor het bestuderen van de prestaties van regionale arrangementen vanuit een multi-level sturingsperspectief. Een empirische verkenning naar het functioneren van stelsels van samenwerkingsverbanden binnen uiteenlopende beleidsdomeinen in de regio Gent. o Output: Maken en verantwoorden van de casusselectie voor het onderzoek.
3.4.5 Valorisatie 2012 KLANKBORDGROEPEN:
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
24
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
Een eerste klankbordgroep kwam bijeen op 26 juni 2012. Deze bijeenkomst gaf voornamelijk verslag van een verkenning, bestaande uit twee delen: A) Een kennismaking met de internationale literatuur over city-regions, city-regional governance, new regionalism, urban regimes, etc. B) Een kennismaking met de intermediaire bestuurslaag in Vlaanderen – met een focus op de regio Gent, a.d.h.v. een eerste verdieping van de resultaten van de regioscreening. Een tweede bijeenkomst van de klankbordgroep vond plaats op 29 oktober 2012. Hierbij werd aandacht besteed aan de probleemstelling van het onderzoek, potentiële onderzoeksvragen en de theoretische inbedding. Ook deden we verslag van de empirische verkenning van potentiële netwerken in een set van beleidsdomeinen in de proeftuinregio Gent. PUBLICATIES: -
Temmerman Caroline, De Rynck Filip, Wayenberg Ellen & Voets Joris (2012). Rescaling the state in Flanders. New problem or old solution? A descriptive - critical approach (SBOV working paper) 49 p.
-
Temmerman Caroline & De Rynck Filip (2012). “De problematiek van de stadsregio's in Vlaanderen. De nood aan een Vlaamse agenda”. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement, Vol. 4, pp. 55- 69
DEELNAME EN PRESENTATIE INTERNATIONALE NETWERKEN: -
Politicologenetmaal 31 mei en 1 juni 2012 Amsterdam, Nederland: Workshop lokale politiek: Temmerman Caroline & De Rynck Filip (2012). De Vlaamse stadsregio vanuit internationaal perspectief bekeken - Aanzet tot een onderzoeksagenda. 28 p.
-
EGPA conference 2012. 5 -8 september 2012. Noorwegen: Bergen: Temmerman Caroline, De Rynck Filip, Wayenberg Ellen & Voets Joris (2012). Rescaling the state in Flanders. New problem or old solution? A descriptive - critical approach. Permanent Study Group V: Regional and Local Government. 30 p.
ANDERE VALORISATIES: -
Indienen onderzoeksvoorstel.
3.4.6 Onderzoeksteam Coördinatie: Hogeschool Gent Promotor: prof. dr. Filip De Rynck en prof. dr. Ellen Wayenberg (Hogeschool Gent) Copromotoren: prof. dr. Joris Voets (Universiteit Gent) & prof. dr. Trui Steen (KU Leuven) Onderzoeker: Caroline Temmerman, 1 VTE (2012-2015)
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
25
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.5
S5 Hoe kunnen lokale besturen een impact hebben op de Europese besluitvorming? De Europeanisering van lokale besturen in Vlaanderen in een comparatief perspectief - How can local authorities have an impact on European politics? The Europeanization of local politics in Flanders in a comparative perspective (2012-2015, U. Gent)
3.5.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Het Europese integratieproces kan zonder enige twijfel als één van de belangrijkste politieke evoluties van de voorbije decennia worden beschouwd. De eenmaking van het Europese continent is de afgelopen 50 jaar dan ook met rasse schreden vooruitgegaan. Deze ontwikkeling werd gekenmerkt door steeds nieuwe verdragswijzigingen die zorgden voor een toenemende samenwerking tussen de lidstaten (verdieping) enerzijds en door opeenvolgende toetredingen van nieuwe lidstaten (uitbreiding) anderzijds. Ook de lokale besturen kregen in toenemende mate te maken met Europa. Ondanks dit stijgende belang van Europa voor de lokale besturen stellen we echter vast dat wetenschappelijk onderzoek naar de zogenaamde Europeanisering van lokale besturen lange tijd op een laag pitje stond. De meeste onderzoeken die het begrip ‘Europeanisering’ behandelden, focusten immers op de impact die Europa op het nationale en/of regionale niveau had. Indien er al onderzoek werd verricht naar de relatie tussen Europa en de lokale besturen, bleef dit meestal beperkt tot de zogenaamde ‘topdown’ traditie. Daarbij wordt vaak verondersteld dat lokale besturen de invloed van Europa vrij passief ondergaan en dat ze dus als het ware ‘geleid’ worden door Europa. Er zijn echter ook aanwijzingen dat Europa naast beperkingen ook kansen meebrengt voor lokale besturen, waardoor zij kunnen evolueren tot actieve spelers in het Europese besluitvormingsproces en dit onder meer via het beïnvloeden van het Europees beleid, lobbyen, etc. Het is hoofdzakelijk op deze ‘bottom-up’ dimensie van Europeanisering dat wij in dit project willen focussen. De centrale onderzoeksvraag is hierbij: Hoe kunnen lokale besturen (of organisaties die hen vertegenwoordigen) een impact hebben op de Europese besluitvorming? Daarbij is het ook de bedoeling deze onderzoeksvraag in een breder, comparatief kader te plaatsen door na te gaan hoe lokale besturen in andere lidstaten het Europese beleid trachten te beïnvloeden en hun belangen kenbaar trachten te maken via zowel formele als informele wegen. Hiertoe zullen zowel steden in Vlaanderen, Nederland, Frankrijk als Duitsland worden geanalyseerd. Daarbij zal vooral worden onderzocht of er (ondanks het feit dat de steden van gelijkaardige grootte zijn en er gekeken wordt naar dezelfde beleidsdomeinen) verschillen kunnen worden waargenomen (en zo ja, welke) in de mate van bottom-up Europeanisering in deze verschillende landen en hoe deze verschillen kunnen worden verklaard. Daarbij zullen we vooral kwalitatief te werk gaan door onder meer te werken met diepte-interviews met voor ons onderzoek relevante personen.
3.5.2 Methodologie We zullen eerst gebruik maken van de resultaten van de enquête “Lokale besturen in Europa” over de mate van Europeanisering van lokale besturen in de 308 Vlaamse gemeenten (verkennende fase). Deze enquête is gericht aan de gemeentesecretarissen en werd georganiseerd in samenwerking met de VVSG. We zullen de resultaten onder meer gebruiken om onze cases te selecteren. In navolging van deze enquête en in samenwerking met zowel de VLO als de VVSG zullen we de enquête vervolgens ook richten tot de financieel beheerders van de Vlaamse gemeenten om de kwantitatieve basis verder te verbreden. Na overleg in de klankbordgroep zullen we ook de top-down dimensie van de Europeanisering van Vlaamse lokale besturen in kaart brengen. We kijken daarbij in welke mate de gemeenten effectief invloed ondergaan van Europa in termen van regelgeving, subsidiëring, etc. Een literatuuronderzoek zal vervolgens onze theoretische basis uitdiepen. Vooral in deze theoretische fase zullen de onderzoekers van beide projecten rond de impact van de EU kunnen profiteren van samenwerking.
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
26
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
In het tweede deel van het onderzoeksproject zullen we verschillende gevalstudies van steden in Vlaanderen en twee buurlanden (te kiezen uit Nederland, Frankrijk en Duitsland) analyseren. We willen leren welke de verschillen tussen Vlaanderen en deze landen zijn, ondanks het gegeven dat de steden in kwestie dezelfde schaal hebben en de beleidstopics identiek zijn. Door deze diepgaande gevalstudies willen we te weten komen hoe verschillende steden in Vlaanderen en de buurlanden zich organiseren om een impact te kunnen hebben op de besluitvorming in de Europese Unie. In elke stad zullen we diepte-interviews houden met leden van het College van Burgemeester en Schepenen en ambtenaren die betrokken zijn bij de thematiek. In het derde deel van het onderzoeksproject zullen we op basis van een kwalitatieve analyse verschillende visies en praktijken in diverse kleinere gemeenten analyseren. Het doel van het onderzoek is immers ook om te leren of kleinere gemeenten een impact kunnen hebben op de Europese besluitvorming, en hoe ze dat kunnen doen. We trachten zo om een inzicht te krijgen in het verschil tussen steden en deze kleinere gemeenten. In dit deel van het onderzoek zal de schaal van de gemeenten en de beleidsdomeinen niet identiek zijn. We willen zo analyseren of er bijvoorbeeld verschillen in lobbywerk zijn in de context van partnerschappen, en of de mate van lobbyen een impact heeft op de manier waarop gemeenten naar Europeanisering kijken.
3.5.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfases 1.
Literatuuronderzoek en kwantitatieve basis
2.
Gevalstudies
3.
Onderzoeksrapporten
4.
Synthese
2012
2012
2013
2013
2014
2014
2015
2015
1-6
7-12
13-18
19-24
25-30
31-36
37-42
43-48
3.5.4 Activiteiten 2012 1. Een vervolgstudie op de kwantitatieve basis van het onderzoek met de enquête “Lokale besturen in Europa” bij de financieel beheerders van de Vlaamse lokale besturen, mede op vraag van/in medewerking met de VLO en de VVSG. Samen met het onderzoek bij de gemeentesecretarissen vormen deze resultaten de basis van een globaal overzicht van de verschillende dimensies van Europeanisering in de Vlaamse lokale besturen. De resultaten zullen onder meer verwerkt worden in onderzoekspapers en een onderzoeksrapport, en zullen daarnaast gepresenteerd worden op het congres van de VLO (24 mei 2013). 2. Een uitgebreid literatuuronderzoek rond het concept ‘Europeanisering’, met specifieke focus op de bottom-up dimensie en dus op de manier waarop Europese lokale overheden een invloed kunnen uitoefenen op het Europese beleid. Hierbij is zowel aandacht besteed aan de meer formele wegen (zoals het Comité van de Regio’s) als aan de eerder informele wegen en lobbykanalen. De vraag kan daarbij worden gesteld of lokale overheden ook transnationale netwerken aanspreken om hun belangen te verdedigen en of ze eventueel gebruik maken van de nationale/regionale route bij het verdedigen van hun belangen op Europees niveau. Belangrijke auteurs hierbij zijn onder andere Kern, Marshall, Moore, John, Goldsmith, etc. 3. Na overleg in de klankbordgroep werd besloten om ons ook op de top-down dimensie van Europeanisering te richten in deze eerste fase van het onderzoek. Vermits we momenteel nog over heel weinig informatie over deze (wellicht meest courante) vorm van Europeanisering beschikken, vonden we het raadzaam ook dit perspectief mee te nemen in het onderzoek. De resultaten zullen ook in een onderzoekspaper en het onderzoeksrapport worden besproken. Daarnaast wordt deze onderzoekslijn eveneens toegelicht op het congres van de VLO (24 mei 2013).
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
27
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
4. Het literatuuronderzoek wordt uiteindelijk verwerkt in een voor het empirisch onderzoek bruikbaar theoretisch kader. 5. De contacten werden gelegd met een collega in Duitsland die ook werkt rond de Europeanisering van lokale besturen. Deze samenwerking zal onder meer een toegevoegde waarde vormen voor de uiteindelijke gevalstudies in Duitsland.
3.5.5 Valorisatie 2012 KLANKBORDGROEPEN: Een klankbordgroep kwam bijeen op 20/11. Hierbij werd aandacht besteed aan de verfijning van de probleemstelling en onderzoeksvragen. Meer bepaald werd de relevantie benadrukt van de bijkomende focus op de top-down impact van Europa op de lokale besturen, alsook de focus op het lobbyen van lokale besturen naar Europa toe. PUBLICATIES: -
De kwantitatieve basis van het onderzoek (globale dimensies van Europeanisering, bottom-up dimensie, top-down dimensie) wordt verwerkt in onderzoekspapers (gepresenteerd op het PSA congres 2013, het politicologenetmaal 2013 en het UACES congres 2013) en een onderzoeksrapport. Deze zullen verschijnen in het eerste semester van 2013. Andere publicaties voor 2012 (onderzoeker en promotor):
-
Verhelst, T., Kerrouche, E. (2012). “Family, ambition, locality and party: a study of professionalization in the activation and apprenticeships of local councillors in Europe” In: Lex Localis-Journal of Local Self-Government, 10(1). p.37-62.
-
Steyvers, K., Verhelst, T. (2012). “Between Layman and professional? Political recruitment and career development of local councillors in comparative perspective” In: Lex Localis-Journal of Local Self-Government, 10(1). p.1-17.
-
Steyvers, K., Verhelst, T. (2012). “Path dependency: do councillor recruitment and career development matter?” In: Lex Localis-Journal of Local Self-Government, 10(1). p.85-101.
-
Reynaert, H. (2012). “The Social Base of Political Recruitment. A Comparative Study of Local Councillors in Europe” In: Lex Localis-Journal of Local Self-Government, 10(1). p.19-36.
-
Reynaert, H., Dobbelaere, B. (2012). “De gemeente doorgelicht: wegwijs in uw gemeente”.
-
Devos, C., Reynaert, H., Valcke, T. and Van Liefferinge, H. (2012). “Le visage de l'état: un protrait des élus depuis 1945” In: Les systèmes électoraux de la Belgique. p.459-480.
-
Steyvers, K., Reynaert, H., Valcke, T. (2012). “'Army of one or join the club?': comparing local political leadership in Europe” Comparative political leadership. In: Palgrave Studies in Political Leadership, p.227-248.
-
Valcke, T., Reynaert, H., De Ceuninck, K. (2012). “De interne Vlaamse staatshervorming: een kritische beschouwing” In: TERZAKE. p.14-17.
DEELNAME EN PRESENTATIE NATIONALE NETWERKEN: -
I.s.m. Eline Van Bever, presentatie “De Europeanisering van het lokale bestuursniveau in theorie en in de praktijk” op de studiedag 'Meerlagige bestuurscontext en de Europeanisering van het Vlaamse, provinciale en lokale bestuursniveau', georganiseerd door VLABEST, SARiV en vleva, Brussel, 20/11/2012.
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
28
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
DEELNAME EN PRESENTATIE INTERNATIONALE NETWERKEN: -
Verhelst, T., Olislagers, E., Reynaert, H., Steyvers, K., Valcke, T. (2012). “Different Arenas, Similar Problems? An Empirical Exploration of the Role of Councillors at the Local and Provincial Level in Flanders”. Paper presented for the conference ‘40 years of Policy & Politics: Critical reflections and strategies for the future’, Bristol, 18-19 September 2012.
ANDERE VALORISATIES:
3.5.6 Onderzoeksteam Coördinatie: Universiteit Gent Promotor: prof. dr. Herwig Reynaert (Universiteit Gent) Copromotoren: prof. dr. Kristof Steyvers (Universiteit Gent), prof. dr. Thomas Block (Universiteit Gent) en prof. dr. Peter Bursens (Universiteit Antwerpen) Onderzoeker: Tom Verhelst, 1 VTE (2012-2015)
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
29
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.6
S6 Impact van EU economisch beleid op de Vlaamse overheid The impact of EU Economic Policies on Flemish Governance (2012-2015, U. Antwerpen)
3.6.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen De centrale doelstelling van dit project bestaat erin om de impact in kaart te brengen van het sociaal-economische beleid van de EU op de Vlaamse governance structuren. Het betreft meer concreet een analyse van hoe de Vlaamse overheid zich organiseert om om te gaan met EU2020. EU 2020 wordt de volgende jaren een cruciaal EU beleidskader dat niet alleen ingrijpt op het niveau van de lidstaten, maar ook op regio’s die substantiële bevoegdheden hebben op het gebied van sociaal-economisch beleid. Deze doelstelling wordt benaderd vanuit twee fundamentele vragen en twee daarvan afgeleide toegepaste beleidsrelevante vragen. De eerste beschrijvende fundamentale vraag luidt: welke governance structuren hebben regionale entiteiten opgezet om deel te nemen aan het EU2002 beleidsproces? Welke actoren worden gemobiliseerd in welke fase, op welke manier, met welke instrumenten? Een hieruit volgende tweede fundamentele vraag is verklarend van aard. Is er variatie tussen de regionale entiteiten, beleidsdomeinen en fasen en wat zijn de oorzaken van verschillen en gelijkenissen? De antwoorden op deze vragen leggen niet alleen de basis voor een doctoraal proefschrift, maar zijn tevens onontbeerlijk om de achterliggende beleidsrelevante vragen te beantwoorden. De eerste hiervan betreft de vraag hoe Vlaanderen zich in vergelijking met andere regio’s en kleine lidstaten organiseert en hoe het reageert op het EU 2020 beleid, en of Vlaanderen kan leren van de aanpak van anderen. In welke mate kan Vlaanderen instrumenten en procedures overnemen die bij anderen succesvol blijken te zijn? Een tweede vraag gaat over de posities die Vlaanderen inneemt en de maatregelen die het neemt ter uitvoering van het Europese beleid. Hier wordt opnieuw een internationale vergelijking gemaakt in functie van het bestuderen van best practices. Extra aandacht zal hierbij, zoals gevraagd, uitgaan naar de bewegingsvrijheid en beleidsmarges die regio’s hebben bij het implementeren van het EU 2020 beleid. Het project wordt ingebed in politicologische en bestuurskundige literatuur, zowel theoretisch als empirisch. Het opzet is internationaal comparatief van aard. Door een vergelijking met andere regio’s en kleine lidstaten wordt het mogelijk om de variatie in respons te verklaren en om best practices te identificeren op basis waarvan aanbevelingen voor Vlaanderen kunnen geformuleerd worden. Zoals gevraagd door de Vlaamse overheid zal de concrete keuze van de casussen alsook de concrete keuze van de te bestuderen beleidsdossiers in samenspraak gebeuren met de leden van de klankbordgroep, en zal rekening gehouden worden met de keuzes en prioriteiten van Vlaanderen in Actie.
3.6.2 Methodologie Met betrekking tot het onderzoeksopzet hebben we een multiple case study voor ogen, waarbij we verschillende regio’s, lidstaten, beleidsdomeinen en beleidsfasen met elkaar vergelijken. Deels in overeenstemming met vorige onderzoeksprojecten binnen het consortium, selecteren we naast Vlaanderen ook Denemarken, Finland, Spanje (Catalonië) en het VK (Schotland). We zullen ons daarbij op de thema’s energie, onderwijs en opleiding en armoede focussen zodat we in totaal 15 case studies ter beschikking hebben. Voor het proefschrift zullen de 15 cases gecombineerd worden met een aantal onafhankelijke factoren (condities) uit het rationale en sociologische institutionalisme. Dit zal ons allicht toelaten een QCA analyse uit te voeren. De dataverzameling zal bestaan uit documentenanalyse en interviews met de betrokken actoren in de vijf regio’s. De actoren en documenten zullen over de verschillende niveaus (Europees, nationaal en regionaal) en organisaties worden verzameld. We kunnen hiervoor het netwerk gebruiken dat we gedurende vorige onderzoeken hebben opgebouwd. Interviews zullen ten eerste bestaan uit een vragenlijst die een zicht moet geven op de overheidsstructuren en het beleid. Ten tweede zal er ook gepeild worden naar factoren die variatie kunnen verklaren.
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
30
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
Na de dataverzameling, starten we met de analyse. Eerst zullen gelijkenissen en verschillen in regionale benaderingen geïdentificeerd worden. Daarna zullen we de factoren die de verschillende regionale strategieën verklaren in beeld brengen. Vervolgens kijken we naar onze afhankelijke variabele: de overheidsstructuren en het beleid van subnationale overheden in reactie op Europa 2020. Europa 2020 volgt een jaarlijkse cyclus die voor het eerst liep in 2011. Daardoor is het mogelijk om naast de data en interviews, via participerende observatie in de Vlaamse (en eventueel in de Waalse) administratie gegevens te verzamelen. De mogelijkheid hiertoe wordt onderzocht. Met betrekking tot de beleidsaanbevelingen wordt het zo mogelijk om tijdens de beleidsvorming advies te leveren. We kunnen de Vlaamse resultaten vergelijken over de drie beleidsdomeinen heen en met de andere regio’s.
3.6.3 Fasering & werkplan 2012 1-6 Onderzoeksopzet theoretisch kader
2012 7-12
2013 13-18
2013 19-24
2014 25-30
2014 31-36
2015 37-42
2015 43-48
en
In kaart brengen van Europa 2020 Dataverzameling Vergelijkende analyse Proefschrift
3.6.4 Activiteiten 2012 Tijdens de eerste helft van 2012 werd de literatuurlijst aangelegd en de structuur en de doelstellingen van EU2020 in kaart gebracht. Ook het Europese Semester werd onder de loep genomen. Op basis hiervan werden er cases en regio’s geselecteerd, en in juli 2012 afgetoetst met de klankbordgroep. Daarna werd de operationalisering verder uitgewerkt, zodat de voorbereiding voor de dataverzameling tegen in de loop van 2013 afgerond kan worden. Op basis van die literatuur en het in kaart brengen van Europa 2020 vond de case selectie plaats. Met welke regio’s en lidstaten willen we Vlaanderen vergelijken en welke beleidsdomeinen zullen daarbij centraal staan? Hierbij stonden zowel academische als beleidsrelevante inzichten centraal. Op basis van de literatuur en de geselecteerde cases werd een theoretisch kader uitgewerkt in het onderzoeksopzet. Dit theoretisch kader laat ons toe de dataverzameling reeds voor te bereiden. De tweede helft van 2012 werd dan ook voornamelijk gebruikt om de nationale en internationale dataverzameling voor te bereiden en deels uit te voeren. Eind 2012 werd de leescommissie goedgekeurd. Deze bestaat uit Peter Bursens (UA), Koen Verhoest (UA), Herwig Reynaert (UGent) and Steven Van Hecke (KULeuven).
3.6.5 Valorisatie 2012 KLANKBORDGROEPEN: Een klankbordgroep kwam bijeen op 08/06/2012 en op 17/12/2012. Hierbij werd aandacht besteed aan de case selectie en werd een eerste versie van het onderzoeksopzet voorgesteld. PUBLICATIES: - Paper met aanzet van het onderzoeksopzet - Een synthese verslag van het ECPR colloquium over steden en EU 2020 maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
31
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
-
(http://www.ua.ac.be/main.aspx?c=.ECPRJOINTSESSIONS2012&n=104577&ct=104577&p=true) Peter Bursens (2012) Europeanization and Sub-national Authorities in Bulmer, S. and Lequesne, Ch. (ed.) The Member States of the European Union, Oxford: Oxford University Press, 384-407. Beyers, Jan en Peter Bursens (2012) How Europe shapes the nature of the Belgian Federation. Differentiated EU impact triggers both cooperation and decentralization, ISL Working Papers (University of Agder, Norway), no. 8, 2012.
DEELNAME EN PRESENTATIE NATIONALE NETWERKEN: - Vleva debatten: o Big Brother Europe: Belgium under European supervision o The impact of the European budgetary policy on the Flemish, provincial and local governments - SBOV seminaries: o Internal kick-off o Intersteunpunten Transitieplatform o Transition management o The state of the State DEELNAME EN PRESENTATIE INTERNATIONALE NETWERKEN: - Ondersteuning in de organisatie van het ECPR colloquium ‘Cities and the Europe 2020 strategy’ - De workshop 'Flanders in Action and the Europe 2020 Dimension’ - Presentatie op de jaarlijkse NIG conferentie te Leuven van de paper: Towards Multilevel Parliamentary Control? geschreven door Peter Bursens, Matthias Vileyn en Frederic Maes - Een vierdaagse PhD course over ‘composite governance’ te Agder, Noorwegen en een presentatie van het onderzoeksopzet
3.6.6 Onderzoeksteam Coördinatie: Universiteit Antwerpen Promotor: prof. dr. Peter Bursens (Universiteit Antwerpen) Copromotor: prof. dr. Herwig Reynaert (Universiteit Gent) Onderzoeker: Frederic Maes, 1 VTE (2012-2015)
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
32
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.7
P1 Implementatie van de Beleids- en BeheersCyclus in lokale besturen Implementation of the ‘Policy and Management Cycle’ in local government (2012-2015, KU Leuven)
3.7.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen De invoering van de Beleids- en BeheersCyclus (BBC) wijzigt de opzet van het beleids- en beheersinstrumentarium van de Vlaamse gemeenten en OCMW’s grondig. De besluitvormer laat het aan de individuele besturen om bepaalde keuzes met betrekking tot de opzet van hun beleids- en beheersinstrumentarium te maken. De Vlaamse gemeenten en OCMW’s beschikken met andere woorden over heel wat vrijheidsgraden om het beleids- en beheerssysteem te enten op de eigen organisatie en behoeften. Een implementatie- en doorwerkingstoets dringt zich echter op. Onderstaande onderzoeksvragen en bijbehorende subvragen zijn daartoe relevant: 1. Welke keuzes maken besturen wat betreft de opzet van hun beleids- en beheerssysteem? a. Hoe kunnen we BBC omschrijven, conceptualiseren en afbakenen? Hoe vertalen lokale besturen BBC? Welke dilemma’s / moeilijkheden ondervinden ze daarbij? b. Welke (patronen van) variaties kunnen we terugvinden in de opzet van de BBC? Hoe kunnen we dit op systematische wijze in kaart brengen? c. Zijn er transversale verschillen waarneembaar tussen…? i. gemeenten en OCMW’s? ii. verschillende beleidsdomeinen? iii. ‘vroege’ starters (piloten) en ‘late’ starters? 2. Wat zijn de kortermijnimpact en langetermijneffecten van (variaties) in de implementatie van de BBC voor…? a. de informatiewaarde en het gebruik van de rapporten door verschillende actoren? b. de beleids- en beheerscyclus (plannen, monitoren en evalueren), de financiële cyclus (budgetteren, boekhouden en auditeren) en de link tussen beide? c. de bredere organisatie en het eventuele veranderingsproces (structuur, cultuur, sturing, samenwerking gemeente en OCMW, verdere automatisering…)? 3. In welke mate en hoe beïnvloeden (micro- en meso-)variabelen de implementatie van de BBC? a. welke variabelen oefenen een invloed uit en welke bevorderen/remmen de implementatie? b. welke voorwaarden moeten vervuld zijn opdat de besturen BBC minimalistisch versus maximalistisch implementeren? 4. Hoe kunnen de profielen van de lokale overheden in kaart gebracht worden inzake BBC? In het onderzoek kunnen langetermijneffecten echter nog niet achterhaald worden, aangezien de invoering van de BBC pas in 2011 is begonnen (en dit voor een selecte groep van lokale besturen). Het onderzoek focust zich aldus niet op tijdsgebonden aspecten van de implementatie van de BBC (zoals langetermijneffecten of transversale verschillen tussen ‘vroege’ en ‘late’ starters). Gezien hun relevantie kunnen deze vragen wel in vervolgonderzoek beantwoord worden. In het huidige onderzoek staan daarom voorop: het in kaart brengen van de implementatie van de BBC en de kortermijnimpact hiervan (= vragen 1 en gedeeltelijk 2) en de factoren die deze implementatie beïnvloeden en bevorderen (= vraag 3). Daarnaast wil dit onderzoek ook op bevattelijke wijze tot een profilering van de lokale overheden komen (zie vraag 4) inzake enerzijds de implementatie van BBC en anderzijds de factoren die deze implementatie bevorderen. Het is tenslotte relevant om een onderscheid te maken tussen wat BBC minimaal impliceert en wat het maximaal kan impliceren. Om het eerste te vatten wordt de letter van de regelgeving gevolgd (i.e. minimaal). Om het tweede te vatten wordt een kader gehanteerd waarin prestatie-informatie optimaal geïntegreerd (i.e. gemeten, geïncorporeerd en gebruikt) wordt, zowel in de financiële cyclus (budgetteren, boekhouden en auditen) als in de beleids- en beheerscyclus (plannen, monitoren en evalueren). Deze integratie van prestatie-informatie is niet alleen wat beide cycli resultaatgericht maakt, maar wat ze ook noodzakelijkerwijze aan elkaar bindt.
