GEMEENTE AMSTERDAM STADSDEEL BOS EN LOMMER
BESTEMMINGSPLAN “ERASMUSPARK- EN ROBERT SCOTTBUURT” Toelichting
Behoort bij de voordracht van het DB van Bos en Lommer van 21/11/2007, no. B&L/2007/9050 en bij besluit van de stadsdeelraad van Bos en Lommer van 16/1/2008 no. B&L/2007/9050 Gewijzigd vastgesteld door de stadsdeelraad van Bos en Lommer, d.d. 16/1/2008 Goedgekeurd bij besluit van GS van NoordHolland, d.d. 9/5/2008 met kenmerk: 2008-26641
Inhoudsopgave:
Hoofdstuk 1. Inleiding .............................................................................................................................. 1 Hoofdstuk 2. Plangrenzen en gebiedsomschrijving ................................................................................ 2 2.1. Plangrenzen ..................................................................................................................................... 2 2.2. Vigerende bestemmingsplannen ...................................................................................................... 2 2.3. Stedenbouwkundige en architectonische gebiedsomschrijving ....................................................... 3 2.4. Functionele kenmerken .................................................................................................................... 5 2.5 Verkeer en parkeren......................................................................................................................... 7 Hoofdstuk 3. Plankader ........................................................................................................................... 8 3.1. Rijksbeleid ........................................................................................................................................ 8 3.2. Provinciaal beleid ............................................................................................................................. 9 3.3. Regionaal beleid............................................................................................................................... 9 3.4. Gemeentelijk beleid .......................................................................................................................... 9 3.5. Beleid van het stadsdeel ................................................................................................................ 10 Hoofdstuk 4. Nieuwe ontwikkelingen..................................................................................................... 13 4.1. Algemeen........................................................................................................................................ 13 4.2. Aan- en uitbouwen.......................................................................................................................... 13 4.3. Dakterrassen .................................................................................................................................. 14 4.4. Locatie Wachterliedplantsoen ........................................................................................................ 14 4.5. Horeca in Erasmuspark .................................................................................................................. 15 4.6. Woonboten Erasmusgracht (tegenover nummers 37 t/m 63) ........................................................ 15 4.7. Ontwikkeling Josephkerk/Robert Scottbuurt .................................................................................. 16 Hoofdstuk 5. De systematiek van het bestemmingsplan ...................................................................... 17 5.1. De onderdelen ................................................................................................................................ 17 5.2. Bestemmingsregeling ..................................................................................................................... 17 Hoofdstuk 6. Milieuaspecten ................................................................................................................. 22 6.1. Geluidhinder ................................................................................................................................... 22 6.2. Bodem ............................................................................................................................................ 22 6.3. Water .............................................................................................................................................. 22 6.4. Luchtkwaliteit .................................................................................................................................. 23 6.5. Externe veiligheid ........................................................................................................................... 23 6.6. Natuurwaarden ............................................................................................................................... 23 6.7. Cultuurhistorische waarden ............................................................................................................ 23 6.8. Luchthavenindelingbesluit .............................................................................................................. 24 6.9. Bedrijven......................................................................................................................................... 24 Hoofdstuk 7. Uitvoerbaarheid ................................................................................................................ 25 7.1. Schriftelijke inspraakreacties .......................................................................................................... 25 7.3. Overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening ................................................... 27 7.3. Ambtshalve aanpassingen (aangebracht in het ontwerp ten opzichte van het conceptontwerp) .. 31 7.4. Economische uitvoerbaarheid ........................................................................................................ 32 BIJLAGE 1: ............................................................................................................................................ 33 Toelichting op cultuurhistorische waarden in het plangebied................................................................ 33 BIJLAGE 2: ............................................................................................................................................ 35 Toelichting op de Staat van Inrichtingen ............................................................................................... 35 BIJLAGE 3: ............................................................................................................................................ 39 Verslag inspraakavond d.d. 7 december 2006...................................................................................... 39 BIJLAGE 4: ............................................................................................................................................ 43 Natuurtoets ............................................................................................................................................ 43
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
Hoofdstuk 1. Inleiding De deelraad van het stadsdeel Bos en Lommer heeft op 9 januari 2002 ingestemd met het Plan van Aanpak Actualiseren Bestemmingsplannen. In dit Plan van Aanpak is vastgelegd welke bestemmingsplangebieden er binnen het stadsdeel zijn en wanneer welk bestemmingsplan wordt geactualiseerd. Het plangebied Erasmuspark- en Robert Scottbuurt is opgenomen in dit Plan van Aanpak. Voorafgaand aan dit bestemmingsplan is conform het Plan van Aanpak de plannotitie “Bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt” opgesteld die is vastgesteld door de deelraad. De plannotitie geeft inzicht in de veranderingen ten opzichte van het vigerend planologisch kader en heeft als uitgangspunt gediend voor het voorliggende bestemmingsplan. De nu geldende bestemmingsplannen voor het gebied zijn ouder dan 10 jaar en dus aan vervanging toe (zie paragraaf 2.2 van deze toelichting). Het voorliggende plan is voor wat betreft de bebouwingsmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden vooral conserverend van aard met enige flexibiliteit daar waar sprake is van recent vastgesteld beleid. In het plan is tevens rekening gehouden met enkele lopende ontwikkelingen, waaronder de beoogde herinrichting van het Wachterliedplantsoen en de beoogde realisering van een kleinschalige horecavestiging in het zuidelijke of oostelijke deel van het Erasmuspark.
1
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
Hoofdstuk 2. Plangrenzen en gebiedsomschrijving
2.1. Plangrenzen Het plangebied wordt begrensd door de Bos en Lommerweg aan de noordzijde, de Elckerlijcstraat, de Erasmusgracht en de A10 aan de westzijde, de Jan van Galenstraat aan de zuidzijde en de Admiralengracht en de Vier Heemskinderenstraat aan de oostzijde.
Afbeelding: plangrenzen bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt
2.2. Vigerende bestemmingsplannen Momenteel gelden nog de volgende bestemmingsplannen voor het plangebied Erasmuspark- en Robert Scottbuurt: Uitbreidingsplan Bosch en Lommer 1935 Dit Uitbreidingsplan Bosch en Lommer (ook wel bekend als “Plan Bosch en Lommer”) dateert uit de tijd dat het overgrote deel van het huidige Bos en Lommer nog niet voltooid was. Het plan vormde de basis voor de stadsuitbreidingen ten westen van de Admiraal de Ruijterweg. Bestemmingsplan Bos en Lommer - Oost 1990 Dit bestemmingsplan heeft een gedetailleerd en conserverend karakter voor de woongebieden. De bebouwing is hier “strak” bestemd overeenkomstig de bestaande situatie. Nagenoeg alle uitbreidingen van de bebouwing kunnen door de gedetailleerde wijze van bestemmen in het bestemmingsplan Bos en Lommer - Oost slechts via een vrijstellingsprocedure worden vergund. Gelet op de gewenste nieuwe ontwikkelingen en de wettelijke bepaling dat bestemmingsplannen eens in de 10 jaar moeten worden herzien, is het noodzakelijk om voor het plangebied Erasmuspark- en Robert Scottbuurt een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.
2
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
2.3. Stedenbouwkundige en architectonische gebiedsomschrijving Bos en Lommer is één van de uitbreidingswijken van na 1930 en de eerste wijk waarvoor - op basis van het Algemeen Uitbreiding Plan (“AUP”) - een uitgewerkt plan werd gemaakt en vastgesteld: het eerdergenoemde ‘Uitbreidingsplan Bosch en Lommer’ uit 1935. Aan deze uitbreidingswijken lagen nieuwe, vaak functionalistische denkbeelden ten grondslag: consequente situering van woningen en voorzieningen, scheiding van verkeerssoorten, ruime groenvoorzieningen, voldoende lucht- en daglichttoetreding in de woningen en dergelijke. Hierdoor ontstond een duidelijke breuk met de wijken die eerder werden gebouwd volgens het principe van het gesloten bouwblok. Er werd structureel gebruik gemaakt van halfopen bouwblokken en strokenverkaveling, terwijl op ruime schaal open ruimtes ten behoeve van groen of verkeersareaal werden toegepast.
Afbeelding: kenmerkende strokenverkaveling met open ruimtes voor groen en verkeerareaal
Binnen het plangebied Erasmuspark- en Robert Scottbuurt komen verschillende typen stedenbouw samen. Zo zijn de bouwblokken aan weerszijden van de Hoofdweg ‘traditionele’ gesloten bouwblokken uit de jaren ’20 van de vorige eeuw. De overige bebouwing in het plangebied dateert veelal uit of is van net na de oorlog en is gebouwd in halfopen bouwblokken en strokenverkaveling. Tussen de woonblokken bevinden zich locaties met maatschappelijke voorzieningen (zoals een kerkgebouw en schoolgebouwen). Deze voorzieningen hebben een afwijkende bouwhoogte en stedenbouwkundige opzet. De Robert Scottbuurt is het meest noordelijke deel van de “gordel 20-40” (omgeving Hoofdweg tussen de Jan van Galenstraat en de Erasmusgracht) en is gerealiseerd tussen 1927 en 1934. Het betreft hier nog gesloten bouwblokken. Deze zijn hoog gewaardeerd op de Ordekaart Bos en Lommer. Met name langs de Hoofdweg is sprake van bijzondere architectonische kwaliteiten (in het bijzonder de bebouwing op de hoek Hoofdweg/Jan van Galenstraat). De Erasmusparkbuurt kan worden beschouwd als de eerste uitwerking van de na-oorlogse strokenbouw (gerealiseerd vanaf 1949). De woningen zijn op het westen georiënteerd met veel groen (zowel niet-toegankelijk groen als groen in de openbare ruimte). Qua bouwwijze betreft het vooral portiek-/etageflats met vier verdiepingen (op een souterrain) met een plat dak. Voor wat betreft de potentiële monumenten in het plangebied kan het volgende worden opgemerkt: Erasmusparkbuurt Reinaert de Vosstraat 27. Het gebouw is in 2006 op de gemeentelijke lijst (GSP lijst) geplaatst van aan te wijzen objecten. Het stadsdeel onderzoekt samen met BMA en de eigenaar of een aanwijzing in 2008 tot gemeentelijk monument haalbaar en wenselijk is.
3
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
Robert Scottbuurt a. Josephkerk (Erik de Roodestraat 14 – 16). Het gebouw is in 2006 op de gemeentelijke selectielijst (GSP lijst) geplaatst van aan te wijzen objecten. Op 15 oktober 2007 is bekendgemaakt door de minister OCW dat het gebouw is geselecteerd op de lijst van top 100 rijksmonumenten uit de Wederopbouwperiode 1940 - 1958. De Tweede Kamer beslist in 2008 over aanwijzingen van deze 100 geselecteerde objecten. Door de Rijksdienst voor Monumenten (RACM) is een procedure tot voorbescherming gestart op basis van de Monumentenwet 1988. Op 5 november is een advies afgegeven door RACM. De voorbescherming is van kracht met ingang van 5 november 2007. b. Klooster Robert Scottstraat 7. Het gebouw is in 2006 op de gemeentelijke lijst (GSP lijst) geplaatst van aan te wijzen objecten. Het stadsdeel onderzoekt samen met BMA of een aanwijzing in 2008 tot gemeentelijk monument haalbaar en wenselijk is. c. Erik de Roodestraat 18. Het gebouw is in 2006 op de gemeentelijke lijst (GSP lijst) geplaatst van aan te wijzen objecten. Het stadsdeel onderzoekt samen met BMA en de eigenaar of een aanwijzing in 2008 tot gemeentelijk monument haalbaar en wenselijk is. d. Amundsenweg 1. Het gebouw is in 2006 op de gemeentelijke lijst (GSP lijst) geplaatst van aan te wijzen objecten. Het stadsdeel onderzoekt samen met BMA en de eigenaar of een aanwijzing in 2008 tot gemeentelijk monument haalbaar en wenselijk is. e. Robert Scottstraat 28-32. Het gebouw is in 2006 op de gemeentelijke lijst (GSP lijst) geplaatst van aan te wijzen objecten. Het stadsdeel onderzoekt samen met BMA en de eigenaar of een aanwijzing in 2008 tot gemeentelijk monument haalbaar en wenselijk is. Voor het gebied van de Josephkerk en de hierboven genoemde overige gebouwen onder b, c, d en e, is door Bureau Monumenten en Archeologie in februari 2007 een omschrijving gemaakt. De omschrijving beschouwt het gebied van de kerk en omgeving als één stedenbouwkundig waardevol ensemble. Het advies van BMA is dat de Josephkerk “van grote architectuurhistorische waarde is en dat plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst gewenst is.” Daarnaast doet BMA de aanbeveling om ook de gebouwen onder b, c, d, en e, én het éénlaagse strookje bejaardenwoningen op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen. Het complex op de hoek van de Hoofdweg Jan van Galenstraat is geselecteerd als aan te wijzen rijksmonument. Het betreft de panden Hoofdweg 405 - 411 en Jan van Galenstraat 184 - 186. Het stadsdeel heeft de aanwijzing in voorbereiding. De huidige Monumentenverordening van het stadsdeel dateert uit 1995. De deelraad zal in 2008 een nieuwe verordening vaststellen. Dit betreft met name een aanpassing als gevolg van de Woningwet en andere relevante wetgeving.
Afbeelding: Tijl Uilenspiegelschool
4
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
2.4. Functionele kenmerken De overheersende functies in het plangebied Erasmuspark- en Robert Scottbuurt zijn wonen en groen. Daarnaast zijn er op verschillende plekken economische en maatschappelijke functies te vinden. De Bos en Lommerweg behoort tot het winkelconcentratiegebied van het stadsdeel. Wonen Binnen het plangebied liggen twee woonbuurten: de Erasmusparkbuurt en de Robert Scottbuurt. De eigendomsverhoudingen in de woningvoorraad in de Erasmusparkbuurt zijn gevarieerd. Zo is een deel in handen van woningbouwcorporaties, een deel wordt verhuurd door particuliere eigenaren en een deel is in handen van eigenaar-bewoners. De eigendomsverhoudingen in de Robert Scottbuurt zijn minder gevarieerd. Hier zijn vrijwel alle woningen eigendom van woningcorporaties, met uitzondering van woningen rond de Hoofdweg en Orteliusstraat waar ook particuliere verhuurders en eigenaar-bewoners woningen bezitten. Overigens verkopen verschillende corporaties en particuliere eigenaren sociale huurwoningen of bereiden plannen daartoe voor, zowel in de Erasmusparkbuurt als in de Robert Scottbuurt. Groen en Blauw Het plangebied kent drie belangrijke groene / blauwe elementen: het Erasmuspark, de omgeving van het Wachterliedplantsoen en de Erasmusgracht. Het Erasmuspark is onderdeel van de Amsterdamse hoofdgroenstructuur. Tevens is het een plek met historische en recreatieve waarde. Op de plaats van het huidige park lagen vroeger tuinderijen. Dit park dat later het Erasmuspark werd, kwam terecht op een plaats waar woningbouw te duur was omdat de eerste zandlaag daar diep wegduikt. Volgens foto’s uit 1925 is het park dan slechts gedeeltelijk aangelegd. Het is het eerste Amsterdamse park dat in de stijl van de nieuwe zakelijkheid is ontworpen. Wellicht is het ontwerp van E. Mos geïnspireerd op schilderijen van Piet Mondriaan. De hoofdlijnen vertonen een treffende gelijkenis met één van diens rood-geel-blauwe schilderijen van omstreeks 1920. Kenmerkend voor parkontwerpen in de nieuwe stijl is de vervlechting met de omgeving. Waterlopen en paden lopen vanuit de omringende stad door in het park, zoals de Erasmusgracht en de Admiralengracht. Van het fraaie ontwerp uit 1957 bleef bij de nieuwe aanleg in 1961 echter alleen de basis over met de aanleg van de paden, het gras, de gracht en een grove beplanting. Tussen 1996 en 2002 is het hele park gerenoveerd waarbij het oorspronkelijke ontwerp als basis is gekozen. In 2002 is het Erasmuspark opgeleverd na renovatie door landschapsarchitect Urban van Aar. Het park is gerenoveerd op basis van de oorspronkelijke structuur met veel aandacht voor detaillering. De strakke lijnen van de architectuur en de losse vormen van de natuur zijn als ontwerpthema gehanteerd. Dit is te zien in het patroon van de rechte paden dat het ontwerp een strakke opzet geeft. De paden creëren verschillende naast elkaar gelegen ruimtes die variëren in omvang en sfeer. Een waterloop en een hooggelegen buitenrand omzoomen het park. Rondom het park ligt een aantrekkelijk wandelpad met zicht op het water. Bij de renovatie is ook een nieuw beheerdersgebouw geplaatst, waarin ook sanitair ten behoeve van het Erasmuspark is opgenomen. Het symboliseert een belangrijke pijler onder het renovatieplan, namelijk een sterk verbeterd beheer. Naast intensief onderhoud is er dagelijks toezicht en wordt het park ’s nachts afgesloten. Alleen de buitenrand is dag en nacht toegankelijk.
fbeelding: Erasmuspark
5
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
De omgeving van het Wachterliedplantsoen, de Egidiusstraat en de Theophilusstraat kent een groen karakter en behoort tot de hoofdgroenstructuur van het stadsdeel. Het betreft een groene route die naar het noorden doorloopt richting de Hertspieghelweg en het scholeneiland in de Bosleeuw. De Erasmusgracht speelt een belangrijke rol voor de migratie van planten en dieren in en uit de wijk en in en uit het Erasmuspark. Bovendien is de gracht van belang voor het ontwikkelen van natuurbeelden en –kwaliteiten. Bouwplannen in de hoofdgroenstructuur dienen te worden voorgelegd aan de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur (TAC). Dit betreft bijvoorbeeld de mogelijkheid om in het zuidelijke of oostelijke deel van het Erasmuspark een kleinschalige horecagelegenheid te realiseren. De Dienst Ruimtelijke Ordening heeft een “Natuurtoets Erasmuspark en Robert Scottbuurt” opgesteld. Er wordt geconcludeerd dat er geen ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet behoeft te worden aangevraagd. Het plan voorziet namelijk niet in dusdanige activiteiten/werkzaamheden dat onontkoombaar sprake zal zijn van schade aan (het leefgebied van) beschermde soorten. Met mitigerende maatregelen kunnen de eventuele nadelige effecten van (bouw)werkzaamheden in voldoende mate worden beperkt. De natuurtoets is als bijlage 4 bijgevoegd.
