PH/MCU/11-2163/098
Drogenbos, 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
GEMEENTE ANDERLECHT Raadsplein 1 1070 – ANDERLECHT
WIJKCONTRACT « LEMMENS » VERBOUWING VAN EEN GEBOUW MET LOKALEN VOOR VERENIGINGEN, ODONSTRAAT 25
INSTALLATIES VOOR VERWARMING, VENTILATIE EN BRANDBEVEILIGING
BIJZONDER BESTEK
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
INHOUD HOOFDSTUK I. ALGEMEEN – ALGEMENE BEPALINGEN........................................1 I.1. OMSCHRIJVING VAN DE INSTALLATIE............................................................................................1 I.2. BEKNOPTE BESCHRIJVING VAN DE TE REALISEREN WERKEN...............................................................2 I.3. GRENZEN VAN DE WERKEN BEGREPEN IN DEZE AANNEMING .............................................................4 I.4. DIRECTIE DER WERKEN :.............................................................................................................7 I.5. REFERENTIEDOCUMENTEN...........................................................................................................8 I.6. TE LEVEREN DOCUMENTEN.........................................................................................................8 I.7. BEREKENINGSBASIS VOOR DE INSTALLATIES.................................................................................10 I.8. RESULTAATSVERPLICHTING.......................................................................................................13 I.9. OPMETINGSCODE ....................................................................................................................13 I.10. UITVOERINGSONDERZOEKEN....................................................................................................13 I.11. INTRODUCTIE VAN HET MATERIEEL...........................................................................................13 HOOFDSTUK II. TECHNISCHE BEPALINGEN.............................................................14 II.1. ALGEMENE BESCHRIJVING VAN DE WERKING VAN DE INSTALLATIES.................................................14 II.2. TECHNSICHE BESCHRIJVINGEN..................................................................................................16 1. ARTIKEL C1 – WARMTEBRONNEN EN BRANDERS..........................................................................16 2. ARTIKEL C2 – TOEVOER VAN BRANDSTOF....................................................................................20 3. ARTIKEL C3 - AFVOER VAN DE VERBRANDINGSPRODUCTEN.............................................................21 4. ARTIKEL C5 – EXPANSIE- EN VEILIGHEIDSSYSTEEM........................................................................21 5. ARTIKEL C6 – LEIDINGEN..........................................................................................................22 6. ARTIKEL C7 – KRANEN.............................................................................................................25 7. ARTIKEL C8 – POMPEN EN CIRCULATIEPOMPEN.............................................................................30 8. ARTIKEL C9 – WARMTEWISSELAAR ............................................................................................30 9. ARTIKEL C10 – VERWARMINGSLICHAMEN ...................................................................................30 10. ARTIKEL C12 – KAST VOOR LUCHTVERWERKING.........................................................................33 11. ARTIKEL C13 – VENTILATORS.................................................................................................35 12. ARTIKEL C14 – LUCHTLEIDINGEN.............................................................................................35 13. ARTIKEL C15 – EIND- OF TUSSENSTUKKEN VAN LUCHTKRINGEN....................................................39 14. ARTIKEL C16 – LUCHTFILTERS................................................................................................43 16. ARTIKEL C21 – AUTOMATISCHE REGELING.................................................................................52 17. ARTIKEL C22 – ELEKTRISCHE APPARATUUR ..............................................................................63 18. ARTIKEL C23 – MEET- EN CONTROLETOESTELLEN........................................................................73 19. ARTIKEL C24 – BESCHERMING TEGEN BRAND.............................................................................73 20. ARTIKEL C39 – BIJHORENDE WERKEN.......................................................................................87 21. ARTIKEL C40 – SCHILDERWERKEN ...........................................................................................87 22. ARTIKEL C41 – ISOLATIE........................................................................................................87 23. HOOFDSTUK D - AKOESTIEK.....................................................................................................89 24. HOOFDSTUK E – PROEVEN VAN DE INSTALLATIE..........................................................................98 BIJLAGEN: 1. 2. 3.
Weerstand tegen brand bij de doorvoeringen van bouwelementen. Lijst van de plannen. Samenvattende meetstaat.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
HOOFDSTUK I. ALGEMEEN – ALGEMENE BEPALINGEN I.1. OMSCHRIJVING VAN DE INSTALLATIE I.1.1. Algemeen De beschrijving van de technische uitrusting die deel uitmaakt van dit document heeft betrekking op de verbouwing van een gebouw met lokalen voor verenigingen in de Odonstraat 25 en 27 te Anderlecht. De aannemer moet binnen het kader van zijn verplichtingen : − alle noodzakelijke of door de bouwheer opgelegde veiligheidsmaatregelen nemen, − alles in het werk stellen om de geluidshinder van bouwplaats en machines en de stofhinder maximaal te beperken, − alle maatregelen nemen om het voetgangersverkeer in het theater en de gebruikers van de brasserie te vergemakkelijken en de beveiliging ervan te verzekeren. De kosten die voortvloeien uit deze verplichtingen vallen ten laste van de aanneming. Ze worden verdeeld over de verschillende posten van de meetstaat. De prestaties voor nacht- en weekendwerk en op feestdagen, ... vormen geen aanleiding voor een supplement voor de uitvoering der werken. Alvorens hun offerte in te dienen, moeten de inschrijvers de site bezoeken om : a) de bij de werken waarvan sprake in dit bijzonder bestek betrokken lokalen te bekijken en nota nemen van de bijzonderheden van de gebouwen en de toegangsmiddelen en de verbindingen naar de plaats en de lokalen, b) zich rekenschap geven van de moeilijkheden van het werk betreffende de soorten materialen van de ruwbouw en de afwerking gebruikt op de bouwplaats en de verwerking van het materiaal voorzien in deze aanneming, c) bepaalde beschrijvingen in het bestek die zij onvoldoende precies achten inzake de precieze situatie en het gepaste gebruik van materialen en apparatuur beter te begrijpen, d) zich rekenschap te geven van de integratie van hun uitrustingen. De kosten die voortvloeien uit de perfecte integratie van de nieuwe materialen vallen ten laste van deze aanneming en moeten in de inschrijvingsprijs worden opgenomen. Daarom wordt geen prijssupplement toegestaan aan de opdrachtnemer tijdens de uitvoering, omdat die laatste niet kan beweren dat bepaalde architecturale, technische of andere elementen hem onbekend waren en niet zouden zijn opgenomen op de goedgekeurde plannen, meer bepaald de moeilijke toegang en de verplichting om elke stroring van de goede werking van de diensten te vermijden. De inschrijvers voegen bij hun inschrijving een attest van het bezoek ter plaatse. Het ontbreken van dat document leidt automatisch tot de ongeldigheid van de inschrijving.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
I.2. BEKNOPTE BESCHRIJVING VAN DE TE REALISEREN WERKEN Deze aanneming omvat de levering, montage en ingebruikneming van de installaties voor verwarming, ventilatie en brandbeveiliging, zoals voorzien in het bijzonder bestek, de meetstaat van werken en leveringen en de plannen, met inbegrip van alle accessoires noodzakelijk voor de realisatie van een complete installatie volgens de regels van de kunst. De aanneming omvat meer in het bijzonder alle noodzakelijke leveringen, plaatsingen en diensten, in de belangrijkste volgorde : en sirenes), -
de aansluiting van de gaskring in wacht, de condensatieketel, het expansievat, de ventilatieaggregaat en sanitaire afzuigventilatoren, de circulatiepompen, de radiatoren en terminale verwarmingsbatterijen, de leidingen en kranen, het sanitair warm water met doorloop, de ventilatiekokers, VAV-dozen, geluiddempers en ventilatieopeningen, het isoleren en schilderen, de elektriciteitsborden en de regeling, de uitrustingen voor brandbescherming (centrale, sensoren, drukknoppen de brandhaspels.
