BESTUURLIJKE ORGANISATIE SLAGKRACHTIGE OVERHEID 2012-2015 JAARVERSLAG 2014 30 maart 2015
Parkstraat 45 bus 3609 B-3000 Leuven Prof. dr. Geert Bouckaert Promotor-coördinator
[email protected] Prof. dr. Annie Hondeghem Promotor KU Leuven
[email protected]
Universiteitstraat 8 B-9000 Gent Prof. dr. Herwig Reynaert Promotor U.Gent
[email protected]
Prinsstraat 13 B-2000 Antwerpen Prof. dr. Ria Janvier Prof. dr. Filip De Rynck Promotor U.Antwerpen
[email protected]
Martelarenlaan 42 B-3500 Hasselt Prof. dr. Johan Ackaert Promotor UHasselt
[email protected]
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek BESTUURLIJKE ORGANISATIE - SLAGKRACHTIGE OVERHEID 2012-2015 JAARVERSLAG 2014 Dit is het jaarverslag 2014 van het Steunpunt Beleidsrelevant onderzoek - Bestuurlijke Organisatie Slagkrachtige Overheid 2012-2015 (SBOV III). De financiële rekeningen zijn opgenomen in een apart document. Inhoudstafel Summary
4
1
7
2
3
Consortium 1.1
Samenstelling
7
1.2
Structuur & taakverdeling
7
Visie, missie en doelstellingen van SBOV III
10
2.1
Visie: een nieuwe rol voor de overheid in een veranderende omgeving
10
2.2
Missie van het steunpunt
11
2.3
Doelstellingen
12
2.4
Structuur van het meerjarenprogramma
12
Werkpakketten – A-onderzoekslijnen 2012-2015 3.1
13
S1 Governance van transversaal en horizontaal beleid in de Vlaamse overheid Governance of cross-cutting policies in agencified governments (2012-2015, KU Leuven)
14
S2 Ex ante beleidsevaluatie voor een effectieve en efficiënte beleidsinstrumentenkeuze - Ex ante evaluation for an effective and efficient policy instrument choice (2012-2015, KU Leuven)
18
3.3
S3 De democratische verankering van lokale netwerkverbanden - The democratic anchorage of local governance networks (2012-2015, U. Gent)
22
3.4
S4 Beleidsvoering en besluitvorming op regionale schalen. Analyse van regionale arrangementen en regimes - Policy-making in regional settings. Analysing regional regimes (2012-2015, Universiteit Gent)
26
S5 Hoe kunnen lokale besturen een impact hebben op de Europese besluitvorming? De Europeanisering van lokale besturen in Vlaanderen in een comparatief perspectief - How can local authorities have an impact on European politics? The Europeanization of local politics in Flanders in a comparative perspective (20122015, U. Gent)
29
3.6
S6 Impact van EU economisch beleid op de Vlaamse overheid The impact of EU Economic Policies on Flemish Governance (2012-2015, U. Antwerpen)
32
3.7
P1 Implementatie van de Beleids- en BeheersCyclus in lokale besturen Implementation of the ‘Policy and Management Cycle’ in local government (20122015, KU Leuven)
35
P2 Optimalisering van management van interbestuurlijke informatieprocessen in Vlaanderen - Towards optimal chains of intergovernmental information management (2012-2015, KU Leuven)
39
P3 Management van informatieprocessen in Vlaamse lokale besturen Management of organisation-wide information chains in Flemish local governments (2012-2015, Hogeschool Gent)
43
P4 Regionale benchmarking van overheidsperformantie - Regional Benchmarking of Public Administration Performance (2012-2015, U. Antwerpen)
47
3.2
3.5
3.8
3.9
3.10
maart 2014
Inhoudstafel
2
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
4
5
3.11
C1 Flexicurity in de Vlaamse publieke sector - Flexicurity in the Flemish public sector (2012-2015, U. Antwerpen)
50
3.12
C2 Talent management - Talent management (2012-2015, KU Leuven)
53
3.13
C3 Bestuurlijk vertrouwen - Administrational trust (2012-2015, KU Leuven)
56
B-projecten 2014
60
4.1
B1 Lokale benchmarking (2012-2015, KU Leuven)
60
4.2
B2 Vlaamse en lokale PPS: de functionaliteit van standaardisatie versus maatwerk voor de performantie van PPS-verbanden (2012-2015, U. Antwerpen)
63
4.3
B7: Monitoring van de implementatie van het gemeentedecreet (2014 UHasselt)
67
4.4
B11: Bestuurskrachtmonitoring (2014, KU Leuven)
70
4.5
B12: Een beter inzicht in houding en gedrag van burgers als katalysator voor een meer performante overheid (2014, KU Leuven)
73
4.6
B13: Impact en gebruik van de stadsmonitor (2014, U. Gent)
76
Management
80
5.1
Interactie met de Vlaamse overheid
80
5.2
Management binnen het consortium
80
5.3
HRM-beleid
81
5.4
Financieel beheer
82
5.5
Organigram
82
5.6
Logistieke en materiële inbreng
82
5.7
Samenwerking met onderaannemers
82
6
Valorisatie
83
7
Transversale thema’s
84
8
Samenwerking met andere steunpunten
84
Bijlage 1
Algemeen organigram SBOV III
85
Bijlage 2
Samenstelling klankbordgroepen
86
Bijlage 3
Publicaties 2014
92
maart 2014
Inhoudstafel
3
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
Summary The mission of SBOV III is to conduct fundamental and applied research with an academic purpose which is feeding into relevant policy problems and which contributes to solutions for policy formulation, implementation and evaluations of the Flemish administrations. Based on structural financing for stable 4 year research lines (A-lines) and yearly determined short term research projects (B-projects), SBOV III aims at researching and transferring its scientific research findings on current problem driven public administration and public policy issues and on governmental priorities in Flanders. It mirrors the current topics on the international research agendas as well as the priorities of the Flemish government. Hence, SBOV III will take up three important roles: act as a partner for the Flemish government and the Flemish administration within the context of the current public sector reforms at the Flemish level, the local levels, and their interactions in Flanders; have a societal leverage function through its activities for these reforms; and have an academic national and international leverage function for the field of public administration. How did SBOV III contribute to these roles in 2014? First of all, SBOV functions as a partner for the Flemish government and the Flemish administration. 2014 was a year marked by elections. The SBOV’s memorandum, published and disseminated at the end of 2013, stipulated 50 research based recommendations for the incoming government. Early in 2014 these recommendations were presented in the Flemish Parliament (18/2/2014). The different research projects implemented by SBOV are strongly linked with policy objectives documented in the Declarations of the present (2014-2019) and preceding (2004-2009) Flemish government and with the objectives put forward in Vlaanderen in Actie, the CAG Vision and Strategic Objectives, and the White Paper on Internal State Reform. SBOV’s policy relevant research is structured around three pillars, and concerns both the central as well as the local government level: transparent and democratic structures (in short: structure); performant inter-governmental processes (in short: processes); and cultures, based on trust and responsibility (in short: culture). In 2014 the 13 long term A-line projects focused on gathering and analyzing empirical data by means of qualitative and quantitative methods. Articles, papers and reports were written on a broad variety of issues such as the governance of cross-cutting policies, local governance networks, Europeanisation of local politics, administrational trust, talent management, public private partnerships, the implementation of the policy and management cycle, and intergovernmental data collection, to name but a few examples. In many projects specific seminars and/or other events were organized aimed at disseminating (interim) research findings. Next to the A-lines, in 2014 two long term B-projects were run (“Local Benchmarking” and “Flemish and local PPPs”), as well as four short-term B-projects. The latter projects are “Monitoring the implementation of the local government act” (which was a follow-up of the 2013 study); “Effects of local government act and administrative power”; “Local governance performance monitoring” and “A better knowledge about attitude and behavior of citizens as a catalyst for a better performing government”. Several international publications as well as policy relevant reports were written on the basis of the research. All reports and working papers are available free for download on the SBOV-website. In 2014 the website was improved so as to guarantee an easier access to the publications. The researchers plan and execute the research so that the results can be used to inform government policy. In the SBOV reports specific attention is being paid to formulating policy recommendations for policy makers. SBOV working papers, which are in English, are accompanied by an abstract in Dutch. Researchers provided specific policy recommendations at the request of the administration, but also presented their research at academic and non-academic fora.
maart 2014
Summary
4
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
In order to maintain and increase the policy relevance of the research, SBOV collaborated closely with administrative and political actors in Flanders such as Administrative affairs (‘Bestuurszaken’), Interiors (‘Binnenlands Bestuur’), General Governmental Policy (DAR) and Cities Policies (‘Stedenbeleid’). Other relevant platforms at the Flemish level were the College of Higher Civil Servants (CAG) where Flemish top administrators meet and the policy councils of the different policy domains. Several members of the academic staff have in addition been active as expert in the strategic advisory council for governmental affairs (VLABEST). Unfortunately, this council will be abolished in 2015. At the local government level, SBOV has frequent contacts with the Flemish Association for Cities and Municipalities (VVSG), the Flemish Association of City Managers (VFG), the Flemish Association of Provinces (VVP), the Flemish Association of Managers in Local Social Organizations (VVOS), and the Association of Local Financial Managers (VLO). In addition, we have close contact with many civil society organizations (Flemish Strategic Advisory Councils,Socio-Economic Council Flanders (SERV), civil service unions, etc). At the SBOV meetings and at internal seminars we invited representatives of Flemish and local government so that an exchange between academic perspectives and everyday policy practice is stimulated. Next to the formal platforms, many informal and bilateral contacts exist between researchers and practitioners. Researchers and officials frequently meet in the framework of expert meetings, seminars and conferences. At the level of the research projects there is also a close collaboration with relevant actors. Not only are there two meetings a year with members of the “klankbordgroup” (KBG) that provide for input and feedback on the research, promotors and researchers also closely monitor policy developments that can have an impact on their research projects. Secondly, SBOV III has a societal leverage function. It is clear that the position of the public sector, of government, and also of the State itself, has changed in the last decades. An initial consequence was the pressure for a performing public sector, and the New Public Management movement has been a champion in emphasising this focus. It also resulted in a major and fundamental question of what public sector we need for the future. Clarifying the debate, organising these discussions, contributing to designing new models is part of this SBOV III societal leverage. SBOV plays an important role in supporting governmental and administrative reform, by providing independent advice regarding the modernization of public policy and management, providing specialized advice concerning the use of certain management and policy instruments, developing monitoring systems, codes, etc. To this end SBOV has initiated a debate on ‘The Future State of the State’. In 2012 we organized several internal debates on current trends in public administration. An internal position paper was developed on the role of government from a public administration perspective. In 2013 this paper was discussed in the Flemish Organization for Management and Policy (VVBB) as a forum of interaction between public administrators and public administration academics. This paper provided the input for the speech “Less government, different government, better government, more government” of Prof. dr. Filip De Rynck, president of VVBB, at the award ceremony of the Public Manager of the Year 2014 on 15 January 2015. In 2014, we further explored the transversal theme transition management. What are the possibilities and/or limitations of this concept for stimulating large scale system changes in Flanders? Again we combined academic perspectives with practitioners’ perspectives. In 2012 and in 2013, several internal seminars were organized about the issue. And in 2013, a seminar was organized in collaboration with Steunpunt Trado: “Government/governance in transitions?”. The seminars constituted the basis for editing a special issue for Vlaams Tijdschrift voor overheidsmanagement (VTOM) entitled “Overheid in transitie(s)? (Government in transition(s)?) in 2014, with contributions from seven Policy Research Centres for the Flemish Government. The special issue will be published in March 2015.
maart 2014
Summary
5
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
Thirdly, SBOV III has an academic national and international leverage function for the field of public administration. Researchers and (co)promotors of SBOV III are strongly participating in a large number of international research networks or international organizations. The research teams involved in SBOV III are widely recognized at the European and international level. SBOV has strongly contributed to this international visibility. On 8th July 2014, SBOV organised an international expert meeting attended by three renowned international scholars in public administration, Andrew Massey (University of Exeter); Sandra Van Thiel (Radboud University Nijmegen); and Helmut Wollmann (Humboldt Universität Berlin), and by all (co)promotors of SBOV. The overarching objective of this meeting was the ambition to learn from experiences with policy research centres, or equivalent research units, in public administration in other countries. Next, we requested the international scholars to share their critical perspective on the mission, position, internal and external functioning of SBOV III. Finally, we asked the experts’ feedback about the design, content and output of the SBOV III research projects. The experts were unanimous in recognizing the unique character of the Flemish Policy Support Centres programme in an international perspective. As for SBOV in particular, the meeting confirmed the core role of several research projects for current and future scientific debates in our research area. According to the experts, a central role of SBOV III is to support and provide input to the innovative ideas regarding reform in OECD countries, and to support, strengthen, make more solidly scientific and further internationalize the academic platform and its different expertises underpinning public sector reform. In 2014 researchers and promotors participated in international conferences such as EGPA, IRSPM, JCPA, NIG, ECPR, and TAD. In 2014 nine national books were published, 1 international book, 15 chapters in international books, 2 chapters in national books, 17 articles in peer reviewed international journals, 20 conference papers, 15 SBOV reports and 4 SBOV Working Papers.
maart 2014
Summary
6
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
1 1.1
Consortium Samenstelling
Voor de realisatie van het ‘Steunpunt voor Beleidsrelevant Onderzoek - Bestuurlijke Organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 is een consortium gevormd door: - Katholieke Universiteit Leuven (Instituut voor de Overheid) dat tevens coördinator is, - Universiteit Antwerpen (Onderzoeksgroep Management en Bestuur), - Hogeschool Gent (Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde), - Universiteit Gent (Centrum voor Lokale Politiek, Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen), - Universiteit Hasselt (Faculteit Rechten, Centrum voor Overheid & Recht). In het jaarverslag wordt in verschillende overzichten nog verwezen naar de Hogeschool Gent als partner en promotor, niettegenstaande de integratie van HABE Hogeschool Gent in U Gent. We doen dit omwille van redenen van transparantie en om het overzicht te behouden ten aanzien van de planning. ‘Steunpunt voor Beleidsrelevant Onderzoek - Bestuurlijke Organisatie slagkrachtige overheid 20122015 (afgekort SBOV III) vormt een voortzetting van het ‘Steunpunt voor Beleidsrelevant Onderzoek - Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen’ 2007-2011 (afgekort SBOV II) en het ‘Steunpunt voor Beleidsrelevant Onderzoek - Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen’ 2001-2006 (afgekort SBOV I).
1.2
Structuur & taakverdeling
In het meerjarenprogramma zijn 13 langetermijn (A-) onderzoekslijnen uitgeschreven, gegroepeerd in drie clusters: - transparante en democratische structuren (in het kort: structuur); - performante inter-governmentele processen (in het kort: processen); - organisatiecultuur, gebaseerd op vertrouwen en verantwoordelijkheid (in het kort: cultuur). Daarnaast worden ieder jaar 5,5 VTE toegekend aan B-projecten. Naast deze verticale onderzoekslijnen ontwikkelt SBOV III ook een horizontale onderzoekslijn onder de titel ‘The future state of the state’. De bedoeling van dit project is om een fundamentele bijdrage te leveren aan het debat over de toekomstige rol en positie van overheden in onze samenleving. Deze onderzoekslijn kan beschouwd worden als een horizontaal project dat de verschillende A-onderzoekslijnen en B-projecten overkoepelt. Ieder project wordt gecoördineerd door één onderzoeksinstelling. Aan deze coördinerende instelling wordt het personeelslid toegekend. Om onderlinge synergie te bevorderen is er per project eveneens een co-superviserende organisatie toegekend. In tabel 2 en 3 wordt aangegeven in welke onderzoekslijnen de leden van het consortium onderzoeksactiviteiten ontwikkelen. Deze verdeling sluit aan bij bestaande expertise die op deze domeinen tot nog toe ontwikkeld werd.
maart 2014
1. Consortium
7
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
Tabel 1: Taakverdeling en samenwerkingspatronen over A-onderzoekslijnen 2012-2015 (coop = cooperating of co-superviserende organisatie) KU U.AntPersoneelsinzet (in VTE) Leuven werpen U.Gent H.Gent UHasselt Totaal A-ONDERZOEKSLIJNEN Nr S
DIRECTE PERSONEELSINZET Werkpakket STRUCTUUR Governance van transversaal en horizontaal S1 beleid in de Vlaamse overheid S2
Ex ante beleidsevaluatie voor een effectieve en efficiënte beleidsinstrumentenkeuze
S3
De democratische verankering van lokale netwerkverbanden
2
1
2
1
1 1
Optimalisering van management van P2 interbestuurlijke informatieprocessen in Vlaanderen
1
1
1
1
1 2
en
1 1
Impact van EU economisch beleid op de Vlaamse overheid
Werkpakket PROCESSEN Implementatie van de BeleidsP1 BeheersCyclus in lokale besturen
6 1
Hoe kunnen lokale besturen een impact hebben op de Europese besluitvorming? De S5 Europeanisering van lokale besturen in Vlaanderen in een comparatief perspectief
P
0
1
Beleidsvoering en besluitvorming op S4 regionale schalen. Analyse van regionale arrangementen en regimes
S6
1
1
0
1
0
4
1
1
1
1
P3
Management van informatieprocessen Vlaamse lokale besturen
in
P4
Regionale benchmarking overheidsperformantie
C C1 C2 C3
Werkpakket CULTUUR Flexicurity in de Vlaamse publieke sector Talent management Bestuurlijk vertrouwen
2
Totaal A-onderzoekslijnen
6
1
van
1
1
1
1 1
0
0
0
3 1 1 1
3
2
2
0
13
1 1
Tabel 2: Personeelsallocatie A-onderzoekslijnen 2012-2015
maart 2014
1. Consortium
8
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
Tabel 3: Overzicht kortetermijnopdrachten B-PROJECTEN 2014 Nr
KU Leuven
U.Antwerpen
U.Gent
H.Gent
UHasselt
Totaal
DIRECTE PERSONEELSINZET B-sporen
B01
Lokale benchmarking
B02
Vlaamse en lokale PPS: De functionaliteit van standaardisatie versus maatwerk voor de performantie van PPS-verbanden
20122013
0,75 20122015
0,75
B-projecten 2014 B07
Monitoring van de implementatie van het gemeentedecreet
B11
Bestuurskrachtmonitoring
2014
1,00
B12
Een beter inzicht in houding en gedrag van burgers als katalysator voor een meer performante overheid
2014
1,00
B13
Impact en gebruik van de stadsmonitor TOTAAL B-projecten 2013
maart 2014
2014
2014 1,75
0,75
1. Consortium
1,00
1,00
1,00 1,00
1,00
5,50
9
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
2 2.1
Visie, missie en doelstellingen van SBOV III Visie: een nieuwe rol voor de overheid in een veranderende omgeving
Tijdens de ‘Public governance’ conferentie van de OESO in Venetië (november 2011) werden drie prioriteiten vooropgesteld door de lidstaten: het garanderen van dienstverlening in tijden van financiële en economische crisis; het garanderen van een efficiënte en effectieve dienstverlening; en het garanderen van een open en transparante publieke sector. Het is duidelijk dat de financiële en economische crisis een belangrijke impact heeft op de publieke sector. De overheid wordt plots minder gezien als deel van het probleem maar als kern van de oplossing, ook als redder van delen van de private sector. Tegelijkertijd zorgt de crisis voor een grote nood om de overheidstekorten terug te dringen, in de eerste plaats door overheidsuitgaven te reduceren. Een vraag die zich stelt is, in hoeverre een dergelijke nieuwe visie op de overheid eerder een deel van de oplossing dan van het probleem - een lang leven beschoren is. In hoeverre wordt die overheid voldoende vertrouwd als aanbrenger van oplossingen? Het post NPM tijdperk geeft ons de kans om stil te staan bij enkele leerpunten. NPM was in de eerste plaats een Angelsaksisch verhaal, waarbij verschillende landen in verschillende mate aan de slag gingen met het NPM. Welke lessen kunnen we trekken uit ervaringen met overheidshervormingen? Een eerste les is dat agentschappen niet in alle situaties de beste keuze zijn, maar dat hun succes afhangt van een aantal voorwaarden. De verdere ‘agentificatie’ van de publieke sector heeft bijgedragen aan het herdefiniëren van verantwoordelijkheid en het afleggen van verantwoording voor overheidsperformantie. Echter, nieuwe problemen hebben zich ontwikkeld, zoals de nood aan coördinatie van gespecialiseerde autonome entiteiten, en de integratie van horizontale en transversale beleidskwesties. Een tweede les is dat overheidsprestaties gemeten kunnen worden, dat monitoring kan en moet geïntegreerd worden in de drie cycli (beleid, financieel, contracten), en dat de informatie over overheidsprestaties kan gebruikt worden om de performantie te verhogen. Ook dit is echter voorwaardelijk aangezien het samenhangt met de capaciteit om prestaties te definiëren en meten. Bovendien moet een evenwicht gevonden worden tussen de kosten en de baten van prestatiemanagement, zeker wanneer prestatiemanagement bijdraagt aan nieuwe administratieve kosten met betrekking tot planning en rapportage. Zowel interne als externe audit in de publieke sector is een ‘booming business’. Een derde les is dat marktmechanismen in de overheid niet altijd hanteerbaar en functioneel zijn. Terwijl marktmechanismen de aandacht van de aanbodzijde (overheid) voor de vraagzijde (burger/klant) hebben gestimuleerd en de transparantie hielpen verhogen, bleken sommige quasimarkten niet de geschikte werkwijze en resulteerden ze in dysfunctionele contracten en inzet van de markt. Deze ervaringen met NPM in combinatie met de wereldwijde financiële en economische crisis kunnen resulteren in een andere soort overheidshervormingen en in een andere rol voor de publieke sector. Continentaal Europa, met inbegrip van Vlaanderen, heeft belangrijke overheidshervormingen geïnitieerd, maar behoudt ook haar identiteit als rechtsstaat. De volgende aspecten blijven belangrijke kenmerken van onze publieke sector: - Co-governance, met name met een verzuilde publieke dienstverlening; - Neo-Weberiaans systeem, waarbij performantie wordt gecombineerd met het belang van een zorgvuldige rechtsgang en het volgen van procedures; - Samenwerkingsverbanden waarbij strategische keuzes gemaakt moeten worden met private partijen en middenveldorganisaties; - De bijdrage van burgers voorbij de traditionele vormen van publieksconsultatie - Keuzes met betrekking tot beleid en dienstverlening waarbij beleidsbeëindiging en –reductie moeten geïnitieerd worden, in een cultuur waar dit helemaal niet de traditie is - Transitiemanagement waarbij de hele samenleving betrokken is bij systeemverandering.
maart 2014
2. Visie, missie en doelstellingen
10
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
Dit resulteert in een publieke sector die meer complex is omwille van systeemdifferentiatie; gekenmerkt is door meerdere bestuurslagen en door een multistakeholder karakter, waarbij de nood aan coördinatie groeit; en waarbij vertrouwen een kernrol speelt met het oog op samenwerking en coproductie. Dit resulteert in een ander type publieke sector (identiteit, actoren, rollen) die aandacht moet schenken aan en de capaciteit moet hebben om: - Problemen te ontdekken en analyseren zodat een aangepast beleid en dienstverlening kan ontwikkeld worden; - Risico’s en urgenties in te schatten - Randvoorwaarden te definiëren met het oog op goede overheidsprestaties - Degelijke en duurzame (meta) governance te ontwikkelen - Om te gaan met een gebrek aan capaciteit en verlies van macht/invloed/controle; - Betrouwbaarheid te ontwikkelen; en - Om te gaan met hybriditeit (organisaties, beleid; politiek/administratie; publiek/privaat/middenveld) Om dit te realiseren is er behoefte aan een hervormingsprogramma met eigenaarschap vanwege de politiek, administratie, middenveld en private sector; waarbij capaciteit wordt bijeengebracht en synergiën gecreëerd worden; en waarbij de kloof tussen verwachtingen en capaciteit overbrugd kan worden. Het moderniseren van de samenleving impliceert een focus op zowel markt, politiek, middenveld en de publieke sector, op alle overheidsniveaus. Een dergelijke meerlagige en multi-actor focus benadrukt een centraal element in een duurzame en adequate administratie in de meest brede zin. Dit is ook duidelijk uit een recente OESO-review over ‘Modernising Government,’ in de Lissabon doelstellingen, maar ook in vele VIA doorbraken, met inbegrip van de ‘Slagkrachtige overheid’. Een dergelijke visie over een nieuwe rol voor een andere publieke sector in een veranderende omgeving, heeft implicaties voor de structuur, de processen, en de cultuur van de overheid. ‘Multilevel governance’ is vandaag een realiteit. Een nieuw evenwicht dient gezocht te worden tussen verschillende niveaus van de overheid, met het oog op een meer transparante en democratische overheid. Processen dienen gestroomlijnd en geoptimaliseerd te worden, zowel intra- als interbestuurlijk, met de ambitie om de overheidsprestaties te verbeteren. Nieuwe informatietechnologieën zijn hiervoor een belangrijke hefboom. Ten slotte, een cultuur van intraen interbestuurlijk vertrouwen is essentieel met het oog op goede prestaties. Ook vertrouwen in het talent van ambtenaren is van belang. De hier geschetste wetenschappelijke, administratieve en maatschappelijke ontwikkelingen hebben de ontwikkeling van het onderzoeksprogramma van SBOV III richting gegeven.
2.2
Missie van het steunpunt
SBOV II heeft als missie om op basis van wetenschappelijk onderzoek (fundamenteel en toegepast) de beleidsvoorbereiding, -uitvoering en -evaluatie te ondersteunen van de voor het beleid relevante problemen. Het Steunpunt stelt zich als doel om, vanuit de structurele onderzoeksfinanciering voor A-onderzoekslijnen en korte termijn B-projecten, prioritaire beleids- en bestuurskwesties te onderzoeken en de onderzoeksbevindingen actief ter beschikking te stellen van de overheid. Het onderzoek past zowel binnen de huidige internationale onderzoeksagenda’s als binnen de proiriteiten van de Vlaamse overheid zoals vastgelegd in sleuteldocumenten als Vlaanderen in Actie (Via) en Slagkrachtige Overheid, als het Witboek over de Interne Staatshervorming. SBOV III zal haar onderzoeksbevindingen gebruiken en delen met het oog op het bijdragen aan de oplossing van concrete problemen en het realiseren van beleidsprioriteiten. In dit kader beschikt SBOV III over een kritische massa van multidisciplinaire expertise. Wetenschappelijke data en kennis wordt toegankelijk gemaakt en overgedragen aan de Vlaamse overheid. SBOV III draagt ertoe bij dat internationaal gebenchmarkte wetenschappelijke kennis de politieke, administratieve en
maart 2014
2. Visie, missie en doelstellingen
11
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
academische capaciteit kan ondersteunen met het oog op het aanpakken van de huidige bestuurlijke uitdagingen, het reduceren van kennisleemtes, en het veranderen van suboptimale praktijken.
2.3
Doelstellingen
SBOV III stelt zich de volgende doelstellingen, vanuit een speciale aandacht ten aanzien van het ontwikkelen van een effectieve en slagkrachtige overheid: - fundamenteel, internationaal vergelijkend en toegepast wetenschappelijke onderzoek verrichten; - binnen deze context een speciale en prioritaire aandacht hebben voor de valorisatie van dit onderzoek ten aanzien van de Vlaamse overheid; - gespecialiseerd en onafhankelijk advies verstrekken, - wetenschappelijke ondersteuning verlenen voor de ontwikkeling van instrumenten met het oog op een effectieve en slagkrachtige publieke sector, met inbegrip van de interne staatshervorming; - haar kennisbasis en internationaal academisch netwerk alsook netwerk van ervaringsdeskundigen ontwikkelen en ter beschikking stellen van de Vlaamse overheid.
2.4
Structuur van het meerjarenprogramma
De selectie voor het meerjarenprogramma is het resultaat van verschillende inputs. Ten eerste formuleerde de Vlaamse overheid een aantal prioritaire thema’s. De oproep verwijst naar een groot aantal onderzoeksthema’s die verbonden zijn met de huidige prioriteiten met betrekking tot overheidshervormingen (Regeerakkoord, Vlaanderen in Actie, sleutelprojecten CAG, Witboek interne staatshervorming, …). Ten tweede is er de internationale onderzoeksagenda met betrekking tot overheidsmanagement. Vanuit de Vlaamse ambitie om een van de topregio’s van de wereld te worden, moeten ook onderzoekers de ambitie hebben om trendsetters te zijn in wetenschappelijk onderzoek. Om deze reden worden belangrijke internationale thema’s van de bestuurskunde en beleidswetenschappen geïntegreerd in het meerjarenprogramma. Ten derde wensen we de expertise van SBOV II te bestendigen. In het evaluatierapport van SBOV II werd door de academische experten benadrukt dat lange termijn dataverzameling erg belangrijk is voor de volgende generatie steunpunten. Om deze reden wensen we de dataverzameling van enkele onderzoekslijnen te continueren met het oog op longitudinale analyse. Ten vierde wensen we de onderzoeksfondsen efficiënt en effectief te beheren. Onderzoek dat reeds elders wordt gefinancierd, zal niet opgenomen worden in SBOVIII. Deze verschillende elementen werden meegenomen bij de opmaak van het onderzoekprogramma. De lange termijn onderzoeksprojecten (A-lijnen) werden samengebracht in drie clusters: - Cluster 1: transparante en democratische structuur - Cluster 2: performante interbestuurlijke processen - Cluster 3: organisatiecultuur, gebaseerd op vertrouwen en verantwoordelijkheid Op deze manier wordt ook tegemoet gekomen aan de onderverdelingen in de oproep. Tevens wordt tegemoet gekomen aan andere bekommernissen, zoals aandacht voor verschillende overheidsniveaus en de huidige hervormingsprogramma’s.
maart 2014
2. Visie, missie en doelstellingen
12
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3
Werkpakketten – A-onderzoekslijnen 2012-2015 Nr
Title Dutch
S
STRUCTUUR STRUCTURE Governance van transversaal en Governance of cross-cutting policies in agencified horizontaal beleid in de Vlaamse overheid governments
S1
Title English
Coordination
KUL
S2
Ex ante beleidsevaluatie effectieve en beleidsinstrumentenkeuze
voor een Ex ante evaluation for an effective and efficient efficiënte policy instrument choice
S3
De democratische verankering van lokale The democratic anchorage netwerkverbanden networks
S4
Beleidsvoering en besluitvorming op Policy-making in regional settings. Analysing regional regionale schalen. Analyse van regionale regimes arrangementen en regimes
HG
S5
Hoe kunnen lokale besturen een impact hebben op de Europese besluitvorming? How can local authorities have an impact on European De Europeanisering van lokale besturen in politics? The Europeanization of local politics in Vlaanderen in een comparatief Flanders in a comparative perspective perspectief
UG
S6
Impact van EU economisch beleid op de Impact of EU Vlaamse overheid Governance
UA
P
PROCESSEN
P1
Implementatie van de BeleidsBeheersCyclus in lokale besturen
P2
Optimalisering van management van Towards optimal chains interbestuurlijke informatieprocessen in information management Vlaanderen
P3
Management van informatieprocessen in Management of organisation-wide information chains Vlaamse lokale besturen in Flemish local governments
HG
P4
Regionale benchmarking overheidsperformantie
UA
C C1 C2
CULTUUR Flexicurity in de Vlaamse publieke sector Talent management
CULTURE Flexicurity in the Flemish public sector Talent management
UA KUL
C3
Bestuurlijk vertrouwen
Administrational trust
KUL
-Economic
of local
Policies
KUL
governance
on
UG
Flemish
PROCESSES en Implementation of the ‘Policy and Management Cycle’ in local government
van Regional Benchmarking Performance
of
of
KUL
inter-governmental
Public
KUL
Administration
Tabel 4: Overzicht A-onderzoekslijnen 2012-2015
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
13
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.1
S1 Governance van transversaal en horizontaal beleid in de Vlaamse overheid Governance of cross-cutting policies in agencified governments (2012-2015, KU Leuven)
3.1.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Veel OESO-landen hebben sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw, onder de vlag van New Public Management (NPM) hun grote multifunctionele overheidsorganisaties opgesplitst in vele gespecialiseerde, semiautonome agentschappen. Deze specialisatie en verzelfstandiging leidde tot fragmentatie van de beleidsuitvoering en een grotere uitdaging voor overheden om horizontaal en transversaal beleid op een coherente en consistente manier uit te voeren. Daarnaast worden overheden steeds vaker geconfronteerd met een toenemende complexiteit van beleidsproblematieken en crisissen, die hun oorsprong vinden in maatschappelijke evoluties en globalisering (bijv. nieuwe EU-richtlijnen). Deze beleidsproblematieken en crisissen, of zogenaamde ‘wicked issues’, kunnen enkel worden aangepakt via een gecoördineerde actie over beleidsdomeinen heen, door een samenspel van departementen en agentschappen. Ook de Vlaamse overheid kent deze evolutie. In een context van verzelfstandiging en homogene beleidsdomeinen, wordt de Vlaamse overheid steeds vaker geconfronteerd met beleidsproblematieken die horizontaal en transversaal moeten worden aangepakt. In de literatuur ontbreekt een antwoord op hoe overheden (met een grote mate van verzelfstandiging) transversaal en horizontaal beleid coördineren en met welk resultaat. Er zijn weinig vergelijkende studies over de vraag hoe deze beleidskwesties worden vertaald in doelstellingen en acties op het niveau van individuele organisaties en hoe dit proces kan worden versterkt. Wat nodig is, zijn studies die de kenmerken van transversaal en horizontaal beleid combineren met de kenmerken van het coördinatie-arrangement, vanuit een vergelijkend perspectief. Op basis van binnenlands vergelijkend onderzoek, stelt dit onderzoeksproject de vraag naar de optimale vorm van coördinatie van horizontale en transversale beleids-problematieken: Welke coördinatie-mechanismen zijn effectief bij het aansturen van verschillende horizontale en transversale beleidsissues onder welke omstandigheden? Sub-vragen: 1. Wat verklaart het gebruik van de coördinatie-mechanismen voor specifieke horizontale en transversale thema's? 2. Worden horizontale en transversale thema's met verschillende kenmerken op verschillende manieren gecoördineerd en met welke resultaten? 3. Met welke mechanismen en met welke mate van succes worden horizontale en transversale thema's vertaald in doelstellingen en acties voor individuele overheidsorganisaties? 4. Hoe integreren organisaties horizontale en transversale thema's in hun eigen organisatorische planning? 5. Welke set van coördinatie-mechanismen is het meest geschikt voor welke typen horizontale en transversale thema's onder welke omstandigheden? Vanuit verschillende theoretische kaders (open systeem- en contingentietheorieën, alsook neoinstitutionele theorieën), een uitgebreide typologie van mogelijke coördinatie-mechanismen, en verschillende methodologieën van datagaring (mapping, survey, interviews en documentanalyse), zal het onderzoeksproject de coördinatie van de geselecteerde horizontale en transversale beleidsissues vergelijken in Vlaanderen, en deze trachten te verklaren.