Afbeelding: economische functies in plint Bos en Lommerweg
Economische functies Verspreid door de Erasmusparkbuurt en de Robert Scottbuurt zijn er vooral op hoeken van straten, andersoortige functies dan wonen te vinden, zoals detailhandel, kleine kantoren, kleinschalige bedrijvigheid en horeca. Op enkele plekken, zoals rond de kruising van de Hoofdweg met de Jan van Galenstraat, bevinden zich in de eerste bouwlaag ook kleine stroken met (overwegend) nietwoonfuncties. Deze niet-woonfuncties zijn alle in de plint van de bebouwing gerealiseerd; in de bovenliggende bouwlagen wordt gewoond. Bewoning van de eerste bouwlaag van de desbetreffende panden is uitsluitend toegestaan waar dat op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpplan reeds het geval was. De eerste bouwlaag van de bebouwing langs de Bos en Lommerweg onderscheidt zich duidelijk van de overige locaties waar zich niet-woonfuncties bevinden. Hier is primair sprake van een winkelplint met woningen daarboven. Maatschappelijke functies Op drie plaatsen in het plangebied bevindt zich een concentratie van maatschappelijke voorzieningen: - Aan de Tijl Uilenspiegelstraat liggen de Tijl Uilenspiegelschool en de Al Wafa school (beide basisscholen);
6
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
-
Rond het Wachterliedplantsoen ligt de Hubertus Vakschool, een ontmoetingsruimte voor jongeren, een kinderboerderij en de Augustanakerk; Midden in de Robert Scottbuurt ligt de Josephkerk (in gebruik als klimmuur) en een aantal scholen voor zowel basis- als middelbaar onderwijs.
Belhuizen In het plangebied zijn momenteel twee belhuizen gevestigd (Jan van Galenstraat 190 en Robert Scottstraat 2). Dit is een vorm van dienstverlening die uitsluitend is gericht op het goedkoop bellen c.a.. Dergelijke functies hebben in praktijk zeer ruime openingstijden (soms 24 uur per dag). Door de afwijkende ruimtelijke uitstraling van belhuizen (een werkkamerachtige inrichting met cabines), de verkeersaantrekkende werking, rondhangende mensen en vaak ruime openingstijden zijn belhuizen niet overal inpasbaar, met name niet in gebieden waar overwegend wordt gewoond zoals in de Erasmuspark- en Robert Scottbuurt. Daar staat tegenover dat een belhuis een sociale functie kan hebben: mensen met een laag inkomen hebben zo de gelegenheid om contact te houden met familie en vrienden in het land van herkomst tegen lage tarieven. Belhuizen zijn binnen het plangebied echter niet goed inpasbaar omdat deze afbreuk doen aan het woon- en leefklimaat. Deze worden dan ook niet toegestaan; uitsluitend de twee aanwezige belhuizen kunnen hun activiteiten op basis van het overgangsrecht voortzetten. 2.5 Verkeer en parkeren Het plangebied wordt voor auto’s ontsloten via enkele belangrijke stedelijke wegen, zoals de Einsteinweg (A10) die tevens een zeer belangrijke functie (als “stroomweg”) heeft in het regionale wegennet, de Jan van Galenstraat en de Bos en Lommerweg. De woongebieden worden ontsloten door 30 km/u wegen. Het parkeren vindt veelal in de openbare ruimte plaats. Het plangebied wordt per openbaar vervoer ontsloten via met name de Hoofdweg en de Bos en Lommerweg, waarover diverse tram- en busverbindingen lopen. De binnenstedelijke autoverbindingen zijn tevens belangrijke doorgaande fietsverbindingen. Zo maken de Hoofdweg en de Jan van Galenstraat volgens het structuurplan van de gemeente Amsterdam onderdeel uit van het “hoofdnet fiets”. De fietsroute langs Erasmusgracht maakt ook deel uit van “hoofdnet fiets”. In dit bestemmingsplan wordt de bestaande verkeerssituatie op hoofdlijnen vastgelegd.
7
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
Hoofdstuk 3. Plankader
In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal alsmede lokaal beleid beknopt samengevat. De voorziene ontwikkelingen in dit bestemmingsplan passen binnen het vigerende beleid. 3.1. Rijksbeleid Nota Ruimte (2004) In de Nota Ruimte worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Meer specifiek voor steden en netwerken staan de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaal-economische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid. Het rijk wil verstedelijking zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken waar Amsterdam deel van uitmaakt. Het ontwikkelingsperspectief is erop gericht de ruimtelijke, culturele en economische diversiteit van de Randstad te behouden en te versterken en de eigen ruimtevraag binnen de Randstad op te vangen. In de Randstad moet tussen 2010 en 2030 rekening worden gehouden met een vraag naar 360.000 tot 404.000 woningen. Een deel van de woningen kan worden gebouwd door “verdichting” in bestaand stedelijk gebied. Het streefgetal voor de realisatie van woningen en arbeidsplaatsen in het bestaand bebouwd gebied van stedelijke netwerken is 40% van het totale uitbreidingsprogramma, hoewel het Rijk rekening houdt met 25% op basis van de tegenvallende praktijk. Een optimale benutting van het gebouwd gebied blijft van groot belang. In de Nota Ruimte wordt gesteld dat er voldoende ruimte voor (hoofd)infrastructuur aanwezig moet zijn. Toekomstige verbredingen van de hoofdinfrastructuur mogen fysiek en financieel niet worden belemmerd. Het rijk zet in op het oplossen en van bestaande knelpunten en het voorkomen van nieuwe knelpunten op het gebied van milieu en externe veiligheid. Nota Mobiliteit De Nota Mobiliteit is sinds februari 2006 van kracht als beleidskader van het rijk voor verkeer en vervoer. Deze Nota is de verkeerskundige uitwerking van de Nota Ruimte. De nota omvat onder meer het locatiebeleid met betrekking tot verkeer en vervoer. Vierde Nota Waterhuishouding (1998) De landelijke hoofdlijnen van het beleid op het gebied van waterhuishouding zijn hierin aangegeven, waarbij integraal waterbeheer en de watersysteembenadering belangrijke uitgangspunten vormen. Het doel is duurzame en veilige watersystemen tot stand te brengen of in stand te houden. Er wordt gestreefd naar een veilig en bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen. In de nota is het water in de stad apart benoemd met daarin een zevental aangrijpingspunten: • het uitvoeren van een knelpuntenonderzoek stedelijk waterbeheer; • het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie van gemeenten en waterbeheerders op het waterbeleid en doorvertaling naar bestemmingsplannen en waterbeheersplannen; • een meer op ecologische en hydrologische aspecten en belevingswaarde gebaseerde planning van de verstedelijking; • aandacht voor de waterketen in relatie tot duurzaam bouwen; • voortgaan met het opstellen en uitvoeren van gemeentelijke rioleringsplannen, het terugdringen van overstortingen en het verwijderen van vervuilde waterbodems; • het bevorderen van waterbesparing en hergebruik van water; • het afkoppelen van verhard oppervlak en infiltratie van water in de bodem. Een en ander vormt de basis voor de watertoets die het Besluit op de ruimtelijke ordening voor alle ruimtelijke plannen voorschrijft (zie ook paragraaf 6.3 van deze toelichting).
8
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
3.2. Provinciaal beleid Het plangebied is in het streekplan Noord-Holland Zuid (2003) is aangeduid als bestaand stedelijk gebied binnen de rode contour. Verstedelijking dient binnen de rode contouren plaats te vinden. 3.3. Regionaal beleid Regionale Verkeer- en Vervoerplan Er worden in het Regionale Verkeer- en Vervoerplan en het bijbehorende uitvoeringsprogramma diverse netwerken onderscheiden die in de regionale context van belang zijn. De Jan van Galenstraat, langs de zuidgrens van het plangebied, is onderdeel van het “hoofdnet auto” en fungeert als corridor tussen Ringweg A10 en de binnenstad van Amsterdam. Met een etmaalintensiteit van ca. 22.000 motorvoertuigen per etmaal is dit de drukste weg in Bos en Lommer (afgezien van de A10). De Hoofdweg en de Bos en Lommerweg hebben een buurtontsluitingsfunctie en hebben geen regionale betekenis. 3.4. Gemeentelijk beleid Amsterdam neemt binnen het provinciaal streekplan een bijzondere positie in. Als uitvloeisel van de gesloten beleidsovereenkomst tussen Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en Burgemeester en Wethouders wordt het structuurplan van de gemeente door Gedeputeerde Staten vastgesteld als uitwerking van het streekplan. Op deze wijze verkrijgt het gemeentelijk structuurplan “streekplanstatus” en fungeert het als toetsingskader in de goedkeuringsprocedure van bestemmingsplannen. Voorts moeten op basis van deze overeenkomst de bestemmingsplannen van de onderscheidene stadsdelen eerst door Burgemeester en Wethouders van Amsterdam worden getoetst aan het streekplan (= structuurplan) en worden zij ter beoordeling voorgelegd aan de Amsterdamse Planologische Commissie. Ten slotte worden deze bestemmingsplannen, vergezeld van een advies van Burgemeester en Wethouders, ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten aangeboden. Het thans vigerende structuurplan is het structuurplan ‘Kiezen voor stedelijkheid’, dat in 2003 door de gemeenteraad is vastgesteld. In dit plan worden de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2010 beschreven. Het onderhavige plangebied is in het structuurplan grotendeels aangeduid als gebied voor “stedelijk wonen en werken”. Onder dit milieutype worden de gebieden verstaan waar de woonfunctie domineert, maar menging met kleinschalige functies aanwezig is of moet worden nagestreefd.
stedelijk wonen en werken
hoofdwaterstructuur
hoofdgroenstructuur
Afbeelding: uitsnede plankaart structuurplan (plangebied bestemmingsplan is ter indicatie gearceerd)
9
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
Het Erasmuspark is weergegeven als onderdeel van de “hoofdgroenstructuur”; de Erasmusgracht en de Admiralengracht behoren tot de “hoofdwaterstructuur”. Het Erasmuspark is op de kaart “Groen en Water” aangemerkt als “parken”. Blijkens de tekst van het structuurplan is voor parken als het Erasmuspark een vergroting van gebruiks- en belevingskwaliteit gewenst. De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte vestiging van een kleinschalige horecavoorziening in het zuidelijke of oostelijke deel van het Erasmuspark draagt daaraan bij. De hoofdwaterstructuur bevat structuurbepalende wateren die zoveel mogelijk moeten worden beschermd. In dit bestemmingsplan worden geen maatregelen mogelijk gemaakt die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de hoofdwaterstructuur. e
e
Voor de 19 en 20 eeuwse gordels, waaronder het plangebied, moet worden gestreefd naar een grotere differentiatie in het wonen zonder dat daarbij de leefbaarheid terugloopt of waardevolle stedenbouwkundige structuren geweld worden aangedaan. Het proces waarbij nieuwe werkfuncties en voorzieningen ruimte vinden, moet worden gestimuleerd. Het bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt past binnen de uitgangspunten van het geldende structuurplan. 3.5. Beleid van het stadsdeel Woonvisie Bos en Lommer 2002-2007 (2003) In deze visie heeft de stadsdeelraad van Bos en Lommer het programma voor uitvoering van de afspraken uit de beleidsovereenkomst Wonen Amsterdam 2001-2002, waaronder woningverbetering en nieuwbouw in Bos en Lommer, vastgelegd. De belangrijkste doelstellingen zijn: • vergroten van de woningvoorraad en de woningdifferentiatie door nieuwbouw; • het aanbrengen van meer woningdifferentiatie in de woningvoorraad naar prijs, eigendom en woninggrootte en –kwaliteit; • opheffen van tekorten voor aandachtsgroepen (onder andere senioren, mindervaliden en grote gezinnen); • opheffen onderhouds- en kwaliteitsachterstanden van de bestaande woningvoorraad; • creëren van duurzame en leefbare buurten; • stimuleren bewonersparticipatie in de planvorming. Er wordt momenteel gewerkt aan een herziening van de Woonvisie. Kadernota Economisch Beleid Stadsdeel Bos en Lommer (2004) Het economische beleid van het stadsdeel is erop gericht om de economische bedrijvigheid te stimuleren. Het stadsdeel wil hiermee een bijdrage leveren aan het vergroten van de werkgelegenheid en een duurzame stedelijke samenleving bevorderen. Daarnaast moeten er in het stadsdeel voor startende en doorgroeiende bedrijven goede vestigingsmogelijkheden (blijven) bestaan. Uit de stedelijke en stadsdeelkaders zijn de volgende doelstellingen voor het economische stadsdeelbeleid gedestilleerd: • kleinschalige bedrijfsruimten behouden en realiseren; • winkelgebieden/detailhandel (re)vitaliseren om de sociaal economische structuur te verbeteren; • een gebiedsgerichte aanpak in de transformatie- en vernieuwingsgebieden om het ondernemersklimaat te verbeteren en de werkgelegenheid te stimuleren; • bedrijven (werkgelegenheid) behouden in Bos en Lommer; • nieuwe bedrijven naar Bos en Lommer trekken; • toerisme en hotellocaties ontwikkelen; • ontwikkelen van nieuwe locaties voor economische functies in Bos en Lommer. Het Dagelijks Bestuur heeft bij besluit van 26 juni 2007 ingestemd met het Plan van Aanpak Revitalisering winkelgebied Bos en Lommerplein en omgeving (met bijbehorende Promotieplan). Als uitvloeisel daarvan voorziet het voorliggende bestemmingsplan (door middel van een vrijstellingsbevoegdheid) in de mogelijkheid van de realisering van een overkapping van het trottoir langs de zuidzijde van de Bos en Lommerweg om deze als winkelgebied aantrekkelijker te maken. Ter plaatse bevindt zich tussen het Bos en Lommerplein en de Egidiusstraat een langgerekt blok van ongeveer 150 meter. Het blok heeft in de plint vooral winkels en enige bedrijfsruimtes met daarboven drie woonlagen en een zolderverdieping met bergingen. Boven de winkelpuien bevindt zich momenteel een doorgaande ondiepe luifel.
10
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
Kadernota Openbare Ruimte (2004) In de Kadernota Openbare Ruimte zijn de uitgangspunten voor de beeldkwaliteit, de functie en het gebruik van de openbare ruimte verwoord. In de visie op de openbare ruimte wordt gesteld dat er meer aandacht moet komen voor groen, (sociale) veiligheid en toegankelijkheid, spelen en ontmoeten. De verschillende aspecten zijn uitgewerkt in kaders en richtlijnen voor de inrichting. Beleidsnota Verkeer (2004) De Beleidsnota Verkeer bouwt voort op de verkeerskundige uitgangspunten en principes die vastgelegd zijn in het Verkeerscirculatieplan Bos en Lommer uit 1996. In dat plan zijn doelstellingen opgenomen voor doorstroming van het verkeer en bereikbaarheid, verkeersveiligheid en milieu. Hoewel toen niet met name genoemd, is duidelijk dat ook beoogd wordt de leefbaarheid te verbeteren van de woonomgeving in het stadsdeel. Voor de doorstroming van het verkeer zijn de belangrijkste punten: vermindering van congestie en omrijverkeer, verbetering infrastructuur fiets / voetgangers, bevordering gebruik openbaar vervoer en geleiding van het vrachtverkeer. Op het punt van de verkeersveiligheid zijn de belangrijkste doelstellingen: geleiding van het doorgaand verkeer, snelheidsverlaging van gemotoriseerd verkeer, afname van het sluipverkeer en aanpak van “black spots” (kruispunten waar meer dan zes ongevallen met slachtoffers voorkomen in drie jaar). De doelstellingen betreffende het milieu luiden: vermindering gemotoriseerd verkeer in woonstraten en stimuleren gebruik openbaar vervoer en langzaam verkeer (fiets/voetganger). Nota Groen en Blauw (2005) Op de bij de Nota Groen en Blauw behorende kaart “Toekomstbeeld hoofdstructuur openbare ruimte” is het Erasmuspark als “groen” aangegeven, het Wachterliedplantsoen is aangemerkt als “plantsoen”. De Erasmusgracht, de Admiralengracht en de waterpartijen binnen het Erasmuspark zijn aangemerkt als “water”. Het voorliggende bestemmingsplan sluit aan op het beleid van de Nota Groen en Blauw. Welstandsnota Volgens de Woningwet is een welstandnota met criteria voor de welstandtoets een voorwaarde voor het uitvoeren van welstandtoezicht. De Woningwet stelt dat het uiterlijk en plaatsing van een bouwwerk niet in strijd mag zijn met redelijke eisen van welstand. De criteria kunnen voor meer dan één interpretatie vatbaar zijn zodat oordeelsvorming op basis van een advies van de Amsterdamse welstandcommissie nodig is. De Woningwet bepaalt dan ook dat het Dagelijks Bestuur een aanvraag om een reguliere bouwvergunning voor advies voorlegt aan de Commissie voor Welstand en Monumenten. Het Dagelijks Bestuur heeft daarbij de bevoegdheid om gemotiveerd af te wijken van het welstandadvies. De welstandscriteria kunnen geen afbreuk doen aan hetgeen op basis van het bestemmingsplan in beginsel is toegestaan. In het stadsdeel Bos en Lommer zijn de welstandcriteria vastgelegd in de door de stadsdeelraad vastgestelde Welstandnota Bos en Lommer 2004. In de welstandnota worden onder meer gebiedsgerichte criteria en objectcriteria omschreven. Gebiedsgerichte criteria hebben betrekking op omgevingsfactoren en zijn bijvoorbeeld van belang bij een toetsing van aanvragen om bouwvergunningen voor bouwwerken die aan de openbare ruimte raken. In dit bestemmingsplan is daarbij vooral van belang het gedeelte van de Erasmusparkbuurt, omdat dit gebied binnen de grenzen van het gebied van het Algemeen Uitbreidings Plan valt waarbij bewust een samenhang tussen de gebouwde en ongebouwde omgeving vastgelegd is. Objectcriteria hebben betrekking op specifieke gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde. Dit zijn concrete toetsingscriteria voor onder andere aan- en uitbouwen, gevelwijzigingen, dakopbouwen en schotels. Het welstandbeleid stelt ook eisen aan de verschijningsvorm, de kleur en het materiaalgebruik. De Welstandsnota zal in 2008 op onderdelen worden herzien. Nota Parkeren (2005) In de Nota Parkeren 2005 staat het parkeerbeleid van het stadsdeel. Het parkeerbeleid is erop gericht de overlast van parkeren voor het milieu, gezondheid en leefbaarheid te beperken, terwijl het noodzakelijk geachte autoverkeer beschikking heeft over een parkeerplaats. Om dit te realiseren is in 1997 betaald parkeren als parkeerregime in heel Bos en Lommer geïntroduceerd. In de Nota Parkeren 2005 staan de volgende uitgangspunten geformuleerd:
11
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
• • • • •
evenwichtige verdeling van de openbare ruimte, waarbij prioriteit wordt gegeven aan de zwakkere gebruikers; geen uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen (op maaiveld); beschikbaarheid van een parkeerplaats op redelijke afstand van de woning, winkel en zakelijke bestemming; bij nieuwbouw dient op eigen terrein of binnen het plangebied te worden voorzien in de parkeerbehoefte; voor toekomstige ontwikkelingen geldt als uitgangspunt dat de parkeerplaatsen die op straat verdwijnen, moeten worden gecompenseerd in gebouwde voorzieningen, op het niveau van het desbetreffende vergunninggebied.