I.2.1. De statische verwarming De warmteverliezen worden gecompenseerd door lucht in de polyvalente ruimte en de animatieruimte door de radiatoren in de andere lokalen. De verwarmingslichamen krijgen warm water geproduceerd in de stookplaats. Het verwarmend vermogen wordt berekend om de hiernavolgende comforttemperaturen voor binnen te behouden bij –8°C buiten, rekening houdend met de ligging van de lokalen, de ligging van het gebouw en het exploitatieregime op basis van de norm N.B.N. B.62-003 wat betreft warmteverliezen en de norm N.B.N. B.62-002 wat betreft de berekening van de thermische transmissiecoëfficiënten via de wanden. Animatieruimte : 22 °C. Polyvalente ruimte : 22 °C. Onthaal : 22 °C. Sanitair : 20 °C. Verkeer en vrije ruimte : 20 °C. Kantoor : 22 °C. I.2.2. De uitrustingen voor luchtbehandeling Er wordt een GP/GE exhaustor met variabel debiet voorzien voor de ventilatie en de verwarming van de polyvalente ruimte en de animatieruimte. Dit aggregaat verzekert ook de ventilatie van de kantoren op de 1ste verdieping. Deze verse lucht wordt aan het dak afgezogen via een ronde koker met een regenkap. Het ventilatieaggregaat is gelegen in het technisch lokaal dat boven de kantoren moet worden gebouwd.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De kringen voor toevoer en afzuiging worden zichtbaar in de lokalen geplaatst. De toevoer gebeurt via ventilatieopeningen « met langeafstandsstraal » en de afzuiging via roosters op de luchtleidingen. Een GE2 aggregaat verzekert de ventilatie van het sanitair door luchtafzuiging, zodat de lokalen in onderdruk blijven ten opzichte van de naburige lokalen. De mechanische afzuiging van vervuilde lucht van het sanitair gebeurt via een « in-line » exhaustor. De compensatielucht komt uit de gangen naar het sanitair via de deurroosters. I.2.3. De elektrische uitrustingen Die omvatten hoofdzakelijk : de elektrische schakelborden TVERW en TVENT die de verwarmings- en ventilatieinstallatie bedienen. de aansluitingen en elektrische en regelingsapparatuur voor het geheel van de hydraulische en aëraulische installaties. I.2.4. De uitrustingen voor brandbeveiliging Die omvatten hoofdzakelijk : de modulaire brandcentrale die snel een grote hoeveelheid informatie kan verwerken, de analoge optische rookdetectors met hun identificatie-elementen, de drukknoppen onder rood plastic glas, de elektronische sirenes met groot akoestisch vermogen. Deze aanneming omvat tevens : de doorboring van muren, vloeren, de verzorgde uitvoering volgens de regels van de kunst van alle metselwerken, herstellingen en aansluitingen met betrekking tot de plaatsing van de toestellen en alle reeds vermelde doorboringen, noodzakelijk voor de realisatie van de installaties. de verzorgde uitvoering van de sleuven en de sluiting ervan met cementmortel, Als de sleuven worden gemaakt in reeds bepleisterde wanden, moeten ze worden gesloten met dezelfde pleister als de bestaande, De regelmatige verwijdering van puin en ongebruikte waardeloze materialen afkomstig van de werken van dit deel van de aanneming, De volledige service van de installatie met inbegrip van de levering van de vereiste handenarbeid vereist voor de regeling en het onderhoud van alle apparaten gedurende de periode van de inwerkingstelling van de installatie en gedurende de testperiode voorafgaand aan de voorlopige oplevering. Het volledig inlichten van het personeel aangeduid door de Bouwheer om de exploitatie van de installaties te verzekeren, De levering van de uitvoeringsplannen, berekeningsnota’s, technische fiches in 4 exemplaren. De dossiers as-built met de uitvoeringsplannen AS-BUILT, de berekeningsnota’s, technische fiches, onderhoudsnota’s in 5 exemplaren, De oplevering van de elektrische installaties door een externe technische controledienst (Erkend Organisme) aangeduid door de Bouwheer,
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De oplevering van de gasinstallaties door een externe technische controledienst (Erkend Organisme) aangeduid door de Bouwheer, De akoestische maatregelen in de lokalen en voor de buitenuitrustingen, de maatregelen inzake aëraulische en hydraulische debieten van de kringen en de maatregelen inzake de residuele snelheid in de gebruikszones, De aanneming omvat tevens de bijkomende werkzaamheden voor een perfecte coördinatie der werken, Deze bijkomende werkzaamheden omvatten meer bepaald de coördinatie bij de opstelling van de uitvoeringsplannen en op de bouwplaats tussen de diverse aannemingen voor speciale technieken. I.3.
GRENZEN VAN DE WERKEN BEGREPEN IN DEZE AANNEMING
I.3.1. Algemeen Alle bijkomende werken, opgenomen in artikel C39 « Bijkomende werken » van het standaardbestek 105 van 1990, vallen ten laste van de aanneming. Ze moeten worden inbegrepen in de eenheidsprijzen van de inschrijving. De aanneming begint met het krijttracé op muren, plafonds en vloeren van alle uitrustingen en wel voor de realisatie van de installaties. Dat tracé wordt voor akkoord voorgelegd aan de Directie der Werken. I.3.2. Productie en distributie van verwarmingswater De productie en distributie van verwarmingswater vormt een last van dit deel van de aanneming. Deze aanneming omvat: de condensatieketel en de hoofdbuis voor de distributie van warm water naar de verschillende gebruikers. I.3.3. Toevoer van aardgas De toevoer van aardgas naar de stookplaats gebeurt vanaf de gaskraan in wacht aan de voorgevel aan het onthaal van het gebouw. Deze aanneming omvat: ketel.