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
33
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.7.2 Methodologie Ervaring toont aan dat in functie van een goed begrip van de complexiteit en realiteit van de hervormingen in de publieke sector, het nodig is om meerdere onderzoeksmethoden te combineren, zoals survey onderzoek, literatuuronderzoek, documentanalyse en persoonlijke interviews. Deze multimethode aanpak heeft het voordeel dat de zwakte van één methode (bijvoorbeeld waar de gegevens van een documentanalyse beperkt blijven tot het officiële verhaal), gecompenseerd kan worden met de sterkte van een andere methode (bijvoorbeeld interviews die ook informatie bieden over informele gebeurtenissen, omstandigheden, percepties en opinies…). In dit onderzoek hanteren we een dergelijke multimethode aanpak. Het eerste, voorbereidende gedeelte van het onderzoek, start met een review van relevante literatuur en regelgeving. Een reeks plaatsbezoeken en exploratieve interviews met pilootbesturen volgen met de bedoeling de opzet van het BBC systeem en de motivatie voor deze opzet te bevragen. Vervolgens voeren we een beknopte, maar methodologische en systematische documentenanalyse van de meerjarenplannen en budgetten van de Vlaamse gemeenten en OCMW’s die gestart zijn met het BBC systeem. Deze analyse laat ons toe om informatie te verzamelen over de keuzes gemaakt door deze lokale besturen inzake de opzet van hun BBC systeem. De documentenanalyse zal zich vooral focussen op een aantal specifieke items, zoals het percentage van het budget gerepresenteerd in de prioritaire doelstellingen. In dit kader zijn de digitale rapportering en dus de databank opgezet door de Vlaamse overheid die informatie over deze BBC-rapportering verzamelt en ontsluit erg relevant. In het tweede deel van het onderzoek worden een aantal pilootbesturen grondig bestudeerd. Op basis van documentenanalyse en semi-gestructureerde interviews worden factoren die de hervorming van het financieel management in lokale overheden bevorderen, bestudeerd. Ook de kortetermijnimpact van de implementatie van de BBC wordt in rekening gebracht. In de derde fase van het onderzoek voeren we een survey onderzoek uit. Vragenlijsten worden verzonden zowel naar politieke actoren als naar ambtenaren binnen Vlaamse gemeenten en OCMW’s. Inhoudelijk zijn de vragen hoofdzakelijk gefocust op vier topics: (1) de opzet van het BBC systeem, (2) de integratie van prestatie-informatie in de financiële en de beleids- en beheerscyclus, (3) de kortetermijnimpact van de implementatie van het BBC systeem en (4) de aanwezigheid van factoren die de implementatie van de BBC (naar letter, naar geest) bevorderen. Respondenten worden bevraagd over deze topics afhankelijk van de doelgroep waartoe zij behoren (bijvoorbeeld burgemeesters, schepenen, ontvangers, etc.) In het vierde deel worden de data, verzameld tijdens de eerste, tweede en derde onderzoeksfasen, gelinkt aan elkaar. Dit biedt de opportuniteit om een BBC “scan” te ontwerpen, zijnde een generiek meetinstrument dat de resultaatgerichtheid van het financieel systeem van het lokale bestuur in kaart weet te brengen. Op basis van de onderzoeksresultaten, kunnen succesfactoren voor de implementatie van het BBC systeem geïdentificeerd worden en beleidsaanbevelingen geformuleerd worden.
3.7.3 Fasering & werkplan 2012-2015
01-12/ 2012
07-12/ 2012
01-06/ 2013
07-12/ 2013
01-06/ 2014
07-12/ 2014
01-06/ 2015
07-12/ 2015
Inwerkperiode Documentanalyse Casestudy Surveyonderzoek Analyse & scan Samenvatting
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
34
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.7.4 Activiteiten 2012 1. WP1: met als doel de onderzoeker kennis te laten maken met de beleids- en beheerscyclus, werd een inloopperiode van drie weken voorzien. Zoals vooropgesteld, had de onderzoeker tijdens deze inloopperiode contact met het BBC-team van de Vlaamse overheid en met een provinciale afdeling van het Agentschap Binnenlands Bestuur. Ook was het nuttig om in deze periode, naast inwerken in regelgeving en relevante literatuur, opleiding te volgen inzake BBC (meer specifiek bij de OBAC). 2. WP2: om inzicht te verwerven in de lokale praktijk en de vrijheidsgraden die het BBC-systeem biedt, werden exploratieve interviews georganiseerd in een aantal pilootbesturen, geselecteerd op basis van verschillende criteria (groot vs. klein, softwarepakket, gemeente vs. OCMW, beschikbaarheid etc.). Deze interviews hadden als doel na te gaan welke keuzes werden gemaakt m.b.t. BBC en waarom. In deze fase werden de vragen gericht aan de secretarissen en ontvangers van de geselecteerde besturen. Daarnaast leverden de exploratieve interviews input voor de opzet van de volgende onderzoeksfases (survey en gevalstudies). De geïnterviewde besturen waren de gemeente Tienen, gemeente Hemiksem, gemeente en OCMW Zoersel, OCMW De Pinte, OCMW Dilbeek, gemeente Oostrozebeke en stad Aalst. De onderzoeker kon aan het einde van deze periode een relevante bijdrage leveren aan de opleiding inzake de BBC georganiseerd door het Instituut voor de Overheid, alsook aan een artikel voor het tijdschrift VTOM (zie “valorisatie”). Er werd een eerste bijeenkomst van de klankbordgroep georganiseerd. 3. WP3: Vertrekkende van de bevindingen van WP1 en WP2, werd een documentenanalyse opgezet. Meer bepaald is het met deze analyse de bedoeling een systematische screening uit te voeren van de digitale rapportering van de pilootbesturen. Het analysekader maakt het enerzijds mogelijk om specifieke uitspraken te doen over de implementatie van de beleids- en beheerscyclus naar de letter van de regelgeving en anderzijds om een aantal bredere inzichten te verwerven over de mate waarin resultaatgericht management geïntroduceerd is (althans voor wat blijkt uit de digitale informatie). De eigenlijke uitvoering van de documentenanalyse kan echter pas aanvangen eens de digitale databank operationeel is. In deze periode wist de onderzoeker ook twee presentaties te brengen op de European Group for Public Administration (EGPA, Noorwegen) inzake de introductie van resultaatgericht (financieel) management in Vlaamse lokale besturen (zie “valorisatie”). 4. WP4: Naast de documenten, bleek het belangrijk voldoende aandacht te schenken aan (de diepgang van) de veranderingen die de implementatie van de BBC veroorzaakt (heeft). De onderzoeker werkte hiertoe een plan van aanpak uit. Dit plan van aanpak omvat een duidelijke keuze voor een focus op prestatiegericht begroten en boekhouden, zoals deze geconcipieerd worden door de OESO. Een vragenlijst uitgewerkt door de OESO die bestemd is voor centrale overheden, kan, mits de nodige vertaling en aanpassing, als basis dienen voor komende onderzoeksfasen, zijnde casestudy onderzoek (kleinschalig, 2013) en survey onderzoek (grootschalig, 2014). In deze onderzoeksfase leverde de onderzoeker ook een relevante bijdrage aan de opleiding georganiseerd door het Instituut voor de Overheid i.v.m. resultaatgericht financieel management in de publieke sector (federaal – Vlaams – lokaal). Er werd ten slotte ook een tweede bijeenkomst van de klankbordgroep georganiseerd. Gepland wordt dat eind 2012 de onderstaande publicaties en valorisaties worden opgeleverd:
3.7.5 Valorisatie 2012 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam bijeen op 26 juni 2012. Hierbij werd aandacht besteed aan de verworven inzichten van de onderzoeker inzake de beleids- en beheerscyclus (o.b.v. interviews, regelgeving en literatuur), een schets van het verdere verloop van het onderzoek en een terugkoppeling met resultaten uit het onderzoek van SBOVII (inhoudelijk verwant met dit project). De klankbordgroep kwam voor een tweede keer bijeen op 5 december 2012. Hierbij werd het analysekader voor de documentenanalyse besproken, alsook de mogelijke hindernissen i.v.m. de uitvoering van de documentenanalyse (namelijk de operationalisering van de digitale databank). Daarnaast werd ook aandacht besteed aan het plan van aanpak voor het onderzoek voor de komende periode, en meer specifiek de keuze voor de aanpassing en vertaling van de OESO vragenlijst als basis voor komende casestudies en survey. maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
35
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
PUBLICATIES -
Demeulenaere Elke, Weets Katrien & Bouckaert Geert (2012). “Resultaatgericht plannen en begroten in Vlaamse gemeenten”. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement. 16(4): 3-9
PARTICIPATIE EN PRESENTATIE IN NATIONALE NETWERKEN *Presentatie: - IO-opleiding “Aan de slag met BBC” (06/2012) - IO-opleiding “Resultaatgericht financieel management in de publieke sector” (11/2012) *Participatie: - Oost-Vlaamse Bestuursacademie: Beleid plannen, meten, weten (23/04/2012 & 07/05/2012, Gent) Boekhoudkundige rubrieken & waarderingsregels lezen en interpreteren (17/04/2012, Gent) Beleids- en beheersrapporten opmaken (15/03/2012 & 22/03/2012, Gent) - Studiedag “Samen bouwen aan een sterk bestuur: personeelsbeleid als strategische keuze voor de volgende bestuursperiode” (31/05/2012, Leuven) - Informatiesessie “Aanpassingen gemeente- en OCMW-decreet: bent u nog mee?” (21/06/2012, Torhout) - Studiedag “Minder planlasten” (05/11/2012, Brussel) PARTICIPATIE & PRESENTATIE OP INTERNATIONALE NETWERKEN *Presentatie: - EGPA pre-conference for Doctoral Students and Junior Scholars2012. 3-4 september 2012. Noorwegen: Bergen: Demeulenaere Elke & Bouckaert Geert (2012). Managing Performance in Flemish local Governments. 28 p. - EGPA conference 2012. 5 -8 september 2012. Noorwegen: Bergen: Demeulenaere Elke, Weets Katrien & Bouckaert Geert (2012). Implementing financial management change: empirical testing of a model. 39 p. *Participatie: - NIG Annual Workconference 2012, Panel 13, Change Management in de Public Sector (30/11/2012) ANDERE VALORISATIES: - Doctoraatsvoorstel Results oriented financial management in Flemish local governments: the integration of performance information in the financial cycle (19/12/2012; goedgekeurd door begeleidingscommissie met als leden Geert Bouckaert, Johan Ackaert & Vital Put).
3.7.6 Onderzoeksteam Coördinatie: KU Leuven Promotor: prof. dr. Geert Bouckaert (KU Leuven) Copromotor: prof. dr. Johan Ackaert (Universiteit Hasselt) Onderzoeker: Elke Demeulenaere, 1 VTE (2012-2015)
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
36
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.8
P2 Optimalisering van management van interbestuurlijke informatieprocessen in Vlaanderen - Towards optimal chains of inter-governmental information management (2012-2015, KU Leuven)
3.8.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Overheden zijn vandaag meer dan ooit afhankelijk van efficiënte en effectieve beleids- en beheersprocessen, gesteund door geavanceerde informatiesystemen. Informatie is immers één van de basisbouwstenen voor goed beleid en dienstverlening. Informatiemanagement is essentieel voor innovatie in de publieke sector. De verzameling en uitwisseling van informatie verbeteren zal dan ook bijdragen tot een meer slagkrachtige overheid. Tal van informatiestromen overschrijden administratieve grenzen en niveaus – ze zijn interbestuurlijk van aard. Het toenemend belang van informatie, informatiemanagement en de groeiende technologische mogelijkheden brengen echter ook uitdagingen met zich mee. Die uitdagingen zijn niet alleen technologisch, maar ook organisatorisch (bv. hoe informatieketens organiseren?), financieel (bv. wie betaalt wie voor welke data?) en hebben betrekking op managementvraagstukken (bv. wie regisseert en stuurt de informatiestromen aan?), eigenaarschap (bv. wie ontwikkelt welke databanken?), enz. Deze vraagstukken ontmoeten elkaar in een netwerksetting: actoren zijn wederzijds afhankelijk van elkaars hulpbronnen (waarbij informatie centraal staat) en moeten dus onderling samenwerken om de informatieketens te bouwen en te versterken. Dit onderzoek wil vanuit een multidisciplinaire invalshoek de informatieketens in kaart brengen en in typologieën onderbrengen, kritische succes- en faalfactoren identificeren en zoeken naar zogenaamde ketenoptimalisatie. We vertrekken daarbij vanuit de informatieketens zelf en hun kenmerken (aard van informatie, betrokken actoren, …). Het onderzoek tracht concreet de volgende vragen te beantwoorden. 1) Wat zijn de huidige ontwikkelingen in management van informatieketens, toegepast op de publieke sector? 2) Welke zijn de belangrijkste interbestuurlijke informatieketens in Vlaanderen? a. Wat zijn hun ketenkarakteristieken op het vlak van governance en organisatie, management, technische, economische en juridische aspecten? b. Hoe zijn deze ketens opgebouwd en rond welke actoren? 3) Welke types van ketens zijn te onderscheiden en in hoeverre vragen ze aangepaste ketenregie? 4) Hoe kunnen we performantie van ketens meten en monitoren? 5) Wat zijn de belangrijkste prestatiecriteria? 6) Wat zijn de bouwstenen voor management van informatieketens? 7) Welke zijn de kritische succes- en faalfactoren (KSF’s) of randvoorwaarden voor optimale ketens, vanuit keten- en stakeholderperspectief? a. Welke zijn de optimale informatieketens? b. Wat impliceren deze optimale informatieketens voor de betrokken stakeholders? 8) Hoe zijn de KSF’s van toepassing op de overheden in Vlaanderen betrokken in de interbestuurlijke informatieketens? 9) Hoe kunnen we tot ketenoptimalisatie komen en varieert dit naargelang het type informatieketen? Wat zijn sleutelcriteria voor ketenoptimalisatie? 10) Wat zijn de leidende principes die gehanteerd kunnen worden bij informatiemanagement van ketens in Vlaanderen? Onderzoeksmethodologie De vereiste data zal verzameld worden door middel van surveys, case studies, diepte interviews, testen, (model)toepassingen, netwerk analyses en mogelijke model scenario’s. Case studies vormen empirische vertalingen van het theoretische kader. Bijgevolg is het van groot belang een te verdedigen set van criteria te identificeren om de juiste cases uit een lijst van kanshebbers te bepalen.
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
37
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
Een casus wordt geselecteerd op basis van de onderzoeksdoelen maar de selectie gebeurt in samenspraak met de Vlaamse overheid. We ontwikkelen een vergelijkende casusstudie en selecteren gevallen die op een aantal punten verschillen. Dit geeft ons de mogelijkheid een typologie en verschillende management modellen voor het verbeteren van ketens te ontwikkelen en testen. Fasering & werkplan Onderzoeksfasen/ Werkpaketten 1.
2. 3. 4. 5. 6.
7. 8. 9.
2012 1-6
2012 7-12
2013 13-18
2013 19-24
2014 25-30
2014 31-36
2015 37-42
2015 43-48
Trends informatie management Keten inventarisatie Ketentypologie Keten prestatie criteria Keten prestaties Impact evaluatie / toegevoegde waarde Implicaties Optimale ketenmodellen Succes factoren
Activiteiten 2012 In 2012 werden de werkpakketten; ketentypologieën (WP3) voorzien.
macroanalyse
(WP1),
keteninventarisatie
(WP2)
en
WP1: macroanalyse. We starten met een verkenning en analyse van binnen- en buitenlandse trends op het vlak van (onderzoek naar) informatiemanagement en ketens, om een aantal ideaaltypes te ontwikkelen waarmee we in een later stadium praktijken in Vlaanderen kunnen vergelijken. We hebben hierbij ook oog voor de Europese Digitale Agenda, zoals gevraagd door de opdrachtgever. We brengen hier ook al mogelijke strategieën voor het ontwikkelen en verbeteren van interbestuurlijke ketens in beeld. We werken in eerste instantie op basis van desk research en zullen waar nodig enkele gesprekken met experts houden. Output: Dit werkpakket is een belangrijke bouwsteen voor het verdere verloop van het project. Dit werkpakket krijgt vorm in een publicatie en een aantal lessen voor Vlaanderen. WP 2: keteninventarisatie. In dit werkpakket gaan we systematisch de interbestuurlijke informatieketens (zoals bouwvergunning, milieuvergunning, CRAB) inventariseren via een mapping kader dat mee op basis van WP 1 is ontwikkeld. Het kader zal deels steunen op Grijpink’s ‘goal profile for intergovernmental e-governance’ (Grijpink, 1999) en zal gebruik maken van zogenaamd ‘Business Process Modelling Notation (BPMN) (zur Muehlen and Recker, 2008). BPMN is een grafische tool om ketenactiviteiten in beeld te brengen. De afbakening van de breedte van de inventaris gebeurt aan de hand van een aantal selectiecriteria. Deze inventarisatie gebeurt in nauw overleg met de opdrachtgever en via experts (bv. vakorganisaties). Output: Dit werkpakket resulteert in een databank met interbestuurlijke ketens en hun belangrijkste kenmerken. De resultaten worden in de vorm van een publicatie gepresenteerd. WP 3: ketentypologieën. Na de inventarisatie of mapping in WP 2 gaan we de ketens verder classificeren en aan de hand van typologieën analyseren met het oog op het voorbereiden van strategieën voor ketenoptimalisatie. Naargelang het type zal de managementstrategie immers maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
38
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
vermoedelijk kunnen en moeten variëren. Elementen zijn o.a. beleidsdomeinen, aantal betrokken bestuurslagen, aantal actoren, eindgebruikers, datatype, soort informatiestromen en –systemen, enz. (zie o.a. Kumar & van Dissel, 1996). In dit stadium worden een aantal ketens geselecteerd in overleg met de opdrachtgever om de analyse te verdiepen. De analyse ervan gebeurt op basis van documentenanalyse en interviews met betrokken actoren. Output: Dit werkpakket resulteert in een tussentijdse rapportage waarin de typologieën uitgewerkt worden en al aanzetten tot managementstrategieën worden gegeven.
Valorisatie 2012 KLANKBORDGROEPEN: Een klankbordgroep kwam bijeen op 29 juni 2012 en 19 december 2012. Hierbij werd aandacht besteed aan de stand van zaken van het onderzoek, de toekomstige activiteiten, de studiedag van 29 januari 2013 (“Tussen droom en realiteit in de e-overheid. Interbestuurlijk informatie delen”), de resultaten van het eerste SBOV rapport en de casuskeuze op basis van de inventaris van interbestuurlijke informatie processen.
PUBLICATIES -
Lies Van Cauter, Joep Crompvoets, Joris Voets, (maart 2013), SBOV rapport, Tussen droom en realiteit in de e-overheid: interbestuurlijke informatie processen als onderbouw voor slagkrachtige overheden, 112p.
DEELNAME EN PRESENTATIE INTERNATIONALE NETWERKEN: -
EGPA pre-conference for Doctoral Students and Junior Scholars2012. 3 -4 september 2012. Noorwegen: Bergen: Van Cauter Lies, Crompvoets Joep & Voets Joris (2012). Improving intergovernmental information processes: in search of the appropriate management strategy. 16 p. .NIG (Netherlands Institute of Government Annual Work) Conference. 29-30 november 2012. Leuven: Van Cauter Lies, Crompvoets Joep & Voets Joris (2012). Intergovernmental information processes: an exploration of Flanders. 19 p.
ANDERE VALORISATIES -
Voorbereiding studiedag 29 januari 2013, Leuven (“Tussen droom en realiteit in de e-overheid. Interbestuurlijk informatie delen”).
Onderzoeksteam Coördinatie: KU Leuven Promotor: prof. dr. Joep Crompvoets (KU Leuven) Copromotor: prof. dr. Filip De Rynck (Hogeschool Gent), prof. dr. Geert Bouckaert (KU Leuven) en prof. dr. Joris Voets (Universiteit Gent) Onderzoeker: Lies Van Cauter, 1 VTE (2012-2015)
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
39
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.9
P3 Management van informatieprocessen in Vlaamse lokale besturen Management of organisation-wide information chains in Flemish local governments (20122015, Hogeschool Gent)
3.9.1 Probleemstelling & doelstelling Dit project focust op het management van organisatiebrede of dienstoverschrijdende ICTveranderingsprocessen in Vlaamse centrumsteden. Stedelijke administraties spreken het potentieel van informatie en communicatietechnologieën (ICT’s) aan om de lokale individuele dienstverlening efficiënter, effectiever en klantvriendelijker te organiseren. Het doel is de realisatie van performante en geïntegreerde dienstverleningsketens. Een voorbeeld is de implementatie van customer relationship management systemen (CRMs) als een toepassing voor de coördinatie van datastromen ter ondersteuning van individuele dienstverleningsprocessen. Sommige van deze ketens (bijvoorbeeld de toekenning van een stedelijke bouwvergunning) overschrijden de grenzen van de gemeentelijke administratie. Het herontwerpen en transformeren van de publieke dienstverlening vindt dus plaats in intra- en interbestuurlijke netwerken waarin verschillende publieke en private actoren samenwerken. Ten eerste willen we deze trend beschrijven. Welke organisatiebrede en dienstoverschrijdende dienstverleningsprocessen zijn gedigitaliseerd? Welke types van processen en andere organisatiekenmerken zijn het object van deze veranderingsprocessen? Een exploratieve en beschrijvende onderzoeksfase moet een beeld geven van de technologische, organisatorische en culturele (heterogene) inbedding van individuele dienstverleningsprocessen. Ten tweede voorzien we een verklarende onderzoekscomponent. Waarom verschilt de technologische en organisatorische inbedding van dienstverleningsprocessen tussen de steden? Wat verklaart deze verschillen? Ten derde willen we deze veranderingsprocessen exploratief evalueren. Lossen de door ICT ondersteunde individuele dienstverleningsprocessen de verwachtingen in termen van effectiviteit in? Zijn de verwachtingen van stedelijke overheden ingelost? Wat zijn de directe en indirecte, de verwachte en onverwachte en de positieve en negatieve (neven)effecten? Wat is het effect op de organisatiestructuur en -cultuur van steden? Is er een veranderende cultuur waar te nemen over hoe burgers als klanten moeten behandeld worden? Wordt het dominerend ‘eilanddenken’ ingeruild voor een organisatiebrede gecoördineerde dienstverlening? Is er echt sprake van institutionele vernieuwing? Voor de theoretische omkadering doen we beroep op verschillende theorieën organisatieveranderingen zoals de configuratietheorie en de neo-institutionele theorie.
over
3.9.2 Methodologie De beschrijvende onderzoeksfase is een verkenning van de basiskenmerken van het onderzoeksobject (exploratieve onderzoeksfase) en is gebaseerd op een reeks van (semigestructureerde of gestructureerde) diepte-interviews en een besloten seminarie (zie infra) met ambtelijk leidinggevenden betrokken in de ICT-gerelateerde veranderingsprocessen op het vlak van de individuele dienstverlening. De beschrijvende onderzoeksfase is gericht op een inductieve analyse van de veranderingsprocessen. Die inductieve inzichten contrasteren we met de theoretische inzichten uit de literatuurstudie als aanzet voor de ontwikkeling van een theoretisch onderzoekskader. De verklarende en de exploratieve evaluerende onderzoekscomponent steunen op de configuratiebenadering (zie bijvoorbeeld: Greenwood & Hinigs, 1996) van organisaties en worden uitgevoerd op basis van een multiple casestudiedesign. De beschrijvende en explorerende onderzoeksfase moeten samen met een pilootcasestudie de basis leggen voor een weloverwogen selectie van cases en de stabiele en variërende variabelen tussen de cases. Triangulatie van onderzoeksmethoden (focusgroepen, interviews, documentenanalyses,…) is aangewezen.
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
40
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.9.3 Fasering & werkplan Werkpakketten
2012 1-6
1.
Meta-analyse van literatuur
2.
Verkennende en beschrijvende onderzoeksfase: focus groepen en interviews
3.
Feedbackronde en valorisatie
4.
Uitvoering van een pilootcasestudie en ontwikkeling van een casestudiedesign voor de verklarende en exploratieve evaluerende onderzoekscomponenten.
5.
Uitvoeren van casestudiedesign
6.
Analyse van resultaten
7.
Feedbackronde en valorisatie
8.
Theoretisering
9.
Feedbackronde en valorisatie
het de
2012 7-12
2013 1-6
2013 7-12
2014 1-6
2014 7-12
2015 1-6
2015 7-12
multiple casestudie
3.9.4 Activiteiten 2012 Tijdens het startjaar van het onderzoeksprogramma organiseerden we een exploratieve beschrijvende onderzoeksronde en voerden we een literatuurstudie uit. Beiden moeten, samen met een pilootcasestudie in de eerste helft van 2013, bijdragen tot een definitief en theoretisch ingebed casestudiedesign (zie werkpakket 4). We voerden een exploratief onderzoek in centrumsteden als startpunt voor het onderzoeksspoor. Met een open vizier bestudeerden we de geplande, lopende en gerealiseerde veranderingen op het vlak van de stedelijke individuele dienstverlening en de rol van ICT in deze veranderingsprocessen. De verkennende onderzoeksfase besloeg een analyse van stedelijke beleidsdocumenten, 15 interviews met leidinggevende stedelijke ambtenaren van de dertien Vlaamse centrumsteden. De interpretatie van de bevindingen verliep in interactie met academici en praktijkmedewerkers (zie de valorisaties). De conclusie van het verkennende onderzoek is dat dienstverleningsprocessen met een sterk gelijkaardige of dezelfde finaliteit technologisch en organisatorisch verschillend zijn ingebed in verschillende steden. Die heterogeniteit vormt het startpunt voor een volgende empirische onderzoeksfase (pilootcasestudie en multiple casestudiedesign). Een literatuuronderzoek dat parallel liep aan het verkennend onderzoek genereert een basis van theoretische onderbouw voor de volgende empirische onderzoeksfase. We steunen op de configuratiebenadering gekenmerkt door een holistische kijk op organisaties als een configuratie van organisatiekenmerken zoals bijvoorbeeld ‘structuur’, ‘technologie’ en ‘cultuur’ ingebed in een externe omgeving. We opteren voor de ‘interactionele configuratiebenadering’ waarbij organisatieveranderingen worden geconceptualiseerd als interactieprocessen tussen stedelijke coalities gericht op betekenisverlening, waarop bestaande interne en externe instituties doorwerken en waarbij machtsposities en afhankelijkheidsrelaties tussen coalities van actoren samen met ‘capacity for action’ worden aangeduid als belangrijke verklaringsvariabelen.