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
14
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.1.2 Methodologie De eerste fase, in 2012, bestond uit een meta-analyse van bestaande wetenschappelijke literatuur over coördinatie van horizontaal en transversaal beleid. Op basis van deze studie werd het conceptuele kader opgesteld. Er werd veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van geschikte methoden voor de case studies. In het eerste luik van het project bestudeerden we hoe de horizontale en transversale beleidsissues worden gecoördineerd. We maakten een studie van Vlaanderen in Actie, op basis van bestaand materiaal en ook over wetsmatiging (en administratieve vereenvoudiging), de besparingen en Integrale Jeugdhulp. We maakten een analyse van documenten, en voerden interviews uit ter validatie, om het coördinatie arrangement van elk van de beleidsissues te bestuderen. We gebruikten drie verschillende technieken om de coördinatie van horizontale thema's te analyseren. Allereerst, brachten we via de ‘comparative static mapping technique’ (zie Bouckaert, Peters en Verhoest 2010) de structuur en de gebruikte coördinatiemechanismen in kaart. Ten tweede, maakten we gebruik van een tijdlijn, waarmee de belangrijkste acties en veranderingen in de aansturing werden geschetst. Ten derde, gebruikten we dimensies van coördinatie om het coördinatie arrangement te kunnen classificeren. Deze fase werd opgestart in 2013 en afgerond in 2014. In het tweede luik bestuderen we hoe effectief het coördinatie arrangement is in het vertalen van deze thema's in doelstellingen, activiteiten en resultaten op het niveau van individuele overheidsorganisaties. Om dit te doen hebben we vragen over coördinatie, afstemming en uitvoering van transversaal en horizontaal beleid in de COBRA vragenlijst van 2013 geïntegreerd. Daarnaast bestuderen we de mate waarin departementen en agentschappen de horizontale doelstellingen in de organisatie opnemen, zowel in de formele documenten, als in de interne werking van de entiteit. Binnen elk van de organisaties (10 in totaal) voeren we een uitgebreid document-analyse uit en nemen we interviews af met sleutelfiguren. In 2014, hebben we de documenten-analyse uitgevoerd voor de drie beleidsissues binnen de 10 organisaties. In 2014 hebben we ook de interviewronde opgestart. In deze interviewronde maken we gebruik van Q - methodologie om verschillende percepties van de (leidend) ambtenaren over de coördinatie en de transversale beleidskwesties te bestuderen. Q - methodologie wordt gebruikt om standpunten van mensen systematisch bestuderen. Er wordt een reeks van uitspraken voorgelegd aan de respondenten, die vervolgens deze sorteren in een quasi-normale verdeling, op basis van voorkeur. Vervolgens wordt een factoranalyse gebruikt om de meningen statistisch te onderscheiden. Deze fase werd opgestart in 2014 en wordt afgerond in 2015.
3.1.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfasen
2012 1-6
2012 7-12
2013 1-6
2013 7-12
2014 1-6
2014 7-13
2015 1-6
2015 7-12
WP 1. Literatuuronderzoek en meta-analyse van bestaand case study materiaal WP 2. COBRA-survey WP 3. Case-studies Vlaanderen WP 4. Synthese Onderzoeksrapporten
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
15
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.1.4 Activiteiten 2014 Binnen het onderzoeksproject ‘Coördinatie van transversaal en horizontaal beleid in de Vlaamse overheid’ hebben in 2014 de volgende activiteiten plaatsgevonden: - WP 2: - SBOV rapport gepubliceerd over coördinatie-arrangementen binnen de Vlaamse overheid (zie publicaties) - Paper geschreven over de interne vertaling van Vlaanderen in Actie (zie publicaties). SBOV working paper verschijnt in 2015. - WP 3: o Geschikte methodologie ontwikkeld voor casestudies; mapping, document analyse, interview-vragenlijsten, ‘coördinatie-dimensies’ en Q-sort. o Casestudie 1 besparingen afgerond, enkel de Q-sort nog uit te voeren binnen deze case. o Casestudie 2 (Integrale Jeugdhulp) & 3 (Administratieve vereenvoudiging) Documentenanalyse uitgevoerd, enkel de Q-sort nog uit te voeren binnen deze case. o In alle cases is de Q-sort opgestart o WP 4: Start gemaakt met de synthesenota – wordt verwacht tegen zomer 2015
3.1.5 Valorisatie 2014 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam bijeen op 17 december 2014. PUBLICATIES: -
-
-
-
-
-
-
-
Molenveld Astrid & Verhoest Koen (2014). Coordinatie-arrangementen in internationaal perspectief: een blik vanuit de Vlaamse en buitenlandse overheidsorganisaties. Leuven: Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen, 105p. Molenveld Astrid, Boon Jan, Verhoest Koen (2014). De doorwerking en effecten van besparingsmaatregelen in de Vlaamse administratie: enkele eerste beschrijvende en vergelijkende inzichten. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement (2): pp.31-49 (Artikel, gereviewed tijdschrift) Molenveld Astrid, Verhoest Koen (2014). From cross-cutting goal to organizational actions. How do line departments and agencies translate the Flemish government-wide austerity measures within their own organisations, and how can this be explained? ECPR joint sessions, Universidad de Salamanca - 10 - 15 April 2014 (Paper internationaal congres, niet gepubliceerd in proceedings) Molenveld Astrid, Verhoest Koen (2014). From cross-cutting goal to organizational actions. How do line departments and agencies translate the Flemish government-wide austerity measures within their own organisations, and how can this be explained? EGPA, Speyer - 10-12 April (Paper internationaal congres, niet gepubliceerd in proceedings) Molenveld Astrid, Verhoest Koen & Wynen Jan (2014). Coordinating cross-cutting issues in a strongly agencified government: how do organizational determinants affect the internal translation of cross-cutting objectives by government agencies? 22p. EGPA, Speyer - 10-12 September 2014 (Paper internationaal congres, niet gepubliceerd in proceedings) Molenveld Astrid., Verhoest Koen (2014). Coordination and organisational adaptation to deregulation goals. WIPCAD Conference "Contested Public Organizations: Knowledge, Coordination, Strategy". Potsdam, 4-6 December 2014 (Paper internationaal congres, niet gepubliceerd in proceedings) Molenveld Astrid & Verhoest Koen (2014). A cross-cutting Program for Coherence: Flanders in Action pp.117-128 In: Organizing for coordination in the public sector: practices and lessons from 12 European countries (Hoofdstuk boek, internationaal erkende wetenschappelijke uitgever) Verhoest Koen, Voets Joris & Molenveld Astrid (2014). Coordinating Integrated Youth Care across Sectors pp.129-140 In: Organizing for coordination in the public sector: practices and lessons from 12 European countries (Hoofdstuk boek, internationaal erkende wetenschappelijke uitgever)
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
16
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
-
-
Decaluwe Chiara, Verhoest Koen, Molenveld Astrid, Steen Trui (2014). Hervormingskoorts: de bestuurlijke organisatie van de Vlaamse administratie. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement 19(1): pp.31-44 (Artikel, gereviewed tijdschrift) Verhoest Koen, Molenveld Astrid & Willems, T (2014). Explaining Self-Perceived Accountability of Regulatory Agencies in Comparative Perspective: How do Formal Independence and De Facto Managerial Autonomy Interact? In: Bianculli, Andrea C., Xavier Fernández-i-Marín, Jacint Jordana (eds.) Accountability and Regulatory Governance (Hoofdstuk boek, internationaal erkende wetenschappelijke uitgever)
VALORISATIE NATIONAAL: -
-
-
1 april 2014 – Gast college in reeks: Lokale besturen op koers: Coördinatie, Leuven 9 mei 2014 – presentatie over coördinatie-arrangementen in de Vlaamse overheid aan de werkgroep ‘horizontale plannen’ – op initiatief van DAR en BZ, ism Jan Rommel, Vlaamse Overheid: Brussel 3 juli 2014 – brainstorm op initiatief van BZ over het nieuwe beheersinstrumentarium in de nieuwe regeerperiode, Vlaamse Overheid: Brussel 14 juli 2014 – advies indicatoren Vlaamse overheid en bijwonen van de werkgroep ‘horizontale plannen’, Vlaamse Overheid: Brussel 2 september 2014 – Presentatie aan afvaardiging van het Rekenhof (afdeling ambtenarenzaken) over de doorwerking en de effecten van de besparingen in de Vlaamse administratie, Antwerpen: Universiteit Antwerpen 28 oktober 2014 – advies inzake nieuw project Vlaamse Landmaatschappij: samenwerking, coördinatie en vertrouwen binnen de overheid, Vlaamse Overheid: Brussel
VALORISATIE INTERNATIONAAL: -
14 april: paper presentatie ECPR Joint Sessions aan de Universidad Salamanca, Salamanca Spanje 7 mei: paper presentatie Tallinn University of Technology - Ragnar Nurkse School of Innovation and Governance, Tallinn – Estland 9 september: Paper presentatie - EGPA – Governance van besparingen, Speyer - Duitsland 11 september: Paper presentatie - EGPA – Interne vertaling van Vlaanderen in Actie, Speyer Duitsland 5 december: Paper presentatie - wetsmatiging - WIPCAD conferentie – Potsdam, Duitsland
3.1.6 Onderzoeksteam Coördinatie: KU Leuven Promotor: prof. dr. Koen Verhoest (Universiteit Antwerpen) Copromotor: prof. dr. Trui Steen (KU Leuven) Onderzoeker: Astrid Molenveld, 1 VTE (2012-2015)
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
17
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.2
S2 Ex ante beleidsevaluatie voor een effectieve en efficiënte beleidsinstrumentenkeuze - Ex ante evaluation for an effective and efficient policy instrument choice (2012-2015, KU Leuven)
3.2.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Dit onderzoeksproject onderzoekt methoden van ex ante evaluatie ter ondersteuning van de beleidsinstrumentenkeuze binnen de Vlaamse overheid. De overheid heeft een heel arsenaal aan beleidsinstrumenten ter beschikking. Veelgebruikte instrumenten zijn bijvoorbeeld subsidies, vergunningen en erkenningen, regelgeving met verboden en geboden, en informatiecampagnes. Elk van de beleidsinstrumenten waarover de overheid beschikt heeft voor- en nadelen, waardoor het belangrijk is deze ten opzichte van elkaar af te wegen. Dit kan gebeuren via een proces van ex ante beleidsevaluatie. In de bestaande beleidspraktijk worden er verschillende vormen van ex ante evaluatie toegepast. Deze kunnen enerzijds formeel ingebed zijn in het besluitvormingsproces (zoals de RIA waarvan reeds evaluaties bestaan en bijsturingen in het systeem werden voorzien), of anderzijds op meer informele wijze verlopen. Ze maken dan deel uit van vaste of ad hoc werkprocessen. Daarnaast zijn er ook recente evoluties in het Vlaamse besluitvormingsproces, zoals het toenemend gebruik van conceptnota’s, en groen- en witboeken waarin keuzes voor beleidsinstrumenten kunnen worden teruggevonden. Deze verschillende vormen van ex ante beleidsevaluatie staan in functie van, en ondersteunen dus de beleidsinstrumentenkeuze door beleidsmakers. Een efficiënte en effectieve keuze van beleidsinstrumenten staat evenwel onder druk vanuit verschillende hoeken. Zo worden beleidsmakers geconfronteerd met steeds complexer wordende en in kaart te brengen beleidsproblemen, worden langetermijneffecten en de financiële impact van keuzes vaak onvoldoende bekeken, of bestaat de kans op een gebrek aan maatschappelijk steun wat kan leiden tot falende implementatie. Daarnaast kan er sprake zijn van onvoldoende coördinatie over beleidsdomeinen heen of tussen beleidskeuzes onderling, of kan er een sturende of beperkende invloed zijn vanuit supranationale beleidsniveaus voor de keuzes die dienen te worden gemaakt. Tot slot bestaat de kans dat politiek-strategische overwegingen domineren op rationele argumenten in de beleidsinstrumentenkeuze. Om Vlaanderen te doen excelleren als topregio in het Europese peloton, zoals de Vlaamse regering voorziet in het strategische kader ‘Vlaanderen in Actie’ en in haar Regeerakkoord, kan de beleidsinstrumentenkeuze dus verder worden geoptimaliseerd. De doelstelling van dit onderzoeksproject is tweeledig: de rol van ex ante evaluaties bij de beleidsinstrumentenkeuze in kaart brengen (fundamenteel), en aandachtspunten, belemmeringen en opportuniteiten naar voren schuiven in de beleidsinstrumentenkeuze zelf (praktijkgericht). De onderzoeksvragen richten zich op volgende aspecten: - Om de rol van ex ante evaluaties in functie van de beleidsinstrumentenkeuze in kaart te brengen, worden de verschillende methoden die worden gehanteerd onderzocht, alsook de processen die hier worden doorlopen en de inhoudelijke aandachtspunten tijdens die processen (draagvlak, financiële impact, coördinatie met andere beleidsdomeinen en bestaande instrumenten, Europese dimensie, politieke invloed,…). - Wat de beleidsinstrumenten die de overheid ter beschikking heeft betreft, hebben de richtinggevende onderzoeksvragen betrekking op de types van instrumenten, hun karakteristieken, evenals hun voor- en nadelen. Er wordt ook onderzocht welke alternatieve instrumenten er voor een specifiek instrument bestaan, en welke alternatieven er binnen een groep van instrumenten bestaan.
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
18
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.2.2 Methodologie Verschillende methoden worden gecombineerd om relevante data voor het project te verzamelen. Het project is hiertoe opgebouwd uit verschillende fasen. Fase 1 beslaat drie exploratieve stappen, gelinkt aan theoretische en praktijkinzichten. - Een literatuuranalyse moet meer inzicht geven in de praktijk van ex ante evaluatie en in de karakteristieken van beleidsinstrumenten. Dit laat toe het theoretische kader verder te verfijnen en het opzet van het onderzoek verder te focussen. - Formele en informele vormen van ex ante evaluatie worden bekeken binnen de Vlaamse overheid. - Een mapping van verschillende beleidsinstrumenten wordt ontwikkeld. De voor- en nadelen worden hierin opgesomd. Aandacht gaat naar reeds aanwezige kennis hieromtrent en het overzichtelijk weergeven hiervan met het oog op de praktijk. Fase 2 zet de stap naar een omvattende analyse van case studies. - In overleg met de klankbordgroep worden de cases in het onderzoek bepaald. Verschillende factoren worden hiervoor tegen elkaar afgewogen, zoals het beleidsdomein, de Europese dimensie van het beleid, de karakteristieken van mogelijke instrumenten, … - Een documentenanalyse, interview en/of focusgroepen worden gebruikt om data te verzamelen. - Een set van mogelijkheden en beperkingen wordt geïdentificeerd in het licht van een efficiënte en effectieve beleidsinstrumentenkeuze. Fase 3 bouwt verder op de vorige fases. - Een vragenlijst moet tussentijdse bevindingen uit de case studies verder onderzoeken en testen. Op deze wijze moet een overzichtelijk beeld kunnen ontstaan van de vormen van ex ante evaluatie in functie van de beleidsinstrumentenkeuze. - Beleidsaanbevelingen worden geformuleerd. Deze hebben betrekking op de kwaliteit van de ex ante evaluatie uitgevoerd in functie van de beleidsinstrumentenkeuze, de beleidscontext en het gebruik en toepasbaarheid van verschillende soorten beleidsinstrumenten.
3.2.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfase
2012
2012
2013
2013
2014
2014
2015
2015
1-6
7-12
13-18
9-24
25-30
31-36
37-42
43-48
Fase 1 - Literatuuronderzoek - Mapping ex ante evaluaties - Overzicht instrumenten - Rapportering Fase 2 Case studies - Selectie - Analyse - Mogelijkheden/beperkingen - Rapportering Fase 3 - Survey - Aanbevelingen - Rapportering
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
19
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.2.4 Activiteiten 2014 Zestien besluiten of decreten uit telkens vier beleidsdomeinen werden geselecteerd voor het onderzoek op basis van documentenanalyse. De beleidsdomeinen die onder de loep genomen worden in het onderzoek zijn WSE, WVG, RWO en LNE. Voor de selectie van de cases werd telkens afstemming gezocht met contactpersonen binnen de betrokken beleidsdomeinen. De cases die werden geselecteerd kennen hierdoor een voldoende hoge beschikbaarheid van informatie. Daarnaast werd in de selectie van cases ook gestreefd naar voldoende variatie in de soorten beleidsinstrumenten die aan bod komen. Het onderzoek betreft dus beleidsinstrumenten gebaseerd op geld (bv. subsidies), op autoriteit (bv. erkenning en regelgeving), of informatie (bv. informatiecampagnes) als op organisatie (bv. overheidsdiensten). Om de totale onderzoeklast beheersbaar te houden, werd gekozen om per beleidsdomein één ‘grote’ case te onderzoeken naast drie kleinere cases. In totaal werden er hiervoor reeds 20 interviews afgenomen in de tweede helft van 2014. De interviews werden afgenomen bij kabinetsleden, ambtenaren uit de administratie en stakeholders die betrokken waren bij de totstandkoming van de verschillende geselecteerde beleidsinitiatieven. De analyse van de cases binnen de beleidsdomeinen WSE en RWO werd vroeger aangevat dan deze binnen de domeinen LNE en WVG. Bijgevolg is de dataverzameling in die eerste twee beleidsdomeinen reeds verder gevorderd.
3.2.5 Valorisatie 2014 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam bijeen op 09-07-2014. Er werd een drafrapport omtrent de literatuurstudie rond beleidsinstrumenten besproken. Ook werden de resultaten van de pilootcase weergegeven evenals een eerste verkennende analyse gepresenteerd van survey-resultaten over het gebruik van beleidsanalytische technieken bij de Vlaamse overheid.
PUBLICATIES: - Fobé Ellen & Brans Marleen & Wayenberg Ellen (2014). Beleidsinstrumenten: theoretische perspectieven en keuzemodellen. 105p. (Interne rapporten) VALORISATIE NATIONAAL: -
-
Vanuit het departement Ruimte werd een formele vraag gesteld voor de organisatie van een vorming betreffende theoretische perspectieven op beleidsinstrumenten. Het overleg en de afstemming hierover vonden eind 2014 plaats. De concrete vorming zal in maart 2015 worden gegeven door een lid van het onderzoeksteam. Vanuit het departement WSE kwam een informele vraag om advies gesteld aan een lid van het onderzoeksteam betreffende het typeren van beleidsinstrumenten op basis van de typologie van Hood.
VALORISATIE INTERNATIONAAL: -
De resultaten van de survey betreffende beleidsanalytische technieken werden eind juli gepresenteerd op het internationale congres van de International Political Science Association (IPSA) in Montréal, Canada.
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
20
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.2.6 Onderzoeksteam Coördinatie: KU Leuven Promotor: prof. dr. Marleen Brans (KU Leuven) Copromotor: prof. dr. Ellen Wayenberg (Universiteit Gent) Onderzoeker: Ellen Fobé, Joost Vandoninck, 1 VTE (2012-2015)
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
21
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.3
S3 De democratische verankering van lokale netwerkverbanden - The democratic anchorage of local governance networks (2012-2015, U. Gent)
3.3.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Dit onderzoek vertrekt vanuit de gangbare veronderstelling dat lokale netwerkverbanden een goed middel kunnen zijn om een meer effectief en efficiënt beleid te voeren, maar tekort schieten in termen van democratie. In dat discours verwijst men vaak naar de klassieke liberale en representatieve opvattingen over democratie die als onverzoenbaar worden beschouwd met de praktijk van deze netwerken. Vandaag is het democratisch repertorium uitgebreid met zogenaamde postliberale opvattingen en worden netwerkverbanden niet langer weggezet als per definitie ondemocratisch. Met de ontwikkeling van empirisch onderzoek in dit veld komt bovendien een meer genuanceerd en contingent beeld naar voren. In dat verband wordt vaak beweerd dat de bijdrage van netwerkverbanden aan de democratische besluitvorming afhankelijk is van hun democratische verankering en in het bijzonder van de mate waarin bepaalde mechanismen toelaten netwerkverbanden te verzoenen met de representatieve democratie. Lokale politici bevinden zich vaak op het kruispunt van beide stromen en worden, gelet op hun unieke positie in de lokale democratie, vaak als de sleutel beschouwd voor die verankering. Dit project wil dus de rol van lokale politici bestuderen in de democratische verankering van lokale netwerkverbanden. Dit houdt verband met het toenemend gebruik van lokale netwerkverbanden in de Vlaamse context, het debat over de rol van het lokaal bestuur in de meerlagige beleidsruimte en de discussie over de democratische legitimiteit van verschillende vormen van bestuurlijke samenwerking. Het onderzoek is ingebed in de zogenaamde tweede generatie netwerkstudies die de dynamiek en de hervormingen van netwerken in de tijd bekijkt, de bronnen voor het succes en/of het falen van bepaalde netwerken en het vraagstuk van de democratische performantie en verankering van die netwerken. Dit onderzoek richt zich duidelijk op die laatste component. In de literatuur hebben zich intussen verschillende tradities ontwikkeld die proberen vragen te beantwoorden die verband houden met het democratisch potentieel en de overeenkomstige problemen van netwerkverbanden. Het onderzoek neemt inzichten mee uit de Scandinavische en Britse hoofdstromen die zich hierin aftekenen. De fundamentele vragen van dit onderzoek zijn: welke rol spelen lokale politici in de democratische verankering van lokale netwerverbanden (beschrijvend)? En welke kenmerken kunnen gelijkenissen en/of verschillen in deze rol verklaren (verklarend)? Deze fundamentele vragen kunnen we opdelen in drie meer toegepaste tegenhangers: 1. Welke rol spelen lokale politici in het kaderen, ontwerpen, beheren en participeren in netwerkverbanden m.b.t. de gemeenten, d.i. in metagovernance? 2. Welke rol spelen lokale politici in de vertegenwoordiging van de gemeente in het netwerk en de daarbij horende verantwoording? 3. Welke rol spelen lokale politici in de belangenbehartiging en besluitvorming m.b.t. hun gemeente in het netwerk? Het theoretisch kader voor dit onderzoek bevindt zich op het snijpunt van de Scandinavische literatuur rond democratische netwerkbesluitvorming en haar Britse tegenhanger die zich binnen de tweede generatie netwerkstudies hebben ontwikkeld. De eerste groep levert het conceptueel kader voor de discussie over de democratische performantie van netwerkverbanden gevoed door normatieve politieke theorie en de literatuur over de postliberale democratie. De tweede groep reikt ons meer empirische criteria en methoden aan die moeten toelaten om het democratisch gehalte van netwerkverbanden te beoordelen. De theoretische kaders rond metagovernance, vertegenwoordiging en verantwoording en belangenbehartiging en besluitvorming in netwerkverbanden (zie toegepaste onderzoeksvragen) zullen gebruikt worden om meer specifieke aspecten van het onderzoek in te vullen.
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
22
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
Waar het hierboven beschreven onderzoek in essentie multidisciplinair en meerlagig is, zal onze focus liggen op lokale netwerkverbanden in die zin dat lokale besturen ze uitmaken of er deel van uitmaken. Het onderzoek situeert zich op het snijpunt van politieke wetenschappen, bestuurskunde en beleidsanalyse. Gebaseerd op een grondige studie van de literatuur lijkt een empirische studie in de context van het lokale bestuur bijzonder onderzoekswaardig mede gelet op de weinig ontwikkelde literatuur voor dit veld in Vlaanderen.
3.3.2 Methodologie Gelet op onze focus en in het licht van het exploratieve karakter van dit onderzoek lijkt een vergelijkende gevalstudie het meest gepaste onderzoeksdesign. Het combineert met name de gevoeligheid voor de specifieke context met het overstijgende wetenschappelijke perspectief (Yin, 2009). De vergelijking berust voornamelijk op variatie in de aard van het netwerk als specifieke variabele en beleidsdomein als bredere contextvariabele. Voor de selectie van specifieke gevallen zal het onderzoek bogen op eerder werk in de Vlaamse context (d.i. screenings van lokale netwerkverbanden, aflopend onderzoek in SBOV, e.d.). In onze caseselectie gaan we op zoek naar netwerken die zich bezig houden met zaken van strategisch belang en/of opkomende beleidsproblemen die zich niet laten vatten door een klassieke sectorale en/of territoriale logica over lokaal beleid. Dat zijn op basis van een literatuurstudie (Van Parijs & Steyvers 2013) volgens ons governance networks par excellence waar de spanning tussen klassieke mechanismen van verankering en de alternatieve vormen van besluitvorming zich prominent stellen. De problematiek van democratische verankering is er het meest relevant om te onderzoeken. We werken dus met kritische cases (Flyvbjerg 2011) omdat zij van strategisch belang zijn met betrekking tot onze probleemstelling. Om het algemene concept governance network naar de Vlaamse context te vertalen kristalliseerden we drie componenten van governance networks uit de vakliteratuur: een bestuurlijke, een thematische en een genealogische component (Van Parijs & Steyvers 2013). Door middel van deze criteria hebben we een aantal intergemeentelijke arena’s uit de regioscreening geselecteerd die samen strategische en complexe dossiers behandelen in een netwerkverband: de conferentie van burgemeesters, het regionaal sociaal-economisch overlegplatform en de streekintercommunale. Zij vormden de start van ons empirisch onderzoek waarbij we een aantal strategische en complexe dossiers via deze arena’s verder volgen.De studie van deze gevallen zal voornamelijk steunen op kwalitatieve methoden (Boganson & Zølner, 2007). Naast secundaire analyse van bestaande bronnen, zal het onderzoek primaire data verzamelen door middel van diepte-interviews met sleutelactoren. Het kan worden uitgebreid met meer innovatieve methoden zoals (participerende) observatie en/of het bijhouden van dag- of logboeken. Het is onze expliciete bedoeling om relevante netwerkactoren te betrekken in de verschillende stadia van het onderzoek.
3.3.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfases
2012
2012
2013
2013
2014
2014
2015
2015
1-6
7-12
13-18
19-24
25-30
31-36
37-42
43-48
1. Literatuuronderzoek 2. Verkennende studie 4. Gevalstudies 5. Synthese Onderzoeksrapporten
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
23
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.3.4 Activiteiten 2014 De volgende activiteiten zijn gebeurd in 2014: - Het afronden, verfijnen en evalueren van de case studie rond de “streekvisie grote windturbines in Zuid-West-Vlaanderen” door middel van bijkomende expertinterviews en een focusgroep. - Het verder ontwikkelen van de gevalstudie ”Buda-fabriek” via een documentanalyse en een eerste ronde expertinterviews. - De geplande selectie van nieuwe cases in de regio rond Leuven is in samenspraak met de KBG niet doorgegaan. Er is gekozen voor een verdere verfijning en diepte analyse van de regio ZuidWest-Vlaanderen door middel van een extra gevalsstudie in 2015. - De valorisatie van de eerste empirische bevindingen in Kortrijk primair onder de vorm van een onderzoeksrapport op basis van analysenota’s die zijn voorgelegd aan de klankbordgroep, een expertpanel en een focusgroep (zie valorisatie). De publicatie wordt begin 2015 verwacht. - Het voortbouwen aan een internationaal netwerk van experten rond de democractische verankering is gebeurd via de organisatie van een interne workshop (DBC) en de deelname met working paper aan de internationale NewGen Accountability Workshop te Utrecht (zie valorisatie). - Feedback naar de klankbordgroep over de voortgang van het project en het betrekken van netwerkactoren in het onderzoek met het oog op de verdere validatie van de onderzoeksresultaten (zie valorisatie).
3.3.5 Valorisatie 2014 KLANKBORDGROEPEN: Er werd een e-klankbordgroep georganiseerd tussen 11 december 2014 en 9 januari 2015 ter vervanging van de opgeschorte klankbordgroep van 9 december 2014 te Brussel.
PUBLICATIES: - Van Parijs Sander (2014). Challenges regarding the operationalization of representation and accountability in governance networks. NewGen Accountability Workshop, Utrecht. (Paper internationaal congres, integraal gepubliceerd in proceedings) - Van Parijs Sander & Kristof Steyvers (voorzien maart 2015). Analyserapport: Gevalsstudie regionale windmolenvisie Zuid-West-Vlaanderen. VALORISATIE NATIONAAL: -
-
Stad Gent: deelname adviescomité in het kader van de Bloomberg Mayor Challenge (09/01/2014, Stadhuis, Gent)). Stad Gent: deelname denktank Ruimte “Structuurvisie 2030” (05/05/2014, 22/05/2014, 16/06/2014, 13/10/2014, Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Gent). Kenniscentrum Vlaamse steden: mondeling advies over de case selectie van stadsregionale samenwerkingsverbanden (04/06/2014, vergaderzaal CDO, UGent). Regio Zuid-West-Vlaanderen: focusgroep over streekontwikkeling en democratische verankering met een selectie gemeentesecretarissen, leden van RESOC, lokale politici en personeel van Leiedal (26/06/2014, lokaal 1C21, Muziekcentrum, Kortrijk). Interne workshop (DBC) te Gent over de eerste gevalsstudie met academische experts: Filip De Rynck (Universiteit Gent), Joop Koppenjan (Erasmus Universiteit Rotterdam) en Thomas Schillemans (Universiteit Utrecht) (vergaderzaal CDO, UGent, 30/09/2014).
VALORISATIE INTERNATIONAAL: -
Deelname en spreker op de NewGen Accountability Workshop, Utrecht 2014: panel van Mark Bovens en Gijs Jan Brandsma (10/11/2014-11/11/2014, USBO, Utrecht).
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
24
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.3.6 Onderzoeksteam Coördinatie: Universiteit Gent Promotor: prof. dr. Kristof Steyvers (Universiteit Gent) Copromotoren: prof. dr. Herwig Reynaert (Universiteit Gent), prof. dr. Thomas Block (Universiteit Gent), prof. dr. Koen Verhoest (Universiteit Antwerpen), prof. dr. Joris Voets (Universiteit Gent), prof. dr. Trui Steen (KU Leuven) Onderzoeker: Sander Van Parijs, 1 VTE (2012-2015)
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
25
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.4
S4 Beleidsvoering en besluitvorming op regionale schalen. Analyse van regionale arrangementen en regimes - Policy-making in regional settings. Analysing regional regimes (2012-2015, Universiteit Gent)
3.4.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Dit project bouwt verder op het inventariserende werk dat in het B - project van de regioscreening is uitgewerkt (2011) en op eerdere studies over interbestuurlijke en stadsregionale samenwerking in het kader van SBOV I en SBOV II. Het regionaal bestuursprobleem is een complex probleem: op verschillende regionale schalen en rond verschillende beleidsmateries komen interacties tot stand tussen publieke en private actoren. Vaak leidt een klassieke institutionele probleemperceptie tot klassieke discussies over de formele (re)organisatie van het intermediair bestuur in ons land. Met dit project willen we de kennis van wat er gebeurt op regionale schalen verdiepen omdat dit ook een ander licht kan werpen op de zogenaamde oplossingen. Het onderzoeksproject focust op regionale arrangementen op bovenlokale schalen. Met regionale arrangementen bedoelen we geïnstitutionaliseerde clusters van regelgeving, beleidsinstrumenten, netwerken tussen publieke en private actoren en financieringsstromen. We willen vooreerst de types van deze arrangementen vanuit beleidsmatig oogpunt inventariseren: welke clusters van actoren zijn betrokken (eerder publiek, eerder privaat, een combinatie van beide); wat zijn de formele functies van deze arrangementen: coördinerend, beleidsuitvoering, beleidsvormend? We willen vervolgens nagaan of er in deze regionale arrangementen sprake is van een ‘regionaal regime’: ontwikkelt zich binnen arrangementen zoals zorg- en ziekenhuisregio’s, regionale landschappen, toeristische regio’s, waterbekkens,… beleidsvorming en welke impact heeft deze op de besluitvorming? Zijn er verschillen in deze regimes tussen deze regionale arrangementen en hoe zijn die te verklaren? Kunnen we de prestaties van deze arrangementen meten en vergelijken? Het project focust in het bijzonder op het in kaart brengen en verklaren van de prestaties van regionale netwerken. We hebben hierbij vooral aandacht voor de positie en het optreden van de Vlaamse overheid ten aanzien van deze netwerken en de vraag wat dit impliceert voor de prestaties. Voor de theoretische onderbouw steunt het project onder andere op theorieën over multi-level governance, interorganisatorische netwerken en network performance. Voor de praktische uitwerking maken we gebruik van een keuzes van types van regio’s (van grote stadsregio’s tot de kleinere) en van types arrangementen in een beperkte set van beleidsdomeinen, dit alles af te bakenen in overleg met de opdrachtgevers.
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
26
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.4.2 Methodologie EERSTE FASE We putten uit de literatuur aangaande urban renewal, urban governance, netwerken en stedelijke regimes en uit ons eigen onderzoek. We starten met het uitdiepen van het concept regionaal arrangement als een beschrijvend instrument voor het uitwerken van een typologie. Deze typologie dient als een eerste output. Het literatuuronderzoek wordt verder gebruikt voor het in kaart brengen van relevante concepten, variabelen en veronderstellingen voor de analyse van de cases (m.a.w. het uitwerken van een analytisch kader). TWEEDE FASE In deze fase van het project analyseren we op basis van casestudies de positie van regionale arrangementen in de beleidscyclus. Functioneren ze als een implementatie- instrument voor beleid dat elders ontwikkeld werd (door een centrale of lokale overheid) of als een bottom-up initiatief met impact op de beleids- en/of besluitvorming? We leggen de focus op de inhoud van regionale arrangementen: hun impact op de beleidscyclus. We maken gebruik van een mix van cases uit verschillende (stads)regio’s en verschillende beleidsdomeinen (bijvoorbeeld gezondheidszorg, mobiliteit, …). Om een link met eerder werk en de beleidsagenda te verzekeren, zullen de regio’s uit het project van de Regioscreening hierin geïntegreerd worden.
