Bestemmingsplan Dorpsplan Austerlitz Regels projectnummer 14048
Opdrachtgever:
Van Omme & De Groot
Versienummer:
1.4 Voorontwerp
Datum:
12 augustus 2015
Auteur:
drs. I.M. Dias / R. Droogendijk
Controle:
drs. ing. E. Scheer
Paraaf:
Mees Ruimte & Milieu | Postbus 854 | 2700 AW Zoetermeer
[email protected] | www.meesruimteenmilieu.nl | IBAN NL94ABNA0587770562 | KvK 34237628
Pagina | 1
COLOFON Mees Ruimte & Milieu | Postbus 854 | 2700 AW Zoetermeer 085 – 744 08 38 085 – 744 08 37 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch op geluidsband of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Mees Ruimte & Milieu.
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 2
Inhoudsopgave
pagina
Hoofdstuk 1 Inleidende regels........................................................................................................ 4 Artikel 1 Begrippen ........................................................................................................................... 4 Artikel 2 Wijze van meten ................................................................................................................. 7 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels ................................................................................................... 8 Artikel 3 Bos ..................................................................................................................................... 8 Artikel 4 Groen .................................................................................................................................. 9 Artikel 5 Maatschappelijk ............................................................................................................... 10 Artikel 6 Verkeer ............................................................................................................................. 12 Artikel 7 Wonen .............................................................................................................................. 13 Artikel 8 Woongebied ..................................................................................................................... 16 Artikel 9 Waarde – Archeologie (hoog) .......................................................................................... 18 Artikel 10 Waarde – Natuur ............................................................................................................ 20 Hoofdstuk 3 Algemene regels ...................................................................................................... 21 Artikel 11 Anti-dubbeltelregel ......................................................................................................... 21 Artikel 12 Algemene bouwregels ................................................................................................... 21 Artikel 13 Algemene gebruiksregels .............................................................................................. 21 Artikel 14 Algemene afwijkingsregels ............................................................................................ 22 Artikel 15 Overige regels ................................................................................................................ 23 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels ........................................................................................ 25 Artikel 16 Overgangsrecht ............................................................................................................. 25 Artikel 17 Slotregel ......................................................................................................................... 25
Bijlagen 1
Staat van bedrijfsactiviteiten
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 3
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen 1.1 plan: Het bestemmingsplan ‘Dorpsplan Austerlitz’ met identificatienummer NL.IMRO.0355.BPDorpsplanAusterl-VO01 van de gemeente Zeist; 1.2 bestemmingsplan: De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen; 1.3 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5 aaneengebouwde woning een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen 1.6 ambachtelijke bedrijven: het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht. 1.7 ander bouwwerk: een bouwwerk, geen gebouw zijnde. 1.8 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.9 bebouwingspercentage: de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak, het woningvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak. 1.10 bedrijf aan huis: het door de bewoners bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten: a. die in de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 of 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en b. die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit, in de woning en bijbehorende bouwwerken. 1.11 beroep aan huis: het door de bewoners beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie.
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 4
1.12 bedrijfsvloeroppervlakte: de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag - en administratieruimten en dergelijke. 1.13 bestaande gebouw, inhoud, omvang: gebouw, inhoud, omvang zoals die of dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan. 1.14 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak. 1.15 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.16 bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. 1.17 bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Een carport wordt niet als bijbehorend bouwwerk beschouwd. 1.18 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.19 bouwgrens: de grens van een bouwvlak. 1.20 bouwlaag: een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat aan de onder- en bovenzijde door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren wordt begrensd, met uitzondering van kelder en kap. 1.21 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.22 bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel. 1.23 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.24 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.25 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 5
1.26 Gestapelde woning Boven elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is. 1.27 hoofdgebouw: een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als hét of één van de belangrijkste valt aan te merken. 1.28 maatschappelijke voorzieningen: Voorzieningen ter zake van religie, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding, kinderopvang, gezondsheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere dienstverlening en voorzieningen. 1.29 peil Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte terrein voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning met betrekking tot bouwen. 1.30 twee- aaneen gebouwde woning Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen. 1.31 voorgevel: de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels. 1.32 voorgevelrooilijn: de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen. 1.33 vrijstaande woning: Een woning die hoogstens door middel van de bijbehorende bouwwerken met een andere woning verbonden is en waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan. 1.34 waterhuishoudkundige voorzieningen: voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en wadi's. 1.35 woning: een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten. 1.36 wooneenheid: eenheid in de vorm van een woning of een zorgwoning. 1.37 zijdelingse perceelgrenzen: de grenzen van een bouwperceel aan de zijkanten van het bijbehorende hoofdgebouw.