3.9.5 Valorisatie 2012 KLANKBORDGROEPEN:
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
41
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
Een eerste klankbordgroep kwam bijeen op 29 juni. Hierbij werd aandacht besteed aan de resultaten van het lopende verkennende onderzoek naar veranderingen op het vlak van de organisatie van de ‘individuele’ dienstverlening in centrumsteden. De resultaten, het doel, het opzet en de verhouding van deze exploratieve onderzoeksfase ten aanzien van het globale onderzoek werden toegelicht en besproken. Een tweede klankbordgroep kwam bijeen op 19 december. Hierbij werd aandacht besteed aan de finale bevindingen van het lopende verkennende onderzoek en werden de contouren van het onderzoeksdesign voor de volgende empirische onderzoeksfase toegelicht. PUBLICATIES: -
-
Vander Elst Simon & De Rynck Filip (2012). ICT-supported reforms of service delivery in Flemish cities: testing the concept of 'information ecology'. 33 p. Vander Elst Simon & De Rynck Filip (2012). Innovating the delivery of individual services within Flemish cities. Inventory of ICT-driven heterogeneity. 51 p. Vander Elst Simon & De Rynck Filip (2012). ICT-supported reforms of service delivery in Flemish cities: testing the concept of 'information ecology'. EGPA conference 2012. 5-8 september 2012. Noorwegen: Bergen. Permanent Study Group I. 22 p. Vander Elst Simon & De Rynck Filip (2012). Innovating the delivery of individual services within Flemish cities. Inventory of ICT-driven heterogeneity. RUC Sunrise Conference 2012. Denemarken: Roskilde. Panel: Digitalization as a Driver of Public Innovation. 31 p.
DEELNAME EN PRESENTATIE NATIONALE NETWERKEN: -
-
-
-
-
Organisatie van een studiedag ‘De lokale besturen en de Kruispuntbank van Ondernemingen. Gegevens uitwisselen tussen besturen: evident maar niet vanzelfsprekend’ op 4 mei. Voorstelling van de resultaten, inclusief aanbevelingen, van een studie naar de positie van steden en gemeenten in het interbestuurlijke netwerk van de Kruispuntbank van Ondernemingen. Tijdens een expertenpanel en gemodereerde interactiesessie met het publiek werd gereflecteerd op de barrières die een performant functioneren van het KBO-netwerk in de weg staan. Deelname aan en het presenteren van de onderzoeksresultaten van een studie over de Kruispuntbank van Ondernemingen (en breder: ‘lokaal e-government’) op de ‘overlegtafels lokale economie’ met partners: de VVSG, Agentschap Ondernemen, de RESOCs en VOKA. Bijwonen van de Trefdag VVSG op 29 maart. Deelname aan en het presenteren van de onderzoeksresultaten van een studie over de Kruispuntbank van Ondernemingen (en breder: ‘lokaal e-government’) op het ‘Common Citizen Service Platform van V-ICT-OR. Bijwonen van de V-ICT-OR Shopt IT 2012 op 26 april. Bijwonen van de V-ICT-OR Manage IT 2012 op 6 december. Deelname aan de stuurgroep ‘I-scan II’ met leden: HoGent, V-ICT-OR, de VVSG, CORVE en MICT. Deze stuurgroep volgt de werkzaamheden van het I-scan project op. De resultaten van het SBOV III onderzoek werden tijdens de stuurgroepvergadering toegelicht en inputs van de deelnemende partners werden geïnventariseerd om de praktijkrelevantie van het SBOV III onderzoeksspoor te bewaken. Organisatie van een intern seminarie ‘Klantgerichte centrumsteden en de midoffice. Een siamese tweeling?’ op 11 december en in coproductie met het Kenniscentrum Vlaamse Steden. Dit seminarie droeg bij aan de interpretatie en analyse van de verkennende onderzoeksresultaten in interactie met leidinggevende ambtenaren uit de centrumsteden. Dr. Marcel Hoogwout gaf een lezing over de resultaten van zijn proefschrift ‘De rationaliteit van de klantgerichte overheid. Een onderzoek naar de spanningen die de invoering van het klantdenken bij gemeenten veroorzaakt en de manier waarop gemeenten daarmee omgaan.’.
DEELNAME EN PRESENTATIE INTERNATIONALE NETWERKEN: -
Deelname aan en presenteren van een paper in het panel ‘Public Management in volatile times: egovernment as enabler of public sector reform’ op de jaarlijkse IRSPM conferentie: Vander Elst Simon & De Rynck Filip (2012). Intergovernmental data sharing and the concept of networks. Towards a network approach for analyzing intergovernmentel data sharing networks’. IRSPM conference. Italië: Rome. Panel: Public Management in volatile times: e-government as enabler of public sector reform. 22 p. Het betrof de voorstelling van een paper met empirische data van een vorige onderzoeksopdracht (maar dat aansluit bij het huidige SBOV III onderzoeksspoor). De
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
42
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
-
-
-
-
-
aanwezigheid op de conferentie werd aangegrepen om met de internationale academici te reflecteren over het mogelijke onderzoeksopzet van het SBOV III onderzoeksprogramma. Deelname aan en presenteren van een paper in de workshop ‘New public governance: complex systems and networks’ op de 8th Transatlantic Dialogue: Vander Elst Simon & De Rynck Filip (2012). Performance assessment of public service delivery networks. A case study of the Belgian network Crossroads Bank for Enterprises. 8th Transatlantic Dialogue 2010. Nederland: Nijmegen. Workshop: New public governance: complex systems and networks. 23 p. Het betrof de voorstelling van een paper op basis van empirische data van een niet SBOV III gerelateerde onderzoeksopdracht (maar dat aansluit bij het huidige SBOV III onderzoeksspoor). De aanwezigheid op de conferentie werd aangegrepen om met de internationale academici te reflecteren over het mogelijke onderzoeksopzet van het SBOV III onderzoeksprogramma. Deelname aan en presenteren van een paper in het panel ‘e-government (ICT in PA)’ op de jaarlijkse EGPA conferentie: Vander Elst Simon & De Rynck Filip (2012). ICT-supported reforms of service delivery in Flemish cities: testing the concept of 'information ecology'. EGPA conference 2012. 5-8 september 2012. Noorwegen: Bergen. Permanent Study Group I. 22 p. Deelname aan en presenteren van een paper in het panel ‘Digitalization as a Driver of Public Innovation’ op de RUC Sunrise conferentie: Vander Elst Simon & De Rynck Filip (2012). Innovating the delivery of individual services within Flemish cities. Inventory of ICT-driven heterogeneity. RUC Sunrise Conference 2012. Denemarken: Roskilde. Panel: Digitalization as a Driver of Public Innovation. 31 p. Deelname aan het ‘seminar on Qualitative Comparative Analysis (QCA) in Policy-oriented and Public Administration Research’ op 21 mei te Louvain-La-Neuve. Deelname met het oog op het prospecteren van de methodologische meerwaarde van QCA. Bilaterale gesprekken met Nederlandse academici werden gevoerd om input te verkrijgen over de theoretische onderbouw van het onderzoeksspoor: prof. Victor Bekkers, prof. Albert Meijer, dr. Marcel Hoogwout en dr. Arre Zuurmond.
3.9.6 Onderzoeksteam Coördinatie: Hogeschool Gent Promotor: prof. dr. Filip De Rynck (Hogeschool Gent) Copromotor: dr. Joep Crompvoets (KU Leuven) en prof. dr. Joris Voets (Universiteit Gent) Onderzoeker: Simon Vander Elst, 1 VTE (2012-2015)
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
43
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.10 P4 Regionale benchmarking van overheidsperformantie - Regional Benchmarking of Public Administration Performance (2012-2015, U. Antwerpen) 3.10.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Dit project onderzoekt de prestaties op het vlak van bestuur voor een selectie van regio’s en indicatoren in Europa. Het project onderzoekt dus niet de inputzijde, maar de outputs en outcomes van de bestuurlijke organisatie. In een tweede fase wil het project ook de verschillen verklaren. De doelstelling van het project is dubbel. Ten eerste bouwen we een originele dataset op om prestaties van de bestuursfuncties in een overheid te beoordelen in Europese regio’s. Prestaties van het bestuur zijn - in tegenstelling tot de prestaties van beleidssectoren (bv. onderwijs, gezondheidszorg)- slechts in beperkte mate internationaal vergelijkend onderzocht. Government at a glance van de OECD is de belangrijkste uitzondering hierop. Het meerjarenplan Slagkrachtige Overheid (VIA) van de Vlaamse overheid legt een sterke nadruk op internationaal vergelijkende metingen. Het definieert de ontwikkeling van een barometer in dit veld als een belangrijk sleutelproject. Ten tweede zullen we ook de geobserveerde verschillen tussen regio’s proberen te verklaren. Deze analyse zal voornamelijk gebeuren op basis van een literatuurstudie van beschikbaar onderzoek. Als fundamentele onderzoeksvragen onderkennen we:
-
Hoe kan de performantie van het openbaar bestuur op een overheidsbreed macroniveau gemeten worden?
-
Hoe kan de performantie van verschillende gebieden (X) van het openbaar bestuur (X1, gemeten worden?
-
Hoe kan de performantie van het openbaar bestuur verklaard worden door de reformepisodes en op een overheidsbreed macroniveau?
..
Xn)
De toegepaste onderzoeksvragen die uit de fundamentele vragen voortvloeien zijn:
-
Hoe kan Vlaanderen m.b.t. PA performance gebenchmarkt worden? Wat is de positie van Vlaanderen binnen een set van vergelijkbare regio’s? Wat kunnen we leren van de institutionele arrangementen van andere regio's?
3.10.2 Methodologie Dit project onderzoekt de PA performance, waarbij performance volgens de mainstream definitie als outputs en outcomes van openbare productie wordt gezien. Om indicatoren te kunnen ontwikkelen, is het belangrijk te verduidelijken, dat PA meer gaat over “in staat stellen” dan over “leveren”. Verder heeft het ook een transversale natuur: PA heeft een impact op alle andere beleidssectoren. Er bestaat uitgebreid onderzoek naar de concepten van de structuur en de hervormingen van de publieke sector. Ook wat betreft de cultuur is er omvangrijke literatuur te vinden: bevindingen van onderzoek naar vertrouwen in de overheid, administratieve cultuur alsook public sector motivation kunnen worden gebruikt voor ons onderzoek naar de algemene houding van het personeel ten opzichte van de overheidssector. In een eerste fase van het project zullen voor de afhankelijke variabele originele data over PA performance verzameld worden in een aantal regio’s en landen naast Vlaanderen. De case selectie zal gebaseerd zijn op de benchmarking regio’s die in het project slagkrachtige overheid aan bod komen. Cases kunnen zowel regio’s zijn als kleine landen met een vergelijkbare omvang als Vlaanderen zoals Denemarken en Finland. We sluiten zo veel mogelijk aan bij de bestaande indicatoren uit de barometer slagkrachtige overheid. Aangezien dit project op relatief onbekend terrein komt, willen we eerst een aantal methodologieën en dataverzamelingstechnieken testen in een pilot. Daarna bekijken we in welke mate we de dataverzameling kunnen uitrollen naar een bredere set van regio’s.
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
44
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
Wat betreft de onafhankelijke variabele vertrouwen we op bestaande databronnen zoals de COST/COCOBRA database van de Universiteit Leuven, het FP7 COCOPS (2011-mid 2014) project en onderzoek naar public service motivation. In de tweede fase willen we de verschillen proberen te verklaren op basis van narratieve reform episodes en indices door een literatuurstudie over bestaand onderzoek.
3.10.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfasen
2012 1-6
2012 7-12
2013 13-18
2013 19-24
2014 25-30
2014 31-36
2015 37-42
2015 43-48
Screening van Vlaamse indicatoren Selectie van dimensies en indicatoren voor PA Case-selectie Methodologische paper Rapport PA performance – Vlaanderen gebenchmarked Case studies PhD write-up
3.10.4 Activiteiten 2012 1. Screening van bestaande Vlaamse indicatoren. We gingen na welke Vlaamse indicatoren momenteel gebruikt worden, wat de definities zijn, wat de methodologie en de berekeningswijze zijn en wat de moeilijkheden zijn. We namen de barometer slagkrachtige overheid als uitgangspunt. 2. Selectie van dimensies van bestuur die in de internationale analyses worden opgenomen. We bekeken welke dimensies en sub-dimensies van bestuur we opnemen in de vergelijksoefening. HRM (personeelstevredenheid, ziekteverzuim), financieel (nauwkeurigheid van de begroting, transparantie van de begroting en de tijdigheid van de begrotingsprocedure), integriteit. De opname van openbaarheid van bestuur als dimensie wordt nog bekeken. Hierbij streven we naar een brede conceptuele invulling van het begrip prestaties. 3. Selectie van de regio-cases We selecteerden cases op basis van een Quick scan van een aantal regio’s en landen. 4. Methodologische paper We zijn begonnen met de methodologische paper. De paper beschrijft de aanpak voor de geselecteerde indicatoren: de reden voor de selectie van net deze indicatoren, hun definities in de verschillende landen/regio’s, hoe ze gemeten worden en hoe de data vergeleken kunnen worden. Verder gaan we in op de databronnen: We hebben drie categorieën, namelijk internationale datasets, regionale/nationale data en rapporten/documenten van departementen. We leggen uit hoe de methodologische aanpak voor dataverzameling en – vergelijking verschilt afhankelijk van de databronnen.
3.10.5 Valorisatie 2012 KLANKBORDGROEPEN: Een klankbordgroep kwam bijeen op maandag, 10 september 2012. Hierbij werd aandacht besteed aan de projectplanning, de aanpak en eerste ervaringen en bevindingen.
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
45
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
PUBLICATIES: -
Hoffmann, C. (2012): Public administration performance and reform – always a change for the better? Paper gepresenteerd tijdens de PhD course "Public Administration: Organising the Public Sector", 20-23. augustus 2012 (georganiseerd door Polforsk – The Danish Political Science Research School) in Roskilde, Denemarken.
DEELNAME EN PRESENTATIE NATIONALE NETWERKEN: DEELNAME EN PRESENTATIE INTERNATIONALE NETWERKEN: -
-
Hoffmann, C. (2012): Public administration performance and reform – always a change for the better? Paper gepresenteerd tijdens de PhD course "Public Administration: Organising the Public Sector", 20-23 augustus 2012 (georganiseerd door Polforsk) in Roskilde, Denemarken. Alsook presentatie van dezelfde paper tijdens de EGPA symposium for doctoral students and junior researchers, 3.-4 september 2012 in Bergen, Noorwegen. Deelname aan de EGPA conference in Bergen, Noorwegen 5.-7. september.
3.10.6 Onderzoeksteam Coördinatie: Universiteit Antwerpen Promotor: prof. dr. Wouter Van Dooren (Universiteit Antwerpen) Copromotor: prof. dr. Geert Bouckaert (KU Leuven) Onderzoeker: Cornelia Hoffmann, 1 VTE (2012-2015)
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
46
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.11 C1 Flexicurity in de Vlaamse publieke sector - Flexicurity in the Flemish public sector (2012-2015, U. Antwerpen) 3.11.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Zowel de Vlaamse overheid als de Vlaamse lokale besturen weten zich op het vlak van het personeelsmanagement geconfronteerd met een reeks uitdagingen die goeddeels ook stuiten op juridische belemmeringen. Deze situatie wordt bovendien nog bemoeilijkt door het actuele tweesporenbeleid voor ambtenaren en contractanten. Om de talloze aanbevelingen voor een (meer) resultaatgericht HRM ook daadwerkelijk implementeerbaar te maken, komt het erop aan deze hindernissen vooraf weg te werken. Een kritische doorlichting van de bestaande regelgeving en een creatieve oplossing om te komen tot meer eenvormigheid in het momenteel complexe regulerend kader in de Vlaamse publieke sector op het centrale en het lokale bestuursniveau is een absolute voorwaarde voor een cultuuromslag van een regelgeoriënteerde cultuur naar een cultuur waarin samenwerking en people management centraal staan in combinatie met resultaat- en oplossingsgerichtheid. De hierboven beschreven uitdagingen willen wij met elkaar combineren en laten we samenvallen onder de titel “flexicurity” in de Vlaamse publieke sector. De doelstelling van het onderzoeksproject bestaat erin om aan dit proces bij te dragen door concrete voorstellen te ontwikkelen die de beleidsmakers kunnen gebruiken om de vastgestelde hindernissen weg te werken en zo de weg vrij te maken voor een resultaatgericht HR-beleid. Het onderzochte bestuursniveau betreft zowel dit van de Vlaamse overheid als van de Vlaamse lokale besturen. De centrale onderzoeksvraag (“Hoe kan flexicurity bijdragen tot de realisatie van HR-visie van de Vlaamse overheid?”) valt uiteen in verschillende subvragen. Een eerste en tegelijk zeer cruciale deelvraag betreft de mogelijkheden en beperkingen van de kant van de overheidswerkgever om eenzijdig bepaalde wijzigingen aan te brengen aan de bedongen arbeidsvoorwaarden van een overheidscontractant. Daarnaast rijst de vraag naar flexicurity in de context van de secundaire en tertiaire arbeidsvoorwaarden. Aan de hand van drie cases zullen we voorstellen ontwikkelen om hierop een afdoend antwoord te bieden. -
-
-
Een eerste case betreft de diverse verlofmogelijkheden. Hoe kan op dit punt een zo vergaand mogelijke gelijkschakeling worden bewerkstelligd tussen ambtenaren en contractanten? Hoe kunnen de bestaande regelingen zo veel mogelijk in lijn worden gebracht met de idee van flexicurity? Een tweede case heeft betrekking op de optimalisatie van de arbeidsorganisatie. Hoe kunnen personeelsleden zo efficiënt mogelijk worden ingezet? Welke mogelijkheden bestaan er bijvoorbeeld om piekperiodes op te vangen? Dit alles met ruime aandacht voor de nodige stabiliteit en zekerheid voor de betrokken personeelsleden. In een derde case onderzoeken we de mogelijkheden om secundaire beloningscomponenten meer af te stemmen op de individuele noden van het personeelslid, rekening houdend met het flexicurity evenwichtsdenken.
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
47
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.11.2 Methodologie 1. Studie van de rechtsbronnen De in het sociaalwetenschappelijk onderzoek gebruikelijke methodes van literatuurstudie en van documentenanalyse nemen in het raam van een juridisch geïnspireerd onderzoek specifieke vormen aan. Om correcte conclusies te kunnen trekken en verbetervoorstellen te kunnen formuleren, is een grondige en exhaustieve analyse van de wetgeving, de rechtspraak en de rechtsleer noodzakelijk. 2. Casestudies In het onderzoek aangaande de introductie van flexicurity op het vlak van de secundaire arbeidsvoorwaarden, kiezen we voor drie casestudies, namelijk de verlofregelingen, de organisatie van de arbeidstijd en de loonvoordelen. 3. Focusgesprekken Om voldoende voeling met de problemen op de werkvloer te hebben en te houden, zullen meermaals focusgesprekken worden opgezet. Er zullen diverse onderzoekstechnieken worden gehanteerd. In een eerste stadium zullen wij voornamelijk via individuele gesprekken met sleutelfiguren inzicht en een eerste overzicht trachten te verwerven van de noden, de behoeften en de problemen bij de toepassing van bepaalde regelgeving in de praktijk. Via focusgesprekken, al dan niet in het raam van een daartoe wisselend samengestelde klankbordgroep van experts in de materie, zal onze analyse op zijn correctheid worden getoetst en zullen de eerste onderzoeksresultaten kritisch onder de loep worden genomen. Het oogmerk is om iedere deelstudie af te ronden met een aantal concrete en praktisch toepasbare verbetervoorstellen. Los van de techniciteit, is het van het grootste belang dat onze voorstellen ook toepasbaar zijn in de praktijk. Vanuit dat perspectief zal de visie van de stakeholders ten aanzien van de beoogde flexicurity steevast in de onderzoeksresultaten aan bod komen.
3.11.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfasen
2012
2012
2013
2013
2014
2014
2015
2015
1-6
7-12
13-18
19-24
25-30
31-36
37-42
43-48
Literatuur Literatuur & analyse Onderzoek Analyse Evaluatie Literatuur & analyse Focusgroepen Literatuur & analyse Onderzoek
3.11.4 Activiteiten 2012 Na een onderzoek en analyse van het verzamelde bronnenmateriaal werd eind oktober 2012 een eerste draft van het rapport (145 p.) bezorgd aan de leden van de klankbordgroep. Dit rapport focust in eerste instantie op de leer van het ius variandi in de particuliere sector, behandelt vervolgens kort de eenzijdige wijzigbaarheid van de tewerkstellingssituatie van statutaire personeelsleden, om tot slot in te gaan op de eigenlijke onderzoeksvraag: in welke mate kunnen de arbeidsvoorwaarden van overheidscontractanten (eenzijdig) worden gewijzigd? In de eerste ontwerpversie van het rapport lag de focus op de eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden die een louter contractuele basis hebben. De vraag in welke mate de arbeidsvoorwaarden van contractanten eenzijdig kunnen worden gewijzigd via aanpassingen van reglementaire bepalingen (statuten/rechtspositieregelingen) werd in een tweede fase – mee op suggestie van de KBG – verder
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
48
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
onderzocht en zal tijdens een volgende bijeenkomst worden besproken. Omdat de thematiek van de eenzijdige wijzigbaarheid van arbeidsvoorwaarden bijzonder complex is en talrijke vertakkingen kent in het bestuursrecht, individueel en collectief arbeidsrecht en verbintenissenrecht, vroeg het grondig uitspitten meer tijd dan oorspronkelijk ingecalculeerd. Er moest dan ook heel wat baanbrekend juridisch onderzoek worden verricht door de betrokken onderzoeker(s). Het resultaat van dit onderzoek zal uitmonden in een lijvig rapport (ongeveer 350 p.) dat in de loop van maart 2013 als SBOV-rapport en later wellicht als een handboek zal worden gepubliceerd.
3.11.5 Valorisatie 2012 KLANKBORDGROEPEN: Er vonden in 2012 twee bijeenkomsten van de KBG plaats. Een eerste bijeenkomst op 7 juni en een volgende op 9 november 2012. Tijdens deze laatste vergadering van de KBG werd hoofdzakelijk aandacht besteed aan de inhoudelijke facetten van het project en werden enkele bijkomende onderzoekspistes gesuggereerd. Deze pistes werden grondig uitgespit en verwerkt in een volgende versie van het onderzoeksrapport die wordt besproken op de derde vergadering van de KBG op 8 maart 2013. PUBLICATIES: -
-
-
Janvier R. en De Wilde I. , "Statutaire of contractuele tewerkstelling: een strategische keuze" in Hondeghem A., Platteau E., Praet C., Ruys C. en Vandromme H. (eds.), Personeelsbeleid in lokale besturen. Slimme besturen investeren in menselijk kapitaal, Brugge, Vanden Broele, 2012, 67-88. (GPRC) De Wilde I. en Janvier R., "Beloningsbeleid" in Hondeghem A. , Platteau E., Praet C., Ruys C. en Vandromme H. (eds.), Personeelsbeleid in lokale besturen. Slimme besturen investeren in menselijk kapitaal, Brugge, Vanden Broele, 2012, 190-210. (GPRC) De Wilde I. en Janvier R., Jaarlijkse vakantieregelingen bij de Vlaamse lokale besturen : stand van zaken, knelpunten en beleidsvoorstellen, Brugge: Die Keure, 2012, 299 p. (GPRC)
DEELNAME EN PRESENTATIE NATIONALE NETWERKEN: -
-
-
Spreker Instituut voor Gerechtelijke Opleiding in het raam van de uitwisseling van beroepservaringen tussen magistraten en gerechtelijke stagiairs van de arbeidsgerechten over “arbeidsrecht in de overheidssector”, 10 januari 2012 Expert op de bijeenkomst van de personeelsverantwoordelijken van de centrumsteden over de “eenvormige rechtspositieregeling”, 7 februari 2012. Spreker op “Jaarlijkse vakantieregelingen bij de lokale besturen” – Innovant & UA, 20 en 26 april 2012. Spreker op congres “Samen bouwen aan een sterk bestuur: personeelsbeleid als strategische keuze voor de volgende bestuursperiode” Vanden Broele en Instituut voor de Overheid KUL, 22 en 31 mei 2012. Spreker conferentie “Ambtenarenrecht”, 16 oktober 2012. Deelnemer pensioendebat, georganiseerd door NET (Nieuw Economische Toekomst), 20 oktober 2012. Expert(s) bij het informeel overleg van Comité C1 over de “jaarlijkse vakantieregelingen bij de Vlaamse lokale besturen”, vier bijeenkomsten in 2012. Lid werkgroep Vlaamse overheid, bestuurszaken “Arbeidsongeschiktheidscircuits in de publieke sector.
DEELNAME EN PRESENTATIE INTERNATIONALE NETWERKEN: -
Delafortry A., De Caluwé C., Van Dooren W., Segers J., Henderickx E. en Janvier R. Boundaryless careers in the public sector: fact or fiction? EGPA Annual Conference, Study Group III: Personnel Policies, Norway, Bergen, 5-7 September 2012.
ANDERE VALORISATIES: Goedkeuring doctoraatstitel Faculteitsraad Rechten Universiteit Antwerpen, 23 maart 2012. maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
49
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.11.6
Onderzoeksteam
Coördinatie: Universiteit Antwerpen Promotor: Prof. dr. Ria Janvier (Universiteit Antwerpen) Copromotor: Prof. dr. Annie Hondeghem (KU Leuven) Onderzoekers: Inger De Wilde, 1 VTE (2012-2015), Sophie Aerts voor de periode juli 2012 tem december 2012
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
50
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.12 C2 Talent management - Talent management (2012-2015, KU Leuven) 3.12.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen De Vlaamse overheid staat op het vlak van HRM voor grote uitdagingen als gevolg van de vergrijzing, de toenemende krapte op de arbeidsmarkt en de financieel-economische situatie. In deze context zal de Vlaamse overheid zich moeten profileren als een aantrekkelijke werkgever. Er zullen strategische keuzes moeten gemaakt worden over de inzet van menselijk kapitaal. Uit verschillende beleidsdocumenten blijkt dat de Vlaamse overheid zich bewust is van dit probleem. In de visienota “Modern HR-beleid binnen de Vlaamse overheid” (dd. 07/04/2011) formuleert het CAG de uitdaging als volgt: “De Vlaamse overheid voert een geïntegreerd en duurzaam HR-beleid dat gericht is op de realisatie van haar strategische doelstellingen en waarin het aantrekken, ontwikkelen en behouden van het (schaarse) talent centraal staat. Hierbij wordt aandacht geschonken aan maatschappelijke verantwoordelijkheid, maar ook aan kostenbewustzijn en inzetbaarheid”. In deze visie staat het concept ‘talent’ centraal. Hiermee sluit men aan bij een nieuwe trend in het HR-denken, namelijk talentmanagement. Talentmanagement kunnen we omschrijven als: “het beste halen uit mensen door hen in te zetten op hun sterkten en interesses en door de context zodanig in te richten en te organiseren dat die talenten ruimte krijgen voor ontwikkeling” (Van Beirendonk, 2010: 71). Hoe talentmanagement concreet kan ingevuld worden in een (Vlaamse) overheidscontext is op dit ogenblik nog niet duidelijk. Het onderzoeksproject wil daarom een bijdrage leveren tot het wetenschappelijk onderbouwen van deze nieuwe benaderingswijze. De algemene onderzoeksvraag is: In welke mate kan talentmanagement bijdragen tot de realisatie van de visie op HR, zoals geformuleerd door de Vlaamse overheid. Deze algemene onderzoeksvraag kan verder als volgt gespecifieerd worden: Wat betekent talentmanagement in een overheidscontext? Welke praktijken bestaan er inzake talentmanagement in de Vlaamse overheid? Welke best practices zijn er in het buitenland te vinden op het vlak van talentmanagement? Met welke randvoorwaarden moet men in de Vlaamse context rekening houden om talentmanagement te implementeren? Wat is de impact van talentmanagement op de realisatie van de visie van HR in de Vlaamse overheid?