DERDE FASE In de derde fase focussen we op het in kaart brengen van de performantie van de regionale netwerkverbanden. We hebben hierbij vooral aandacht voor de positie en het optreden van de Vlaamse overheid ten aanzien van deze netwerken en de vraag wat dit impliceert voor de prestaties. In tweede instantie hebben we aandacht voor de impact van ruimtelijke omgevingsfactoren en lokale procesdynamieken ten aanzien van het functioneren van deze netwerken. Tot slot gaan we na hoe we gelijkenissen en verschillen tussen regionale netwerken die onderworpen zijn aan gelijkaardige multi-level settings kunnen verklaren. Deze analyse zal een bijdrage leveren aan de kennis over de regioproblematiek in Vlaanderen en met name over samenwerking op regionale schalen.
3.4.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfases
2012
2012
2013
2013
2014
2014
2015
2015
1-6
7-12
1-6
7-12
1-6
7-12
1-6
7-12
Literatuurstudie Inventarisatie ontwikkelen typologie
en
Case-studie: afbakening onderzoeksfocus en opstellen framework Uitdiepen studie
case-
Uitwerken van de comparatieve onderzoeksopzet en formuleren van beleidsaanbevelingen Rapportering
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
27
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.4.4 Activiteiten 2014 In het voorjaar van 2014 werd het onderzoek uitgevoerd bij de eerste gevalstudie, met name de Samenwerkingsinitiatieven Eerstelijnsgezondheidszorg (SEL). Het regionale netwerk werd bestudeerd in drie regio’s (Gent, Kempen en Zuid-West-Vlaanderen). Het onderzoek brengt de prestaties van de netwerken in kaart en focust hierbij op de impact van centrale aansturing en de wisselwerking met lokale dynamiek. We hebben met name aandacht voor de prestaties die de Vlaamse overheid voor het netwerk bepaalt. Daarnaast hebben we aandacht voor de mening van de lokale partners over de meerwaarde van het netwerk. Voor deze gevalstudie werden in totaal 28 respondenten bevraagd (via interview en gestandaardiseerde vragenlijst), waaronder per netwerk acht lokale partners en vier Vlaamse beleidsactoren. In het najaar van 2014 werd van start gegaan met de tweede gevalstudie; de regionale netwerken voor streekontwikkeling RESOC-SERR. Net zoals bij de eerste case steunt het onderzoek in een eerste fase op een uitgebreide documentenanalyse. Daarnaast werden interviews afgenomen bij RESOC-SERR Gent en RESOC-SERR Kempen. Tot slot werd het conceptueel en methodologisch kader verder uitgewerkt, op basis van de ervaringen bij de eerste casestudie en als gevolg van een aantal interne overlegmomenten met de begeleiders van het onderzoek.
3.4.5 Valorisatie 2014 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam bijeen op 2 december 2014 PUBLICATIES: Temmerman C., De Rynck F. en J. Voets, (2015), Opening the black box of metagovernance: the roles of central government in local multi-level networks. The case of the local job centers in Flanders. in: International Review of Public Administration,(forthcoming) VALORISATIE NATIONAAL: ‘LOKALE NETWERKEN IN HUN INSTITUTIONELE CONTEXT’, MASTER BESTUURSKUNDE, UGENT, (GASTLES 7 FEBRUARI 2014)
3.4.6 Onderzoeksteam Coördinatie: Universiteit Gent Promotor: prof. dr. Filip De Rynck en prof. dr. Ellen Wayenberg (Universiteit Gent) Copromotoren: prof. dr. Joris Voets (Universiteit Gent) & prof. dr. Trui Steen (KU Leuven) Onderzoeker: Caroline Temmerman, 1 VTE (2012-2015)
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
28
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.5
S5 Hoe kunnen lokale besturen een impact hebben op de Europese besluitvorming? De Europeanisering van lokale besturen in Vlaanderen in een comparatief perspectief - How can local authorities have an impact on European politics? The Europeanization of local politics in Flanders in a comparative perspective (2012-2015, U. Gent)
3.5.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Het Europese integratieproces kan zonder enige twijfel als één van de belangrijkste politieke evoluties van de voorbije decennia worden beschouwd. De eenmaking van het Europese continent is de afgelopen 50 jaar dan ook met rasse schreden vooruitgegaan. Deze ontwikkeling werd gekenmerkt door steeds nieuwe verdragswijzigingen die zorgden voor een toenemende samenwerking tussen de lidstaten (verdieping) enerzijds en door opeenvolgende toetredingen van nieuwe lidstaten (uitbreiding) anderzijds. Ook de lokale besturen kregen in toenemende mate te maken met Europa. Ondanks dit stijgende belang van Europa voor de lokale besturen stellen we echter vast dat wetenschappelijk onderzoek naar de zogenaamde Europeanisering van lokale besturen lange tijd op een laag pitje stond. De meeste onderzoeken die het begrip ‘Europeanisering’ behandelden, focusten immers op de impact die Europa op het nationale en/of regionale niveau had. Indien er al onderzoek werd verricht naar de relatie tussen Europa en de lokale besturen, bleef dit meestal beperkt tot de zogenaamde ‘topdown’ traditie. Daarbij wordt vaak verondersteld dat lokale besturen de invloed van Europa vrij passief ondergaan en dat ze dus als het ware ‘geleid’ worden door Europa. Er zijn echter ook aanwijzingen dat Europa naast beperkingen ook kansen meebrengt voor lokale besturen, waardoor zij kunnen evolueren tot actieve spelers in het Europese besluitvormingsproces en dit onder meer via het beïnvloeden van het Europees beleid, lobbyen, etc. Het is hoofdzakelijk op deze ‘bottom-up’ dimensie van Europeanisering dat wij in dit project willen focussen. De centrale onderzoeksvraag is hierbij: Hoe kunnen lokale besturen (of organisaties die hen vertegenwoordigen) een impact hebben op de Europese besluitvorming? Meer specifiek gaan we op zoek naar de factoren die het succes of falen bepalen van de pogingen van lokale besturen om Europese besluitvormingsprocessen te beïnvloeden. Om deze vraag te beantwoorden zullen we vooral kwalitatief te werk gaan door onder meer te werken met diepte-interviews met voor ons onderzoek relevante personen, aangevuld met documentanalyses.
3.5.2 Methodologie We zullen eerst gebruik maken van de resultaten van de enquête “Lokale besturen in Europa” over de mate van Europeanisering van lokale besturen in de 308 Vlaamse gemeenten (verkennende fase). Deze enquête is gericht aan de gemeentesecretarissen en werd georganiseerd in samenwerking met de VVSG. We zullen de resultaten onder meer gebruiken om onze cases te selecteren. In navolging van deze enquête en in samenwerking met zowel de VLO als de VVSG zullen we de enquête vervolgens ook richten tot de financieel beheerders van de Vlaamse gemeenten om de kwantitatieve basis verder te verbreden. Tijdens deze verkennende fase houden we ook semigestructureerd expertinterviews met betrokken actoren (lokale besturen, belangengroeperingen, netwerken, etc.), om zo relevante cases voor de analyse te onderscheiden. Na overleg in de klankbordgroep, en met het oog op het beleidsgerichte karakter van het SBOVonderzoek, zullen we ook de top-down dimensie van de Europeanisering van Vlaamse lokale besturen in kaart brengen. We kijken daarbij welke factoren (structurele gemeentekenmerken, maar ook interne en externe aanpassing aan het Europeaniseringsproces) ervoor zorgden dat Vlaamse gemeenten zich actief inschakelden in de voorbije Europese programmaperiode (20072013) en desgevallend ook substantiële subsidiebedragen konden verkrijgen. Een literatuuronderzoek (gericht op de theorie rond de Europeanisering van lokale besturen en ‘interest group politics’) zal ondertussen onze theoretische basis uitdiepen – en de hypothesen genereren die in het empirische luik zullen worden afgetoetst. Vooral in deze theoretische fase zullen de onderzoekers van beide projecten rond de impact van de EU kunnen profiteren van samenwerking. maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
29
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
In het tweede deel van het onderzoeksproject zullen we twee pilootcases (nl. de beïnvloeding van de nieuwe richtlijn overheidsopdrachten en de Roma-problematiek) analyseren via triangulatie van de methoden ‘proces-tracing’ en de ‘assessment of the preference attainment’. De eerste methode reconstrueert het besluitvormingsproces in een Europees wetgevingsdossier aan de hand van documentanalyse (bv ‘position paper’s, persberichten, etc.) en semigestructureerde interviews met betrokken sleutelactoren (bv. lokale besturen en hun belangengroepen, neutrale experts, betrokken actoren uit de Europese Commissie, Europese parlementsleden, tegenstanders in de lobbycase, etc.). De tweede methode vergelijkt de standpunten van de betrokken actoren (zowel uit het lokaal bestuur als de tegenstanders in de case) doorheen het besluitvormingsproces (bv reactie op het Groenboek en het voorstel tot richtlijn, specifieke amendering, etc.) met de uitkomst in termen van Europese wetgevingsdocumenten. Door deze combinatie van diepte-interviews en documentanalyse willen we aftoetsen welke hypothesen uit de theorie – zowel rond ‘interest group politics’ als de ‘Europeanisering van het lokaal bestuur’ – bevestigd worden, en zodoende leren welke elementen ervoor zorgen dat lokale besturen al dan niet succesvol waren in hun poging om die bepaalde case te beïnvloeden.
3.5.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfases 1.
Literatuuronderzoek en kwantitatieve basis
2.
Gevalstudies
3.
Onderzoeksrapporten
4.
Synthese
2012
2012
2013
2013
2014
2014
2015
2015
1-6
7-12
13-18
19-24
25-30
31-36
37-42
43-48
3.5.4 Activiteiten 2014 De volgende activiteiten zijn uitgevoerd in 2014: -
-
-
Valorisatie van de analyse van de determinanten van deelname aan en succes bij de Europese programmaperiode 2007-2013. Dit deel van het onderzoek heeft betrekking op de top-down variant van de Europeanisering van het lokaal bestuur. Hierbij kijken we in welke mate Vlaamse gemeenten deelnemen aan Europese programma’s en vervolgens bijhorende subsidies ontvangen. Op basis van onze surveydata hebben we een statistische analyse gemaakt van het effect van structurele gemeentekenmerken, interne aanpassing aan het Europeaniseringsproces en externe begeleiding op de deelname aan de programma’s en het verkregen subsidiebedrag tijdens de vorige Europese programmaperiode (zie ook valorisatie). Uitwerken theoretisch en analytisch kader (cf. congrespapers) van de bottom-up dimensie van Europeanisering. Deze studie focust in hoofdzaak op de belangenvertegenwoordiging van de lokale besturen bij EU-besluitvorming. Dit onderzoeksdomein binnen de Europeaniseringsstudies maakt gebruik van algemene theorieën (en bijhorende hypothesen) rond belangenvertegenwoordiging in de EU, en past die toe op de specifieke context van lokale besturen. De koppeling van deze theorieën, bijhorende onderzoekshypothesen en het daaruit afgeleide analytisch kader werd tijdens deze onderzoeksfase op punt gesteld en beschreven. Dataverzameling en –verwerking voor de pilootcase, nl. de invloedspogingen van lokale besturen bij de nieuwe Europese richtlijn rond overheidsopdrachten (2014). Tijdens deze fase bekeken we verschillende ‘position papers’ van diverse betrokken spelers (lokale besturen, belangengroepen, private spelers, etc.), besluitvormingsdocumenten en wetenschappelijke bijdragen rond de (thematiek van de) case. Deze documentanalyse werd gekoppeld aan diverse semi-gestructureerde expert-interviews met betrokken actoren (VVSG, CEMR, Eurocities, Europese Commissie, Rapporteur van de Richtlijn, Vlaamse en federale ambtenaren,
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
30
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
belangengroeperingen van bedrijven, advocaten en professoren in het domein van de overheidsopdrachten).
3.5.5 Valorisatie 2014 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam bijeen op 28/10/2014. PUBLICATIES: - Verhelst, T., Van Bever, E., & Reynaert, H. (forthcoming March 2015). Europese subsidies voor uw gemeente? Een analyse van de programmaperiode 2007-2013. Stuur, 4(1). (artikel, gereviewed tijdschrift) - Verhelst, T., Van Bever, E., & Reynaert, H. (forthcoming March 2015). Europese programma’s en subsidies voor Vlaamse gemeenten. Een surveyanalyse van de activiteit en determinanten tijdens de programmaperiode 2007-2013. In H., Reynaert (Ed.), Uitdagingen voor de lokale besturen 2015-2019. Brugge: Vanden Broele. (Hoofdstuk boek, wetenschappelijke uitgever) - Verhelst T. & Reynaert, H. (2014). Towards a proactive role for Flemish local government in EU decision-making? A theoretical framework and research agenda. NIG Annual Work Conference, Delft, The Netherlands - 27-28 November (paper, internationaal congres) - Verhelst Tom (2014). Towards a proactive role for Flemish local government in EU decisionmaking?: a theoretical framework and research agenda. UACES Conference, Cork, Ireland - 13/09 (paper, internationaal congres) - Verhelst Tom (2014). Towards a proactive role for local government in EU decision-making? Exploring bottom-up Europeanization in Flemish cities. PSA Annual International Conference, Manchester, United Kingdom - 14-16/04 (paper internationaal congress) VALORISATIE INTERNATIONAAL: - NIG Annual Work Conference, Delft, The Netherlands - 27-28 November - UACES Conference, Cork, Ireland - 1-3/09 - PSA Annual International Conference, Manchester, United Kingdom - 14-16/04
3.5.6 Onderzoeksteam Coördinatie: Universiteit Gent Promotor: prof. dr. Herwig Reynaert (Universiteit Gent) Copromotoren: prof. dr. Kristof Steyvers (Universiteit Gent), prof. dr. Thomas Block (Universiteit Gent) en prof. dr. Peter Bursens (Universiteit Antwerpen) Onderzoeker: Tom Verhelst, 1 VTE (2012-2015)
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
31
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.6
S6 Impact van EU economisch beleid op de Vlaamse overheid The impact of EU Economic Policies on Flemish Governance (2012-2015, U. Antwerpen)
3.6.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen De centrale doelstelling van dit project bestaat erin om de impact in kaart te brengen van het sociaaleconomische beleid van de EU op de Vlaamse governance structuren. Het betreft meer concreet een analyse van hoe de Vlaamse overheid zich organiseert om om te gaan met EU 2020. De EU 2020 strategie wordt de volgende jaren een cruciaal EU beleidskader dat niet alleen ingrijpt op het niveau van de lidstaten, maar ook op regio’s die substantiële bevoegdheden hebben op het gebied van economisch beleid. Deze doelstelling wordt benaderd vanuit twee fundamentele vragen en twee daarvan afgeleide toegepaste beleidsrelevante vragen. De eerste beschrijvende fundamentele vraag luidt: welke governance structuren hebben regionale entiteiten opgezet om deel te nemen aan het EU2020 beleidsproces? Welke actoren worden gemobiliseerd in welke fase en in hoeverre worden ze betrokken? Een hieruit volgende tweede fundamentele vraag is verklarend van aard. Hoe kunnen we variatie tussen de regionale governance structuren verklaren? De antwoorden op deze vragen leggen niet alleen de basis voor een doctoraal proefschrift, maar zijn tevens onontbeerlijk om de achterliggende beleidsrelevante vragen te beantwoorden. De eerste hiervan betreft de vraag hoe Vlaanderen zich in vergelijking met andere regio’s en kleine lidstaten organiseert en hoe het reageert op het EU 2020 beleid, en of Vlaanderen kan leren van de aanpak van anderen. In welke mate kan Vlaanderen instrumenten en procedures overnemen die bij anderen succesvol blijken te zijn? Een tweede vraag gaat over de posities die Vlaanderen inneemt en de maatregelen die het neemt ter uitvoering van het Europese beleid. Hier wordt opnieuw een internationale vergelijking gemaakt in functie van het bestuderen van best practices. Extra aandacht zal hierbij, zoals gevraagd, uitgaan naar de bewegingsvrijheid en beleidsmarges die regio’s hebben bij het implementeren van het EU 2020 beleid. Het project wordt ingebed in politicologische en bestuurskundige literatuur, zowel theoretisch als empirisch. Het opzet is internationaal comparatief van aard. Door een vergelijking met andere regio’s wordt het mogelijk om de variatie in respons te verklaren en om best practices te identificeren op basis waarvan aanbevelingen voor Vlaanderen kunnen geformuleerd worden.
3.6.2 Methodologie Bij de start van het onderzoek werden de structuur en de doelstellingen van EU2020 in kaart gebracht. Ook het Europese Semester werd onder de loep genomen. Op basis hiervan werd er werk gemaakt van het onderzoeksopzet en het theoretisch kader. Cases, i.e. regio’s, beleidsdomeinen en beleidsfasen, werden geselecteerd in samenspraak met de klankbordgroep en vervolgens werd de vragenlijst opgesteld. Op basis van het onderzoeksopzet werd in 2013 de dataverzameling voor de binnenlandse en buitenlandse cases voorbereid: relevante actoren uit het sociale middenveld en politieke en administratieve actoren werden opgelijst en aan de hand van enkele proefinterviews werd de vragenlijst afgetoetst. In het najaar van 2013 werd de dataverzameling voor Vlaanderen op basis van 31 interviews afgerond en konden we ons in 2014 richten op de buitenlandse dataverzameling. In het najaar van 2014 werd de Schotse dataverzameling afgerond met in totaal 9 interviews. De Catelaanse dataverzameling werd eveneens in 2014 aangevat, maar wordt nog voortgezet in het voorjaar van 2015. Met betrekking tot het onderzoeksopzet hebben we een multiple case study voor ogen, waarbij we verschillende regio’s, beleidsdomeinen en beleidsfasen (beleidsopmaak en de implementatie) met elkaar vergelijken. Deels in overeenstemming met vorige onderzoeksprojecten binnen het consortium, selecteren we naast Vlaanderen de regio’s Catalonië (Spanje) en Schotland (VK). We zullen ons daarbij op de thema’s energie (Vlaanderen & Schotland), armoede (Vlaanderen & Catalonië) en onderwijs (Vlaanderen) focussen. Voorts onderscheiden we de beleidsfasen, zijnde de beleidsopmaak en de implementatie zodat we in totaal 10 case studies ter beschikking hebben. Voor het proefschrift zullen de cases gecombineerd worden met een aantal onafhankelijke factoren maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
32
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
(condities) uit de Europeaniseringsliteratuur waaronder onder meer het verschil in steun aan EU2020, de interne bevoegdheidsverdeling, de administratieve capaciteit en de mate van Europese integratie. De dataverzameling bestaat uit documentenanalyse en interviews met de betrokken actoren in de 3 regio’s. De actoren en documenten worden over de verschillende niveaus (Europees, nationaal en regionaal) en organisaties verzameld. We kunnen hiervoor het netwerk gebruiken dat we gedurende vorige onderzoeken hebben opgebouwd. De interviews bestaan uit twee delen. Het eerste deel omvat een vragenlijst die een zicht moet geven op de overheidsstructuren. In het tweede deel wordt er gepeild naar factoren die variatie kunnen verklaren. Na de dataverzameling starten we met de analyse. Eerst komen we tegemoet aan de descriptieve vraagstelling door gelijkenissen en verschillen in regionale benaderingen te identificeren. Daarna beantwoorden we het tweede luik van de onderzoeksvraag door de factoren die de verschillen in regionale governance structuren verklaren in beeld te brengen. Met betrekking tot de beleidsaanbevelingen wordt het zo mogelijk om tijdens de beleidsvorming vanuit twee verschillende perspectieven advies te leveren. We kunnen de Vlaamse resultaten vergelijken enerzijds over de drie beleidsdomeinen heen en anderzijds met de andere regio’s.
3.6.3 Fasering & werkplan 2012 1-6 Onderzoeksopzet
2012 7-12
2013 13-18
2013 19-24
2014 25-30
2014 31-36
2015 37-42
2015 43-48
en
theoretisch kader In kaart brengen van Europa 2020 Dataverzameling Vergelijkende analyse proefschrift
3.6.4 Activiteiten 2014 De volgende stappen werden genomen in 2014: -
De dataverzameling in de buitenlandse cases: documentenanalyses en het afnemen van interviews in Schotland en Catalonië.
-
De vergelijkende analyse van de Vlaamse cases.
-
Op basis van die vergelijkende analyse werd er een ontwerpartikel opgemaakt: “Steering or Networking? How and Why Flemish Governance Structures Respond to Europe 2020 Policies”
-
De rapportering van de vergelijkende analyse van de Vlaamse cases en de voorstelling van beleidsaanbevelingen.
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
33
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.6.5 Valorisatie 2014 KLANKBORDGROEPEN: - KBG-bijeenkomsten op 16/01/2014 en 29/09/2014 ter bespreking van het verloop van het onderzoek en ter discussie van de beleidsaanbevelingen PUBLICATIES: - Beyers Jan, Bursens Peter & Tom Donas (2014). Domestic EU coordination and interest group mobilization in three member states Looking beyond the formal mechanisms. Regional and Federal Studies 24(3): pp.363-381 (Artikel, wetenschappelijk tijdschrift) - Bursens Peter, Hielscher Kathleen & van Keulen Mendeltje (2014). Day-to-day EU Coordination in the Benelux: From Domestic Consensus Politics to Consensual EU Coordination. In: Hans Vollaard, Jan Beyers and Patrick Dumont (eds.) European Integration and Consensus Politics in the Low Countries. Te verschijnen (Hoofdstuk boek, internationaal) - Bursens, Peter, Vileyn Matthias, and Frederic Maes (2014). Belgium: dual federalism - intensified parliamentarianism? In Gabriele Abels and Annegret Eppler (eds.) Subnational Parliaments in an EU Multi-level Parliamentary System: Taking Stock of the Post-Lisbon Era; Foster Europe International Studies Series vol. 3., forthcoming (Hoofdstuk boek, internationaal) - Sinardet Dave & Bursens Peter (2014). Democratic legitimacy in multilevel political systems: The role of politicization at the polity-wide level in the EU and Belgium. Acta Politica. Advance online publication, March 28, 2014; doi:10.1057/ap.2013.17 (Artikel internationaal tijdschrift) - Maes Frederic & Bursens Peter (2015). Impact van Europa 2020 op Vlaamse Governance Strucuturen: Verschillen in governance structuren tussen de beleidsdomeinen onderwijs, energie en armoede. Te verschijnen (Interne rapporten) VALORISATIE INTERNATIONAAL: -
3rd ECPR Winter School in Methods and Techniques – Wenen ECPR General Conference 2014 – Glasgow 5th Standing Group on Regulatory Governance (ECPR) Biennial Conference - Barcelona NIG Annual Work Conference 2014 - Utrecht
3.6.6 Onderzoeksteam Coördinatie: Universiteit Antwerpen Promotor: prof. dr. Peter Bursens (Universiteit Antwerpen) Copromotor: prof. dr. Herwig Reynaert (Universiteit Gent) Onderzoeker: Frederic Maes, 1 VTE (2012-2015)
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
34
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.7
P1 Implementatie van de Beleids- en BeheersCyclus in lokale besturen Implementation of the ‘Policy and Management Cycle’ in local government (2012-2015, KU Leuven)
3.7.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen De invoering van de Beleids- en BeheersCyclus (BBC) wijzigt de opzet van het beleids- en beheersinstrumentarium van de Vlaamse gemeenten en OCMW’s grondig. De besluitvormer laat het aan de individuele besturen om bepaalde keuzes met betrekking tot de opzet van hun beleids- en beheersinstrumentarium te maken. De Vlaamse gemeenten en OCMW’s beschikken met andere woorden over heel wat vrijheidsgraden om het beleids- en beheerssysteem te enten op de eigen organisatie en behoeften. Een implementatie- en doorwerkingstoets dringt zich echter op. Onderstaande onderzoeksvragen en bijbehorende subvragen zijn daartoe relevant: 1. Welke keuzes maken besturen wat betreft de opzet van hun beleids- en beheerssysteem? a. Hoe kunnen we BBC omschrijven, conceptualiseren en afbakenen binnen het kader van prestatiegericht begroten? Hoe vertalen lokale besturen BBC? Welke dilemma’s / moeilijkheden ondervinden ze daarbij? b. Welke (patronen van) variaties kunnen we terugvinden in de opzet van de BBC? Hoe kunnen we dit op systematische wijze in kaart brengen? c. Zijn er transversale verschillen waarneembaar tussen…? i. gemeenten en OCMW’s? ii. verschillende beleidsdomeinen? iii. ‘vroege’ starters (piloten) en ‘late’ starters? 2. In welke mate en hoe beïnvloeden (micro- en meso-)variabelen de implementatie van de BBC? a. welke variabelen oefenen een invloed uit en welke bevorderen/remmen de implementatie? b. welke voorwaarden moeten vervuld zijn opdat de besturen BBC minimalistisch versus maximalistisch implementeren? In het onderzoek kunnen langetermijneffecten echter nog niet achterhaald worden, aangezien de invoering van de BBC pas in 2011 is begonnen (en dit voor een selecte groep van lokale besturen). Het onderzoek focust zich aldus niet op tijdsgebonden aspecten van de implementatie van de BBC (zoals langetermijneffecten of transversale verschillen tussen ‘vroege’ en ‘late’ starters). Gezien hun relevantie kunnen deze vragen wel in vervolgonderzoek beantwoord worden. In het huidige onderzoek staan daarom voorop: het in kaart brengen van de implementatie van de BBC en de kortermijnimpact hiervan (= vraag 1 en gedeeltelijk vraag 2) en de factoren die deze implementatie beïnvloeden en bevorderen (= vraag 3). Het is ten slotte relevant om een onderscheid te maken tussen wat BBC minimaal impliceert en wat het maximaal kan impliceren. Om het eerste te vatten wordt de letter van de regelgeving gevolgd (i.e. minimaal). Om het tweede te vatten wordt een kader gehanteerd waarin prestatie-informatie optimaal geïntegreerd (i.e. gemeten en geïncorporeerd) wordt, zowel in de financiële cyclus (budgetteren, boekhouden en auditen) als in de beleids- en beheerscyclus (plannen, monitoren en evalueren). Deze integratie van prestatie-informatie is niet alleen wat beide cycli resultaatgericht maakt, maar wat ze ook noodzakelijkerwijze aan elkaar bindt.
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
35
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.7.2 Methodologie Ervaring toont aan dat in functie van een goed begrip van de complexiteit en realiteit van de hervormingen in de publieke sector, het nodig is om meerdere onderzoeksmethoden te combineren, zoals survey onderzoek, literatuuronderzoek, documentanalyse en persoonlijke interviews. Deze multimethode aanpak heeft het voordeel dat de zwakte van één methode (bijvoorbeeld waar de gegevens van een documentanalyse beperkt blijven tot het officiële verhaal), gecompenseerd kan worden met de sterkte van een andere methode (bijvoorbeeld interviews die ook informatie bieden over informele gebeurtenissen, omstandigheden, percepties en opinies…). In dit onderzoek hanteren we een dergelijke multimethode aanpak. Het eerste, voorbereidende gedeelte van het onderzoek, start met een review van relevante literatuur en regelgeving. Een reeks plaatsbezoeken en exploratieve interviews met pilootbesturen volgen met de bedoeling de opzet van het BBC systeem en de motivatie voor deze opzet te bevragen. Vervolgens voeren we een beknopte, maar methodologische en systematische documentenanalyse van de meerjarenplannen en budgetten van de Vlaamse gemeenten en OCMW’s die gestart zijn met het BBC systeem. Deze analyse laat ons toe om informatie te verzamelen over de keuzes gemaakt door deze lokale besturen inzake de opzet van hun BBC systeem. De documentenanalyse zal zich vooral focussen op een aantal specifieke items, zoals het percentage van het budget gerepresenteerd in de prioritaire doelstellingen. In dit kader zijn de digitale rapportering en dus de databank opgezet door de Vlaamse overheid die informatie over deze BBC-rapportering verzamelt en ontsluit erg relevant. In het tweede deel van het onderzoek worden een aantal pilootbesturen grondig bestudeerd. Op basis van documentenanalyse en semi-gestructureerde interviews worden factoren die de hervorming van het financieel management in lokale overheden bevorderen, bestudeerd. Ook de kortetermijnimpact van de implementatie van de BBC wordt in rekening gebracht. In de derde fase van het onderzoek voeren we een survey onderzoek uit. Vragenlijsten worden verzonden zowel naar politieke actoren als naar ambtenaren binnen Vlaamse gemeenten en OCMW’s. Inhoudelijk zijn de vragen hoofdzakelijk gefocust op vier topics: (1) de opzet van het BBC systeem, (2) de integratie van prestatie-informatie in de financiële en de beleids- en beheerscyclus, (3) de kortetermijnimpact van de implementatie van het BBC systeem en (4) de aanwezigheid van factoren die de implementatie van de BBC (naar letter, naar geest) bevorderen. Respondenten worden bevraagd over deze topics afhankelijk van de doelgroep waartoe zij behoren (bijvoorbeeld burgemeesters, schepenen, ontvangers, etc.) In het vierde deel worden de data, verzameld tijdens de eerste, tweede en derde onderzoeksfasen, gelinkt aan elkaar. Dit biedt de opportuniteit om een BBC “scan” te ontwerpen, zijnde een generiek meetinstrument dat de resultaatgerichtheid van het financieel systeem van het lokale bestuur in kaart weet te brengen. Op basis van de onderzoeksresultaten, kunnen succesfactoren voor de implementatie van het BBC systeem geïdentificeerd worden en beleidsaanbevelingen geformuleerd worden.
3.7.3 Fasering & werkplan 2012-2015
01-12/ 2012
07-12/ 2012
01-06/ 2013
07-12/ 2013
01-06/ 2014
07-12/ 2014
01-06/ 2015
07-12/ 2015
Inwerkperiode Casestudy 1 Surveyonderzoek Documentanalyse Casestudy 2 Samenvatting
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
36
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.7.4 Activiteiten 2014 In 2014 is de survey die in het najaar van 2013 werd uitgevoerd geanalyseerd om te komen tot het onderzoeksrapport ‘De Praktijk van prestatiegericht begroten in de Vlaamse gemeenten en OCMW’s. Stand van zaken op basis van een survey’. Daarin zijn de surveyresultaten univariaat besproken en zijn variaties met betrekking tot prestatiegericht begroten in kaart gebracht. Simultaan zijn op basis van deze resultaten twee papers voor internationale conferenties geschreven (Maastricht en Speyer) en is deelgenomen aan een PhD School in Siena. Ook is in de loop van 2014 de samenwerking met ABB verder uitgebouwd in functie van de databank digitale rapportering die de basis vormt van de databank- en documentenanalyse die in de tweede helft van 2014 is uitgevoerd. In tegenstelling tot het oorspronkelijke schema (zie jaarplan 2014) hebben beide hoofdactiviteiten meer tijd in beslag genomen dan gepland. Hiervoor zijn er twee voorname verklarende factoren. Enerzijds is er een inwerkperiode nodig geweest voor de onderzoeker na de positiewissel die zich formeel heeft voorgedaan vanaf 1 januari 2014. Anderzijds – en meer specifiek met betrekking tot de analyse van de databank – is er heel wat tijd over gegaan om bruikbare data te genereren uit de databank digitale rapportering die een goede basis konden vormen voor de analyse.
3.7.5 Valorisatie 2014 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam bijeen op 23 januari 2014. PUBLICATIES: - Bleyen Pieter, Hennau Sofie, Ackaert Johan & Bouckaert Geert (2014). De rol van managementteams in de lokale beleidscyclus voor en na BBC. 21p. Politicologenetmaal, Maastricht - 12-13 June 2014 - Pieter Bleyen, Geert Bouckaert (2015). De praktijk van prestatiegericht begroten in de Vlaamse gemeenten en OCMW's. Stand van zaken op basis van een survey. 146p. - Pieter Bleyen, Sofie Hennau, Geert Bouckaert, Johan Ackaert (2014). The Influence of Innovations in Strategic Management on the Management Team's Role in Flemish Municipalities. EGPA, Speyer, Germany - 10-12 September 2014 - Pieter Bleyen, Stijn Lombaert (2014). The Integration of Performance Information in the Financial Cycle - Mapping and Explaining Performance Budgeting Practices in Flemish Local Government. LocRef Phd Training School, Siena, Italy - 29-30 September / 01-02 October 2014 - Pieter Bleyen, Stijn Lombaert, Geert Bouckaert (2014). Mapping Performance Budgeting Practices in Local Government. EGPA, Speyer, Germany - 10-12 September 2014 VALORISATIE NATIONAAL: -
ABB – studiedag: de planning voorbij, nu aan de slag (01.04.2014 - Brussel) o Prof. Bouckaert als spreker incl. onderzoeksresultaten
VALORISATIE INTERNATIONAAL: -
Politicologenetmaal – Maastricht (12-13.06.2014 - Nederland) o Presentatie onderzoekspaper EGPA – Speyer (10-12.09.2014 - Duitsland) o Presentatie onderzoekspaper LocRef PhD Training – Siena (29-30.09/01-02.10.2014 - Italië) o Presentatie onderzoekspaper LocRef COST Action meeting – Tromso (03.12.2014 – Noorwegeno Presentatie projectvoorstel comparatief onderzoek
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
37
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.7.6 Onderzoeksteam Coördinatie: KU Leuven Promotor: prof. dr. Geert Bouckaert (KU Leuven) Copromotor: prof. dr. Johan Ackaert (Universiteit Hasselt) Onderzoeker(s): Pieter Bleyen, 1 VTE (november 2013-2015)
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
38
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.8
P2 Optimalisering van management van interbestuurlijke informatieprocessen in Vlaanderen - Towards optimal chains of intergovernmental information management (2012-2015, KU Leuven)
3.8.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Overheden zijn vandaag meer dan ooit afhankelijk van efficiënte en effectieve beleids- en beheersprocessen, gesteund door geavanceerde informatiesystemen. Informatie is immers één van de basisbouwstenen voor goed beleid en dienstverlening. Informatiemanagement is essentieel voor innovatie in de publieke sector. Het verbeteren van informatie delen en procesintegratie, zal bijdragen tot een meer slagkrachtige overheid. Tal van informatiestromen overschrijden administratieve grenzen en niveaus – ze zijn interbestuurlijk van aard. Het toenemend belang van informatie, informatiemanagement en de groeiende technologische mogelijkheden brengen echter ook uitdagingen met zich mee. Die uitdagingen zij niet alleen technologisch, maar ook organisatorisch (bv. hoe informatiesystemen organiseren?), financieel (bv. wie betaalt wie voor welke data?) en hebben betrekking op managementvraagstukken (bv. wie regisseert en stuurt de informatiestromen aan?), eigenaarschap (bv. wie ontwikkelt welke databanken?), enz. Deze vraagstukken ontmoeten elkaar in een netwerksetting: actoren zijn wederzijds afhankelijk van elkaars hulpbronnen (waarbij informatie centraal staat) en moeten dus onderling samenwerken om de informatiesystemen te bouwen en te versterken. Dit onderzoek wil vanuit een multidisciplinaire invalshoek de informatiesystemen in kaart brengen en in typologieën onderbrengen, kritische succes- en faalfactoren identificeren en zoeken naar zogenaamde optimalisatie. We vertrekken daarbij vanuit de informatiesystemen zelf (de architectuur) en kijken dan in welke context ze opereren. Het onderzoek tracht concreet de volgende vragen te beantwoorden. 1) Wat zijn de huidige ontwikkelingen in management van informatiesystemen, toegepast op de publieke sector? 2) Welke zijn de belangrijkste interbestuurlijke informatiesystemen in Vlaanderen? a. Wat zijn hun karakteristieken op het vlak van governance en organisatie, management, technische, economische en juridische aspecten? b. Hoe zijn deze informatiesystemen opgebouwd en rond welke actoren? 3) Hoe kunnen we performantie van informatiesystemen meten en monitoren? 4) Wat zijn de belangrijkste prestatiecriteria? 5) Wat zijn de bouwstenen voor management van informatiesystemen? 6) Welke zijn de kritische succes- en faalfactoren (KSF’s) of randvoorwaarden voor optimale informatiesystemen, vanuit systeem- en stakeholderperspectief? a. Welke zijn de optimale informatiesystemen? b. Wat impliceren deze optimale informatiesystemen voor de betrokken stakeholders? 7) Hoe zijn de KSF’s van toepassing op de overheden in Vlaanderen betrokken in de interbestuurlijke informatiesystemen? 8) Hoe kunnen we tot optimalisatie komen en varieert dit naargelang het type informatiesysteem? Wat zijn sleutelcriteria voor systeemoptimalisatie? 9) Wat zijn de leidende principes die gehanteerd kunnen worden bij het management van informatiesystemen in Vlaanderen?