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 6
Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.2 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.3 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.5 de nokhoogte: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.6 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.7 de verticale bouwdiepte: vanaf het peil tot de bovenkant van de onderste vloer van het gebouw.
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 7
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Bos 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Bos" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden; b. recreatief gebruik van eigenaren, zonder openbare functie. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Algemeen Op en in de gronden als bedoeld in artikel 3.1, mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,5 meter mag bedragen. 3.2.2 Nutsvoorzieningen Voor het bouwen van nutsvoorzieningen als bedoeld in artikel 3.1 sub e gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter; b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m². 3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden Artikel 15 is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 8
Artikel 4 Groen 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. watergangen en waterpartijen; c. waterhuishoudkundige voorzieningen; d. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen; e speelvoorzieningen f. overige bij de bestemming behorende voorzieningen. 4.2 Bouwregels Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen uitsluitend bij de bestemming behorende andere bouwwerken worden gebouwd, met dien ten verstande dat de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan hierna is aangegeven: bouwwerken licht- en andere masten speelvoorzieningen beeldende kunst overige andere bouwwerken
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
max. bouwhoogte 10 m 5m 4m 3m
Pagina | 9
Artikel 5 Maatschappelijk 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen ter zake van religie, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding, kinderopvang, recreatie, gezondheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere dienstverlening en voorzieningen; b. groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals fietsenstallingen en nutsvoorzieningen. 5.2 Bouwregels 5.2.1 Toegestane bouwwerken Op en in de gronden als bedoeld in artikel 5.1 mogen uitsluitend worden gebouwd: a. niet voor bewoning bestemde gebouwen; b. andere bouwwerken, zoals pergola's, vlaggenmasten en erf- of perceelafscheidingen. 5.2.2 Bouwen Voor het bouwen van gebouwen als bedoeld in artikel 5.2.1 gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage mag op bij eenzelfde vestiging, instelling of voorziening behorende gronden 100% bedragen. Indien een bouwvlak op de verbeelding is aangeduid, geldt het bebouwingspercentage over het bouwvlak; c. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen en bedrijfswoningen, mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)"; d. in afwijking van het bepaalde onder a, mogen bijbehorende bouwwerken buiten bouwvlakken worden gebouwd, tot bij elke vestiging een gezamenlijke oppervlakte van 100 m² en een bouwhoogte van 3 meter; e. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven: bouwwerken
max. bouwhoogte
licht- en andere masten en beeldende kunstwerken
10 meter
luifels
4 meter
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw
2 meter
overige erf- en perceelsafscheidingen
1 meter
overige andere bouwwerken
3 meter
5.3 Wijzigingsbevoegdheid Ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone wijzigingsgebied’ zijn burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van zowel maatschappelijke als woonfuncties, met dien verstande dat: a. het maximaal te bouwen woningen niet meer dan 35 bedraagt; 1. waarvan 8 woningen uitsluitend aaneengebouwde woningen mogen zijn; 2. de overige 27 woningen uitsluitend gestapeld mogen zijn; b. voor de woningen als bedoeld onder artikel 5.3 lid a onder 1 , geldt een maximaal bruto volume van 500m3 en een maximale nokhoogte van 10 m; c. voor gestapelde woningen geldt een maximum van 3 bouwlagen, met een maximale bouwhoogte van 11 meter; d. bij de oprichting van een nieuw bouwwerk en/of de verandering in functie van het bouwwerk op het bijbehorende bouwperceel, dient te worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen overeenkomstig de gemeentelijke parkeernota;
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 10
e.
