BIJZONDER BESTEK BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST - GEMEENTE ANDERLECHT BERGENSESTEENWEG 202 VERBOUWING VAN EEN BESTAAND INDUSTRIEEL GEBOUW TOT LAGEENERGIEWONINGEN.
BOUWHEER:
GEMEENTE ANDERLECHT STADSRENOVATIE Raadsplein 1, 1070 ANDERLECHT.
ARCHITECTENBUREAU: LAHON – DACHY – DEVOS en Partners Architects. Oude Vijversstraat 55 1190 VORST. BUREAU STABILITEIT:
MOBAT SA Ing. J.LECLERCQ Chaussée de Namur, 3b 5537 ANNEVOIE.
ALGEMEEN. Alle bouwelementen dienen te voldoen aan de eisen beschreven in de artikels van onderhavig bijzonder bestek en in de typebestekken 300, de NBN-normen en de STSgoedkeuringen. De administratieve bepalingen en algemene bepalingen van het Algemeen Bestek zijn van toepassing op onderhavig perceel. De aannemer-opdrachtnemer dient tijdig ( ten laatste 3 weken voor de uitvoering) de documenten en plannen in te dienen die nodig zijn voor een goede uitvoering van de werken. De architecten en de ingenieur hebben één week tijd om hun goedkeuring en/of hun opmerkingen te kennen te geven. Iedere discrepantie van de plannen en/of het bestek Stabiliteit ten opzichte van de documenten van de architect dient aan deze laatste gemeld te worden. De architect is als enige bevoegd om de gekregen opmerkingen te bevestigen of te ontkrachten.
Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 2
12/09/2008
AFBRAAKWERKEN. 0.1
AFBRAAK VAN DE BESTAANDE WERKEN.
Tijdens de graafwerken zal men stuiten op werken in oud metselwerk; voor de afbraak hiervan maakt men een verrekening in VH.; het afbraakmateriaal hiervan wordt afgevoerd door de aannemer. Het overtollig materiaal van de afbraakwerken blijft de eigendom van de aannemer en wordt ook door hem op eigen kosten van de werf gevoerd. 0.2
BOVEN- EN ONDERGRONDSE LIJNEN EN LEIDINGEN.
De opdrachtnemer wint informatie in over de plaats van de lijnen en leidingen op het tracé van de werken. Deze worden verwijderd of tijdelijk/definitief verplaatst. De aannemer brengt de bevoegde diensten op de hoogte van de noodzaak om hun installaties te verplaatsen of te verwijderen, dit volgens de voorschriften ter zake. De kosten van dit onderzoek en de extra werken die eruit voortvloeien, maken integraal deel uit van de werfinrichting en de verschillende posten waarop ze betrekking hebben. De aannemer kan niet aansprakelijk gesteld worden voor het doorsnijden van lijnen en leidingen en de gevolgen hiervan als de werkelijke situatie niet overeenstemt met de informatie die hem verstrekt werd. Als dergelijk geval zich voordoet, dient de aannemer onmiddellijk de positie/situatie van deze leidingen contradictorisch te laten vaststellen. MEETCODE: M 3, VH
Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 3
12/09/2008
GRONDWERKEN 1. AARD VAN DE GRONDWERKEN. 1.1.1 Afgravingswerken. De teelaarde wordt verwijderd en opgeslagen voor later hergebruik als toplaag bij de buitenaanleg. 1.1.2 Opvulwerken. Overtollige grond en gesteente afkomstig van de graafwerken worden verwijderd door de aannemer. De beplantingszones worden alleen opgevuld met gezonde grond. De laatste dertig cm van de terreinprofilering of van de beplantingszones mag uitsluitend uit teelaarde bestaan. Alleen de profilering maakt deel uit van de post opvulwerken. Een aantal bijzondere opvulwerken (geëxpandeerde klei, opvulling met drainagemateriaal enz.) kunnen gespecificeerd worden in de beschrijvende opmetingsstaat. Voor de opvulwerken rond de constructie gebruikt men uitsluitend drainagemateriaal. De afbraakproducten die voldoen aan de kenmerken die voorgeschreven worden voor het drainerend opvulmateriaal mogen ook gebruikt worden. 1.1.3 Wijziging van de grondeigenschappen op een diep bodemniveau. Cf. Bodem- en stabiliteitsproeven. Deze wijzigingen worden opgenomen in aanhangsels bij de overeenkomst, die vooraf goedgekeurd worden. 1.2
WIJZE VAN UITVOERING VAN DE WERKEN.
De wijze van uitvoering van de afgravings- en opvulwerken word overgelaten aan het oordeel van de aannemer mits deze zich houdt aan de voorschriften van onderhavig bestek. 1.3
AFVOER VAN OVERTOLLIGE GROND.
De overtollige grond wordt door de aannemer afgevoerd naar het terrein van diens eigen keuze.
2. UITGRAVING VAN DE PUTTEN. 2.1
AARD VAN HET TERREIN.
De funderingen worden geplaatst na de uitvoering van de grondwerken en de uitdrukkelijke toestemming van het bureau stabiliteit, goedgekeurd door de architect van het project. Men legt een verrekening voor aan de bouwheer vooraleer men werken uitvoert die zorgen voor meerkosten. 2.2
METHODE VAN UITGRAVEN.
Bij verbouwingswerken dienen graafwerken steeds manueel uitgevoerd te worden, eventueel met behulp van gepast mechanisch of pneumatisch gereedschap, dit ter voorkoming van ongelegen trillingen en het loswerken van de bodem en de wanden. Wanneer de uitgraving gebeurt met mechanische middelen, na toestemming van de architecten van het project of van het bureau Stabiliteit, stopt men met deze uitgraving op een hoger niveau dan het voorziene bodemniveau, zodat de bodem en de wanden niet losgewerkt worden door de grijptanden van de machine. Bijzondere voorzorgsmaatregelen dienen genomen te worden bij uitgravingen onder Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 4
12/09/2008
metselwerk. De aanbevelingen van het bureau stabiliteit dienen strikt gevolgd te worden. 2.3
GEMEENSCHAPPELIJKE VOORSCHRIFTEN VOOR ALLE GRAAFWERKEN.
2.3.1 Afmetingen van de graafputten. Er dient voldoende werkruimte voorzien te worden op de bodem van de uitgraving. 2.3.2 Diepte van de graafputten. De uitgravingen geschieden tot op het noodzakelijke niveau voor de realisatie van de funderingsgrondslagen. Deze niveaus staan aangeduid op de plannen. Als de architect van het project na advies van het bureau stabiliteit van oordeel is dat de bodem van de uitgraving lager moet komen dan voorzien, dan voert de aannemer deze graafwerken uit, samen met de bijkomende werken die hieruit voortvloeien. Voor deze werken wordt een verrekening uitgevoerd. Als de architect van het project na advies van het bureau stabiliteit tijdens de graafwerken beslist dat het niet nuttig is de grond tot op het voorziene niveau uit te graven, als gevolg van de aard van de grond die men tegenkomt of door wijzigingen aan het project, dan worden de uitgravingen gestopt op het nieuwe niveau dat de architect voorschrijft. Voor de niet uitgevoerde werken wordt dan een verrekening gemaakt. De beslissing in kwestie wordt genoteerd in het dagboek der werken of vermeld in een proces-verbaal met toelichting. Als door een vergissing de uitgravingen dieper uitgevoerd worden dan voorgeschreven, verhoogt de aannemer op eigen kosten de dikte van de funderingsplaten of, met de toestemming van de architect van het project en van het bureau stabiliteit, de dikte van de funderingsmuren. Als de uitgraving plaatselijk dieper uitgevoerd werd dan voorzien, ofwel vrijwillig om een zone met slechte grond te verwijderen ofwel per ongeluk, dan vult de aannemer deze zone op met ofwel zorgvuldig verdicht en eventueel gestabiliseerd zand ofwel met beton, afhankelijk van wat het bureau stabiliteit voorschrijft. Koppen van gesteente worden verbrijzeld. 2.3.3 Toegang tot de graafputten. Zie de artikels 2.3.1 en 2.3.3. 2.3.4 Controle. Na afloop van de grondwerken controleren de architect van het project en het bureau stabiliteit de aard van de bodem, de niveaus en het tracé van de uitgravingen vooraleer hun toestemming te geven voor de betonwerken. De toestemming om beton te storten wordt genoteerd in het dagboek der werken. 2.4
BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN VOOR BEPAALDE TYPES VAN UITGRAVING.