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
39
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.8.2 Methodologie De vereiste data zal verzameld worden door middel van surveys, gevalstudies, diepte interviews, testen, (model)toepassingen, netwerk analyses en mogelijke model scenario’s. Case studies vormen empirische vertalingen van het theoretische kader. Bijgevolg is het van groot belang een te verdedigen set van criteria te hebben om de juiste cases uit een lijst van kanshebbers te bepalen. Een casus wordt geselecteerd op basis van de onderzoeksdoelen en beleidsrelevantie maar de selectie gebeurt in samenspraak met de Vlaamse overheid. We ontwikkelen een vergelijkende casusstudie en selecteren gevallen die op een aantal punten verschillen. Dit geeft ons de mogelijkheid verschillende management opties voor het verbeteren van informatiesystemen te ontwikkelen en testen.
3.8.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfasen/ Werkpaketten 1. 2. 3. 4. 5.
6. 7. 8. 9.
2012 1-6
2012 7-12
2013 13-18
2013 19-24
2014 25-30
2014 31-36
2015 37-42
2015 43-48
Trends informatie management Informatiesysteem inventarisatie Informatiesysteem monitoring Informatiesysteem prestaties Impact evaluatie / toegevoegde waarde Implicaties Optimale systeemmodellen Succes factoren Managementprincipes
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
40
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.8.4 Activiteiten 2014 Er werd gerapporteerd over de bevindingen in de gevalstudie van MKROS. In 2014 zijn ook diverse interviews over de omgevingsvergunningendatabank afgenomen, het gaat om kernstakeholders bij de Vlaamse overheid en bij VVSG. De gebruikers zelf zullen in april-mei 2015 bevraagd worden. De eerste groep gemeenten gaat volop van start met deze databank vanaf januari 2015. Om hun gebruikerservaring te toetsen lijkt het opportuun te wachten tot ze enkele maanden met het systeem vertrouwd zijn. Daarnaast organiseerden we focusgroepgesprekken. Experten, projectleiders en enkele gebruikers van interbestuurlijke informatiesystemen gaven hun visie op het belang van bepaalde succes- en faalfactoren alsook de meerwaarde van interbestuurlijke informatiesystemen. Ook het verschil tussen de publieke en private sector werd bediscussieerd. De focusgroepdeelnemers gaven daarnaast tips voor toekomstige projectmanagers. De focusgroepen zijn een aanvulling op de gevalstudies en vormen een input voor de survey die in maart 2015 zal worden afgenomen. In 2014 werd een eerste versie van de survey ontworpen. Andere activiteiten: -
Schrijftraining SBOV Deelname studiedag 23 oktober 2014 ‘Efficiënter informatie uitwisselen’. Maandelijkse deelname aan de stuurgroep e-government. Advies aan Vlaamse overheid omtrent specifieke projecten
3.8.5 Valorisatie 2014 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam bijeen op 12 juni 2014 en 12 december 2014 PUBLICATIES: -
-
-
-
Van Cauter Lies, Snoeck Monique &Crompvoets Joep (2014). An analysis of failure in a G2G egovernment context via the Updated Delone and McLean model. In: Information and Communication Technologies in Public Administration: Innovations from Developed Countries. (Hoofdstuk boek, internationaal) Van Cauter L., Snoeck M., Crompvoets J. 2014. It's complicated: the relationship status of public and private IS research. European Group Public Administration. Speyer, 10-12 September 2014. (Paper internationaal congres) Van Cauter Lies, Crompvoets Joep & Snoeck Monique (2014). Het MilieuKlachten, Registratieen Opvolgings- Systeem (MKROS). Het management van interbestuurlijke informatiesystemen in Vlaanderen. Een bestuurskundige analyse van MKROS. 61p. (Interne rapporten) Van Cauter Lies, Snoeck Monique & Crompvoets Joep (2014). Public administration meets information system research: analysing failure of intergovermental information systems via IS success models. Lecture Notes in Computer Science 8653(): 12p.EGOV 2014, Dublin (Ireland) - 14 September 2014 (Artikel, internationaal gereviewed boek)
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
41
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
VALORISATIE NATIONAAL: - Het onderzoekt stoelt op diverse praktijkinterviews en gesprekken met ambtenaren. - In de Milieukrant (Kluwer) van september 2014 verscheen het SBOV-onderzoek rond het Milieuklachten, registratie en opvolgingssysteem (MKROS). - Overleg op vraag van Bestuurszaken (21 mei 2014) advies rond digitalisering van interbestuurlijke projecten - Advies aan RWO omtrent de beleidsdomeinoverschrijdende ontwikkeling van een kennisbank grond- & pandenbeleidsinstrumentarium (maart 2014) - Lezing op vraag van de Vlaamse Milieumaatschappij (11 februari 2014) over de uitdagingen van interbestuurlijke informatiesystemen - Overleg op vraag van Bestuurszaken (10 januari 2014) over de bevindingen van het onderzoeksproject. - Voor de vernieuwing van MKROS engageert de projectleider zich om de onderzoeksresultaten mee te nemen. In de MKROS-nieuwsbrief (december 2013, p3) wordt dit engagement bevestigd naar alle gebruikers. VALORISATIE INTERNATIONAAL: - Wetenschappelijke artikels werden voorgesteld op de internationale conferenties: de EGOVconferentie (Dublin) en de conferentie van de European Group of Public Administration (Speyer). - De publicaties in twee boeken werden gevalideerd door een blinde peer review van telkens drie internationale wetenschappers. - Samenwerking met Frank Bannister (Trinity College, Dublin), professor in informatiesystemen.
3.8.6 Onderzoeksteam Coördinatie: KU Leuven Promotor: prof. Dr. Joep Crompvoets (KU Leuven) en prof. Dr. Monique Snoeck (KU Leuven) Copromotor: prof. dr. Filip De Rynck (Universiteit Gent), prof. dr. Geert Bouckaert (KU Leuven) en prof. dr. Joris Voets (Universiteit Gent) Onderzoeker: Lies Van Cauter, 1 VTE (2012-2015)
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
42
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.9
P3 Management van informatieprocessen in Vlaamse lokale besturen Management of organisation-wide information chains in Flemish local governments (20122015, Hogeschool Gent)
3.9.1 Probleemstelling & doelstelling Dit project bestudeert de afstemming tussen ICT en organisatie inzake de individuele dienstverlening (Hoogwout, 2010) van de Vlaamse stadsbesturen. Stadsbesturen leveren in die hoedanigheid attesten af, behandelen klachten of lossen een gemeld probleem op, en willen deze meer klantgericht en efficiënt organiseren. De ambities leiden tot veranderingen van de organisatiestructuur, de processen, de ICT-infrastructuur, enz. In dit onderzoeksproject staan deze veranderingsprocessen centraal. De focus ligt met name op de stedelijke meldsystemen. Stadsbesturen ontvangen jaarlijks duizenden meldingen inzake het openbaar domein, verkeershinder, sociale overlast, discriminatie, enz. Het onderzoeksproject heeft een beschrijvende, verklarende en evaluerende onderzoekscomponent: -
Het onderzoek is er op gericht om de technologische en organisatorische kenmerken van de meldsystemen van twee Vlaamse stadsbesturen in detail te bestuderen en om verschillen en / of gelijkenissen inzake de inrichting van die meldsystemen te detecteren. We bieden een antwoord op de volgende beschrijvende onderzoeksvragen: Hoe zijn de meldsystemen van Vlaamse stadsbesturen organisatorisch en technologisch ingericht? Welke verschillen en gelijkenissen stellen we vast inzake de technologische en organisatorische inrichting van de meldsystemen in Vlaamse stadsbesturen?
-
Het onderzoek is er op gericht om de prestaties van de meldsystemen in twee Vlaamse stadsbesturen te evalueren. Vanuit die analyse willen we tot inzicht komen in hoe organisatieaspecten en de technologische kenmerken van de meldsystemen op elkaar zijn afgestemd. Daarmee wordt een antwoord geboden op de evaluerende onderzoeksvragen: Hoe werkt de interactie tussen ICT en organisatie door op de prestaties van de meldsystemen in de Vlaamse stadsbesturen? Welke verschillen en gelijkenissen inzake prestaties kunnen worden vastgesteld tussen Vlaamse stadsbesturen?
-
Het casestudieonderzoek is er op gericht om verschillen inzake de technologische en organisatorische kenmerken, de interactie tussen ICT en organisatieaspecten en de prestaties van de meldsystemen in Vlaamse stadsbesturen te begrijpen. We maken een uitgebreide en diepgaande reconstructie van ICT- en veranderingsprocessen, waarnaar we kijken vanuit een aangepaste alignmentbenadering. De verklarende onderzoeksvragen: Hoe kunnen we vanuit een aangepaste alignmentbenadering de verschillen inzake de interactie tussen ICT en organisatie, en de doorwerking van die interactie op de kenmerken en de prestaties van de meldsystemen, in Vlaamse stadsbesturen begrijpen?
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
43
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.9.2 Methodologie Naast een verkennend onderzoek vormt een casestudieonderzoek in twee Vlaamse stadsbesturen, Genk en Mechelen, de belangrijkste empirische bijdrage van dit onderzoek. Deze cases zijn niet willekeurig gekozen maar gemotiveerd vanuit inzichten uit de exploratieve ronde (bijvoorbeeld: verschillen inzake veranderingstempo, aard van veranderingen, enz.). Het exploratieve onderzoek omvatte een empirische onderzoek en een literatuurstudie. In de dertien Vlaamse stadsbesturen organiseerden we één of twee open interviews met leidinggevende ambtenaren. Daarnaast screenden we Nederlandstalige literatuur over de burgergerichte dienstverlening in Vlaamse en Nederlandse stadsbesturen. Het casestudieonderzoek in de steden Genk en Mechelen is interpretatief van aard en vormt de driedeling ‘beschrijven, verklarend en evaluerend onderzoek’. Het steunt op een uitgebreide reeks van interviews, observaties en een omvattende documentenstudie in de twee stadsbesturen. Vertrekpunt voor de theoretische positionering is de klassieke business – IT alignmentliteratuur (zie ondermeer: het Strategic Alignment Model (SAM) van Henderson & Venkatraman (1993)). We formuleren een reeks van kritische bedenkingen bij dergelijke modellen en stellen dat ze onvoldoende aansluiten bij het ICT- en organisatieveranderingen reëel plaatsvinden in Vlaamse stadsbesturen. Vanuit de structuratietheorie van Anthony Giddens, ontwikkelen we een business – IT alignmentbenadering die ons beter moet toelaten om de verschillen tussen stadsbesturen te zien en te begrijpen. We doen daarbij beroep op afgeleide structuratietheorieën (bijvoorbeeld: Orlikowski, 1992).
3.9.3 Fasering & werkplan Werkpakketten
2012 1-6
1.
Meta-analyse van literatuur
2.
Verkennende en beschrijvende onderzoeksfase: focus groepen en interviews in alle stadsbesturen
3.
Analyse en verwerking van de exploratieve onderzoeksronde, feedbackronde en valorisatie
4.
Ontwikkeling van een casestudiedesign. Uitvoering van de casestudie in de stad Mechelen
5.
Uitvoeren van de casestudie in de stad Genk.
6.
Analyse van resultaten
7.
Feedbackronde en valorisatie
8.
Theoretisering
9.
Feedbackronde proefschrift
maart 2014
de
en
2012 7-12
2013 1-6
2013 7-12
2014 1-6
2014 7-12
2015 1-6
2015 7-12
casestudie
valorisatie:
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
44
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.9.4 Activiteiten 2014 2014 stond in het teken van het casestudieonderzoek in de stad Genk. Het casestudieonderzoek bestond uit de volgende fasen: -
-
Contacten leggen, voorstelling van het onderzoek en afspraken maken omtrent de uitvoering (voorjaar 2014) Open interviews: we interviewden 23 actoren binnen en buiten de organisatie, ambtenaren op alle niveaus van de organisatie en één schepen (mei – september 2014) Observaties: we observeerden de werkzaamheden van een aantal diensten in de organisatie om een zicht te krijgen op hoe het meldsysteem reëel functioneert. (mei – september 2014) Documentenanalyse: we raadpleegden verschillende documenten; bijvoorbeeld: offertes en bestekken van ICT-toepassingen, PowerPointpresentaties, stedelijke dienstnota’s, enz. (mei – september 2014) Analyse en verwerking van de bevindingen: transcripten uitschrijven, codering, enz. (augustus – december) Rapportage t.a.v. de stad (december 2014 + maart 2015).
Simultaan aan het casestudieonderzoek werkten we het theoretische kader, i.e. onze eigen alignmentbenadering voor dit onderzoeksproject, verder uit (zie supra). We deden dat in interactie met buitenlandse academici. In een conference paper onderzochten we of de literatuur over Business – IT alignment en modellen zoals het Strategic Alignment Model (SAM) ons toelaten om de interactie tussen ICT en organisatie in publieke organisaties te begrijpen. We confronteerden die modellen met de inzichten uit de casestudie in de stad Mechelen. De confrontatie toont dat inzicht krijgen in de interactie tussen ICT en organisatie, vereist dat we ICT- en organisatieverandering op de lange termijn bestuderen, dat we de veelheid aan actoren en hun posities in kaart brengen en rekening houden met de doorwerking van het afgelegde veranderingspad van een organisatie. Die politieke en institutionele variabelen ontbreken nu in de business-IT alignmentliteratuur. In de conclusies van deze working paper stellen we een aangepast Strategic Alignment Model voor.
3.9.5 Valorisatie 2014 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam bijeen op 12 juni en 12 december. PUBLICATIES: - Vander Elst Simon & De Rynck Filip (2014). Alignment processes in public organizations. An interpretive approach. Information Polity 19(3-4): pp.195-206. (Artikel internationaal tijdschrift) - Vander Elst Simon & De Rynck Filip (2014). Diving in the dynamics of alignment processes in public organizations. Lessons for a reconceptualized alignment framework. Paper presented at the EGPA conferentie 2014 (Speyer), Gent: Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen. (Paper internationaal congress) - Vander Elst Simon & De Rynck Filip (2014). Kantelende centrumsteden. De interactie tussen ICT en organisatie in Vlaamse stadsbesturen doorgrond. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement 2014(4): pp.19-31. (Artikel nationaal tijdschrift) - Vander Elst Simon, De Rynck Filip, Sellenslagh Pieter & Groffils Liesbet (2014). Kantelende dienstverlening in de Vlaamse centrumsteden. Een beschrijvend, verklarend en evaluerend onderzoek van het Mechelse meldsysteem. 144p. (Interne rapporten) - Jolien Dewaele, Filip De Rynck, Simon Vander Elst, Leander Price (2014). Informatieuitwisseling vanuit interbestuurlijk perspectief. Een analyse vanop de werkvloer. 2014(4) Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement (Artikel nationaal tijdschrift)
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
45
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
VALORISATIE NATIONAAL: - Deelname aan de stuurgroep ‘I-scan II’ met leden: HoGent, V-ICT-OR, de VVSG, CORVE en MICT. Deze stuurgroep volgt de werkzaamheden van het I-scan project op. De resultaten van het SBOV III onderzoek werden tijdens de stuurgroepvergadering toegelicht en inputs van de deelnemende partners werden geïnventariseerd om de praktijkrelevantie van het SBOV III onderzoeksspoor te bewaken. - Begeleiding, opvolging en advisering van een onderzoek uitgevoerd door het Departement Bestuurszaken van de Vlaamse overheid over Vlaams-lokale informatie-uitwisseling. - Begeleiding van een klantentevredenheidsbevraging door de gemeente Izegem, uitgevoerd door een masterproefstudent van de Universiteit Gent. - Begeleiding van een onderzoek over het nut van de digitale stempel voor de gemeentelijke dienstverlening, uitgevoerd door een stagiair bij de gemeente Harelbeke. - Deelname als expert aan de driedaagse van het Departement Algemeen Regeringsbeleid van de Vlaamse overheid, gericht op het inspireren van de toekomstige positionering van deze entiteit. - Advies en presentatie van onderzoeksbevindingen t.a.v. het managementteam van de stad Mechelen (zie de casestudie in Mechelen) op 22 januari 2014. - Advies en presentatie van tussentijdse onderzoeksbevindingen t.a.v. het stadsbestuur Genk (zie de casestudie in de stad Genk) op 11 december 2014. VALORISATIE INTERNATIONAAL: -
-
-
Deelname aan en presentatie van een paper op de workshop ‘e-government’ van de jaarlijkse EGPA Conferentie in Speyer (8-12 september 2014). De gepresenteerde paper werd bekroond met de best paper award voor de workshop over e-government. Bijwonen van de conferentie “ctrl alt delete” over digitale dienstverlening en cybersecurity (Den Haag, 24-25 april). Verschillende kennisuitwisselingsmomenten met Nederlandse academici: prof. dr. Vincent Homburg (EUR – 18/03/2014), dr. Anne Fleur Van Veenstra (18/03/2014), prof. dr. Albert Meijer (Universiteit Utrecht – 07/04/2014 ), dr. Arre Zuurmond (03/04/2014). Presentatie van onderzoeksbevindingen uit de casus Mechelen op een besloten seminar, georganiseerd door de Nederlandse Ombudsman Arre Zuurmond (18 juni 2014).
3.9.6 Onderzoeksteam Coördinatie: Universiteit Gent Promotor: prof. dr. Filip De Rynck (Universiteit Gent) Copromotor: dr. Joep Crompvoets (KU Leuven) en prof. dr. Joris Voets (Universiteit Gent) Onderzoeker: Simon Vander Elst, 1 VTE (2012-2015)
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
46
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.10 P4 Regionale benchmarking van overheidsperformantie - Regional Benchmarking of Public Administration Performance (2012-2015, U. Antwerpen) 3.10.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Dit project onderzoekt de prestaties op het vlak van bestuur voor een selectie van regio’s en indicatoren in Europa. Het project onderzoekt dus niet de inputzijde, maar de outputs en outcomes van de bestuurlijke organisatie. In een tweede fase wil het project dieper ingaan op de vraag hoe deze prestatiegegevens gebruikt (kunnen) worden en welke governance-systemen er achter zitten. De doelstelling van het project is dubbel. Ten eerste bouwen we een originele dataset op om prestaties van de bestuursfuncties in een overheid te beoordelen in Europese regio’s. Prestaties van het bestuur zijn - in tegenstelling tot de prestaties van beleidssectoren (bv. onderwijs, gezondheidszorg)- slechts in beperkte mate internationaal vergelijkend onderzocht. Government at a glance van de OECD is de belangrijkste uitzondering hierop. Het meerjarenplan Slagkrachtige Overheid (VIA) van de Vlaamse overheid legt een sterke nadruk op internationaal vergelijkende metingen. Het definieert de ontwikkeling van een barometer in dit veld als een belangrijk sleutelproject. Ten tweede zullen we proberen te verkennen wat met dit soort van prestatieinformatie gebeurd en hoe deze informatie (beter) gebruikt kan worden bv. in het strategische doelstellingenkader. Deze analyse zal voornamelijk gebeuren op basis van case studies en literatuurstudies van beschikbaar onderzoek. Als fundamentele onderzoeksvragen onderkennen we:
-
Hoe kan de performantie van het openbaar bestuur op een overheidsbreed macroniveau gemeten worden?
-
Hoe kan de performantie van verschillende gebieden (X) van het openbaar bestuur (X1, gemeten worden?
-
Welke fora kunnen gebruikt worden voor de prestatie-dialoog?
..
Xn)
In welke mate versterken bepaalde contextfactoren (A, B, C) de kans op leren?
De toegepaste onderzoeksvragen die uit de fundamentele vragen voortvloeien zijn:
-
Hoe kan Vlaanderen m.b.t. PA performance gebenchmarkt worden? Wat is de positie van Vlaanderen binnen een set van vergelijkbare regio’s? Wat kunnen we leren van de institutionele arrangementen van andere regio's?
3.10.2 Methodologie Dit project onderzoekt de PA performance, waarbij performance volgens de mainstream definitie als outputs en outcomes van openbare productie wordt gezien. Om indicatoren te kunnen ontwikkelen, is het belangrijk te verduidelijken, dat PA meer gaat over “in staat stellen” dan over “leveren”. Verder heeft het ook een transversale natuur: PA heeft een impact op alle andere beleidssectoren. Er bestaat uitgebreid onderzoek naar de concepten van de structuur en de hervormingen van de publieke sector. Ook wat betreft de cultuur is er omvangrijke literatuur te vinden: bevindingen van onderzoek naar vertrouwen in de overheid, administratieve cultuur alsook public sector motivation kunnen worden gebruikt voor ons onderzoek naar de algemene houding van het personeel ten opzichte van de overheidssector. In een eerste fase van het project zullen voor de afhankelijke variabele originele data over PA performance verzameld worden in een aantal regio’s en landen naast Vlaanderen. De case selectie zal gebaseerd zijn op de benchmarking regio’s die in het project slagkrachtige overheid aan bod komen. Cases kunnen zowel regio’s zijn als kleine landen met een vergelijkbare omvang als Vlaanderen zoals Denemarken en Finland. We sluiten zo veel mogelijk aan bij de bestaande indicatoren uit de barometer slagkrachtige overheid. Aangezien dit project op relatief
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
47
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
onbekend terrein komt, willen we eerst een aantal methodologieën en dataverzamelingstechnieken testen in een pilot. Daarna bekijken we in welke mate we de dataverzameling kunnen uitrollen naar een bredere set van regio’s. Wat betreft de onafhankelijke variabele vertrouwen we op bestaande databronnen zoals de COST/COCOBRA database van de Universiteit Leuven, het FP7 COCOPS (2011-mid 2014) project en onderzoek naar public service motivation. In de tweede fase willen we dieper ingaan op de dialoog rond de prestatie-indicatoren in de overheid en welke kansen op “leren” hij biedt. Dit zou gebeuren door case studies en literatuurstudies over bestaand onderzoek.
3.10.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfasen
2012 1-6
2012 7-12
2013 13-18
2013 19-24
Screening van Vlaamse indicatoren Selectie van dimensies en indicatoren voor PA Case-selectie Methodologische paper Rapport PA performance – Vlaanderen gebenchmarked Case studies
2014 25-30
2014 31-36
2015 37-42
2015 43-48
Afwezig - OECD
PhD write-up
3.10.4 Activiteiten 2014 Case studies. In 2014 werd een case studie over het Finse performance management systeem uitgevoerd. Van februari tot mei 2014 verbleef de onderzoekster Conny Hoffmann aan de School of Management van de Universiteit Tampere in Finland, om er ter plaatse een case-onderzoek uit te voeren rond het performance management systeem van de centrale Finse overheid met bijzonder aandacht voor mogelijke leer-aspecten. Tijdens deze drie maand heeft Conny 13 interviews van huidige en voormalige ambtenaren van de overheid afgenomen. [Tijdens de tweede helft van het jaar, van augustus 2014 tot eind januari 2015, heeft de onderzoekster als consultant bij de OESO in Parijs gewerkt. Het SBOV project werd tijdens die periode gepauzeerd.]
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
48
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.10.5 Valorisatie 2014 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam bijeen op 15 juli 2014. Tijdens deze vergadering werden de bevindingen van de Finse case studie de verdere stappen in het project besproken. VALORISATIE NATIONAAL: - Studienamiddag, 30 januari 2014, Brussel. Naar aanleiding van de laatste klankbordgroepvergadering in 2013 werden er in een afzonderlijke vergadering op 30 januari 2014 met verantwoordelijken van het departement Bestuurszaken nog eens heel gedetailleerd in vier verschillende sessies met elk verschillende deelnemers de bevindingen uit het resultatenrapport en de implicaties voor Vlaanderen besproken. Daarmee werd de eerste grote fase van het onderzoek afgerond. VALORISATIE INTERNATIONAAL: - Workshop “Design and use of performance managements systems in public administration", 22 mei, Tampere (Finland). De eerste, voorlopige resultaten van de case studie over Finland werden in Tampere tijdens een workshop gepresenteerd, waar er zowel academici alsook beleidsmakers aan deelnamen. Dit zorgde voor een eerste validatie van de bevindingen.
3.10.6 Onderzoeksteam Coördinatie: Universiteit Antwerpen Promotor: prof. dr. Wouter Van Dooren (Universiteit Antwerpen) Copromotor: prof. dr. Geert Bouckaert (KU Leuven) Onderzoeker: Cornelia Hoffmann, 1 VTE (2012-2015)
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
49
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.11 C1 Flexicurity in de Vlaamse publieke sector - Flexicurity in the Flemish public sector (2012-2015, U. Antwerpen) 3.11.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Zowel de Vlaamse overheid als de Vlaamse lokale besturen weten zich op het vlak van het personeelsmanagement geconfronteerd met een reeks uitdagingen die goeddeels ook stuiten op juridische belemmeringen. Deze situatie wordt bovendien nog bemoeilijkt door het actuele tweesporenbeleid voor ambtenaren en contractanten. Om de talloze aanbevelingen voor een (meer) resultaatgericht HRM ook daadwerkelijk implementeerbaar te maken, komt het erop aan deze hindernissen vooraf weg te werken. Een kritische doorlichting van de bestaande regelgeving en een creatieve oplossing om te komen tot meer eenvormigheid in het momenteel complexe regulerend kader in de Vlaamse publieke sector op het centrale en het lokale bestuursniveau, is een absolute voorwaarde voor een cultuuromslag van een regelgeoriënteerde cultuur naar een cultuur waarin samenwerking en people management in combinatie met resultaat- en oplossingsgerichtheid centraal staan. De hierboven beschreven uitdagingen willen wij met elkaar combineren en laten we samenvallen onder de titel “flexicurity” in de Vlaamse publieke sector. De doelstelling van het onderzoeksproject bestaat erin om aan dit proces bij te dragen door concrete voorstellen te ontwikkelen die de beleidsmakers kunnen gebruiken om de vastgestelde hindernissen weg te werken en zo de weg vrij te maken voor een resultaatgericht HR-beleid. Het onderzochte bestuursniveau betreft zowel dit van de Vlaamse overheid als van de Vlaamse lokale besturen.
3.11.2 Methodologie STUDIE VAN DE RECHTSBRONNEN De in het sociaalwetenschappelijk onderzoek gebruikelijke methodes van literatuurstudie en van documentanalyse nemen in het raam van een juridisch geïnspireerd onderzoek specifieke vormen aan. Om correcte conclusies te kunnen trekken en verbetervoorstellen te kunnen formuleren, is een grondige en exhaustieve analyse van de wetgeving, de rechtspraak en de rechtsleer noodzakelijk. CASESTUDIES In het onderzoek aangaande de introductie van flexicurity op het vlak van de secundaire arbeidsvoorwaarden, kiezen we voor het beantwoorden van de centrale onderzoeksvraag (‘In welke mate kan een overheidswerkgever eenzijdig arbeidsvoorwaarden wijzigen?’) waaraan vervolgens een aantal ‘cases’ worden gekoppeld (arbeidstijd, arbeidsongeschiktheidscircuits, collectief afdwingbare sociale akkoorden met als rode draad de eenvormige rechtspositie van contractueel en statutair overheidspersoneel). FOCUSGESPREKKEN Om een voldoende voeling met de problemen op de werkvloer te hebben en te houden, zullen meermaals focusgesprekken worden opgezet. Hieronder gaat een diversiteit aan onderzoekstechnieken schuil. In een eerste stadium zullen wij voornamelijk via persoonlijke gesprekken met key players inzicht en een eerste overzicht trachten te verwerven van de noden, de behoeften en de problemen bij de toepassing van bepaalde regelgeving in de praktijk. Via focusgesprekken, al dan niet in het raam van een daartoe wisselend samengestelde klankbordgroep van experts in de materie, zal onze analyse op zijn correctheid worden getoetst en zullen de eerste onderzoeksresultaten kritisch onder de loep worden genomen. Het oogmerk is om iedere deelstudie af te ronden met een aantal concrete en praktisch toepasbare verbetervoorstellen. Los van de techniciteit, is het van het grootste belang dat onze voorstellen ook hout snijden op het niveau van de werkvloer. Vanuit dat perspectief zal de visie van de onderscheiden stakeholders op de beoogde flexicurity steevast in de onderzoeksresultaten aan bod komen.
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
50
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.11.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfasen
2012
2012
2013
2013
2014
2014
2015
2015
1-6
7-12
13-18
19-24
25-30
31-36
37-42
43-48
Literatuur Literatuur & analyse Onderzoek Analyse Evaluatie Literatuur & analyse Focusgroepen Literatuur & analyse Onderzoek
3.11.4 Activiteiten 2014 In de loop van 2014 verschenen onder de vorm van een monografie met GPRC-label de resultaten van het onderzoek naar de grenzen van de eenzijdige wijzigbaarheid van de arbeidsvoorwaarden van het (contractueel) overheidspersoneel, alsook die van de studie rond de (flexibele) arbeidstijdregelingen van het personeel in dienst van de Vlaamse lokale besturen. Daarnaast diepte de onderzoeker het thema ‘arbeidsongeschiktheidscircuits bij de Vlaamse overheid’ verder uit, maakte ze een grondige vergelijking van de verschillen tussen het statutair en contractueel overheidspersoneel in de Belgische publieke sector en verrichtte ze een kritische evaluatie van het vakbondsstatuut.
3.11.5 Valorisatie 2014 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam bijeen op 20 juni 2014 (bijzondere samenstelling – uitbreiding thema arbeidsongeschiktheidscircuits) en 26 november 2014 (gewone samenstelling). PUBLICATIES: - Janvier Ria & De Wilde Inger (2014). Hoogtij(d) voor het enige, echte eenheidsstatuut! pp.23-27 Stuur, 2014, extra editie (Artikel nationaal tijdschrift) - De Becker Alexander & Janvier Ria (2014). Rechtspositie personeel lokale besturen. Brugge, Die Keure. 1170 p. (Boeken als auteur, wetenschappelijk uitgever (nationaal)) - De Wilde Inger (2014). Arbeidstijdregeling bij lokale besturen. 163p. (Boeken als auteur, wetenschappelijk uitgever (nationaal)) - De Wilde Inger & Weemaes Johan (2014). Het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden: gevolgen voor overheidswerkgevers. 190p. (Boeken als auteur, wetenschappelijk uitgever (nationaal)) - De Wilde Inger, Janvier Ria & Vanhoutte Lieselot (2014). Arbeidstijd bij de Vlaamse lokale besturen. Stand van zaken, knelpunten en beleidsvoorstellen. 376p. (Boeken als auteur, wetenschappelijk uitgever (nationaal)) - De Wilde Inger, Aerts Sophie & Janvier Ria (2014). De eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden van het (contractueel) overheidspersoneel. 327p. (Boeken als auteur, wetenschappelijk uitgever (nationaal)) - Janvier Ria & Janssens Johan (2014). Avenir des pensions dans le secteur public. Bruges, la Charte. 400 p. (Boeken als auteur, wetenschappelijk uitgever (nationaal))
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
51
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
-
Janvier Ria & Janssens Johan (2014). Toekomst van de pensioenen in de overheidssector. Brugge, Die Keure. 400 p. (Boeken als auteur, wetenschappelijk uitgever (nationaal))
VALORISATIE NATIONAAL: - 15 mei 2014: EBP, congres actualiteiten ambtenarenrecht, Brussel: Inger De Wilde en Sophie Aerts geven een uiteenzetting met als titel: ‘Arbeidsongeschiktheid in de overheidssector: een labyrint zonder uitweg? - 19 september 2014, congres Begasoz Rechtspositie van het overheidspersoneel in beweging, Brussel: Inger De Wilde geeft een uiteenzetting met als titel: ‘Eenzijdige wijziging van individuele arbeidsvoorwaarden: waar ligt de grens?’ en werkt mee aan de uiteenzetting met als titel ‘Collectieve arbeidsovereenkomsten in de publieke sector?’ - Ria Janvier en Sophie Aerts geven een uiteenzetting met als titel: ‘Arbeidsongeschiktheidcircuits in de publieke sector’ oktober 2014, Toekomst van de Ambtenarenpensioenen, Brussel: Ria Janvier treedt op als spreker . - 18 oktober 2014, International Faculty for Executives (IFE) Benelux, Congres Ambtenarenrecht, Antwerpen: Inger De Wilde geeft een uiteenzetting met als titel: Sociaal overleg in de overheidssector. Recente ontwikkelingen en kritische beschouwingen. VALORISATIE INTERNATIONAAL: - 15 september 2014, Meeting European Pension Policy Committee, Brussel: Ria Janvier treedt op als spreker en reflecteert over de nakende pensioenhervormingen.