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden; f. er mag geen sprake zijn van milieu hygiënische belemmeringen; g. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 11
Artikel 6 Verkeer 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met ten hoogste twee rijstroken; b. verhardingen voor woonstraten, pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeervoorzieningen; c. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen; d. parkeerstroken en -voorzieningen; e. fiets- en voetpaden; f. bermen, groen- en speelvoorzieningen; g. watergangen; h. waterhuishoudkundige voorzieningen; i. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, afvalverzamelvoorzieningen en beeldende kunst. 6.2 Bouwregels 6.2.1 Toegestane bouwwerken Op de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen; b. andere bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en- regelinstallaties en straatmeubilair; 6.2.2 Bouwen Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels: a. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen; b. van andere bouwwerken mag de bouwhoogte niet minder/meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven: bouwwerken
min. bouwhoogte max. bouwhoogte
licht- en andere masten
10 m
beeldende kunst
8m
speelvoorzieningen
5m
overige andere bouwwerken
3m
6.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de stedenbouwkundige, landschappelijke inpassing en ligging van bouwwerken.
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 12
Artikel 7 Wonen 7.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. beroep of bedrijf aan huis; c. tuinen en erven; d. waterhuishoudkundige voorzieningen; 7.2 Bouwregels 7.2.1 Toegestane bouwwerken Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. woningen; b. bijbehorende bouwwerken; c. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair, niet zijnde overkappingen. 7.2.2 Bouwen Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 7.2.1 gelden de volgende bepalingen: a. binnen bouwvlakken mag het bebouwingspercentage 100% bedragen. 7.2.3 Woningen a. woningen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd; b ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aangeduide aantal wooneenheden niet worden overschreden; c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden; 7.2.4 Bijbehorende bouwwerken a. bijbehorende bouwwerken mogen ook buiten bouwvlakken worden gebouwd, op ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van de betreffende woning; b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, mag bij elke woning niet meer dan 40 m2 bedragen, onverminderd het bepaalde onder c en d; c. in aanvulling op het bepaalde onder b mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken toenemen met 2% van het bouwperceel, tot een maximum van 100 m 2, onverminderd het bepaalde onder d; d. in aanvulling op het bepaalde onder b en c, mag de gezamenlijke oppervlakte van de totale bebouwing (hoofdgebouw + bijbehorende bouwwerken) niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel; e. van bijbehorende bouwwerken mag de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen, de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m en de dakhelling niet meer dan 60°; f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – kelder’ mag ondergrondse bebouwing gerealiseerd worden, met inachtneming van het gestelde in artikel 12.1. 7.2.5 Andere bouwwerken a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet minder/meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 13
bouwwerken
min. bouwhoogte
max. bouwhoogte
vlaggen- en andere masten
5m
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw
2m
overige erf- en perceelsafscheidingen
1m
overige andere bouwwerken
3m
7.3 Nadere eisen Het bevoegd gezag kan in een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de omvang en situering van de bebouwing vanwege de: a. ruimtelijke structuur; b. een architectonische en/of ecologische ontwikkeling; c. de verkeersveiligheid; d. het behoud van parkeergelegenheid op eigen terrein; e. de aansluiting op structurele groenelementen; f. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving; g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. 7.4 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.2 voor: a. meer vierkante meters bijbehorende bouwwerken ten behoeve van lichamelijk gehandicapten, met dien ten verstande dat: 1. de bijbehorende bouwwerken achter de voorgevelrooilijn van de woningen worden gesitueerd; 2. het totale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken per woning, buiten het bebouwingsvlak, ten hoogste 100 m2 mag bedragen; 3. een bouwperceel, voor zover gelegen naast en achter het op de plankaart aangeduide bebouwingsvlak voor ten hoogste 50 % bebouwd wordt. 7.5 Specifieke gebruiksregels 7.5.1 Beroep- of bedrijf aan huis De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 100 m2. 7.5.2 Strijdig gebruik Naast hetgeen daaromtrent in de Algemene gebruiksregels in artikel 13 is bepaald, moet als strijdig gebruik in ieder geval worden aangemerkt, het gebruik van de in lid 7.5 bedoelde gronden, die onbebouwd zijn, voor: a. buitenopslag van goederen ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis; b. behoudens in- en uitladen, overige bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning; c. het gebruik als opslag,-, stort- of bergplaats van al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, -stoffen of -producten, voor zover niet in overeenstemming te achten met de tuin of het erf bij een woning; d. zelfstandig wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken. 7.6 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.5.2 onder d ten behoeve van het wonen in een vrijstaand bijgebouw, indien: Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 14
a. b. c.