2.4.1 Sleuven voor leidingen. De aannemer neemt volgende minimumbreedtes in acht: Diepte van 0.00 tot 0,50
Diameter + 0,40m
Diepte van 0,50 tot 1,00
Diameter + 0,60m Bijzonder bestek
Jacques Leclercq
Pagina 5
12/09/2008
Diepte van 1,00 tot 2,00
Diameter + 0,75m
Grotere diepte
Diameter + 1,oom
De aannemer mag zijn sleuven weer opvullen na de toestemming van de architect van het project. 2.4.2 Uitgravingen voor ondermetselingswerken. 2.5 DE BESCHRIJVENDE OPMETINGSSTAAT VOORZIET MOGELIJKE UITGRAVINGEN VOOR ONDERMETSELING. VOOR DEZE POST WORDT EEN VERREKENING UITGEVOERD OP BASIS VAN DE EENHEIDSPRIJZEN. 2.6
WATER IN DE GRAAFPUTTEN.
2.6.1 Algemeen. Om de werken te kunnen uitvoeren in goede omstandigheden worden de graafputten bemaald en in droge toestand gehouden zolang als nodig. De aannemer ziet er op toe dat het bodemevenwicht niet verbroken wordt en de putbodems niet mul worden. Tijdens de betonwerken mag helemaal geen water aanwezig zijn. 2.6.2 Oppervlaktewater. Bij de buitengraafwerken wordt de bovenkant van de uitgraving afgeboord met gootjes die het oppervlaktewater opvangen en ver genoeg van de uitgraving wegvoeren. Het oppervlaktewater in de graafputten wordt verzameld in één of meerdere verzamel- en pompputten. Deze putten worden bij voorkeur buiten de plaats van de funderingen gekozen. 2.6.3 Verlaging van de grondwaterspiegel. Niet van toepassing.
3. SCHORINGEN EN BESCHOEIINGEN. De schoringen en beschoeiingen van de putten en bestaande constructies dienen voorzien te worden volgens de richtlijnen van het bureau stabiliteit. De architect kan ambtshalve eisen dat op alle gevaarlijke plaatsen schoringen en/of beschoeiingen geplaatst worden. De voorschriften van de artikels 3.31 tot 3.35 van het bestek van de F.A.B. zijn van toepassing. De aannemer treft vooral de nodige voorzorgsmaatregelen om iedere beweging van de grond en alle schade in de buurt van de bestaande constructies te voorkomen.
4. OPVULWERKEN. 3.1
GEMEENSCHAPPELIJKE VOORSCHRIFTEN VOOR ALLE OPVULWERKEN.
De opvulwerken tegen de bouwwerken aan gebeuren uitsluitend met het drainagemateriaal dat beschreven wordt in de beschrijvende opmetingsstaat. Voor de opvulwerken bij de terreinprofilering gebruikt men de hiervoor voorbehouden grond, die voldoet aan de eisen van onderhavig bestek. Deze opvullingen gebeuren in verdichte lagen van 10 cm zodat verzakkingen achteraf voorkomen worden. Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 6
12/09/2008
3.2
ONDERFUNDERINGEN EN FUNDERINGEN.
De aannemer laat zijn technisch personeel ter plaatse het draagvermogen van de bodem controleren. Op uitdrukkelijke vraag van het bureau stabiliteit wordt het draagvermogen van de bodem gecontroleerd door een bodemtestbureau, op kosten van de bouwheer. Welke methode ook toegepast wordt, de aannemer moet het gevraagde draagvermogen verzekeren. Voor iedere wijziging aan onderhavig bestek of de beschrijvende opmetingsstaat dient een verrekening gemaakt te worden die eerst goedgekeurd dient te worden. 3.2.1 Onderfunderingen. Voor de onderfundering gebruikt men ruwe steenslag 0/50 in een laag van 20 cm, met uitsluiting van alle slakken of gruis dat kalk bevat. Deze onderfundering wordt aangebracht in zorgvuldig verdichte lagen van 10 cm dik. Meetcode: m3 in VH Vooraleer de funderingsplaat te storten wordt een laag grof groevezand van 5 cm dik als egalisatielaag op de onderfundering aangebracht. Over het zand wordt polyethyleenfolie van 2/10 mm afgerold vooraleer het beton te storten.
Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 7
12/09/2008
BETON. 1. REFERENTIEDOCUMENTEN. De NBN-normen van de reeksen B12, B15. Typebestek 104 (Index 26.00).
2. EIGENSCHAPPEN EN PLAATSING VAN HET BETON. De werken worden uitgevoerd in overeenstemming met de plannen. 2.1
TYPES BETON EN KARAKTERISTIEKE STERKTEN.
Het kwaliteitscriterium van het beton wordt bepaald door de karakteristieke druksterkte op een cilinder in de zin van artikel 7.3 van de norm NBN B 15-001(1992). Qua duurzaamheid voldoet het beton aan de omgevingstoestanden klasse 2a (Vorstvrije, natte omgeving) volgens artikel 6.2 van de norm NBN B 15-001. De consistentie van het ter plaatse gestorte beton dient op het moment van de plaatsing van zakkingsklasse S2 te zijn volgens artikel 7.2 van de norm NBN B 15-001 De granulaten zijn maximaal 28 mm groot. De voorkeur gaat uit naar kalksteengranulaten. 2.2
CONTROLE VAN DE KENMERKEN VAN HET GEWAPEND BETON.
Het op de bouwplaats geleverde beton is afkomstig van een centrale waar het vervaardigd is volgens de eisen van een BENOR-attest. Dagelijkse hoeveelheden kleiner dan 1 m3 mogen echter op de bouwplaats zelf aangemaakt worden. 2.2.1 Controle van de betonsterkte. Alle kosten van de staalnames, testen op proefstukken en alle bijkomende testen vormen een opdracht van de aannemer. Wanneer het beton aangemaakt wordt in een centrale onder het toezicht van SECO, worden de leveringsbonnen bezorgd aan de architecten van het project. Volledigheidshalve zijn steeds drie mallen voor de vervaardiging van testkubussen gebruiksklaar en staan zij steeds ter beschikking in de directiekeet van de bouwplaats zodat bij twijfel steeds druktesten kunnen uitgevoerd worden op het beton van 28 dagen oud in Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 8
12/09/2008
een erkend labo. De kosten van al deze testen zijn ten laste van de aanneming. 2.3
BETONSAMENSTELLING VAN HET GEWAPEND BETON.