3.11.6
Onderzoeksteam
Coördinatie: Universiteit Antwerpen Promotor: Prof. dr. Ria Janvier (Universiteit Antwerpen) Copromotor: Prof. dr. Annie Hondeghem (KU Leuven) Onderzoekers: Inger De Wilde, 1 VTE (2012-2015), Ondersteuning door Hans Echelpoels
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
52
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.12 C2 Talent management - Talent management (2012-2015, KU Leuven) 3.12.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen De Vlaamse overheid staat op het vlak van HRM voor grote uitdagingen als gevolg van de vergrijzing, de toenemende krapte op de arbeidsmarkt en de financieel-economische situatie. In deze context zal de Vlaamse overheid zich moeten profileren als een aantrekkelijke werkgever. Er zullen strategische keuzes moeten gemaakt worden over de inzet van menselijk kapitaal. Uit verschillende beleidsdocumenten blijkt dat de Vlaamse overheid zich bewust is van dit probleem. In de visienota “Modern HR-beleid binnen de Vlaamse overheid” (dd. 07/04/2011) formuleert het CAG de uitdaging als volgt: “De Vlaamse overheid voert een geïntegreerd en duurzaam HR-beleid dat gericht is op de realisatie van haar strategische doelstellingen en waarin het aantrekken, ontwikkelen en behouden van het (schaarse) talent centraal staat. Hierbij wordt aandacht geschonken aan maatschappelijke verantwoordelijkheid, maar ook aan kostenbewustzijn en inzetbaarheid”. In deze visie staat het concept ‘talent’ centraal. Hiermee sluit men aan bij een nieuwe trend in het HR-denken, namelijk talentmanagement. Talentmanagement kunnen we omschrijven als: “het beste halen uit mensen door hen in te zetten op hun sterkten en interesses en door de context zodanig in te richten en te organiseren dat die talenten ruimte krijgen voor ontwikkeling” (Van Beirendonk, 2010: 71). Hoe talentmanagement concreet kan ingevuld worden in een (Vlaamse) overheidscontext is op dit ogenblik nog niet duidelijk. Het onderzoeksproject wil daarom een bijdrage leveren tot het wetenschappelijk onderbouwen van deze nieuwe benaderingswijze. De algemene onderzoeksvragen zijn: ‘Wat zijn de karakteristieken van het talentmanagementbeleid van de Vlaamse overheid?’ en ook ‘Hoe percipiëren werknemers en lijnmanagers het talentmanagementbeleid van een entiteit in de Vlaamse overheid?’ Deze twee onderzoeksvragen leveren een zicht op het talentmanagementbeleid in verschillende fases (ontwikkeling, implementatie en perceptie bij werknemers).
3.12.2 Methodologie De onderzoeksmethodologie om deze onderzoeksvragen te beantwoorden bestaat uit een combinatie van: literatuurstudie, documentenanalyse, survey (gecombineerd met de data uit de personeelspeiling), stakeholderanalyse, en veldonderzoek. LITERATUURSTUDIE Tijdens de literatuurstudie wordt wetenschappelijke literatuur bestudeerd om concepten en theoretische kaders duidelijk te stellen zodat een theoretisch kader voor het empirische onderzoek ontstaat. De buitenlandse best practices (UK) worden in de literatuurstudie geïntegreerd als een praktijkgerichte aanvulling op de theoretische uiteenzetting. De buitenlandse case rond Canada bleek een te grote tijdsinvestering, gezien de andere onderzoeksactiviteiten die zijn bijgevoegd (bijvoorbeeld de analyse van de personeelspeiling). DOCUMENTENANALYSE
Beleidsdocumenten uit de Vlaamse overheid zijn op een systematische wijze geanalyseerd om na te gaan welke visie op talentmanagement tot uiting komt. Dit wordt bovendien gekoppeld aan het theoretische kader dat verschillende benaderingen en concepten toelicht op basis van de literatuur. Volgende documenten zullen hierbij gescreend worden: regeerakkoord, beleidsbrieven en beleidsnota’s, strategische documenten (bv. visienota modern HR-beleid, …)
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
53
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
SURVEY – DATA PERSONEELSPEILING Binnen de entiteiten van de Vlaamse overheid is een bevraging uitgevoerd om zicht te krijgen op de huidige invulling van talentmanagement (n=43). Deze bevraging was gericht aan de HR-managers van de entiteiten. De bevraging heeft dus vooral als doel om de situatie ‘as is’ in kaart te brengen. Verder kunnen we de data die verzameld zijn binnen deze survey koppelen aan de data uit de personeelspeiling (2012). STAKEHOLDERANALYSE –INTERVIEWS HR-VERANTWOORDELIJKEN De bedoeling van de stakeholderanalyse is om een gezamenlijke visie op talentmanagement in de Vlaamse overheid te ontwikkelen. De methodiek bestaat in het organiseren van individuele interviews met verschillende stakeholders: politieke verantwoordelijken, topmanagement, HRmanagers, lijnmanagers, vakbonden. In tegenstelling tot de bevraging (zie C.) is de bedoeling van de stakeholderanalyse dus niet zozeer om de huidige situatie inzake talentmanagement in kaart te brengen, maar de wenselijke situatie (‘to be’). De interviews met HR-verantwoordelijken vormen hier een belangrijk onderdeel van. Deze zijn in de zomer van 2013 uitgevoerd. VELDONDERZOEK - CASESTUDY Een volgende fase van het onderzoek richt zich op specifieke cases in de Vlaamse overheid. Binnen het veldonderzoek ligt de focus op de percepties en de ervaringen van lijnmanagers en werknemers met betrekking tot het talentmanagementbeleid in de geselecteerde entiteit. Er zijn vier entiteiten met een talentmanagementbeleid geselecteerd. Per case zijn 3 focusgroepen en 4 á 5 interviews met lijnmanagers uitgevoerd. We hebben besloten om de stakeholderanalyse (d.i. interviews HRverantwoordelijken) gedeeltelijk in het veldonderzoek toe te voegen.
3.12.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfases
2012 1-6
2012 7-12
2013 3-18
2013 9-24
2014 2530
2014 3136
2015 3742
2015 4354
1. Literatuurstudie (integratie internationaal vergelijkend onderzoek – Verenigd Koninkrijk) 2. Documentanalyse 3. Survey + Analyse data personeelspeiling 4. Stakeholder-analyse (o.a. Interviews HRverantwoordelijken) 5. Veldonderzoek casestudy
-
6. Synthese Rapporten Doctoraatsonderzoek
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
54
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.12.4 Activiteiten 2014 STAKEHOLDERANALYSE - VELDONDERZOEK – Casestudy in vier entiteiten van de Vlaamse overheid In het voorjaar en de zomer van 2014 hebben we data verzameld in het kader van het casestudy onderzoek dat uitgevoerd werd in vier entiteiten van de Vlaamse overheid. In elke entiteit zijn 4 interviews bij lijnmanagers en drie focusgroepen bij werknemers afgenomen. In totaal hebben er 16 interviews en 12 focusgroepen plaatsgevonden. ANALYSE DATA PERSONEELSPEILING VLAAMSE OVERHEID De data van de tweejaarlijkse personeelspeiling (editie 2012) van de Vlaamse overheid zijn via een licentieovereenkomst vrijgegeven om in wetenschappelijk onderzoek ingezet te worden. Verschillende items die bevraagd zijn in de personeelspeiling kunnen gekoppeld worden aan het concept talentmanagement en kunnen zo verdere inzichten opleveren. Het najaar stond in het teken van deze analyses, zo werden twee working papers op de conferentie van het EIASM en het NIG voorgesteld (zie valorisatie internationaal).
3.12.5 Valorisatie 2014 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam bijeen op 4 februari en op 4 december 2014. PUBLICATIES:
‐ -
-
Buttiens Dorien & Hondeghem Annie (2014). Strategic Choices regarding Talent Management in the Flemish Public Sector. 52p. (Interne rapporten) Buttiens, D., Wynen, J. & Hondeghem, A. (2014). Talent management in the public sector. What about the employees?. European Institute for Advanced studies in Management (EIASM) – 3rd Workshop on Talent Management, Berlin, Germany, 13-14 oktober 2014. (paper internationaal congress) Buttiens, D., Wynen, J. & Hondeghem, A. (2014). How does talent management influence job satisfaction in the public sector? Integrating the construct of Basic Needs Satisfaction. NIG annual Work Conference, Delft, The Netherlands, 27-28 november 2014. (Paper internationaal congress)
VALORISATIE NATIONAAL: - Opmaak organisatierapporten ‘Implementatie en perceptie van het HR-beleid’ op basis van casestudy onderzoek naar talentmanagement: departement DAR (april 2014) & Agentschap Ondernemen (juli 2014) - Deelname ZOEK-conferentie departement DAR (5-7 mei 2014) VALORISATIE INTERNATIONAAL: - Buttiens, D., Wynen, J. & Hondeghem, A. (2014). Talent management in the public sector. What about the employees?. European Institute for Advanced studies in Management (EIASM) – 3rd Workshop on Talent Management, Berlin, Germany, 13-14 oktober 2014. -
Buttiens, D., Wynen, J. & Hondeghem, A. (2014). How does talent management influence job satisfaction in the public sector? Integrating the construct of Basic Needs Satisfaction. NIG annual Work Conference, Delft, The Netherlands, 27-28 november 2014.
3.12.6 Onderzoeksteam Coördinatie: KU Leuven Promotor: Prof. dr. Annie Hondeghem (KU Leuven) Copromotor: Prof. dr. Ria Janvier (Universiteit Antwerpen) Onderzoeker: Dorien Buttiens, 1 VTE (2012-2015)
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
55
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.13 C3 Bestuurlijk vertrouwen - Administrational trust (2012-2015, KU Leuven) 3.13.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Het recente discours over hervorming van overheden maakt steeds vaker gebruik van ‘vertrouwen’ als sleutelbegrip. De exacte betekenis daarvan is echter vaak onduidelijk. Empirisch onderzoek over het interorganisationele vertrouwen binnen de overheid (bestuurlijk vertrouwen) is erg beperkt. Het vertrouwensniveau tussen een horizontaal en een verticaal ministerie, de relatie tussen departement en agentschap, de relatie tussen het centrum en de periferie, binnenlandse zaken en lokale besturen, en natuurlijk ook politiek en administratie werden zelden als centraal aandachtspunt belicht in het Vlaams bestuurskundige onderzoek. Er is echter een noodzaak aan bestuurskundig onderzoek naar bestuurlijk vertrouwen in Vlaanderen. Deze noodzaak ontstaat enerzijds omdat overheden op zoek gaan naar pragmatische en efficiënte oplossingen om beter om te kunnen gaan met complexiteit in netwerken, relaties en interacties. Anderzijds heerst er een gevoel van dysfunctioneel interorganisationeel wantrouwen in de Vlaamse overheid, die onder meer verklaard kan worden door de sterke aanwezigheid van NPM in recente hervormingen. De e vraag blijft welke balans het wetenschappelijk onderzoek suggereert tussen functioneel vertrouwen en functioneel wantrouwen, tussen controle met harde sturing en met een verregaande regulering en zachte sturing met autonomie en deregulering, en met welke managementstrategieën die balans bekomen kan worden. De algemene doelstelling van dit onderzoek is om bij te dragen aan een beter begrip van de dynamiek en noodzaak van bestuurlijk vertrouwen en wantrouwen, het bestuurlijk vertrouwen in de Vlaamse overheid in kaart te brengen, en desgevallend verbeterstrategieën voor te stellen. Dit onderzoek speelt daarbij in op de doelstelling uit het meerjarenprogramma slagkrachtige overheid om het vertrouwen van burgers, organisaties en bedrijven in de Vlaamse overheid te vergroten, vanuit het oogpunt dat de overheid daarvoor eerst zelf vertrouwen in haar eigen componenten moet hebben en tonen. Met het oog op deze overkoepelende doelstelling richt dit onderzoek zich op drie deeldoelstellingen. Ten eerste op het definiëren en signaleren van het bestuurlijk vertrouwen; ten tweede op het begrijpen van de mechanismen van oorzaak en gevolg van bestuurlijk vertrouwen; en ten derde op de formulering van strategieën voor bestuurlijk vertrouwen in de Vlaamse overheid. Deze doelstellingen werden doorvertaald naar de volgende leidende onderzoeksvragen. Hoe komt bestuurlijk vertrouwen en wantrouwen tot stand in de Vlaamse overheid? SQ 1. Hoe kunnen we bestuurlijk vertrouwen en wantrouwen in kaart brengen? (methodologisch) SQ 2. Wat is de rol van bestuurlijk vertrouwen en wantrouwen in de Vlaamse overheid? (verkennend) SQ 3. Wat is de verdeling van bestuurlijk vertrouwen en wantrouwen in de Vlaamse overheid? (beschrijvend) SQ 4. Welke mechanismen verklaren bestuurlijk vertrouwen en wantrouwen in de Vlaamse overheid? (verklarend) Na het verkennende onderzoek naar ‘trust problems’ in interorganisationele interacties in de Vlaamse overheid, hebben we ons in 2014 toegespitst op het bestuurlijke vertrouwen tussen de ‘verticale’ entiteiten en de ‘horizontale’ entiteiten. Hierbij is er bijzondere aandacht voor institutionele, calculatieve, relationele en persoonlijke elementen die tot bestuurlijk vertrouwen of wantrouwen kunnen leiden in verschillende interacties.
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
56
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.13.2 Methodologie We gebruiken een nested mixed-method analysis (Lieberman 2005) in dit onderzoek. Dit wil zeggen dat we eerst deductief en exploratief-inductief een verklarende theorie opbouwen. Vervolgens testen we deze theorie in een kwantitatieve component waarin we bestuurlijk vertrouwen ook in kaart brengen. Op basis van die kwantitatieve mapping selecteren we vervolgens twee kwalitatieve cases met hoge verklarende waarde waarin de causale mechanismen achter bestuurlijk vertrouwen naderbij bestudeerd worden om de theorie inductief bij te stellen. Deze methodologie bestaat met andere woorden uit een sluitende empirische cirkel op basis van een integratie van kwantitatieve en kwalitatieve methodes, waardoor we maximaal inspelen op de sterktes en zwaktes van beide benaderingen. De volgende figuur toont welke methodes in de verschillende onderzoeksfases worden gebruikt. Methodologie van het onderzoek
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
57
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3.13.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfases
2012 1-6
2012 7-12
2013 3-18
2013 9-24
2014 2014 2015 2015 25-30 31-36 37-42 43-48
1. Literatuuronderzoek 2. Verkennende interviews 3. Verkennende survey 4. Boundary spanner survey 5. Referentie-Interactie Interviews 6. Doctoraat uitschrijven 7. Valorisering Doctoraat
3.13.4 Activiteiten 2014 De onderzoeksactiviteiten waren in 2014 voornamelijk gericht op het verzamelen en analyseren van kwantitatieve en kwalitatieve data. Verder publiceerden we een reeks Working Papers op basis van ons verkennende werk in 2013, en stelden we wetenschappelijke papers voor op internationale congressen. ‐ Afnemen en opvolgen van boundary spanner survey: survey afgesloten in maart 2014 ‐ Analyseren van boundary spanner survey: survey wordt doorlopend geanalyseerd ‐ Plannen en afnemen van Referentie-Interactie interviews: 16 interviews afgenomen in de herfst en winter van 2014 ‐ Voorbereiding van wetenschappelijke papers en artikelen (infra) ‐ Uitschrijven doctoraat: theoretische en methodologische hoofdstuk afgewerkt in doctoraat De resultaten van deze inspanningen worden neergeschreven in een doctoraat, dat als basis zal dienen voor (nationale en internationale) valorisatie van het onderzoek in 2015.
3.13.5 Valorisatie 2014 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam bijeen op 17 februari 2014. PUBLICATIES: - Oomsels Peter & Bouckaert Geert (2014). Samenvattende nota: Een verkenning van bestuurlijk vertrouwen in de Vlaamse administratie (2014). 32p. (Interne rapporten) - Oomsels Peter & Bouckaert Geert (2014). Studying Interorganizational Trust in Public Administration: A Conceptual and Analytical Framework for 'Administrational Trust and Distrust'. 48p. (Interne rapporten) - Oomsels Peter & Bouckaert Geert (2014). Working Paper II: Exploring Administrational trust in Flanders: The role of administrational trust and distrust in the Flemish public administration. 40p. (Interne rapporten) - Oomsels Peter, Bouckaert Geert & Verhoest Koen (2014). Working Paper III: Exploring Administrational trust in Flanders: Prevalence of administrational ‘trust problems’ in the Flemish administration. 59p. (Interne rapporten) - Oomsels Peter, Bouckaert Geert & Verhoest Koen (2014). Working Paper IV: Exploring Administrational trust in Flanders: Exploring the dimensions of administrational trust in Flemish public administration. 44p. (Interne rapporten)
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
58
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
-
-
-
-
-
Oomsels Peter, Bouckaert Geert & Verhoest Koen (2014). Working Paper V: Exploring Administrational trust in Flanders: The sources of administrational trust and distrust in the Flemish public administration. 49p. (Interne rapporten) Oomsels Peter & Bouckaert Geert (2014). Exploring the role of administrational trust and distrust in the Flemish public administration. EGOS annual conference, Rotterdam, The Netherlands, 3-5 July 2014. (Paper internationaal congres) Oomsels Peter & Bouckaert Geert (2014). Reasons to trust, reasons to distrust: How are interorganisational trust and distrust judgements embedded in the Flemish public administration? FINT conference. Coventry, United Kingdom, 5-7 November 2014. (Paper internationaal congres) Oomsels Peter & Bouckaert Geert (2014). Reasons to trust, reasons to distrust: How are interorganisational trust and distrust judgements embedded in the Flemish public administration? NIG conference. Delft, The Netherlands, 27-28 November 2014. (Paper internationaal congres) Oomsels Peter & Bouckaert Geert (2014). Studying interorganizational trust in public administration: a conceptual and analytical framework for 'administrational trust'. Public Performance and Management Review 37(4): pp.577-604 (Artikel, gereviewed tijdschrift)
VALORISATIE NATIONAAL: We hebben in 2014 geen specifieke initiatieven ondernomen met betrekking tot nationale valorisatie. VALORISATIE INTERNATIONAAL: We stelden papers voor op de volgende internationale congressen ter voorbereiding van toekomstige publicaties: - Oomsels Peter & Bouckaert Geert (2014). Exploring the role of administrational trust and distrust in the Flemish public administration. EGOS annual conference, Rotterdam, The Netherlands, 3-5 July 2014. - Oomsels Peter & Bouckaert Geert (2014). Reasons to trust, reasons to distrust: How are interorganisational trust and distrust judgements embedded in the Flemish public administration? FINT conference. Coventry, United Kingdom, 5-7 November 2014. - Oomsels Peter & Bouckaert Geert (2014). Reasons to trust, reasons to distrust: How are interorganisational trust and distrust judgements embedded in the Flemish public administration? NIG conference. Delft, The Netherlands, 27-28 November 2014. In een blogpost voor de website van het Amerikaanse vakblad Government Executive maakte Jim Kamensky (voormalig onderdirecteur voor Al Gore’s National Partnership for Reinventing Government) een praktische beschouwing van het artikel dat we in PPMR publiceerden. Government Executive is één van de meest gelezen publicaties door Amerikaanse federale overheidsmanagers. De blogpost kan via de volgende link geraadpleegd worden: http://www.govexec.com/excellence/promising-practices/2014/07/assessing-trust-cross-agencynetworks/89093/
3.13.6 Onderzoeksteam Coördinatie: KU Leuven Promotor: prof. dr. Geert Bouckaert (KU Leuven) Copromotor: prof. dr. Koen Verhoest (Universiteit Antwerpen) Onderzoeker: Peter Oomsels, 1 VTE (2012-2015)
maart 2014
3. Werkpakketten - onderzoekslijnen
59
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
4
B-projecten 2014
In 2014 zijn volgende B-projecten uitgevoerd, waarvan de eerste twee meerjarige B-sporen: -
B1: Lokale benchmarking (2012-2015, KU Leuven) B2: Vlaamse en lokale PPS: De functionaliteit van standaardisatie versus maatwerk voor de performantie van PPS-verbanden (2012-2015, U. Antwerpen) B7: Monitoring van de implementatie van het gemeentedecreet (2014, UHasselt) B11: Bestuurskrachtmonitoring (2014, KU Leuven) B12: Een beter inzicht in houding en gedrag van burgers als katalysator voor een meer performante overheid (2014, KU Leuven) B14: Impact en gebruik van de stadsmonitor (2014, UGent)
4.1
B1 Lokale benchmarking (2012-2015, KU Leuven)
4.1.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen In ons onderzoek gaan we dieper in op de bestuurlijke logica binnen het lokale overheidsniveau in Vlaanderen. Het doel van het onderzoek is om een standaardmethodologie te ontwikkelen voor lokale besturen om, vertrekkend vanuit gewenste en beleidsdomeinoverschrijdende effecten, aan te geven welke informatie noodzakelijk te verzamelen en te ontsluiten is (welke prestaties te meten zijn) en hoe het beleid op een geconsolideerde wijze kan aangestuurd worden. Immers, met de nieuwe regels en het instrumentarium van de Beleids- en Beheerscyclus (BBC) komt de nadruk nog meer te liggen op resultaatsgericht werken en op geconsolideerd denken in termen van effecten van het (lokale) beleid. Deze standaardmethodologie moet eveneens horizontale benchmarking tussen lokale overheden mogelijk maken. We richten ons in 2014 specifiek op twee lokale besturen in Vlaanderen – met name de Stad Genk en haar OCMW, en de gemeente Oostkamp en haar OCMW. Uit de analyse van deze case studies kunnen we algemene bevindingen, criteria en aanbevelingen destilleren, onder meer onder de vorm van een handleiding, voor andere lokale overheden. We focussen op de aspecten van: PLANNING -
Hoe is de opmaak van het meerjarenplan 2014-2019, en de keuze voor de beleidsprioriteiten, verlopen? Welke overkoepelende beleidseffecten staan actueel hoog op agenda binnen de lokale besturen in Vlaanderen?
GOVERNANCE -
Hoe worden de beleidseffecten gerealiseerd, gegeven de veelheid aan actoren? Hoe kunnen de beleidsdoelstellingen (beoogde beleidseffecten) vertaald worden naar organisatiedoelstellingen? Welke governance (regie versus uitvoering) is wenselijk?
MEETBELEID -
Welke informatie over input, activiteiten en processen is nodig om de beleidslogica in kaart te brengen, en wat is de meetfilosofie erachter? Welke indicatoren kunnen worden bepaald voor de invulling van deze beleidseffecten?
maart 2014
5. Management
60
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
BENCHMARKING -
Hoe verhouden andere besturen zich tot de onderzoeksbevindingen? Welke debatten kunnen hieraan gekoppeld worden die nuttig zijn voor beleid en beheer?
De invalshoek van deze onderzoeksfase is het bottom-up perspectief, en vertrekt dus vanuit de behoeften van de lokale besturen om op geconsolideerde wijze het beleid aan te sturen.
4.1.2 Methodologie De studie neemt de vorm aan van actie-onderzoek en start aan de hand van twee case studies van lokale besturen, met name Oostkamp en Genk. Voor de selectie van de lokale besturen die de case studies uitmaken, hebben we gekeken naar de beste praktijken binnen het lokaal overheidsniveau in Vlaanderen, met als indicator de steden en gemeenten die nu reeds een intensieve samenwerking hebben opgezet tussen de gemeente en het OCMW. Aangezien deze besturen op dit moment een hoge mate van beleidsorganisatie-overschrijdende coöperatie hebben ingevoerd, is de stap richting organisatiebreed en geconsolideerd beleidsdenken reeds in belangrijke mate aanwezig. Het onderzoek is zowel descriptief, analyserend en ondersteunend: - Descriptief & analyserend: inzicht in wijze van beleidsplanning (planning), interactie tussen de verschillende stakeholders (governance), verzamelen en gebruik van prestatie-informatie (meetbeleid), mogelijkheden tot horizontale benchmarking (benchmarking). - Ondersteunend: methodologie/inzichten omtrent gebruik van prestatie-informatie bij de lokale besturen om op geconsolideerde wijze het beleid aan te sturen (vanuit bottom-up perspectief), die in een handleiding gebundeld worden.
4.1.3 Fasering & werkplan Q1
2014 Q2 Q3
Q4
Q1
2015 Q2 Q3
Q4
Literatuurstudie – herwerking kader Interviews Analyse/rapportering deelfase Handleiding Eindrapportering
4.1.4 Activiteiten 2014 In 2014 hebben we eerst en vooral het theoretisch kader waarbinnen het SBOV-project ‘Lokale benchmarking’ zich situeert, uitgebreid. Immers, wanneer we het voorheen geformuleerde prestatiespectrum van lokale besturen in acht nemen, kan de vraag gesteld worden waar de aansturing moet liggen om de acties van de verschillende actoren (i.e. organisatorisch perspectief), op een efficiënte en effectieve wijze, tot het uiteindelijke, gewenste effect te laten leiden (i.e. beleidsperspectief). Deze beleidsvraag willen we bekijken vanuit het standpunt van de lokale besturen, of nog het bottom-up perspectief: Welke bestuurlijke organisatie is noodzakelijk om met alle actoren op het gemeentelijk grondgebied tot de gewenste beleidseffecten te komen, en welke informatie is daarbij noodzakelijk om het beleid in de juiste richting te sturen? De gemeenten vertrekken hierbij van de verkregen verantwoordelijkheden en bevoegdheden en bepalen hoe ze het beleid formuleren en implementeren, in samenwerking met alle betrokken lokale actoren. Samen met de verruimde aandacht voor resultaten en effecten van het gevoerde lokale beleid, komt ook de vraag naar benchmarking en benchlearning sterker naar voren. Zowel vanuit de Vlaamse overheid als vanuit de
maart 2014
5. Management
61
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
gemeenten groeit de interesse om beleidsinformatie van lokale overheden te meten, met elkaar te vergelijken en hieruit te leren. Vertrekkend vanuit dit verruimde beleidskader hebben we in tweede instantie interviews uitgevoerd in twee lokale besturen in Vlaanderen, om concrete antwoorden te krijgen op de geformuleerde onderzoeksvragen. Deze interviews vonden plaats met relevante actoren in Oostkamp en Genk: - Interview gemeente Oostkamp (16/07/2014), met dhr. Jan Compernol (gemeentesecretaris); - Interview Stad Genk & OCMW Genk (22/07/2014), met dhr. Rudi Van Gurp (adjunct-stadssecretaris en directeur Algemeen Bestuur, Planning en Organisatie), mevr. Isabelle Vanderheyden (stafmedewerker binnen de dienst Beleidsplanning en Organisatie van de stad Genk, verantwoordelijk voor dataverzameling en -verwerking en indicatoren) en mevr. Karen Wibail (hoofd afdeling Organisatie en Administratie OCMW Genk). De bevindingen uit deze interviews, samen met documentenanalyse (meerjarenplannen, strategische en financiële nota’s) van de betrokken lokale besturen, worden verwerkt in een SBOV-rapport.
4.1.5 Valorisatie 2014 PUBLICATIES: - Bouckaert Geert & Stroobants Jesse (2014). On using FDH/DEA for benchmarking local services: An application to public libraries in Flanders. AGPA Annual Conference, Jakarta, Indonesia - 27-29 August 2014 (Paper internationaal congress) - Stroobants Jesse & Bouckaert Geert (2014). A nonparametric frontier approach for benchmarking local government services: The case of public libraries in Flanders. Journal of Public Administration Research and Theory 7(3): pp.71-106 (Artikel internationaal tijdschrift) - Stroobants Jesse (2014). Efficiëntiewinsten in de lokale besturen. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement 19(2): pp.15-29 (Artikel, gereviewed tijdschrift) ‐ Stroobants Jesse & Bouckaert Geert (2014). Benchmarking local public libraries using nonparametric frontier methods: A case study of Flanders. Library & Information Science Research 36(34): pp.211-224 (Artikel, gereviewed tijdschrift) VALORISATIE NATIONAAL: -
Opleidingsdag binnen ‘Lokale besturen op koers voor 2018’ (KU Leuven) Presentatie (11 september 2014) op het ‘Netwerk organisatiebeheersing’ van de Vlaamse overheid over efficiëntiewinsten.
VALORISATIE INTERNATIONAAL: -
Paper gepresenteerd op de AGPA Annual Conference, 27-29 Augustus 2014, Jakarta, Indonesië. Blogpost of de Social Sciences Impact Blog van London School of Economics (LSE): ‘Frontier methods’ offer a powerful but accessible approach for measuring efficiency of public sector organisations.
4.1.6 Onderzoeksteam Coördinatie: KU Leuven Promotor: Prof. dr. Geert Bouckaert (KU Leuven) Copromotor prof. dr. Filip De Rynck (Universiteit Gent) Onderzoeker: Jesse Stroobants (0,75 VTE)
maart 2014
5. Management
62
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
4.2
B2 Vlaamse en lokale PPS: de functionaliteit van standaardisatie versus maatwerk voor de performantie van PPS-verbanden (2012-2015, U. Antwerpen)
4.2.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen De onderzoekslijn binnen SBOVII inzake de evaluatie van publiek-private samenwerkingsprojecten is waardevol gebleken voor het Vlaamse PPS-beleid. De onderzoeksrapporten leverden nuttige inzichten en analyses op die gebruikt werden om de beleidsopties met betrekking tot PPS te onderbouwen. Bovendien bood het onderzoek een belangrijke en wetenschappelijk onderbouwde aanvulling op de rapportering met betrekking tot PPS aan het Vlaams Parlement. Dit onderzoek bouwt voort binnen SBOVIII met de inzet van de tijdens SBOV II opgebouwde expertise ten aanzien van PPS en contractmanagement. Gedurende de laatste jaren heeft de Vlaamse overheid in haar PPS-beleid resoluut de kaart van standaardisatie getrokken. Standaardisatie houdt in dat processen (bv. draaiboeken), structuren, instrumenten (bv. ex ante evaluatie), contracten, projectinhoud en projectdefinitie met betrekking tot PPS ten minste voor een deel algemeen vastgelegd worden. Zodoende biedt standaardisatie de nodige voordelen: het zou het leiden tot lagere transactiekosten en een kortere contractbesluitvorming. Daarnaast zou het de leereffecten over projecten heen vergroten en de marktinteresse voor biedingen stimuleren. Dit laatste draagt bij aan meer concurrentie en dat kan gezien worden als een verbetering. Tot 2008 hanteerde men in Vlaanderen een heel andere PPS-aanpak: standaardisatie vond plaats op minimale schaal en maatwerk voerde de boventoon. De gevolgen van deze aanpak lieten zich gelden: projectstructurering en –gunning namen veel tijd in beslag, externe expertise was een noodzaak en projectonderhandelingen werden geconfronteerd met een sterke juridisering. De bedoeling is dat een grootschalige standaardisatie van PPS dergelijke problemen oplost. Standaardisatie is echter niet zaligmakend. Een teveel aan standaarden leidt hoogstwaarschijnlijk tot negatieve effecten. Veelgehoorde kritieken op standaardisatie zijn dat het innovatiepotentieel erdoor verstikt raakt en dat de overheid haar eigenaarschap over een project verliest. Verder zou de intensiteit van de interactie met de private partner sterk verminderen, hetgeen onder meer de vertrouwensopbouw tussen de partners kan vertragen. Bovendien zou standaardisatie te weinig waarde hechten aan de projectspecifieke context. Daar waar processen en instrumenten eenvoudig te standaardiseren zijn, blijkt het moeilijker om contractdocumenten in een ‘mal’ te gieten. Een laatste constatering is dat het succes van standaarden deels afhankelijk lijkt te zijn van het type PPS-projecten waarin zij worden toegepast, zoals DBFM-, of gebiedsontwikkelingsprojecten. De wijze waarop publieke en private partners omgaan met gestandaardiseerde elementen van een PPSproject kan een positieve of negatieve (disfunctionele) invloed hebben op het resultaat. Op dit moment is sprake van een knowledge gap met betrekking tot dit issue en in dit onderzoeksproject gaan we daarom op zoek naar een antwoord op de volgende vraag: wanneer wordt het nastreven of hanteren van standaarden disfunctioneel voor de performantie van PPS? Standaarden kunnen ongetwijfeld meerwaarde opleveren voor PPS, maar hoogstwaarschijnlijk enkel onder bepaalde voorwaarden. Het is interessant en nuttig om te kijken naar hoe functioneel de huidige (en gewezen) gestandaardiseerde en op maatwerk gebaseerde contracten zijn (geweest) in meerdere projectfasen en om het gedrag van overheidsinstanties in hun rol als aanstuurder te bestuderen. Aangezien niet alleen Vlaanderen met deze vraag worstelt, loont het om ook naar buitenlandse standaardisatievraagstukken te kijken. Dit project richt zich in eerste instantie op de analyse van sturing van PPS in Vlaanderen en trekt daarna een parallel met situaties over de grens.
maart 2014
5. Management
63
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
Het onderzoek richt zich op de volgende onderzoeksvragen: 1. Welke vormen van standaardisatie worden in welke mate toegepast in Vlaanderen en in het buitenland? (beschrijvend) 2. Hoe kunnen we het gebruik van specifieke standaardisatie in PPS verklaren? (verklarend) 3. Wat is de impact van standaardisatie op de verspreiding en de governance van PPS en hoe verhoudt deze zich tot de maatwerkbenadering? (evaluatief) 4. Hoe kan de invloed van standaardisatie op de verspreiding en governance van PPS worden verklaard? (verklarend) 5. Hoe kan de huidige en toekomstige standaardisatie van PPS worden geoptimaliseerd? (normatief)
4.2.2 Methodologie Dit onderzoek kent een kwalitatief karakter en is opgebouwd uit verschillende casestudies. Bovendien volgen we twee sporen, namelijk een microspoor en een macrospoor. Het microspoor omvat twee casestudies van PPS in Vlaanderen: (1) het Vlaams Sportinfrastructuurplan en (2) het Via-Investprogramma (wegenbouw). We onderwerpen deze cases aan een vergaande analyse van het gebruik van standaarden en de impact op de performantie (casestudy 1) en de ontwikkeling (evolutie en dynamiek) in het gebruik van standaarden door de jaren heen (casestudy 2). In het macrospoor komt een internationale vergelijking van standaardisatiepraktijken aan bod. We ontwikkelen een internationaal analysekader (template) dat gericht is op het beschrijven van de PPScontext in verschillende Europese landen. Het analysekader benoemt achtereenvolgens de volgende drie contextuele factoren die bepalend zijn voor de plaats die PPS inneemt in een bestuur: (1) beleid en politiek engagement, (2) wet- en regelgeving en (3) ondersteunende instituties. De template wordt ingevuld voor twintig landen met als resultaat een database die op een brede (en minder diepgaande) manier geanalyseerd kan worden. Zo wordt onder andere gekeken naar de positie van standaardisatie in de betreffende landen. Aanvullend verrichten we een meer diepgaande internationale vergelijking waarbij we een beperkt aantal landen analyseren.