De leidingen en alle noodzakelijke accessoires tussen de meter en de brander van de
I.3.4. Watertoevoer De aanneming "Sanitair" voorziet een wachttoevoer van stadswater in de stookplaats. Vanaf die kraan omvat deze aanneming alle noodzakelijke werken voor het vullen en de werking van de installaties. Deze aanneming voorziet de aansluiting van deze installaties overeenkomstig de voorschriften van VIVAQUA. I.3.5. Afname verse en afvoer vervuilde lucht De afname van verse en de afvoer van vervuilde lucht van het aggregaat voor luchtbehandeling GP/GE1 gebeurt op het dak van het gebouw via een ronde ventilatiekoker en een regenkap.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Het binnenste deel van de kokers( in het technisch lokaal) is van gegalvaniseerd staal, het buitenste deel (in de vrije lucht) is van roestvrij staal. De regenkapjes zijn van roestvrij staal. I.3.6. Waterafvoer De aanneming sanitair voorziet een sterfput in het technisch lokaal. Deze aanneming voorziet de afvoerbuizen en de aansluitingen van de afvoer van condensatiewater van de stookketel, het afgevoerde water van de installatie tot aan de vloerkolken in het technisch lokaal door de aannemer sanitair. I.3.7. Elektrische voeding I.3.7.1. Drijfkracht De aanneming "Elektriciteit" voorziet 2 toevoerleidingen voor elektriciteit : − −
1 kabel in de nabijheid van de TVERW (stookplaats), 1 kabel in de nabijheid van de TVENT (lokaal ventilatie),
Dit deel van de aanneming zorgt voor de toevoer van elektriciteit naar de H.V.A.C.installatie vanaf deze kabels. De toevoerspanning is 1x230V. Deze aanneming controleert en deelt de aannemer "Elektricien" ten gepaste tijde het gepaste elektrisch vermogen mee voor zijn installaties. I.3.7.2. Aarding en potentiaalschakelingen Deze aanneming is belast met het aarden en het uitvoeren van de noodzakelijke potentiaalschakelingen om een installatie af te leveren overeenkomstig de geldende reglementeringen. Hiertoe zorgt de aannemer "Elektricien" voor een aansluiting op de algemene aarding van het gebouw die op het Algemeen Verdeelbord Laagspanning beschikbaar is. De elektricien plaatst samen met de drijfkrachtkabel een aardingskabel tot aan de voornoemde schakelborden. 1.3.8. Bedieningen in geval van brand De aannemer "Elektricien" stelt in de brandcentrale een vrij potentiaalcontact ter beschikking. Dit deel van de aanneming voorziet de F3-verbindingskabel tussen de brandcentrale en het elektriciteitsbord TVENT. De aansluiting van de kabel in de brandcentrale is ten laste van de aannemer "Elektricien". 1.3.9. Opleveringen Voorafgaand aan de voorlopige oplevering, worden de installaties opgeleverd door een externe technische controledienst (Erkend Organisme) aangeduid door de Bouwheer, De kosten voor de oplevering zijn begrepen in de eenheidsprijzen. De formaliteiten voor het aanvragen van de opleveringen bij de externe technische controledienst gebeuren door de aannemer. De kosten zijn ten laste van de aannemer.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
In het geval het proces-verbaal opgesteld door het Organisme opmerkingen bevat, moet de aannemer daaraan voldoen en zijn installaties in orde brengen. De eventueel bijkomende kosten voor oplevering zijn ook ten laste van de aannemer. I.3.10. Doorboringen, inkepingen en herstellingen De aannemer van dit lot moet alle doorboringen voor zijn rekening nemen. Alle doorboringen zijn betrokken : verticale en horizontale. Voor de realisatie van de doorboringen wordt de aandacht van de aannemer gevestigd op de volgende punten : het is strikt verboden om de wapeningen van gewapend beton door te snijden en te boren in beton vooraleer de toestemming daartoe te hebben verkregen van de ingenieur stabiliteit. − de te maken openingen zijn strikt beperkt tot de werkelijk noodzakelijke doorgangen voor leidingen en/of de kokers ervoor ; − er mag geen enkel bevestigingsgat worden geboord in een betonelement op minder dan 50 mm van de hoek ervan ; − de doorboringen in beton worden uitgevoerd met een boor die gelijktijdig roteert en klopt en niet enkel trilt of klopt. −
Dit deel van de aanneming omvat tevens de aansluitingen tussen kokers en leidingen, tussen beton, metselwerk, ..., en leidingen, ongeacht de afmeting van de doorboring. Doorboringen in Rf- en akoestische wanden worden aangepast behandeld. Het Rf-dichtingen van de compartimenten en in het bijzonder tussen verdiepingen in kokers en schachten, moeten ook worden gedicht met de gepaste materialen. De in deze paragraaf betrokken doorboringen zijn die gerealiseerd in harde en zware wanden : beton, blokken metselwerk en bakstenen, met uitsluiting van diegene in de lichte wanden : gipsplaten, gipskartonplaten, staalplaten, ... en het ontruimen van de polystyreenblokken die als vulmateriaal dienen tijdens het storten van beton. De kostprijs van die laatste doorboringen (lichte wanden) moet worden begrepen in die van de buizen. Deze werken maken geen deel uit van een aparte afrekening, maar worden begrepen in de eenheidsprijzen voor de uitrustingen in deze aanneming.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
I.3.11. Afwerkingen Alle kosten inherent aan deze werken zijn ten laste van deze aanneming. a) Wanden De versnijdingen die in de wanden moeten worden uitgevoerd en de herstellingen van de gemaakte uitsnijdingen in het zichtbaar gedeelte onder de verlaagde plafonds, worden uitgevoerd door de plaatser van de wanden, samen met alle prestaties noodzakelijk voor de afwerking en de oorspronkelijke prestaties van de wanden, ook als die uitsnijdingen structurele versterkingen vergen. Deze voorschriften blijven geldig ongeacht het aantal en de afmetingen van de te realiseren uitsnijdingen. Voor aanvang der werken deelt de aannemer van deze aanneming aan de aannemer van de wanden alle details mee met betrekking tot de te realiseren uitsnijdingen. Alle kosten inherent aan de uitsnijdingen of de te realiseren verstevigingen tijdens de werken vallen ten laste van deze aanneming. b) Verlaagde plafonds De doorboringen en uitsnijdingen in de verlaagde plafonds worden uitgevoerd door de plaatser van de verlaagde plafonds. Voor aanvang der werken deelt de aannemer van deze aanneming aan de aannemer van de verlaagde plafonds de afmetingen en de plaats van de voorziene inbouwuitrustingen mee. c) Deur De uitsnijdingen en de bevestiging van eventuele transferroosters in de deuren moeten worden gerealiseerd door de aannemer "Schrijnwerker". De aannemer van dit deel van de aanneming levert de transferroosters en deelt vooraleer de deuren worden gefabriceerd, de afmetingen mee van de te realiseren openingen. I.3.12. Sokkels De realisatie van sokkels voor met materiaal van deze aanneming valt ten laste van deze aanneming. Metalen steunen van trillingswerende inrichtingen maken deel uit van deze aanneming. I.4. DIRECTIE DER WERKEN : In het geheel van de beschrijvingen van dit bestek moet onder de benamingen « Directie der werken », « Bouwheer », « Leidend ambtenaar » en « Bestuur » de afgevaardigde van de gemeente Anderlecht worden begrepen.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