Horecabeleidsplan (2005) Met het Horecabeleidsplan wil het stadsdeel (binnen voorwaarden) meer ruimte bieden voor bedrijfsontwikkeling van de horecasector zonder dat het woon- en leefklimaat wordt aangetast. In het beleid worden naast de economische voordelen ook de risico’s voor de openbare orde meegewogen. Het plan dient als toetsingskader voor ontwikkelingen en planvorming rond de horeca, vergunningverlening en handhaving. Speerpunten uit het plan zijn onder andere: • meer ruimte bieden voor horeca (vergunningen/vrijstellingen) zonder dat het woon- en leefklimaat wordt aangetast; • een grotere diversiteit toelaten in soorten horecabedrijven; • culturele voorzieningen met additionele horeca toelaten; • in het ruimtelijk beleid meer flexibiliteit scheppen voor mengvormen van horeca; • strikte handhaving van horeca als het gaat om de openbare orde, illegale horeca, overlast milieuaspecten en veiligheid. In het Horecabeleidsplan wordt onderscheid gemaakt in vijf typen gebieden: horecagebieden, woongebieden, vernieuwingsgebieden, onderzoekslocaties en bedrijventerreinen. De Bos en Lommerweg Oost en het Bos en Lommerplein en omgeving zijn horecagebieden (voor horeca in de categorieën I, III en IV). Het Erasmuspark is opgenomen in het rijtje van onderzoekslocaties voor een nieuwe vestiging van horeca in de categorieën III en IV. De verschillende vormen van horeca worden als volgt onderscheiden: Horeca I : fastfoodrestaurants, snackbars, automatieken, loketverkooppunten; Horeca II : nachtzaken en zalenverhuur; Horeca III : cafés en bars; Horeca IV : restaurants, lunchrooms, ijssalons, koffie- en theehuizen. Het beleid zoals verwoord in de bovengenoemde beleidsnota’s, is vertaald in het voorliggende bestemmingsplan (zie ook de hoofdstukken 4 en 5 van deze toelichting).
12
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
Hoofdstuk 4. Nieuwe ontwikkelingen In dit bestemmingsplan wordt de bestaande bebouwing op hoofdlijnen vastgelegd waarbij wel rekening is gehouden met de vraag naar bijvoorbeeld woninguitbreidingen (zoals aan- en uitbouwen en dakterrassen). Er zijn ook plannen voor de herinrichting van het Wachterliedplantsoen en de vestiging van een kleinschalige horecavoorziening in het zuidelijke of oostelijke deel van het Erasmuspark. In dit hoofdstuk is aangegeven hoe in dit bestemmingsplan rekening wordt gehouden met deze nieuwe ontwikkelingen. Ook wordt ingegaan op de mogelijke toekomstige ontwikkelingen die niet zijn meegenomen in dit bestemmingsplan omdat de planvorming hiervoor nog niet concreet genoeg is. Bij het actualiseren van een bestemmingsplan wordt geïnventariseerd welke mogelijke ontwikkelingen zich binnen een planperiode van 10 jaar waarschijnlijk zullen voordoen. Om dergelijke ontwikkelingen in een bestemmingsplan op te kunnen nemen is het wel nodig om op hoofdlijnen te weten wat deze ontwikkelingen in ruimtelijke zin inhouden. Dit betekent grofweg dat duidelijk moet zijn wat de toekomstige maximale bouwenvelop (hoogten en diepten) en het gebruik (bijvoorbeeld wonen / bedrijvigheid) zullen zijn. Ook moet de economische uitvoerbaarheid van de ontwikkelingen zijn aangetoond. Indien er nog veel onzeker is en de mogelijke ontwikkelingen van een omvang zijn dat zij in ruimtelijke / planologische zin grote gevolgen kunnen hebben, is het niet mogelijk om de ontwikkelingen al in het bestemmingsplan op te nemen. Er kan dan beter in een later stadium voor het deel waar de ontwikkeling plaatsvindt, een planherziening worden gemaakt. 4.1. Algemeen De ruimte in de stad is schaars. Het ruimtelijke beleid van de stad Amsterdam is erop gericht om de beschikbare ruimte zo efficiënt mogelijk te gebruiken (verdichting, dubbel (grond)gebruik). Er bestaan binnen het plangebied Erasmuspark- en Robert Scottbuurt plekken waar de ruimte efficiënter benut kan worden of waar kleinschalige nieuwbouw mogelijk is, zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid om aanen uitbouwen bij woningen te realiseren. Dit levert een bijdrage aan het differentiëren van de woningvoorraad. Het differentiëren van de bestaande woningvoorraad maakt het mogelijk dat huidige bewoners een wooncarrière maken binnen het stadsdeel en dat het stadsdeel voor verschillende sociaal-economische groepen een aantrekkelijke vestigingsplaats is. Tegelijkertijd is er in Amsterdam sprake van “verstening” van de (binnen)ruimte tussen woningen en binnen woonblokken. Een dakterras kan een positieve groene bijdrage leveren tegenover het “versteende” beeld van veel binnenruimten tussen woonblokken. Vooral wanneer een dakterras op een uitbouw van een woning wordt gerealiseerd. Tevens kunnen dakterrassen bijdragen aan een groter woongenot voor de woningen in de bovenste bouwlaag. In de volgende paragrafen is beschreven onder welke voorwaarden nieuwe ontwikkelingen gewenst zijn en daarom zijn toegestaan in dit bestemmingsplan. 4.2. Aan- en uitbouwen De woningvoorraad in het plangebied is op enkele plekken (met name in de Robert Scottbuurt) eenzijdig en in de Woonvisie 2002-2007 van het stadsdeel is één van de doelstellingen deze meer te differentiëren. Door aan- en uitbouwen mogelijk te maken kunnen er grotere woningen ontstaan op de begane grond, wat een bijdrage levert aan de gewenste differentiatie. Het is ook van belang de mogelijkheden tot aan- en uitbouwen voor niet-woonfuncties te belichten. Argumenten voor uitbreiding zijn de behoefte aan inpandige opstal (opslagruimte) of modernisering van de bedrijfsruimte vanwege het inspelen op trends en toekomstige ontwikkelingen. Door het geven van uitbreidingsmogelijkheden aan de achterzijde van economische functies kan in deze behoefte worden voorzien. Per 1 januari 2002 is de nieuwe Woningwet in werking getreden. Eén van de grootste veranderingen in deze wet is de verruiming van de categorie vergunningsvrije bouwwerken. Dit betekent dat bepaalde kleinere aan- en uitbouwen bij woningen zonder vergunning kunnen worden gerealiseerd. In aanvulling hierop bevatten de voorschriften een regeling voor bijgebouwen en aan- en uitbouwen.
13
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
Tuintrappen Er zijn bouwaanvragen ingediend voor het realiseren van tuintrappen. In het bestemmingsplan wordt een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de vergunningverlening voor tuintrappen. Tuintrappen dienen om een goed gebruik van de tuinen mogelijk te maken vanuit woningen die zijn gesitueerd boven op de begane gelegen bergingen. Er dient bij de verlening van vrijstellingen rekening te worden gehouden met het onderscheid tussen privétuinen (besloten) en collectieve tuinen (open). In het geval van collectieve binnentuinen met een open beeld zijn tuintrappen niet wenselijk. Indien er sprake is van een besloten situatie, kan een tuintrap onder voorwaarden worden toegestaan. Aan- en uitbouwen bij andersoortige functies dan wonen De huidige bestemmingsplannen laten een aan- of uitbouw van 2,50 meter niet als recht toe. In het voorliggende bestemmingsplan is een regeling opgenomen die het ook voor andersoortige functies dan wonen mogelijk maakt, aan of uit te bouwen tot 2,50 meter uit de achtergevel mits het totale erf voor niet meer dan 50% wordt bebouwd en de onbebouwde gronden niet voor opslag gebruikt worden. Daarnaast is het mogelijk gemaakt om (binnenplans) vrijstelling te kunnen verlenen ten behoeve van aan- en uitbouwen tot 4,00 meter achter panden die onderdeel uitmaken van het oostelijke deel van het economisch concentratiegebied Bos en Lommerweg. 4.3. Dakterrassen Volgens het huidige bestemmingsplan is een dakterras op de bovenste bouwlaag in een beperkt aantal gevallen mogelijk. Zo bestaat in sommige gevallen de bovenste bouwlaag uit een kleine kap die niet over de gehele diepte van het bouwblok ligt, waardoor er wel achter de kap een dakterras mag worden gerealiseerd. In het voorliggende bestemmingsplan is de mogelijkheid om een dakterras te realiseren uitgebreid. Dakterrassen kunnen een positieve bijdrage leveren aan het woongenot en de woonkwaliteit doordat een grote buitenruimte aan de woning wordt toegevoegd. Voor een dakterras op de bovenste bouwlaag is het van belang dat het oorspronkelijke gevelbeeld niet wordt aangetast. Een daktuin op een aan- of uitbouw aan de achterzijde van de woning kan een bijdrage leveren aan het groene karakter van een binnentuin waarbij het groen dat verloren is gegaan bij het uitbouwen van de woning als het ware gecompenseerd kan worden door de toevoeging van een terras op de eerste bouwlaag. Het uitbreiden van de mogelijkheid om dakterrassen te realiseren draagt voorts bij aan de doelstelling uit de Woonvisie 2002-2007 om de woonkwaliteit te verbeteren en ook aan de suggesties uit de Nota Groen en Blauw tot meervoudig ruimtegebruik. De regels zijn erop gericht ervoor te zorgen dat de dakterrassen weinig zichtbaar zijn vanaf de straat. In het voorliggende bestemmingsplan zijn de volgende voorwaarden opgenomen: 1. Dakterrassen dienen minimaal 1,70 meter uit de voorgevel te blijven wanneer het gaat om een gesloten bouwblok en 2,00 meter uit zowel de voor- als de achtergevel bij overige bebouwing; 2. Dakterrasafscheidingen zijn maximaal 1,20 meter hoog (gemeten ten opzichte van het originele dak); 3. Toegangsconstructies (luiken) zijn maximaal 0,50 meter hoog (gemeten ten opzichte van het originele dak); 4. Toegangsopbouwen zijn niet toegestaan; 4.4. Locatie Wachterliedplantsoen In 2005 is gestart met het maken van een Masterplan voor de herinrichting van de openbare ruimte rond het Wachterliedplantsoen. Het Wachterliedplantsoen is een groene ruimte gelegen tussen de Erasmusgracht, de Bos en Lommerweg, de Heer Halewijnstraat en de Egidiusstraat (onderdeel van de blauw/groene lijn). De speeltuin, het voetbal- en basketbalveld, de kinderboerderij en de groene omgeving vormen een rustpunt in de buurt. Dit is het beginpunt van de Groene Route, een wandelcorridor die het Erasmuspark verbindt met de ecologische hoofdstructuur aan de Haarlemmervaart, de Blauwe Route. De kinderboerderij en het terrein er omheen verkeren nu in sterk verouderde staat. Groot onderhoud volstaat hier niet meer. Gekozen is voor een herinrichting van het gehele Wachterliedplantsoen en nieuwbouw van de kinderboerderij en het gebouw van de speeltuinvereniging. De herinrichting is uitgewerkt in het “Ontwerp Herinrichting Wachterliedplantsoen”. De herinrichting behelst zowel maatregelen in de openbare ruimte als het veranderen van de bestaande bebouwing (kinderboerderij, verenigingsgebouw en gymzaal).
14
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
De herinrichting wordt uitgevoerd in nauw overleg met de omwonenden die hebben geparticipeerd in de planvorming. Bij de uitvoer van het project is aansluiting gezocht met de speeltuinvereniging Nieuw Bos en Lommer, de Hubertus Vakschool, de Veilige Vindplaats, de herinrichting van de Reinaert de Vosstraat Zuid (Erasmusgracht, Reinaert de Vosstraat en Heer Halewijnstraat), en het groot onderhoud voor de Egidiusstraat. In het voorjaar van 2006 heeft uitvoerig overleg plaatsgevonden met omwonenden en gebruikers, waaronder de kinderen, over het Masterplan.
Afbeelding: Wachterliedplantsoen
In het voorliggende bestemmingsplan heeft de openbare ruimte van het Wachterliedplantsoen de bestemming “Groen” (G) gekregen. De speeltuin heeft de bestemming “Verkeer, verblijfsgebied” (Vg). De kinderboerderij en de overige voorzieningen hebben de bestemming “Maatschappelijk”. De voorgeschreven maximum bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage, zoals geregeld in het voorliggende bestemmingsplan, maken de nieuwbouw volgens het Masterplan en het “Ontwerp Herinrichting Wachterliedplantsoen” mogelijk. 4.5. Horeca in Erasmuspark In het Horecabeleidsplan (2005) is het Erasmuspark opgenomen als onderzoekslocatie voor een horecavestiging. Het stadsdeel wil het (verblijfs)bezoek aan bepaalde gebieden binnen het stadsdeel stimuleren door op zo’n locatie – seizoensgebonden - horeca te stimuleren. Dit is horeca waar overdag drank (geen sterk alcoholische drank) en kleine maaltijden kunnen worden verkocht specifiek gericht op de bezoekers van deze gebieden. De nadruk wordt gelegd op de kwaliteit en niet op de kwantiteit van de horeca. Het bestemmingsplan voorziet in de realisering van een kleinschalige horecavoorziening in het Erasmuspark. Er zijn twee mogelijkheden voor horeca: in het beheerdersgebouw of op een andere locatie in het zuidelijke of oostelijke deel van het park. 4.6. Woonboten Erasmusgracht (tegenover nummers 37 t/m 63) De noordrand van de Robert Scottbuurt wordt gevormd door de Erasmusgracht. Het betreft het deel van de gracht dat ligt tussen de A10 en de Hoofdweg en aan de noordkant wordt begrensd door het Bos en Lommerplantsoen. Stadsbreed heeft in 2004 een schouw plaatsgevonden waarbij gezocht is naar geschikte, nieuw te creëren ligplaatsen voor woonboten. Daarbij is de zuidelijke oever van dit deel van de Erasmusgracht als mogelijke locatie naar voren gekomen voor maximaal vijf woonboten. De planvorming hiervoor is op dit moment nog niet concreet uitgewerkt. In dit bestemmingsplan wordt daarom vooralsnog uitgegaan van de bestaande situatie zonder woonboten.
15
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
4.7. Ontwikkeling Josephkerk/Robert Scottbuurt Voor de Josephkerk / Robert Scottbuurt en omgeving wordt in het kader van meespraak samen met de bewoners van de buurt een Plan van Aanpak voorbereid. De uitkomsten van het Plan van Aanpak zullen als leidraad dienen voor een eventuele verdere ontwikkeling van de buurt. Dit kan inhouden dat het kerkgebouw en de bestaande schoolgebouwen een ander gebruik krijgen, of dat enkele van deze gebouwen gesloopt worden. Dit zal eerst vanaf 2008 meer duidelijk worden. Ook is de bedoeling van het Plan van Aanpak om nieuwe voorstellen voor de openbare ruimte te inventariseren. Deze mogelijke ontwikkelingen zijn niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Op het moment dat een ontwikkeling verder vorm heeft gekregen, zal voor dit deelgebied eventueel een herziening van het bestemmingsplan plaats moeten vinden.