4.2.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfasen (WPs)
2012 1-6
2012 7-12
2013 1-6
2013 7-12
2014 1-6
2014 7-12
2015 1-6
2015 7-12
1. Literatuurstudie 2. Conceptueel/theoretisch kader 3. Methodologisch kader 4. Casestudy (micro) (1) 5. Casestudy (micro) (2) 6. Bredere validatie casestudies 7. Landenstudies (macro) 8. SBOV-rapport 9. Doctoraat
maart 2014
5. Management
64
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
4.2.4 Activiteiten 2014 -
WP2: herwerken theoretisch kader (iteratief proces) met als resultaat een conceptueel-theoretisch artikel in een wetenschappelijk tijdschrift WP4: rapporteren casestudy 1 (Vlaams Sportinfrastructuurplan) met als resultaat twee empirische artikels in een wetenschappelijk tijdschrift en een derde artikel under review WP5: voorbereiding en uitvoering casestudy 2 (Via-Invest) WP7: rapporteren internationaal vergelijkende studie met als resultaat een empirisch artikel in een wetenschappelijk tijdschrift WP8: schrijven SBOV-rapport: resultaten van casestudy 1 (Vlaams Sportinfrastructuurplan) Extra: twee workshops en een colloquium in het kader van het project ‘Publiek-private samenwerking: maatschappelijke en ruimtelijke winsten’ dat werd uitgeschreven door de Vlaams Bouwmeester, PMV en het Vlaams Kenniscentrum PPS
4.2.5 Valorisatie 2014 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam bijeen op 15 juli 2014. Hierbij werd aandacht besteed aan: (1) een voorlopige versie van het rapport over de eerste casestudy (Vlaams Sportinfrastructuurplan); (2) de tweede casestudy (Via-Invest); (3) een vooruitblik op het najaar van 2014 en het jaar 2015. Aanvullend op de bijeenkomsten van de klankbordgroep is er geregeld overleg met het Vlaams Kenniscentrum PPS over de onderzoeksstappen. PUBLICATIES: -
-
-
-
-
-
-
Van den Hurk Martijn (te verschijnen). Bundling the procurement of sports infrastructure projects: how neither public nor private actors really benefit. Environment and Planning C: Government and Policy (Artikel, gereviewed tijdschrift) Van den Hurk Martijn, Brogaard Lena, Petersen Ole Helby, Lember Veiko & Witz Petr (te verschijnen). National varieties of public-private partnerships (PPPs): a comparative analysis of PPP-supporting units in 19 European countries. Journal of Comparative Policy Analysis: Research and Practice. doi: 10.1080/13876988.2015.1006814 (Artikel, gereviewed tijdschrift) Van den Hurk Martijn & Verhoest Koen (2015). The governance of public-private partnerships in sports infrastructure: Interfering complexities in Belgium. International Journal of Project Management, 33(1), 201-211. doi: 10.1016/j.ijproman.2014.05.005 (Artikel, gereviewed tijdschrift) Van den Hurk Martijn & Verhoest Hoest (2014). The challenge of using standard contracts in publicprivate partnerships. Public Management Review. doi: 10.1080/14719037.2014.984623 (Artikel, gereviewed tijdschrift) Van Gestel Kit, Willems Tom, Verhoest Koen, Voets Joris & Van Garsse Steven (2014). PPP for schools in Flanders: a complex structure in a complex context. Public Money & Management, 34(5), 363-370. (Artikel, gereviewed tijdschrift) Verhoest Koen, Petersen Ole Helby, Scherrer Walter & Soecipto Murwantara (2015). How do governments support the development of public-private partnerships? Measuring and comparing PPP governmental support in 20 European countries. Transport Reviews: A Transnational Transdisciplinary Journal. doi: 10.1080/01441647.2014.993746 (Artikel, gereviewed tijdschrift) Verhoest Koen, Van Garsse Steven, Van den Hurk Martijn & Willems Tom (te verschijnen). Publicprivate partnerships in Belgium. In A. Akintoye, M. Beck & M. Kumaraswamy (Eds.), Public Private Partnership: An International Handbook. London: Spon Press. (Hoofdstuk boek, internationaal erkende wetenschappelijke uitgever) Van Garsse Steven, Van den Hurk Martijn & Verhoest Koen (2014). Financing PPP in the port sector: current state and future challenges. In T. Vanelslander & C. Sys (Eds.), Port Business: Market
maart 2014
5. Management
65
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
-
Challenges and Management Actions (pp. 165-173).Antwerp: University Press Antwerp. (Hoofdstuk boek, internationaal erkende wetenschappelijke uitgever) Van den Hurk Martijn & Verhoest Koen (te verschijnen). Uitdagingen voor PPS in Vlaanderen: omgaan met complexiteit en standaardisatie. SBOV-rapport. (Rapport) Van den Hurk Martijn & Verhoest Koen (2014). Standardizing contracts, advancing public-private partnerships? Evidence from Flemish sports infrastructure. Engineering Project Organization Conference, Winter Park (CO), United States, July 29-31, 2014. (Paper internationaal congres, integraal gepubliceerd in proceedings)
VALORISATIE NATIONAAL: - Willems Tom, Van den Hurk Martijn & Verhoest Koen (2014). Ten lessons from ten years PPP experience in Flanders. NIG Annual Work Conference, Delft, November 27, 2014. (Conferentie) - Willems Tom & Van den Hurk Martijn (2014). How technocracy feeds depoliticization in publicprivate partnerships (PPPs): private control over public policy? NIG Annual Work Conference, Delft, November 27, 2014.(Conferentie) VALORISATIE INTERNATIONAAL: - Willems Tom, & Van den Hurk Martijn (2014). How technocracy feeds depoliticization in publicprivate partnerships (PPPs): private control over public policy? 23rd International Political Science Association’s World Congress of Political Science, Montréal, Canada, July 19-24, 2014. (Conferentie) - Seminar aan Universiteit Antwerpen van professor Matti Siemiatycki (University of Toronto) over PPS en innovatie
4.2.6 Onderzoeksteam Coördinatie: Universiteit Antwerpen Promotor: Prof. dr. Koen Verhoest (Universiteit Antwerpen) Copromotor: dr. Joris Voets (Universiteit Gent) Onderzoeker: Martijn van den Hurk, 0,75 VTE (2012-2015)
maart 2014
5. Management
66
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
4.3
B7: Monitoring van de implementatie van het gemeentedecreet (2014 UHasselt)
4.3.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen De vraag naar de effectiviteit van top/down hervormingen in het lokaal bestuur kreeg het voorbije decennium heel wat aandacht in de bestuurskunde. De start van de implementatie van de meeste artikels van het gemeentedecreet aan het begin van de zittingsperiode 2007-2012, vormt een unieke gelegenheid om deze vraag voor de Vlaamse context te beantwoorden. Dit gebeurde een eerste maal in het SBOV-project Evaluatie van de innovaties in het gemeentedecreet op de lokale administratieve en politieke werking. Bedoeling van het onderzoek was om de effecten van het gemeentedecreet op de politieke en ambtelijke component van het lokaal bestuur in te schatten, alsook op de verhouding tussen beide componenten en op de beleidsvoering. De analyses wezen uit dat slechts een minderheid van gemeenteraadsleden en gemeentesecretarissen van mening was dat de bestuurskracht van de gemeenten verhoogd was sinds de invoering van dit decreet. Bovendien hanteerde slechts een minderheid van de raadsleden de nieuwe instrumenten die het decreet aanbiedt. Als mogelijke verklaring voor deze vaststellingen werd verwezen naar het tijdseffect: de metingen volgden slechts een tot twee jaar na de start van de implementatie van het decreet. Bovendien is de context waarin het lokaal bestuur functioneert sinds de vorige meting ingrijpend gewijzigd: de wereldwijde financiële crisis treft de financiële mogelijkheden van de gemeenten en gooit de vraag naar de effectiviteit van strategische planningsmodellen (zoals opgenomen in het decreet) op. Een vervolgonderzoek dringt zich op. De centrale thema’s van dit vervolgonderzoek behelzen het evalueren van de consistentie van de vorige bevindingen aan het einde van de zittingsperiode 2007-2012. Hierbij wordt zowel aandacht besteed aan de veranderingen die het gemeentedecreet aanbracht aan de politieke als aan de ambtelijke component. Ook wordt nagegaan in welke mate de veranderingen in de politiek-ambtelijke verhoudingen, de beleidsvoering en de betrokkenheid van de burgers (i.c. klachtenmanagement) zijn doorgevoerd in de Vlaamse gemeenten. Daarnaast beoogt het onderzoek factoren te identificeren die deze bestuurlijke hervorming faciliteren dan wel afremmen, alsook kenmerken die de perceptie ten aanzien van het decreet beïnvloeden. De algemene onderzoeksvragen zijn: 1. Tot op welke hoogte zijn de belangrijkste onderdelen van het gemeentedecreet geïmplementeerd? Deden zich significante evoluties voor sedert de vorige metingen? Welke factoren verklaren de stand van de uitvoering? 2. Wat is de evolutie in de aanvaarding van het decreet door de raadsleden, de leden van het college van burgemeester en schepenen en het ambtelijk management? Wat is de evolutie in de perceptie van de relevantie en effectiviteit van de hen geboden instrumenten in het decreet?
4.3.2 Methodologie Om de verschillende onderzoeksvragen te beantwoorden, wordt gekozen voor een kwantitatieve onderzoeksmethodologie. Concreet zal in de zomer van 2012 een websurvey afgenomen worden bij de gemeenteraadsleden, schepenen, burgemeesters, financieel beheerders en gemeentesecretarissen van de 308 Vlaamse gemeenten. Deze vragenlijsten stellen de onderzoekers enerzijds in staat om de stand van de implementatie van het gemeentedecreet in Vlaanderen in kaart te brengen. Anderzijds belichten ze de perceptie van de lokale politici en ambtenaren ten aanzien van de veranderingen die het nieuwe decreet doorvoerde. Deze timing – net voor de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2012 - stelt de onderzoekers ertoe in staat om de veranderingen in de attitudes van beleidsverantwoordelijken doorheen de volledige periode 2007-2012 te meten. Daarenboven moet de bevraging een antwoord bieden op de vraag naar de duurzaamheid van de impact van het tijdseffect op de implementatie van het decreet over de volledige periode 2007-2012. Na de hernieuwing van de gemeenteraden en de opmaak van de strategische meerjarenplannen volgt een tweede survey in het najaar van 2013. Deze bevraging heeft tot doel om veranderingen in attitudes
maart 2014
5. Management
67
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
t.a.v. het decreet over twee zittingsperioden heen in te schatten en is gericht aan de financieel beheerders en secretarissen van de gemeenten. Ter voorbereiding van de survey wordt een vergelijkende literatuurstudie uitgevoerd van de effecten van hervormingen in het lokaal bestuur. Daarnaast wordt literatuur aangaande top/down hervormingen, innovatie en verandering, sturing en implementatie bestudeerd.
4.3.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfases
2014 1-2
2014 3-4
2014 5-6
2014 7-8
2014 9-10
2014 11-12
1. Data-analyse 2. Rapportering en valorisatie 3. Literatuuronderzoek
4.3.4 Activiteiten 2014 De onderzoeksactiviteiten van 2014 hadden betrekking op beide surveys die in het kader van het onderzoek werden uitgevoerd bij gemeentelijke actoren. De data van de vragenlijst die aan het einde van de zittingsperiode 2007-2012 werd uitgevoerd, werden geanalyseerd. De focus lag hierbij niet zozeer op de implementatie van het decreet, dan wel op de appreciatie van de gemeentelijke actoren over de decretale vernieuwingen. Deze werden niet alleen in kaart gebracht, ook werd de evolutie nagegaan ten aanzien van de meting(en) aan het begin van de zittingsperiode. Aan de hand van bi- en multivariate analyse identificeerden de onderzoekers bovendien die factoren die een invloed hadden op deze appreciaties. Verder analyseerden de onderzoekers de data die verzameld werden in het najaar van 2013. Bij de analyse van deze gegevens lag de focus voornamelijk op de invloed van de beleids- en beheerscyclus op de appreciaties over het decreet. Deze analyses resulteerden in twee papers die op internationale conferenties werden gepresenteerd (Maastricht en Speyer).
4.3.5 Valorisatie 2014 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam bijeen op 23 januari 2014. PUBLICATIES: - Hennau Sofie & Ackaert Johan (2014). Samenwerkingsvormen tussen gemeente en OCMW en de impact ervan in de praktijk: een bestuurskundige benadering, Studiedag: De samenwerking tussen de gemeente en het ocmw vanuit juridisch en bestuurskundig perspectief, Hasselt, 18 november 2014. (Paper nationale conferentie) - Hennau Sofie & Ackaert Johan (2014). The sooner the better?: Klachtenbehandeling in Vlaamse lokale besturen anno 2012. Burger, bestuur en beleid: tijdschrift voor bestuurskunde en bestuursrecht 8(4): pp.240-259 (Artikel nationaal tijdschrift) - Hennau Sofie & Ackaert Johan (2014). Vlaamse gemeenten hertekend? De implementatie van het Gemeentedecreet onderzocht. BinnenBand 19(85): pp.28-41 (Artikel nationaal tijdschrift) - Pieter Bleyen, Sofie Hennau, Geert Bouckaert, Johan Ackaert (2014). The Influence of Innovations in Strategic Management on the Management Team's Role in Flemish Municipalities. EGPA, Speyer, Germany - 10-12 September 2014 (Paper internationaal congres)
maart 2014
5. Management
68
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
-
-
Bleyen Pieter, Hennau Sofie, Ackaert Johan & Bouckaert Geert (2014). De rol van managementteams in de lokale beleidscyclus voor en na BBC. 21p. Politicologenetmaal, Maastricht - 12-13 June 2014 (Paper internationaal congres) Hennau Sofie & Ackaert Johan (2014). Lokale besturen in verandering? Evoluties in de percepties over het Gemeentedecreet. 163p. (Interne rapporten) Hennau Sofie & Ackaert Johan (2014). Percepties over het Gemeentedecreet anno 2012 verklaard. Multivariate analyses. 155p. (Interne rapporten)
VALORISATIE NATIONAAL: - 31 januari 2014: Presentatie VVOS: De invloed van het Gemeentedecreet op de samenwerking tussen gemeente en OCMW. - 23 april 2014: Presentatie VVSG: Monitoring van de implementatie van het Gemeentedecreet. - 18 november 2014: Studienamiddag U Hasselt: De samenwerking tussen de gemeente en het OCMW vanuit juridisch en bestuurskundig perspectief: Samenwerkingsvormen tussen gemeente en OCMW en de impact ervan in de praktijk: een bestuurskundige benadering. - 23 november 2014: Presentatie Dialoog in Actie: Fusies van gemeenten: noodzaak of spielerei? VALORISATIE INTERNATIONAAL: -
12-13 juni 2014: Politicologenetmaal Maastricht: De rol van managementteams in de lokale beleidscyclus voor en na BBC. 10-12 september 2014: EGPA General Conference Speyer: The Influence of Innovations in Strategic Management on the Management Team's Role in Flemish Municipalities.
4.3.6 Onderzoeksteam Coördinatie: Universiteit Hasselt Promotor: Prof. dr. Johan Ackaert (Universiteit Hasselt) Onderzoeker: Sofie Hennau, 1 VTE (2013)
maart 2014
5. Management
69
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
4.4
B11: Bestuurskrachtmonitoring (2014, KU Leuven)
4.4.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen Bestuurskracht is een term die regelmatig opduikt in het bestuurskundig discours. Sinds het witboek ‘interne staatshervorming’ van de vorige Vlaamse regering melding maakte van een tekort aan lokale bestuurskracht is het concept weer brandend actueel in academische kringen en op het praktijkveld. Ook de nieuwe Vlaamse regering maakt zich in haar regeerakkoord sterk om de bestuurskracht van de gemeenten te vergroten (Vlaamse Regering, 2014, p. 12). Het SBOV B-project ‘Lokale bestuurskrachtmonitoring’ wil een bijdrage leveren aan de discussie rond (het gebrek aan) bestuurskracht bij de Vlaamse gemeenten. Het werd geïnitieerd vanuit de wens om de bestuurskracht van de Vlaamse gemeenten op een objectieve, wetenschappelijk onderbouwde en door het veld gedragen manier te gaan meten, om zo zicht te krijgen op mogelijke knel- en leerpunten inzake lokale beleidsvoering. Doordat het concept zo gelaagd en complex is, zijn er echter verschillende definities en benaderingen in omloop. In al haar veelzijdigheid en aantrekkelijkheid is het concept verworden tot een containerbegrip dat wel een zeker maar vaag beeld oproept. Alvorens er zelfs maar een poging gedaan kan worden om het begrip meetbaar te maken, was het van belang om het duidelijk af te bakenen zodat het bruikbaar werd in het kader van een monitorinstrument. Dat vormde meteen de eerste onderzoeksvraag van dit project. Naast het duidelijk afbakenen van het begrip ging er ook aandacht naar de gebruiksfinaliteit van de resultaten uit het meetinstrument en welke de invloed van die gebruiksfinaliteit mogelijkerwijze is op het instrument zelf. De manier waarop men met de output van de monitor omgaat, heeft immers implicaties voor de dataverzamelingsmethode, de opbouw van de indicatoren en de draagvlakvorming. De uiteindelijke hoofdonderzoeksvraag – het concreet meetbaar maken van bestuurskracht aan de hand van een indicatorenset – vormde het sluitstuk van dit project. De ontwikkelde indicatorenset werd daarbij ruimer gekaderd binnen een integraal traject dat de bestuurskracht van de lokale besturen op maat dient te versterken. -
Hoe kan het begrip bestuurskracht afgebakend worden zodat het bruikbaar wordt in een Vlaamse context? Uit welke verschillende aspecten bestaat het begrip bestuurskracht?
-
Welke impact heeft de gebruiksfinaliteit van de bestuurskrachtmonitoring op de ontwikkeling van het instrument zelf? Wat zijn de implicaties voor de dataverzamelingsmethode(n), de opbouw van de indicatoren en de draagvlakvorming?
-
Aan de hand van welke indicatoren maken we de verschillende facetten van het begrip bestuurskracht meetbaar?
maart 2014
5. Management
70
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
4.4.2 Methodologie In een eerste fase van het onderzoek werd er op basis van een literatuurstudie een voor Vlaanderen relevante afbakening van het begrip bestuurskracht ontwikkeld. Daarnaast ging onze aandacht ook uit naar de impact van de gebruiksfinaliteit op de opbouw van de monitor. Op basis van literatuur en onderzoek in binnen- en buitenland werd er vervolgens een initiële indicatorenset opgemaakt. De klankbordgroepleden werden ingeschakeld bij het inschatten van de relevantie en de kwaliteit van de verzamelde indicatoren. Deze afstemmingsronde vormde eveneens een aftoetsend moment met betrekking tot de gedragenheid van de indicatoren. Ter aanvulling van de indicatorenset werden er in de afrondingsfase nog aantal richtvragen tot zelfevaluatie geformuleerd, die betrekking hebben op de meer kwalitatieve componenten van het concept bestuurskracht die moeilijk of niet met cijfermatige indicatoren te meten zijn.
4.4.3 Fasering & werkplan Onderzoeksfases
2014 1-2
2014 3-4
2014 5-6
2014 7-8
2014 9-10
2014 11-12
2015 1-2
1. Literatuurstudie 2. Ontwikkeling indicatorenset 3. Afstemming belanghebbenden 4. Verfijning indicatorenset 5. Rapportering en valorisatie
4.4.4 Activiteiten 2014 ORIËNTATIEFASE De eerste maanden van dit onderzoeksproject werden gebruikt om op basis van een grondige literatuurstudie het begrip bestuurskracht en de daaraan gekoppelde begripsgeschiedenis in kaart te brengen. De eerdere pogingen tot het meten van lokale bestuurskracht in Vlaanderen werden geanalyseerd zodat de leerpunten uit deze onderzoeken ingezet konden worden bij het vormgeven van het instrument. In het voorjaar van 2014 kwam de klankbordgroep voor de eerste maal samen om een aantal fundamentele keuzes te maken die het project verder richting moesten geven. Zo werd er beslist om een instrument te ontwikkelen waarbij we aan de hand van indicatoren een beeld moesten krijgen van de bestuurskrachtpotentie van lokale besturen. Het instrument werd expliciet een leerfunctie toebedeeld. ONTWIKKELINGSFASE Er werd in het voorjaar van 2014 een focusgroep georganiseerd met een aantal provinciale ambtenaren van ABB die op dagdagelijkse basis in contact staan met lokale besturen. De organisatie van deze focusgroep stelde ons in staat om de bestuurskrachtliteratuur en het toen in ontwikkeling zijnde conceptueel kader te toetsen aan de realiteit. De zoektocht naar geschikte indicatoren kon daarnaast ook beter toegespitst worden op de actuele uitdagingen waarmee lokale besturen geconfronteerd worden. Onze ontwikkelstrategie bestond erin om in de eerste plaats zoveel mogelijk potentiële indicatoren te verzamelen op basis van literatuur en de databank digitale rapportering van ABB. Op die manier kon er nadien een selectie gemaakt worden in samenspraak met de belanghebbenden. AFSTEMMINGSFASE Eind oktober werd een longlist van indicatoren bezorgd aan de klankbordgroepleden. We vroegen hen in voorbereiding van bilaterale overlegmomenten om, elk vanuit hun eigen positie, een inschatting te maken van de relevantie, validiteit en haalbaarheid van meting van elke indicator. De indicatorenset werd op basis van deze feedback aangepast. Hiernaast werd er ook een aanvulling voorzien op de in hoofdzaak op kwantitatieve data gestoelde indicatorenset. We formuleerden op basis van eerdere onderzoekservaringen, zoals de visitaties bij de plattelandsgemeenten, een aantal richtvragen die de lokale bestuurders kunnen inzetten om hun eigen bestuurskrachtpotentie in vraag te stellen.
maart 2014
5. Management
71
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
4.4.5 Valorisatie 2014 KLANKBORDGROEPEN -
De klankbordgroep kwam bijeen 29 april 2014 en 16 december 2014.
PUBLICATIES: -
Van Orshoven, Pieter-Jan & De Peuter Bart (2015) Lokale bestuurskrachtmonitoring. Integraal benaderen en meten van lokale bestuurskracht in Vlaanderen, 100p., Eindrapport B11, verwacht begin april 2015
VALORISATIE NATIONAAL: -
Studiedag rond bestuurskracht in het voorjaar van 2015
4.4.6 Onderzoeksteam Coördinatie: KU Leuven Promotor: Prof. dr. Geert Bouckaert (KU Leuven), Co-promotoren: Prof. dr. Joris Voets (U Gent), Prof. dr. Wouter Van Dooren (UA). Onderzoeker: Pieter-Jan Van Orshoven en Bart De Peuter (KU Leuven)
maart 2014
5. Management
72
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
4.5
B12: Een beter inzicht in houding en gedrag van burgers als katalysator voor een meer performante overheid (2014, KU Leuven)
4.5.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen De voorbije jaren is er al heel wat onderzoek gebeurd naar een meer efficiënte en effectieve overheid. Meestal zijn dergelijke onderzoeken sterk georiënteerd op de interne processen, procedures en structuren van de overheid. Echter, er zijn ook heel wat efficiëntiewinsten te halen uit kennis van de manier waarop burgers omgaan met overheidsbeleid en –bestuur. Burgers komen dagelijks in aanraking met overheden, hebben ideeën over hoe die overheid zich dient te gedragen, wat die overheid moet doen of juist niet, zijn het al dan niet eens met overheidsbeslissingen, etc. Door hun houding en gedrag bepalen burgers uiteindelijk mee de efficiëntie, effectiviteit en legitimiteit van bestuur en beleid. Een beter inzicht in houding en gedrag van (groepen) burgers kan bijdragen aan een betere beleidsvoering en betere beleidsresultaten, en ultiem ook aan meer legitimiteit van en vertrouwen in de overheid. Tevredenheid met de dienstverlening van de overheid is slechts één factor van tevredenheid met overheidsbeleid en vertrouwen in het bestuur (Verlet & Carton, 2013). De Vlaamse overheid is zich bewust van de veranderende rol van de overheid in een complexe moderne maatschappij. Beleid moet in alle transparantie worden opgemaakt, waarbij de diverse betrokken partijen alsook doelgroepen adequaat kunnen deelnemen aan de beleidsvoorbereiding. Kennis over en van die betrokken partijen kan tot een betere beleidsvoorbereiding en uitvoering leiden. Zo kan bijvoorbeeld een mix van beleidsinstrumenten gekozen worden die beter is afgestemd op de verwachtingen, houding en gedrag van een doelgroep. Het gebeurt ook nog te vaak dat de overheid eerst haar beleid uitwerkt en het dan pas ‘communiceert’. Dat resulteert in beleid dat moeilijk te communiceren is of niet goed (genoeg) is afgestemd op de doelgroep. Formele publieksconsultatie wordt al op verschillende momenten ingezet (openbaar onderzoek, wettelijk voorziene inspraakmomenten), maar blijkt niet te volstaan. Beleid moet ‘communicatief’ tot stand komen, dat wil zeggen: in contact met de omgeving. Het resultaat is beleid waarin signalen en geluiden uit de samenleving verwerkt zijn. In dit onderzoek willen we nagaan welke factoren verwachtingen, houding en gedrag van burgers ten aanzien van overheidsbestuur en –beleid bepalen. Een goed inzicht in hoe burgers overheidsbeleid en bestuur benaderen en percipiëren, welke waarden en normen ze hierbij hanteren, welke factoren hun houding en gedrag ten aanzien van bestuur en beleid aansturen, en hoe ze strategieën en gedrag ten aanzien van de overheid ontwikkelen, kan cruciale informatie aanleveren met het oog op een meer performante overheid. We willen ook meer inzicht verwerven in de mogelijkheden van segmentatiemodellen op basis van ‘leefstijlen’ voor een meer optimale inzet van beleidsinstrumenten in een Vlaamse beleidscontext. Bij dergelijke modellen wordt de nadruk niet gelegd op meer traditionele socio-demografische factoren maar op gedrags-en psychografische variabelen. De resultaten van het onderzoek kunnen gehanteerd worden om “van buiten naar binnen” te kijken en bestaande overheidsprocedures, structuren, instrumenten en processen vanuit een “burgerperspectief” te optimaliseren. Zo kan inzicht in houding en gedrag van verschillende ‘types’ burgers volgens hun leefstijl via marksegmentatie bijdragen aan een meer adequate selectie van beleidsinstrumenten, bijvoorbeeld in het kader van een sociale marketing aanpak, en betere beleidsresultaten (Gordon et al, 2006). Daarnaast kan het onderzoek er bijvoorbeeld ook toe bijdragen dat (groepen) burgers op een meer adequate manier betrokken worden bij de Vlaamse beleidsvoorbereiding. Hierbij willen we aansluiten bij onderzoek van de Artevelde Hogeschool waar momenteel een onderzoek loopt dat tegen begin 2014 de drempels en succesfactoren van het invoeren van Factor C bij Vlaamse overheden in kaart brengt. Factor C is een door de Nederlandse Rijksoverheid ontwikkeld instrument voor communicatief beleid. Dit onderzoek moet in een tweede fase resulteren in een modulaire set van bruikbare tools die bij beleidsontwikkeling kan ingezet worden door de communicatie- en beleidsmedewerkers. Inzicht in de mogelijkheden (en beperkingen) van burgersegmentatie kunnen mogelijk dit model van communicatief beleid verrijken.
maart 2014
5. Management
73
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
4.5.2 Methodologie In het onderzoek wordt geopteerd voor een combinatie van literatuurstudie, veldonderzoek, en mogelijk een experiment om na te gaan of en in welke mate burgersegmentatie kan bijdragen aan een meer geïnformeerde inzet van beleidsinstrumenten.
4.5.3 Fasering & werkplan
In eerste instantie wordt op basis van literatuurstudie een algemeen conceptueel model ontwikkeld dat de belangrijkste factoren in kaart brengt ten aanzien van houding en gedrag van burgers ten aanzien van overheidsbeleid. In tweede instantie wordt de literatuur gescreend met betrekking tot burgerbeleving, sociale marketing, de diverse modellen van segmentatie (zoals BSR), en de relatie tussen beter inzicht in houding en gedrag van burgers en een meer optimale inzet van beleidsinstrumenten, met een focus op een sociale marketing aanpak, alsook met betrekking tot een meer adequate betrokkenheid van (groepen) burgers bij de beleidsontwikkeling. Vlaamse en internationale praktijken van sociale marketing worden in kaart gebracht voor een selectie van beleidsdomeinen (gezondheid, leefmilieu, wonen, etc.). Welke praktijken kent men in deze beleidsdomeinen? Welke types van sociale marketing worden gehanteerd, met welke doelstellingen, en met welke effecten? In een derde stap, het veldonderzoek, gaan we, op basis van een specifiek verklaringsmodel, na of dit verklaringsmodel kan bijdragen aan een meer adequate beleidsinstrumentenkeuze. Bij deze stap wordt gebruik gemaakt van online marktonderzoek panels. Het experiment wordt uitgevoerd in het voorjaar van 2015. Ten slotte worden de onderzoeksresultaten gerapporteerd en worden beleidsaanbevelingen geformuleerd.
4.5.4 Activiteiten 2014 De twee eerste fasen en de voorbereiding van de derde fase werden uitgevoerd in 2014, alsook de tussentijdse rapportering van deze onderzoeksfasen.
maart 2014
5. Management
74
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
4.5.5 Valorisatie 2014 KLANKBORDGROEPEN: De klankbordgroep kwam bijeen op 19 juni en 2 december 2014. Er wordt in maart-april 2015 een derde, afrondende bijeenkomst ingericht. PUBLICATIES: Twee tussentijdse werknota’s werden in 2014 opgeleverd en aan de klankbordgroep bezorgd. In 2015 wordt het finale rapport opgeleverd. Werknota’s - Van Damme J., Caluwaerts D. & Brans M. Inzicht in houding en gedrag van burgers als katalysator van meer performant beleid. WERKNOTA 1. (19 juni 2014) - Van Damme J., Caluwaerts D. & Brans M. Inzicht in houding en gedrag van burgers als katalysator van meer performant beleid. WERKNOTA 2. (2 december 2014) Eindrapport - Van Damme J., Caluwaerts D. & Brans M. Inzicht in houding en gedrag van burgers als katalysator van meer performant beleid. Eindrapport. Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen (Leuven) (voorzien mei 2015) VALORISATIE NATIONAAL: -
Docent Burger en bestuur (samen met Prof. Dr. Frankie Schram) 2013-2014: docent Bemiddeling in bestuurszaken (KU Leuven Rechtenfaculteit) 13 februari 2014: deelname studiedag Public Sector Innovation, Brussel, Bestuurszaken 26 februari en 25 juni 2014: expertenmeeting burgerbegroting Antwerpen 11 maart 2014: opleiding geven “Lokale besturen op koers- module: burgerparticipatie” 1 april 2014: deelname ToeCOMST Overheidscommunicatie –congres DAR 3 april 2014: deelname opleiding Factor C, Arteveldehogeschool Gent 7 november: ontvangst en sessie “Burger-bestuur”, ruimtelijke planners gemeente Helmond, Leuven.