3.12.2 Methodologie De onderzoeksmethodologie om deze onderzoeksvragen te beantwoorden bestaat uit een combinatie van: documentenanalyse, internationaal vergelijkend onderzoek, survey, stakeholderanalyse en veldexperiment. A) LITERATUURSTUDIE Tijdens de literatuurstudie zal wetenschappelijke literatuur bestudeerd worden om concepten en theoretische kaders duidelijk te stellen voordat met het empirische onderzoek gestart wordt. Binnen deze literatuurstudie wordt ook een beperkte internationaal vergelijkende studie opgenomen. De buitenlandse best practices worden in de literatuurstudie geïntegreerd als een praktijkgerichte aanvulling op de theoretische uiteenzetting. Voor de buitenlandse cases richten we ons op het Verenigd Koninkrijk. B)
DOCUMENTENANALYSE
Beleidsdocumenten uit de Vlaamse overheid zullen op een systematische wijze geanalyseerd worden om na te gaan welke visie op Talent management hierin tot uiting komt en welke elementen en relaties uit het theoretisch raamwerk al of niet invulling krijgen. Volgende documenten zullen hierbij gescreend worden: regeerakkoord, beleidsbrieven en beleidsnota’s, strategische documenten (bv. Meerjarenprogramma slagkrachtige overheid, visienota modern HR-beleid, …)
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
51
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
C) SURVEY Binnen de diensten van de Vlaamse overheid zal een bevraging georganiseerd worden om zicht te krijgen op de huidige invulling van talentmanagement. Deze bevraging zal gericht worden naar HRmanagers. De bevraging heeft dus vooral als doel om de situatie ‘as is’ in kaart te brengen. D) STAKEHOLDERANALYSE De bedoeling van de stakeholderanalyse is om een gezamenlijke visie op talentmanagement in de Vlaamse overheid te ontwikkelen. De methodiek bestaat in het organiseren van een aantal groepsgesprekken en individuele interviews met leden van verschillende stakeholders: politieke verantwoordelijken, topmanagement, HR-managers, lijnmanagers, vakbonden. In tegenstelling tot de bevraging (zie C.) is de bedoeling van de stakeholderanalyse dus niet zozeer om de huidige situatie inzake talentmanagement in kaart te brengen, maar de wenselijke situatie (‘to be’). E) VELDEXPERIMENT Binnen één dienst van de Vlaamse overheid zal een veldexperiment worden uitgevoerd. Dit betekent dat een proefproject wordt uitgevoerd i.v.m. talentmanagement, waarbij nagegaan wordt wat de impact hiervan is op de organisatie en op de medewerkers. De keuze van het proefproject zal gebeuren op basis van de resultaten van de voorgaande analyses en in samenwerking met partners uit de Vlaamse overheid. De fasering van het veldexperiment is als volgt: ‐ Fase 1: Nulmeting: in kaart brengen van de situatie. Welke resultaten zijn er op het vlak van organisatie en medewerkers (bv. Personeelstevredenheid, klanttevredenheid, doorlooptijden, personeelsbehoefte,…) ‐ Fase 2: Organisatieontwikkeling: in kaart brengen van de aanwezige talenten in de organisatie op basis van appreciative inquiry en zoeken naar manieren om die beter in te zetten. ‐ Fase 3: Effectmeting: meten van de effecten op organisatie en medewerkers (bv. Personeelstevredenheid, klanttevredenheid, doorlooptijden, personeelsbehoefte,…)
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
52
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.12.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfases
2012 1-6
1.
Literatuurstudie (integratie internationaal vergelijkend onderzoek – Verenigd Koninkrijk)
2.
Documentanalyse
3.
Survey
4.
Stakeholder-analyse
5.
Buitenlandse (Canada)
6.
Longitudinaal veldonderzoek
7.
Synthese
2012 7-12
2013 3-18
2013 9-24
2014 25-30
2014 31-36
2015 37-42
2015 43-54
case
Rapporten Doctoraatsonderzoek
3.12.4 Activiteiten 2012 Literatuurverkenning: Via een korte literatuurstudie heeft de onderzoeker zich verder ingewerkt in de literatuur rond strategisch HRM en Talent management. Er werd ook aandacht besteed aan de specifieke context van de publieke sector in de literatuur rond Talent management. Naast de literatuurstudie, zijn er enkele interviews binnen de Civil Service in het Verenigd Koninkrijk afgenomen. Talent management wordt daar immers ook in een publieke sector context ingezet. We stelden vast dat Talent management hoofdzakelijk op een exclusieve manier wordt ingezet. Dit betekent dat Talent management programma’s toegespitst worden op de high potentials van de civil service. Deze high potentials worden klaargestoomd om leiderposities in te nemen.
Documentenanalyse: Beleidsdocumenten uit de Vlaamse overheid werden op een systematische wijze geanalyseerd om na te gaan welke visie op talentmanagement tot uiting komt en welke elementen en relaties uit het theoretisch raamwerk (Armstrong, 2007: 391) al of niet invulling krijgen. Volgende documenten werden hierbij gescreend: regeerakkoord, beleidsbrieven en beleidsnota’s, strategische documenten (bv. Meerjarenprogramma slagkrachtige overheid, visienota modern HR-beleid, …) De Vlaamse overheid blijkt in haar algemene visie op Talent management te kiezen voor een inclusieve benadering van Talent management. Dit betekent dat elke werknemer opgenomen wordt in het Talent management beleid. De nadruk wordt gelegd op het ontwikkelen van sterktes bij werknemers en een bredere ‘talentencultuur’ in de gehele Vlaamse overheid. Survey: Binnen de diensten van de Vlaamse overheid is een bevraging georganiseerd om zicht te krijgen op de huidige invulling van Talent management op entiteitsniveau. Onderwerpen die hierbij aan bod kwamen, zijn: Wordt er reeds expliciet een Talent management beleid gevoerd? Welke doelgroepen beoogt men met Talent management (inclusief/exclusief)? Welke HR-processen worden in het huidige/toekomstige Talent management beleid ingezet? Welke doelen wil men bereiken met het Talent management beleid? maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
53
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
Deze bevraging werd gericht naar de HR-verantwoordelijken van de entiteiten. De resultaten van de survey maken duidelijk dat ook enkele entiteiten voor exclusief Talent management kiezen, dit in tegenstelling met de algemene visie van de Vlaamse overheid. Drie entiteiten verkiezen zelfs een combinatie van een inclusief en exclusief beleid. Interviews worden in 2013 gepland om enkele opmerkelijke resultaten te verklaren.
3.12.5 Valorisatie 2012 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam bijeen op 15 juni 2012 en 19 december 2012. Hierbij werd aandacht besteed aan de voorstelling van resultaten (literatuurstudie, documentanalyse, survey), feedback van de klankbordgroep en planning van het verdere onderzoek. PUBLICATIES: Twee working papers zijn in 2012 voorgelegd aan de klankbordgroep: - Talent management in de Vlaamse overheid: literatuurstudie en documentanalyse - Talent management in de Vlaamse overheid: een kijk op de praktijk. Resultaten van een survey Deze worden in 2013 verwerkt tot een steunpuntrapport. DEELNAME EN PRESENTATIE NATIONALE NETWERKEN: -
Deelname aan het Vijfde Wereld Appreciative 25 tot 28 april 2012 - Gent, België (www.2012waic.org)
Inquiry
Conference
DEELNAME EN PRESENTATIE INTERNATIONALE NETWERKEN: -
EGPA conference 2012. 5 -8 september 2012. Noorwegen: Bergen: Molenveld Astrid, Verhoest Koen & Buttiens Dorien (2012). The challenges of managing long term horizontal policy projects. The case of Flanders in Action. 22 p. o Buttiens Dorien & Hondeghem Annie (2012). Talent Management in the Flemish Public Sector. Positioning the Talent Management approach of the Flemish Government. 22 p. NIG (Netherlands Institute of Government Annual Work) Conference. 29-30 november 2012. Leuven: Buttiens Dorien & Hondeghem Annie (2012). Unraveling the concept of Talent management. Approaches, goals and processes of Talent management in the Flemish government. 24 p. o
-
ANDERE VALORISATIES: - Doctoraatsvoorstel van de onderzoeker
3.12.6 Onderzoeksteam Coördinatie: KU Leuven Promotor: Prof. dr. Annie Hondeghem (KU Leuven) Copromotor: Prof. dr. Ria Janvier (Universiteit Antwerpen) Onderzoeker: Dorien Buttiens, 1 VTE (2012-2015)
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
54
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.13 C3 Bestuurlijk vertrouwen - Administrational trust (2012-2015, KU Leuven) 3.13.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Vertrouwen binnen de overheid lijkt tegenwoordig vaak naar voren te komen als thema voor hervorming van de overheid. Klassieke sturingsinstrumenten worden als ontoereikend beschouwd om de hedendaagse publieke sector onder controle te houden. Terwijl het thema de laatste decennia op veel onderzoeksinteresse heeft kunnen rekenen in de private sector, lijkt de wetenschappelijke aandacht voor vertrouwen in de publieke sector echter pas recent toe te nemen. Het is onduidelijk in welke mate inter-organisationeel vertrouwen aanwezig is in de publieke sector, hoe het gewaardeerd wordt, hoe het tot stand komt, en welke gevolgen het heeft op de werking van de overheid. Daarom gaat dit onderzoeksproject dieper in op het vertrouwen tussen overheidsorganisaties in de Vlaamse overheid, hetgeen we in dit project benoemen als ‘bestuurlijk vertrouwen’. De algemene doelstelling van dit onderzoek is het verkennen van de bronnen van vertrouwen tussen Vlaamse overheidsorganisaties. Op deze manier draagt onze studie bij aan de onderbouwing van de in het witboek interne staatshervorming geponeerde visie, waarin gesteld wordt dat er in het Vlaamse bestuurlijke landschap nood is aan een “beheersbare verschuiving van een bestuurlijke situatie die gekarakteriseerd wordt door wantrouwen, centrale sturing en controle naar een situatie van interbestuurlijk vertrouwen en autonomie”. Met het oog op deze doelstelling stelt dit onderzoek vanuit een wetenschappelijk kader enkele centrale assumpties in vraag. De eerste assumptie is dat de Vlaamse overheid vandaag gekenmerkt wordt door wantrouwen. Een tweede assumptie is dat sturing en controle het substituut is van vertrouwen. Op die manier poogt dit onderzoek met andere woorden in eerste instantie twee specifieke doelstellingen te bereiken, die gericht zijn op het definiëren, signaleren, en waarderen van het aanwezige bestuurlijk vertrouwen (beschrijvende doelstelling) en het begrijpen van de oorzakelijke mechanismen van dat bestuurlijk vertrouwen (verklarende doelstelling). Op basis van deze doelstellingen kunnen in tweede instantie beleidsadviezen geformuleerd worden. Verdere afbakening in 2012 plaatste volgende vragen centraal in dit onderzoek : Hoe komt bestuurlijk vertrouwen en wantrouwen tot stand in de Vlaamse overheid? SQ 1. Hoe kunnen we bestuurlijk vertrouwen en wantrouwen in kaart brengen? (methodologisch) SQ 2. Wat is de mate en de rol van bestuurlijk vertrouwen en wantrouwen in de Vlaamse overheid? (beschrijvend) SQ 3. Hoe beïnvloeden verschillende bronnen het bestuurlijke vertrouwen in de Vlaamse overheid? (verklarend)
3.13.2 Methodologie We gebruiken een nested mixed-method analysis (Lieberman 2005) in dit onderzoek. Dit wil zeggen dat we deductief concepten en theorie opbouwen die we vervolgens in een kwantitatieve component zullen testen en in kaart brengen. Vervolgens nemen we deze kwantitatieve mapping als leidraad voor de selectie van interessante cases op basis van een rijk en empirisch onderbouwd concept van bestuurlijk vertrouwen. De mechanismen achter bestuurlijk vertrouwen worden in de case-analyses van naderbij bestudeerd waarna de theorie inductief kan worden bijgesteld. Deze methodologie bestaat met andere woorden uit een integratie van kwantitatieve en kwalitatieve methodes, die ons in staat stelt om maximaal in te spelen op de sterktes en zwaktes van beide benaderingen. Het object van dit onderzoek is de Vlaamse administratie: we bestuderen het vertrouwen in voorkomende relaties tussen en onder Vlaamse agentschappen en departementen.
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
55
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
3.13.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfases
2012 1-6
2012 7-12
2013 3-18
2013 9-24
2014 2014 2015 2015 25-30 31-36 37-42 43-48
1. Literatuuronderzoek 2. Verkennende interviews 3. Survey 4. Survey analyse 5. Case studies 6. Case analyse 7. Doctoraat
3.13.4 Activiteiten 2012 De onderzoeksactiviteiten waren in 2012 gewijd aan het bouwen van de fundamenten voor het te voeren empirische onderzoek. Aangezien de literatuur over vertrouwen sterk gericht is op de private sector en bovendien zeer gevarieerd is, werd er voldoende tijd besteed aan het formuleren van de onderzoeksvragen, de concepten en een samenhangend theoretisch kader met in de wetenschappelijke literatuur ingebedde onderzoekshypotheses. Verder werden bruikbare instrumenten geïdentificeerd of ontwikkeld met het oog op de identificatie van vertrouwen in de empirie. Op basis van beschikbare kwantitatieve data werden verder enkele centrale hypotheses aan een eerste toetsing onderworpen in onderzoekspapers om op die basis hun relevantie voor de Vlaamse overheid in te schatten. Het uitvoeren van exploratieve interviews werd uitgesteld naar de eerste helft van 2013 om beter aan te sluiten op het theoretische kader.
-
Constructie van conceptueel theoretisch kader met toetsbare hypothesen en selectie van cases: Op basis van wetenschappelijke literatuur werd een conceptueel en theoretisch kader uitgebouwd in papers die werden gepresenteerd op internationale conferenties. Op basis van de literatuurstudie werden de onderzoeksvragen scherper geformuleerd.
-
Ontwikkeling van een meetinstrument voor vertrouwen: Er werd een pilootsurvey uitgestuurd naar de leidende ambtenaren van de Vlaamse departementen en agentschappen waarin het vertrouwen in de relatie agentschap-departement werd bevraagd.
3.13.5 Valorisatie 2012 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam in 2012 een eerste keer samen op 2 juli. Tijdens deze vergadering werd de onderzoeksopzet gepresenteerd en werden inhoudelijke en praktische suggesties voor het onderzoek verzameld bij de leden van de klankbordgroep. De klankbordgroep kwam in 2012 een tweede keer samen op 19 december. Bij deze vergadering werd aandacht besteed aan centrale kwesties in onderzoek over vertrouwen in de private sector met een discussie over de vertaling van deze centrale kwesties in de context van de publieke sector PUBLICATIES: ‐
‐
‐
Oomsels, P. & Bouckaert, G (2013). Administrational trust: studying inter-organisational trust in public administration: Working paper on concepts of administrational trust. (working title) Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen: Leuven. Oomsels, P. & Bouckaert, G. (2013). Exploring administrational trust in Flanders: Empirical exploration of the level, role, and sources of inter-organisational trust and distrust in Flemish public administration. (working title) Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen: Leuven. Oomsels, P. & Bouckaert, G. (2013). Measuring administrational trust: development of a survey instrument. (working title) Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen: Leuven.
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
56
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
-
Bouckaert Geert & Oomsels Peter (2012). Bestuurlijk vertrouwen binnen de overheid: een onderzoeksagenda. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement. 2012(1): 16-26 Porumbescu, G., Park, J., Oomsels, P. (2013). Building Trust: Communication and subordinate trust in public organization. Transylvanian Review of Administrative Sciences, 2013 (38). (in press)
DEELNAME EN PRESENTATIE INTERNATIONALE NETWERKEN: - XVI IRSPM Conference. International Research Society for Public Management. Rome, Italië. 1113 april 2012: Oomsels Peter & Bouckaert Geert (2012). Managing trust in public organisations: A consolidated approach and its contradictions. 26 p. - 9th NIG Annual Work Conference. 29-30 november 2012. Leuven, Belgium: Oomsels Peter & Bouckaert Geert (2012). Tensions between trust and distrust in public administration: Towards a framework for reform. 25p - IIAS Study Group Workshop on Trust in Public Administration and Citizen Attitudes.11-12 december 2012. Seoul, South Korea: Oomsels Peter,Im Tobin, Bouckaert Geert & Porumbescu Greg (2012). Trust is good but control is always better? The relationship between institutionalised control and administrational trust in a cultural framework. 31 p. ANDERE VALORISATIES: - Doctoraatsvoorstel: Administrational trust (Goedgekeurd door de begeleidingscommissie)
3.13.6 Onderzoeksteam Coördinatie: KU Leuven Promotor: prof. dr. Geert Bouckaert (KU Leuven) Copromotor: prof. dr. Koen Verhoest (Universiteit Antwerpen) Onderzoeker: Peter Oomsels, 1 VTE (2012-2015)
maart 2013
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
57
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
4
B-projecten 2012
In 2012 zijn volgende B-projecten uitgevoerd, waarvan de eerste twee meerjarige B-sporen: -
4.1
B1: Lokale benchmarking (2012-2015, 2012-2013 uitvoering door KU Leuven) B2: Vlaamse en lokale PPS: De functionaliteit van standaardisatie versus maatwerk voor de performantie van PPS-verbanden (2012-2015, U. Antwerpen) B3: Doet de grootte ertoe? een vergelijkend onderzoek naar de factoren voor succes en/of falen van hervormingen aan de lokale schaal (2012, U. Gent) B4: Naar een meer proactieve en probleemoplossende communicatie met burgers (2012, KU LEUVEN) B5: Proeve van code voor democratisch lokaal bestuur (2012, U. Gent i.s.m. H. Gent en U. Hasselt) B6: Detectie en ontwikkeling van potentieel leidinggevenden in de Vlaamse overheid (2012, KU Leuven)
B1 Lokale benchmarking (2012-2013, KU Leuven)
4.1.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen We onderscheiden drie verschillende types van informatie aan de hand waarvan (de prestaties van) lokale besturen gemeten, beoordeeld en vergeleken kunnen worden. Ten eerste, informatie over de gemeentelijke dienstverlening (MICRO). Op dit niveau gaat het om de (ambtelijke) dienstverlening van een gemeente aan burgers, bedrijven en organisaties, zoals bijvoorbeeld het afleveren van paspoorten, het onderhouden van voet- en fietspaden, voorzien in kinderopvang, uitlening van boeken in de openbare bibliotheek, etc. Ten tweede, informatie over de beleidssectoren (MESO). Op dit niveau wordt niet enkel gekeken naar de producten en diensten die een gemeentebestuur zelf voortbrengt binnen een bepaalde beleidssector, maar wordt de lokale overheid benaderd vanuit een maatschappelijk stakeholdersperspectief, i.e. als een netwerk van onderling onafhankelijke en gerelateerde entiteiten en wordt bijkomend de interactie tussen de overheid en de samenleving in beschouwing genomen. Ten derde, informatie over de bestuurskracht (MACRO). Het hoogste niveau van informatie over het functioneren van een lokale overheid zit vervat in het concept ‘bestuurskracht’. Bestuurskracht sluit daarbij aan bij het begrip ‘governance performance’, waarbij niet alleen de bedrijfsvoering (‘organizational performance’) maar ook de invloed van het bestuur (de prestaties: het vermogen om lokale problemen op te lossen en in lokale behoeften te voorzien) meegenomen wordt.
4.1.2 Methodologie Voor elk van de hierboven onderscheiden types van gemeentelijke informatie kunnen vier fasen geïdentificeerd worden binnen het onderzoeksproject. 1. Buitenlandse praktijken beschrijven en analyseren 2. Beschikbare data in kaart brengen 3. Ontwikkelen van geschikte indicatoren en/of bepalen van meettechniek 4. Opzetten van een proeftuin of pilootproject
maart 2013
4. B-projecten
58
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
4.1.3 Fasering & werkplan Dienstverlening
Beleidssectoren
Bestuurskracht
Integratie
2012 2013 2014 2015
4.1.4 Activiteiten 2012 In 2012 hebben we ons geconcentreerd op het eerste type van informatie (MICRO) waarbij volgende projectonderdelen (overeenkomstig de methodologie) werden uitgevoerd. Deze projectonderdelen werden gepresenteerd in een eerste onderzoeksrapport van het project (cfr. valorisatie). Ten eerste hebben we vier buitenlandse praktijken van lokale benchmarking beschreven en geanalyseerd. Het ging daarbij over lokale benchmarkingsinitiatieven in het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Duitsland en Canada. Voor elk van deze buitenlandse cases werd gekeken op welke domeinen of thema’s er vergeleken werd tussen lokale besturen, wat het aansturingsregime van het initiatief was (bottom-up vs. top-down; vrijwillig vs. verplicht) en welke focus de in de benchmarking opgenomen prestatiemaatstaven hadden (gaande van input tot outcome, efficiëntie en effectiviteit). Benchmarking kan zowel plaatsvinden aan de hand van (prestatie-)indicatoren als aan de hand van meer statistische technieken zoals de niet-parametrische grensmethoden (i.e. FDH en DEA). We hebben deze technieken in onze rapportering beschreven en in een volgende stap toegepast op een concrete casestudie van benchmarking van gemeentelijke dienstverlening. Deze casestudie van lokale benchmarking via niet-parametrische grensmethoden vormde dus een laatste substantieel deel van de activiteiten in 2012 voor dit onderzoeksproject. Hierbij namen we een specifiek domein van lokale publieke dienstverlening als invalshoek, nl. de openbare bibliotheken in Vlaanderen. Met deze casestudie hebben we exemplarisch gedemonstreerd wat het potentieel is van FDH en DEA voor benchmarking. Bovendien werd de keuze voor openbare bibliotheken als case grotendeels ingegeven door het bestaan van de zeer uitgebreide database Bios2, wat ons meteen toeliet aan te tonen aan welke datavereisten er voldaan dient te worden om een relevante benchmarking van lokale dienstverlening mogelijk te maken. We hebben het eerste onderzoeksjaar binnen dit project ‘Lokale Benchmarking’ afgesloten met het rapporteren van de resultaten, zowel schriftelijk in een onderzoeksrapport als mondeling aan de klankbordgroep. Daarbij werden een aantal duidelijke beleidsaanbevelingen geformuleerd.