In overeenstemming met norm B 15-205 deelt de aannemer de samenstelling van ieder gebruikt type beton mee aan de architect van het project, ten laatste 15 kalenderdagen vóór de aanvang van de betonwerken. Cement: Alle cementmortels die gebruikt worden voor de aanmaak van het beton zijn van klasse 42,5 LA. Gebruik van toeslagstoffen: De in het beton gebruikte toeslagstoffen worden ter goedkeuring voorgelegd aan de architect, samen met alle nuttige referentiedocumenten. In geen geval mag het gebruik ervan leiden tot een verzwakking of kwaliteitsvermindering van het beton. Het gebruik van calciumchloride is verboden. De prijs van deze toeslagstoffen is begrepen in de prijs van het beton. Fijn beton: Voor bepaalde delen van de werken moet men, omwille van hun afmetingen (opvulling tussen voorgespannen betonplaten bijvoorbeeld) of de dichtheid van de bewapening, beton met een fijnere korrelgrootte gebruiken. De aannemer vermeldt de samenstelling van dit beton zoals hierboven beschreven. De kwaliteitsprestaties van dit beton zijn zoals voorzien in de normen. Naast de plaatsen waar dit type beton voorgeschreven wordt door de architect, dient de aannemer ook de andere plaatsen te bepalen waar omwille van de omstandigheden dit type beton toegepast moet worden. Tenzij er expliciet melding over gemaakt wordt in onderhavig bijzonder bestek, is geen enkele extra vergoeding verschuldigd voor het gebruik van dit type beton. 2.4
VERVOER VAN HET BETON.
Het vervoer en de verwerking van het beton dienen te gebeuren volgens de norm NBN B 15-001. In geen geval mag op de bouwplaats water aan het beton toegevoegd worden. Iedere betonlevering dient vergezeld te zijn van een afleveringsborderel met vermelding van de BENOR-goedkeuring en in overeenstemming met artikel 10.3.2. van de norm NBN B 15-001. De afleveringsborderellen worden bezorgd aan de architect binnen de 7 kalenderdagen na de levering op de bouwplaats. Het verse beton moet volledig geleverd en geplaatst zijn ten laatste 100 minuten na de toevoeging van het aanmaakwater aan het mengsel (beton vervoerd met behulp van betonmixers). Beton dat niet voldoet aan deze regel mag niet gebruikt worden en wordt onmiddellijk van de bouwplaats verwijderd op kosten van de aannemer. 2.5
VERWERKING VAN HET BETON.
Het gewapend beton wordt verwerkt volgens index 26 van typebestek 104 met addenda en in overeenstemming met de betonplannen, met inachtname van de aanvullende voorschriften van onderhavige algemene technische voorschriften. Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 9
12/09/2008
Het is verboden om voor een deel van het werk beton te storten zonder dat de wapening goedgekeurd is door de architect, die ten laatste 48 h vóór de betonstortwerken op de hoogte gebracht wordt. Voor de uitvoering van betonwerken bij vriesweer gelden de richtlijnen van NBN B 15-001, met in het bijzonder de paragrafen 10.6 en 10.7. Er wordt geen enkel supplement toegekend voor maatregelen die de aannemer moet nemen voor betonwerken die in de winterperiode uitgevoerd moeten worden (toevoeging van een toeslagstof, verwarming van de inerte materialen en het aanmaakwater, bescherming van het gestorte beton enz.) of betonwerken die bij warm weer of een droge wind moeten uitgevoerd worden (gebruik van curingcompound, bescherming van het beton en besproeiing enz.). De kostprijs van de eventuele maatregelen is begrepen in de prijs van het beton. 2.6
BETONSTORTVOEGEN
Als de betonstortvoegen niet aangeduid staan op de plannen, dienen zij door de aannemer voorzien te worden op de minst belaste plaatsen. De betonstortvoeg mag in geen geval gerealiseerd worden door het beton te laten lopen volgens zijn natuurlijke helling. Men moet een bekisting gebruiken die zorgt voor een zuiver, recht aansluitoppervlak zodat het beton van de eerste fase op gepaste wijze getrild kan worden langs de betonstoplijn. Het aansluitoppervlak moet beschikken over een maximale ruwheid, het gebruik van strekmetaal wordt aanbevolen. De platen strekmetaal worden stevig vastgemaakt en ondersteund om iedere buitensporige vervorming tijdens het storten van het beton te voorkomen. Vooraleer te starten met welke fase van de betonwerken ook, dienen de betonstortvoegen in de diepte gereinigd en van alle losse deeltjes ontdaan te worden. Zo zorgt men er in het bijzonder voor dat alle deeltjes van het beton dat in de eerste fase gestort werd en die niet voldoende compact zijn, zonodig met een pneumatische hamer opgebikt worden. Als het strekmetaal geen gevaar inhoudt om roestsporen op het beton te creëren, dan mag het ter plaatse blijven. Alle leveringen en bijkomende werken voor de betonstortvoegen vormen een opdracht van de aannemer, van wie men dan ook verwacht dat hij er rekening mee houdt bij de opmaak van zijn prijzen. HOOGWAARDIGE GIETMORTEL MET KRIMPCOMPENSATIE.
2.7
Naargelang de aanwijzingen op de plannen of in de beschrijvende opmetingsstaat worden sommige vastgietingen uitgevoerd met gebruiksklare mortel die alleen nog gemengd moet worden met water voordat hij volledig gebruiksklaar is. Men volgt hierbij nauwgezet de aanwijzingen van de fabrikant. Dit product wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de architect en voldoet aan volgende criteria: •
Grijs poeder dat cement, kwartszand en toeslagstoffen bevat;
•
Het droog volumegewicht mag niet lager zijn dan 2.050 kg/m3;
•
Het product is vrij van chloriden en metalen deeltjes;
•
Het kan niet oxideren, uitzetten of krimpen, het ondergaat geen gasreactie en is niet gemaakt op basis van zwelcement;
•
Het product wordt toegepast met een zeer vloeiende consistentie;
•
De aannemer levert referenties van gelijkaardige werken, uitgevoerd met het voorgestelde product/de voorgestelde producten. Bijzonder bestek
Jacques Leclercq
Pagina 10
12/09/2008
3. BEKISTING. 3.1
DE EIGENLIJKE BEKISTING
Buiten de speciale bekistingen, beschreven in afzonderlijke posten van de opmetingsstaat, zijn de bekisting, levering, plaatsing, schoring, onderstutting, afstelling enz., net zoals de ontkistingswerken, begrepen in de prijs van het beton. De voorschriften van index 26.0.2.1. van typebestek 104 worden aangevuld door de voorschriften verder in dit bestek. De bekistingen, hun assemblages en hun draagstructuren voldoen qua sterkte en stijfheid aan de voorschriften van het Algemeen Reglement inzake de Arbeidsbescherming (ARAB). De aannemer is hiervoor volledig aansprakelijk en stelt de overeenkomstige berekeningsnota’s op. De bekistingen en hun draagstructuren moeten krimp van het beton toelaten. Ter hoogte van rechte of scherpe hoeken krijgt de bekisting een afschuining van 2 x 2 cm die begrepen is in de prijs van de bekisting. Deze maatregel geldt ook voor prefabstukken die scherpe randen hebben na de inpassing ervan in de totaliteit van het werk. Om alle roestsporen langs de buitenkant van de betonnen elementen te voorkomen, is het verboden om verbindingen uit te voeren met al dan niet verdrilde metalen binddraad (worgdraadsluiting) doorheen de bekisting, die afgesneden wordt tijdens het ontkisten. Ook het gebruik van houten of brandbare afstandshouders is verboden. Het ontkistingsproduct van de aannemer moet neutraal of licht basisch zijn en mag in geen geval vlekken op het beton maken, kleurverandering in het beton veroorzaken of luchtbellen aan het oppervlak creëren. Het mag geen nadelige invloed hebben op het latere gedrag van de bekleding van de oppervlakteafwerking. Voor de delen van het werk waarvoor onderhavig Bijzonder Bestek een gladde bekisting voorschrijft, gebruikt men stijve multiplexplaten of metalen platen. Deze platen zijn zo gemaakt dat zichtbare voegen tussen de platen vermeden worden, hetzij door een speciale assemblagewijze, hetzij door middel van gepaste naadafdekstroken. De bekistingen worden niet getrild. De voegen langs de binnenkant van de bekistingen zijn goed aaneensluitend zodat er geen cementmelk langs de voegen kan weglopen. De continuïteit en waterdichtheid van het binnenoppervlak van de bekistingen wordt 100 % verzekerd. Deze bekistingen zijn aaneensluitend en waterdicht ter hoogte van de voegen (eventueel toepassing van sterk geïmpermeabiliseerd papier ter hoogte van de voegen). De aannemer neemt alle nodige voorzorgen om met platen, polyethyleenfolie of andere middelen het metselwerk of de reeds uitgevoerde werken te beschermen tegen het uitlopen van beton of het vallen van allerlei materiaal. Naast deze voorzorgsmaatregelen dient de aannemer ook de werken zo snel mogelijk proper te maken en te herstellen indien nodig, alleszins voordat het cement begint te harden. Als dit voorschrift niet nageleefd wordt kan in ernstige gevallen de bouwheer het bedrag inhouden van de noodzakelijke vergoeding voor het bekostigen van de afdekking van de zo bevuilde betonwerken met een systeem dat hij vrij mag kiezen. Als de betonwerken zichtbaar blijven legt de aannemer vóór de uitvoering der werken de planning van de betonstorting ter goedkeuring voor aan de architect en de ingenieur. Hij vermijdt in de mate van het mogelijke betonstortvoegen op zichtbare plaatsen. De architecten van het project hebben het recht om de plaatsen van de betonstortvoegen voor te schrijven en met een speciale voeg, zonder prijssupplement, de betonstortvoegen te Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 11
12/09/2008
benadrukken op plaatsen die bijzonder belangrijk zijn voor het uitzicht van het eindresultaat. Iedere betonstortvoeg wordt eerst zorgvuldig gereinigd en krijgt een aanhechtingsproduct vooraleer er opnieuw beton gestort wordt. Afmetingstoleranties. Volgende toleranties ten aanzien van de afmetingen en niveaus op de plannen dienen in acht genomen te worden: •
Bovenkant van de balken en platen: 5 mm over een afstand van 2.00 m.