4.5.6 Onderzoeksteam Coördinatie: KU Leuven Promotor: Prof. dr. Marleen Brans (KU Leuven) Onderzoeker: Dr. Jan Van Damme (KU Leuven) en Dr. Didier Caluwaerts
maart 2014
5. Management
75
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
4.6
B13: Impact en gebruik van de stadsmonitor (2014, U. Gent)
4.6.1 Doelstellingen & onderzoeksvragen In het begin van deze eeuw deed het Vlaams stedenbeleid een oproep aan de academische wereld om een stadsmonitor voor de 13 Vlaamse centrumsteden op te maken. Een onderzoeksconsortium van de Universiteit Gent (Centrum voor Duurzame Ontwikkeling en – later ook – Centrum voor Lokale Politiek) en de Hogeschool Gent (Departement Bestuurskunde) haalde de opdracht binnen. De stadsmonitor bestaat uit een toekomstvisie en een indicatorenset, die de leefbaarheid en duurzaamheid van de stedelijke ontwikkelingen beschrijft. Deze aanpak situeert zich in een internationale trend van de ‘indicatorenindustrie’ (King et al. 2000) en werd sterk gepromoot door Agenda 21 (Hoofdstuk 40). Deze internationale handleiding voor de operationalisering van duurzame ontwikkeling stelt dat het nodig is om duurzaamheidsindicatoren te ontwikkelen om een solide basis voor besluitvorming op te bouwen omtrent de integratie van milieu- en economische systemen (Verenigde Naties 1992). Over heel de wereld gaan overheden enthousiast aan de slag met indicatoren in de hoop om onvolkomenheden in besluitvormingsprocessen ongedaan te maken. Ook academici vanuit verschillende disciplines hebben voorgesteld om de vooruitgang in de richting van duurzaamheid aan de hand van die duurzaamheidsindicatoren op te meten (Hezri et al. 2004; Rosenström et al. 2007). De Vlaamse overheid wou zeker niet achterop lopen ten aanzien van deze internationale trend. De eerste editie van de stadsmonitor werd ontwikkeld in de periode 2001-2004 en een tweede verbeterde versie werd in 2006 gepubliceerd. De derde (2008) en vierde (2011) werden geactualiseerd en verder bijgewerkt door de diensten van de Vlaamse overheid zelf. De stadsmonitor is een generiek ontwikkeld meetinstrument bestaande uit een 200-tal indicatoren, die door alle stedelijke belanghebbenden kunnen gebruikt worden als input voor het strategisch debat. In een voorbereidende fase op het ontwerpproces (2001) hebben de betrokken onderzoekers de volgende werkdefinitie opgemaakt: (1) De stadsmonitor bevat indicatoren die de staat van de stad beschrijven, evenals alle daarvoor relevante maatschappelijke evoluties, (2) De stadsmonitor is een leer- en communicatie-instrument op strategisch niveau, bedoeld voor alle spelers betrokken bij de stedelijke ontwikkeling, (3) De stadsmonitor dient om de kwaliteit te verbeteren zowel van het strategisch debat als van besluitvormingsprocessen van alle stakeholders in het algemeen en het stadsbestuur in het bijzonder. De stadsmonitor werd ontwikkeld aan de hand van een twee sporen strategie. Beide sporen beïnvloedden elkaar en werden nauwlettend opgevolgd door de zogenaamde ‘stedenstuurgroep’. Daarin zetelden vertegenwoordigers van het Vlaamse Stedenbeleid, het onderzoeksconsortium en de 13 betrokken Vlaamse centrumsteden (zowel politici als ambtenaren van elke centrumstad). Spoor 1 had betrekking op de ontwikkeling van de inhoud en de technische aspecten van de monitor en startte in 2002. Dit spoor diende om vast te stellen hoe de ‘stakeholders’ een duurzame stad begrepen en hoe dat dan kan gemeten worden. Op basis van de literatuur over duurzame ontwikkeling werd een generieke visie op een leefbare en duurzame Vlaamse stad op een participatieve manier opgemaakt. In die consultatie werden honderden stakeholders uit steden, overheden, middenveld, academische wereld, enz. betrokken (Block et al. 2011). Na de selectie van relevante en interpreteerbare indicatoren werden de noodzakelijke data gezocht. Op die manier konden wij de indicatorenfiches van de nodige data voorzien. Het tweede spoor startte een beetje vroeger, op het einde van 2001, en richtte zich op de implementatie aspecten van de stadsmonitor. Wat hebben de stadsbesturen, maar ook de Vlaamse overheid, nodig op het vlak van de organisatie van het overheidsbeleid, om op een zinvolle manier de
maart 2014
5. Management
76
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
stadsmonitor en al zijn indicatoren te gebruiken. In welke administratieve context kan de stadsmonitor het best tot zijn recht komen? Hoe werkt de bestaande administratieve, organisatorische en politieke context in op het gebruik van die stadsmonitor? Dit onderzoek werd uitgevoerd in vier Vlaamse centrumsteden vooraleer de eerste editie van de stadsmonitor gepubliceerd werd (i.e. juni 2004): Antwerpen, Leuven, Mechelen en Oostende. De verkenning van de stedelijke administraties leidde tot bijkomende rapporten en adviezen voor de Vlaamse overheid en de betrokken stedelijke administraties over de instrumentele, proces-gerelateerde en organisatorische inbedding van de stadsmonitor (Vallet et al. 2005). Het onderzoek op spoor 1 wordt nu nog altijd verder gezet. Van de stadsmonitor werden daarna verschillende edities gepubliceerd. Daarentegen werd het tweede spoor stop gezet in 2005. Na de lokale verkiezingen van 2012 en met de implementatie van de strategische meerjarennota’s in 2013 is in 2014 het moment aangebroken om dit onderzoeksspoor opnieuw op te pikken. Dit onderzoeksvoorstel betreft een diepgaand onderzoek naar het praktisch gebruik en de impact van de stadsmonitor. Dat soort onderzoek naar het verband tussen beleid en duurzaamheidsindicatoren is schaars (bijvoorbeeld Bell & Morse 2003; Dhakal & Imura 2003). Maar het is essentieel om dit onderzoek aan te vatten aangezien een onvoldoende inschatting van de realiteiten van de beleidsdynamieken kan leiden tot een gebrekkige institutionalisering van de stadsmonitor zelf. Dit zijn de centrale onderzoeksvragen: -
Wie gebruikt de stadsmonitor? En wie niet? Lokale politici? Stedelijke ambtenaren? Vlaamse administratie? …
-
Wordt de set van bijna 200 generieke indicatoren regelmatig gebruikt? Met welk doel? Wanneer? Welk doel overheerst? Zien wij vooral een instrumenteel, conceptueel, tactisch, symbolisch of een politiek gebruik ervan (Hezri et al.2004: 292)? Wat bepaalt het type van gebruik? In welke mate wordt de indicatorenset gebruik volgens het oorspronkelijke definitie, namelijk als input voor strategisch debat en besluitvorming? Kan de stadsmonitor ook een invloed hebben op de manier waarop mensen denken en praten over de stad? Kan het conceptueel denkkader of de grote lijnen van die visie zo’n effect teweeg brengen?
-
Is er evolutie in het gebruik van 2004 tot 2013?
-
Wat is de impact?
-
Wat zijn stimulerende en beperkende factoren voor het gebruik van de stadsmonitor? Hoe wordt de stadsmonitor geapprecieerd? En wat is de gepercipieerde meerwaarde ervan?
-
Zijn er veranderingen aan de stadsmonitor noodzakelijk? Indien ja, welke en waarom?
De literatuur (Rosenstrom 2006: 11) suggereert een aantal werkhypothesen die kunnen dienen als startpunt voor ons onderzoek: -
Indicatoren kunnen een belangrijke rol spelen in beleidsvoering, maar hun direct instrumenteel gebruik lijkt veeleer beperkt;
-
Momenteel is het gangbaar om indicatoren op een symbolische manier te gebruiken en ernaar te verwijzen in redevoeringen en achtergrondnota’s om bepaalde beleidsontwikkelingen te promoten;
-
Duurzaamheidsindicatoren worden ook gebruik als ‘verlichte’ instrumenten om duurzame ontwikkeling te operationaliseren.
In gelijkaardig onderzoek zijn de voornaamste criteria voor het zinvol gebruik van indicatoren de volgende: betrouwbaarheid, eenvoud, lange termijn, en vergelijkbaarheid met andere plaatsen.
maart 2014
5. Management
77
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
4.6.2 Methodologie In het onderzoek wordt gebruik focusgroepmethodiek en case studies.
gemaakt
van
literatuurstudie,
kwalitatieve
interviews,
4.6.3 Fasering & werkplan Fasen in 2014 1. Literatuurscreening & bespreking 2. Kwalitatieve case studies 3. Focus groepen Onderzoeksrapporten
Juni
Juli
Aug
Sept
Okt
Nov
Dec
4.6.4 Activiteiten 2014 Dit onderzoek start in fase 1 op basis van een synthetisch overzicht van de literatuur over het gebruik en impact van (lokale en/of stedelijke) monitoren en indicatorensets. In deze fase hebben wij ook het onderzoeksopzet bediscussieerd met de klankbordgroep. Op deze bijeenkomsten werd ook de selectie van de casestudie steden aan de hand van enkele criteria verantwoord. Daarbij werd ook de selectie van de sleutelpersonen (om te interviewen) besproken. In fase 2 wordt het onderzoek uitgevoerd op basis van een kwalitatieve case studie in 3 Vlaamse steden. In elke stad hebben wij 7 à 9 diepte-interviews uigevoerd met sleutelpersonen, zoals politici en ambtenaren. De voorziene gesprekken met vertegenwoordigers van semi-publieke of private organisaties hebben (na overleg in de klankbordgroep) niet plaats gevonden, omwille van een gebrek aan suggesties in de verschillende steden. In fase 3 gaat het onderzoek verder in de diepte aan de hand van focusgroepen met spelers uit de 13 Vlaamse centrumsteden. Daarvoor hebben wij de leden van de stedenstuurgroep (lokale politici en ambtenaren) en andere (potentiële) ‘gebruikers’ van de stadsmonitor op een workshop uitgenodigd om de tussentijdse resultaten uit fase 1 en 2 te bespreken. Een draftversie van het eindrapport is besproken op de laatste klankbordgroep van 4 februari 2015. En de leden daarvan krijgen nog de tijd tegen eind volgende week om hun commentaar over te maken. Daarna wordt de definitieve versie van het eindrapport opgemaakt.
4.6.5 Valorisatie 2014 KLANKBORDGROEPEN: Datum: 4 februari 2015 Bijdrage: Toelichting van ontwerp-eindrapport van het SBOV-project ‘Gebruik en Impact van Stadsmonitor’ Organisatie: Team Stedenbeleid, Agentschap Binnenlands Bestuur, Vlaamse Regering Plaats: Boudewijngebouw, Brussel Datum: 12 november 2014 Bijdrage: Toelichting van tussentijdse resultaten op basis van de interviews met sleutelpersonen in drie steden Organisatie: Team Stedenbeleid, Agentschap Binnenlands Bestuur, Vlaamse Regering Plaats: Boudewijngebouw, Brussel Datum: 10 september 2014
maart 2014
5. Management
78
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
Bijdrage: Toelichting van resultaten van literatuuronderzoek en aanpak van selectie van sleutelpersonen voor dataverzameling Organisatie: Team Stedenbeleid, Agentschap Binnenlands Bestuur, Vlaamse Regering Plaats: Lovelinggebouw, VAC, Gent Datum: 24 juni 2014 Bijdrage: Toelichting van aanpak van onderzoeksproject Organisatie: Team Stedenbeleid, Agentschap Binnenlands Bestuur, Vlaamse Regering Plaats: Boudewijngebouw, Brussel
PUBLICATIES: - Van Assche, J., Block, T. (2015). Impact en gebruik van de Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, SBOV Working paper, Gent, 110p. Publicatie verwacht tegen april 2015. (intern rapport) VALORISATIE NATIONAAL: Workshop SBOV-project ‘Gebruik en Impact van Stadsmonitor’ Organisatie: Team Stedenbeleid, Agentschap Binnenlands Bestuur, Vlaamse Regering Plaats: Boudewijngebouw, Brussel Datum: 28 november 2014 Bijdrage: Toelichting van tussentijdse resultaten uit drie casestudies Stedenstuurgroep Organisatie: Team Stedenbeleid, Agentschap Binnenlands Bestuur, Vlaamse Regering Plaats: Boudewijngebouw, Brussel Datum: 23 oktober 2014 Bijdrage: Toelichting van aanpak van SBOV-project ‘Gebruik en Impact van Stadsmonitor’
4.6.6 Onderzoeksteam Coördinatie: Universiteit Gent Promotor: Prof. dr. Thomas Block, samen met prof. Dr. Herwig Reynaert als copromotor (U Gent) Onderzoeker: Jo Van Assche (U Gent)
maart 2014
5. Management
79
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
5 5.1
Management Interactie met de Vlaamse overheid
SBOV III streeft naar een optimale, interactieve en complementaire samenwerking met de Vlaamse overheid. De externe aansturing van het Steunpunt gebeurt via de Algemene Stuurgroep. Klankbordgroepen zorgen voor periodiek advies en feedback aan de onderzoeksmedewerkers. 1) Algemene stuurgroep De algemene stuurgroep is het formele orgaan dat toeziet op de naleving van de beheersovereenkomst en dat de jaarplannen en jaarverslagen goedkeurt. De algemene stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de betrokken kabinetten en administraties en afgevaardigden van het consortium. Afgevaardigden van het consortium: - Prof. dr. Geert Bouckaert (coordinator); - Prof. dr. Annie Hondeghem (K.U.Leuven); - Prof. dr. Wouter Van Dooren (Universiteit Antwerpen); - Prof. dr. Filip De Rynck (Hogeschool Gent/Universiteit Gent); - Prof. dr. Herwig Reynaert (Universiteit Gent); - Prof. dr. Johan Ackaert (Universiteit Hasselt). 2) Klankbordgroepen Per A en B-project wordt een klankbordgroep samengesteld die het onderzoeksteam adviseert, inhoudelijk feedback geeft op de projecten en een belangrijke rol speelt in het tegensprekelijk debat. De samenstelling en de organisatie van die klankbordgroepen gebeurt in samenspraak met de algemene stuurgroep. Naast periodieke samenkomsten, zal elektronische communicatie de interactie tussen de klankbordgroepleden en onderzoekers bevorderen. 3) Doorwerking Doorwerking is de doorvertaling van onderzoeksresultaten in het beleid. Hiervoor wordt een flexibel platform gecreëerd dat kan variëren naargelang de thematiek. Het omvat meer dan enkel het communiceren van de resultaten van het onderzoek. Op scharniermomenten in het beleid levert het consortium input op uitnodiging van de administratie die de vraag naar de doorwerking coördineert. In 2013 werd sterk ingezet op het uitwerken van de SBOV Bijdrage aan het regeerprogramma van de aantredende Vlaamse regering (2014-2019). De bedoeling is om de onderzoeksresultaten van SBOV II en III bekend te maken bij administratie en politiek en onderzoeksgebaseerde aanbevelingen te formuleren voor het beleid.
5.2
Management binnen het consortium
1) Promotor-coördinator De promotor-coördinator is het aanspreekpunt voor de algemene stuurgroep en voor het Steunpunt in het algemeen. Hij is de eindverantwoordelijke en representeert het Steunpunt. Hij leidt de vergadering van het Dagelijks Bestuur. Hij is ook de eindverantwoordelijke voor het financieel management van het Steunpunt. De algemeen coördinator is prof. dr. Geert Bouckaert. 2) Verantwoordelijken De Verantwoordelijken van de deelnemende instellingen staan in voor de operationele en inhoudelijke aansturing van de aan hun toegewezen projecten en wetenschappelijk medewerkers dewelke deze projecten uitvoeren. Zij zijn verantwoordelijk voor het personeelsmanagement, financieel management en communicatiemanagement binnen hun entiteit. De verantwoordelijken zijn:
maart 2014
5. Management
80
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
-
prof. dr. Annie Hondeghem (KU Leuven) prof. dr. Ria Janvier (Universiteit Antwerpen) prof. dr. Filip De Rynck (Hogeschool Gent/ Universiteit Gent) prof. dr. Herwig Reynaert (Universiteit Gent) prof. dr. Johan Ackaert (Universiteit Hasselt)
3) Dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor het strategisch management van het Steunpunt. Ze vergadert periodiek. Opvolging van de diverse projecten conform de opgestelde meerjarenplanning, komt hierbij steeds aan bod evenals gezamenlijke valorisatie-initiatieven. 4) Onderzoekspromotoren en College van academi Onderzoekspromotoren zijn professoren van de betrokken deelnemende instellingen. Zij superviseren de A-onderzoekslijnen en toegewezen B-projecten. Samen vormen zij het College van academici. Onderzoekspromotoren zijn: - KU Leuven: prof. dr. Geert Bouckaert, prof. dr. Annie Hondeghem, prof. dr. Marleen Brans; prof. dr. Koen Verhoest; prof. dr. Trui Steen - Universiteit Antwerpen: prof. dr. Ria Janvier, prof. dr. Peter Bursens, prof. dr. Wouter Van Dooren, prof. dr. Koen Verhoest; - Hogeschool Gent/Universiteit Gent: prof. dr. Filip De Rynck, prof. dr. Ellen Wayenberg; - Universiteit Gent: prof. dr. Herwig Reynaert, prof. dr. Kristof Steyvers, prof. dr. Thomas Block; - Universiteit Hasselt: prof. dr. Johan Ackaert. 5) Doctor-coördinator Een doctor-coördinator staat in voor de inhoudelijke ondersteuning van de promotor-coördinator en het dagelijks bestuur. Hij/zij zorgt voor de inhoudelijke afstemming van de verschillende projecten. Dit bevordert de synergie over de projecten, onderzoekers en Instellingen. Hij/zij verzorgt tevens de inhoudelijke coördinatie van algemene valorisatie-initiatieven zoals studiedagen en workshops. De doctor-coördinatoren zijn dr. Jan Van Damme en dr. Valérie Pattyn (vanaf mei 2014). 6) Onderzoeksplatform Een onderzoeksplatform wordt opgestart bestaande uit de verschillende supervisoren en onderzoekers van het Steunpunt. In de periodieke bijeenkomsten worden de projecten en hun voortgang gepresenteerd. Onderzoekers krijgen de mogelijkheid om te discussiëren wat de synergie en onderlinge samenwerking tussen zowel de toegepaste als fundamentele onderzoeksprojecten bevordert. 7) SBOV-secretariaat Het SBOV-secretariaat zorgt zowel voor logistieke, administratieve als voor de organisatorische ondersteuning van het Steunpunt. Het staat o.a. in voor de actualisering van de website, administratieve coördinatie en bijhorende opmaak van het jaarverslag en jaarplan, eindredactie en verspreiden van elektronische nieuwsbrief. 8) Wetenschappelijk adviescomité Een wetenschappelijk adviescomité zal het Steunpunt wetenschappelijk adviseren. Ze wordt samengesteld uit Belgische en internationale experten.
5.3
HRM-beleid
SBOV III beschikt in totaal over een onderzoeksequipe van 18,5 VTE wetenschappelijk medewerkers, een doctor-coördinator en twee (deeltijdse) secretariaatsmedewerkers. Bij de samenstelling van de onderzoeksequipe wordt rekening gehouden met volgende elementen:
maart 2014
5. Management
81
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
-
-
-
wetenschappelijke kwaliteit: de onderzoekers moeten beantwoorden aan kwaliteitsnormen inzake wetenschapsbeoefening. Dit uit zich in de behaalde graden aan de universiteit, maar ook in de wetenschappelijke gedrevenheid; ervaring: er wordt een evenwicht nagestreefd tussen doctors, senior medewerkers en junior medewerkers; voor de lange termijn onderzoekslijnen worden in principe junior medewerkers ingezet, voor de korte termijn B-projecten doctors of senior medewerkers. Voor de laatste projecten is er immers minder inwerktijd mogelijk; diversiteit: conform de doelstellingen van de Vlaamse overheid werd een evenwichtige onderzoeksequipe samengesteld wat betreft het evenwicht man-vrouw; teamsamenstelling: er wordt gestreefd naar complementariteit inzake competenties en disciplines in het team.
De dagelijkse sturing en coaching van de onderzoekers gebeurt door de promotoren. Teamwerking binnen elke entiteit en tussen de verschillende entiteiten wordt maximaal gestimuleerd via stafvergaderingen en interne een- en meerdaagse seminaries.
5.4
Financieel beheer
Alle leden van het consortium hebben het formele engagement van hun rector of directeur dat de onderdelen van het steunpunt binnen de verschillende. instellingen een aparte entiteit vormen en dat tegelijkertijd de nodige afstemming tussen die entiteiten en de instellingen zal gebeuren. De financiële opvolging gebeurt per lid van het consortium door de administratie van de betrokken instelling conform de geldende regelgeving voor de universiteiten en hogescholen. De operationele financiële opvolging gebeurt door de verantwoordelijke promotor en voor de consolidering door de promotor-coördinator. De promotor-coördinator rapporteert aan de algemene stuurgroep van het Steunpunt.
5.5
Organigram
Een organigram is opgenomen in bijlage 1.
5.6
Logistieke en materiële inbreng
Alle Instellingen en hun Verantwoordelijken engageren zich om te voorzien in passende logistieke en materiële inbreng zodat de aan hen toegewezen projecten in optimale omstandigheden kunnen worden uitgevoerd.
5.7
Samenwerking met onderaannemers
Het staat iedere promotor vrij bepaalde taken in onderaanneming uit te voeren. In het kader van eventuele schaalvoordelen worden de andere promotoren hiervan op de hoogte gebracht. Alle onderaannemingen worden besproken en goedgekeurd op het dagelijks bestuur. Voorlopig zijn er geen samenwerkingen met onderaannemers (partners en derden) voorzien.
maart 2014
5. Management
82
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
6
Valorisatie
Valorisatie gebeurt zowel voor het SBOV III als geheel als per individueel project. Valorisatie op projectniveau gebeurt door deelname aan nationale en internationale congressen, onderzoeksrapporten en andere publicaties, en overdracht van kennis en onderzoeksresultaten via klankbordgroepen, workshops en studiedagen. Voor een detaillering verwijzen we naar de beschrijving van de diverse onderzoekslijnen. Algemene valorisatie voor SBOV III gebeurt door de organisatie van projectoverstijgende studiedagen en workshops, de website, en de periodieke elektronische nieuwsbrieven. Zo werd op 20 juni een goed bijgewoonde studiedag georganiseerd “Naar een performante beleidsadvisering bij de Vlaamse overheid: Vraag en aanbod van beleidsadvies doorgelicht”. Op de studiedag werden inzichten van SBOV III onderzoek uit 2013 gecombineerd met de resultaten van een SBOV II onderzoek naar de werking van de Vlaamse strategische adviesraden uit 2008. De website van het SBOV (Nederlands en Engels) is direct toegankelijk via ‘www.steunpuntbov.be’. De website is vernieuwd in 2014 met het oog op het verhogen van het gebruiksgemak voor de bezoekers. Het opzoeken van publicaties is geoptimaliseerd met een onderliggende databank. Het totaal aantal publicaties dat werd gedownload in de periode juni 2014 tot december 2014 lag op 1473. Ambitie is dat het steunpunt verder kan uitgroeien tot een kenniscentrum voor bestuurskundig onderzoek en kunnen beleidsmakers en ambtenaren snel beschikken over onderzoeksrapporten, artikels en papers. De e-nieuwsbrief brengt relevante informatie samen (nieuwe publicaties, geplande activiteiten, workshops en studiedagen) en wordt periodiek per e-mail verspreid. De nieuwsbrief kent een bereik van 29.930 ambtenaren en andere geïnteresseerden. In 2014 werd de nieuwsbrief 5 keer uitgebracht. Het transversale project ‘The Future State of the State’ levert een bijdrage aan het maatschappelijk debat over de rol van de overheid in de toekomst. Het project zal verschillende scenario’s uittekenen en onderzoeken met betrekking tot positie en rol van de overheid in de toekomst. Hiertoe werden zowel intern als extern discussies en debatten gevoerd. In 2012 werd tijdens verschillende seminaries een voorstel van visietekst uitgewerkt over rol en positie van de overheid in de samenleving. Deze visietekst werd in 2013 verder bediscussieerd in de schoot van de Vereniging Voor Bestuur en Beleid (VVBB) waar verschillende SBOV academici actief zijn. De tekst was een inspiratiebron voor onder andere de speech “MINDER OVERHEID, ANDERE OVERHEID, BETERE OVERHEID, MEER OVERHEID” van Prof. Filip de Rynck, voorzitter van de VVBB, op de uitreiking van de Prijs van de Overheidsmanager 2014 op 15 januari 2015. In het kader van het transversale project werd tijdens seminaries in 2012 en 2013 intern gediscussieerd over transitiemanagement en transitiegovernance. Het concept werd benaderd vanuit een academisch perspectief maar er werd tevens gekeken naar de mogelijkheden en beperkingen van het hanteren van het concept als methodiek voor het initiëren en/of ondersteunen van grootschalige systeemveranderingen door de Vlaamse Overheid. Voor deze seminaries konden we rekenen op bijdragen van onder andere Ovam (John Wante) en DAR (Brigitte Mouligneau). Op 22 januari 2013 werd een intersteunpuntenseminarie georganiseerd met als thema: “Government/governance in transitions.” Het seminarie werd georganiseerd in samenwerking met het Steunpunt Transities voor Duurzame ontwikkeling (Trado). De workshop focuste op de verschuivende rol van de overheid bij grootschalige systeemveranderingen in Vlaanderen. In 2014 werd, op basis van deze seminaries, een themanummer van het Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement (VTOM) voorbereid, “Overheid in transitie(s)?” met bijdragen van zeven Steunpunten voor beleidsrelevant onderzoek. Het themanummer verschijnt eind maart 2015. In 2013 werd de SBOV Bijdrage aan het regeerprogramma van de aantredende Vlaamse regering (2014-2019) uitgewerkt. De bedoeling was om de onderzoeksresultaten van SBOV II en III bekend te maken bij administratie en politiek en onderzoeksgebaseerde aanbevelingen te formuleren voor het beleid. In eerste instantie werd aan de onderzoekers en promotoren gevraagd om fiches op te maken met de belangrijkste onderzoeksbevindingen van projecten van SBOV II en III. Deze fiches werden
maart 2014
6. Valorisatie – 7. Transversale thema’s – 8. Samenwerking
83
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
gehanteerd als een eerste insteek voor de SBOV Bijdrage. Op een SBOV tweedaagse werd verder gediscussieerd op basis van deze input. Met het oog op een optimale afstemming van de SBOV Bijdrage met de bijdrage vanuit de Vlaamse administratie, werden Martin Ruebens (DAR) en Guido Decoster (ABB) op de tweedaagse uitgenodigd die inhoud en aanpak toelichten van de Bijdrage van de Vlaamse administratie. Nadat een eerste versie werd opgemaakt, werd deze tekst afgetoetst met verschillende topambtenaren, en waar nodig bijgestuurd. De eerste versie werd gepresenteerd op het CAG op 1 juli. Op 2 december 2013 werd een studiedag georganiseerd waarop de finale versie van de SBOV Bijdrage werd toegelicht. Er waren 132 deelnemers aanwezig, voornamelijk uit administratie, politiek en wetenschappelijke hoek. Op 18 februari 2014 lichtte Prof. Dr. Geert Bouckaert de SBOV aanbevelingen toe in de Commissie Bestuurszaken van het Vlaams Parlement. De SBOV Bijdrage werd ook toegelicht aan de partners van de SERV.
7
Transversale thema’s
SBOV III engageert zich ertoe transversale thema’s die van belang zijn voor de Vlaamse overheid bijzondere aandacht te schenken. We denken in eerste instantie aan Vlaanderen in Actie en de interne staatshervorming. Beide stonden centraal bij de opmaak van het meerjarenprogramma SBOV III 20122015. Daarnaast wordt aandacht besteed aan thema’s zoals transitiemanagement, gelijke kansen, en diversiteit onder andere bij de case selecties.
8
Samenwerking met andere steunpunten
Kennisuitwisseling tussen verschillende steunpunten gebeurt via deelname aan studiedagen vanwege verschillende steunpunten en via het zogenaamde ‘steunpuntenforum’ georganiseerd door het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI). SBOV III maakt deel uit van het Steunpunten Transitieplatform (INTRAP). INTRAP is bedoeld om met de andere Vlaamse Steunpunten Beleidsrelevant Onderzoek in dialoog te treden rond conceptuele, methodologische en praktische vragen inzake duurzaamheidstransities via onder andere jaarlijkse workshops. Op deze manier wordt er vanuit de academische wereld ondersteuning geboden aan de transversale transitieaanpak die gepromoot wordt in het toekomstproject Vlaanderen in Actie.