16
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
Hoofdstuk 5. De systematiek van het bestemmingsplan Dit hoofdstuk bevat de toelichting op de gekozen (gedetailleerde) planvorm. Tevens geeft het inzicht in de overwegingen die aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen. 5.1. De onderdelen Het bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt bestaat uit twee onderdelen, namelijk onderdeel I: de plankaart, en onderdeel II: de voorschriften. De plankaart en de voorschriften moeten in samenhang met elkaar worden gelezen. 5.2. Bestemmingsregeling De planvoorschriften zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken: - hoofdstuk A: Inleidende bepalingen - hoofdstuk B: Bepalingen met betrekking tot de bestemmingen - hoofdstuk C: Algemene bepalingen - hoofdstuk D: Overgangs- en slotbepalingen. Hoofdstuk A bestaat uit drie artikelen. In artikel 1 worden uit het oogpunt van de duidelijkheid en de leesbaarheid van het plan een aantal op de plankaart en/of in de voorschriften van het bestemmingsplan gebruikte termen gedefinieerd. In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze de maatvoering van bouwwerken wordt gemeten. De bouwhoogte wordt gemeten vanaf het peil; dit begrip is ook gedefinieerd. Bij het meten van de bouwhoogte van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals antennes en liftkokers, niet meegeteld. Geringe overschrijdingen van de bestemmings- c.q. de bebouwingsgrenzen door ondergeschikte bouwdelen worden toegestaan. Artikel 3 bevat een aantal bepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. In lid 1 is bepaald dat voor de bouw- danwel goothoogte van gebouwen een maximum geldt zoals op de plankaart staat aangegeven, tenzij in de voorschriften anders is geregeld. In lid 2 zijn maximale bouwhoogten voor diverse bouwwerken, geen gebouwen zijnde, opgenomen. Ook hiervoor geldt dat deze bepalingen algemeen gelden voor het gehele plangebied, tenzij hiervan in hoofdstuk B wordt afgeweken. Hoofdstuk B, bestaande uit de artikelen 4 tot en met 14, betreft de verschillende in het bestemmingsplan geprojecteerde bestemmingen. Gemengd I (artikel 4) Deze bestemming is gegeven aan het winkelconcentratiegebied langs de Bos en Lommerweg (het langgerekte bouwblok direct ten zuiden van deze weg). In lid 1 is weergegeven welke functies zijn toegestaan. Binnen deze bestemming is tot en met de eerste bouwlaag (begane grondlaag) een aantal specifieke extern gerichte centrumfuncties toegestaan: detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening, horeca (uitsluitend in de categorieën I, III en IV) en maatschappelijke voorzieningen. De tweede bouwlaag en hoger zijn aangewezen voor woningen. Voor horeca is een maximaal aantal vestigingen voorgeschreven (zie lid 6). Daarmee wordt voorkomen dat het gebied een te éénzijdig karakter krijgt. Belhuizen zijn niet toegestaan (zie lid 1). In lid 2 is bepaald dat alleen ten behoeve van de in lid 1 genoemde functies mag worden gebouwd. In lid 3 is een regeling ten behoeve van dakterrassen opgenomen. Dit sluit aan op het beleid van het stadsdeel voor dakterrassen. Ten behoeve van het realiseren van een dakterras mag van de in artikel 3 voorschreven bouwhoogte worden afgeweken. De bebouwing binnen deze bestemming betreft geen aaneengesloten bouwblok (met een binnenterrein). Op grond van het beleid voor dakterrassen dient het dakterras daarom minimaal 2 meter uit de voor- en achtergevel te worden gesitueerd. Dakterrassen zijn niet toegestaan waar dat op de plankaart staat aangegeven (lid 4). In lid 5 is bepaald dat de gronden die op de plankaart als “overbouwde doorgang” zijn aangemerkt niet mogen worden bebouwd tot aan de vloer van de tweede bouwlaag. Wel zijn bouwwerken ten behoeve van ondersteuning van de bovengelegen bouwlagen toegestaan.
17
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
In lid 7 is bepaald dat de woningen ook mogen worden gebruikt voor het uitoefenen van aan huis gebonden beroepen, mits aan de hier gestelde randvoorwaarden wordt voldaan. In lid 8 is bepaald dat eventueel onbebouwd blijvende gronden mogen worden gebruikt overeenkomstig de aansluitende bestemmingen. Dat is veelal de bestemming “Verkeer”. Gemengd II (artikel 5) Deze bestemming is verspreid over het plangebied toegepast, met name op de koppen van bouwblokken. Ook hier is de eerste bouwlaag uitsluitend bestemd voor niet-woonfuncties (tenzij sprake is van de aanduiding “woning” (w)), welke overeenkomen met de binnen de bestemming Gemengd I toegelaten functies. Voor de panden met de aanduiding “w” geldt dat zodra het gebruik ten behoeve van wonen is gewijzigd in gebruik ten behoeve van één van de andere in dit lid genoemde functies een functieverandering terug naar uitsluitend een woonfunctie niet meer is toegestaan. Daarnaast zijn meer intern gerichte functies toegestaan in de vorm van kantoren en bedrijven (categorieën I en II). Ten aanzien van horeca in de categorieën I en IV geldt dat in totaal maximaal vijf vestigingen zijn toegestaan (zie lid 6). Voor horeca in categorie III geldt dat deze alleen ter plaatse van de genoemde straten/adressen zijn toegestaan en dat in totaal drie vestigingen gerealiseerd mogen worden (zie lid 1 jo. lid 6). Belhuizen zijn niet toegestaan (zie lid 1). De tweede bouwlaag en hoger zijn aangewezen voor woningen. In lid 2 is bepaald dat alleen ten behoeve van de in lid 1 genoemde functies mag worden gebouwd. In lid 3 is een regeling ten behoeve van dakterrassen opgenomen. Dit sluit aan op het beleid van het stadsdeel voor dakterrassen. Ten behoeve van het realiseren van een dakterras mag van de in artikel 3 voorschreven bouwhoogte worden afgeweken. Op de gronden met deze bestemming komen zowel aaneengesloten bouwblokken met een binnenterrein als overige bebouwing voor. Voor de aaneengesloten bouwblokken geldt dat dakterrassen, conform het stadsdeelbeleid, minimaal 1,70 meter vanaf de voorgevel worden gebouwd ter plaatse van gesloten bouwblokken. Op de plankaart is met een nadere aanduiding (“gesloten bouwblok”) aangegeven welke bouwblokken dat zijn. Ter plaatse van de overige bouwblokken geldt dat het dakterras op minimaal 2 meter afstand van zowel de voor- als de achtergevel gerealiseerd moet worden. Dakterrassen zijn niet toegestaan waar dat op de plankaart staat aangegeven (lid 4). In lid 5 is bepaald dat de gronden die op de plankaart als “overbouwde doorgang” zijn aangemerkt niet mogen worden bebouwd tot aan de vloer van de tweede bouwlaag. Wel zijn bouwwerken ten behoeve van ondersteuning van de bovengelegen bouwlagen toegestaan. Onder lid 6 is ook bepaald dat het maximum bedrijfsvloeroppervlak per vestiging van detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening, horeca, kantoren en bedrijven 250 m2 bedraagt. Hierdoor is de voor dit gebied beoogde kleinschaligheid van functies gewaarborgd. Tevens is bepaald dat voor bedrijven maximaal 25% van het bedrijfsvloeroppervlak voor opslag gebruikt mag worden. In lid 7 is bepaald dat de woningen ook mogen worden gebruikt voor het uitoefenen van aan huis gebonden beroepen, mits aan de hier gestelde randvoorwaarden wordt voldaan. In lid 8 is bepaald dat eventueel onbebouwd blijvende gronden mogen worden gebruikt overeenkomstig de aansluitende bestemmingen. Wonen (artikel 6) Deze bestemming is bedoeld voor de panden waar uitsluitend wordt gewoond (in alle bouwlagen). In lid 1 is bepaald dat woningen met inbegrip van bijbehorende bergingen en nevenruimten zijn toegestaan. In lid 2 is bepaald dat alleen ten behoeve van het in lid 1 toegestane gebruik mag worden gebouwd. In lid 3 is een regeling ten behoeve van dakterrassen opgenomen. Dit sluit aan op het beleid van het stadsdeel voor dakterrassen. Ten behoeve van het realiseren van een dakterras mag van de in artikel 3 voorschreven bouwhoogte worden afgeweken (tenzij op de plankaart de aanduiding “geen dakterrassen toegestaan” is opgenomen). Op de gronden met deze bestemming komen zowel aaneengesloten bouwblokken met een binnenterrein als overige bebouwing voor. Voor de gesloten bouwblokken geldt dat dakterrassen, conform het stadsdeelbeleid, minimaal 1,70 meter vanaf de voorgevel moeten worden gebouwd. Op de plankaart is met een nadere aanduiding (“gesloten bouwblok”) aangegeven welke bouwblokken dat zijn. Ter plaatse van de overige bouwblokken geldt dat het dakterras op minimaal 2 meter afstand van zowel de voor- als de achtergevel gerealiseerd moet worden. Dakterrassen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding “geen dakterrassen toegestaan”. In lid 5 is bepaald dat de gronden die op de plankaart als “overbouwde doorgang” zijn aangemerkt niet mogen worden bebouwd tot aan de vloer van de tweede bouwlaag. Wel zijn bouwwerken ten behoeve van ondersteuning van de bovengelegen bouwlagen toegestaan.
18
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
In lid 6 is bepaald dat de woningen ook mogen worden gebruikt voor het uitoefenen van aan huis gebonden beroepen, mits aan de hier gestelde randvoorwaarden wordt voldaan. In lid 7 is bepaald dat eventueel onbebouwd blijvende gronden mogen worden gebruikt overeenkomstig de aansluitende bestemmingen. Maatschappelijk (artikel 7) Deze bestemming is gelegd op de bestaande maatschappelijke voorzieningen (educatief, medisch, sociaal-cultureel, recreatief etc. met ondergeschikte detailhandel en horeca) In lid 1 is bepaald dat maatschappelijke voorzieningen met bijbehorende onbebouwde gronden zijn toegestaan. Binnen het bestemmingsvlak dat met de nadere aanwijzing “horeca” (h) op de plankaart staat aangegeven, is tevens meer dan ondergeschikte horeca in de categorieën III en IV toegestaan. Dit betreft het beheerdersgebouwtje in het Erasmuspark. Conform de bestaande situatie zijn op twee locaties dienstwoningen toegestaan. Dit is met een nadere aanduiding op de plankaart weergegeven. In lid 2 is bepaald dat alleen ten behoeve van het in lid 1 toegestane gebruik mag worden gebouwd. In lid 3 is bepaald dat een bebouwingspercentage geldt zoals op de plankaart staat aangegeven. Het maximaal bebouwingspercentage geldt voor het desbetreffende bestemmingsvlak. Voor de vlakken waar geen maximum bebouwingspercentage staat vermeldt geldt een maximum bebouwingspercentage van 100% (zie ook artikel 2, onder 9). Tuin (artikel 8) Deze bestemming is gelegd op de bestaande tuinen (zowel de privé-tuinen als de collectieve tuinen). In lid 2 is bepaald dat alleen bijgebouwen en aan- en uitbouwen alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd. De begrippen “aan- en uitbouw” en “bijgebouwen” zijn gedefinieerd in artikel 1 van de voorschriften. Verder is in lid 2 bepaald dat deze bouwwerken alleen mogen worden gerealiseerd ten behoeve van de bestemming “Tuin” alsmede ten behoeve van de bestemming van de aangrenzende hoofdbebouwing. Lid 2 bevat tevens onder a. tot en met h. een aantal voorschriften ten aanzien van de omvang en de situering. Scootsafes en tuintrappen zijn in beginsel niet toegestaan. In lid 3 is bepaald dat het Dagelijks Bestuur bevoegd is om vrijstelling te verlenen van de in lid 2 genoemde maten voor aan- en uitbouwen zodat een diepte van aan- en uitbouwen van maximaal 4 meter (in plaats van 2,5 meter) is toegestaan. Voorwaarde is dat deze aan- en uitbouwen behoren bij en qua gebruik aansluiten op hoofdgebouwen met de bestemming Gemengd I en dat onbebouwde gronden bij de aan- en uitbouwen niet worden gebruikt voor opslag. Dit sluit onder meer aan op het beleid zoals geformuleerd in de Kadernota Economisch Beleid Stadsdeel Bos en Lommer. Het Dagelijks Bestuur is op grond van lid 4 en lid 5 onder voorwaarden bevoegd vrijstelling te verlenen voor de realisering van scootsafes en tuintrappen. In lid 6 is expliciet bepaald dat het gebruik van tuinen ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen en opslag als verboden gebruik wordt aangemerkt. Groen (artikel 9) Deze bestemming is gegeven aan de openbare ruimten binnen het plangebied met een overwegende groene inrichting, zoals het Erasmuspark. In lid 1 is bepaald dat naast groenvoorzieningen ook bijbehorende fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, sierwater en kademuren zijn toegestaan. Bruggen voor langzaam verkeer zijn toegestaan daar waar dat met “brug voor langzaam verkeer” op de plankaart staat aangegeven. De gronden die met “boezemkering” zijn aangewezen, zijn bestemd voor een waterkering. In artikel 1 is omschreven wat hieronder wordt verstaan. Het gaat hier om een directe boezemkering rondom het Erasmuspark. In lid 2 is bepaald dat alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gerealiseerd ten behoeve van het in lid 1 genoemde gebruik. Voorbeelden van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn straatmeubilair, kunstwerken en straatverlichting. Verder is bepaald dat ter plaatse van de gronden die met “boezemkering” zijn aangegeven alleen ten behoeve van de waterkering mag worden gebouwd. Het Dagelijks Bestuur kan op basis van lid 5 nadere eisen stellen aan de situering van de bouwwerken. In lid 6 is bepaald dat vrijstelling kan worden verleend van het verbod om in de waterkering te bouwen mits het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Het Dagelijks Bestuur moet vooraf advies inwinnen bij de waterbeheerder. Bedacht moet worden dat naast deze vrijstelling ook de regels van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht in acht genomen moeten worden. In dat kader kan ook een ontheffing van de Keur vereist zijn. Schriftelijke verzoeken om een ontheffing dienen te worden gericht aan Waternet.
19
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
Lid 7 bevat een vrijstellingsregeling voor de realisering van een kleinschalige horecavoorziening in het zuidelijke of oostelijke deel van het Erasmuspark. Advisering door de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur is voorgeschreven, alsmede door de beheerder van de boezemkering indien de horecavoorziening daar zou worden gerealiseerd. Lid 8 bevat een vrijstellingsregeling voor de realisering van scootsafes. In lid 9 is het gebruik ten behoeve van parkeren en voor tuinen expliciet als verboden gebruik aangemerkt. Groen, nutsvoorzieningen (artikel 10) Kleine gebouwtjes voor nutsvoorzieningen, met een maximum oppervlak van 25 m2 en een maximale hoogte van 6 m zijn binnen de bestemmingen “Groen” toegestaan. De bestaande nutsvoorziening aan de rand van het Erasmuspark (Mercatorstraat 82) is echter aanzienlijk groter. Gezien de grootte van dit bestaande gebouw (circa 80 m2) is er voor gekozen om dit gebouw met een afzonderlijke (groen)bestemming op te nemen. Verkeer (artikel 11) Artikel 11 heeft betrekking op de verschillende zich in het plangebied bevindende straten, wegen en een deel van de openbare ruimte, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en speelvoorzieningen. In lid 1 is weergegeven welk gebruik is toegestaan. In lid 2 is bepaald dat binnen deze bestemming alleen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van het in lid 1 genoemde gebruik zijn toegestaan. Lid 3-4 bevat een aantal maxima ten aanzien van omvang van de toegelaten gebouwen. Het Dagelijks Bestuur kan op grond van lid 5 nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing. De leden 6-8 bevatten vrijstellingsbevoegdheden voor de realisering van achtereenvolgens een overkapping (langs het zuidelijke deel van de Bos en Lommerweg), voor de plaatsing van reclameborden e.d. en voor de realisering van scootsafes. Verkeer, autosnelweg (artikel 12) Artikel 12 heeft betrekking op de Rijksweg A10 met bijbehorende op- en afritten. In lid 1 is bepaalde welke vormen van gebruik zijn toegestaan. In lid 2 is bepaald dat alleen ten behoeve van het in lid 1 genoemde gebruik mag worden gebouwd. In lid 3 is de maximum bouwhoogte gesteld op 20 meter, gemeten ten opzichte van het wegdek. Dit is dus een uitzondering op het in artikel 2 gedefinieerde “peil” en op de in artikel 3, lid 2, voorgeschreven bouwhoogten. Verkeer, verblijfsgebied (artikel 13) Deze bestemming is bedoeld voor openbare ruimten die niet voor auto’s toegankelijke zijn en die voor een overwegend/groot deel verhard zijn. Binnen het verblijfsgebied is gemotoriseerd verkeer niet toegestaan (zie lid 5). In lid 1 is aangegeven welke vormen van gebruik zijn toegestaan. Krachtens lid 2 zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Het Dagelijks Bestuur kan op grond van lid 3 nadere eisen stellen aan de plaats van de bebouwing. Lid 4 bevat een vrijstellingsregeling voor de realisering van scootsafes. Water (artikel 14) Deze bestemming is bedoeld voor de Erasmusgracht, de Admiralengracht en de belangrijkste waterlopen in het Erasmuspark. In lid 1 is aangegeven welke vormen van gebruik zijn toegestaan. In lid 2 is bepaald dat alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gerealiseerd. In lid 3 is het gebruik voor ligplaatsen voor boten expliciet als verboden gebruik aangemerkt. Ook het gebruik ten behoeve van onder meer het storten van afval is expliciet niet toegestaan. De Hoofdstukken C en D bevatten de gebruikelijke bepalingen: • anti-dubbeltelbepaling (art. 15) • uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening (art. 16) • algemene gebruiksbepalingen (art. 17) • algemene vrijstellingsbepaling (art. 18) • algemene procedurebepaling (art. 19) • overgangsbepalingen (art. 20) • strafbepaling (art. 21) • titel (art. 22)
20
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
Bijlagen bij de voorschriften Als bijlage 1 bij de voorschriften is de Staat van horeca-activiteiten opgenomen. In deze Staat worden verschillende categorieën van horeca-activiteiten onderscheiden. In de bestemmingsregeling van de bestemming Gemengd I en II (artikel 4 en 5) worden uitsluitend horeca I, III en IV toegelaten. In de bestemming “Groen” wordt de vestiging van een kleinschalige horecavoorziening in de categorieën III en IV mogelijk gemaakt. De indeling van horeca heeft een ruimtelijk motief. Nachtzaken waaronder discotheken en dancings en zalenverhuur (horeca II) steunen – met name door hun afwijkende openingstijden – het winkelklimaat niet en zijn daarenboven niet gewenst met het oog op de in sterke mate aanwezige woonfunctie. Als bijlage 2 bij de voorschriften is de Staat van Inrichtingen opgenomen. In deze Staat worden verschillende categorieën van bedrijfsactiviteiten onderscheiden. In de bestemmingsregeling van de bestemmingen Gemengd II worden uitsluitend bedrijven in categorie I en II toegelaten. Het betreft hier lichte bedrijvigheid zoals een kledingreparatiebedrijf of een banketbakkerij. Bedrijvigheid uit de overige categorieën (met een grotere milieuhinder) is niet gewenst met het oog op de in sterke mate aanwezige woonfunctie.