•
Algemeen niveau van een vloer: + 10 mm ten opzichte van het theoretische niveau.
•
Dikte van de platen:10 mm naar boven toe, niets naar beneden toe.
•
Breedte van de balken en dikte van de dunne betonwanden:10 mm naar beneden toe en 20 mm naar boven toe.
•
Voor de zuilen: 5 mm op de afmetingen, met inachtname van een tolerantie van + 10 mm ten opzichte van de theoretische positie van de vlakken.
•
Voor de loodrechte stand:.+ 10 mm ten opzichte van de loodrechte stand voor hoogtes over 4 meter en +- 20 mm over de volledige hoogte.
•
Voor doorboringen en inwerkingen in het beton bedraagt de inplantingstolerantie + 10 mm in iedere hoofdrichting van de inplanting.
De bekistingen en stellingen zijn voldoende stijf zodat ze bestand zijn (zonder zettingen of schadelijke vervormingen) tegen de belastingen en spanningen allerhande waaraan zij blootgesteld zullen worden tijdens de uitvoering der werken, met in het bijzonder de belastingen van het gewicht en de verdichting van het beton. De opbuiging bedraagt om en nabij 1/1000 van de draagwijdte. 3.2
ONTKISTING.
De voorschriften van index 26.0.4. van typebestek 104 worden aangevuld door onderstaande voorschriften: Wanneer het ruw beton gebreken vertoont zoals grindnesten, zichtbare wapeningen, holtes, afbrokkeling enz., beslist de architect van het project of het deel in kwestie hersteld kan worden of afgebroken en opnieuw gemaakt moet worden. Als herstelling noodzakelijk blijkt, heeft de architect het recht om een volledige herstelling van het vlak van het element in kwestie of de afbraak (en reconstructie) ervan te eisen op kosten van de aannemer. De herstellingswijze en de gebruikte producten worden ter goedkeuring voorgelegd aan de architect. De delen van het werk die geweigerd worden door de architect worden afgebroken en opnieuw gemaakt op kosten van de aannemer. Alle rechtstreekse en onrechtstreekse gevolgen voor de werken en de uitvoeringstermijnen zijn ten laste van de aannemer.
4. INBOUWELEMENTEN IN HET BETON. 4.1
ALLERLEI STUKKEN IN STAAL OF ANDER MATERIAAL.
Verschillende stalen of andere stukken (buizen, koppelbussen, platstaal/strips met verankeringen enz..) kunnen in het beton ingewerkt worden. Deze stukken worden in de bekisting geplaatst en stevig vastgemaakt zodat ze exact op hun vereiste positie blijven Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 12
12/09/2008
tijdens de volledige duur van de betonstortwerken.. 4.2
INBOUW VAN ELEKTRISCHE EN SANITAIRE ELEMENTEN.
Algemeen. Het behoort tot de opdracht van de aannemers elektriciteit en sanitair om elektrische en sanitaire leidingen in de massa van een aantal ter plaatse gestorte betonnen elementen in te bouwen. De levering van deze leidingen maakt deel uit van het perceel in kwestie, naast de plaatsing van de bekistingen, de assemblage van de buizen en dozen, hun bescherming, de testen enz. Gebruikt materiaal. De elementen die ingebetonneerd moeten worden, zijn in soepel thermoplastisch materiaal en uit één stuk, van het afroltype. , type à dérouler. Zij zijn bestand tegen de exothermische reactie van het beton. De afstand tussen deze elementen, zowel in het horizontaal vlak als in het vertikaal vlak, wordt bepaald in functie van de korrelgrootte van het gestorte beton teneinde de volledige omhulling van de leidingen te verzekeren. In de zuilen of dunne betonwanden worden de leidingen geplaatst halverwege tussen de wapeningslagen. Ze worden vastgemaakt met een stijf element dat rust op de wapeningen. In de vloerplaten worden de elementen steeds boven de onderste wapeningslaag geplaatst. Men zorgt voor maximale kromtestralen. Alle voorzorgen worden genomen om schade aan de leidingen, verplaatsing van de dozen en binnensijpeling van mortel tijdens het storten en verdichten van het beton te voorkomen. De ingebetonneerde elementen bestaan steeds uit één lengte. Geen enkele mof of koppelstuk is toegestaan bij deze stukken. Elektrische installaties. De ingangen van de elektriciteitsbuizen in de trekdozen, aftakdozen, dozen van schakelaars en stopcontacten zijn hermetisch dicht. De buis loopt door de doos zonder enige onderbreking/opdeling in secties. De buis wordt in de doos pas doorgesneden na de ontkisting van het beton, dit om te voorkomen dat cementmelk zou binnendringen in de leidingen tijdens de uitvoering der werken. Aftakdozen en dozen voor schakelaars, stopcontacten. In sommige betonwerken dienen dozen voor schakelaars, stopcontacten en aftakdozen in thermoplastisch materiaal ingebouwd te worden. Zij worden in de bekistingen geplaatst en eraan vastgemaakt. De plaats van de dozen en buizen wordt op de bekistingen gestalte gegeven vóór de uitvoering van de werken. Trekken van de geleiders. Iedere buis wordt voorzien van zijn trekdraad tijdens de plaatsing van de buis. Plannen. De plannen met het tracé van de elektrische, sanitaire en andere leidingen die ingebetonneerd moeten worden en met de plaats van de dozen worden bezorgd aan de aannemer. Na de uitvoering van de werken maakt de aannemer aantekeningen op deze plannen met duidelijke en nauwkeurige aanduiding (maatcijfers) van de plaatsen waar deze verschillende Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 13
12/09/2008
leidingen passeren en de plaats van de aftakdozen, schakelaars enz.
5. STAAL VOOR GEWAPEND BETON. 5.1
REFERENTIEDOCUMENTEN.