4.1.5 Valorisatie 2012 KLANKBORDGROEPEN: Een klankbordgroep kwam bijeen op: -
-
vrijdag 15 juni 2012. Op deze klankbordgroepbijeenkomst werd ingegaan op het begrip ‘benchmarking’ en op enkele buitenlandse praktijken van lokale benchmarking. Vervolgens werd aan de hand van een uitgewerkt didactisch voorbeeld van ‘openbare bibliotheken’ geïllustreerd hoe gemeentelijke dienstverlening beoordeeld en vergeleken kan worden door middel van de niet-parametrische grensmethoden FDH en DEA. dinsdag 18 december 2012. Op deze klankbordgroepbijeenkomst werd het eerste ontwerprapport binnen het onderzoeksproject toegelicht en ter goedkeuring voorgelegd.
maart 2013
4. B-projecten
59
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
Vervolgens werd verder ingegaan op de comparatieve bevindingen die uit de buitenlandse praktijken werden gehaald, en het ideaaltype van lokale benchmarking dat hieruit werd afgeleid. Ook de beleidsaanbevelingen die vanuit het project werden geformuleerd, en de verdere projectwerking werden besproken. PUBLICATIES: -
-
Stroobants Jesse & Bouckaert Geert (2012). Lokale Benchmarking. Conceptualisering, buitenlandse praktijken en verkennende oefeningen voor benchmarking van gemeentelijke dienstverlening via niet-parametrische grensmethoden. 146 p. Stroobants Jesse (2012). Cijfers voor een beter beleid. Lokaal. VVSG-Magazine voor Gemeente en OCMW. 2012(6): 22-23
DEELNAME EN PRESENTATIE NATIONALE NETWERKEN: -
Coördinatie Kwaliteitscongres voor lokale besturen, gehouden in Brugge op 22 juni 2012 Voorzitter stuurgroepvergaderingen kwaliteitscongres (stuurgroep in 2012 op 18/1, 26/3, 18/4, 16/5 en 28/9)
4.1.6 Onderzoeksteam Coördinatie 2012-2013: KU Leuven (2014-2015: nog toe te kennen) Promotor: Prof. dr. Geert Bouckaert (KU Leuven) Copromotor prof. dr. Filip De Rynck (Hogeschool Gent) Onderzoeker: Jesse Stroobants, 0,75 VTE (2012-2013)
maart 2013
4. B-projecten
60
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
4.2
B2 Vlaamse en lokale PPS: de functionaliteit van standaardisatie versus maatwerk voor de performantie van PPS-verbanden (2012-2015, U. Antwerpen)
4.2.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen De onderzoekslijn binnen SBOVII inzake de evaluatie van publiek-private samenwerkingsprojecten is waardevol gebleken voor het Vlaamse PPS-beleid. De onderzoeksrapporten leverden nuttige inzichten en analyses op die gebruikt werden om de beleidsopties met betrekking tot PPS te onderbouwen. Bovendien bood het onderzoek een belangrijke en wetenschappelijk onderbouwde aanvulling op de rapportering met betrekking tot PPS aan het Vlaams Parlement. Dit onderzoek bouwt voort binnen SBOVIII met de inzet van de tijdens SBOV II opgebouwde expertise ten aanzien van PPS en contractmanagement. Gedurende de laatste jaren heeft de Vlaamse overheid in haar PPS-beleid resoluut de kaart van standaardisatie getrokken. Standaardisatie houdt in dat processen (bv. draaiboeken), structuren, instrumenten (bv. ex ante evaluatie), contracten, projectinhoud en projectdefinitie met betrekking tot PPS ten minste voor een deel algemeen vastgelegd worden. Zodoende biedt standaardisatie de nodige voordelen: het zou het leiden tot lagere transactiekosten en een kortere contractbesluitvorming. Daarnaast zou het de leereffecten over projecten heen vergroten en de marktinteresse voor biedingen stimuleren. Dit laatste draagt bij aan meer concurrentie en dat kan gezien worden als een verbetering. Tot 2008 hanteerde men in Vlaanderen een heel andere PPS-aanpak: standaardisatie vond plaats op minimale schaal en maatwerk voerde de boventoon. De gevolgen van deze aanpak lieten zich gelden: projectstructurering en –gunning namen veel tijd in beslag, externe expertise was een noodzaak en projectonderhandelingen werden geconfronteerd met een sterke juridisering. De bedoeling is dat een grootschalige standaardisatie van PPS dergelijke problemen oplost. Standaardisatie is echter niet zaligmakend. Een teveel aan standaarden leidt hoogstwaarschijnlijk tot negatieve effecten. Veelgehoorde kritieken op standaardisatie zijn dat het innovatiepotentieel erdoor verstikt raakt en dat de overheid haar eigenaarschap over een project verliest. Verder zou de intensiteit van de interactie met de private partner sterk verminderen, hetgeen onder meer de vertrouwensopbouw tussen de partners kan vertragen. Bovendien zou standaardisatie te weinig waarde hechten aan de projectspecifieke context. Daar waar processen en instrumenten eenvoudig te standaardiseren zijn, blijkt het moeilijker om contractdocumenten in een ‘mal’ te gieten. Een laatste constatering is dat het succes van standaarden deels afhankelijk lijkt te zijn van het type PPS-projecten waarin zij worden toegepast, zoals DBFM-, of gebiedsontwikkelingsprojecten. De wijze waarop publieke en private partners omgaan met gestandaardiseerde elementen van een PPSproject kan een positieve of negatieve (disfunctionele) invloed hebben op het resultaat. Op dit moment is sprake van een knowledge gap met betrekking tot dit issue en in dit onderzoeksproject gaan we daarom op zoek naar een antwoord op de volgende vraag: wanneer wordt het nastreven of hanteren van standaarden disfunctioneel voor de performantie van PPS? Standaarden kunnen ongetwijfeld meerwaarde opleveren voor PPS, maar hoogstwaarschijnlijk enkel onder bepaalde voorwaarden. Het is interessant en nuttig om te kijken naar hoe functioneel de huidige (en gewezen) gestandaardiseerde en op maatwerk gebaseerde contracten zijn (geweest) in meerdere projectfasen en om het gedrag van overheidsinstanties in hun rol als aanstuurder te bestuderen. Aangezien niet alleen Vlaanderen met deze vraag worstelt, loont het om ook naar buitenlandse standaardisatievraagstukken te kijken. Dit project richt zich in eerste instantie op de analyse van sturing van PPS in Vlaanderen en trekt daarna een parallel met situaties over de grens. Het onderzoek richt zich op de volgende onderzoeksvragen: 1. Welke vormen van standaardisatie worden in welke mate toegepast in Vlaanderen en in het buitenland? (beschrijvend) 2. Hoe kunnen we het gebruik van specifieke standaardisatie in PPS verklaren? (verklarend) 3. Wat is de impact van standaardisatie op de verspreiding en de governance van PPS en hoe verhoudt deze zich tot de maatwerkbenadering? (evaluatief) 4. Hoe kan de invloed van standaardisatie op de verspreiding en governance van PPS worden verklaard? (verklarend)
maart 2013
4. B-projecten
61
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
5. Hoe kan de huidige en toekomstige standaardisatie van PPS worden geoptimaliseerd? (normatief)
4.2.2 Methodologie In dit onderzoek wordt een meervoudige casestudystrategie toegepast. Voor de dataverzameling wordt uitgebreid gebruikgemaakt van triangulatie. Documentenanalyse zal een aanzienlijk deel van de dataverzameling innemen. Niettemin zullen een aantal vragen onbeantwoord blijven. Interviews met sleutelfiguren of andere PPS-betrokkenen bieden dan uitkomst, evenals focusgroepen. Daarnaast kan een rol weggelegd zijn voor participerende observatie: deze methode biedt aanknopingspunten voor een zo volledig mogelijk beeld van de werkelijkheid bij de totstandkoming van PPS (denk hierbij aan contractvorming). De bedoeling is om de resultaten van de casestudies in een later stadium te toetsen op hun generaliseerbaarheid. Een survey onder een omvangrijke groep van PPS-betrokkenen bij openbare besturen leent zich hiertoe. Met het oog op de internationale inbedding van dit onderzoek kan deze survey in meerdere landen plaatsvinden. De analyse speelt zich af op twee niveaus. Ten eerste is er een analyse die zich louter richt op Vlaanderen (microanalyse). Hierin staat de impact van standaarden op de resultaten van PPS-projecten centraal. Deze analyse omvat een drietal vergelijkingen tussen casestudies. Elk van deze vergelijkingen legt de nadruk op verschillende fasen en/of aspecten van standaardisatie en PPS-projecten: veel versus weinig standaardisatie, DBFM versus gebiedsontwikkeling, etc. Ten tweede is er een analyse op internationaal niveau (macroanalyse) waarbij het PPS-beleid van verschillende landen wordt vergeleken: in hoeverre beïnvloedt een standaardisatiebeleid de verspreiding van PPS-projecten in een land? Een belangrijke informatiebron voor dit deel van de analyse is internationale samenwerking die zich richt op PPS, met bijzondere aandacht voor de transportsector. Onderzoeksgroepen uit verschillende landen maken deel uit van dit netwerk. In het onderzoeksnetwerk wordt ernaar gestreefd om comparatief materiaal te verzamelen over het PPSbeleid in de deelnemende landen op basis van een gezamenlijk analysekader. Indien dit slaagt kan dit de uitwisseling van onderzoeksgegevens/casestudydata sterk bevorderen. De onderzoeksploeg zet zich in opdat het netwerk voldoende aandacht heeft voor standaardisatie in PPS-projecten.
4.1.1 Fasering & werkplan Onderzoeksfases (WPs)
2012 1-6
2012 7-12
2013 1-6
2013 7-12
2014 1-6
2014 7-12
2015 1-6
2015 7-12
1. Literatuurstudie 2. Conceptueel/theoretisch kader 3. Methodologisch kader 4. Casestudy (micro) (1) 5. Casestudy (micro) (2) 6. Casestudy (micro) (3) 7. Buitenlandse casestudies (macro) 8. SBOV-rapport 9. Doctoraat
4.2.4 Activiteiten 2012 -
WP1: literatuurstudie (wetenschappelijke literatuur, casestudies, overheidsdocumenten), welke geresulteerd heeft in een eerste, verkennende conferentie paper WP2: ontwikkeling theoretisch kader, inclusief veronderstellingen, welke geresulteerd heeft in een tweede, eveneens verkennende conferentie paper WP3: ontwikkeling methodologisch kader (internationaal) macrospoor, welke geresulteerd heeft in een vergelijkingskader voor de context van PPS-beleid in verschillende landen WP7: onderzoeksverblijf aan University of Central Lancashire, Verenigd Koninkrijk, alwaar interviews zijn uitgevoerd om (a) een beter begrip te krijgen van standaardisatie en (b) data te verzamelen ten bate van het macrospoor van het onderzoeksproject.
maart 2013
4. B-projecten
62
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
-
-
-
-
WP8: met betrekking tot WP8 is de realisatie tot dusver afgeweken van de planning. Dit wordt opgevangen door in 2013 niet 1, maar 2 SBOV-rapporten te schrijven (elk rapport zal een ander doel dienen). ECPR Summer School in Methods and Techniques, University of Ljubljana, Slovenië, alwaar cursussen over interviewmethoden en –analyse een goede basis legden voor de empirische fase van het onderzoek die later in 2012 van start zou gaan. Summer Training in Transport, University of the Aegean, Griekenland (“Competitiveness, assessment, and management policies – Addressing the crisis”), welke een beter begrip verschafte van PPS in de transportsector – een sector die in een latere fase van het project uitgebreid aan bod komt bij de uitvoering van casestudy 2. PPS-opleiding, Vlaams Kenniscentrum PPS en Kluwer Education, Gent (“Publiek-private samenwerking: draaiboek voor een succesvolle realisatie”), welke een beter begrip verschafte van PPS in het algemeen.
4.2.5 Valorisatie 2012 KLANKBORDGROEPEN: -
De klankbordgroep kwam bijeen op 3 juli 2012. Hierbij werd aandacht besteed aan de positionering van het onderzoeksproject (inleiding), de onderzoeksaanpak en de casusselectie. De klankbordgroep kwam tevens bijeen op 10 december 2012. Hierbij werd aandacht besteed aan het internationale aspect van het project, en er werd gediscussieerd over de te hanteren definities en over de aanpak van de eerste binnenlandse casus.
PUBLICATIES: -
Verhoest, K., Van den Hurk, M., & Van Garsse, S. (2013). The practice of performance contracting by Belgian governments. In E. De Callataÿ & F. Thys-Clément, The Return of the Deficit: Public Finance in Belgium over 2000-2010 (pp. 146-161). Leuven: Leuven University Press.
-
Van Gestel, K., Voets, J., & Verhoest, K. (2012). How governance of complex PPPs affects performance. Public Administration Quarterly, 36(2), 137-184.
-
Verhoest, K., Voets, J., & Van Gestel, K. (2012). A theory-driven approach to PPP: the dynamics of complexity and control. In G. Hodge & C. Greve (Eds.), Rethinking Public-Private Partnerships: Strategies for Turbulent Times. London: Routledge.
DEELNAME EN PRESENTATIE INTERNATIONALE NETWERKEN: -
Van den Hurk, M., & Verhoest, K. (ingediend en geaccepteerd). Standardization of PPPs: theoretical exploration and research agenda. International Conference on PPP Body of Knowledge, University of Central Lancashire, United Kingdom, March 18-20, 2013.
-
Van den Hurk, M. (2012). Standardization versus customization in public-private partnerships: a research proposal. European Group for Public Administration Conference, University of Bergen, Norway, September 3-8.
ANDERE VALORISATIES: -
Doctoraatsvoorstel
4.2.6 Onderzoeksteam Coördinatie: Universiteit Antwerpen Promotor: Prof. dr. Koen Verhoest (Universiteit Antwerpen) Copromotor: dr. Joris Voets (Universiteit Gent) Onderzoeker: Martijn van den Hurk, 0,75 VTE (2012-2015)
maart 2013
4. B-projecten
63
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
4.3
B3: Doet de grootte ertoe? een vergelijkend onderzoek naar de factoren voor succes en/of falen van hervormingen aan de lokale schaal (2012, U. Gent)
4.3.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Het debat over de interne Vlaamse staatshervorming heeft ervoor gezorgd dat de schaalproblematiek van de lokale besturen opnieuw op de agenda staat. Dit uit zich in een zoeken naar een evenwicht tussen de territoriale afbakening van een niveau dat voldoende dicht bij de burger staat en de daarvoor beoogde functionele capaciteit. Het debat in Vlaanderen is niet uniek. In verschillende andere Europese landen en/of regio’s bepalen structurele schaalhervormingen m.b.t. het lokale niveau de (inter)bestuurlijke agenda. Dit project wil nagaan welke succes- en/of faalfactoren opduiken in het besluitvormingsproces rond dit type schaalhervormingen die een combinatie zijn van een discussie over territorium (zoals gemeentelijke fusies of binnengemeentelijke decentralisatie) en functies (zoals de als gepast beschouwde afbakening van bevoegdheden, het niveau en de instrumenten van decentralisering). Het neemt daarbij een expliciet vergelijkend perspectief door scherp te stellen op deze factoren in een aantal andere Europese landen en/of regio’s buiten Vlaanderen. Niettemin zullen ervaringen uit het verleden en hedendaagse debatten rond schaalhervorming in de Vlaamse context ook deel uitmaken van het onderzoek om de vergelijking te versterken. De centrale onderzoeksvragen zijn de volgende: • Hoe is het besluitvormingsproces rond deze schaalhervormingen verlopen in de fases van initiatie, beslissing en eventuele implementatie (beschrijvend)? • Welke succes en/of faalfactoren leiden tot gelijkenissen en/of verschillen in de evolutie van dat proces en in haar verschillende fases (verklarend)? • Welke lessen kan Vlaanderen (als regionale beleidsruimte) trekken gebaseerd op de beschrijving en de verklaring van deze besluitvormingsprocessen indien het verdere stappen wenst te nemen in een agenda van schaalhervorming (evaluatief/normatief)?
4.3.2 Methodologie De grootste aandacht binnen dit onderzoeksproject gaat naar het maken van een literatuurstudie omtrent schaalhervormingen in een Europese context. Vermits schaalhervormingen de laatste jaren in verschillende Europese landen op de politieke agenda stonden is een veelvoud aan (vergelijkende) literatuur ontstaan die steeds meer verfijnde inzichten biedt in de redenen voor, de processen en de effecten van schaalhervormingen en hun bredere inbedding in het veranderende kader van de lokale bestuurssystemen. Het analyseren van die literatuur zal uitmonden in drie rapporten. Elk van die rapporten heeft een eigen invalshoek en stelt scherp op de volgende elementen: 1. Het eerste rapport geeft een overzicht van schaalhervormingen in een Europese context binnen verschillende staatstradities. 2. Het tweede rapport geeft een diepgaande analyse van vier landen (Frankrijk, Denemarken, Duitsland en Nederland). Die selectie kwam tot stand in overleg met de klankbordgroep. De cases werden zo geselecteerd dat ze zowel landen bevatten waar de schaaldiscussie heeft geleid tot een grondige hertekening van het lokaal bestuurlijk landschap (Denemarken) als landen waar dit niet het geval was, of waar andere oplossingen dan louter schaalhervormingen werden doorgevoerd (Frankrijk). De focus binnen die analyse ligt op besluitvormingsprocessen ten aanzien van die hervormingen. 3. Het derde en laatste rapport wil conclusies trekken en duidelijk weergeven welke lessen Vlaanderen kan trekken uit die buitenlandse ervaringen.
maart 2013
4. B-projecten
64
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
4.3.3 Fasering & activiteiten 2012 In 2012 lag de focus op het eerste rapport van dit onderzoeksproject. Dat werd in essentie een vergelijkende literatuurstudie rond schaalhervormingen in verschillende lidstaten van de Europese Unie. Het rapport biedt enkele transversale inzichten omtrent deze hervormingen en meer in het bijzonder met betrekking tot het besluitvormingsproces om tot die schaalhervormingen te komen. Het rapport definieert eerst wat we begrijpen onder schaalhervormingen en in welke vorm die laatste voorkomen. Vervolgens geeft het een overzicht van de verschillende hervormingen die tot dusver zijn doorgevoerd. Een stand van zaken met andere woorden met betrekking tot schaalhervormingen in de Europese Unie. De tekst gaat op zoek naar tendensen binnen die hervormingen en duidt tevens enkele regionale afbakeningen aan die samengaan met zogenaamde staatstradities. Staatstradities zijn een reeks parameters die aangeven op welke manier de lokale en nationale democratie in een land werken (Loughlin, Hendriks, & Lidström, 2011, pp. 11-14). Loughlin e.a. onderscheiden vier tradities, de Angelsaksische, de Franse, de Duitse en de Scandinavische traditie. De nieuwe democratieën in OostEuropa vormen sinds een tweetal decennia een eigen traditie, al is dit enigszins problematisch. Bepaalde Oost-Europese landen hebben kenmerken uit de vier andere tradities. Daardoor vormen de Oost-Europese landen een heterogene groep met meerdere kenmerken uit de andere staatstradities. Binnen elk van die staatstradities gaat het rapport op zoek naar de plaats en de rol die schaalhervormingen spelen. We leren daaruit dat schaalhervormingen binnen elk van die tradities in meerdere of mindere mate voorkomen. Toch zijn het voornamelijk de Angelsaksische en de Scandinavische staatstradities waarbinnen schaalhervormingen een prominente rol innemen. Cases uit die landen bieden ons dan ook rijk materiaal aan waaruit lessen te trekken zijn voor Vlaanderen.
4.3.4 Valorisatie 2012 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam tweemaal bijeen, namelijk op: -
-
28 juni 2012. Op deze klankbordgroep werd het verloop van het onderzoeksproject toegelicht en werden de drie rapporten besproken. Tevens werd het eerste ontwerprapport voorgelegd ter bespreking. 19 december 2012. Op deze bijeenkomst werd het tweede ontwerprapport binnen het onderzoeksproject toegelicht. Vervolgens werden er afspraken gemaakt in het licht van een internationaal seminarie dat zal worden georganiseerd in het kader van dit project in het voorjaar van 2013.
PUBLICATIES: -
De Ceuninck K. & Steyvers K. (2012). Doet de grootte ertoe? Een vergelijkend onderzoek naar de factoren voor succes en/of falen van hervormingen aan de lokale schaal. 68 p.
-
Valcke, T. & De Ceuninck, K. (2012). De interne Vlaamse staatshervorming, een treurspel in vijf bedrijven? Sampol, 19 (4), 15-25.
-
De Ceuninck, K. (2013). Fusies van gemeenten. Spielerei of noodzaak? Een korte blik over de grenzen. Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement, 18 (1).
DEELNAME EN PRESENTATIE NATIONALE NETWERKEN: -
Deelname aan 11de Nederlands-Vlaamse Politicologenetmaal: ‘Verkiezingen en veranderingen. Lokale politiek in Nederland en Vlaanderen vergeleken’. Amsterdam, 31 mei – 1 juni 2012. Paper: De
maart 2013
4. B-projecten
65
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
onontkoombare trein der traagheid? De Interne Vlaamse Staatshervorming doorgelicht (De Ceuninck, K. & Valcke, T.) -
Deelname aan het IPSA World Congress of Political Science. Madrid, 8-12 juli 2012. Research Group 05 ‘Comparative Studies on Local Government and Politics’. Panel ‘Local Government Amalgamation and its Alternatives: Effects on Democracy and Governance’. Paper: Municipal Amalgamations as a Way to a More Efficient Local Government? Experiences in Two West-European Countries (De Ceuninck, K. & Reynaert, H.).
4.3.5 Onderzoeksteam Coördinatie 2012-2013: U. Gent Promotor: Prof. dr. Kristof Steyvers (U. Gent) Copromotor prof. dr. Herwig Reynaert (U. Gent) en prof. dr. Thomas Block (U. Gent) Onderzoeker: dr. Koenraad De Ceuninck 1 VTE (2012-2013)
maart 2013
4. B-projecten
66
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
4.4
B4: Naar een meer proactieve en probleemoplossende communicatie met burgers (2012, KU Leuven)
4.4.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen In de beleidspraktijk is er regelmatig sprake van onvoldoende draagvlak en actief protest tegen overheidsbeslissingen. Burgers maken meer gebruik van klachten- en bezwaarprocedures om overheidsbesluitvorming tegen te houden. Dergelijke procedures worden in de eerste plaats juridisch ingevuld en gehanteerd. Enkele van de mogelijke nadelen van het overmatig gebruik van dergelijke procedures is vertraging van de besluitvorming, stijging van de kosten, een negatief imago van de overheid en een daling van het vertrouwen. Enerzijds moeten dergelijke procedures op een correcte en rechtszekere manier ingericht en uitgevoerd worden, anderzijds kan er nagedacht worden of en in welke situaties alternatieve vormen van interactie met de burger een voordeel kunnen bieden. De doelstelling van het onderzoek is om de mogelijkheden van een meer informele, open en communicatieve aanpak voor de Vlaamse beleidspraktijk te onderzoeken en aanbevelingen ter zake te formuleren. Een recent project van het Nederlands Ministerie van Binnenlandse Zaken in het kader van het programma ‘Regeldruk en administratieve lasten voor burgers’ toont aan dat met het inzetten van ‘bemiddelingsvaardigheden’ door ambtenaren aanzienlijke efficiëntiewinsten geboekt kunnen worden ten opzichte van een meer traditionele behandeling van klachten en bezwaren (Van der Velden et al, 2010). Bovendien was er sprake van een grotere tevredenheid van betrokken burgers en ambtenaren. Mogelijk kan een dergelijke aanpak ook bij complexe besluitvormingsprocessen bijdragen aan een meer efficiënte en gedragen besluitvorming. Recent Vlaams onderzoek toont aan dat een meer informele, participatieve aanpak van besluitvormingsprocessen bijkomende kosten genereert, maar ook meer baten kan opleveren (Joris et al. 2010; Van Damme en Brans, 2010). In het onderzoek focussen we op hoe een informele aanpak het vertrouwen bij de diverse betrokkenen in de loop van het beslissingsproces kan verhogen. Hierbij speelt het concept procedurele rechtvaardigheid een belangrijke rol. De tevredenheid van burgers over overheidsbeslissingen hangt in sterke mate af van de gepercipieerde procedurele rechtvaardigheid, zelfs indien de overheid een uiteindelijk beslissing neemt die voor de burger negatief is. Zowel bij positieve als negatieve beslissingen is de procedurele rechtvaardigheid belangrijk voor het aanvaarden van de beslissing en het vertrouwen in de overheid (van den Bos, 2011). Deze gepercipieerde procedurele rechtvaardigheid kan gemeten worden en verhoogd worden door het inzetten van probleemoplossende communicatievaardigheden en technieken (Leventhal, 1980; Lind & Tyler, 1988; Moorman, 1990; Tyler & Lind, 1992; Van den Bos, 2005). De onderzoeksvragen die het onderzoek sturen zijn: welke winsten kan een informele, proactieve aanpak opleveren in vergelijking met een meer traditionele aanpak? Hoe verhoudt een dergelijke aanpak zich tot de eerder formele inspraakprocedures zoals bijvoorbeeld het openbaar onderzoek? In welke mate is er ruimte voor een dergelijke aanpak in het huidige wettelijke kader?
4.4.2 Methodologie Het onderzoek beslaat verschillende fasen en combineert verschillende onderzoeksmethodes. In een eerste fase wordt een literatuurstudie uitgevoerd, alsook een internationale verkenning met betrekking tot deelaspecten van het onderzoek (o.a. ervaringen met Inspraak Nieuwe Stijl en Informal Proactive Approach Model in Nederland). Dit mondt uit in een conceptueel model met betrekking tot de rol die procedurele rechtvaardigheid speelt ten aanzien van houding en gedrag van burgers ten aanzien van complexe ruimtelijke projecten. In een tweede fase worden Vlaamse cases onderzocht en vergeleken met de bedoeling inzicht te verwerven in organisatie, verloop en resultaten van complexe ruimtelijke besluitvormingsprocessen, en de rol die een formele, juridische dan wel een meer informele interactie met burgers speelt ten aanzien van het genereren van (on)tevredenheid en steun of protest. In een derde fase wordt in een juridisch luik nagegaan welke wettelijke kaders er zijn met betrekking tot de organisatie van inspraak bij ruimtelijke besluitvormingsprocessen, en welke mogelijkheden er zijn voor een informele aanpak. In een vierde fase wordt de rapportering verzorgd.
4.4.3 Fasering & activiteiten 2012 In een eerste fase werd een literatuurstudie uitgevoerd, waarbij werd nagegaan welke rol distributieve en procedurele rechtvaardigheid spelen ten aanzien van het bepalen van de attitude van burgers ten
maart 2013
4. B-projecten
67
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
aanzien van een overheidsbeslissing. Dominante criteria van procedurele rechtvaardigheid werden opgesteld. Vervolgens werd nagegaan welke factoren ertoe bijdragen dat een negatieve attitude wordt omgezet in actief protest. De mogelijkheden van zowel meer formele vormen van inspraak om bij te dragen aan het verhogen van de gepercipieerde fairness van procedure werd nagegaan, als van meer informele vormen van communicatie en interactie met burgers. In een tweede fase werden acht Vlaamse cases van complexe ruimtelijke besluitvorming onderzocht en vergeleken met de bedoeling inzicht te verwerven in organisatie, verloop en resultaten, en de rol die een formele, juridische dan wel een meer informele interactie met burgers speelt ten aanzien van het genereren van (on)tevredenheid. Uit dit deelonderzoek bleek onder meer dat vormen van interactief beleid met een samenwerkende bestuursstijl belangrijke mogelijkheden bieden ten aanzien van het verhogen van de gepercipieerde fairness van procedure. Een aantal randvoorwaarden zijn echter van belang, zoals een goede timing en de aanwezigheid van een procesbegeleider die voldoende vertrouwen geniet van de betrokken partijen. Daarnaast blijken ook andere strategieën van een meer informele aanpak (potentieel) succesvol. Intensieve communicatie, ambtelijke bemiddeling en een meer flexibele en extern georiënteerde organisatiecultuur bieden aanknopingspunten voor het verhogen van de procedurele rechtvaardigheid van de besluitvorming. In een derde fase werd in een juridisch luik nagegaan welke wettelijke kaders er zijn met betrekking tot de organisatie van inspraak bij ruimtelijke besluitvormingsprocessen, en welke mogelijkheden er zijn voor een informele aanpak. In 2012 verschenen reeds diverse publicaties en begin 2013 worden nog twee Nederlandstalige rapporten gefinaliseerd.
4.4.4 Valorisatie 2012 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam een eerste keer bijeen op 28 juni. Hierbij werd aandacht besteed aan de probleemstelling, onderzoeksvragen, methodologie, theoretisch kader en conceptueel model. De tweede bijeenkomst vond plaats op 17 december. Na een korte inleiding en schets van aanpak van het onderzoek, werden de belangrijkste bevindingen uit het onderzoek toegelicht. PUBLICATIES: -
-
-
-
-
-
-
Van Damme Jan & Brans Marleen (2012) “Managing public consultation: a conceptual framework and empirical findings from Belgian case studies,” Public Administration vol:90 issue:4 pages:10471066. Van Damme Jan & Brans Marleen (2012). Advice, consultation and participation as drivers of policy legitimacy. 13 p. XVI IRSPM Conference. International Research Society for Public Management. Rome, Italië. 11-13 april 2012. Van Damme Jan, Frankie Schram & Brans Marleen (eds.) (2012) Participatie: what’s in a name? Een multidisciplinaire kijk op maatschappelijke participatie. Brugge: Vandenbroele Academics. Van Damme Jan, Frankie Schram & Brans Marleen (2012) “Inleiding”. In: Van Damme Jan, Frankie Schram & Brans Marleen (eds.) (2012) Participatie: what’s in a name? Een multidisciplinaire kijk op maatschappelijke participatie. Brugge: Vandenbroele Academics. Van Damme Jan, Frankie Schram & Brans Marleen (2012) “Besluit”. In: Van Damme Jan, Frankie Schram & Brans Marleen (eds.) (2012) Participatie: what’s in a name? Een multidisciplinaire kijk op maatschappelijke participatie. Brugge: Vandenbroele Academics. Van Damme Jan & Brans Marleen (2012) “Een beleidswetenschappelijk perspectief op maatschappelijke participatie”. In: Van Damme Jan, Frankie Schram & Brans Marleen (eds.) (2012) Participatie: what’s in a name? Een multidisciplinaire kijk op maatschappelijke participatie. Brugge: Vandenbroele Academics. Van Damme Jan, Frankie Schram, Eva Platteau & Brans Marleen (april 2013). Eerlijk duurt het langst? Over procedurele rechtvaardigheid en de rol van inspraak, consultatie en participatie bij complexe ruimtelijke besluitvorming. Leuven: SBOV. p147. Frankie Schram, Van Damme Jan, Eva Platteau & Brans Marleen (mei 2013). Een juridische kijk op participatie bij complexe ruimtelijke besluitvorming: wat moet, wat mag? – werktitel. Leuven: SBOV.
maart 2013
4. B-projecten
68
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
DEELNAME EN PRESENTATIE NATIONALE NETWERKEN: -
Deelname Kortom congres overheidscommunicatie, 7/5/12, Brussel Deelname Kortom studiedag: communicatie bij infrastructuurwerken 2/10/12, Brussel Deelname debat en afsluiting Studiedag Ovam Multi-actor Governance 25/10/12, Mechelen Deelname AGO expertenworkshop belanghebbendenmanagement 19/11/2012, Brussel
DEELNAME EN PRESENTATIE INTERNATIONALE NETWERKEN: -
Presentatie paper op XVI IRSPM Conference. International Research Society for Public Management. Rome, Italië. 11-13 april 2012.