I.5. REFERENTIEDOCUMENTEN De installaties van dit hoofdstuk worden gerealiseerd overeenkomstig de hiernavolgende beschrijvingen in de volgorde waarin ze zijn opgenomen. de verplichtingen van de gewestelijke brandweerdienst. dit bijzonder bestek, de gelijkgestelde plannen en documenten (detailschriften, lijsten, enz...), − het standaardbestek 105 van 1990, − de wet van 24 december 1993 en het Koninklijk Besluit van 08 januari 1996 aangevuld of gewijzigd door de Koninklijke Uitvoeringsbesluiten van 08 januari 1996, 10 januari 1996, 18 juni 1996, 26 september 1996 en 14 oktober 1996, − het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming. − de artikels 1 en 2 van het Ministerieel Besluit van 19 oktober 192 (MB van 10 november 1992), − het AREI, uitgave van 1 januari 200 met inbegrip van addendum (K.B. van 07 mei 2000 – B.S. van 24 juni 2000), − Het Koninklijk Besluit van 9 mei 1977 (in toepassing van de wet van 17 juli 1975) Reglement met betrekking tot gehandicapten). − de geldende normen en reglementeringen, meer bepaald de NBN met betrekking tot de plaatsbepaling van leidingen, − de rondzendbrief ref. II/TEC/03-001575-02 van 15 april 2004 gestuurd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken betreffende de weerstand tegen brand van doorvoeringen van bouwelementen, − de geldende voorschriften en reglementeringen van de waterdistributiemaatschappij en de maatschappijen voor gas- en elektriciteitsdistributie. − het standaardbestek 400 van 1954 en addenda, − het K.B. van 19 december 1997 betreffende de brand- en explosiepreventie in nieuwe gebouwen, − de aanbestedingsdocumenten (bijzonder bestek, meetstaten en plannen), − de laatste uitagave van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming. − de normen gepubliceerd door het Belgisch Instituut voor Normalisatie tot 10 dagen voor de datum van aanbesteding. − −
Bovendien worden de werken gerealiseerd volgens de aanwijzingen opgenomen in de bij dit document bijgevoegde plannen opgesomd in de lijst van bijgevoegde plannen in bijlage. De aannemer verbindt zich ertoe om voor aanvang van de werken voor een bouwwerk of deel ervan, elk obstakel te melden dat ingaat tegen de werken die hij wenst te beginnen. De Bouwheer neemt op dat ogenblik alle noodzakelijke schikkingen (die hem geschikt lijken) om de uitvoering van de werken mogelijk te maken. De aannemer moet ook rekening houden met de plannen van de architecten en de stabiliteit bij de uitvoering van werken voor de uitrustingen van dit deel van de aanneming ; deze plannen worden aan de aannemer op zijn vraag geleverd tijdens de uitvoering. I.6. TE LEVEREN DOCUMENTEN I.6.1. Documenten te leveren door de Inschrijvers De inschrijvers voegen bij hun inschrijving alle documenten gepreciseerd in de administratieve of technische omschrijvingen, en wel met inbegrip van de documenten die het de Bouwheer mogelijk maken om zich rekenschap te geven van de kwaliteit van het aangeboden materiaal.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De documenten hebben meer bepaald betrekking op : − − − − − − − − − − − −
de verwarmingslichamen, de verwarmingsketel, de circulatiepompen, de kranen, de ventilatiekokers, de buizen, de ventilatieopeningen, de ventilatieaggregaten, de aanmaak van sanitair warm water, de regelmechanismen, de elektrische uitrustingen, de uitrustingen voor brandbescherming.
I.6.2. Documenten te leveren door de aannemer-opdrachtnemer I.6.2.1. Detail- en werktekeningen De plannen opgesteld door G.E.I. Techniques Spéciales moeten worden beschouwd als leidende plannen. Voor uitvoering moet de aannemer op eigen kosten alle noodzakelijke berekeningsnota’s, schema’s, schetsen en detailtekeningen fabricage en uitvoeringstekeningen opstellen en leveren en de coördinatie verzekeren met de andere technieken op basis van de laatste geldige architectuurplannen voor uitvoering. De kostprijs voor deze documenten is inbegrepen in de kostprijs voor eenheidsprijzen. Er wordt geen enkel prijssupplement hiervoor aanvaard. Hiertoe dient voorrang te worden gegeven aan volgende doorvoeringen : − − − − −
afvoerbuizen, ventilatiekokers, hydraulische distributienetten, sanitaire toevoer van koud en warm water, kabelbanen.
Deze plannen worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Bouwheer, binnen termijnen die overeenstemmen met de planning der werken en rekening houdend met het feit dat de Bouwheer moet kunnen beschikken over twee weken om ze goed te keuren of om opmerkingen te maken. De werken worden uitgevoerd na de hoger vermelde goedkeuring. Een vertraging van de levering van de uitvoeringsplannen verandert niets aan de vaste termijnen. Tijdens de uitvoering moet de aannemer telkens de omstandigheden en de coördinatie dat vergen, zijn plannen wijzigen en aanpassen. De goedkeuring van plannen en berekeningsnota’s ontslaat de aannemer niet van zijn aansprakelijkheid. I.6.2.2. Dossier AS-BUILT Voor de aanvraag van de voorlopige oplevering der werken, dient de aannemer een dossier AS-BUILT in in 4 exemplaren, met de CAD-bestanden in AUTOCAD 2007 formaat, voor
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
het geheel van zijn plannen met de installaties zoals ze werden uitgevoerd, met aanduiding van de kenmerken van alle toestellen, de sectie van de leiding, de processen-verbaal van de proeven, enz…. Hij levert tevens de nota’s met instructies voor de werking, het gebruik en het onderhoud van de gerealiseerde installaties. − − −
twee voor de Bouwheer, één voor het architectenkantoor, één voor de veiligheids- en gezondheidscoördinator.