De voorschriften van index 26.0.2.2. van typebestek 104 worden aangevuld door de voorschriften hieronder. 5.2
EIGENSCHAPPEN EN PLAATSING.
Het staal van de wapeningsijzers en wapeningsnetten is van de kwaliteit BE 5OOS. Het gebruikte staal is nieuw, vrij van gebreken en voldoet aan omzendbrief 546.4 van het ministerie van openbare werken. De plaatsing gebeurt steeds met afstandshouders. De minimumomhulling is 2,5 cm. De wapeningen worden niet getrild. De wapeningen mogen in geen geval op een modderige bodem geplaatst worden. Men voorziet steeds zuiverheidsbeton type C 12/15 of polyethyleenfolie op een laag verdicht zand. 5.3
5.4
PRIJSINHOUD. •
leveringen
•
bewerking, binddraad
•
plaatsing, inclusief toebehoren, afstandshouders, draagelementen, spie-elementen enz.
•
overlappingen
steunijzers
(oplegzadels),
MEETCODE.
Per kg. Het meten van het wapeningsstaal gebeurt aan de hand van de wapeningsborderellen die opgesteld worden op basis van de wapeningsplannen. De aannemer controleert de conformiteit van deze borderellen met de plannen en meldt, vóór de uitvoering der werken, iedere anomalie aan de architect. Het borderel wordt forfaitair na de kwantitatieve controle tussen het plan en het borderel en na de rekenkundige controle van de hoeveelheden. Bij overeenkomst worden de wapeningsnetten gemeten met een supplement van 15 % op de bruikbare oppervlakte om rekening te houden met de overlappingen. Iedere bijkomende overlapping is ten laste van de aannemer. De lineaire massa per diameter waarmee men rekening moet houden in de samenvattende opmetingsstaat wordt gegeven in tabel Il van de norm NBN 24 – 302. De post maakt geen onderscheid tussen de wapeningsnetten en de andere wapeningen. Worden niet meegerekend en worden dus ook niet betaald: resten, binddraad, constructieijzers zoals oplegzadels, draagstructuren, spie-elementen, enz., en evenmin de ijzers die alleen gebruikt worden voor de behandeling van de wapeningen en de ijzeroverlappingen die niet op de plannen weergegeven worden.
Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 14
12/09/2008
6. FUNDERINGEN. Aard van de aanneming. De aanneming omvat de uitvoering van de funderingswerken voorzien op de plannen en in de beschrijvende opmetingsstaat bij onderhavig bijzonder bestek. Tenzij dit anders voorgeschreven wordt door de administratieve bepalingen worden de funderingswerken uitgevoerd tegen een vast relatief bedrag. De administratieve bepalingen van onderhavig bijzonder bestek kunnen echter ieder ander type opdracht vastleggen. Als zou blijken dat de kostprijs van onvoorziene bijkomende werken meer dan l5% van de totale kostprijs van het geplande werk bedraagt, heeft de bouwheer het recht om eenzijdig het werk in kwestie te schrappen of een bijkomende studie van de wijziging of aanpassing van de planning van onderhavig project te laten uitvoeren. De afmetingen van de funderingen op de algemene architectuurplannen zijn indicatief (net zoals die van de constructiewerken). De eigenschappen van het beton en de wapeningen zijn zoals eerder in dit bestek beschreven. 6.1
EIGENSCHAPPEN EN PLAATSING.
De funderingen zijn van het type geribde funderingsplaat. Het beton is van het type C 25/30 gedoseerd en getrild, met minstens 300 kg cement CEM III/A. 6.2
PRIJSINHOUD: •
De bekistingen;
•
De doorboringen, kokers, uitsparingen zoals aangeduid op de plannen (zonder volumeaftrek voor uitsparingen kleiner dan 0.25m2);
•
Het beton type C 25/30 gedoseerd en getrild, met minstens 300 kg cement CEM III/A.
6.3
MEETCODE.
Per m3 ter plaatse gestort beton 6.4
TE LEVEREN DOCUMENTEN. •
Schema’s met een beschrijving van het werkprocedé.
7. BALKEN. 7.1EIGENSCHAPPEN EN PLAATSING. Het beton voor de balken is van het type C 30/37, gedoseerd en getrild, met minstens 350 kg cement CEM III/A. Alle zichtvlakken zijn glad en de scherpe randen worden afgeschuind. Het beton dient absoluut een gelijkvormige kleur te hebben voor alle delen die zichtbaar Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 15
12/09/2008
blijven. 7.PRIJSINHOUD: •
De bekistingen;
•
De doorboringen, kokers, uitsparingen zoals aangeduid op de plannen (zonder volumeaftrek voor uitsparingen kleiner dan 0.25m2);
•
Het beton type C 30/37 gedoseerd en getrild, met minstens 350 kg cement CEM III/A
•
De wapeningen worden afzonderlijk geboekt ( post 5 eerder in dit bestek).
7.3 MEETCODE. Per m3 ter plaatse gestort beton, gemeten op de plannen, tussen de opleggingen, hoogte van de vloerplaat inbegrepen. Per m2 voor de bekistingen. 7.4 TE LEVEREN DOCUMENTEN. •
Schema’s met een beschrijving van het werkprocedé.
8. BALKEN EN DUNNE BETONWANDEN 8.1 EIGENSCHAPPEN EN PLAATSING. Met zuilen bedoelt men: de cilindervormige en prismatische elementen waarvan de grootste zijde van de polygonale basis niet langer is dan vier keer de lengte van de kleinste zijde. De andere elementen worden beschouwd als dunne betonwanden (zie artikel 2.13.110). Het beton voor de zuilen is van het type C 30/37, gedoseerd en getrild, met minstens 350 kg cement CEM III/A Alle zichtvlakken zijn glad en de scherpe randen worden afgeschuind. Het beton dient absoluut een gelijkvormige kleur te hebben voor alle delen die zichtbaar blijven. 8.2 PRIJSINHOUD: •
De bekisting;
•
De doorboringen, kokers, uitsparingen zoals aangeduid op de plannen (zonder volumeaftrek voor uitsparingen kleiner dan 0.25m2).
•
Het beton is van het type C30/37 gedoseerd en getrild, met minstens 350 kg cement CEM III/A
•
De wapeningen worden afzonderlijk geboekt ( post 5 eerder in dit bestek )
8.3 MEETCODE. Per m3 ter plaatse gestort beton, gemeten op de plannen, van vloer tot vloer. Per m2 bekisting.
Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 16
12/09/2008
9. PLAAT TUSSEN IEDERE VERDIEPING. 9.1
NORMALE PLAAT.
9.1.1 Referentiedocumenten. Technische voorschriften NBN 539 en B15 -002 voor de vervormingen. 9.1.2 Eigenschappen en plaatsing. De aannemer heeft 2 mogelijkheden: ofwel stort hij de plaat op een bekisting ofwel stort hij de plaat met behulp van vloeren met balken en potten. Als hij gebruik maakt van vloeren, dan hebben deze volgende kenmerken:
-
-
Balken in beton, voorgespannen met aanhechtende draden, in omgekeerde Tvorm;
-
Holle vulelementen (« potten ») in beton, bestemd voor plaatsing tussen de voorgespannen balken; deze vulelementen hebben een minimale buigsterkte van 150 daN; de hartafstand tussen deze vulelementen bedraagt 60 cm;
-
Het monolithische karakter van de vloer wordt verzekerd door het beton van de druklaag, waarvan de dikte gegeven wordt op de plannen; deze betonlaag is gewapend met een net van 150x150x5x5;
-
De uitvoering gebeurt volgens de instructies van de fabrikant, vooral wat betreft de schoringen met het oog op de betonstortwerken.