21
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
Hoofdstuk 6. Milieuaspecten Het voorliggende bestemmingsplan legt de bestaande situatie op hoofdlijnen vast, rekening houdend met enkele lopende ontwikkelingen. In dit hoofdstuk worden de in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ruimtelijke maatregelen getoetst aan relevante milieuregelgeving. 6.1. Geluidhinder In het voorliggende bestemmingsplan zijn geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder toegestaan. De bestaande situatie wordt op hoofdlijnen vastgelegd. 6.2. Bodem In opdracht van het stadsdeel is door de dienst Milieu en Bouwtoezicht een historisch onderzoek uitgevoerd naar de bodemgesteldheid van het plangebied (rapport van 27 april 2006). Uit het historisch onderzoek blijkt dat ter plaatse van enkele locaties binnen het plangebied sprake is van bodemverontreiniging. In het voorliggende bestemmingsplan wordt de bestaande bebouwing op hoofdlijnen vastgelegd. Eventuele (bouw-)werkzaamheden (bijvoorbeeld een aan- of uitbouw) geschieden op particulier initiatief. In de bouwvergunningsfase kan nader bodemonderzoek aan de orde zijn om te bezien of de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor het beoogde (nieuwe) gebruik. 6.3. Water Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV), verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Alleen de Haarlemmervaart valt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Waternet (voormalig DWR) neemt daarbij de uitvoering van het waterbeheer, de riolering en het beheer van de waterkeringen voor zijn rekening. Er is een ontheffing op grond van de keur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht nodig voor werkzaamheden aan de waterstaatkundige werken, watergangen en waterkeringen. Een schriftelijk verzoek tot ontheffing van de keur kan worden gericht aan Waternet, sector Klant, Markt en Relatie. Boezemwaterkering Op de Keurkaart (Integrale Keur AGV, 14 december 2004) is rondom het Erasmuspark een directe boezemwaterkering weergegeven. De Erasmusgracht is aangemerkt als boezemwater. In hoofdstuk 5 is, bij de toelichting op het artikel 9 (“Groen”), weergegeven welke waarborgen in dit bestemmingsplan zijn opgenomen ter bescherming van de waterkering en de bijbehorende zone. Erasmusgracht De Erasmusgracht is in dit bestemmingsplan weergeven met de bestemming “Water”. Demping van water wordt niet toegestaan. Waterberging In dit bestemmingsplan wordt de bestaande bebouwing op hoofdlijnen vastgelegd. Het bestemmingsplan heeft geen nadelige gevolgen voor het waterbergend vermogen. Grondwater Bij eventuele (her)inrichting dient rekening te worden gehouden met de gemeentelijk vastgestelde grondwaternorm. Deze luidt: daar waar zonder kruipruimte gebouwd wordt, mag de grondwaterstand niet vaker dan gemiddeld eens per twee jaar, niet langer dan 5 dagen achtereen minder dan 0,50 meter onder het maaiveld staan. Waar met kruipruimtes wordt gebouwd, geldt een norm van 0,90 meter. Nieuw te bouwen ondergrondse werken mogen een vrije afstroming van grondwater naar het oppervlaktewater niet belemmeren. Kelders en parkeergarages moeten waterdicht worden uitgevoerd.
22
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
Materiaalkeuze Het gebruik van uitlogende materialen beïnvloedt de kwaliteit van het regen- en oppervlaktewater negatief en dient voorkomen te worden (gedurende zowel de bouw-/aanlegfase als de gebruiksfase). Emissies naar het oppervlaktewater van PAK (teer- en bitumeuze materialen, verduurzaamd hout), lood, zink en koper (via regenwaterafvoer) moeten worden tegengegaan. Regenwater; scheiden van schoon- en vuilwaterstromen Uitgangspunt is dat schoon- en vuilwaterstromen worden gescheiden. Relatief schoon regenwater van gevels en daken wordt waar mogelijk benut (voor toiletspoeling, daktuinen e.d.) en mag rechtstreeks via het regenwaterriool naar het oppervlakte-/grondwater worden afgevoerd. Hemelwater afkomstig van wegen met een relatief lage verkeersintensiteit wordt voorgezuiverd door middel van een lokale voorziening (helofytenfilter/bezinkvoorziening/water afvoersysteem door infiltratie (“wadi“)) alvorens het op het oppervlaktewater te lozen. Vervuild regenwater, afkomstig van hoofdwegen/drukke parkeerplaatsen e.d., wordt door middel van het verbeterd gescheiden stelsel afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. 6.4. Luchtkwaliteit In dit bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een significante stijging van verkeersintensiteiten en dus een verslechtering van de luchtkwaliteit veroorzaken. Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie op hoofdlijnen vast en is uitvoerbaar in het licht van het Besluit luchtkwaliteit 2005. De verbetering van de luchtkwaliteit is niet mogelijk in het kader van dit conserverende bestemmingsplan. Op centraal stedelijk niveau is het Actieplan luchtkwaliteit opgesteld waarin maatregelen zijn opgenomen ter verbetering van de luchtkwaliteit. Deze maatregelen zijn ook van belang voor het plangebied van dit bestemmingsplan, zoals de reeds uitgevoerde maatregelen ter verbetering van de doorstroming van de Jan van Galenstraat. 6.5. Externe veiligheid De Rijksweg A10 is een transportroute voor gevaarlijke stoffen. In het bestemmingsplan wordt echter geen toename van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten (in de zin van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen 2004) mogelijk gemaakt, waardoor het bestemmingsplan geen nadelige gevolgen heeft voor de externe veiligheid. In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan Laan van Spartaan, een gebied dat aan de westzijde van de A10 ligt tegenover de Erasmuspark- en Robert Scottbuurt, is een onderzoek naar externe veiligheid uitgevoerd. De Erasmuspark- en Robert Scottbuurt maken onderdeel uit van het in dat rapport beschouwde gebied. Er kan worden geconcludeerd dat binnen het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan wordt voldaan aan de norm voor het plaatsgebonden risico. Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen nadelige gevolgen heeft voor het groepsrisico omdat geen verdichting van bebouwing mogelijk wordt gemaakt. 6.6. Natuurwaarden De Dienst Ruimtelijke Ordening heeft een “Natuurtoets Erasmuspark en Robert Scottbuurt” opgesteld. Er wordt geconcludeerd dat er geen ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet behoeft te worden aangevraagd. Met mitigerende maatregelen kunnen de nadelige effecten van (bouw)werkzaamheden in voldoende mate worden beperkt. De natuurtoets is als bijlage 4 bijgevoegd. De vestiging van een kleinschalige horecavoorziening in het zuidelijke of oostelijke deel van het Erasmuspark is voorgelegd aan de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur. Deze heeft een voorkeur voor realisering in de waterkering aan de oostzijde van het park. 6.7. Cultuurhistorische waarden Het voorliggende bestemmingsplan legt de bestaande situatie op hoofdlijnen vast, nieuwe ontwikkelingen geschieden op perceelsniveau. Archeologisch onderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde. Het plangebied is niet aangewezen als beschermd stadsgezicht. Voor een uitgebreide toelichting op de cultuurhistorische waarden wordt verwezen naar bijlage 1 bij deze toelichting.
23
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
6.8. Luchthavenindelingbesluit Het plangebied valt buiten enig door het Luchthavenindelingbesluit bestreken beperkingengebied. De aanwezigheid van Schiphol heeft dus geen gevolgen voor de ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. 6.9. Bedrijven In dit bestemmingsplan zijn, conform de bestaande situatie, in diverse panden bedrijven toegestaan. Door eisen te stellen aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten, wordt ernaar gestreefd de milieubelasting voor gevoelige functies in de omgeving zoveel mogelijk te beperken. Hiervoor wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een zogenaamde Staat van Inrichtingen. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar toenemende milieubelasting. Afhankelijk van de gevoeligheid van een gebied wordt vervolgens door middel van een milieuzonering aangegeven welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn. Voor een algemene toelichting op de Staat van Inrichtingen wordt verwezen naar de bijlage 2 bij deze toelichting. Hoewel er hoofdzakelijk in het gebied gewoond wordt, bevinden zich door het plangebied heen, voornamelijk in de onderste bouwlaag, verschillende functies waaronder bedrijven, kantoren, detailhandel en horeca. Het gaat dus om een gemengd gebied. Derhalve worden in de daarvoor bestemde delen van het plangebied alleen bedrijfsactiviteiten toegestaan die volgens de Staat van Inrichtingen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat niet in de weg staan (in case bedrijven uit de categorieën I en II). Het Dagelijks Bestuur kan gebruikmaken van een vrijstellingsbevoegdheid om bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet genoemd worden danwel worden genoemd in milieucategorie III, mits deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel) activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de milieucategorieën I en II.
24
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
Hoofdstuk 7. Uitvoerbaarheid
7.1. Schriftelijke inspraakreacties Het concept van het ontwerpbestemmingsplan heeft in het kader van de inspraak van 9 november 2006 tot en met 20 december 2006 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon een ieder schriftelijk en/of mondeling zijn/haar inspraakreactie geven. De ter inzage legging was door de ontruiming van het Bos en Lommerplein niet zoals gebruikelijk op het stadsdeelkantoor, maar in de Mercatorbibliotheek en op de stadsdeelwerf aan de Den Brielstraat. Een samenvatting van het plan was digitaal beschikbaar via de website van het stadsdeel. De ter inzage legging is op de gebruikelijke wijze bekend gemaakt in het Stadsblad en op de website van het stadsdeel. Er zijn naar aanleiding van de terinzage legging van het concept-ontwerpbestemmingsplan twee schriftelijke reacties ontvangen. Hieronder volgt een samenvatting van die reacties en de beantwoording van het Dagelijks Bestuur. Reactie mevrouw E.K. van der Wijk, Griseldestraat 45/1 Mevrouw Van der Wijk vraagt of de bedrijfslocatie aan de Buskenblaserstraat 38 een woonbestemming kan krijgen in plaats van dat een bedrijfsbestemming mogelijk blijft. Haar argumenten tegen een bedrijfsbestemming zijn: - geen prettig uitzicht op de ‘opslagplaats’ in de tuin van het bedrijf; - zorg (met name op hete zomerdagen) wegens de opslag van chemicaliën in de tuin; - de daaruit voortvloeiende verstoring van haar woongenot. Antwoord Dagelijks Bestuur Er bevindt zich op het genoemde adres een schoonmaakbedrijf c.a. (“Perfekt”). Deze percelen hebben in het bestemmingsplan de bestemming “Gemengd II” gekregen en zijn daarmee onder meer bestemd voor bedrijven uit de categorieën I en II van de Staat van Inrichtingen (die deel uitmaakt van het bestemmingsplan). Een schoonmaakbedrijf (zonder tanks) past binnen deze bestemming zolang de 2 oppervlakte van het bedrijf niet meer bedraagt dan 250 m . Het bedrijf in kwestie heeft een bebouwde 2 oppervlakte van circa 60 m . Het bedrijf past dan ook binnen de beoogde bestemming. Dit is ook in overeenstemming met een van de doelstellingen van de Kadernota Economisch Beleid van het stadsdeel, te weten het streven om economische functies op buurtniveau te stimuleren. Eventuele opslag in de tuin is echter in strijd met de beoogde bestemming “Tuin” (en overigens ook met de nu nog vigerende bestemming “Tuin 1”). In de voorschriften bij de beoogde bestemming is het gebruik van de gronden met de bestemming “Tuin” voor opslagdoeleinden uitdrukkelijk aangemerkt als strijdig gebruik (zie artikel 8, lid 6). Inmiddels is de exploitant van het schoonmaakbedrijf door Bouw- en Woningtoezicht van het stadsdeel erop gewezen dat opslag van schoonmaakmiddelen in de tuin niet is toegestaan. Bouw- en woningtoezicht van het stadsdeel houdt de situatie in het oog. Zonodig zal handhavend worden opgetreden door het opleggen van een dwangsom. Reactie mevrouw C. Rietveld, J. Banckersplantsoen 11 Mevrouw Rietveld vraagt aandacht voor de slechte luchtkwaliteit en andere voor omwonenden nadelige effecten van het vele vrachtverkeer op de Jan van Galenstraat. Dit betreft vooral vrachtverkeer van en naar het Foodcenter. Zij bepleit een omleiding van het zware verkeer via de Haarlemmerweg om op die manier de omwonenden van de Jan van Galenstraat te ontlasten. Antwoord Dagelijks Bestuur Eén van de oorzaken van de door inspreekster ondervonden overlast ligt buiten de grenzen van het bestemmingsplan. Dit betreft namelijk het Foodcenter in stadsdeel Westerpark. De belangrijkste ontsluiting van dit Foodcenter is vanaf de A10 via de Jan van Galenstraat. Er is een andere route van
25
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
en naar het Foodcenter vanaf de Haarlemmerweg. Deze is evenwel door de aanwezigheid van het kermisexploitantenterrein minder goed toegankelijk voor zwaar verkeer. Momenteel worden de mogelijkheden bezien voor een herontwikkeling van het Foodcenter. Dit zal mogelijk betekenen dat het Foodcenter in meerdere mate zal worden ontsloten in noordelijke richting (van/naar de Haarlemmerweg). Dit zal waarschijnlijk leiden tot een iets lagere intensiteit vrachtverkeer op de Jan van Galenstraat. De Jan van Galenstraat heeft echter ook de functie van een belangrijke ontsluitingsroute vanaf de A10 naar de binnenstad. Deze functie zal gehandhaafd blijven. De Jan van Galenstraat zal dus altijd een druk bereden route blijven. 7.2. Inspraakavond Er heeft op 7 december 2006 een inspraakavond plaatsgevonden. Er zijn tijdens deze avond verschillende mondelinge reacties op het plan gekomen. Het grootste deel van deze opmerkingen c.q. vragen is tijdens de inspraakavond beantwoord. Het verslag van deze inspraakavond is als bijlage 3 aan deze toelichting toegevoegd. Voorzover er nog reacties tijdens de inspraakavond onbeantwoord zijn gebleven, wordt daarop in het hiernavolgende ingegaan. Bescherming van het kleinschalige groen in het bestemmingsplan Inspraakreactie: Er werd gepleit voor meer aandacht in het bestemmingsplan voor het behoud voor het kleinschalige groen in het plangebied (ook als “buffer” tegen de luchtverontreiniging). Genoemd werden het groen op de Hoofdweg, de groenstroken langs de Erasmusgracht e.d. Antwoord Dagelijks Bestuur De bestemming “Groen” is toegekend aan die delen van de openbare ruimte waar sprake is van een overwegend groene inrichting. Het gaat daarbij om de hoofdgroenstructuur op stads- en stadsdeelniveau. Dit betreft ook de groene zone aan weerszijden van de Erasmusgracht (ter hoogte van het Erasmuspark). Het meer incidentele groen langs bijvoorbeeld de Hoofdweg is meegenomen binnen de bestemming “Verkeer”. De voorschriften bij deze bestemming (artikel 11) voorzien ook uitdrukkelijk in “groenvoorzieningen”. Daar waar het gaat om de bescherming van de specifieke bomen in kwestie, krijgt deze met name gestalte via het al dan niet verlenen van kapvergunningen. Per vergunningaanvraag wordt beoordeeld of bomen al dan niet gekapt mogen worden. In dat verband is van belang dat inmiddels door de deelraad een nieuwe Bomenverordening 2007 is vastgesteld. Deze Bomenverordening is opgesteld om de bomen in het stadsdeel te beschermen. De verordening heeft betrekking op alle bomen, zowel die particulier eigendom zijn als die in de openbare ruimte staan. Het kan gaan om individuele bomen en om groepen bomen. In de Bomenverordening wordt aangegeven dat er een lijst van “bijzonder beschermwaardige bomen” zal worden opgesteld en vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van Bos en Lommer. Voor alle bomen in Bos en Lommer wordt aan de hand van een lijst met criteria bepaald of deze boom zal worden opgenomen op deze lijst. De criteria zijn: o een voor de soort karakteristieke vorm; o beeldbepalend voor de omgeving; o verweven met de geschiedenis van de omgeving; o bijzondere of zeldzame soort; o zeldzaam door omvang of hoogte; o cultuurhistorische waarde; o natuurwetenschappelijke waarde; o ecologische waarde. Voor bomen die op deze lijst worden opgenomen, wordt in beginsel geen kapvergunning afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, van een noodtoestand of van andere uitzonderlijke situaties. Op dit moment is de (concept)lijst van bijzondere beschermswaardige
26
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
bomen nog niet afgerond, dus is ook niet duidelijke of, en zo ja welke bomen uit de Erasmuspark- en Robert Scottbuurt op deze lijst zullen worden opgenomen. De vestiging van een horecagelegenheid in het Erasmuspark Inspraakreactie: Er werd aandacht gevraagd voor het – in samenspraak met omwonenden - zoeken en vinden van een creatieve oplossing voor het vestigen van een horecagelegenheid in het Erasmuspark. Antwoord Dagelijks Bestuur Het bestemmingsplan zal voorzien in de realisering van een kleinschalige horecagelegenheid op een nader te bepalen locatie in het zuidelijke of oostelijke deel van het Erasmuspark. Omwonenden zullen op de gebruikelijke wijze in de gelegenheid worden gesteld hierover hun mening te geven. De detailhandel in de buurt Inspraakreactie: Het verdwijnen van de detailhandel uit de buurt werd betreurd. Antwoord Dagelijks Bestuur Er is voor vele plekken in de wijk - met name ter plaatse van hoekpanden - de bestemming “Gemengd II” beoogd. Deze bestemming voorziet mede in de aanwezigheid van detailhandel. Er zullen dus mogelijkheden zijn om kleinschalige detailhandel in de buurt te vestigen danwel te handhaven. Poelier Reinaert de Vosstraat Inspraakreactie: Er werd aandacht gevraagd voor de overlast (m.n. geluidsoverlast) van de poelier aan de Reinaert de Vosstraat 21. Antwoord Dagelijks Bestuur Er wordt voor het genoemde pand de bestemming “Gemengd II” beoogd. Deze bestemming voorziet onder meer de in de aanwezigheid van detailhandel en bedrijven uit de categorieën I en II van de Staat van Inrichtingen. Bedrijven waar dierlijke producten worden verwerkt, behoren daar niet toe. Het betreft hier evenwel een vorm van (groot)handel die binnen de bestemming valt en ter plekke kan worden gehandhaafd. Klachten betreffende geluid- en stankoverlast, dienen bij voorkeur te worden doorgegeven via de klachtenlijn van de Dienst Milieu en Bouwtoezicht van de gemeente Amsterdam (tel 5513456). Genoemde dienst is bevoegd zonodig op te treden. 7.3. Overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening Artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg moet worden gepleegd met de besturen van waterschappen en met de voor het plan relevante diensten die betrokken zijn bij de zorg voor een goede ruimtelijke ordening. Het conceptontwerp van het bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt is toegestuurd aan de volgende instanties. De instanties onder 1 tot en met 9 hebben gereageerd. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Kamer van Koophandel; Stadsregio Amsterdam (voorheen Dagelijks Bestuur ROA); VROM-inspectie; Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht / Waternet; Het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel De Baarsjes; Het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel Slotervaart; Bureau Monumentenzorg en Archeologie Amsterdam;
27
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
8. 9. 10. 11. 12.
Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam; Rijkswaterstaat; Ministerie Economische Zaken, Regio Noord-West; Burgemeesters en wethouders van de gemeente Amsterdam / APC; Provincie Noord-Holland, Dienst Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid.
Hieronder volgt een samenvatting van de schriftelijke reacties met aansluitend de reactie van het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel Bos en Lommer. 1. Kamer van Koophandel Amsterdam Overlegreactie De Kamer van Koophandel heeft aangegeven geen op- of aanmerkingen te hebben. 2. Stadsregio Amsterdam (voorheen Dagelijks Bestuur ROA) Overlegreactie -
In paragraaf 2.5 “ Verkeer en parkeren” wordt niet verwezen naar de functie van de A10 en wordt ook niet aangegeven dat de fietsroute langs de Erasmusgracht ook deel uitmaakt van “hoofdnet fiets”. In hoofdstuk 3 “Plankader” ontbreekt een passage over het regionaal beleid en over het Regionale Verkeer- en Vervoerplan.
Antwoord Dagelijks Bestuur -
De functie van de A10 is die van een “stroomweg”. Dit wordt toegevoegd in de genoemde paragraaf. Ook wordt toegevoegd dat de route langs de Erasmusgracht deel uitmaakt van “hoofdnet fiets”. Het bestemmingsplan wordt in de gevraagde zin aangevuld.
3. VROM inspectie Overlegreactie Het stadsdeel motiveert het overschrijden van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico met het argument dat de bestaande overschrijding van de oriëntatiewaarde niet toeneemt. Deze motivering wordt niet in overeenstemming geacht met een goede ruimtelijke ordening omdat het bestaande risiconiveau als uitgangspunt wordt gehanteerd in plaats van te streven naar een verbetering van de situatie. Antwoord Dagelijks Bestuur Allereerst kan worden geconstateerd dat het voorliggend bestemmingsplan vooral conserverend van aard is. Er wordt niet of nauwelijks voorzien in nieuwe ontwikkelingen in het plangebied. Het stadsdeel onderkent desalniettemin dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A10 een aandachtspunt is. Door de betrokken instanties (waaronder de gemeente) wordt onderzocht welke structurele oplossingen er op korte termijn (risicobeheersing) en lange termijn (risicoreducering) voor de gehele A10 West bestaan. In de Nota Ruimte wordt aangekondigd dat de A5 (Westrandweg) als route wordt gereserveerd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Hiermee is een structurele oplossing op afzienbare termijn mogelijk. Bovendien kan worden geconstateerd dat de omvang van het vervoer van LPG de laatste jaren drastisch afneemt. Hogere onderhoudskosten aan motoren maken dat autofabrikanten steeds meer afzien van het inbouwen van LPG-tanks in personenauto’s. Hierdoor neemt ook de verkoop van LPG af. In combinatie met de voorgestelde maatregelen van het Rijk om de risico’s van LPG verder te beheersen, lijkt het knelpunt van het vervoer van LPG zich op termijn op te lossen. Voor de periode dat de Westrandweg nog niet in gebruik is genomen en nog enig LPG-transport plaatsvindt over de A10, wil de gemeente het LPG-transport verder reguleren. In het kader van de
28
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
LPG-Ketenstudie van de ministeries VROM en V&W worden verschillende maatregelen genoemd die bijdragen aan het oplossen van de knelpunten van het vervoer van LPG over de A10, zoals het aanbrengen van een brandwerende coating op de tanks. Daarnaast wordt gekeken naar de mogelijke maatregelen om bij een eventueel ongeval met een LPG vrachtwagen de gevolgen te beperken. Hierbij is van belang dat het plangebied wordt afgeschermd door bestaande bouwblokken. Het plangebied is bovendien goed bereikbaar voor hulpdiensten. Er is een op- en afrit naar de A10 in de zeer directe nabijheid van het plangebied. Oppervlaktewater dat kan dienen als koel- en bluswater bij een eventueel ongeluk met een LPG-tankwagen, is aanwezig in de Erasmusgracht. Een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt door burgemeester en wethouders van Amsterdam acceptabel geacht, mede omdat deze tijdelijk is, er initiatieven zijn om de risico’s in de tussentijd te beheersen en het transport van LPG door autonome ontwikkelingen steeds minder wordt. 4. Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht / Waternet Overlegreactie -
Het is wenselijk om in hoofdstuk 6 “Milieuaspecten” twee extra paragrafen op te nemen. De desbetreffende paragrafen zijn opgenomen in de brief van Waternet en gaan over “materiaalkeuze” en “regenwater; scheiden van schoon- en vuilwaterstromen”. Er wordt op gewezen dat er een ontheffing op grond van de Integrale Keur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht nodig is voor werkzaamheden aan waterstaatkundige werken, watergangen en waterkeringen.
Antwoord Dagelijks Bestuur -
Genoemde paragrafen worden toegevoegd aan het bestemmingsplan. In de plantoelichting zal worden opgenomen dat een ontheffing nodig is voor werkzaamheden aan de waterstaatkundige werken, watergangen en waterkeringen. Tevens zal worden opgenomen dat een schriftelijk verzoek tot ontheffing van de keur kan worden gericht aan Waternet, sector klant, markt en relatie.
5. Het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel De Baarsjes Overlegreactie -
Evenals Waternet wijst stadsdeel De Baarsjes erop dat de waterkering valt onder de keur van het hoogheemraadschap en dat er dientengevolge een ontheffing nodig is voor werkzaamheden ter plaatse. De andere opmerking gaat over de zuidelijke plangrens ter plaatse van de Jan van Galenstraat. Deze lijkt niet aan te sluiten op de grens van het stadsdeel en de grens van het aangrenzende bestemmingsplan van stadsdeel De Baarsjes.
Antwoord Dagelijks Bestuur -
Zoals onder antwoord 4 vermeld, wordt dit opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan. De zuidelijke plangrens wordt aangepast aan de onderlinge stadsdeelgrens.
6. Het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel Slotervaart Overlegreactie (per e-mail d.d. 5 april 2007) Naar de mening van het stadsdeel dienen de plangrenzen op een aantal onderdelen te worden aangepast. Antwoord Dagelijks Bestuur De plangrens zal worden aangepast aan de onderlinge stadsdeelgrens.
29
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
7. Bureau Monumentenzorg en Archeologie Amsterdam Overlegreactie -
-
Gevraagd wordt om een toelichtende paragraaf over de specifieke stedenbouwkundige en architectonische waarden op te nemen. Het plangebied is namelijk een bijzonder overgangsgebied in de Nederlandse stedenbouwkundige en architectonische ontwikkelingen in de periode rond de tweede wereldoorlog. Daarnaast past het in het ruimtelijk beleid op nationaal niveau en stadsdeelniveau. Voorgesteld wordt om beoogde monumenten op te nemen op plankaart. Er wordt twijfel geuit over het dakterrassenbeleid in verband met de aantasting van ruimtelijke karakteristieken en de betekenis van de woonblokken als architectonische eenheid. Er wordt gevraagd waarom antennes en liftkokers zijn meegerekend in bouwhoogten en of dat gevolgen kan hebben wanneer iemand zijn gebouw wil ophogen.
Antwoord Dagelijks Bestuur -
-
-
Het bestemmingsplan zal in de gevraagde zin worden aangevuld. Er bevinden zich (nog) geen monumenten in het plangebied. Het is niet mogelijk om “beoogde monumenten” op te nemen op de bestemmingsplankaart. De monumentstatus is immers nog niet door het Dagelijks Bestuur van Bos en Lommer toegekend. Indien gebouwen voor de vaststelling van het bestemmingsplan als monument worden aangewezen, dan zullen ze aldus op de plankaart worden aangeduid. Er zal in de toelichting wel melding worden gemaakt van de door Bureau Monumentenzorg en Archeologie voorgestelde monumenten. Daarbij zal worden benadrukt dat dit monumenten betreft die naar het oordeel van het Bureau Monumenten en Archeologie voor bescherming in aanmerking zouden komen; het Dagelijks Bestuur van Bos en Lommer heeft nog geen monumenten aangewezen. In de toelichting staat dat een dakterras op de bovenste bouwlaag het oorspronkelijke gevelbeeld niet mag aantasten. Voorts zijn regels opgenomen die erop zijn gericht dat de dakterrassen weinig zichtbaar zijn vanaf de straat. Hiermee is getracht te voorkomen dat de ruimtelijke karakteristiek en de architectonische eenheid worden aangetast. Tegelijkertijd is het belangrijk om in te zien dat dakterrassen een grote bijdrage kunnen leveren aan het woongenot en dat dit argument zwaar heeft meegewogen in de belangenafweging. De voorschriften c.a. zullen in die zin worden aangepast dat dergelijke ondergeschikte bouwdelen bij de bepaling van de maximale hoogte niet worden meegerekend.
8. Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam Overlegreactie -
Het bestemmingsplan past binnen de beleidskaders van het Amsterdamse structuurplan “Kiezen voor Stedelijkheid”. Er wordt gevraagd of de maatschappelijke haalbaarheid van horeca in het Erasmuspark is onderzocht. Bouwvoornemens in de hoofdgroenstructuur dienen te worden voorgelegd aan de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur (TAC). De uitdrukking ‘minimaal’ in paragraaf 6.6 (“Natuurwaarden”) wordt ongelukkig geacht. Met betrekking tot luchtkwaliteit zijn er geen ontwikkelingen waardoor de luchtkwaliteit verslechtert. De vraag wordt gesteld of de verbodregeling met betrekking tot belhuizen in een bestemmingsplan op zijn plaats is. De plankaart komt volgens de DRO niet geheel overeen met de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2006 (met betrekking tot kleuren, naamgeving en indeling). Deze bindende afspraken dienen echter wel gevolgd te worden. Het bestemmingsplan is ook niet geheel volgens het Handboek Amsterdamse Bestemmingsplannen opgesteld, waardoor het problemen zal opleveren om het bestemmingsplan op de gezamenlijke website van Amsterdam digitaal raadpleegbaar te maken.
Antwoord Dagelijks Bestuur
30
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
-
-
Akkoord. Het bestemmingsplan zal voorzien in de realisering van een kleinschalige horecagelegenheid op een nader te bepalen locatie in het zuidelijke of oostelijke deel van het Erasmuspark. Dit initiatief is voorgelegd aan de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur (TAC). Omwonenden zullen op de gebruikelijke wijze in de gelegenheid worden gesteld hierover hun mening te geven. Overigens is de vestiging van een horecagelegenheid in het Erasmuspark ook onderwerp van gesprek geweest op de inspraakavond d.d. 7 december 2006. De plannen om een horecavoorziening van bescheiden omvang in het park te realiseren kan in algemene zin rekenen op steun vanuit de buurt. In de toelichting zal worden vermeld dat bouwvoornemens in de hoofdgroenstructuur moeten worden voorgelegd aan de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur (TAC). De genoemde paragraaf zal in die zin worden aangepast dat ook zal worden verwezen naar de toe te voegen “Natuurtoets Erasmuspark en Robert Scottbuurt” (DRO april 2007). Akkoord. Gelet op de aard van een belhuis, vooral ook gelet op de ruime openingstijden, is er sprake van een specifieke ruimtelijke uitstraling. Een regeling in een bestemmingsplan is naar de mening van het stadsdeelbestuur dan ook op zijn plaats. Het bestemmingsplan zal worden getoetst aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2006 en aan het Handboek Amsterdamse bestemmingsplannen en daaraan binnen de nu nog openstaande mogelijkheden worden aangepast.
9. Rijkswaterstaat Overlegreactie -
-
Geadviseerd wordt de paragraaf in het bestemmingsplan over het rijksbeleid met de in de brief genoemde passages aan te vullen. De Wet Geluidhinder en het onderdeel 2.3.5 “Milieu en externe veiligheid” in de Nota Ruimte zijn erop gericht knelpunten in de toekomst te voorkomen. De mogelijke toekomstige ontwikkeling van woonboten aan de Erasmusgracht (op 90 tot 290 meter afstand van de A10 west) is aanleiding tot het verzoek om een akoestisch onderzoek te laten uitvoeren. Het is onduidelijk of de watertoets al is uitgevoerd. De inhoud van de waterparagraaf voldoet niet helemaal aan de handreiking van VROM (uit november 2000). In de brief staat hoe een complete waterparagraaf moet zijn opgebouwd. Geadviseerd wordt in artikelen 11 (“Verkeer”) en 12 (“Verkeer, autosnelweg”), lid 1, "waterafvoer" te vervangen door "waterberging". De verwijzing van artikel 12, lid 1, onder A, klopt niet; de verwijzing moet zijn naar artikel 11 in plaats van naar artikel 10.
Antwoord Dagelijks Bestuur -
-
Genoemde passages worden in het bestemmingsplan opgenomen. Het bestemmingsplan zal niet voorzien in de realisering van ligplaatsen voor woonboten. Stadsbreed heeft een schouw plaatsgevonden waarbij gezocht is naar geschikte nieuwe ligplaatsen voor woonboten. Daarbij is de zuidelijke oever van het bedoelde deel van de Erasmusgracht als mogelijke locatie naar voren gekomen voor maximaal vijf woonboten. De planvorming hiervoor is op dit moment nog niet concreet uitgewerkt. In dit bestemmingsplan wordt daarom vooralsnog uitgegaan van de bestaande situatie zonder woonboten. Er is dan ook geen aanleiding voor het uitvoeren van akoestisch onderzoek. De watertoets is naar aanleiding van de reactie van Waternet aangevuld (zie voorgaande onder 4). Een en ander zal worden aangepast.
7.3. Ambtshalve aanpassingen (aangebracht in het ontwerp ten opzichte van het conceptontwerp) o
Het bestemmingsplan is aangepast aan een aantal onlangs verleende bouwvergunningen, danwel bouwvergunningen waarvoor de procedures inmiddels zijn gestart. Dit betreft bijvoorbeeld de uitbreiding van basisschool Al Wafa aan de Buskenblaserstraat 65.
31
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
o
Het bestemmingsplan zal voorzien in de realisering van een kleinschalige horecagelegenheid op een nader te bepalen locatie in het zuidelijke of oostelijke deel van het Erasmuspark. Dit initiatief is voorgelegd aan de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur (TAC).
o
Het bestemmingsplan zal door middel van een door het Dagelijks Bestuur te verlenen (binnenplanse) vrijstelling voorzien in de mogelijkheid van realisering van een vrijstaande luifel (dat wil zeggen los van de gevel) boven het trottoir langs de zuidzijde van de Bos en Lommerweg (in het kader van de revitalisering van het winkelgebied).
o
Er zal in het bestemmingsplan een regeling worden opgenomen voor de realisering van tuintrappen, inhoudende dat deze uitsluitend met een door het Dagelijks Bestuur te verlenen (binnenplanse) vrijstelling kunnen worden toegestaan.
o
Er zal een (binnenplanse) vrijstellingsregeling voor de realisering van scootsafes in de voorschriften worden opgenomen, inhoudende dat een scootsafe bij voorkeur in de eigen tuin moet worden gerealiseerd en slechts indien dat niet mogelijk is, een locatie in de openbare ruimte onder voorwaarden mogelijk zou kunnen zijn.
o
De plankaart en de voorschriften zijn op een aantal onderdelen nader op elkaar afgestemd.
o
De toelichting is op een aantal onderdelen geactualiseerd (bijvoorbeeld op het punt van de toekomstige ontwikkelingen in het Wachterliedplantsoen en de Robert Scottbuurt).
o
Er zal in de toelichting aandacht worden besteed aan de Welstandsnota van het stadsdeel.
o
De natuurtoets zal aan de toelichting worden toegevoegd.
o
De beantwoording van de inspraak- en overlegreacties zal in de toelichting worden opgenomen (in Hoofdstuk 7 “Uitvoerbaarheid”).
o
In de voorschriften is bij de bestemmingen Gemengd I (artikel 4), Gemengd II (artikel 50) en Wonen (artikel 6) toegevoegd: lid 4: In afwijking van het bepaalde in artikel 3 mag de maximaal toegestane bouwhoogte met ten hoogste 1,20 m worden overschreden ten behoeve van dakterrasafscheidingen op aan- en uitbouwen.
7.4. Aanpassingen aangebracht n.a.v. de tijdens de raadsbehandeling, d.d. 16/1/2008 aangenomen motie van D66. •
•
In de voorschriften is de volgende tekst aan Artikel 5. Gemengd II (GDII) lid 1 a, toegevoegd: na het gedachtestreepje met het woord ‘kantoren’, “met daaraan ondergeschikte bewoning;” en na het laatste gedachtestreepje met op het eind van de zin de woorden ‘…genoemde functies’, “een verandering terug naar uitsluitend een woonfunctie niet is toegestaan;”; In de toelichting is de tekst hierop aangepast.