De goedkeuring van het dossier AS-BUILT vormt een voorafgaande voorwaarde voor elke voorlopige goedkeuring van de installaties. De kostprijs voor deze dossiers is inbegrepen in de kostprijs van de installaties. I.7. BEREKENINGSBASIS VOOR DE INSTALLATIES I.7.1. Berekeningen van de installaties Hoofdstuk A van het standaardbestek 105, editie 1990, wordt vervangen door de volgende tekst: De berekeningen die leiden tot de oplossing aangegeven op de leidende plannen zijn gebaseerd op de onderstaande hypotheses. Deze hypotheses blijven van toepassing binnen het kader van de uitvoeringsonderzoeken die de aannemer moet voeren. 1.7.1.1. Warmteverliezen 1. Berekeningsmethode De warmteverliezen worden berekend volgens de normen N.B.N. B 62-002 (1ste uitg. januari 1987) en B 62-003 (1ste uitg. december 1986). 2. Basis van buitenomstandigheden De buitenomstandigheden die als basis dienen voor de berekening van de warmteverliezen zijn -8°C en 90 % HR. Anderzijds wordt het in overweging genomen infiltratiegehalte berekend naargelang het debiet dat aan de lokalen uitgerust met mechanische afzuigventilatoren, wordt onttrokken. 3. Binnenomstandigheden De temperatuur die in de lokalen moet behouden blijven, is opgenomen in punt 1.1.1. hiervoor. 1.7.1.2. Leidingen De berekening gebeurt volgens de methode uitgelegd in de handleiding van Rietschel en Raiss « Traité de chauffage et de climatisation ». 1. Waterleidingen De diameters van de waterleidingen worden bepaald in functie van de volgende criteria : −
drukverlies beperkt tot 100 Pa voor de kringen van verwarmingswater ;
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011 −
het na te leven geluidsniveau in de lokalen die worden doorlopen of bediend.
De debieten beschouwd voor de berekening van de drukverliezen zijn nominale debieten (of berekeningsdebieten). Voor leidingen met thermostatische kranen wordt de snelheid beperkt tot 0,15 m/sec. De manometrische hoogte bij de uitgang van de gemotoriseerde pompaggregaten wordt berekend door de aannemer in functie van de kenmerken van de kringen. 1.7.1.3. Luchtkanalen 1. Berekeningsmethode De aëraulische installaties zijn van het « lage druk » type en de berekeningen worden uitgevoerd volgens de methode beschreven in het tweede deel van de fascicule « Normalisatie luchtkanalen» - « Berekening van de netten – Hoofdstuk A – Bepaling van de afmetingen » gepubliceerd in 1978 door de Regie der Gebouwen. De gekozen methode is die van de zogenaamde lineaire constante drukverliezen. Die laatste is beperkt tot 1 Pa/m. De maximaal toegelaten snelheid in de kanalen is beperkt tot de waarden in onderstaande tabel. Maximaal toegelaten snelheden in de kanalen
Technische lokalen en schacht . hoofdkanalen . secundaire kanalen
Toev oerk anal en 5 m/s 4 m/s 3 m/s
Afzu igka nale n 5 m/s 4 m/s 3 m/s
De luchtdebieten worden uitgedrukt in m³/h bij 20°C, 50% H.R. en 1 013 mbar. Ze houden geen rekening met lijnverliezen. De afwijking op de gemeten debieten in de lokalen bedraagt ± 5 %. De luchtsnelheid in de luchttransferinrichtingen van één lokaal naar een ander is beperkt tot 1,5 m/s. 2. Brandwerende kleppen De afmetingen van de brandwerende kleppen worden bepaald, rekening houdend met de volgende criteria : maximale snelheid van 4,5 m/s in de vrije sectie voor de kleppen met een oppervlak van minder dan 0,5 m², − −
akoestisch niveau na te leven in de lokalen die worden doorlopen.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De secties opgegeven op de plannen zijn de onderstaande minima waaronder niet mag worden gegaan. 3. Drukverliezen in aëraulische uitrustingen Het drukverlies van de aëraulische uitrustingen is beperkt tot de waarden in onderstaande tabel : Maximaal drukverlies zijde lucht Onderdeel Buizen Geluiddemper Brandwerende kleppen Toevoeropeningen Transfertrooster Luchtafvoer
Drukverlies 1,5 Pa x lengte benadeelde kring 40 Pa 20 Pa 30 Pa 15 Pa 40 Pa
meest
4. Manometrische hoogte De manometrische hoogte aan de uitgang van de ventilators wordt berekend om de drukverliezen in buizen, bochten, verdelers en alle voor de installatie noodzakelijke accessoires op te vangen. Er moeten akoestische kasten en de geluiddempers worden voorzien om te voldoen aan de akoestische voorschriften. De berekeningsnota’s opgesteld door de aannemer worden ter goedkeuring voorgelegd aan de directie der werken en wel voor uitvoering en plaatsing van de kringen en de aggregaten voor luchtbehandeling. 1.7.1.4. Omgevingsomstandigheden Hoofdstuk B van het standaardbestek 105, uitgave 1990 wordt aangevuld of gewijzigd als volgt. 1. Voorafgaande opmerkingen De omstandigheden die hierna worden gespecificeerd, hebben betrekking op de lokalen waar moet worden voldaan aan vereisten inzake comfort en ventilatie. De gebruikszone van een lokaal strekt zich uit : van de vloer van het lokaal tot een hoogte van 2,1 m ; tot het hele oppervlak van het lokaal, met uitzondering van een omtrekzone van 0,60 m breed. − −
2. Temperatuur De installatie voor luchtverwarming verzekeren de onderstaande omgevingsomstandigheden. De in de lokalen te behouden comforttemperaturen zijn :
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011 − − − − − −
animatieruimte : 22 °C, polyvalente ruimte : 22 °C, onthaal : 22 °C, sanitair : 20 °C, verkeer en vrije ruimte : 20 °C, kantoor : 22 °C.
I.8. RESULTAATSVERPLICHTING De inschrijver moet zich voor het gevraagde werk houden aan alle regels van de kunst van zijn vak en zijn ervaring ter zake om een zo goed mogelijke oplossing te geven aan de problemen die zich voordoen. Hij is gebonden aan een resultaatverplichting. Wegens zijn specialisatie moet de aannemer suggesties doen die hij onontbeerlijk acht uit technisch oogpunt om het gevraagde resultaat te bereiken. I.9. OPMETINGSCODE De opmetingscode van de leidingen met rechthoekige sectie is gebaseerd op de fascicule van het Ministerie van Openbare Werken, Hoofdstuk A, Rechthoekige metalen buizen. De lengte van de ronde buizen en leidingen wordt gemeten van as tot as, met inbegrip van de speciale stukken en zonder aftrek van de kranen. I.10. UITVOERINGSONDERZOEKEN Alle onderzoeken, berekeningsnota’s en schema’s noodzakelijk voor de uitvoering van de werken vallen ten laste van deze aanneming. In dit opzicht moet worden gepreciseerd dat de plannen gevoegd bij dit bestek richtplannen zijn bestemt om de aard van de werken te preciseren en in geen geval uitvoeringsdocumenten. De aannemer is verantwoordelijk voor de coördinatie van zijn uitvoeringsplannen met die van de andere loten. I.11. INTRODUCTIE VAN HET MATERIEEL De kosten voor de eventuele introductie van materieel, de toevoer van materieel, de bouw van sommige omvangrijke stukken bestaande uit meerdere onderdelen die ter plaatse moeten worden geassembleerd vallen uitsluitend ten laste van de opdrachtnemer, de kosten voor het gebruiken worden verondersteld te zijn inbegrepen in de kostprijs voor de uitrustingen. Er wordt geen enkel supplement toegestaan. Opmerkingen: de machines voor goederenbehandeling, voor montagewerken, zijn uitsluitend ten laste van de installateur, − de afvoer van alle nutteloos geworden materiaal afkomstig van de demontage en de installatie buiten de site valt ten laste van de installateur. −
De aannemer moet het initiatief nemen om ten gepaste tijde aan de aannemers van de andere loten de informatie te vragen die voor hem noodzakelijk is. Deze verplichting tot coördinatie met de systemen van derden (kokers en buizen, hangkabels, elektrische toestellen, enz...) met zijn eigen systemen (hoofdbuis, radiatoren, GP/GE, enz.) wordt geacht te zijn inbegrepen in de kosten voor deze aanneming.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
HOOFDSTUK II. TECHNISCHE BEPALINGEN II.1. ALGEMENE BESCHRIJVING VAN DE WERKING VAN DE INSTALLATIES 1. Warmteproductie De productie van warmte om de warmteverliezen te compenseren en voor het opwarmen van verse lucht wordt verzekerd door een condensatieketel met een eenheidsvermogen van 37 kW. De primaire kring is ontworpen om te werken met een constant debiet. Het regime van het verwarmingswater bedraagt 60/40°C. De ketel is aangesloten op een dubbelwandige metalen schoorsteen (roestvrij staal / isolatie / roestvrij staal). Het geheel van het distributienet en de aansluitingen worden gerealiseerd in staal beschermd tegen corrosie en volledig geschilderd en geïsoleerd. De aansluiting op het stadswater omvat : − −
een terugstroombeveiliger met controleerbaar drukverschil, type BA, de kranen aangegeven op het principeschema.