daarvoor dringende sociaal-economische redenen bestaan; vooraf vaststaat dat het tijdelijke huisvesting betreft; en het aantal zelfstandige woningen niet wordt vergroot.
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 15
Artikel 8 Woongebied 8.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woningen in de vorm van vrijstaande-, twee-aaneen gebouwde en aaneengebouwde woningen, tot een maximaal aantal woningen van 91; b. beroep of bedrijf aan huis; c. tuinen en erven; d. wegen, paden, verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen; e. groenvoorzieningen f. waterhuishoudkundige voorzieningen; g. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming. 8.2 Bouwregels 8.2.1 Toegestane bouwwerken Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. woningen; b. bijbehorende bouwwerken; c. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair, niet zijnde overkappingen. 8.2.2 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd uitgesloten’ zijn aaneengebouwde woningen uitgesloten; c. het bouwperceel ten behoeve van vrijstaande woningen mag voor maximaal 60% bebouwd worden; d. voor vrijstaande woningen geldt een maximale goothoogte van 6 m en een maximale nokhoogte van 12 m; e. voor twee-aaneengebouwde woningen geldt een maximale goothoogte van 6 m en een maximale nokhoogte van 12 m; f. voor aaneengebouwde woningen geldt een maximale goothoogte van 6 meter en een nokhoogte van maximaal 11 m; g. de afstand tussen de voorgevelrooilijn en de erfgrens bedraagt: 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 m; 2. bij twee-aaneengebouwde woningen minimaal 3 m; 3. bij aaneengebouwde woningen minimaal 1 m; 8.2.3 Bijbehorende bouwwerken Bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd en. a. op ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van de betreffende woning; b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, mag bij elke woning niet meer dan 40 m2 bedragen, onverminderd het bepaalde onder c en d; c. in aanvulling op het bepaalde onder b mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken toenemen met 2% van het bouwperceel, tot een maximum van 100 m 2, onverminderd het bepaalde onder d; d. in aanvulling op het bepaalde onder b en c, mag de gezamenlijke oppervlakte van de totale bebouwing (hoofdgebouw + bijbehorende bouwwerken) niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel; e. van bijbehorende bouwwerken mag de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen, de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m en de dakhelling niet meer dan 60°; f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – kelder’ mag ondergrondse bebouwing gerealiseerd worden, met inachtneming van het gestelde in artikel 12.1.
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 16
8.2.4 Andere bouwwerken De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet minder/meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven: bouwwerken
min. bouwhoogte
max. bouwhoogte
vlaggen- en andere masten
5m
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw
2m
overige erf- en perceelsafscheidingen
1m
overige andere bouwwerken
3m
8.3 Nadere eisen Het bevoegd gezag kan in een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de omvang en situering van de bebouwing vanwege de: a. ruimtelijke structuur; b. een architectonische en/of ecologische ontwikkeling; c. de verkeersveiligheid; d. het behoud van parkeergelegenheid op eigen terrein; e. de aansluiting op structurele groenelementen; f. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving; g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. 8.4 Specifieke gebruiksregels 8.4.1 Beroep- of bedrijf aan huis De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 100 m2. 8.4.2 Strijdig gebruik Naast hetgeen daaromtrent in de Algemene gebruiksregels in artikel 13 is bepaald, moet als strijdig gebruik in ieder geval worden aangemerkt, het gebruik van de in lid 8.1 bedoelde gronden, die onbebouwd zijn, voor: a. buitenopslag van goederen ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis; b. behoudens in- en uitladen, overige bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning; c. het gebruik als opslag,-, stort- of bergplaats van al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, -stoffen of -producten, voor zover niet in overeenstemming te achten met de tuin of het erf bij een woning; d. zelfstandig wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken. e. onder handelen in strijd met het bepaalde in artikelen 8.2.1 wordt ook aangemerkt het faseren of splitsen van bouwwerkzaamheden of werkzaamheden met het kennelijk oogmerk om het verbod in artikel 8.2.1 te ontduiken. 8.5 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.4.2 onder d ten behoeve van het wonen in een vrijstaand bijgebouw, indien: a. daarvoor dringende sociaal-economische redenen bestaan; b. vooraf vaststaat dat het tijdelijke huisvesting betreft; en c. het aantal zelfstandige woningen niet wordt vergroot.