maart 2014
6. Valorisatie – 7. Transversale thema’s – 8. Samenwerking
84
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
Bijlage 1
maart 2014
Algemeen organigram SBOV III
Bijlagen
85
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
Bijlage 2
Samenstelling klankbordgroepen
Onderstaande lijst bevat de samenstelling van de diverse klankbordgroepen dd 18 maart 2015. S1: SBOV III: Governance van transversaal en horizontaal beleid in de Vlaamse overheid (20122015): - Dhr Bertrand Stijn, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Beleidsondersteuner Stafdienst Vlaamse Regering - Dhr Fransen Jo, Interne audit van de Vlaamse administratie, Manager auditor - Dhr Gheysen Simon, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Mevr. Mouligneau Brigitte, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Afdelingshoofd VIA, Afdelingshoofd Stafdienst Vlaamse Regering - Mevr. Van de Capelle Patricia, Interne audit van de Vlaamse administratie - Dhr Van den Bossche Ivo, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Adviseur Stafdienst van de Vlaamse Regering - Mevr. Van Dorpe Karolien, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Mevr. Vandersteegen Miet, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever - Dhr Vanhee Dieter, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Beleidsmedewerker Organisatieontwikkeling - Dhr Vanlaere Frederik, Departement Bestuurszaken-Dienst Wetsmatiging, Adviseur Dienst Wetsmatiging S2: SBOV III: Ex ante beleidsevaluatie voor een effectieve en efficiënte beleidsinstrumentenkeuze (2012-2015): - Dhr Van den Bossche Ivo, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Adviseur Stafdienst van de Vlaamse Regering - Mevr. Van Dorpe Karolien, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Dhr Van Hoorebeeck Bart, Interne audit van de Vlaamse administratie, Senior auditor - Dhr Van Humbeeck Peter, Universiteit Antwerpen, Navorser - Dhr Vandenhaute Wim, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Dhr Vandersmissen Mark, Interne audit van de Vlaamse administratie, Manager auditor Dienst IAVA - Mevr. Vandersteegen Miet, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever - Dhr Vanlaere Frederik, Departement Bestuurszaken-Dienst Wetsmatiging, Adviseur Dienst Wetsmatiging - Dhr Verlet Dries, Studiedienst van de Vlaamse Regering, Adviseur Team Kwaliteit - Beleidsevaluatie - Mevr. Walpot Oda, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Adviseur S3: SBOV III: De democratische verankering van lokale netwerkverbanden (2012-2015): - Mevr. Bouduin Maryse, Agentschap voor Binnenlands Bestuur - Prov. afdeling Limburg, Adjunct van de directeur - Dhr Gheysen Simon, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Dhr Lefebre Edwin, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adjunct van de directeur Afd. Lok. en Prov. Besturen - Dhr Lefever Philip, Vlaamse Lokale Ontvangers, Voorzitter - Dhr Snijkers Kris, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding, Adjunct kabinetschef - Dhr Suykens Mark, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Directeur - Mevr. Vandersteegen Miet, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever - Dhr Verraes Philippe, ECG - Expertisecentrum van Gemeentesecretarissen, Secretaris Stad Wervik
maart 2014
Bijlagen
86
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
S4: SBOV III: Beleidsvoering en besluitvorming op regionale schalen. Analyse van regionale arrangementen en regimes (2012-2015): - Dhr Anaf Hannes, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Beleidsmedewerker HR- en Organisatiebeleid - Mevr. Boudry Linda, Kenniscentrum Vlaamse Steden, Directeur - Prof.dr. Cabus Peter, Ruimte Vlaanderen, Secretaris-generaal - Dhr De Witte Lodewijk, Provincie Vlaams-Brabant, Gouverneur - Dhr Denys Toon, Vlaamse Landmaatschappij, Gedelegeerd bestuurder - Dhr Gheysen Simon, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Dhr Hautekiet Peter, V-ICT-OR Kenniscentrum - Mevr. Heyse Katie, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adviseur Beleidsondersteuning - Team Adminstrateur-generaal - Dhr Nachtergaele Wouter, Departement Internationaal Vlaanderen, Adjunct van de directeur Afdeling Buitenlandse Zaken - Dhr Snijkers Kris, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding, Adjunct kabinetschef - Dhr Suykens Mark, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Directeur - Dhr Temmerman Dirk, Kabinet van de Vlaams minister van Wonen, Energie, Sociale Economie en Stedenbeleid, Raadgever Stedenbeleid - Dhr Van Loock Raymond, Vereniging van Vlaamse Provincies, Directeur - Dhr Van Wesenbeeck Philippe, Stad Gent, Directeur Dienst stedenbouw en Ruimtelijke Planning - Mevr. Vandersteegen Miet, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever S5: SBOV III: Hoe kunnen lokale besturen een impact hebben op de Europese besluitvorming? De Europeanisering van lokale besturen in Vlaanderen in een comparatief perspectief (2012-2015): - Mevr. De Wachter Betty, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Coördinator VVSG Internationaal - Dhr Delos Filip, Kabinet van de Vlaams minister van Bestuurszaken, Toerisme, Inburgering en de Vlaamse Rand, Raadgever Binnenlands Bestuur - Dhr Delos Filip, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Dhr Evens Bram, Agentschap voor Binnenlands Bestuur - Prov. afdeling Limburg, Adjunct van de directeur Afdeling Limburg - Dhr Gheysen Simon, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Dhr Heyligen Joachim, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Jurist Dienst Wetsmatiging - Mevr. Hofmans Joke, Vlaams Europees Verbindingsagentschap vzw, Secretaris Mooiland Maasland - Dhr Lefebre Edwin, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adjunct van de directeur Afd. Lok. en Prov. Besturen - Dhr Nachtergaele Wouter, Departement Internationaal Vlaanderen, Adjunct van de directeur Afdeling Buitenlandse Zaken - Dhr Serroen Frederik, Kenniscentrum Vlaamse Steden, Stafmedewerker - Dhr Snijkers Kris, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding, Adjunct kabinetschef - Mevr. Van Bever Eline, Universiteit Gent, Student - Mevr. Van Sande Martine, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Afdelingshoofd Afdeling Regelgeving S6: SBOV III: Impact van EU economisch beleid op de Vlaamse overheid (2012-2015): - Dhr Bral Luc, Studiedienst van de Vlaamse Regering, Senior adviseur Programma Monitoring - Dhr Deblauwer Joeri, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Adviseur Stafdienst van de Vlaamse Regering - Dhr Delos Filip, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Dhr Evens Bram, Agentschap voor Binnenlands Bestuur - Prov. afdeling Limburg, Adjunct van de directeur Afdeling Limburg - Dhr Gheysen Simon, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding
maart 2014
Bijlagen
87
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
-
Mevr. Hofmans Joke, Vlaams Europees Verbindingsagentschap vzw, Secretaris Mooiland Maasland Dhr Lefebre Edwin, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adjunct van de directeur Afd. Lok. en Prov. Besturen Dhr Van Damme Lukas, Departement Internationaal Vlaanderen, communicatie-expert Vlaamse Vertegenwoordiging - Permanente Vertegenwoordiging van België bij de EU Mevr. Vandersteegen Miet, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever
P1: SBOV III: Implementatie van de Beleids- en BeheersCyclus in lokale besturen (2012-2015): - Mevr. De Meyer Marijke, OCMW Oosterzele, Secretaris - Dhr De Munter Tom, Gemeente Kasterlee, Secretaris - Dhr Delos Filip, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Dhr Desmet Stefaan, Provincie Oost-Vlaanderen, Financieel beheerder - Dhr Gilot Ben, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Stafmedewerker Financiën - Dhr Hellebosch Rudi, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Senior adviseur Fiancieel beleid, projectleider Beleids- en Beheerscyclus, Afdeling Lokale en Provinciale Besturen - Dhr Price Leander, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Beleidsmedewerker Organisatieontwikkeling - Dhr Schoovaerts Gunther, Stad Vilvoorde, Ontvanger - Mevr. Vandersteegen Miet, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever P2: SBOV III: Optimalisering van management van interbestuurlijke informatieprocessen in Vlaanderen (2012-2015): P3: SBOV III: Management van informatieprocessen in Vlaamse lokale besturen (2012-2015) - Mevr. Adriaenssens Kristel, Agentschap voor Binnenlands Bestuur-Vl.Brabant, Adviseur Staf - Dhr Arents Hans C., Coördinatiecel Vlaams E-Government, Senior adviseur e-Government - Mevr. Boudry Elke, Universiteit Gent, Wetenschappelijk medewerker MICT - Dhr Callens Herman, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Stafmedewerker Werking & Organisatie - Dhr Driessen Erwin, Interne audit van de Vlaamse administratie - Mevr. Excelmans Peggy, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Dhr Langenus Filip, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Beleidsondersteuner Entiteit eGovernment en ICT beheer - Dhr Mareels Geert, Coördinatiecel Vlaams E-Government, Manager Eib Egovernment en IT Beheer - Mevr. Mouligneau Brigitte, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Afdelingshoofd VIA, Afdelingshoofd Stafdienst Vlaamse Regering - Mevr. Rotthier Sabine, Stad Gent - Dhr Severi Bart, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Beleidsmedewerker ICT-beheer en egovernment - Dhr Snijkers Kris, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding, Adjunct kabinetschef - Dhr Steenwinckel Ludo, Agentschap voor Binnenlands Bestuur-Vl.Brabant, Adviseur Provinciale Afdeling Vlaams-Brabant - Dhr Van Assche Walter, FOD Informatie- en Communicatietechnologie, Directeur-generaal Programma-, Project-, Klanten- en Partnerbeheer - Dhr Van der Plas Piet, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Afdelingshoofd Afdeling Organisatie en Beheer - Dhr Van der Stock Eddy, Vlaamse ICT Organisatie vzw, Voorzitter - Mevr. Van Dorpe Karolien, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Dhr Van Hoorebeeck Bart, Interne audit van de Vlaamse administratie, Senior auditor - Mevr. Vandersteegen Miet, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever
maart 2014
Bijlagen
88
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
P4: SBOV III: Regionale benchmarking van overheidsperformantie (2012-2015): - Mevr. Delarue Anne, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Adviseur Afdeling Coördinatie - Dhr Delos Filip, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Mevr. Lemaître Josée, Studiedienst van de Vlaamse Regering, Administrateur-generaal Studiedienst Vlaamse Regering - Dhr Martens Gijs, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Beleidsadviseur Afdeling HR en Organisatiebeleid - Dhr Tratsaert Francis, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adjunct van de directeur staf beleid - Mevr. Van Dorpe Karolien, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Mevr. Vandersteegen Miet, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever - Dhr Vanhee Dieter, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Beleidsmedewerker Organisatieontwikkeling - Mevr. Walpot Oda, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Adviseur C1: SBOV III: Flexicurity in de Vlaamse publieke sector (2012-2015): - Mevr. Bombeeck Stephanie, Stad Gent, Adjunct v/d directie Departement Personeel en Organisatie - Staf - Mevr. De Lange Marijke, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Stafmedewerker Team Werking en Organisatie - Gemeentepersoneel - Mevr. De Meyer Katrien, Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Teamverantwoordelijke Afdeling Personeel - Dhr Euler Hubert, Algemene centrale der openbare diensten, ACOD/LRB - Mevr. Haest Goele, Stad Antwerpen, Bedrijfsdirecteur HRM - Prof.dr. Humblet Patrick, Universiteit Gent, Fac. Rechtsgeleerdheid, Vakgroep sociaal recht - Dhr Lathouwers Luc, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Secretaris-generaal - Dhr Marivoet Frans, ACV Openbare dienst, Secretaris - Dhr Roman Matthias, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur - Mevr. Segers Karen, OCMW Antwerpen - Dhr Somers Tom, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Dhr Sommen Peter, Provincie Antwerpen, Departementshoofd Departement Mens, Communicatie en Organisatie - Mevr. Van Baelen Maruja, FOD Sociale Zekerheid, Attaché DG Sociaal Beleid - Dhr Vandenhaute Wim, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Mevr. Vandersteegen Miet, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever - Mevr. Vervoort Anit, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adviseur Personeelsbeleid - Afd. Lokale en Prov. besturen-Financiën en Personeel C2: SBOV III: Talent management (2012-2015): - Mevr. Antheunis Annelies, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur - Dhr Bonamie Bram, Vlaamse dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding, Stafmedewerker Personeelsdienst - Diversiteit en Duurzaam Personeelsbeleid - Mevr. Bosteels Marijke, Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, HRM - Mevr. De Schryver Liesje, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Adviseur P&O Secretariaat-generaal - Mevr. Dries Nicky, KU Leuven, Onderzoeksgroep Personeel en Organisatie - Mevr. Poot Goedele, Vlaamse dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding - Dhr Somers Tom, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Dhr Staes Stijn, Agentschap Jongerenwelzijn, HR Verantwoordelijke Diensten van de administrateur-generaal - Mevr. Van Dorpe Karolien, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding, - Mevr. Vandersteegen Miet, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever - Mevr. Wybouw Kirsten, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Opdrachthouder Vorming MOD DAR-iV
maart 2014
Bijlagen
89
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
C3: SBOV III: Bestuurlijk vertrouwen (2012-2015): - Mevr. François Ann, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adviseur Staf Beleid - Dhr Nootens Johan, Vlaamse ombudsdienst, Communicatieadviseur - Dhr Price Leander, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Beleidsmedewerker Organisatieontwikkeling - Dr Ruebens Martin, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Secretaris-generaal - Mevr. Van Dorpe Karolien, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding, - Mevr. Vandersteegen Miet, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever - Dhr Verlet Dries, Studiedienst van de Vlaamse Regering, Adviseur Team Kwaliteit - Beleidsevaluatie B1: SBOV III: Lokale benchmarking (2012-2015): - Dhr Decoster Guido, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Administrateur-generaal - Dhr Delos Filip, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Dhr Gheysen Simon, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Mevr. Heyse Katie, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adviseur Beleidsondersteuning - Team Adminstrateur-generaal - Dhr Martens Gijs, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Beleidsadviseur Afdeling HR en Organisatiebeleid - Dhr Moons Dirk, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Adjunct directeur Studiedienst Vlaamse Regering - Dhr Tratsaert Francis, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adjunct van de directeur staf beleid - Mevr. Vandersteegen Miet, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever B2: SBOV III: B-project: Vlaamse en lokale PPS: De functionaliteit van standaardisatie versus maatwerk voor de performantie van PPS-verbanden (2012-2015): - Mevr. Beckers Liesbeth, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adjunct van de directeur PA Limburg - Dhr De Boeck Wouter, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Afdelingshoofd Afdeling beleid - Dhr Decrem Werner, Vlaamse participatiemaatschappij nv (VPM), Business Unit Manager PMV PPS Investeringen - Dhr Leroy Jan, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Directeur Bestuur - Dhr Theirssen Marc, Vlaams Kenniscentrum PPS, Senior adviseur Vlaams Kenniscentrum PPS - Mevr. Van Dorpe Karolien, Binnenlands Bestuur - Dhr Van Garsse Steven, Vlaams Kenniscentrum PPS, Manager - Mevr. Vandersteegen Miet, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever B7: SBOV III: B-project: Monitoring van de implementatie van het gemeentedecreet (2013-2014): - Dhr Decoster Guido, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Administrateur-generaal - Mevr. Heyse Katie, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adviseur Beleidsondersteuning - Team Adminstrateur-generaal - Dhr Suykens Mark, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Directeur - Dhr Vandenhaute Wim, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Mevr. Vandersteegen Miet, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever B11: SBOV III: B-project: Bestuurskrachtmonitoring (2014-2014): - Dhr Bral Luc, Studiedienst van de Vlaamse Regering, Senior adviseur Programma Monitoring - Dhr de Vetter Dirk, ECG - Expertisecentrum van Gemeentesecretarissen, Voorzitter - Dhr Decoster Guido, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Administrateur-generaal - Dhr Delos Filip, Kabinet van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding - Dhr Hellebosch Rudi, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Senior adviseur Fiancieel beleid, projectleider Beleids- en Beheerscyclus, Afdeling Lokale en Provinciale Besturen - Mevr. Heyse Katie, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adviseur Beleidsondersteuning - Team Adminstrateur-generaal
maart 2014
Bijlagen
90
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
-
Dhr Moons Dirk, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Adjunct directeur Studiedienst Vlaamse Regering Dhr Price Leander, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Beleidsmedewerker Organisatieontwikkeling Dhr Suykens Mark, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Directeur Dhr Van Roosbroek Steven, Audit Vlaanderen, Manager auditor Mevr. Vandersteegen Miet, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever
B12: SBOV III: B-project: Een beter inzicht in houding en gedrag van burgers als katalysator van een meer performante overheid (2014-2014): - Mevr. De Cock Joyce, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Communicatieadviseur Afdeling Communicatie - Dhr De Decker Marc, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Verantwoordelijke communicatie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid - Mevr. Plas Dorien, Departement Bestuurszaken-Dienst Wetsmatiging, Beleidsmedewerker - Mevr. Reyniers Leen, Contactpunt Vlaamse Infolijn - Mevr. Spiessens Sarah, Departement Bestuurszaken-Dienst Wetsmatiging, Beleidsmedewerker Dienst Wetsmatiging - Mevr. Vandersteegen Miet, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever - Dhr Verlet Dries, Studiedienst van de Vlaamse Regering, Adviseur Team Kwaliteit - Beleidsevaluatie - Mevr. Vrijders Marijke, Beleidsdomein Kanselarij en Bestuur, Communicatieadviseur Afdeling Communicatie - Mevr. Weyts Machteld, Artevelde Hogeschool, Lector Bachelor Communicatiemanagement B13: SBOV III: B-project: Impact en gebruik van de stadsmonitor (2014-2014): - Mevr. Boudry Linda, Kenniscentrum Vlaamse Steden, Directeur - Dhr Bral Luc, Studiedienst van de Vlaamse Regering, Senior adviseur Programma Monitoring - Mevr. Stuyck Karen, Agentschap voor Binnenlands Bestuur - Mevr. Vanderhasselt Ann, Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Adjunct van de directeur Team Stedenbeleid - Mevr. Vandersteegen Miet, Kabinet van de Minister-president van de Vlaamse Regering, Raadgever
maart 2014
Bijlagen
91
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
Bijlage 3
Publicaties 2014
Onderstaande publicaties zijn eveneens te raadplegen via onze on-line publicatiedatabank via www.steunpuntbov.be. BOEKEN NATIONAAL 1. De Becker Alexander, Janvier Ria (2014). Rechtspositie personeel lokale besturen. Die Keure. 1170 p. 2. De Wilde Inger (2014). Arbeidstijdregeling bij lokale besturen. Brussel: Politeia. 163 p. 3. De Wilde Inger, Aerts Sophie, Janvier Ria (2014). De eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden van het (contractueel) overheidspersoneel. die Keure: Brugge. 327 p. 4. De Wilde Inger, Janvier Ria, Vanhoutte Lieselot (2014). Arbeidstijd bij de Vlaamse lokale besturen. Stand van zaken, knelpunten en beleidsvoorstellen. die Keure: Brugge. 376 p. 5. De Wilde Inger, Weemaes Johan (2014). Het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden: gevolgen voor overheidswerkgevers. Politeia: Brussel. 190 p. 6. Janvier Ria, Janssens Johan (2014). Avenir des pensions dans le secteur public. la Charte. 400 p. 7. Janvier Ria, Janssens Johan (2014). De toekomst van de pensioenen in de overheidssector. Die Keure Brugge. 360 p. 8. Janvier Ria, Janssens Johan (2014). Toekomst van de pensioenen in de overheidssector. Die Keure. 400 p. 9. Janvier Ria, Janssens Johan, Vandenbroucke Frank (2014). L'avenir des pensions dans le secteur public. Brugge: la Charte. 364 p. BOEKEN INTERNATIONAAL 1. Van Wart Montgomery, Hondeghem Annie, Schwella Erwin (2014). Leadership and Culture. Comparative models of top civil servant training. Palgrave Macmillan: Basingstoke, Hampshire. 357 p. HOOFDSTUK BOEK INTERNATIONAAL 1. Bursens Peter, Hielscher Kathleen & van Keulen Mendeltje (2014). Day-to-day EU Coordination in the Benelux: From Domestic Consensus Politics to Consensual EU Coordination.In: Hans Vollaard, Jan Beyers and Patrick Dumont (eds.) European Integration and Consensus Politics in the Low Countries.. Routledge. 2. Bursens Peter, Vileyn Matthias, Maes Frederic (2014). Belgium: dual federalism - intensified parliamentarianism?In Gabriele Abels and Annegret Eppler (eds.) Subnational Parliaments in an EU Multi-level Parliamentary System: Taking Stock of the Post-Lisbon Era; Foster Europe International Studies Series vol. 3., forthcoming. Studienverlag Innsbruck und Transaction Publishers, New Jersey, USA. 3. Hondeghem Annie, de Visscher Christian, Petit Jean Maxime, Ruebens Silke (2014). Belgium.In: Leadership and culture. Comparative models of top civil servant training. Palgrave. 137-152 p. 4. Molenveld Astrid, Verhoest Koen (2014). A cross-cutting Program for Coherence: Flanders in Action.In: Organizing for coordination in the public sector: practices and lessons from 12 European countries. Palgrave Macmillan, London. 117-128 p. 5. Van Cauter Lies, Snoeck Monique, Crompvoets Joep (2014). An analysis of failure in a G2G egovernment context via the Updated Delone and McLean model.In: Information and Communication Technologies in Public Administration: Innovations from Developed Countries. Springer. 6. Van Cauter Lies, Snoeck Monique, Crompvoets Joep (2014). Public administration meets information system research: analysing failure of intergovermental information systems via IS success models. Springer. Vol: 8653 12 p. 7. Van den Berg Caspar, Braun Caelesta, Steen Trui (2014). Consensus politics as administrative practice: the Europeanization of external advice seeking?In press. In Vollaard, M.; Beyers, J. and Dumont, P. (eds.) European Integration and Consensus Politics in the Low Countries. Routledge. 114-133 p. 8. Van Garsse Steven, van den Hurk Martijn, Verhoest Koen (2014). Financing PPP in the port sector: current state and future challenges.In T. Vanelslander & C. Sys (Eds.), Port Business: Market Challenges and Management Actions (pp. 165-173).Antwerp: University Press Antwerp. 9. Van Wart Montgomery, Hondeghem Annie (2014). Conclusion: understanding the reasons for the differences in importance, quantity and quality of SCS training.In: Governance and public
maart 2014
Bijlagen
92
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
10. 11.
12. 13. 14. 15.
management series - Leadership and culture: comparative models of top civil servant training. Palgrave. 337-347 p. Van Wart Montgomery, Hondeghem Annie (2014). Introduction: Understanding the role and context of senior civil servant training.In: Governance and public management series - Leadership and culture. Comparative models of top civil servant training. Palgrave. 1-21 p. Verhoest Koen, Molenveld Astrid, Willems, T (2014). Explaining Self-Perceived Accountability of Regulatory Agencies in Comparative Perspective: How do Formal Independence and De Facto Managerial Autonomy Interact?In: Bianculli, Andrea C., Xavier Fernández-i-Marín, Jacint Jordana (eds.) Accountability and Regulatory Governance. Palgrave Macmillan, Basingstoke, Hampshire. Verhoest Koen, Rommel Jan, Boon Jan (2014). How Organizational Reputation and Trust May Affect Autonomy of Independent Regulators? The Case of the Flemish Energy Regulator.Waeraas, A. & Maor, M. (eds).Organizational Reputation in the Public Sector. Routledge. Verhoest Koen, Van Garsse Steven, van den Hurk Martijn, Willems Tom (2014). Public-private partnerships in Belgium.Te verschijnen. In A. Akintoye, M. Beck & M. Kumaraswamy (Eds.), Public Private Partnership: An International Handbook. London: Spon Press.. Verhoest Koen, Van Garsse Steven, Willems Tom, van den Hurk Martijn (2014). PPP in Belgium.In Akintoye Akintola, Beck Matthias and Kumaraswamy Mohan (eds.) PPP: An International Handbook. Taylor & Francis. Verhoest Koen, Voets Joris, Molenveld Astrid (2014). Coordinating Integrated Youth Care across Sectors.In: Organizing for coordination in the public sector: practices and lessons from 12 European countries. Palgrave Macmillan, London. 129-140 p.
HOOFDSTUK BOEK NATIONAAL 1. De Rynck Filip (2014). Jeugdwelzijnswerk in de nieuwe lokale bestuurslogica: netwerken! Een gesprek met Filip De Rynck.Mathijssen, C., M. Loopmans en R. Crivit (red), Kwetsbare vrije tijd? Uitdagingen voor emanciperend jeugdbeleid. Acco, Leuven. 237-252 p. 2. Hennau Sofie, Ackaert Johan (2014). Confiance et comportement électoral lors des élections locales.In: Pilet, Jean-Benoit; Dassonneville, Ruth; Hooghe, Marc; Mariën, Sofie (Ed.). L'électeur local: Le comportement électoral au scrutin communal de 2012. 185-208 p. ARTIKEL GEREVIEWEDE TIJDSCHRIFTEN INTERNATIONAAL 1. Beyers Jan, Bursens Peter, Donas Tom (2014). Domestic EU coordination and interest group mobilization in three member states Looking beyond the formal mechanisms. Regional and Federal Studies.Vol: 24 (3): 363-381 p. 2. Maggetti Martino, Verhoest Koen (2014). Les aspects inexplorés de l’autonomie bureaucratique: état des lieux et perspectives. Revue Internationale des Sciences Administratives.Vol: 80 (2): 243261 p. 3. Maggetti Martino, Verhoest Koen (2014). Numéro spécial sur les aspects inexplorés de l’autonomie bureaucratique. Revue Internationale des Sciences Administratives.Vol: 80 (2) 4. Maggetti Martino, Verhoest Koen (2014). Special issue on New perspectives on bureaucratic autonomy. International Review of Administrative Sciences.Vol: 80 (2) 5. Maggetti Martino, Verhoest Koen (2014). Unexplored aspects of bureaucratic autonomy: a state of the field and ways forward. International Review of Administrative Sciences.Vol: 80 (2): 239-256 p. 6. Oomsels Peter, Bouckaert Geert (2014). Studying interorganizational trust in public administration: a conceptual and analytical framework for 'administrational trust'. Public Performance and Management Review. Sage Publications: London. Vol: 37 (4): 577-604 p. 7. Pattyn Valérie (2014). Explaining Variance in Policy Evaluation Regularity. The case of the Flemish Public Sector. Public Management Review. Routledge. 21 p. 8. Pattyn Valérie, Brans Marleen (2014). Explaining organisational variety in evaluation quality assurance. Which conditions matter? International Journal of Public Administration.Vol: 37 (6): 13 p. 9. Rommel Jan, Verhoest Koen (2014). Analyse des effets de la coordination sur l’autonomie des régulateurs. Les régulateurs de l’énergie en Belgique. Revue Internationale des Sciences Administratives.Vol: 80 (2): 305-324 p. 10. Rommel Jan, Verhoest Koen (2014). Exploring effects of coordination on the autonomy of regulators. Energy regulators in Belgium. International Review of Administrative Sciences. 189-210 p. 11. Sinardet Dave, Bursens Peter (2014). Democratic legitimacy in multilevel political systems: The role of politicization at the polity-wide level in the EU and Belgium. Acta Politica.
maart 2014
Bijlagen
93
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
12. Stroobants Jesse, Bouckaert Geert (2014). A nonparametric frontier approach for benchmarking local government services: The case of public libraries in Flanders. Journal of Public Administration Research and Theory.Vol: 7 (3): 71-106 p. 13. Stroobants Jesse, Bouckaert Geert (2014). Benchmarking local public libraries using non-parametric frontier methods: A case study of Flanders. Library & Information Science Research. Ablex Pub. Corp.. Vol: 36 (3-4): 211-224 p. 14. van den Hurk Martijn, Verhoest Koen (2014). The governance of public-private partnerships in sports infrastructure: Interfering complexities in Belgium. International Journal of Project Management.Vol: 33 (1): 201-211 p. 15. Van Gestel Kit, Willems Tom, Verhoest Koen, Voets Joris, Van Garsse Steven (2014). PPP for schools in Flanders: a complex structure in a complex context. Public Money & Management.Vol: 34 (5): 363-370 p. 16. Vander Elst Simon, De Rynck Filip (2014). Alignment processes in public organizations. An interpretive approach. Information Polity.Vol: 19 (3-4): 195-206 p. 17. Verhelst Tom, Reynaert Herwig, Steyvers Kristof, De Rynck Filip (2014). Political representation in local governance: a survey analysis of councilor attitudes and behavior in Belgium. Acta Politica.Vol: 49 (2): 144-173 p. ARTIKEL GEREVIEWEDE TIJDSCHRIFTEN NATIONAAL 1. Bossens Nele, Van Damme Jan, Brans Marleen (2014). Beleidsadvisering bij de Vlaamse Overheid. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement. VTOM. Vol: 19 (3): 63-84 p. 2. De Caluwé Chiara, Verhoest Koen, Molenveld Astrid, Steen Trui (2014). Hervormingskoorts: de bestuurlijke organisatie van de Vlaamse administratie. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement.Vol: 19 (1): 31-44 p. 3. Dewaele Jolien, De Rynck Filip, Vander Elst Simon, Price Leander (2014). Informatie-uitwisseling vanuit interbestuurlijk perspectief. Een analyse vanop de werkvloer. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement.Vol: 2014 (4): 33-50 p. 4. Hennau Sofie, Ackaert Johan (2014). The sooner the better?: Klachtenbehandeling in Vlaamse lokale besturen anno 2012. Burger, bestuur en beleid: tijdschrift voor bestuurskunde en bestuursrecht.Vol: 8 (4): 240-259 p. 5. Hennau Sofie, Ackaert Johan (2014). Vlaamse gemeenten hertekend? De implementatie van het Gemeentedecreet onderzocht. BinnenBand.Vol: 19 (85): 28-41 p. 6. Janvier Ria, De Wilde Inger (2014). Hoogtij(d) voor het enige, echte eenheidsstatuut!. 23-27 p. 7. Molenveld Astrid, Boon Jan, Verhoest Koen (2014). De doorwerking en effecten van besparingsmaatregelen in de Vlaamse administratie: enkele eerste beschrijvende en vergelijkende inzichten. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement.(2): 31-49 p. 8. Pattyn Valérie, Verwij Stefan (2014). Beleidsevaluaties tussen methode en praktijk: Naar een meer realistische evaluatiebenadering. Burger, bestuur en beleid: tijdschrift voor bestuurskunde en bestuursrecht. Vanden Broele: Brugge. Vol: 2012 (4): 260-267 p. 9. Steen Trui (2014). Inleiding. Dossier burgerparticipatie. Impuls.Vol: 3 (2): 21-22 p. 10. Steen Trui (2014). Inleiding. Dossier dienstverlening. Impuls.Vol: 4 (juni): 8 p. 11. Stroobants Jesse (2014). Efficiëntiewinsten in de lokale besturen. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement.Vol: 19 (2): 15-29 p. 12. Troupin Steve, Stroobants Jesse, Steen Trui (2014). De impact van de fiscale crisis op de federale overheid. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement.Vol: 19 (2): 51-68 p. 13. Vander Elst Simon, De Rynck Filip (2014). Confidenties van Meijer in Speyer. Verslag van een academisch gesprek over de elektronische overheid. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement.Vol: 2014 (4): 51-54 p. 14. Vander Elst Simon, De Rynck Filip (2014). De Elektronische Overheid. (editoriaal). VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement.Vol: 2014 (4) 15. Vander Elst Simon, De Rynck Filip (2014). Kantelende centrumsteden. De interactie tussen ICT en organisatie in Vlaamse stadsbesturen doorgrond. VTOM-Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement.Vol: 2014 (4): 19-31 p. PAPERS INTERNATIONAAL CONGRES 1. Bleyen Pieter, Bouckaert Geert, (2014). The Influence of Innovations in Strategic Management on the Management Team's Role in Flemish Municipalities. EGPA, 10-12 September 2014, Speyer, Germany.
maart 2014
Bijlagen
94
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
2. Bleyen Pieter, Hennau Sofie, Ackaert Johan, Bouckaert Geert (2014). De rol van managementteams in de lokale beleidscyclus voor en na BBC. Politicologenetmaal, 12-13 June 2014, Maastricht. 21 p. 3. Bleyen Pieter, Lombaert Stijn, (2014). The Integration of Performance Information in the Financial Cycle - Mapping and Explaining Performance Budgeting Practices in Flemish Local Government. LocRef Phd Training School, 29-30 September / 01-02 October 2014, Siena, Italy. 4. Bleyen Pieter, Lombaert Stijn, Bouckaert Geert, (2014). Mapping Performance Budgeting Practices in Local Government. EGPA, 10-12 September 2014, Speyer, Germany. 5. Bouckaert Geert, Stroobants Jesse (2014). On using FDH/DEA for benchmarking local services: An application to public libraries in Flanders. AGPA Annual Conference, 27-29 August 2014, Jakarta, Indonesia. 6. Broekema W, Steen Trui (2014). Facilitators for municipal amalgamations: developing a research agenda for international comparative research through a case study of the Netherlands and Flanders. LocRef COST Action Meeting, 15-16 May 2014, Potsdam. 7. Molenveld Astrid, Verhoest Koen (2014). From cross-cutting goal to organizational actions. How do line departments and agencies translate the Flemish government-wide austerity measures within their own organisations, and how can this be explained? ECPR joint sessions, 10 - 15 April 2014, Universidad de Salamanca. 8. Molenveld Astrid, Verhoest Koen (2014). From cross-cutting goal to organizational actions. How do line departments and agencies translate the Flemish government-wide austerity measures within their own organisations, and how can this be explained? EGPA, 10-12 April, Speyer. 9. Molenveld Astrid, Verhoest Koen, Wynen Jan (2014). Coordinating cross-cutting issues in a strongly agencified government : how do organizational determinants affect the internal translation of cross-cutting objectives by government agencies? EGPA, 10-12 September 2014, Speyer. 22 p. 10. Oomsels Peter, Bouckaert Geert (2014). Exploring the role of administrational trust and distrust in the Flemish public administration. EGOS annual conference, 3-5 July 2014, Rotterdam, The Netherlands. 11. Pattyn Valérie, Brans Marleen (2014). Organizational capacity for policy evaluation activity. In search of necessary conditions. Workshop on Policy Capacity, 22-23 May 2014, Zheijang University, Hangzhou, China. 12. Van Damme Jan, Bossens Nele, Fobé Ellen, Brans Marleen (2014). Comparing expectations of and satisfaction with policy advice of policy makers and advisory council members in nine policy domains in Belgium.IPSA, 19-24 July 2014, Montréal. 13. Van Damme Jan, Brans Marleen (2014). Coproduction in health planning. IIAS Study group on coproduction of public services, 20-21 May 2014, Bergamo. 14. van den Hurk Martijn, Verhoest Koen (2014). Standardizing contracts, advancing public-private partnerships? Evidence from Flemish sports infrastructure. Engineering Project Organization Conference, July 29-31, 2014, Winter Park (CO, United States. 15. Van Parijs Sander (2014). Challenges regarding the operationalization of representation and accountability in governance networks. NewGen Accountability Workshop, Utrecht. 16. Vander Elst Simon, De Rynck Filip (2014). Diving in the dynamics of alignment processes in public organizations. Lessons for a reconceptualized alignment framework. EGPA conferentie, Speyer. 17. Verhelst Tom (2014). Towards a proactive role for Flemish local government in EU decisionmaking?: a theoretical framework and research agenda. UACES Conference, 1-3/09, Cork, Ireland. 18. Verhelst Tom (2014). Towards a proactive role for local government in EU decision-making? Exploring bottom-up Europeanization in Flemish cities. PSA Annual International Conference, 1416/04, Manchester, United Kingdom. 19. Verhelst Tom, Reynaert Herwig (2014). Towards a proactive role for Flemish local government in EU decision-making? A theoretical framework and research agenda. NIG Annual Work Conference, 27-28 November, Delft, The Netherlands. 20. Verschuere Bram, Steen Trui, Van Ejjk C, Verhaege, T. (2014). Motivations for coproduction of public services: empirical evidence from a comparative case study. IIAS Study Group on Coproduction of Public Services Meeting, 20-21 May 2014, Bergamo. RAPPORTEN 1. D/2014/10106/006. Bossens Nele, Van Damme Jan, Brans Marleen (2014). Beleidsadvisering in de Vlaamse overheid. Een analyse van de organisatie van de Vlaamse beleidsadvisering en een verkenning van mogelijkheden voor optimalisering. SBOV: Leuven. 330 p. 2. D/2014/10106/002. Buttiens Dorien, Hondeghem Annie (2014). Strategic Choices regarding Talent Management in the Flemish Public Sector. SBOV, Leuven. 52 p.
maart 2014
Bijlagen
95
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid 2012-2015 - jaarverslag 2014
3. D/2014/10106/014. De Ceuninck Koenraad, Steyvers Kristof (2014). Doet de grootte ertoe? Een vergelijkend onderzoek naar de factoren voor succes en/of falen van hervormingen aan de lokale schaal. Derde rapport (juli 2014). SBOV, Leuven. 45 p. 4. D/2014/10106/017. Fobé Ellen, Brans Marleen, Wayenberg Ellen (2014). Beleidsinstrumenten: theoretische perspectieven en keuzemodellen. SBOV, Leuven. 105 p. 5. D/2014/10106/004. Hennau Sofie, Ackaert Johan (2014). Lokale besturen in verandering? Evoluties in de percepties over het Gemeentedecreet. Steunpunt bestuurlijke organisatie - slagkrachtige overheid, Hasselt/Gent. 163 p. 6. D/2014/10106/013. Hennau Sofie, Ackaert Johan (2014). Percepties over het Gemeentedecreet anno 2012 verklaard. Multivariate analyses. Steunpunt bestuurlijke organisatie - slagkrachtige overheid, Hasselt/Gent. 155 p. 7. D/2014/10106/015. Molenveld Astrid, Verhoest Koen (2014). Coordinatie-arrangementen in internationaal perspectief: een blik vanuit de Vlaamse en buitenlandse overheidsorganisaties. SBOV, Leuven. 105 p. 8. D/2014/10106/012. Oomsels Peter, Bouckaert Geert (2014). Samenvattende nota: Een verkenning van bestuurlijk vertrouwen in de Vlaamse administratie (2014). SBOV, Leuven. 32 p. 9. D/2014/10106/007. Oomsels Peter, Bouckaert Geert (2014). Studying Interorganizational Trust in Public Administration: A Conceptual and Analytical Framework for 'Administrational Trust and Distrust'. SBOV, Leuven. 48 p. 10. D/2014/10106/001. Poppe Tess, Wayenberg Ellen, De Rynck Filip (2014). Vermindering van de lokale planlast. Een comparatieve studie van de implementatie van het Planlastendecreet. SBOV, Leuven. 127 p. 11. D/2014/10106/003. Van Cauter Lies, Crompvoets Joep, Snoeck Monique (2014). Het MilieuKlachten, Registratie- en Opvolgings- Systeem (MKROS). Het management van interbestuurlijke informatiesystemen in Vlaanderen. Een bestuurskundige analyse van MKROS. SBOV, Leuven. 61 p. 12. D/2014/10106/016. Vander Elst Simon, De Rynck Filip (2014). The Dynamics of alignment processes in public organizations. Lessons for a reconceptualized alignment framework. Steunpunt bestuurlijke organisatie - slagkrachtige overheid, Gent. 144 p. 13. D/2014/10106/005. Vander Elst Simon, De Rynck Filip, Sellenslagh Pieter, Groffils Liesbet (2014). Kantelende dienstverlening in de Vlaamse centrumsteden. Een beschrijvend, verklarend en evaluerend onderzoek van het Mechelse meldsysteem. Steunpunt bestuurlijke organisatie slagkrachtige overheid, Gent. 144 p. 14. Voets Joris, De Rynck Filip (2014). Ruimtelijke governance voor stedelijke regio's. 15. Zouridis Stavros, Bouckaert Geert, Stroobants Jesse, Van Roy Pim, Crompvoets Vera, Janssen L, Peeters Rik (2014). Politieproductiviteit. Triangulatie voor valide en betrouwbare productiviteitsmeting bij de politie.Tilburg University & KU Leuven. 127 p. WORKING PAPERS 1. D/2014/10106/008. Oomsels Peter, Bouckaert Geert (2014). Working Paper II: Exploring Administrational trust in Flanders: The role of administrational trust and distrust in the Flemish public administration. SBOV, Leuven. 40 p. 2. D/2014/10106/009. Oomsels Peter, Bouckaert Geert, Verhoest Koen (2014). Working Paper III: Exploring Administrational trust in Flanders: Prevalence of administrational ‘trust problems’ in the Flemish administration.SBOV, Leuven. 59 p. 3. D/2014/10106/010. Oomsels Peter, Bouckaert Geert, Verhoest Koen (2014). Working Paper IV: Exploring Administrational trust in Flanders: Exploring the dimensions of administrational trust in Flemish public administration. SBOV, Leuven. 44 p. 4. D/2014/10106/011. Oomsels Peter, Bouckaert Geert, Verhoest Koen (2014). Working Paper V: Exploring Administrational trust in Flanders: The sources of administrational trust and distrust in the Flemish public administration. SBOV, Leuven. 49 p. DIVERSEN 1. Stroobants Jesse (2014). Parking C(omplex). Brussel Deze Week. Vol: 2 oktober 2014 14-15 p. 2. Stroobants Jesse, Bouckaert Geert (2014). ‘Frontier methods’ offer a powerful but accessible approach for measuring efficiency of public sector organisations. LSE Impact of Social Sciences. Vol: 27 november 2014
maart 2014
Bijlagen
96