De verwarmingsinstallatie is uitgerust met een expansiesysteem van het type « met variabele druk ». De verwarmingsinstallatie is aangesloten op het net voor stadswater vanaf de kraan in wacht. De behandeling van het verwarmingswater omvat het vullen van de installaties met een product dat corrosie tegengaat. Deze aanneming realiseert de aansluiting van de nieuwe uitrustingen, evenals de controle van de kenmerken debiet-manometrische hoogte van de circulatiepompen. 2. Distributie van warmte « verwarmingswater » De distributie wordt verzekerd vanaf de hoofdleiding in de stookplaats. Er zijn twee uitgaande leidingen voorzien. 3. Statische en dynamische verwarming. De verwarming van de animatieruimte en polyvalente ruimte gebeurt met lucht die via verwarmingsbatterijen stroomt. De verwarming van de andere lokalen is statisch via het gebruik van radiatoren. 4. Leidingen Een plan met het precieze tracé van de leidingen moet ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Bouwheer. De leidingen voor de toevoer naar radiatoren zijn van het type voorgeïsoleerd meerlagig. De radiatoren worden aangesloten via ingebouwde muurdozen.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Het evenwicht van de debieten wordt verzekerd door een correcte maatvoering en tracé van de leidingen, rekening houdend met de moeilijkheden van het gebouw en door de regelkranen aan elke verticale buis, op elke verdieping en door bochtaansluitingen of Tstukken voor regeling op elk verwarmingslichaam. 5. Isolatie De isolatie van de verwarmings- en ventilatie-uitrustingen wordt gerealiseerd met minerale wol. De afwerking van de isolatie van de buizen gebeurt met een plaat van hard PVC aan alle zichtbare zijden en met soepele aluminium als de buis aan het oog is onttrokken. 6. Brandbeveiliging 6.1. Luchtkanalen De luchtkanalen moeten voldoen aan de voorschriften van K.B. van 19 december 1997 – bijlage nr. 3 (middelgrote gebouwen) : Die worden gedetailleerd in artikel C14 van dit bestek. 6.2. Buitenroosters Zonder voorwerp. 6.3. Automatische vuurbestendige kleppen Het gebouw is uitgerust met een branddetectie-installatie en daarom moeten de brandkleppen voldoen aan de volgende bepalingen, in toepassing van het K.B. van 19 december 1997 : de vuurbestendige kleppen van type B aan de grenzen van de compartimenten zijn automatisch gesloten bij de detectie van een brand in het betrokken compartiment. − De uitschakeling gebeurt door het activeren van een positief veiligheidssysteem bestuurd door de hoger vermelde branddetectiesysteem, met eindeslagcontact. − De elektrische bekabeling van de kleppen moet worden uitgevoerd met een pyrobelca-kabel type F3. Die vallen ten laste van deze aanneming. −
6.4. Werking van de ventilatie in geval van brand De werking van de installaties in geval van brand moet voldoen aan de voorschriften van het K.B. van 19 december 1997, met name : omdat het gebouw is uitgerust met een branddetectie-installatie, worden de ventilatieaggregaten gestopt in geval van branddetectie. −
Het bord TVENT omvat per brandklep : − − −
een lichtsignaal en een conventioneel signaal van sluiting (rood), een bediening van de opening van de klep, gemerkt met de letter I, een bediening van de sluiting van de klep, gemerkt met het cijfer 0,
8. Koppelingen
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De hangkabels (voor leidingen, kokers, ....) moeten bestand zijn tegen een omgevingstemperatuur van 100 °C. Het geheel van de voorwerpen die hangen moeten worden bevestigd met metalen pluggen, er is geen bevestiging met plastic pluggen toegestaan. 9. CE markering Alle ventilatoren moeten het CE-label dragen. II.2. TECHNSICHE BESCHRIJVINGEN Dit hoofdstuk omvat de afkortingen, preciseringen en aanvullingen met betrekking tot de verplichtingen van het standaardbestek 105 van 1990 voor hoofdstukken C en E. De niet-geamendeerde teksten van het standaardbestek blijven strikt van toepassing. Dit bestek heeft voorrang. Bepaalde teksten hebben een algemeen karakter. Als een tekst meerdere oplossingen of keuzen toestaat, moet men kijken naar de meer specifieke teksten, de algemene beschrijving van de installatie en de opsomming en beschrijving van de werken in dit bestek. De nummering van dit document wordt hernomen voor de artikels van dit hoofdstuk. 1.
ARTIKEL C1 – WARMTEBRONNEN EN BRANDERS
C1.1. Wandketels 1. Kenmerken van condensatie wandketels van het gesloten type 1.1. Ontwerp De ketel is ontworpen voor centrale verwarming met warm water. Ze is uitgerust met een brander die aardgas gebruikt als brandstof. De brander is van het voorgemengde type gestuwd van roestvrij staal en modulerend (30% tot 100%). 1.2. Goedkeuring De ketel draagt het CE-label en is goedgekeurd in de categorie I2E(S) B voor de condensatieketel. Ze voldoet minstens aan de vereisten van het label AGB “Hoog Rendement”. 1.3. Classificatie Type:
Condensatieketel (steeds met hermetische ketelhaard) C13, C33, C43, C53 en de systemen CL V.