-
Tijdens de plaatsing worden alle voorzorgen genomen om de waterdichtheid van de voegen tussen de vulelementen en ter hoogte van de opleggingen te verzekeren zodat ieder verlies van cementmelk tijdens het storten van het beton van de tweede fase voorkomen wordt;
niveauverschillen tussen de vulelementen zijn niet toegestaan.
9.1.3 PRIJSINHOUD. •
Het plaatsen en weer verwijderen van de schoren;
•
De plannen van de plaatsing van de balken en potten
•
De op de plannen aangeduide uitsparingen (zonder volumeaftrek voor uitsparingen kleiner dan 0,25 m2);
•
Het beton type C 30/37, gedoseerd en getrild, met minstens 350 kg cement CEM III/A;
•
De aansluitingen ter hoogte van de steunpunten.
9.1.4 MEETCODE. Per m2 vloer, gemeten op de plannen, tussen de opleggingen. 9.1.5 Te leveren documenten. Plaatsingsplannen.
10. TRAP Deze voldoet aan de voorschriften van de architect. Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 17
12/09/2008
Alle zichtvlakken van de treden, optreden, traplopers en trapwangen zijn glad en scherpe randen worden afgeschuind. De wapeningen worden weergegeven op de plannen. De hoeveelheden wapening die verrekend worden stemmen overeen met de borderellen van de wapeningsplannen die geleverd worden door het studiebureau. De aannemer beschermt de treden tegen iedere beschadiging tijdens de werken. Het gebruikte beton is minstens van het type C30/37, gedoseerd en getrild, met 350 kg cement CEM III/A 11. PREFABLATEIEN. De prefablateien zijn elementen in voorgespannen beton en hebben volgende eigenschappen: -
Beschikbare breedte van 9,14 en 19 cm;
-
Beschikbare lengte van 100 tot 400 cm, met steeds een veelvoud van 20 cm;
-
Glad vlak onderaan, ruw vlak bovenaan (voor de aanhechting van de zetmortel voor het metselwerk)
-
Oplegging van 20 cm langs beide zijden;
-
Een schoring in het midden is noodzakelijk voor iedere overspanning van meer dan 125 cm.
Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 18
12/09/2008
STAALCONSTRUCTIES .
1. REFERENTIEDOCUMENTEN De constructie, plaatsing en montage van de staalconstructies voldoen aan de regels van het vak, met in het bijzonder de aanbevelingen van het Belgisch Instituut voor normalisatie (met NBN B-51-001 en B-51-002) en voldoen aan de veiligheidsvoorschriften van het "Algemeen reglement op het gebied van arbeidsbescherming".
2. EIGENSCHAPPEN EN PLAATSING. De vervaardiging gebeurt uitsluitend met staalsoorten zoals aangeduid op de plannen. De aannemer levert en gebruikt uitsluitend nieuwe materialen van 1ste kwaliteit. De aannemer dient zeer nauwkeurig te werk te gaan bij de uitvoering van het werk. Voor constructie-elementen die ingepast moeten worden in de bestaande werken dient de aannemer ter plaatse alle noodzakelijke metingen uit te voeren voor de opmaak van de plannen voor de werkplaats. Tenzij dit anders voorgeschreven wordt door de plannen zijn de wapeningen van de staalsoort aE 235B, volgens de norm NBN a 21-101. Ze zijn van een hoogwaardige kwaliteit als de berekende spanningen dit rechtvaardigen. De bouten zijn van kwaliteit 8.8. 2.1
WERKPLAATSTEKENINGEN
Aan de hand van de plannen met informatie over de te gebruiken profielen en hun plaats binnen de constructie of, bij ontstentenis hiervan, aan de hand van de informatie die geleverd wordt door de architect, maakt de aannemer de werkplaatstekeningen van alle elementen van de constructie, die hij ter goedkeuring voorlegt aan de architect. 2.2
WERK IN DE WERKPLAATS.
2.2.1 Vlakpersen en richten van de stukken. Het vlakpersen en richten van de staalplaten en profielen gebeurt warm, bij het verlaten van de walsmachine. Het mag alleen koud gebeuren in geval van kleine vervormingen en op voorwaarde dat de stukken een temperatuur van minstens 200C hebben. Bij grote vervormingen dienen de stukken opnieuw tot een donkerrode kleur verwarmd te worden over het volledige deel dat gecorrigeerd moet worden. Het vlakpersen en richten gebeurt zonder schokken, onder een pers of met een machine met walsrollen. De architect oordeelt als enige over de mogelijkheid om kleine plaatselijke vervormingen met de hamer te corrigeren en heeft het recht om ieder stuk te weigeren dat niet op de juiste manier behandeld werd. Als een stuk geweigerd wordt door de architect, zijn alle rechtstreekse en onrechtstreekse Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 19
12/09/2008
gevolgen hiervan voor de werken zelf en/of voor de uitvoeringstermijn ten laste van de aannemer. 2.2.2 Warm smeden en plooien De te smeden en te plooien stukken worden gelijkvormig over de volledige lengte van het te bewerken deel verwarmd, tot zij een kersrode kleur krijgen, zonder ze te oververhitten. Deze verwarming dient te gebeuren in gloeiovens en niet in een open vuur. Men dient het smeden te onderbreken en de stukken opnieuw te verwarmen wanneer de temperatuur donkerrood wordt. 2.2.3 Versnijden De staalplaten worden zodanig versneden dat de grootste krachten uitgeoefend worden in de walsrichting. Alle randen en alle uiteinden of deze nu gezaagd of met een automatische brander versneden worden, worden proper afgewerkt en zodanig gekantrecht dat de sneden zuiver zijn over hun volledige dikte, zonder scheur of een tekort aan materiaal. De stukken die versneden worden met een gewone brander worden bovendien gereinigd over een afstand van minstens 2 mm. Al deze bewerkingen gebeuren met schaaf- of freesmachines, met de slijpmachine of met een vijl. Het gebruik van schraapijzers is verboden. 2.2.4 Het paswerken van vast te bouten stukken. De te plaatsen stukken mogen niet met een metaalschaar afgesneden worden. Ze worden op de exacte lengte gesneden met behulp van een zaag, een schaafmachine, een automatische brander of ieder andere machine/gereedschap dat van dien aard is dat het het metaal niet vervormt, barst of gekrast raakt. De uiteinden en randen van de stukken worden proper afgewerkt zodat alle sporen van het zagen, afbramen of snijden verdwijnen. De uiteinden van alle stukken die geassembleerd moeten worden, worden zodanig gepaswerkt dat ze elkaar op alle vlakken raken, vooral in de samengeperste zones. Men zorgt ervoor dat de contactoppervlakten aan de uiteinden perfect gericht (vlak) zijn. De snijvlakken moeten een perfect contact hebben. De hoekprofielen, belegstukken, naadafdekelementen enz. dienen op adequate wijze op de stukken die ze afdekken in de ruimte tussen de bouten geplaatst te worden. Ook in de delen met een diktewijziging dienen de randen van de staalplaten die zich tussen de bouten bevinden exact in hetzelfde vlak te liggen als het oppervlak van de armen (flenzen) van de overeenkomstige hoekprofielen enz. Opdat de stukken stevig tegen elkaar zouden aansluiten, worden zij, vóór de assemblage, goed gekantrecht, vlakgetrokken en ontdaan van alle boorbramen. De delen van het werk die uit één stuk moeten zijn, mogen niet bestaan uit verschillende delen die aaneengezet worden door lassen of naadafdekelementen. Het richten van reeds geassembleerde stukken dient absoluut vermeden te worden. De Aannemer neemt, zowel in de fabriek als op de bouwplaats, alle nodige voorzorgsmaatregelen om vervorming van de stukken tijdens de behandeling ervan te voorkomen. Scherpe kanten en uitspringende delen worden beschermd met houten vulstukken, zakken enz. 2.2.5 Voorbereiding van de openingen. Alle openingen worden gemaakt door uitboring. Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 20
12/09/2008
Als de constructie dit toelaat, gebeurt men voor het boorwerk een vaste boormachine en het boren mag niet gebeuren bij temperaturen lager dan 5 0C. Nadat de openingen geboord zijn in de stukken, verwijdert men alle bramen van het boren en de sporen van smeerolie. 2.3
LASNADEN.