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 17
Artikel 9 Waarde – Archeologie (hoog) 9.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Waarde - Archeologie hoog" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. 9.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: 9.2.1 Verbod Op de voor "Waarde - Archeologie - hoog" bestemde gronden is het verboden om zonder een afwijking zoals bedoeld in artikel 9.3 te bouwen of te laten bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en). 9.2.2 Uitzonderingen Het onder artikel 9.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op: a. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter; b. bebouwing waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 30 centimeter en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en); c. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits: 1. de bestaande fundering wordt gebruikt; 2. de bestaande oppervlakte met niet meer dan 100 m² wordt uitgebreid; d. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en). 9.2.3 Anti-opknipregeling Onder een handelen in strijd met het bepaalde in artikelen 9.2.1 wordt ook aangemerkt het faseren of splitsen van bouwwerkzaamheden of werkzaamheden met het kennelijk oogmerk om het verbod in artikel 9.2.1 te ontduiken. 9.3 Afwijken van de bouwregels 9.3.1 Afwijking a. Het bevoegd gezag kan afwijken van het verbod in artikel 9.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord. b. In de met een dubbelbestemming ‘Waarde Archeologie’ aangemerkte delen van deelgebied 1A dient voorafgaand of bij bodemingrepen dieper dan 30 cm – maaiveld een archeologische opgraving plaats te hebben. Dit onderzoek dient op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE), conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), door een daartoe vergunning houdende instantie te worden uitgevoerd. 9.3.2 Beperkingen Het bevoegd gezag kan onder beperkingen afwijken van het verbod in artikel 9.2.1 en de volgende voorschriften aan de afwijking verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden. b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. 9.3.3 Advies Alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de afwijking archeologische
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 18
waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de afwijking moeten worden verbonden. 9.3.4 Toelaatbaarheid Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen dient in het belang van de archeologische monumentenzorg door aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Tevens kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Artikel 15 is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen. 9.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie hoog" de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 19
Artikel 10 Waarde – Natuur 10.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Waarde - Natuur" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden natuurlijke waarden. 10.2 Bouwregels Op de voor 'Waarde - Natuur' mede bestemde gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels. 10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden Artikel 15 is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 20
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 11 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene bouwregels 12.1 Onderkeldering van gebouwen Voor het bouwen onder een gebouw gelden de volgende regels: a. de verticale bouwdiepte mag maximaal 5 meter bedragen; b. de ondergrondse bebouwing of halfverdiepte bebouwing mag uitsluitend onder het gebouw worden gerealiseerd, met uitzondering van ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht; c. in afwijking van het gestelde onder b. mag ter plaatse van de bouwaanduiding “specifieke bouwaanduiding – kelder” ondergrondse bebouwing worden gerealiseerd; d. de bouwhoogte van keermuren ten behoeve van ingangspartijen mag niet meer dan 1.20 meter bedragen; e. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd. 12.2 Vloerniveau Het vloerniveau van beganegrondvloeren dient ten minste 0.20 meter boven het aangrenzende maaiveld te liggen. 12.3 Parkeren De omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan alleen worden verleend als bij nieuwbouw dan wel bij de vergroting van een bestaand bouwwerk wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de gemeentelijke parkeernota.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels 13.1 Algemeen Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van: a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting; b. onbebouwde gronden: 1. als stand- of ligplaats van onderkomens; 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten; een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden. 13.2 Strijdig gebruik Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 8 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 21
13.3 Parkeren a. Gerealiseerde parkeervoorzieningen mogen niet zodanig worden gewijzigd, dat hierdoor niet meer voldoende parkeergelegenheid aanwezig is; b. bij functiewijziging dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de gemeentelijke parkeernota.