4.4.5 Onderzoeksteam Coördinatie: KU Leuven Promotor: prof. dr. Marleen Brans Onderzoekers: dr. Jan Van Damme & Eva Platteau (samen 1VTE, 2012) i.s.m. Prof. Dr. Frankie Schram
maart 2013
4. B-projecten
69
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
4.5
B5: Proeve van code voor democratisch lokaal bestuur (2012, U.Gent i.s.m. H.Gent en U.Hasselt)
4.5.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen De doelstelling van dit onderzoek bestaat erin om een ‘Proeve van code voor democratisch lokaal bestuur’ op te stellen. De code speelt in op actuele uitdagingen en kansen zoals: ‐ Instrumentarium uit het gemeentedecreet ‐ De toenemende proliferatie (bv. verzelfstandiging, intergemeentelijke samenwerking) ‐ Budgettaire krapte ‐ De nieuwe lokale beleids- en beheerscyclus (meerjarenplan, budget, audit,…) Deze code is niet zozeer een normerend werkstuk of een uitgebreid rapport, dan wel een in omvang relatief beperkte toegankelijke en inspirerende nota die aanbevelingen, ideeën, methoden en (praktijk)voorbeelden bevat om op een goede manier invulling te geven aan de diverse rollen en functies in een gemeente. De code voor democratisch lokaal bestuur spitst zich toe op, onder meer, de volgende rollen: ‐ Gemeenteraadsleden (bv. hoe kan je in de gemeenteraad een nuttig debat voeren over grote strategische lijnen of projecten – welke zijn creatieve manieren om dit aan te pakken?) ‐ Voorzitter van de gemeenteraad (bv. aanbeveling om voorzitter buiten het college aan te duiden) ‐ Burgemeester en schepenen (bv. terugkoppeling van uitvoerende mandatarissen in de diverse netwerken naar gemeente) ‐ Managementteam (bv. problematiek dat managementteams teveel intern kijken -> aanbeveling dat managementteams het college ondersteunen in het externe beleid – rol van gemeente in IGS’en) ‐ Vertegenwoordigers van de gemeenteraad in verzelfstandigde bedrijven of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (bv. aanbeveling om bij vorming van nieuw beleid in een satelliet, dit al in vroege fase terug te koppelen naar gemeenteraad en/of commissie // afstemming van de cyclus van de verzelfstandigde entiteiten of IGS’n op de cyclus van de gemeente) Gelet op het bijzondere karakter van dit project wordt er niet gewerkt met specifiek toetsbare onderzoeksvragen. De algemene onderzoeksvraag die het project onderbouwt luidt als volgt: ‘Hoe kunnen de verschillende actoren in een lokaal bestuur vanuit hun functie bijdragen aan een democratisch lokaal bestuur?’
4.5.2 Methodologie Het onderzoek bestaat uit verschillende fasen: informeel overleg met de opdrachtgever om de contouren van de opdracht af te lijnen, een literatuurstudie als theoretische basis voor de uitwerking van het project (zowel bronnen uit de politiekwetenschappelijke literatuur als praktijkvoorbeelden uit binnen- en buitenland), de uitwerking van de grondlijnen in een onderzoeksmatrix die dient als voorwerp van zowel een klankbordgroep als een focusgroep met actoren uit het werkveld. Het resultaat van deze discussies mondde vervolgens uit in een ontwerptekst. Deze tekst werd opnieuw voorgelegd aan de klankbordgroep. Tijdens deze bijeenkomst werden enkele verdere bemerkingen aangebracht en werd ook overeengekomen om de definitieve output in 2 vormen te presenteren: 1 praktijkgericht en zeer toegankelijke nota en 1 wetenschappelijk onderbouwd SBOV-rapport.
4.5.3 Fasering & activiteiten 2012 De bovengenoemde fasen werden afgewerkt in 2012. De uiteindelijke publicaties (nota en SBOVrapport) worden begin 2013 gefinaliseerd.
maart 2013
4. B-projecten
70
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
4.5.4 Valorisatie 2012 KLANKBORDGROEPEN: Een klankbordgroep kwam bijeen op 19/06 en op 04/09. Tijdens de eerste klankbordgroep werd aandacht besteed aan de onderzoeksmatrix en de bespreking van de elementen die in de tekst aan bod zouden moeten komen. In een brainstormsessie werden ideeën voorgesteld en afgetoetst. Tijdens de tweede klankbordgroep werd de ontwerptekst besproken, aanvullingen aangebracht en werd overeengekomen te tekst te ontkoppelen in een toegankelijke nota en een wetenschappelijk rapport. PUBLICATIES: -
Wegens het specifieke karakter van dit project werd de output (onderzoeksmatrix, werkversies van de tekst) niet in de vorm van congres- of working papers verwerkt. Het project is enkel gericht op de eindversie van de beleidsgerichte tekst (met als aanvulling een wetenschappelijk gestoffeerde en uitgebreide basistekst in de vorm van een SBOV-rapport).
4.5.5 Onderzoeksteam Coördinatie: Universiteit Gent Promotor: prof. dr. Herwig Reynaert Onderzoeker: Tom Verhelst (1 VTE, 2012)
maart 2013
4. B-projecten
71
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
4.6
B6: Detectie en ontwikkeling van potentieel leidinggevenden in de Vlaamse overheid (2012, KU Leuven)
4.6.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Een HR-werkgroep van Vlaamse topambtenaren definieerde in 2011 vijf waarden die cruciaal zijn voor de Vlaamse overheid om als werkgever aantrekkelijk te blijven in 2020. Het gaat om deze waarden: wendbaarheid, ondernemerschap, 360° vertrouwen, openheid en daadkracht. De OESO2 identificeert enkele kerncompetenties voor toekomstige overheden die daarmee in relatie kunnen worden gebracht : creatief denken, flexibiliteit, samenwerken en strategisch denken. Deze waarden en competenties vereisen echter een verandering ten aanzien van de huidige situatie en dienen in eerste instantie door de (toekomstige) leidinggevenden van de Vlaamse Overheid uitgedragen te worden. Het inzetten op het ontwikkelen van die competenties en het verkrijgen van draagvlak ten aanzien van de nieuwe waarden is een vereiste om te kunnen evolueren in die gewenste richting. Als Vlaamse overheid moet er hierop bewust worden ingezet. Verschillende uitdagingen in de publieke sector hebben een belangrijke impact op het soort publieke leiders die nodig zullen zijn in de nabije toekomst. Uitdagingen zoals de financiële crisis, internationalisering, coördinatie en samenhang van het beleid, gebrek aan vertrouwen en de snelheid van veranderingen, hebben een significante invloed op de rollen en competenties van toekomstige leiders. Door deze uitdagingen wordt het steeds belangrijker om potentiele leiders te kunnen detecteren die kunnen omgaan met deze uitdagingen. Dit project wil het mogelijk maken potentieel leidinggevenden te detecteren en voor te bereiden op leiderschap 2020. De belangrijke doelgroep van potentieel leidinggevenden is momenteel nog onderbelicht binnen de praktijk van de Vlaamse overheid. Desondanks zullen zij in de nabije toekomst functioneren in een voorbeeldfunctie binnen een Vlaamse overheid die in 2020 slagkrachtiger wenst te zijn, maar ook een antwoord wenst te bieden op de maatschappelijke uitdagingen. Het is dus van groot belang dat die toekomstig leidinggevenden de nieuwe visie op leiderschap 2020, de nieuwe waarden en nieuwe competenties belichamen en veruitwendigen op een natuurlijke manier. Om te kunnen voorzien in een vroegtijdige detectie van potentieel leidinggevenden binnen de Vlaamse overheid en te voorzien in de ontwikkeling van deze groep potentieel leidinggevenden stellen we in dit B-project volgende onderzoeksvragen: 1. Hoe kan de schaarse groep van potentieel leidinggevenden overheidsbreed gedetecteerd worden in de Vlaamse overheid? 2. Hoe kunnen de potentieel leidinggevenden overheidsbreed voorbereid worden op hun toekomstige positie?
4.6.2 Methodologie In een eerste fase van het onderzoek werd op basis van een literatuurstudie een overkoepelend model voor leiderschapspotentieel ontwikkeld. In dit model werden de rollen en competenties voor toekomstige leiders opgenomen vertrekkende van de rollen en waarden van leiderschap 2020. In dit model voor leiderschapspotentieel werden volgende rollen voor toekomstige leiders gedefinieerd: de ondernemer, de professioneel beleidsadviseur, de manager, de coach, en de leider. Na het bepalen van de leiderschapsrollen voor onze toekomstige leidinggevenden, werd nagaan welke competenties potentieel leidinggevenden nodig hebben om die rollen te kunnen opnemen. In een tweede fase van het onderzoek werd dit model omgevormd tot een instrument voor de detectie van leiderschapspotentieel. Dit instrument nam de vorm aan van een vragenlijst waarbij gepeild wordt naar de aanwezigheid van verschillende competenties en leiderschapsrollen bij de bevraagde steekproef. Deze vragenlijst werd in een derde fase afgenomen bij medewerkers van de Vlaamse overheid die zich op het A1 en A2 niveau bevinden. Tenslotte werd in een laatste fase van het onderzoek de resultaten en rapportering verzorgd. Organisaties die voldoende respons hadden, kregen een individueel datarapport. Daarnaast werd ook een algemeen datarapport opgemaakt op het niveau 2 Op de Beeck, S. & Hondeghem, A. (2010): Managing competencies in government: state of the art practices and issues at stake for the future. OECD.
maart 2013
4. B-projecten
72
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
van de hele Vlaamse Overheid. Op basis van de resultaten van deze vragenlijst kon een beeld geschetst worden van het aanwezige leiderschapspotentieel in de Vlaamse overheid. Daarnaast kon ook inzicht verworven worden in de competenties en leiderschapsrollen die binnen de Vlaamse overheid momenteel sterk en minder sterk ontwikkeld zijn.
4.6.3 Fasering & activiteiten 2012 De hierboven beschreven onderzoeksfasen werden doorlopen van maart 2012 tot begin 2013. In april 2013 wordt de publicatie van het rapport voorzien.
4.6.4 Valorisatie 2012 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam vier keer bijeen. -
11 juni 2012. Hier werd aandacht besteed aan het model voor leiderschapspotentieel. 23 augustus 2012. Hier werd aandacht besteed aan de ontwikkeling van de vragenlijst en de afname hiervan bij werknemers van de Vlaamse overheid. 19 november 2012. Hier werden de eerste resultaten van de vragenlijst besproken. 28 februari 2012. Hier werd het finale rapport besproken.
PUBLICATIES: -
-
Van Wart Montgomery, Hondeghem Annie, Bouckaert Geert & Ruebens Silke (2012). Administrative Leadership in the context of governance. Paper for the XVI Annual Conference of the International Research Society for Public Management Panel on Leadership in the public sector: back to the future? Ruebens Silke & Hondeghem Annie (2012). Leadership potential in the Flemish Government. Paper for the 2012 Annual Work Conference for the Netherlands Institute of Government. Panel 16: Leadership revisited: new avenues in leadership research in public administration and political science
DEELNAME EN PRESENTATIE INTERNATIONALE NETWERKEN: -
-
-
Presentatie paper op XVI IRSPM Conference. International Research Society for Public Management. Rome, Italië. 11-13 april 2012: Van Wart Montgomery, Hondeghem Annie, Bouckaert Geert & Ruebens Silke (2012). Administrative Leadership in the context of governance. Panel on Leadership in the public sector: back to the future? Presentatie paper op NIG (Netherlands Institute of Government Annual Work) Conference. Leuven. 29-30 november 2012: Ruebens, S. (2012). Leadership potential in the Flemish Government. Panel 16: Leadership revisited: new avenues in leadership research in public administration and political science. Presentatie op EIPA (European Institute of Public Administration) Seminar. 6-7 december 2012. Leadership in the context
4.6.5 Onderzoeksteam Coördinatie: KU Leuven Promotor: prof. dr. Annie Hondeghem Onderzoekers: Silke Ruebens, Sara Demuzere (samen 1 VTE, 2012)
maart 2013
4. B-projecten
73
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
5 5.1
Management Interactie met de Vlaamse overheid
SBOV III streeft naar een optimale, interactieve en complementaire samenwerking met de Vlaamse overheid. De externe aansturing van het Steunpunt gebeurt via de Algemene Stuurgroep. Klankbordgroepen (Guidance Groups) en doorwerkingsgroepen (Transfer Committees) zorgen voor periodiek advies en feedback aan de onderzoeksmedewerkers. 1) Algemene stuurgroep De algemene stuurgroep is het formele orgaan dat toeziet op de naleving van de beheersovereenkomst en dat de jaarplannen en jaarverslagen goedkeurt. De algemene stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de betrokken kabinetten en administraties en afgevaardigden van het consortium. Afgevaardigden van het consortium: - Prof. dr. Geert Bouckaert (coordinator); - Prof. dr. Annie Hondeghem (K.U.Leuven); - Prof. dr. Wouter Van Dooren (Universiteit Antwerpen); - Prof. dr. Filip De Rynck (Hogeschool Gent); - Prof. dr. Herwig Reynaert (Universiteit Gent); - Prof. dr. Johan Ackaert (Universiteit Hasselt). 2) Klankbordgroepen Per A en B-project wordt een klankbordgroep samengesteld die het onderzoeksteam adviseert, inhoudelijk feedback geeft op de projecten en een belangrijke rol speelt in het tegensprekelijk debat. De samenstelling en de organisatie van die klankbordgroepen gebeurt in samenspraak met de algemene stuurgroep. Naast periodieke samenkomsten, zal elektronische communicatie de interactie tussen de klankbordgroepleden en onderzoekers bevorderen. 3) Doorwerking Doorwerking is de doorvertaling van onderzoeksresultaten in het beleid. Hiervoor wordt een flexibel platform gecreëerd dat kan variëren naargelang de thematiek. Het omvat meer dan enkel het communiceren van de resultaten van het onderzoek. Op scharniermomenten in het beleid levert het consortium input op uitnodiging van de administratie die de vraag naar de doorwerking coördineert.
5.2
Management binnen het consortium
1) Promotor-coördinator De promotor-coördinator is het aanspreekpunt voor de algemene stuurgroep en voor het Steunpunt in het algemeen. Hij is de eindverantwoordelijke en representeert het Steunpunt. Hij leidt de vergadering van het Dagelijks Bestuur. Hij is ook de eindverantwoordelijke voor het financieel management van het Steunpunt. De algemeen coördinator is prof. dr. Geert Bouckaert. 2) Verantwoordelijken De Verantwoordelijken van de deelnemende instellingen staan in voor de operationele en inhoudelijke aansturing van de aan hun toegewezen projecten en wetenschappelijk medewerkers dewelke deze projecten uitvoeren. Zij zijn verantwoordelijk voor het personeelsmanagement, financieel management en communicatiemanagement binnen hun entiteit. De verantwoordelijken zijn: - prof. dr. Annie Hondeghem (KU Leuven) - prof. dr. Ria Janvier (Universiteit Antwerpen) - prof. dr. Filip De Rynck (Hogeschool Gent) - prof. dr. Herwig Reynaert (Universiteit Gent)
maart 2013
5. Management
74
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
-
prof. dr. Johan Ackaert (Universiteit Hasselt)
3) Dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor het strategisch management van het Steunpunt. Ze vergadert periodiek. Opvolging van de diverse projecten conform de opgestelde meerjarenplanning, komt hierbij steeds aan bod evenals gezamenlijke valorisatie-initiatieven. 4) Onderzoekspromotoren en College van academi Onderzoekspromotoren zijn professoren van de betrokken deelnemende instellingen. Zij superviseren de A-onderzoekslijnen en toegewezen B-projecten. Samen vormen zij het College van academici. Onderzoekspromotoren zijn: - KU Leuven: prof. dr. Geert Bouckaert, prof. dr. Annie Hondeghem, prof. dr. Marleen Brans; prof. dr. Koen Verhoest; prof. dr. Trui Steen - Universiteit Antwerpen: prof. dr. Ria Janvier, prof. dr. Peter Bursens, prof. dr. Wouter Van Dooren, prof. dr. Koen Verhoest; - Hogeschool Gent: prof. dr. Filip De Rynck, prof. dr. Ellen Wayenberg; - Universiteit Gent: prof. dr. Herwig Reynaert, prof. dr. Kristof Steyvers, prof. dr. Thomas Block; - Universiteit Hasselt: prof. dr. Johan Ackaert. 5) Doctor-coördinator Een doctor-coördinator staat in voor de inhoudelijke ondersteuning van de promotor-coördinator en het dagelijks bestuur. Hij/zij zorgt voor de inhoudelijke afstemming van de verschillende projecten. Dit bevordert de synergie over de projecten, onderzoekers en Instellingen. Hij/zij verzorgt tevens de inhoudelijke coördinatie van algemene valorisatie-initiatieven zoals studiedagen en workshops. De doctor-coördinator is dr. Jan Van Damme. 6) Onderzoeksplatform Een onderzoeksplatform wordt opgestart bestaande uit de verschillende supervisoren en onderzoekers van het Steunpunt. In de periodieke bijeenkomsten worden de projecten en hun voortgang gepresenteerd. Onderzoekers krijgen de mogelijkheid om te discussiëren wat de synergie en onderlinge samenwerking tussen zowel de toegepaste als fundamentele onderzoeksprojecten bevordert. 7) SBOV-secretariaat Het SBOV-secretariaat zorgt zowel voor logistieke, administratieve als voor de organisatorische ondersteuning van het Steunpunt. Het staat o.a. in voor de actualisering van de website, administratieve coördinatie en bijhorende opmaak van het jaarverslag en jaarplan, eindredactie en verspreiden van elektronische nieuwsbrief. 8) Wetenschappelijk adviescomité Een wetenschappelijk adviescomité zal het Steunpunt wetenschappelijk adviseren. Ze wordt samengesteld uit Belgische en internationale experten.
5.3
HRM-beleid
SBOV III beschikt in totaal over een onderzoeksequipe van 18,5 VTE wetenschappelijk medewerkers, een doctor-coördinator en twee (deeltijdse) secretariaatsmedewerkers. Bij de samenstelling van de onderzoeksequipe wordt rekening gehouden met volgende elementen: - wetenschappelijke kwaliteit: de onderzoekers moeten beantwoorden aan kwaliteitsnormen inzake wetenschapsbeoefening. Dit uit zich in de behaalde graden aan de universiteit, maar ook in de wetenschappelijke gedrevenheid; - ervaring: er wordt een evenwicht nagestreefd tussen doctors, senior medewerkers en junior medewerkers; voor de lange termijn onderzoekslijnen worden in principe junior medewerkers ingezet, voor de korte termijn B-projecten doctors of senior medewerkers. Voor de laatste projecten is er immers minder inwerktijd mogelijk;
maart 2013
5. Management
75
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
-
diversiteit: conform de doelstellingen van de Vlaamse overheid werd een evenwichtige onderzoeksequipe samengesteld wat betreft het evenwicht man-vrouw; teamsamenstelling: er wordt gestreefd naar complementariteit inzake competenties en disciplines in het team.
De dagelijkse sturing en coaching van de onderzoekers gebeurt door de promotoren. Teamwerking binnen elke entiteit en tussen de verschillende entiteiten wordt maximaal gestimuleerd via stafvergaderingen en interne een- en meerdaagse seminaries. In 2012 werd een interne Kick-off bijeenkomst georganiseerd op 1 maart en twee seminaries over verschillende aspecten van transitiemanagement (13/6/12, 24/10/12).
5.4
Financieel beheer
Alle leden van het consortium hebben het formele engagement van hun rector of directeur dat de onderdelen van het steunpunt binnen de verschillende. instellingen een aparte entiteit vormen en dat tegelijkertijd de nodige afstemming tussen die entiteiten en de instellingen zal gebeuren. De financiële opvolging gebeurt per lid van het consortium door de administratie van de betrokken instelling conform de geldende regelgeving voor de universiteiten en hogescholen. De operationele financiële opvolging gebeurt door de verantwoordelijke promotor en voor de consolidering door de promotor-coördinator. De promotor-coördinator rapporteert aan de algemene stuurgroep van het Steunpunt.
5.5
Organigram
Een organigram is opgenomen in bijlage 1.
5.6
Logistieke en materiële inbreng
Alle Instellingen en hun Verantwoordelijken engageren zich om te voorzien in passende logistieke en materiële inbreng zodat de aan hen toegewezen projecten in optimale omstandigheden kunnen worden uitgevoerd.
5.7
Samenwerking met onderaannemers
Het staat iedere promotor vrij bepaalde taken in onderaanneming uit te voeren. In het kader van eventuele schaalvoordelen worden de andere promotoren hiervan op de hoogte gebracht. Alle onderaannemingen worden besproken en goedgekeurd op het dagelijks bestuur. Voorlopig zijn er geen samenwerkingen met onderaannemers (partners en derden) voorzien.
maart 2013
5. Management
76
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
6
Valorisatie
Valorisatie gebeurt zowel voor het SBOV III als geheel als per individueel project. Valorisatie op projectniveau gebeurt door deelname aan nationale en internationale congressen, onderzoeksrapporten en andere publicaties, en overdracht van kennis en onderzoeksresultaten via klankbordgroepen, workshops en studiedagen. Voor een detaillering verwijzen we naar de beschrijving van de diverse onderzoekslijnen. Algemene valorisatie voor SBOV III gebeurt door de organisatie van projectoverstijgende studiedagen en workshops, de website, en de periodieke elektronische nieuwsbrieven. De website van het SBOV (Nederlands en Engels) is direct toegankelijk via ‘www.steunpuntbov.be’. Het opzoeken van publicaties is geoptimaliseerd met een onderliggende databank. Naast het verkrijgen van een overzicht met de recente publicaties kan men op een eenvoudige wijze opzoeken op auteur, titel, trefwoord en/of onderzoeksdomein. Op deze manier kan het steunpunt verder uitgroeien tot een kenniscentrum voor bestuurskundig onderzoek en kunnen beleidsmakers en ambtenaren snel beschikken over onderzoeksrapporten, artikels en papers. De e-nieuwsbrief brengt relevante informatie samen (nieuwe publicaties, geplande activiteiten, workshops en studiedagen) en wordt periodiek per e-mail verspreid. De nieuwsbrief kent een bereik van 20.000 ambtenaren en andere geïnteresseerden. In 2012 werd de nieuwsbrief 4 keer uitgebracht. Het transversale project ‘The Future State of the State’ levert een bijdrage aan het maatschappelijk debat over de rol van de overheid in de toekomst. Het project zal verschillende scenario’s uittekenen en onderzoeken met betrekking tot positie en rol van de overheid in de toekomst. Hiertoe worden zowel intern als extern discussies en debatten gevoerd. In 2012 werd tijdens verschillende seminaries een voorstel van visietekst uitgewerkt over rol en positie van de overheid in de samenleving. Deze visietekst zal in 2013 verder bediscussieerd worden in de schoot van de Vereniging Voor Bestuur en Beleid (VVBB). In het kader van het transversale project werd tijdens twee seminaries in 2012 en een afsluitend seminarie in januari 2013 gediscussieerd over transitiemanagement en transitiegovernance. Het concept werd benaderd vanuit een academisch perspectief maar er werd tevens gekeken naar de mogelijkheden en beperkingen van het hanteren van het concept als methodiek voor het initiëren en/of ondersteunen van grootschalige systeemveranderingen door de Vlaamse Overheid. Voor deze seminaries konden we rekenen op bijdragen van onder andere Ovam (John Wante) en DAR (Brigitte Mouligneau). De seminaries droegen bij aan een beter inzicht in transitiemanagement als concept en methodiek, en lieten toe om te reflecteren over de positionering van SBOV ten aanzien van transitiemanagement. In 2012 werden ook de nodige voorbereidingen getroffen voor een intersteunpuntenseminarie dat doorging op 22 februari 2013: “Government/governance in transitions.” Het seminarie werd georganiseerd in samenwerking met het Steunpunt Trasities voor Duurzame ontwikkeling (Trado). De workshop focuste op de verschuivende rol van de overheid bij grootschalige systeemveranderingen in Vlaanderen. Dat beantwoordt aan de doelstelling van het Steunpunt Trado om rond concrete onderwerpen van duurzaamheidstransities samen te werken over de Steunpunten heen, en sluit aan bij het SBOV-project ‘The State of the State’, dat een bijdrage wil leveren aan het debat over de toekomstige rol en positie van overheden in onze samenleving. Er waren 57 deelnemers, van in totaal 18 Steunpunten.
7
Transversale thema’s
SBOV III engageert zich ertoe transversale thema’s die van belang zijn voor de Vlaamse overheid bijzondere aandacht te schenken. We denken in eerste instantie aan Vlaanderen in Actie en de interne staatshervorming. Beide stonden centraal bij de opmaak van het meerjarenprogramma SBOV III 2012-
maart 2013
6. Valorisatie – 7. Transversale thema’s – 8. Samenwerking
77
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
2015. Daarnaast wordt aandacht besteed aan thema’s zoals transitiemanagement, gelijke kansen, en diversiteit onder ander bij de case selecties.