2.3.1 De lasnaden. De lasnaden hebben de afmetingen zoals voorgeschreven op de plannen en worden uitgevoerd volgens de bepalingen van de norm NBN 212. 2.3.2 Lasprocedé. De aannemer legt de architect het lasprocedé voor vóór de aanvang van de laswerken. De scholing van de lassers voldoet aan de praktijkrichtlijnen voor lasconstructies (IBS asbl). 2.3.3 Voorbehandeling van de stukken vooraleer ze te lassen. Voor het laswerk worden de stukken correct gereinigd. De Aannemer verwijdert alle sporen van oxydatie, oliën, vetten en verf over een breedte van minstens 15 mm vanaf de rand van de vellingkant (afschuining). Stukken die doorgeknipt en doorgebrand werden, worden gereinigd over een afstand van minstens 2 mm met behulp van slijp-, schaaf- of freesmachines. Stuiklas. Met een stuiklas aaneen te zetten stukken worden afgeschuind. Voor diktes tussen 3 en 12 mm wordt een V-vormige naad gemaakt zonder afknotting en met een afstand van 2 mm tussen de lippen van de vellingkanten na het puntlassen. Voor diktes tussen 12 en 30 mm wordt een X-vormige naad gemaakt zonder afknotting en met een afstand van 2 mm tussen de lippen van de vellingkanten na het puntlassen. Hoeklas. Telkens wanneer de sterkteberekening dit toestaat, heeft de hoeklas de vorm van een gelijkbenige naad. Maximale convexiteitsgraad: 0,8 Maximale concaviteitsgraad: 0,6 Graad van convexiteit en concaviteit: verhouding van de nominale beenlengte (maatcijfer) ter hoogte van de lasnaad, waarbij de nominale beenlengte het maatcijfer is van de gelijkbenige driehoek die gegeven wordt op het overzichtsplan. 2.3.4 Tegen elkaar drukken van de stukken. De afstand tussen de afschuiningsneuzen mag plaatselijk variëren van 1 tot 2 mm. Een tussenafstand van O tot 3 mm is echter ook toegestaan op voorwaarde dat de nodige voorzorgen genomen worden tijdens het lassen. De tolerantie op het vlak van hoogteverschil van de afschuiningsneuzen is +- 1 mm. De lasnaden worden geslepen volgens de profielen gegeven op de detailtekening. Men bekomt gladde vlakken met zuivere randen. Geen enkel reliëf is toegestaan.
Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 21
12/09/2008
2.4
ASSEMBLAGE
MET HIGH RESISTANCE WRIJVINGSKLEMMING).
(HR)-
BOUTEN
(BOUTEN
MET STERKE
2.4.1 Uitvoering van de naden. De bouten, moeren en rondellen worden bewaard op een plaats beschermd tegen vocht en stof, in het bijzonder om te voorkomen dat de wrijvingskenmerken van de moer op de boutdraad zouden wijzigen. De assemblages worden alleen bij droog weer uitgevoerd. Iedere begonnen assemblage moet zoveel mogelijk binnen de werkdag ook afgewerkt worden, met inbegrip van het kitten en de eerste laag verf. Als de uitvoering van een assemblage uitgesteld of onderbroken wordt, neemt de opdrachtnemer alle nodige voorzorgen om te voorkomen dat er water of vuil in de naad zouden binnendringen. Onmiddellijk na het aandraaien van de bouten wordt de naad beschermd tegen het binnendringen van vocht door het aanbrengen van een kitsnoer op de rand van de geassembleerde stukken en het bestrijken van de boutkoppen, van de moeren en hun omtrek, de rondellen en de zichtbare schroefdraad met een vette verf, eventueel thixotropisch, die verenigbaar is met het beschermsysteem dat voorzien is voor het werk. 2.4.2 Aandraaien van de bouten. Men past een methode toe waarbij alle bouten van de naad vooraf reeds aangedraaid worden met een koppel gelijk aan een vierde van het voorziene maximumkoppel. Bij het aandraaien van de bouten begint men in het midden van de assemblage en eindigt men met de bouten die de vrije uiteinden van de te assembleren stukken vastklemmen. Deze volgorde geldt ook voor het voor-aandraaien. Het aandraaien wordt voltooid •
Ofwel door op de moer een zodanige hoekrotatie uit te voeren dat de bout uiteindelijk aan de voorziene klemkracht onderworpen wordt;
•
Ofwel door de bout verder aan te draaien totdat het voorgeschreven koppel bereikt wordt.
2.4.3 Voorbehandeling van de contactoppervlakten. Alle voorzorgen worden genomen om de contactoppervlakten vrij te houden van roest, vet, stof, olie, verf en andere onzuiverheden tot op het moment van de assemblage en het aandraaien van de bouten. 2.5
SCHILDERWERKEN.
Alle constructiedelen die niet in contact komen met het beton of metselwerk, krijgen een verflaag in overeenstemming met onderstaande specificaties: •
Zandstraling totdat zuiverheidsgraad Sa 2,5 volgens de norm SIS 055900-1967 bekomen wordt.
•
Toepassing van een primer op basis van alkydhars met een dikte van 15 tot 20 micron, overvloedig gepigmenteerd met zinkfosfaat;
De verf wordt in de werkplaats aangebracht. Kleur volgens de keuze van de architect. Alle voorzorgen worden genomen om beschadiging van de verf tijdens het vervoer en de montage van de elementen te voorkomen. Alle constructiedelen waarvan de verflaag beschadigd raakt, worden hersteld op de bouwplaats door en op kosten van de aannemer. Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 22
12/09/2008
Op de bouwplaats wordt een afwerklaag van 35 micron dik aangebracht aan het einde van de werfwerkzaamheden en na verwijdering van olie, stof en ander vuil. De kostprijs van de schilderwerken is begrepen in de eenheidsprijs van de verschillende posten met betrekking tot de staalconstructie. 2.6
MONTAGE.
2.6.1 Algemeen. De gebruikte laad- en loswerktuigen moeten gecontroleerd en getest worden overeenkomstig de Belgische reglementaire voorschriften. De prestaties van de aannemer omvatten ook het ter beschikking stellen van zijn eigen montageapparatuur, de laad- en losapparatuur en de assemblage van de elementen van de staalconstructie. Vóór de montage controleert de aannemer de ligging en waterpasheid van de basislagen ten opzichte van de referentieassen en -niveaus. 2.6.2 Assemblage. De montage gebeurt door operaties in overeenstemming met de geldende Belgische reglementaire voorschriften en normen. Leidprincipe hierbij is dat men zoveel mogelijk assemblages op de grond uitvoert. Van zodra de eerste elementen geplaatst zijn, wordt de stabiliteit van het werk verzekerd door tijdelijke schoren, tuikabels of windverbanden. De montage gebeurt met bouten. Het trekfrezen van de gaten voor de plaatsing van de eerste elementen gebeurt met cilindervormige pennen waarvan de conische ingang dezelfde diameter heeft als de bout. De uitvoering van de lasnaden en bouten met HR-bouten, als deze gebruikt worden, voldoet aan de voorschriften eerder in onderhavig bijzonder bestek. Bij lasverbindingen zijn de voorschriften van de norm NBN 212 van toepassing. 2.6.3 Verankering en vastgieting. Vooraleer de constructie vast te gieten, wordt deze volledig en definitief afgesteld. Men plaatst een voldoende aantal spieën om vervorming van de onderlegplaten te voorkomen. Alle verankeringsbouten die in de gietgaten moeten komen, worden geleverd samen met de constructie en worden gemonteerd en gecontroleerd door de aannemer van de staalconstructie. 2.6.4 Afstelling. De afstelling gebeurt in verschillende fasen indien nodig, zonder dat hiervoor enig prijssupplement gevraagd mag worden. 2.6.5 Elektrische continuïteit van de constructie. De aannemer van de staalconstructie verzekert de elektrische continuïteit van deze constructie en voorziet op de zuilen aansluitpunten voor de equipotentiaalverbindingen en aardingen, uit te voeren door de aannemer elektriciteit. Deze leveringen en prestaties zijn begrepen in de eenheidsprijzen. 2.6.6 Controles na montage. De controles na de montage gebeuren vóór de afwerking van de boutkoppen en lasnaden met verf. De controles omvatten: •
De controle van de hoofdafmetingen van de constructie (afstand tussen zuilen, niveau,...); Bijzonder bestek
Jacques Leclercq
Pagina 23
12/09/2008
•
Controle van de uitlijning en afstelling;
•
De controle van de bout- en lasverbindingen;
•
De controle van de verbindingen met HR-bouten.