Vloeistof : warm water op maximum 90°C verwarmingsregime 80/60°C en regelbaar vanaf 35°C. Plaats : Wandketel Groep : A : met gestuwde circulatie 1.4. Bouw- en werkingskenmerken
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
1.4.1. Verwarmingslichamen De verwarming van een verwarmingslichaam in een legering van roestvrij en vuurvast staal. Omvat een warmtewisselaar van roestvrij staal in het geval van een condensatie wandketel. Het geheel is omgeven door een kast gemonteerd op een frame. De warmtewisselaar is makkelijk demonteerbaar, de kast is hermetisch in het geval van het type met gestuwde afvoer. 1.4.2. Parcours van de verbrandingsgassen De doorgang van verbandingsgassen is altijd stijgend en de afvoer gebeurt op het hoogste punt van de ketels, zodat elke dode zone wordt vermeden die een hoeveelheid van een mengsel lucht/onverbrande gassen zou kunnen bevatten. 1.4.3. Mantel De verwarmingsketel bevindt zich in een mantel bestaande uit in de oven geëmailleerde staalplaten. De mantel moet makkelijk demonteerbaar zijn. 1.4.4. Hydraulische proeven Dienstdruk Proefdruk
4 bar (abs) 7 bar (abs) in de fabriek
1.4.5. Legen De ketel omvat minstens een opening voor het ledigen met een sectie van minstens DN15. De openingen zijn uitgerust met een aflaatkraan met 1/4de draai met slangaansluiting. 1.4.6. Afvoer van de verbrandingsproducten Door gestuwde afvoer, de ketel is uitgerust met een rookgasaxtractor. De toevoer van verbrandingslucht gebeurt via een conische buis rond de afvoerbuis van de ventilator, met twee buizen met dezelfde diameter. Het geheel van het luchttoevoersysteem en de rookgasafvoer wordt geleverd door de ketelfabrikant. De ventilator maakt het mogelijk om drukverliezen te overwinnen in de rookgasleidingen van 8 m lang zonder horizontale bochten voor concentrische buizen. De plaats van de buizen voldoet aan bijlage G van de norm N.B.N. D51-003-4de uitg. van juli 2004. Er moet een helling naar de ketel worden voorzien om de condens op te vangen in de horizontale leidingen. 1.4.7. Openingen voor verwarmde fluïda De buisstukken of openingen worden met gasschroefdraad voorzien overeenkomstig de norm N.B.N. 115. 1.4.8. Brander De brander van ven het type blauwe vlam.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Het aansteken van de brander gebeurt automatisch met een elektrode en een hoogspanningstransformator ; hij is van het directe type zonder waakvlam. De gastoevoer moet het volgende omvatten in de richting dat het gas stroomt : − een afsluitkraan, speciaal voor aardgas, van een type erkend door technigas (KVGB); − een gecombineerde gasblok waarvan de elektrokleppen voor veiligheid en regeling worden bestuurd door een regelorgaan die de progressieve gang van de brander verzekert in functie van de behoeften ; − een ingebouwde filter. 1.4.9. Vlamcontrole De vlamcontrole gebeurt met behulp van een detectie en ionisatie-elektrode. 1.5. Inrichting voor bevestiging en plaatsing van de ketel De wandketel moet aan de muur worden bevestigd met metalen pluggen van roestvrij staal. De bevestigingsinrichtingen moeten ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Bouwheer. De ketel wordt geplaatst, rekening houdend met de afstanden (ketel-wand) die volgens de fabrikant moeten worden nageleefd. 1.6. Hydraulische compatibiliteit en expansie De ketel is ontworpen dat ze kan functioneren met alle verwarmingslichamen voorzien van thermostatische kranen op 100%. In de ketel zijn een expansievat en een veiligheidsklep ingebouwd. De in de ketel ingebouwde circulatiepomp biedt een keuze van rotatiesnelheid en het geheel heeft een ontluchter op de circulatiepomp en een automatische omloopleiding. De ketel moet voorzien zijn met een veiligheidsinrichting die de circulatiepomp beschermt in geval van overdruk in de kring omwille van ene gelijktijdige sluiting van alle thermostatische kranen. 1.7. Rendement van de wandketel De ketel heeft een rendement van minstens gelijk aan de vereisten van het AGB-label “Hoog Rendement”. Bij continue werking is het proefrendement van de ketel, rekening houdend met alle verliezen, met het warm water en het opgegeven regime, gelijk of hoger dan de volgende waarde : − proefrendement 105 % in het geval van een condensatieketel met een regime van 40/30°C. 1.8. Thermometers De ketel omvat minstens een thermometer. 1.9. Afstelling Het schakelbord met microprocessor, voorzien van een interface voor de diagnose van de werking, een kamerthermostaat met klok (werkingsgang), de bekabeling, de accessoires, de veiligheidsinrichting, de sondes, temperatuurbegrenzers en alle elektrische aansluitingen die noodzakelijk zijn voor een goede werking van de ketel zijn inbegrepen in de prijs van de ketel.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Principes De ketel is uitgerust met een regelmechanisme met ingebouwde microprocessor en wordt bediend via een kamerthermostaat met modulerende functie, van hetzelfde merk als de ketel en gevoed met 24 V, geplaatst volgens de richtlijnen van de leidende ambtenaar. De thermostaat verzekert minstens : 1. de dagelijkse omschakeling van de regimes volgens het programma van de ingebouwde digitale klok ; 2. de permanente weergave van een normaal regime ; 3. de permanente weergave van een verminderd regime ; De thermostaat werkt in op het regelmechanisme van de ketel en de circulatiepomp van de verwarmingsketel door progressieve actie in geval van behoefte voor opening van de elektromagnetische gaskleppen en de elektrische ontsteking van de brander. Het ontsteken van de ketel wordt voorafgegaan door de inschakeling van de afzuigventilator voor rookgassen. Aan het begin van elke werkingscyclus schakelt de ketel na een trage start over naar het vereist verwarmingsvermogen. Het regelbereik is begrepen tussen 35 et 85°C. De progressieve actie wordt modulerend want het mengsel lucht/gas past zich continu aan de behoeften aan. Bovendien maakt de modulatie van de brander de wijziging van de snelheid van de circulatiepomp mogelijk om het constante temperatuurverschil op de primaire warmtewisselaar te behouden. De brander kan worden stopgezet door : de aquastaat voor bediening ; de temperatuurbegrenzers van de ketel ; de kamerthermostaat ; de ingebouwde inrichting voor watertekort. De brander kan worden vergrendeld door : zijn veiligheidsrelais ; de veiligheidsaquastaat ; de onverwachte stilstand van de rookgassenventilator of de ventilator van de voormengselbrander (in geval van hermetische haard). In deze gevallen is een handmatige inschakeling noodzakelijk. De thermostaat heeft als protocol OPENTHERM. 1.10. Diversen Voor alles wat er bij komt, de verbranding, materialen, identificatieplaatjes, onderhoudsnota’s, enz... voldoet de verwarmingsketel aan de Belgische normen. 2. Bereiding van sanitair warm water
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
2.1. Directe productie 2.1.1. Productie van sanitair warm water De aanmaak van sanitair warm water gebeurt door een warmtewisselaar in roestvrij staal met plaatjes afgezonderd van het verwarmingslichaam, maar in de ketel. 2.1.2. Prestaties van de warmtewisselaar voor sanitair warm water 15 liter per minuut bij 40°C tegen een regime van 80/60°C en met sanitair water bij 10°C. Bij de offerte wordt een nota gevoegd met de aftaptemperaturen in functie van het tapdebiet. De temperatuur van het warm sanitair water is begrensd tot 65°C. 2.1.3. Hydraulische proeven Dienstdruk Proefdruk
8 bar (abs). 14 bar (abs) in de fabriek.