8
Samenwerking met andere steunpunten
Samenwerking met andere steunpunten beleidsrelevant onderzoek werd in 2012 verkend en de komende jaren verder uitgewerkt. Kennisuitwisseling tussen verschillende steunpunten gebeurt via deelname aan studiedagen vanwege verschillende steunpunten en via het zogenaamde ‘steunpuntenforum’ georganiseerd door het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI). SBOV III maakt deel uit van het Steunpunten Transitieplatform (INTRAP). INTRAP is bedoeld om met de andere Vlaamse Steunpunten Beleidsrelevant Onderzoek in dialoog te treden rond conceptuele, methodologische en praktische vragen inzake duurzaamheidstransities via onder andere jaarlijkse workshops. Op deze manier wordt er vanuit de academische wereld ondersteuning geboden aan de transversale transitieaanpak die gepromoot wordt in het toekomstproject Vlaanderen in Actie. In 2012 werden de nodige voorbereidingen getroffen voor een intersteunpuntenseminarie dat doorging op 22 februari 2013: “Government/governance in transitions.” Hier werden een aantal pistes verkend waar samenwerkingen tussen de Steunpunten in de toekomst een belangrijke meerwaarde kunnen betekenen.
maart 2013
6. Valorisatie – 7. Transversale thema’s – 8. Samenwerking
78
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
Bijlage 1
maart 2013
Algemeen organigram SBOV III
Bijlagen
79
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
Bijlage 2
Samenstelling klankbordgroepen
Onderstaande lijst bevat de samenstelling van de diverse klankbordgroepen dd 15 januari 2013. B01: SBOV III: Lokale benchmarking (2012-2013) - Dhr Guido Decoster, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Administrateur-generaal - Dhr Hans Eyssen, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever Binnenlandse Aangelegenheden - Mevr. Katie Heyse, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adviseur Staf beleid - Dhr Gijs Martens, Departement Bestuurszaken, Beleidsadviseur Afdeling HR en Organisatiebeleid - Dhr Dirk Moons (Contactpersoon KBG), Diensten voor algemeen regeringsbeleid, Adjunct directeur Studiedienst Vlaamse Regering - Dhr Dirk Temmerman, Kabinet van de Vlaams minister van Wonen, Energie, Sociale Economie en Stedenbeleid, Raadgever Stedenbeleid - Dhr Francis Tratsaert, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adjunct van de directeur staf beleid - Dhr Andy Vandevelde, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Beleidsmedewerker Lokale Besturen - Dhr Jeroen Windey, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Adjunct kabinetschef Binnenlands Bestuur B02: SBOV III: Vlaamse en lokale PPS: De functionaliteit van standaardisatie versus maatwerk voor de performantie van PPS-verbanden (2012-2015) - Mevr. Liesbeth Beckers, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adjunct van de directeur PA Limburg - Dhr Wouter De Boeck, Departement Bestuurszaken, Afdelingshoofd Afdeling beleid - Dhr Werner Decrem, Vlaamse participatiemaatschappij nv (VPM), Business Unit Manager PMV PPS Investeringen - Dhr Bart Dewandeleer, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever - Dhr Geert Diericx, Participatiemaatschappij Vlaanderen, Investeringsmanager PMV-PPS - Dhr Rudi Haeck, Stad Genk, Secretaris Stadsbestuur Genk - Dhr Bart Huybrechts, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Adjunct kabinetschef Bestuurszaken - Dhr Jan Leroy, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Stafmedewerker Gemeente- & OCMW financiën - Dhr Georges Nagels, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever Financiën & begroting - Dhr Marc Theirssen, Vlaams Kenniscentrum PPS, Senior adviseur Vlaams Kenniscentrum PPS - Dhr Steven Van Garsse (Contactpersoon KBG), Vlaams Kenniscentrum PPS, Manager - Dhr Paul Van Herpe, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Beleidsmedewerker - Dhr Tom Vanden Eede, Kabinet van de Vlaams minister van Wonen, Energie, Sociale Economie en Stedenbeleid, Raadgever Wonen - Dhr Jeroen Vervloessem, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever Bestuurszaken B03: SBOV III: B-project: Doet de grootte ertoe? Een vergelijkend onderzoek naar de factoren voor succes en/of falen van hervormingen aan de lokale schaal (2012) - Dhr Hans Eyssen, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever Binnenlandse Aangelegenheden - Mevr. Ann François (Contactpersoon KBG), Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adviseur Staf Beleid - Dhr Ronny Frederickx, ECG - Expertisecentrum van Gemeentesecretarissen, Secretaris Gemeente Essen - Dhr Kris Snijkers, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Raadgever Binnenlands bestuur - Dhr Mark Suykens, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Directeur - Dhr Dirk Temmerman, Kabinet van de Vlaams minister van Wonen, Energie, Sociale Economie en Stedenbeleid, Raadgever Stedenbeleid
maart 2013
Bijlagen
80
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
-
Dhr Thomas Van Langenhove, Agentschap voor Binnenlands Bestuur Prov. W.Vlaanderen, Adviseur Organisatie en werking lokale besturen Dhr Andy Vandevelde, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Beleidsmedewerker Lokale Besturen
B04: SBOV III: B-project: Naar een meer proactieve en probleemoplossende communicatie met burgers (2012) - Dhr Bert Corluy, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Inhoudelijk medewerker Informatica - Dhr Seppe De Blust, Kabinet van de Vlaams minister van Wonen, Energie, Sociale Economie en Stedenbeleid, Beleidsmedewerker energie en stedenbeleid - Dhr Mathias De Schrijver, Departement Bestuurszaken, Analist ICT Beleid - Dhr Martin Euwema, KU Leuven - Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, Arbeids-, Organisatie- en Personeelspsychologie - Dhr Luc Goedertier, Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend erfgoed, Projectleider Project "Versnellen Investeringsprojecten" Afdeling Stedenbouwkundig Beleid en Onroerend Erfgoedbeleid - Dhr Alexander Kaller, Departement Bestuurszaken-Dienst Wetsmatiging, Beleidsmedewerker Dienst Wetsmatiging - Dr Eric Lancksweerdt, Raad van State, Jurist - Mevr. Marijke Mommaerts (Contactpersoon KBG), Departement Mobiliteit en Openbare Werken, Communicatieadviseur Stafdienst - Dhr Karl Musschoot, Diensten voor algemeen regeringsbeleid, Afdelingshoofd Afdeling Communicatie - Mevr. Lynn van der Velden, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, - Mevr. Suzanne Van Hoof, Departement Mobiliteit en Openbare Werken, Senior adviseur Stafdienst Communicatie - Dhr Peter Van Humbeeck, Universiteit Antwerpen, Navorser - Mevr. Lieve Verfaillie, Departement Mobiliteit en Openbare Werken, Bemiddelaar Grootschalige Vlaamse Infrastructuurprojecten - Dhr Jeroen Vervloessem, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever Bestuurszaken B05: SBOV III: B-project: Proeve van Code voor democratisch lokaal bestuur (2012) - Mevr. Liesbeth De Clercq (Contactpersoon KBG), Agentschap voor Binnenlands Bestuur-Prov. O.Vlaanderen, Stafmedewerker Provincie Oost-Vlaanderen - Dhr Hans Eyssen, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever Binnenlandse Aangelegenheden - Mevr. Renate Hufkens, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Raadgever Binnenlands Bestuur - Dhr Leander Price (Vervanger), Departement Bestuurszaken, Beleidsmedewerker Organisatieontwikkeling - Mevr. Raymonde Rommel (Vervanger), Agentschap voor Binnenlands Bestuur-Prov. O.Vlaanderen, Directeur Personeel lokale besturen - Dhr Jürgen Spanhove, Departement Bestuurszaken, Projectleider Afdeling HR- en Organisatiebeleid - Mevr. Sophie Steyaert, Departement Bestuurszaken, Adjunct van de directeur Afdeling Regelgeving - Dhr Mark Suykens, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Directeur - Dhr Wim Vandenhaute (Vervanger), Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Raadgever Binnenlands bestuur - Dhr Andy Vandevelde, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Beleidsmedewerker Lokale Besturen - Dhr Jeroen Windey, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Adjunct kabinetschef Binnenlands Bestuur B06: SBOV III: B-project: Detectie en ontwikkeling van potentieel leidinggevenden in de Vlaamse overheid (2012) - Mevr. Veerle Bydekerke, Kind en Gezin, Consulent HRM-dienst - Mevr. Nancy De Vogelaere, Agentschap voor Onderwijsdiensten, Afdelingshoofd Afdeling Informatie en Communicatie
maart 2013
Bijlagen
81
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
-
Mevr. Nicky Dries, KU Leuven, Onderzoeksgroep Personeel en Organisatie Mevr. Isabelle Peeters, De Watergroep, Dhr Tom Somers, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Raadgever Dhr Jürgen Spanhove (Contactpersoon KBG), Departement Bestuurszaken, Projectleider Afdeling HR- en Organisatiebeleid Mevr. Anne Van Beneden, Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen, Coördinator Strategieontwikkeling en Beleidsondersteuning Mevr. Patricia Van den Bossche, Departement Bestuurszaken, Adviseur Mevr. Pascale van Duinhoven, Waterwegen en Zeekanaal NV, Verantwoordelijke VTO Mevr. Diana Vanhoebroek, Departement Financiën en Begroting, Opdrachthouder HRM & Vorming
B07: SBOV III: B-project: Monitoring van de implementatie van het gemeentedecreet (2013) - Dhr Guido Decoster, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Administrateur-generaal - Dhr Hans Eyssen, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever Binnenlandse Aangelegenheden - Mevr. Katie Heyse (Contactpersoon KBG), Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adviseur Staf beleid - Dhr Mark Suykens, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Directeur - Dhr Wim Vandenhaute, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Raadgever Binnenlands bestuur - Dhr Andy Vandevelde, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Beleidsmedewerker Lokale Besturen B08: SBOV III: B-project: Vermindering van lokale planlast: een comparatieve studie van de implementatie van het planlastendecreet (2013) - Mevr. Ann De Saedeleer, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adviseur Lokale en Provinciale Besturen : Financiën en Personeel - Dhr Filip Delos, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Raadgever Binnenlands Bestuur - Dhr Hans Eyssen, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever Binnenlandse Aangelegenheden - Dhr Leander Price (Contactpersoon KBG), Departement Bestuurszaken, Beleidsmedewerker Organisatieontwikkeling - Dhr Dirk Temmerman, Kabinet van de Vlaams minister van Wonen, Energie, Sociale Economie en Stedenbeleid, Raadgever Stedenbeleid - Dhr Andy Vandevelde, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Beleidsmedewerker Lokale Besturen B09: SBOV III: B-project: Stadsprojecten in 2035. Exploratieve scenario's voor Vlaamse steden (2013) - Prof.dr. Kristiaan Borret, Universiteit Gent, - Mevr. Linda Boudry, Kenniscentrum Vlaamse Steden, Directeur - Prof.dr. Michiel Dehaene, Universiteit Gent, Hoofddocent Stedenbouw - Prof.dr. André Loeckx, , Voorzitter jury Stadsvernieuwingsprojecten - Dhr Bart Steenwegen, Vlaams Bouwmeester, Adjunct - Dhr Dirk Temmerman, Kabinet van de Vlaams minister van Wonen, Energie, Sociale Economie en Stedenbeleid, Raadgever Stedenbeleid - Dhr Stefaan Tubex, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adviseur Team Stedenbeleid - Dhr Philippe Van Wesenbeeck, Stad Gent, Directeur Dienst stedenbouw en Ruimtelijke Planning - Dhr Andy Vandevelde, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Beleidsmedewerker Lokale Besturen - Dhr Maarten Vanholle, Kabinet van de Minister vice-president van de Vlaamse Regering - Geert Bourgeois, Raadgever financiën en begroting B10: SBOV III: B-project: Naar een performante beleidsadvisering (2013) - Dhr Bert Corluy, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Inhoudelijk medewerker Informatica - Dhr Bart Van Hoorebeeck, Interne audit van de Vlaamse administratie, Senior auditor
maart 2013
Bijlagen
82
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
-
Dhr Jeroen Vervloessem, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever Bestuurszaken
C1: SBOV III: Flexicurity in de Vlaamse publieke sector (2012-2015) - Mevr. Stephanie Bombeeck, Stad Gent, Adjunct v/d directie Departement Personeel en Organisatie - Staf - Mevr. Marijke De Lange, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Stafmedewerker Team Werking en Organisatie - Gemeentepersoneel - Mevr. Katrien De Meyer, Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Teamverantwoordelijke MOD - Afdeling Personeel - Dhr Filip Delos, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Raadgever Binnenlands Bestuur - Dhr Hubert Euler, Algemene centrale der openbare diensten, ACOD/LRB - Mevr. Goele Haest, Stad Antwerpen, Bedrijfsdirecteur HRM - Prof.dr. Patrick Humblet, Universiteit Gent, Fac. Rechtsgeleerdheid, Vakgroep sociaal recht - Dhr Luc Lathouwers, Departement Bestuurszaken, Secretaris-generaal - Dhr Frans Marivoet, ACV Openbare dienst, Secretaris - Dhr Matthias Roman (Contactpersoon KBG), Departement Bestuurszaken, - Mevr. Karen Segers, OCMW Antwerpen, - Dhr Tom Somers, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Raadgever - Dhr Peter Sommen, Provincie Antwerpen, Departementshoofd Departement Human Resources Management - Mevr. Maruja Van Baelen, FOD Sociale Zekerheid, Attaché DG Sociaal Beleid - Dhr Jeroen Vervloessem, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever Bestuurszaken - Mevr. Anit Vervoort, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adviseur Personeelsbeleid - Afd. Lokale en Prov. besturen-Financiën en Personeel C2: SBOV III: Talent management (2012-2015) - Dhr Bram Bonamie, Vlaamse dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding, Stafmedewerker Personeelsdienst - Diversiteit en Duurzaam Personeelsbeleid - Mevr. Marijke Bosteels, Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, HRM - Mevr. Liesje De Schryver, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Adviseur P&O - Ecretariaatgeneraal - Mevr. Nicky Dries, KU Leuven, Onderzoeksgroep Personeel en Organisatie - Mevr. Goedele Poot, Vlaamse dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding, - Mevr. Liesbet Roose, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, - Dhr Tom Somers, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Raadgever - Dhr Stijn Staes, Agentschap Jongerenwelzijn, HR Verantwoordelijke Diensten van de administrateur-generaal - Mevr. Karolien Van Dorpe (Contactpersoon KBG), Departement Bestuurszaken, Beleidsmedewerker Afdeling HR- en Organisatiebeleid - Mevr. Kirsten Wybouw, Diensten voor algemeen regeringsbeleid, Verantwoordelijke MOD DAR-iV C3: SBOV III: Bestuurlijk vertrouwen (2012-2015) - Mevr. Ann François, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adviseur Staf Beleid - Dhr Bart Huybrechts, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Adjunct kabinetschef Bestuurszaken - Dhr Johan Nootens, Vlaamse ombudsdienst, Communicatieadviseur - Dhr Leander Price, Departement Bestuurszaken, Beleidsmedewerker Organisatieontwikkeling - Dr Martin Ruebens, Diensten voor algemeen regeringsbeleid, Secretaris-generaal - Dhr Jürgen Spanhove, Departement Bestuurszaken, Projectleider Afdeling HR- en Organisatiebeleid - Dhr Dries Verlet (Contactpersoon KBG), Studiedienst van de Vlaamse Regering, Adviseur Team Kwaliteit - Beleidsevaluatie - Dhr Jeroen Vervloessem, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever Bestuurszaken
maart 2013
Bijlagen
83
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
P1: SBOV III: Implementatie van de Beleids- en BeheersCyclus in lokale besturen (2012-2015) - Mevr. Marijke De Meyer, OCMW Oosterzele, Secretaris - Dhr Tom De Munter, Gemeente Kasterlee, Secretaris - Dhr Filip Delos, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Raadgever Binnenlands Bestuur - Dhr Stefaan Desmet, Provincie Oost-Vlaanderen, Financieel beheerder - Dhr Hans Eyssen, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever Binnenlandse Aangelegenheden - Dhr Ben Gilot, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Stafmedewerker Financiën - Dhr Rudi Hellebosch (Contactpersoon KBG), Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Gewestelijk ontvanger Afdeling Lokale en Provinciale Besturen - Dhr Leander Price, Departement Bestuurszaken, Beleidsmedewerker Organisatieontwikkeling - Dhr Gunther Schoovaerts, Stad Vilvoorde, Ontvanger - Dhr Andy Vandevelde, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Beleidsmedewerker Lokale Besturen P2-P3: SBOV III: Optimalisering van management van interbestuurlijke informatieprocessen in Vlaanderen (2012-2015) en SBOV III: Management van informatieprocessen in Vlaamse lokale besturen - Mevr. Kristel Adriaenssens, Agentschap voor Binnenlands Bestuur-Vl.Brabant, Adviseur Staf - Prof Victor J.J.M. Bekkers, Erasmus Universiteit Rotterdam, Public Administration - Mevr. Elke Boudry, Universiteit Gent, Wetenschappelijk medewerker MICT - Dhr Herman Callens, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Stafmedewerker Werking & Organisatie - Dhr Marc Collier, Provincie Vlaams-Brabant, Griffier - Dhr Erwin Driessen, Interne audit van de Vlaamse administratie, - Dhr Hans Eyssen, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever Binnenlandse Aangelegenheden - Dhr Jan Godderis, Coördinatiecel Vlaams E-Government, Adjunct van de directeur - Dhr Filip Langenus (Contactpersoon KBG), Departement Bestuurszaken, Analist Proces- en Informatiebeleid - Dhr Geert Mareels, Coördinatiecel Vlaams E-Government, Manager Eib Egovernment en IT Beheer - Mevr. Brigitte Mouligneau, Diensten voor algemeen regeringsbeleid, Procesmanager VIA, Afdelingshoofd Stafdienst Vlaamse Regering - Dhr Lieven Raes, Coördinatiecel Vlaams E-Government, Adviseur Data Integratie Geografische Gegevens - Mevr. Sabine Rotthier, Stad Gent, - Dhr Bart Severi (Contactpersoon KBG), Departement Bestuurszaken, Diensthoofd Informatie- en Kennisbeheer - Dhr Ludo Steenwinckel, Agentschap voor Binnenlands Bestuur-Vl.Brabant, Adviseur Provinciale Afdeling Vlaams-Brabant - Dhr Walter Van Assche, FOD Informatie- en Communicatietechnologie, Directeur-generaal Programma-, Project-, Klanten- en Partnerbeheer - Dhr Piet Van der Plas, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Afdelingshoofd Afdeling Organisatie en Beheer - Dhr Eddy Van der Stock, Vlaamse ICT Organisatie vzw, Voorzitter - Dhr Bart Van Hoorebeeck (Vervanger), Interne audit van de Vlaamse administratie, Senior auditor - Dhr Andy Vandevelde, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Beleidsmedewerker Lokale Besturen - Dhr Jeroen Vervloessem, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever Bestuurszaken - Dhr Jeroen Windey, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Adjunct kabinetschef Binnenlands Bestuur P4: SBOV III: Regionale benchmarking van overheidsperformantie (2012-2015) - Mevr. Anne Delarue, Departement Bestuurszaken, Beleidsmedewerker Afdeling Coördinatie Organisatieontwikkeling - Dhr Filip Delos, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Raadgever Binnenlands Bestuur
maart 2013
Bijlagen
84
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
-
Dhr Bart Huybrechts, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Adjunct kabinetschef Bestuurszaken Mevr. Josée Lemaître (Contactpersoon KBG), Studiedienst van de Vlaamse Regering, Administrateur-generaal Studiedienst Vlaamse Regering Dhr Gijs Martens, Departement Bestuurszaken, Beleidsadviseur Afdeling HR en Organisatiebeleid Dhr Francis Tratsaert, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adjunct van de directeur staf beleid Dhr Dieter Vanhee (Vervanger), Departement Bestuurszaken, Beleidsmedewerker Organisatieontwikkeling Dhr Jeroen Vervloessem, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever Bestuurszaken Mevr. Oda Walpot, Diensten voor algemeen regeringsbeleid, Adviseur
S1: SBOV III: Governance van transversaal en horizontaal beleid in de Vlaamse overheid (20122015) - Dhr Stijn Bertrand, Diensten voor algemeen regeringsbeleid, Coördinator ViA - Stafdienst Vlaamse Regering - Dhr Jo Fransen, Interne audit van de Vlaamse administratie, Manager auditor - Dhr Bart Huybrechts, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Adjunct kabinetschef Bestuurszaken - Mevr. Brigitte Mouligneau (Contactpersoon KBG), Diensten voor algemeen regeringsbeleid, Procesmanager VIA, Afdelingshoofd Stafdienst Vlaamse Regering - Dhr Jürgen Spanhove, Departement Bestuurszaken, Projectleider Afdeling HR- en Organisatiebeleid - Dhr Dirk Temmerman, Kabinet van de Vlaams minister van Wonen, Energie, Sociale Economie en Stedenbeleid, Raadgever Stedenbeleid - Mevr. Patricia Van de Capelle, Interne audit van de Vlaamse administratie, - Dhr Ivo Van den Bossche, Diensten voor algemeen regeringsbeleid, Adviseur Stafdienst van de Vlaamse Regering - Dhr Frederik Vanlaere, Departement Bestuurszaken-Dienst Wetsmatiging, Adviseur Dienst Wetsmatiging - Dhr Jeroen Vervloessem, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever Bestuurszaken S2: SBOV III: Ex ante beleidsevaluatie voor een effectieve en efficiënte beleidsinstrumentenkeuze (2012-2015) - Dhr Bert Corluy, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Inhoudelijk medewerker Informatica - Dhr Ivo Van den Bossche, Diensten voor algemeen regeringsbeleid, Adviseur Stafdienst van de Vlaamse Regering - Dhr Bart Van Hoorebeeck, Interne audit van de Vlaamse administratie, Senior auditor - Dhr Peter Van Humbeeck, Universiteit Antwerpen, Navorser - Dhr Wim Vandenhaute, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Raadgever Binnenlands bestuur - Dhr Mark Vandersmissen (Vervanger), Interne audit van de Vlaamse administratie, Manager auditor Dienst IAVA - Dhr Frederik Vanlaere (Contactpersoon KBG), Departement Bestuurszaken-Dienst Wetsmatiging, Adviseur Dienst Wetsmatiging - Dhr Dries Verlet, Studiedienst van de Vlaamse Regering, Adviseur Team Kwaliteit - Beleidsevaluatie - Dhr Jeroen Vervloessem, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever Bestuurszaken - Mevr. Oda Walpot, Diensten voor algemeen regeringsbeleid, Adviseur S3: SBOV III: De democratische verankering van lokale netwerkverbanden (2012-2015) - Dhr Hans Eyssen, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever Binnenlandse Aangelegenheden - Dhr Edwin Lefebre (Contactpersoon KBG), Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adjunct van de directeur Afd. Lok. en Prov. Besturen - Dhr Philip Lefever, Vlaamse Lokale Ontvangers, Voorzitter - Dhr Mark Suykens, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Directeur
maart 2013
Bijlagen
85
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
-
Dhr Wim Vandenhaute, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Raadgever Binnenlands bestuur Dhr Andy Vandevelde, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Beleidsmedewerker Lokale Besturen Dhr Philippe Verraes, ECG - Expertisecentrum van Gemeentesecretarissen, Secretaris Stad Wervik
S4: SBOV III: Beleidsvoering en besluitvorming op regionale schalen. Analyse van regionale arrangementen en regimes (2012-2015) - Dhr Hannes Anaf (Contactpersoon KBG), Departement Bestuurszaken, Beleidsmedewerker HR- en Organisatiebeleid - Mevr. Linda Boudry, Kenniscentrum Vlaamse Steden, Directeur - Prof.dr. Peter Cabus, Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend erfgoed, Secretaris-generaal - Dhr Lodewijk De Witte, Provincie Vlaams-Brabant, Gouverneur - Dhr Toon Denys, Vlaamse Landmaatschappij, Gedelegeerd bestuurder - Dhr Hans Eyssen, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever Binnenlandse Aangelegenheden - Dhr Peter Hautekiet, V-ICT-OR Kenniscentrum, - Mevr. Katie Heyse, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adviseur Staf beleid - Mevr. Renate Hufkens, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Raadgever Binnenlands Bestuur - Dhr Bart Huybrechts, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Adjunct kabinetschef Bestuurszaken - Dhr Wouter Nachtergaele, Departement Internationaal Vlaanderen, Adjunct van de directeur Afdeling Buitenlandse Zaken - Dhr Mark Suykens, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Directeur - Dhr Dirk Temmerman, Kabinet van de Vlaams minister van Wonen, Energie, Sociale Economie en Stedenbeleid, Raadgever Stedenbeleid - Dhr Raymond Van Loock, Vereniging van Vlaamse Provincies, Directeur - Dhr Philippe Van Wesenbeeck, Stad Gent, Directeur Dienst stedenbouw en Ruimtelijke Planning - Dhr Andy Vandevelde, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Beleidsmedewerker Lokale Besturen S5: SBOV III: Hoe kunnen lokale besturen een impact hebben op de Europese besluitvorming? De Europeanisering van lokale besturen in Vlaanderen in een comparatief perspectief (2012-2015) - Dhr Bram Evens, Agentschap voor Binnenlands Bestuur - Prov. afdeling Limburg, Adjunct van de directeur Afdeling Limburg - Dhr Joachim Heyligen, Departement Bestuurszaken, Jurist Dienst Wetsmatiging - Mevr. Joke Hofmans, Vlaams Europees Verbindingsagentschap vzw, Secretaris Mooiland Maasland - Dhr Edwin Lefebre, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adjunct van de directeur Afd. Lok. en Prov. Besturen - Dhr Wouter Nachtergaele (Contactpersoon KBG), Departement Internationaal Vlaanderen, Adjunct van de directeur Afdeling Buitenlandse Zaken - Dhr Frederik Serroen, Kenniscentrum Vlaamse Steden, Stafmedewerker - Dhr Dirk Temmerman, Kabinet van de Vlaams minister van Wonen, Energie, Sociale Economie en Stedenbeleid, Raadgever Stedenbeleid - Mevr. Martine Van Sande, Departement Bestuurszaken, Afdelingshoofd Afdeling Regelgeving - Dhr Jeroen Windey, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Adjunct kabinetschef Binnenlands Bestuur S6: SBOV III: Impact van EU economisch beleid op de Vlaamse overheid (2012-2015) - Dhr Luc Bral, Studiedienst van de Vlaamse Regering, Coördinator - Dhr Joeri Deblauwer, Diensten voor algemeen regeringsbeleid, Adviseur Stafdienst van de Vlaamse Regering - Dhr Filip Delos, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Raadgever Binnenlands Bestuur - Dhr Bram Evens, Agentschap voor Binnenlands Bestuur - Prov. afdeling Limburg, Adjunct van de directeur Afdeling Limburg - Mevr. Joke Hofmans, Vlaams Europees Verbindingsagentschap vzw, Secretaris Mooiland Maasland