2.6.7 Montagetoleranties. De tolerantie ten aanzien van de inplanting van de verankeringsbouten is beperkt tot 1 mm.
3. PRIJSINHOUD. •
De noodzakelijke prestaties voor het maken van de detailtekeningen, de traceerwerken en/of montagewerken;
•
De controlemetingen ter plaatse;
•
De levering en plaatsing van de staalconstructies;
•
De vervaardiging van de wapeningsijzers in de werkplaats;
•
De controle van de werken die in contact komen met de werken die niet van staal zijn, minstens één week voor de voorziene datum voor de montage van de constructies;
•
Het ter beschikking stellen van de aannemer van de stukken die vastgegoten moeten worden in de ruwbouw, dit volgens de planning van de werken, inclusief de keuring van de vast te gieten stukken;
•
de aftakstrips voor de aarding van de constructies, in functie van de aangepaste constructiewijze (lassen of bouten) en in overeenstemming met de voorschriften van de geldende Belgische normen;
•
de afwerkings- en opleveringswerken;
•
de oppervlaktebehandelingen en retouches;
•
de hijsmiddelen en middelen om het materiaal op de bouwplaats te brengen;
•
de testen en afstellingen.
4. MEETCODE. Per kg, volgens het borderel, op basis van de norm NBN B06-001, artikel 16. De elementen worden gemeten in kg theoretische massa, die gelijk is aan een volumieke massa van 7,85 kg/dm3 De walstolerantie, het restafval, de snijwerken, het toebehoren, de elektroden, de lasnaden, de montagewiggen, de oplegstukken, de bouten, de rondellen, de klinknagels, de doorboringen, de assemblagehoekijzers, de platijzers, de verstijvers, de verbindingsplaten en andere secundaire elementen worden mee verrekend a rato van 3 % op basis van de theoretische minimumlengte van de metalen profielen die nodig zijn voor de vervaardiging en van het gewicht van deze profielen zoals dit beschreven wordt in de catalogus van het "Centre Belgo-Luxembourgeois d'Information de l'acier", laatste uitgave. Er wordt een onderscheid gemaakt op basis van het gewicht per meter.
Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 24
12/09/2008
DAKCONSTRUCTIE. 1. ALGEMEEN. De uitvoering van de dakconstructiewerken voldoet aan de voorschriften van de documenten van de stabiliteitsstudie. Het gebruikte hout voldoet aan de criteria van STS 31, van NBN 199: kwaliteitsklasse S6. De klassieke dakconstructies dienen uitgevoerd te worden volgens de plannen en borderellen. Volgende parameters dienen in acht genomen te worden: -
belastingen: technisch verkeer ( 100 k/m2 ), eigen gewicht, plafond en isolatie;
Tussen de houten stukken is een afstand zoals aangeduid op de plannen. Alle verbindingsijzers van het dakconstructiehout dienen goed vlak te zijn, volledig Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 25
12/09/2008
gepaswerkt en voorzien van een roestwerende bescherming. Alle hout bevindt zich op minstens 16 cm van de binnenkant van de schoorsteenkanalen en minstens op 3 cm van de buitenkant van deze leidingen. Het hout rust op het metselwerk en wordt hier stevig in verankerd met behulp van spouwankers. De muurplaten worden stevig verankerd in het onderliggende metselwerk door vastbouting en vastgieting. Vóór de bestelling controleert de aannemer alle afmetingen aan de hand van het plan. MEETCODE:
per m3 voor onzichtbaar hout voor klassieke dakconstructies per m3 voor zichtbaar hout voor klassieke dakconstructies ( balken 10/30 en 8/23 ).
De bestaande structuur van het dak wordt behouden. 2.
TECHNISCHE BEPALINGEN.
Het verwerkte hout is gezond en van hoogwaardige timmerhoutkwaliteit. Gebreken zoals beschreven in NBN 189 leiden tot weigering van het hout ( rotte kwasten, draaigroei, tussenschors, valse kwasten, vorstspleten, scheuren, interne barsten, houtworm, blauwrot … ). Het hout wordt handelsdroog geleverd, d.w.z. met een vochtigheidsgraad van 11 tot 14 %. Het wordt opgeslagen beschermd tegen zon en regen, zonder contact met de grond of met planten. Het zichtbaar hout is geschaafd en vierzijdig gekantrecht ( balken 10/30 en 8/23 ). Alle hout voldoet aan de kwaliteitscriteria van het Nationaal Houtvoorlichtingsbureau. De afmetingen bij het kantrechten worden gegeven in mm en aangeduid door een verhouding a/b waarbij a = de dikte en b = de breedte. Voor de dakconstructie gebruikt men als houtsoort Grenenhout ( SRN ) NBN 199-414. De minimale volumieke massa bij 20 % vochtigheidsgraad is minstens 450 Kg/m3. Alle gebruikte lijm moet minstens even hoge kwaliteiten hebben als het hout en dient goedgekeurd te zijn door een gekwalificeerd labo. De metalen schoenen die in voorkomend geval gebruikt worden, zijn van het type “ dubbele beugel”, in verzinkt staal, met een toegestane belasting van 500 kg en worden vastgemaakt met spiraalvormige nagels of schroeven. Afmetingen van het hout: - balken: 10/30 of 8/23 MEETCODE; m3 3. HOUTBESCHERMING. Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 26
12/09/2008
Alle hout wordt behandeld vóór de levering ervan op de bouwplaats. Het wordt behandeld met brandvertragend zout en insecten- en schimmeldodende producten op basis van fosfaat-boraat, om het hout moeilijk brandbaar te maken ( volgens DIN 4102-I-Klasse BI ) en het preventief te beschermen tegen schimmels en insecten. De behandeling dient in een autoclaaf te gebeuren volgens het procedé vacuüm/druk. De dosis zout van het type BASILIT / PCX ( ATG 107 ) dat in het hout ingebracht moet worden is 300 gr/m2. Iedere bewerking van het hout (doorboring, inkapping, verzaging) moet gebeuren vóór de behandeling met de houtbeschermingsproducten; vlakken die bescherming nodig hebben na zaagwerken op de bouwplaats dienen op de bouwplaats behandeld te worden. Het behandelde hout dient op een beschermde plaats opgeslagen te worden zodat de zouten niet kunnen weggespoeld worden door weer en wind. Het attest van de houtbehandeling dient bezorgd te worden aan de studiebureaus vóór de plaatsing van het hout.
Bijzonder bestek Jacques Leclercq
Pagina 27
12/09/2008