7.5. Economische uitvoerbaarheid Het voorliggende bestemmingsplan legt de bestaande situatie op hoofdlijnen vast waardoor er geen financiële gevolgen zijn te verwachten voor het stadsdeel. De toegestane woninguitbreidingen en functieveranderingen geschieden op particulier initiatief. Een uitzondering hierop is de herontwikkeling van het Wachterliedplantsoen. Het financiële kader is vastgelegd in het investeringsplan behorende bij de begroting en de Voorjaarsnota. Hierin zijn gelden opgenomen uit verschillende fondsen (waaronder het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing) die de financiering van het Wachterliedplantsoen mogelijk maken. Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. 32
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
BIJLAGE 1: Toelichting op cultuurhistorische waarden in het plangebied Beleid In 1992 is door Nederland het “Verdrag van Valletta”’ ondertekend. Het verdrag heeft bescherming van het archeologisch erfgoed in de bodem en de inbedding daarvan in de ruimtelijke ontwikkeling als doel. Ter voorbereiding van de implementatie van het verdrag in nieuwe regelgeving geldt vanaf 2001 het interimbeleid, dat de eerste aanzet tot een vernieuwde archeologische regelgeving geeft. Hierin is ondermeer opgenomen dat Provinciale Staten gebieden, die naar verwachting archeologisch waardevol zijn, kunnen aanwijzen als archeologische attentiegebieden. Aangezien de verantwoordelijkheid voor het archeologisch erfgoed wordt gedecentraliseerd, dienen de gemeenten binnen dit kader hun eigen beleid te ontwikkelen. In dit kader heeft de afdeling Archeologie van BMA als centraal stedelijke dienst het initiatief genomen tot de ontwikkeling van diverse maatregelen, waardoor archeologie meer onderdeel van het planologisch instrumentarium wordt. Aansluiting met ruimtelijke ordening is een voorwaarde om adequaat en op tijd in te kunnen spelen op bouwontwikkelingen in de stad en verlies van waardevol bodemarchief te voorkomen. Dit betekent dat op gemeentelijk niveau de aanwijzing van aandachtsgebieden uitwerking zal moeten krijgen in bestemmingsplannen, waar wordt aangegeven hoe met het archeologische erfgoed zal worden omgegaan. Daartoe is het gewenst om in aanleg- en bouwvergunning bepalingen op te nemen betreffende archeologie. Hiervoor is de afdeling Archeologie in 2001 gestart met de ontwikkeling van een serie archeologische verwachtingskaarten voor de afzonderlijke stadsdelen. De kaarten zijn een verfijning van de Cultuur Historische Waardenkaart van de provincie. Met deze aanvullingen kunnen archeologische programma’s effectiever worden ingepast in bouwprocessen. Binnen de uitwerking van het beleid geldt verder dat bij bodemverstorende (bouw)activiteiten een archeologisch waardestelling vooraf wordt uitgevoerd door middel van een bureauonderzoek (quick scan). Dit bureauonderzoek resulteert in een inventarisatie van de archeologische waarden in dit gebied en een vaststelling van het daarbij behorende beleid. Het beleidsmatige vervolgtraject kent vier opties, die variëren van een eventueel vervolgonderzoek, te weten een IVO (Inventariserend Veldonderzoek) of een AO (Archeologische Opgraving), een archeologische begeleiding (AB) of tenslotte geen maatregelen vanwege een lage verwachting. In dit laatste geval geldt wel een meldingsplicht. Dit houdt in dat wanneer tijdens het bouwrijp maken van het terrein of de uitvoering van de bouwwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische sporen worden aangetroffen, dat documentatie en berging van de bodemvondsten vanwege de Monumentenwet noodzakelijk is. Hierover dient per ommegaande melding te worden gemaakt aan de afdeling Archeologie. In gezamenlijk overleg kan dan worden bepaald of en in welke mate maatregelen nodig zijn voor archeologische zorg. In geval van veldonderzoeken (IVO, AO of AB) is een PvE (Plan van Eisen) vereist om de uitgangspunten, de werkwijze en de planning vast te leggen. Verwachtingsbeeld archeologische waarden Het plangebied Erasmuspark- en Robert Scottbuurt omvat de gelijknamige buurten en het Erasmuspark. Het is een gebied waar archeologische waarden kunnen worden verwacht. Onder het (opgehoogde) maaiveld en onder delen van de bestaande bebouwing kunnen archeologische sporen aanwezig zijn die verband houden met drie periodes binnen de stedelijke geschiedenis van Amsterdam: - de periode van de ontginning/ landwinning in de twaalfde tot en met de veertiende eeuw - de periode van de Sloterbinnenpolder als periferie van de stad Amsterdam vanaf de vijftiende tot aan de negentiende eeuw. - de periode van de verstedelijking aan het begin van de twintigste eeuw. Ontginning /Landwinning Plangebied Erasmuspark- en Robert Scottbuurt maakt onderdeel uit van de voormalige Sloterbinnenpolder, een gebied dat gedurende de Late Middeleeuwen werd ontgonnen. Deze polder behoorde in het verleden tot de ambachtsheerlijkheid Sloten. Sloten telde vier ‘bannen’ (rechtsgebieden), te weten Sloten, Sloterdijk, Osdorp en de Vrije Geer. De Kostverlorenvaart vormde de oostelijk bangrens van dit gebied. De ontginning van de Sloterpolder is vanuit twee plaatsen gestart. Ten zuiden van de Sloterplas bij de voormalige Geerban (stadsdeel Osdorp) en ten noorden van de Sloterplas bij de oude Notweg (ter hoogte van de huidige Willem Leevendstraat). Door de opstrekkende veenontginningen ontstonden zeer lange kavels. Door de ontginning van het veen
33
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
daalde het maaiveld en nam de wateroverlast in de loop der eeuwen toe. Een van de maatregelen die men trof was de introductie van de watermolen in de veertiende eeuw. Om het waterniveau op peil te houden werden de watermolens geplaatst aan speciaal aangelegde molenweteringen. De Admiralenen Erasmusgracht zijn de restanten van een dergelijke molenwetering. De afwatering verliep via de Zuydermolen naar de Kostverlorenvaart. Het is mogelijk dat bijbehorende archeologische resten uit deze periode in de bodem bewaard zijn. Naast verkavelingstructuren zoals weteringen en slootpatronen kunnen in het plangebied ook huisterpen in de bodem bewaard zijn gebleven. De sporen zijn los over het stadsdeel verspreid. Sloterpolder: periferie van de stad Naast bewoningssporen uit de ontginnningsperiode mogen in het bestemmingsplangebied ook sporen uit de vijftiende eeuw en Nieuwe Tijd (zestiende eeuw tot 1956) worden verwacht. Historisch kaartmateriaal toont aan dat met name ten westen van de Admiralengracht en ten zuiden van de Erasmusgracht zich een concentratie van bebouwing bevond. In de zeventiende eeuw beleefde Amsterdam een periode van economische bloei. Als gevolg van de internationale handel namen de welvaart en ook de bevolking explosief toe. De stad werd een grotere afzetmarkt van agrarische- en industriële producten. De producten werden direct via de weteringen en sloten naar Amsterdam verscheept. Restanten van deze agrarische activiteiten kunnen verspreid over het plangebied voorkomen. Met name langs de Admiralen-en Erasmusgracht is de kans op aanwezigheid van dergelijke resten groot. Verstedelijking begin twintigste eeuw Als gevolg van de toenemende bevolkingsdruk in Amsterdam nam aan het einde van de negentiende eeuw de invloed van de stad toe in de Sloterbinnenpolder. In 1921 werd het gebied door de gemeente Amsterdam geannexeerd. Een nieuw uitbreidingsplan werd opgesteld: Plan West. In de opzet van het stratenplan is het oude slotenpatroon overgenomen. De Hoofdweg vormde de centrale as binnen het plan. Voor de onbebouwde gebieden kwam in 1935 een ander plan: Uitbreidingsplan Bos en Lommer tot stand. Ook in dit plan is het oorspronkelijke verkavelingpatroon in de inrichting van de woonwijken opgenomen. Het toenmalige ontginningspatroon is in het huidige straatbeeld nog herkenbaar in de gebogen loop van Admiraal de Ruijtergracht, daaraan parallel lopende straten en de Erasmusgracht. De uitvoering van Uitbreidingsplan Bos en Lommer startte kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Conflicten tussen de architecten en de bouwcommissie enerzijds en de bouwers anderzijds vertraagden de uitvoering. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werden de bouwwerkzaamheden voor nog langere tijd gestaakt. Pas na de oorlog konden de woningen in Bos en Lommer voltooid worden Bekende archeologische waarden Binnen het plangebied Erasmuspark- en Robert Scottbuurt is sprake van een horizontale differentiatie van het archeologische verwachtingsbeeld. Met name de zones langs Erasmus- en Admiralengracht hebben een hoge archeologische verwachting. In of bij het plangebied is tot op heden geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. Gegevens over de kwaliteit van eventuele archeologische sporen zijn daarom niet voorhanden. Conclusie De ontwikkelingsgeschiedenis van het bestemmingsplangebied Erasmuspark- en Robert Scottbuurt heeft geleid tot de vorming van een gevarieerd bodemarchief waarin in hoofdlijnen de volgende zaken zijn te onderscheiden: - sporen van pre-stedelijk landgebruik, zoals ontginningsverkaveling en bewoning (terpen), huishoudelijke en ambachtelijk afval uit de twaalfde-zeventiende eeuw. - voorzieningen die verband houden met de ontwikkeling van vroeg zeventiende tot begin twintigsteeeuwse agrarische activiteiten. In geval van bouwwerkzaamheden die bodemverstorend zijn, dient in de planvorming een archeologisch zorgprogramma te worden opgenomen. Dit traject begint met een quick scan. De quick scan betreft een bureauonderzoek en heeft tot doel de archeologische verwachting nader te definiëren. Er wordt ook aandacht besteed aan het veiligstellen van de archeologische zorg bij de desbetreffende bouwactiviteiten c.q. bodemverstoringen. Voor een dergelijke quick scan kan contact opgenomen worden met de afdeling archeologie van het bureau Monumenten en Archeologie Amsterdam.
34
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
BIJLAGE 2: Toelichting op de Staat van Inrichtingen 1. Inleiding De toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten is in dit bestemmingsplan geregeld op basis van een milieuzonering, gekoppeld aan een Staat van Inrichtingen. De Staat van Inrichtingen is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten die al naar gelang de te verwachten milieubelasting zijn ingedeeld in een vijftal omgevingscategorieën. De in dit plan gebruikte Staat van Inrichtingen is primair bedoeld voor gemengde gebieden in een grootstedelijke omgeving waarin wonen en bedrijvigheid, naast kantoren, bedrijven, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen op korte afstand van elkaar voorkomen. De lijst is minder geschikt voor de regeling van grootschalige bedrijven- en industrieterreinen. In deze toelichting wordt eerst ingegaan op de totstandkoming van de Staat van Inrichtingen en relevante jurisprudentie omtrent de lijst van bedrijfsactiviteiten (paragraaf 2). Daarna wordt de systematiek van de Staat van Inrichtingen beschreven en aan de hand van een tweetal voorbeelden toegelicht (paragraaf 3). Als laatste komt in paragraaf 4 de flexibiliteit met betrekking tot het hanteren van de Staat van Inrichtingen aan de orde. 2. Totstandkoming Staat van Inrichtingen Voor veel gebieden in Amsterdam geldt dat er sprake is van en nauwe functiemenging tussen onder meer wonen en relatief kleinschalige bedrijvigheid in een grootstedelijke omgeving. Met het oog op een intensief ruimtegebruik wordt een dergelijke functiemenging in Amsterdam veelal ook in nieuwe situaties nagestreefd. De vaak in bestemmingsplannen gehanteerde "Lijst van bedrijfstypen" volgens de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" is voor dergelijke situaties onvoldoende geschikt. Deze lijst richt zich vooral op het voorkomen van hinder door middelgrote en grotere bedrijven door middel van functiescheiding op basis van richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk. Deze karakteristiek strookt echter niet met grote delen van Amsterdam waar sprake is van een grootstedelijk karakter en intensieve functiemenging. Om deze reden heeft de gemeente Amsterdam al jaren geleden een Amsterdamse Staat van Inrichtingen opgesteld met een eigen methodiek die beter recht doet aan de Amsterdamse situatie. De Staat van Inrichtingen geeft op basis van een beoordeling van de milieubelasting per bedrijfstype/bedrijfsactiviteit aan in welke omgevingcategorie deze toelaatbaar is. De Staat beperkt zich daarbij uitsluitend tot die activiteiten die passen bij de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" in een bestemmingsplan. De beoordeling van de mogelijke/te verwachten milieubelasting is in beginsel via twee wegen totstandgekomen: voor de kleinschalige bedrijven heeft de gemeente een eigen beoordeling uitgevoerd door middel 1) van expert judgement ; voor de grote bedrijven (zonder oppervlaktebeperking) is in hoofdzaak gebruikgemaakt van de informatie uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering; deze publicatie vermeldt voor een groot aantal bedrijfsactiviteiten richtafstanden ten opzichte van een rustig woongebied. De te verwachten milieubelasting is gekoppeld aan 5 omgevingscategorieën (categorie I-V, zie paragraaf 3). De omgevingscategorie van (delen van) het plangebied is bepalend voor de toelaatbaarheid van bedrijfsmatige activiteiten in het desbetreffende (deel)gebied. Actualisatie De hier gebruikte Amsterdamse Staat is geactualiseerd mede op basis van de laatste versie van de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (uitgave 1999/2001) en is daarmee tevens, voorzover van toepassing, afgestemd op deze algemeen gebruikte publicatie. Dit betekent concreet dat de omgevingscategorieën van de bedrijven in de grootste oppervlaktecategorie overeenstemmen met de richtlijnen in de VNG-publicatie. In deze vernieuwde versies zijn voorts veranderingen in milieuwetgeving, jurisprudentie, inzichten en ervaringsgegevens opgenomen. Hierbij is ook rekening 1)
Expert judgement betekent dat deskundigen in samenspraak op basis van literatuurgegevens en praktijkervaringen “scores” voor de te verwachten milieubelasting aangeven.
35
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
gehouden met harde afstandseisen met betrekking tot externe veiligheid in de milieuwetgeving (onder andere vuurwerk en LPG). Jurisprudentie In de afgelopen jaren/decennia is veel jurisprudentie2) ontstaan over eisen die moeten worden gesteld aan milieuzonering in bestemmingsplannen en aan de toepassing van de lijsten van Bedrijfsactiviteiten. Uit deze jurisprudentie is onder meer gebleken dat de regeling inzake de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten een aanvaardbaar woon- en leefklimaat dient te garanderen, dat voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening. Wanneer een bedrijvenlijst wordt gehanteerd moet de wijze van toepassing worden gemotiveerd en moet de lijst worden toegesneden op de specifieke kenmerken van het gebied. De criteria aan de hand waarvan de indeling in categorieën tot stand is gekomen, de samenhang tussen de categorieën en de omgeving van het gebied, dienen te worden aangegeven in de toelichting van het plan. Er bestaat geen verplichting om gebruik te maken van de VNG-lijst volgens de publicatie "Bedrijven en milieuzonering". 3. Toelichting op de systematiek van de Staat In deze toelichting op de systematiek worden onder andere de criteria aan de hand waarvan de indeling in categorieën tot stand is gekomen uiteengezet. Ook komt aan bod hoe de Staat van Inrichtingen moet worden toegepast. In de toelichting van het bestemmingsplan zelf komt de samenhang tussen de categorieën en (de omgeving van) het plangebied aan bod. Omgevingscategorieën De Staat van Inrichtingen onderscheidt vijf verschillende omgevingscategorieën, die bepalend zijn voor de toelaatbaarheid van een bedrijf. Aan deze omgevingscategorieën worden bedrijfsactiviteiten gekoppeld die qua milieubelasting toelaatbaar zijn voor de desbetreffende omgevingscategorie (zonering). Uitgangspunt hierbij is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen. De vijf verschillende omgevingscategorieën betreffen: I. Woongebied met een beperkte functiemenging. Kleinschalige bedrijvigheid en kantoren zijn in nader aangegeven gebieden toegestaan onder woningen in hetzelfde pand of direct naast woningen. II. Gemengd gebied met zowel woningen als bedrijven als eventuele andere functies (bijvoorbeeld kantoren, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen). Hierbij is bedrijvigheid direct naast 3) woningen toegestaan, maar ook onder woningen in hetzelfde pand . III. Losstaande bedrijven en kleinschalig bedrijventerrein, enigszins gescheiden van aaneengesloten woongebied, bijvoorbeeld door afschermende bebouwing, verkeersweg of groenstrook (afstandsindicatie tot aaneengesloten woongebied 30 m). IV. Bedrijven/bedrijventerrein, ruimtelijk gescheiden van woningen en woongebieden (afstandsindicatie tot aaneengesloten woongebied 100 m). V. Bedrijven/bedrijventerrein gelegen op grote afstand van woningen (afstandsindicatie tot aaneengesloten woongebied 200 meter en meer). Zoals reeds in paragraaf 1 en 2 aan de orde is gekomen, is deze Staat van Inrichtingen primair bedoeld voor gemengde gebieden in een grootstedelijke omgeving, dus vooral voor gebieden uit de omgevingscategorieën I tot en met III. Dit zijn gebieden die in de gemeente Amsterdam veelvuldig voorkomen, waaronder het plangebied van dit bestemmingsplan. De Staat van Inrichtingen is daarmee specifiek toegesneden op de kenmerken van het plangebied. Milieuaspecten en milieubelastingscore De toelaatbaarheid van een kleinschalig bedrijf of bedrijfsactiviteit is beoordeeld op basis van milieuscores die een indicatie geven voor de mogelijke/te verwachten milieubelasting. De beoordeling richt zich op de volgende milieuaspecten: gevaar als gevolg van opslag (O); gevaar als gevolg van handelingen (H); uitworp milieuvreemde stoffen (U); geluidsoverlast (G); 2) 3)
Onder meer ABR 13 mei 1997, ABR 1997/830, ABR 9 juni 1998, ABR 1998/936, ABR 17 juli 2000, 199901399/01, ABR 13 maart 2002 200005126/1, en ABR 28 augustus 2002, 2000004956/1. Het verschil tussen omgevingscategorie I en II betreft de aard van de omgeving. In categorie I is sprake van een gebied met een primaire woonfunctie en alleen een beperkte functiemenging; in categorie II is sprake van een functiemenging.
36
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
-
verkeersaantrekkend karakter (V).