maart 2013
Bijlagen
86
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
-
Dhr Edwin Lefebre, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adjunct van de directeur Afd. Lok. en Prov. Besturen Dhr Wouter Nachtergaele (Contactpersoon KBG), Departement Internationaal Vlaanderen, Adjunct van de directeur Afdeling Buitenlandse Zaken Dhr Dirk Temmerman, Kabinet van de Vlaams minister van Wonen, Energie, Sociale Economie en Stedenbeleid, Raadgever Stedenbeleid Dhr Willem Vuylsteke, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Dhr Jeroen Windey, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Adjunct kabinetschef Binnenlands Bestuur
maart 2013
Bijlagen
87
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
Bijlage 3
Publicaties 2012
Onderstaande publicaties zijn eveneens te raadplegen via onze on-line publicatiedatabank via www.steunpuntbov.be. Sommige publicaties van 2012 resulteren vanuit SBOV II. BOEKEN INTERNATIONAAL
1. Verhoest Koen, Van Thiel Sandra, Bouckaert Geert & Laegreid Per (Eds.) (2012). Government Agencies: Practices and Lessons from 30 Countries. Basingstoke, Hampshire: Palgrave Macmillan. 496 p. BOEKEN NATIONAAL 1. Reynaert Herwig & Dobbelaere Bart (2012). De gemeente doorgelicht: wegwijs in uw gemeente. Vandenbroele, 113p. 2. Vanhee Dieter (2012). De levensloop van een staatshervorming. Een analyse van de bevoegdheidsoverdrachten van 2001. Vanden Broele. 300 p. 3. Van Damme Jan, Schram Frankie & Brans Marleen (Red.) (2012). Participatie: what’s in a name? Een multidisciplinaire kijk op maatschappelijke participatie. Brugge: Vanden Broele. 192 p. 4. De Wilde Inger & Janvier Ria (2012). Jaarlijkse vakantieregelingen bij de Vlaamse lokale besturen : stand van zaken, knelpunten en beleidsvoorstellen. Brugge: Die Keure, 299 p. 5. Hondeghem Annie , Platteau Eva , Praet Carl , Ruys Catherine & Vandromme Hilde (Red.) (2012). Personeelsbeleid in lokale besturen. Slimme besturen investeren in menselijk kapitaal. Brugge: Vanden Broele. 445 p. HOOFDSTUK BOEK INTERNATIONAAL 1. Ongaro Edoardo, Salvador Parrado-Diez & Verhoest Koen (2012). Comparing agencification in Latin countries. In: Verhoest Koen, Van Thiel Sandra, Bouckaert Geert & Laegreid Per (Eds.). Government Agencies: Practices and Lessons from 30 Countries. Basingstoke, Hampshire: Palgrave Macmillan. pp. 145-156 2. Van Thiel Sandra, Verhoest Koen, Bouckaert Geert & Laegreid Per (2012). Lessons and recommendations for the practice of agencification. In: Verhoest Koen, Van Thiel Sandra, Bouckaert Geert & Laegreid Per (Eds.). Government Agencies: Practices and Lessons from 30 Countries. Basingstoke, Hampshire: Palgrave Macmillan. pp. 413-439 3. Verhoest Koen, Demuzere Sara & Rommel Jan (2012). Agencification in Latin Countries: Belgium and its Regions. In: Verhoest Koen, Van Thiel Sandra, Bouckaert Geert & Laegreid Per (Eds.). Government Agencies: Practices and Lessons from 30 Countries. Basingstoke, Hampshire: Palgrave Macmillan. pp. 84-97 4. Verhoest Koen, Demuzere Sara & Rommel Jan (2012). Agencification as a global phenomenon. Introduction. In: Verhoest Koen, Van Thiel Sandra, Bouckaert Geert & Laegreid Per (Eds.). Government Agencies: Practices and Lessons from 30 Countries. Basingstoke, Hampshire: Palgrave Macmillan. pp. 3-17 5. Klijn Erik-Hans, De Rynck Filip, Skelcher Chris & Voets Joris (2012). The Democratic Character of New Institutional Governance Arrangements: Comparing Dutch and Belgian Experiences. In: Fenger Meno & Bekkers Victor (Eds). Beyond Fragmentation and Interconnectivity. Public Governance and the Search for Connective Capacity. Amsterdam: IOS Press. Pp. 142-164. 6. Bursens Peter (2012). Europeanization and Sub-national Authorities. In: Bulmer Simon & Lequesne Christian (Ed.). The Member States of the European Union. Oxford: Oxford University Press. pp. 384407 7. Hermann Christoph & Verhoest Koen (2012). The process of liberalisation, privatisation and marketization. In: Hermann Christoph & Flecker Jörg (Eds.). Privatization of Public Services. Impacts for Employment, Working Conditions, and Service Quality. New York: Routledge 8. Verhoest Koen, Voets Joris & Van Gestel Kit (2012). A theory-driven approach to PPP: the dynamics of complexity and control. In: Greve C. & Hodge G. Rethinking Public-Private Partnerships: Strategic Approaches for Turbulent Times. New York: Routledge. pp 188-210 9. Steyvers Kristof, Reynaert Herwig & Valcke Tony (2012). Army of one or join the club?': comparing local political leadership in Europe. Comparative political leadership. In: Palgrave Studies in Political Leadership, p.227-248. HOOFDSTUK BOEK NATIONAAL
maart 2013
Bijlagen
88
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
1. Hondeghem Annie, Kaesemans Bart & Conings Veerle (2012). Een strategische benadering van personeel in de beleids- en beheerscyclus. In: Hondeghem Annie , Platteau Eva , Praet Carl , Ruys Catherine & Vandromme Hilde (Red.) Personeelsbeleid in lokale besturen. Slimme besturen investeren in menselijk kapitaal. Brugge: Vanden Broele. pp. 421-445 2. Hondeghem Annie & Platteau Eva (2012). De context van personeelsbeleid in lokale besturen. In: Hondeghem Annie , Platteau Eva , Praet Carl , Ruys Catherine & Vandromme Hilde (Red.) Personeelsbeleid in lokale besturen. Slimme besturen investeren in menselijk kapitaal. Brugge: Vanden Broele. pp. 421-445 3. Molenveld Astrid & Demuzere Sara (2012). Organisatiecultuur in het lokale bestuur - dynamisch en extern of traditioneel gericht? In: Praktijkboek Kwaliteitszorg in welzijnsvoorzieningen 38. Brussel: Politeia pp 1576-1584. 4. Block Thomas, Van Assche Jo & Goeminne G. (2012). Is de stadsmonitor mislukt? Over complexiteit onderschatten en normatieve keuzes. In: Block Thomas., Goeminne, G. (red.). Over normativiteit, onzekerheid en complexiteit. Reflecties bij duurzaamheidsonderzoek in Vlaanderen. Gent: Academia Press . (in progress, congres vond plaats op 22 sept. 2011). 5. Janvier Ria & De Wilde Inger (2012). Statutaire of contractuele tewerkstelling: een strategische keuze. In: Hondeghem Annie , Platteau Eva , Praet Carl , Ruys Catherine & Vandromme Hilde (Red.) Personeelsbeleid in lokale besturen. Slimme besturen investeren in menselijk kapitaal. Brugge: Vanden Broele. pp. 421-445 6. Despeghel Pol & Platteau Eva (2012). Diversiteitsbeleid. In: Hondeghem Annie , Platteau Eva , Praet Carl , Ruys Catherine & Vandromme Hilde (Red.) Personeelsbeleid in lokale besturen. Slimme besturen investeren in menselijk kapitaal. Brugge: Vanden Broele. pp. 421-445 7. De Vos Steven & Vanhee Dieter (2012). Werving en selectie. In: Hondeghem Annie , Platteau Eva , Praet Carl , Ruys Catherine & Vandromme Hilde (Red.) Personeelsbeleid in lokale besturen. Slimme besturen investeren in menselijk kapitaal. Brugge: Vanden Broele. pp. 421-445 8. Platteau Eva & Mestdagh Jurgen (2012). Leeftijdsbewust personeelsbeleid. In: Hondeghem Annie , Platteau Eva , Praet Carl , Ruys Catherine & Vandromme Hilde (Red.) Personeelsbeleid in lokale besturen. Slimme besturen investeren in menselijk kapitaal. Brugge: Vanden Broele. pp. 421-445 9. De Wilde Inger & Janvier Ria (2012). Beloningsbeleid. In: Hondeghem Annie , Platteau Eva , Praet Carl , Ruys Catherine & Vandromme Hilde (Red.) Personeelsbeleid in lokale besturen. Slimme besturen investeren in menselijk kapitaal. Brugge: Vanden Broele. pp. 421-445 10. Hondeghem Annie & Schreurs Freya (2012). Motivatie en tevredenheid van personeel. In: Hondeghem Annie , Platteau Eva , Praet Carl , Ruys Catherine & Vandromme Hilde (Red.) Personeelsbeleid in lokale besturen. Slimme besturen investeren in menselijk kapitaal. Brugge: Vanden Broele. pp. 421-445 11. Schram Frankie (2012). Juridische benadering van participatie. In: Van Damme Jan, Schram Frankie & Brans Marleen (Red). Participatie: what’s in a name? Een multidisciplinaire kijk op maatschappelijke participatie. Brugge: Vanden Broele. pp.31 - 61 12. Devos Carl, Reynaert Herwig, Valcke Tony & Van Liefferinge Hilde (2012). Le visage de l'état: un protrait des élus depuis 1945. In: Les systèmes électoraux de la Belgique. p.459-480 13. Van Damme Jan & Brans Marleen (2012). Een beleidswetenschappelijk perspectief op maatschappelijke participatie. In: Van Damme Jan, Schram Frankie & Brans Marleen (Red). Participatie: what’s in a name? Een multidisciplinaire kijk op maatschappelijke participatie. Brugge: Vanden Broele. pp. 135-154 14. De Wilde Inger & Janvier Ria (2012). Beloningsbeleid. in A. HONDEGHEM, E. PLATTEAU, C. PRAET, C. RUYS en H. VANDROMME (eds.), Personeelsbeleid in lokale besturen. Slimme besturen investeren in menselijk kapitaal, Brugge, Vanden Broele, 2012, 67-88. 15. Janvier Ria & De Wilde Inger (2012). Statutaire of contractuele tewerkstelling: een strategische keuze. in A. HONDEGHEM, E. PLATTEAU, C. PRAET, C. RUYS en H. VANDROMME (eds.), Personeelsbeleid in lokale besturen. Slimme besturen investeren in menselijk kapitaal, Brugge, Vanden Broele, 2012, 67-88. 16. Van Damme Jan, Schram Frankie & Brans Marleen (2012). Besluit. Een multidisciplinaire kijk op maatschappelijke participatie. In: Van Damme Jan, Schram Frankie & Brans Marleen (Red). Participatie: what’s in a name? Een multidisciplinaire kijk op maatschappelijke participatie. Brugge: Vanden Broele. pp.175-190 17. Van Damme Jan, Schram Frankie & Brans Marleen (2012). Inleiding. In: Van Damme Jan, Schram Frankie & Brans Marleen (Red). Participatie: what’s in a name? Een multidisciplinaire kijk op maatschappelijke participatie. Brugge: Vanden Broele. pp. 3-8
maart 2013
Bijlagen
89
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
18. Stroobants Jesse & Joris Willem (2012). Een economische kijk op maatschappelijke participatie. In: Van Damme Jan, Schram Frankie & Brans Marleen (Red). Participatie: what’s in a name? Een multidisciplinaire kijk op maatschappelijke participatie. Brugge: Vanden Broele. pp.155-174 19. Verhoest Koen, van den Hurk Martijn & Van Garsse Sander (2012). The practice of performance contracting by Belgian governments. In: De Callataÿ Etiènne & Thys-Clément Françoise. The Return of the Deficit: Public Finance in Belgium over 2000-2010 .Leuven: Leuven University Press. pp. 146161 20. Bursens Peter (2012). Europeanization and Sub-national Authorities. In: Bulmer Simon & Lequesne Christian (Eds.) The Member States of the European Union. Oxford: Oxford University Press, 384407 21. Block Thomas & Steyvers Kristof (2012). Tussen kookboek en improvisatie. Regie in het stedelijk management. In: De Bruyn J., Van Acker M. (Red). 123 recepten voor de stad. Tien jaar Stedenfonds in Vlaanderen. Brussel: Vlaams Stedenbeleid (in print) 22. Delafortry Anita (2012). Personeelsmobiliteit in het kader van een loopbaanbeleid. In: Hondeghem Annie , Platteau Eva , Praet Carl , Ruys Catherine & Vandromme Hilde (Red.) Personeelsbeleid in lokale besturen. Slimme besturen investeren in menselijk kapitaal. Brugge: Vanden Broele. pp. 421445 ARTIKEL GEREVIEWED TIJDSCHRIFTEN 1. Steyvers Kristof & Verhelst Tom (2012). Path dependency: do councillor recruitment and career development matter? Lex Localis, Journal of Local Self-Government. p. 85-101 2. Christiaens Johan, Rommel Jan, Barton Allan, Everaert Patricia (2012). Should All Capital Goods of Governments be Recognised as Assets in Financial Accounting? Baltic Journal of Management. 7(4): 429 - 443 3. Stroobants Jesse & Bouckaert Geert (2012). Towards Measurable and auditable efficiency gains in the Flemish public sector. Public Organization Review. published online 16 oktober 2012 4. Van Damme Jan & Brans Marleen (2012). Managing public consultation: a conceptual framework and empirical findings from Belgian case studies. Public Administration. 90(4): 1047 - 1066 5. Verhelst Tom & Kerrouche Eric (2012). Family, ambition, locality and party: a study of professionalization in the activation and apprenticeships of local councillors in Europe. Lex Localis, Journal of Local Self-Government. p. 37-62 6. Reynaert Herwig (2012). The Social Base of Political Recruitment. A Comparative Study of Local Councillors in Europe. Lex Localis, Journal of Local Self-Government. p. 19-36 7. Bouckaert Geert (2012). Trust and public administration. Administration. 60(1): 91-115 8. Van Gestel Kit, Voets Joris & Verhoest Koen (2012). How Governance of Complex PPPs affects Performance. Public Administration Quarterly. 36(2), 140-188 9. Steyvers Kristof & Verhelst Tom (2012). Between Layman and professional? Political recruitment and career development of local councillors in comparative perspective. Lex Localis, Journal of Local SelfGovernment. p. 1-17 10. Temmerman Caroline & De Rynck Filip (2012). De problematiek van de stadsregio's in Vlaanderen. De nood aan een Vlaamse agenda. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement. 4: 55- 69 11. Bouckaert Geert & Oomsels Peter (2012). Bestuurlijk vertrouwen binnen de overheid: een onderzoeksagenda. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement. 2012(1): 16-26 12. Steen Trui (2012). Een andere overheid, een andere ambtenaar. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement. 16(1) :38-44. 13. Stroobants Jesse (2012). Cijfers voor een beter beleid. Lokaal. VVSG-Magazine voor Gemeente en OCMW. 2012(6): 22-23 14. Valcke Tony, Reynaert Herwig & De Ceuninck Koenraad (2012). De interne Vlaamse staatshervorming: een kritische beschouwing. TerZake - Praktijkblad voor lokaal beleid en samenlevingsopbouw. 2012 p. 14-17 15. Demeulenaere Elke, Weets Katrien & Bouckaert Geert (2012). Resultaatgericht plannen en begroten in Vlaamse gemeenten. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement. 16(4): 3-9 16. Valcke Tony & De Ceuninck Koenraad (2012). De interne Vlaamse staatshervorming, een treurspel in vijf bedrijven? Samenleving en Politiek. 19(4), 15-25 17. Verhoest Koen (2012). Doe je het of doe je het niet - uitdagingen voor lokale bestuurders. VTOMVlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement. 16(4): 18. De Ceuninck Koenraad (2012). Fusies van gemeenten. Spielerei of noodzaak? Een korte blik over de grenzen. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement. 18(1) 19. Steen Trui (2012). Inleiding. Dossier besparingen in de lokale besturen. Impuls. juni 2012: 3
maart 2013
Bijlagen
90
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
DOCTORATEN 1. Peeters Nele (2012). Beleidsruimte in personeelsaangelegenheden bij Vlaamse gemeenten. Hoe vullen de gemeenten hun lokale beleidsruimte in? Maatwerk versus uniformiteit. Universiteit Antwerpen. 280 p + bijlagen. 2. Dezeure Karolien (2012). Stedelijke participatie ontleed, analyse aan de hand van de arrangementenbenadering. 3. Weets Katrien (2012). Van decreet tot praktijk? Een onderzoek naar de invoering van elementen van prestatiebegroting in Vlaamse gemeenten. KU Leuven. Faculteit Sociale Wetenschappen. Instituut voor de Overheid. 4 juli 2012. 4. Van Damme Jan (2012). Interactief beleid: Een analyse van organisatie en resultaten van interactieve planning in twee Vlaamse 'hot spots'. KU Leuven. Faculteit Sociale Wetenschappen. Instituut voor de Overheid. 30 mei 2012. 316 p. 5. Rommel Jan (2012). Organisation and Management of Regulation. Autonomy and Coordination in a Multi-Actor Setting. KU Leuven. Faculteit Sociale Wetenschappen. Instituut voor de Overheid. 25 juni 2012. 291 p. PAPERS INTERNATIONAAL CONGRES 1. Molenveld Astrid, Verhoest Koen & Buttiens Dorien (2012). The challenges of managing long term horizontal policy projects. The case of Flanders in Action. EGPA conference 2012. 5 -8 september 2012. Noorwegen: Bergen. 22 p. 2. Buttiens Dorien & Hondeghem Annie (2012). Talent Management in the Flemish Public Sector. Positioning the Talent Management approach of the Flemish Government. EGPA conference 2012. 5 -8 september 2012. Noorwegen: Bergen. 22 p. 3. Rommel Jan & Verhoest Koen (2012). Exploring effects of coordination on the autonomy of regulators. Energy regulators in Belgium. Fourth Biennial Conference on New Perspectives on Regulation, Governance and Learning (Standing Group on Regulatory Governance of the European Consortium for Political Research (ECPR)), University of Exeter, 27-29 juni 2012. 27 p. 4. Van Wart Montgomery, Hondeghem Annie, Bouckaert Geert & Ruebens Silke (2012). Administrative Leadership in the context of governance. XVI IRSPM Conference. International Research Society for Public Management. Rome, Italië. 11-13 april 2012. Panel on Leadership in the public sector: back to the future? 27 p. 5. Oomsels Peter,Im Tobin, Bouckaert Geert & Porumbescu Greg (2012). Trust is good but control is always better? The relationship between institutionalised control and administrational trust in a cultural framework. IIAS Study Group Workshop on Trust in Public Administration and Citizen Attitudes.11-12 december 2012. Seoul, South Korea. 31 p. 6. Oomsels Peter & Bouckaert Geert (2012). Trust and distrust in public administration: Towards a framework for public management. 9th NIG Annual Work Conference. 29-30 november 2012. Leuven, Belgium. 7. Buttiens Dorien & Hondeghem Annie (2012). Unraveling the concept of Talent management. Approaches, goals and processes of Talent management in the Flemish government. NIG (Netherlands Institute of Government Annual Work) Conference. 29-30 november 2012. Leuven. 24 p. 8. Temmerman Caroline & De Rynck Filip (2012). De Vlaamse stadsregio vanuit internationaal perspectief bekeken - Aanzet tot een onderzoeksagenda. Politicologenetmaal 2012. Nederland: Amsterdam. Workshop lokale politiek. 31 mei en 1 juni 2012 28 p. 9. Temmerman Caroline, De Rynck Filip, Wayenberg Ellen & Voets Joris (2012). Rescaling the state in Flanders. New problem or old solution? A descriptive - critical approach. EGPA conference 2012. 5 -8 september 2012. Noorwegen: Bergen. Permanent Study Group V: Regional and Local Government. 30 p. 10. Demeulenaere Elke & Bouckaert Geert (2012). Managing Performance in Flemish local Governments. EGPA pre-conference for Doctoral Students and Junior Scholars2012. 3 -4 september 2012. Noorwegen: Bergen. 28 p. 11. Van Damme Jan & Brans Marleen (2012). Advice, consultation and participation as drivers of policy legitimacy. XVI IRSPM Conference. International Research Society for Public Management. Rome, Italië. 11-13 april 2012. 13 p. 12. Vander Elst Simon & De Rynck Filip (2012). ICT-supported reforms of service delivery in Flemish cities: testing the concept of 'information ecology. EGPA conference 2012. 5 -8 september 2012. Noorwegen: Bergen. 20 p. 13. Hoffmann Cornelia (2012). Public administration performance and reform: always a change for the better? PhD course "Public Administration: Organising the Public Sector", 20.-23. augustus 2012
maart 2013
Bijlagen
91
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
14.
15. 16. 17.
18. 19. 20. 21. 22.
23.
24. 25. 26. 27. 28. 29. 30.
(georganiseerd door Polforsk – The Danish Political Science Research School) in Roskilde, Denemarken. De Ceuninck Koenraad & Reynaert Herwig (2012). Municipal Amalgamations as a Way to a More Efficient Local Government? Experiences in Two West-European Countries. IPSA World Congress of Political Science. Madrid, 8-12 juli 2012. het IPSA World Congress of Political Science. Madrid, 8-12 juli 2012. Research Group 05 ‘Comparative Studies on Local Government and Politics’. Panel ‘Local Government Amalgamation and its Alternatives: Effects on Democracy and Governance’ De Ceuninck Koenraad & Valcke Tony (2012). De onontkoombare trein der traagheid? De Interne Vlaamse Staatshervorming doorgelicht. 11e Nederlands-Vlaamse Politicologenetmaal 31 mei - 1 juni 2012. 13 p. Vander Elst Simon & De Rynck Filip (2012). Performance assessment of public service delivery networks. A case study of the Belgian network Crossroads Bank for Enterprises. 8th Transatlantic Dialogue 2010. Nederland: Nijmegen, 23p. Vander Elst Simon & De Rynck Filip (2012). Intergovernmental data sharing and the concept of networks. Towards a network approach for analyzing intergovernmentel data sharing networks. XVI IRSPM Conference. International Research Society for Public Management. Rome, Italië. 11-13 april 2012. Bursens Peter, Vileyn Matthias & Maes Frederic (2012). Towards Multilevel Parliamentary Control? NIG Conferentie te Leuven Van Parijs Sander (2012). The role of local politicians regarding the democratic anchorage of governance networks in Flanders. Towards a Research Strategy. RUC Sunrise Conference. van den Hurk Martijn (2012). Standardization versus customization in public-private partnerships: a research proposal. EGPA conference 2012. 5 -8 september 2012. Noorwegen: Bergen. 33 p. Beyers Jan & Bursens Peter (2012). How Europe shapes the nature of the Belgian Federation. Differentiated EU impact triggers both cooperation and decentralization. ISL Working Papers (University of Agder, Norway), no. 8, 2012. 33 p. Fobé Ellen, Brans Marleen, Vancoppenolle Diederik & Van Damme Jan (2012). Permanent advisory bodies in Flanders (Belgium): an analysis of member satisfaction of advice production and use across 9 strategic advisory councils. IPSA - 22nd World Congress of Political Science. Madrid, 8-12 July, 2012. 25 p. Vander Elst Simon & De Rynck Filip (2012). Innovating the delivery of individual services within Flemish cities. Inventory of ICT-driven heterogeneity. Ruc Sunrise Conference 2012. University Of Roskilde. Denemarken: Roskilde. Panel: Digitalization as a Driver of Public Innovation. 29-31 oktober 2012. 35 p. Van Cauter Lies, Crompvoets Joep & Voets Joris (2012). Improving intergovernmental information processes: in search of the appropriate management strategy. EGPA pre-conference for Doctoral Students and Junior Scholars2012. 3 -4 september 2012. Noorwegen: Bergen. 16 p. Oomsels Peter & Bouckaert Geert (2012). Managing trust in public organisations: A consolidated approach and its contradictions. XVI IRSPM Conference. International Research Society for Public Management. Rome, Italië. 11-13 april 2012. 26 p. Van Cauter Lies, Crompvoets Joep & Voets Joris (2012). Intergovernmental information processes: an exploration of Flanders. NIG (Netherlands Institute of Government Annual Work) Conference. 2930 november 2012. Leuven. 19 p. Molenveld Astrid & Verhoest Koen (2012). Governance of cross-cutting policies in agencified governments. EGPA conference 2012. 5 -8 september 2012. Noorwegen: Bergen. Fobe Ellen & Brans Marleen (2012). The use of policy-oriented foresight in Flemish policy making: A tentative explanation of the factors influencing knowledge utilization. XVI IRSPM Conference. International Research Society for Public Management. Rome, Italië. 11-13 april 2012. 26 p. Demeulenaere Elke, Weets Katrien & Bouckaert Geert (2012). Implementing financial management change: empirical testing of a model. EGPA conference 2012. 5 -8 september 2012. Noorwegen: Bergen. 39 p. Van Hecke Steven & Bursens Peter (2012). A Tale of Two Cities? The Limited Impact of Europe on Belgian Political Parties. Sixth Pan-European Conference on EU Politics, 13-15 september 2012, University of Tampere. 20 p.
RAPPORTEN 1. Stroobants Jesse & Bouckaert Geert (2012). Lokale Benchmarking. Conceptualisering, buitenlandse praktijken en verkennende oefeningen voor benchmarking van gemeentelijke dienstverlening via nietparametrische grensmethoden'. 146 p.
maart 2013
Bijlagen
92
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2012
2. Delafortry Anita, Van Dooren Wouter, Segers Jesse & Janvier Ria (2012). Personeelsmobiliteit binnen de Vlaamse overheid. Een kwantitatieve en kwalitatieve studie naar de determinanten van (horizontale) mobiliteit. UA: SBOV. 114 p. 3. Molenveld Astrid , Demuzere Sara & Platteau Eva (2012). Organisatiecultuur en werken aan kwaliteit in lokale besturen. Resultaten van drie casestudies. Leuven: SBOV. 111 p. 4. Fobe Ellen & Brans Marleen (2012). Naar een optimalisering van toekomstverkenningen. Aandachtspunten en aanbevelingen. Leuven: SBOV. 23 p. 5. Block Thomas (2012). Toekomstonderzoek in Vlaamse steden. Creatieve economie & multiculturaliteit in 2035. SBOV: Gent. 141 p. 6. De Rynck Filip, Decorte An, Wayenberg, Ellen & Voets Joris (2012). Regioscreening als instrument voor bestuurlijke evaluatie: Rapport 1: Regioscreening. Eerste tussentijds rapport. Hogeschool Gent: SBOV. 115 p. 7. Fobe Ellen & Brans Marleen (2012). Toekomstverkennen bij de Vlaamse overheid. Analyse van praktijken en doorwerking. Leuven: SBOV. 166 p. 8. Fobe Ellen & Brans Marleen (2012). Toekomstverkenningen in een beleidscontext. Theoretische beschouwingen rond een geïnformeerde beleidspraktijk en de rol van beleidsgerichte toekomstverkenningen. Leuven: SBOV. 99 p. 9. Interne rapporten, Rapport De Ceuninck Koenraad & Steyvers Kristof (2012). Doet de grootte ertoe? Een vergelijkend onderzoek naar de factoren voor succes en/of falen van hervormingen aan de lokale schaal. 73 p. WORKING PAPERS 1. Vander Elst Simon & De Rynck Filip (2012). Innovating the delivery of individual services within Flemish cities. Inventory of ICT-driven heterogeneity. 51 p. 2. Temmerman Caroline, De Rynck Filip, Wayenberg Ellen & Voets Joris (2012). Rescaling the state in Flanders. New problem or old solution? A descriptive - critical approach. 49 p. 3. Vander Elst Simon & De Rynck Filip (2012). ICT-supported reforms of service delivery in Flemish cities: testing the concept of 'information ecology. 33 p.
maart 2013
Bijlagen
93