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het plan voor: a. het afwijken van het tracé van wegen tot ten hoogste 3 m; b. geringe afwijkingen die in het belang zijn voor een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein; c. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen; d. afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingsgrenzen voor zover die noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 1 m bedragen; e. het overschrijden van bouwgrenzen, indien dit noodzakelijk is voor de bouw van galerijen, ingangsportalen, trappenhuizen, balkons, en erkers tot ten hoogste 1.5 m; f. het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie; g. een overschrijding van de in de regels voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages; h. voor het vergroten van een woning zo nodig met overschrijding van de eventueel gestelde eisen ten aanzien van de vloeroppervlakte van de betreffende woning, zulks ten behoeve van het treffen van voorzieningen voor gehandicapten, mits die bebouwing wordt uitgevoerd in één bouwlaag en de oppervlakte daarvan maximaal 24 m² bedraagt.
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 22
Artikel 15 Overige regels 15.1 Omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren. Werken en werkzaamheden
a
b
c d e f
g
h
i j
aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten, tot elk een oppervlakte van 60 m²; verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, anders dan normaal spit en ploegwerk, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet; het ophogen en egaliseren van de gronden, waaronder het aanleggen van geluid- en andere wallen; aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen; het verlagen van het grondwaterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap. aanbrengen van ondergrondse transport-, energieen telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben; het uitvoeren van graafwerkzaamheden, grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden (incl. diepploegen, ontginnen en het aanleggen van drainage) dieper dan 0,3 meter onder maaiveld; - vanaf een oppervlakte van meer dan 100 m² binnen de bestemming Waarde - Archeologie hoog; - vanaf een oppervlakte van meer dan 1000 m² binnen de bestemming Waarde - Archeologie middelhoog het aanbrengen van diepwortelende beplantingen; bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters.
Artikel 3 Bos
Artikel 9 Waarde – Archeologie
+
Artikel 10 Waarde Natuur +
+
+
+
+ +
+ +
+ +
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+ +
15.2 Uitzonderingen Het in artikel 15.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden: a. in het kader van het normale beheer en onderhoud; b. op en in gronden die binnen agrarische bouwpercelen zijn begrepen; c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen conform de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie; d. als bedoeld in artikel 15.1, sub d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning met betrekking tot bouwen is vereist; e. als bedoeld in artikel 15.1, sub g, voor zover daarvoor een vergunning is vereist op grond van de gemeentelijke bomenverordening; Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 23
f. g.
het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen; waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het plan.
15.3 Toelaatbaarheid Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 15.1, zijn slechts toelaatbaar: a. indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen: 1. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel 2. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. b. voor gronden zoals bedoeld in artikel 9 (Waarde - Archeologie hoog), indien door de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden een rapport is overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; c. voor de gronden zoals bedoeld in artikel 10 (Waarde - Natuur), indien door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de resultaten zijn vastgelegd van de toetsing conform het nee, tenzij-beleid van de provincie Utrecht (natuurtoets).
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 24
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 16 Overgangsrecht 16.1 Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b.
c.
Eenmalig kan in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen worden verleend voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met niet meer dan 10 %. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreden van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 17 Slotregel Het plan kan worden aangehaald als: Regels van het Bestemmingsplan ‘Dorpsplan Austerlitz’
Mees Ruimte & Milieu | 14048 voorontwerp
Pagina | 25
Bijlage
1
Staat van bedrijfsactiviteiten