De mogelijke milieubelasting van iedere bedrijfstype is per milieuaspect uitgedrukt in een score tussen 0 en 4: 0 = geen milieubelasting; 1 = lichte milieubelasting; 2 = matige milieubelasting; 3 = zware milieubelasting; 4 = zeer zware milieubelasting. Oppervlaktecategorieën Zoals reeds in paragraaf 2 kort aan de orde is gekomen, maakt de gemeente Amsterdam bij het bepalen van de milieubelastingscore en de uiteindelijke omgevingscategorie onderscheid tussen kleinschalige bedrijven en grote bedrijven. Met betrekking tot het bedrijfsoppervlak worden in dit bestemmingsplan 3 categorieën onderscheiden, te weten: het bedrijfsoppervlak is maximaal 250 m²; het bedrijfsoppervlak is groter dan 250 m² en is maximaal 500 m²; het bedrijfsoppervlak is groter dan 500 m². Het bedrijfsoppervlak wordt hierbij gedefinieerd als het oppervlak van het perceel plus het oppervlak van eventuele verdiepingen van het bedrijfsgebouw/bedrijfsgebouwen. Indeling in categorieën In de onderstaande tabel is aangegeven op welke wijze de maximale milieubelasting per aspect en de maximale gecumuleerde score zijn gekoppeld aan de omgevingscategorieën. Deze beoordeling is toegepast op de gehanteerde kleinste categorie van het bedrijfsoppervlak (bedrijven tot 250 m²). omgevingscategorie I
II
III
IV
V
1
2
3
3
4
maximale som van de scores (som) 5
9
11
14
meer dan 14
milieubelastingcategorie maximale score per aspect (piek)
Voorbeelden van toepassing van deze systematiek Voorbeeld 1: de individuele maximale milieubelasting voor een banketbakkerij is 2 (voor zowel de milieuaspecten U, G en V). In totaal is de gecumuleerde maximale milieubelasting 8. Een bedrijf met een bedrijfsoppervlakte van minder dan 250 m² is op basis van de individuele scores toelaatbaar in omgevingscategorie II. Doordat de maximale gecumuleerde milieubelasting 8 bedraagt, is deze niet maatgevend voor de toegestane omgevingscategorie. Voorbeeld 2: de individuele maximale milieubelasting voor gist-/spiritusindustrie is 2 (voor zowel de milieuaspecten O, H, U, G en V). In totaal is de gecumuleerde maximale milieubelasting 10. Een bedrijf met een bedrijfsoppervlakte van minder dan 250 m² valt op basis van de individuele scores in omgevingscategorie II. Doordat de maximale gecumuleerde milieubelasting echter 10 bedraagt, valt het bedrijf in omgevingscategorie III. De indeling van middelgrote en grote bedrijven is in hoofdzaak afgestemd op de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering"; de activiteiten zijn in de oppervlaktecategorie "groter dan 500 m²" daarbij ingedeeld conform de richtafstanden zoals genoemd in de VNG-publicatie. 4. Flexibiliteit De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien gebaseerd op thans bekende technische feiten en omstandigheden. Het komt in de praktijk dan ook geregeld voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van
37
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze, technische ontwikkelingen of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In de planvoorschriften van dit bestemmingsplan is daarom de mogelijkheid opgenomen om via een vrijstelling een bedrijf dat minder belastend blijkt te zijn de milieueffecten toch toe te laten. Een dergelijke vrijstelling is op grond jurisprudentie verplicht. In het bedrijvenartikel van de planvoorschriften is daarom bepaald dat een dergelijk bedrijf via een vrijstelling één categorie lager kunnen toelaten (dus bijvoorbeeld van categorie IV naar III of van categorie III naar II). Om een vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op de in de staat aangegeven milieuaspecten. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegelaten bedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend.
38
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
BIJLAGE 3: Verslag inspraakavond d.d. 7 december 2006
Stadsdeel Bos en Lommer Inspraak concept-ontwerp bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt dd 7 december 2006 Aanwezig namens het stadsdeel: Dhr. J. Broeders (stadsdeelvoorzitter) Dhr. R. Breek (sector Ruimtelijke Ontwikkeling) Mw. S. Jansma (sector Ruimtelijke Ontwikkeling) Dhr. D. Kamsma (stedenbouwkundige) Mw. H. Lammers (sector Ruimtelijke Ontwikkeling) Mw. S. Volgers (sector Ruimtelijke Ontwikkeling) Overige aanwezigen: zie presentielijst Voorzitter: Dhr. H. Hoogvorst Notulist: Mw. N. de Vlieger 1. Opening Dhr Broeders opent de vergadering om 19. 30 uur en heet alle aanwezigen welkom. Voorzitter doet een voorstelronde en licht opzet avond toe. 2. Toelichting concept-ontwerp bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt Mw Jansma geeft een toelichting op de functie en inhoud van het concept-ontwerp bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt. Een samenvatting van haar presentatie is ter plekke beschikbaar gesteld. Zij deelt mee dat een aparte informatiebijeenkomst over de plannen voor het Wachterliedplantsoen is gepland op 9 december 2006. 3.
Vragen en opmerkingen Inspraak en communicatie over aangrenzende gebieden Dhr Gomes vraagt waarom het gebied bij het GAK-gebouw en De Boeg niet onder het plangebied valt, terwijl dit voor de bewoners wel bij hun buurt hoort en zij daarover ook graag willen meepraten. Bewoonster vraagt waarom het Buskenblasergebied buiten dit bestemmingsplan valt. Mw Kroon vraagt namens het bewonersplatform Erasmuspark- en Robert Scottbuurt om direct betrokken te worden bij de planontwikkeling van aangrenzende gebieden zoals het GAK-terrein en rechtstreeks uitgenodigd te worden voor deze inspraakavonden. Mw Jansma antwoordt dat het GAK-terrein onder het nieuwe bestemmingsplan van het Bos en Lommerplein valt. Ook het Buskenblaserterrein heeft een eigen nieuw bestemmingsplan. In het Stadsblad, Gesprek van de Dag en op de website staan alle voor stadsdeelbewoners toegankelijke inspraakavonden vermeld. Bewonersbrieven worden alleen in het plangebied zelf verspreid. Mw Lammers voegt hieraan toe dat bij de indeling van de bestemmingsplannen wel geprobeerd is om zoveel mogelijk te kiezen voor logische en functionele grenzen. Dhr Broeders beklemtoont dat niemand buitengesloten wordt bij de planontwikkeling van het GAKterrein. Hij zegt toe dat het stadsdeel het bewonersplatform hiervoor rechtstreeks zal uitnodigen. Planontwikkeling Robert Scottbuurt Dhr Bushoff is van mening dat de communicatie over het plan van aanpak voor de Robert Scottbuurt erg summier is. Hij vraagt in welk stadium de plannen zijn, welke uitgangspunten en prioriteiten het stadsdeel heeft en of bewoners in een vroeg stadium betrokken worden bij de invulling van de plannen. Dhr Gosen (Buurtparticipatie) vraagt of bewoners wel op de hoogte gesteld zijn dat het plan van aanpak voor de R. Scottbuurt bijgesteld wordt bij de begrotingvaststelling voor 2007. Dhr Gomes antwoordt dat op de buurtvergadering uitgelegd is dat de plannen tot 2007 in de ijskast gelegd werden. Hij merkt verder op dat vanavond een a-selecte representatie van de buurt aanwezig is en vraagt of het stadsdeel hiermee rekening wil houden voor wat betreft het inspraakgehalte.
39
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
Dhr Broeders antwoordt dat op het bewonersplatform al uitleg is gegeven over de aanpak van de Robert Scottbuurt. Op de begroting voor 2007 is nu geld uitgetrokken om de het plan te gaan realiseren. Het is een open plan dat samen met de bewoners ingevuld gaat worden. Met het bewonersplatform wordt nog overlegd hoe de bewonersparticipatie georganiseerd moet worden, zodat meer bewoners erbij betrokken worden. Hij benadrukt dat er dus nog geen kant en klare plannen zijn. Het bestemmingsplan dat vanavond aan de orde is, is conserverend van aard en legt vooral de huidige situatie vast. Daarnaast wil het enige nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken, o.a. de herinrichting van het Wachterliedplantsoen en bedrijfsuitbouwen. Mw Kroon vraagt of de aanpak van de Robert Scottbuurt gebaseerd wordt op het nieuwe bestemmingsplan en of het bestemmingsplan bepaalt dat gebouwen met een maatschappelijke bestemming, zoals de kerk, dezelfde bestemming ook de komende tien jaar zullen behouden. Dhr Broeders antwoordt dat het straks mogelijk is dat de uitkomsten uit de bewonersdiscussie aanleiding geven tot nieuwe aanpassingen van het bestemmingsplan. Hij verzekert de bewoners nogmaals dat zij vanaf een blanco startpunt mogen meepraten over de invulling van de R. Scottplannen. Dhr Gomes vraagt of de veiligheid in het middengebied van de R. Scottbuurt een aandachtspunt kan zijn bij het bestemmingsplan. Rondom de basisscholen is er ' s avonds weinig toezicht en sociale controle. Hij vraagt of nagedacht kan worden welke nieuwe maatschappelijke functies een positieve invloed kunnen hebben op de veiligheid ' s avonds. Mw Jansma antwoordt dat op de plankaart de bestaande situatie is aangehouden. Bij het ontwikkelen van de plannen voor de R. Scottbuurt zal de veiligheid zeker een aandachtspunt zijn. Dhr Broeders voegt hieraan toe dat het in de toekomst wellicht mogelijk is om de veiligheid te verbeteren door andere functies aan de gebouwen te geven, aangezien de El Amienschool verhuist, het ROC waarschijnlijk leegkomt en Tussen Hemel en Aarde weggaat. Mw Kroon vraagt of deze gebouwen, alvast vooruitlopend op nieuwe ontwikkelingen, zowel de functie wonen als maatschappelijke functies kunnen krijgen, zodat niet straks het bestemmingsplan opnieuw overhoop gehaald hoeft te worden. Dhr Broeders antwoordt dat hij niet wil dat het bestemmingsplan nu al de mogelijkheid biedt voor nieuwe woningbouw. Hij zou het ook mooi vinden als de veranderingen in de R. Scottbuurt in één keer in het nieuwe bestemmingsplan zouden kunnen worden opgenomen, maar de planning laat dit niet toe. Het bestemmingsplan moet nu al geactualiseerd worden. Mw Kroon vraagt wanneer in 2007 met de bewoners gepraat wordt over de aanpak van de R. Scottbuurt. Dhr Broeders antwoordt dat hij haar maandag 11 december a.s. een datum hiervoor zal meedelen, mits de stadsdeelraad deze datum goedkeurt. 4. Vragen en opmerkingen mbt inhoud concept-ontwerp bestemmingsplan Dhr Bongers vraagt -hoe het stadsdeel bedrijvigheid in de buurt wil stimuleren. Hij stelt juist vast dat winkels zoals ' de bakker op de hoek'in de loop der jaren steeds meer verdwenen zijn; - of het bestemmingsplan bepaalt wat voor soort bedrijvigheid is toegestaan in woonbuurten. In de Reinaert de Vosstraat zit een kiphandel die door zijn werktijden veel geluidsoverlast bezorgt en dus eigenlijk niet in een woonbuurt past. - of horeca is toegestaan in het pand waar nu de kiphandel in de R. de Vosstraat zit. Mw Jansma antwoordt dat het stadsdeel voornamelijk bedrijvigheid stimuleert in het winkelconcentratie-gebied Bos en Lommerweg. In de woonbuurten heeft het stadsdeel sommige straathoeken een CII-bestemming gegeven, om zo de kleinschalige bedrijvigheid in de buurt te stimuleren. Het gaat hier om van oorsprong winkelpanden met een huidige woonfunctie. Pas als de woonfunctie wordt beëindigd en in het hoekpand een bedrijfje wordt gevestigd, vervalt de woonbestemming. Mw Lammers voegt hieraan toe dat de algemene regel voor vestiging van bedrijven in woonbuurten is dat zij geen overlast mogen bezorgen. Dit specifieke bedrijf heeft in de loop der tijden blijkbaar zijn bezigheden veranderd. Zij stelt voor om op een ander moment deze situatie en de bedrijfsvergunning apart te bekijken. Mw Jansma antwoordt met betrekking tot de horeca dat per plangebied een bepaald maximum aantal horecagelegenheden is vastgesteld. Dat maximum is nu gelijk aan het huidige aantal horecagelegenheden in deze buurt. Momenteel mag er dus geen nieuwe horeca bijkomen, maar in principe kan op die plek wel horeca komen, mits het totale aantal niet wordt overschreden.
40
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
Dhr Gosen merkt op dat bij de toelichting over dit concept-ontwerp niet verwezen wordt naar relevante beleidsnota' s en bewoners zodoende niet volledig worden geïnformeerd. Hij noemt als voorbeeld de Welstandsnota en het feit dat drie gebouwen in de R. Scottbuurt zijn voorgedragen als monument. Mw Jansma antwoordt dat in de schriftelijke toelichting wel enkele nota' s genoemd worden, zoals de Kadernota Economisch Beleid met betrekking tot de winkelconcentratiegebieden. Zij stemt ermee in om een verwijzing naar de Welstandsnota op te nemen. Dhr Broeders is van mening dat de discussie over een mogelijke monumentenstatus van gebouwen in de R. Scottbuurt op een ander moment gevoerd moet worden. Hij wil eerst met de bewoners van de R. Scottbuurt de buurt inventariseren. Dhr Gomes pleit voor het behoud en uitbreiding van het groen en mist de aandacht hiervoor in het bestemmingsplan. Hij zou willen dat alle bestaande stukjes groen ook als zodanig op het bestemmingsplan aangegeven staan. Hij denkt hierbij aan het grasveldje bij De Boeg, het groen op de Hoofdweg, de groenstroken langs de Erasmusgracht e.d. Hij heeft in de loop der jaren steeds meer van dit ' kleine'groen zien verdwijnen. Hij meent dat in ieder geval de Erasmusgracht een groene bestemming moet krijgen. Mw Jansma licht toe dat het ' kleine'groen onder de bestemming ' verblijfsgebied'valt en daarom niet apart op de plankaart is ingetekend. Zij zegt toe de opmerkingen over het belang van het groen mee te nemen. Mw Lammers is het ermee eens dat de groenstroken langs de Erasmusgracht meer in het bestemmingsplan zouden kunnen worden aangegeven. Dhr Gosen meldt dat het groen ook al in de nota Groen en Blauw staat aangegeven. Voorzitter vraagt wat het stadsdeel gaat doen met het verzoek om meer groen in de buurt. Dhr Broeders antwoordt dat hij een afspraak met dhr Gomes zal maken om te inventariseren op welke plekken meer groen zou kunnen komen. Daarna wil hij hierop terug komen in het bewonersoverleg. Mw Beitsma vraagt of ook onderzocht kan worden hoe het groen ingezet kan worden als buffer tegen de luchtvervuiling van de A-10 en de Jan van Galenstraat. Zij vraagt om kritisch te zijn bij de keuze, omdat sommig groen - zoals de bomen in de Orteliusstraat met bladluis - ook voor overlast zorgt. Mw Lammers antwoordt dat groen als factor tegen de luchtvervuiling niet een overweging is geweest bij dit bestemmingsplan. Zij zal dit aandachtspunt meenemen. Dhr Breek antwoordt dat uit algemene onderzoeken al is gebleken dat groen een positieve invloed heeft op de luchtkwaliteit. Dit is echter niet specifiek voor deze buurt onderzocht. Mw Kroon vraagt of dit bestemmingsplan drijvende eilanden in de Erasmusgracht mogelijk maakt. Mw Lammers antwoordt dat dergelijke eilanden niet binnen dit concept-ontwerp passen. Dhr Bushoff vindt het jammer dat de plannen voor horeca in het Erasmuspark niet in overleg met de bewoners bepaald zijn en dat het stadsdeel niet naar creatievere ideeën op zoek is gegaan onder bewoners voor iets leuks in het park. Mw Jansma antwoordt dat uit een economisch onderzoek dat is verricht naar de haalbaarheid en behoeften, naar voren is gekomen dat kleinschalige horeca rendabel zou kunnen zijn. Mw Van der Werf reageert dat niet onder bewoners is onderzocht waaraan zij behoefte hebben. Dhr Broeders antwoordt dat het plan voor kleinschalige horeca voortvloeit uit moties van de raad, waarin gesteld werd dat de sfeer van het park in tact moest blijven en de horeca rendabel zou moeten zijn. Andere ideeën voor het park moeten aan de raad gemeld worden. 5. Procedure Mw Jansma geeft informatie over de procedure en de inspraakmogelijkheden voor bewoners. Zij meldt dat het concept-ontwerp tot 20 december 2006 ter inzage ligt en in het voorjaar 2007 de verschillende opmerkingen verwerkt zullen zijn, waarna bewoners de mogelijkheid hebben om een zienswijze in te dienen. De duur van de gehele procedure is afhankelijk van de aard van de reacties, maar wordt geschat op een jaar. 6. Communicatie met stadsdeel Voorzitter maakt uit enkele bewonersreacties op dat de communicatie tussen stadsdeel en bewoners aandacht behoeft.
41
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
Dhr Bushoff pleit meerdere malen voor betere communicatie over waar het stadsdeel mee bezig is, zodat bewoners de kans krijgen om over de plannen mee te denken. Bewoners melden dat het onmogelijk was om het bestemmingsplan in te zien. Dhr Broeders antwoordt dat de afgelopen tijd meer klachten over de communicatie zijn geuit. Hij vraagt begrip voor de moeilijke omstandigheden van het stadsdeel door de problemen met het Bos en Lommerplein, waardoor het ter inzage leggen van plannen bemoeilijkt wordt. Hij is het ermee eens dat bewoners ook uitgenodigd moeten worden voor inspraak over de belendende gebieden. Hij benadrukt dat het stadsdeel wel haar best doet voor een goede communicatie via de website, het Stadsblad e.d. Mw Lammers meldt dat men de sector Ruimtelijke Ontwikkeling altijd kan bellen voor nadere informatie. 7. Sluiting Voorzitter sluit de inspraakavond om 21.30 uur. Samenvatting aandachtspunten groen in het bestemmingsplan; het belang van groen voor leefklimaat en luchtkwaliteit veiligheid rondom scholen in Robert Scottbuurt betere communicatie: met bewoners over aangrenzende gebieden (GAKterrein/Buskenblaser); bewoners(platform) uitnodigen voor inspraakavonden over aangrenzende gebieden datum plannen voor bewonersoverleg in 2007 over aanpak Robert Scottbuurt apart overleg over overlast bedrijf in Reinaert de Vosstraat verwijzing naar Welstandsnota
42
bestemmingsplan Erasmuspark- en Robert Scottbuurt toelichting 16 januari 2008
BIJLAGE 4: Natuurtoets
43