2.1.4. Openingen van de sanitaire warmtewisselaar Die is voorzien van de vereiste buisstukken voor de volgende aansluitingen : toevoer met stadswater ; uitgaande leiding naar gebruik ; controleopening om de warmtewisselaar te ontkalken. Regeling idem als in 1 voor de modus “verwarming”. Modus “Productie van sanitair warm water”. De productie van sanitair warm water heeft voorrang in het geval van aftappen. Zij wordt verzekerd door een hydromechanische inrichting die de ketel in de stand productie van sanitair warm water zet. Het vermogen van de brander wordt aangepast overeenkomstig de modus “verwarming”. Het schakelbord van de ketel heeft een regelbereik van 40 tot 65°C. 2.
ARTIKEL C2 – TOEVOER VAN BRANDSTOF
De toevoer van brandstof gebeurt via een kraan in wacht in het onthaal aan de zijde van de gevel. De gasleidingen moeten voldoen aan de geldende normen, meer bepaald de normen N.B.N. D.51-003 en D.51-004. De navolgende uitrustingen zijn voorzien op de toevoerleiding voor brandstof. Voor de brander : −een afsluitkraan, −een gasfilter, filtering 5 micron, −de gasbuis met :
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
• 1 drukregelaar met dubbel membraan en sluiting van het toestel bij sluiting van de magnetische kranen, • 1 drukmeter voor controle van de gasdruk met een afsluitkraan, • 1 uitzettingscompensator, • 1 gasdrukregelaar voor de automatische controle van de afdcihting. De openings- en sluitingstijd van de magneetkranen is minder dan 1 seconde. De automatische kranen kunnen ook van het elektrohydraulische type zijn. Op de hoofdleiding : −een aftapkraan, −een drukmeter met afsluitkraan, −een afsluitkraan aan de ingang van de stookplaats, −een gemotoriseerde afsluitkraan met T.O.R. servomotor waar de buizen het gebouw binnenkomen. −een afsluitkraan. 3.
ARTIKEL C3 - AFVOER VAN DE VERBRANDINGSPRODUCTEN
C3.1. Aansluiting van de ketels op de schoorstenen Uitrustingen voor ketels De schoorsteen wordt gebouwd in roestvrij staal (binnenkant) en aluminium (buitenkant) en omvat het eindstuk van de rookgasleidingen en buizen voor de luchttoevoer. Ze bestaat uit twee concentrische buizen : de binnenbuis voor de afvoer van verbrandingsgassen, de buitenbuis voor de luchttoevoer. De accessoires gerealiseerd in hetzelfde materiaal als de schoorsteen (bevestigingen, slabben, kragen, enz...) maken deel uit van de installatie. Aan de binnenkant van de stookplaats moet de buis voor luchttoevoer hermetisch zijn tot aan de aansluiting op de ketel. 4.
ARTIKEL C5 – EXPANSIE- EN VEILIGHEIDSSYSTEEM
C5.1. Expansiesysteem onder gasdruk 1. Omschrijving van het systeem Op de installaties voor de productie van sanitair warm water is een expansiesysteem voorzien. Die inrichting bestaat uit een gesloten vat met membraan en matras van een inert gas. 2. Bouw van de vaten De kenmerken moeten worden bepaald door de aannemer en de precieze berekening die de inhoud van de installatie, de expansiefactor en de maatvoeringsfactor van het vat detailleert, moet voor uitvoering aan de bouwheer worden geleverd. Deze berekeningsnota is samengesteld overeenkomstig de informatienota DFTK nr. 17.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
4. Plaatsing en aansluiting De aansluiting van het expansievat gebeurt aan de bovenkant, om te vermijden dat er lucht in wordt geaccumuleerd. Het expansievat is daartoe ontworpen. De diameter van de buizen die de inrichting aansluit op de installatie wordt bepaald door de aannemer. 5. Accessoires 5.1. Ontluchter Elke expansie-installatie omvat een afscheidbare automatische ontluchter. 5.2. Veiligheidsventielen Elk ventiel is voorzien van een schakelhendel voor manuele en periodieke opening zonder de in de fabriek gemaakte en verzegelde afstelling te wijzigen. 5.
ARTIKEL C6 – LEIDINGEN
C6.1. Aard, kwaliteit en afmetingen van de leidingen De diameters aangegeven op de plannen zijn minima waaronder de aannemer niet mag gaan. C6.1.1. Verwarmingsinstallaties met temperaturen lager dan 111°C De buizen zijn van staal. De buizen hebben een diameter kleiner of gelijk aan DN 40, worden geassembleerd door lassen of schroefdraad. Aansluitingen van buizen met een diameter van DN 50 of meer worden altijd gelast. C6.1.2. Buizen voor de toevoer van verwarmingswater in de dekvloer Le leidingen voor de toevoer naar radiatoren zijn van het type voorgeïsoleerd meerlagig. Technische kenmerken De meerlagige voorgeïsoleerde buis bestaat van binnen naar buiten uit een laag PER, een gestuiklaste aluminiumfolie en een buitenlaag van PER. Deze verschillende lagen worden onderling verbonden met lijm die de homogeniteit van de buis moet versterken. De isolerende laag bestaat uit polyetheen die het geheel beschermd tegen beschadigingen. Technische gegevens Diensttemperatuur : 4-90 °C. Maximale dienstdruk : 10 bar Accidentele piektemperatuur : 110 °C. Lineaire uitzettingscoëfficiënt 2,4 10-4 m/mK. Thermische geleiding van de buis : 0,4 W/mK. Isolatie : - materialen : geëxpandeerd polyetheen met gesloten cellen 35 kg/m³. - Zelfdovend Klasse 1.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
- Thermische geleidbaarheid : 0,04 W/mK. - Minimum krommingsstraal zonder buigveer : 5 keer de buitendiameter. Assemblages Er is geen assemblage toegestaan in een dekvloer. C6.1.3. Koudwaterleidingen en aansluiting op de riolering De vulleidingen van de installaties en de aansluitingen van het afvoerwater op de sterfputten zijn van gegalvaniseerd staal. C6.1.4. Afvoerbuizen voor condensatie De afvoerbuizen voor condensatie zijn gerealiseerd in PEHD volgens de normen N.B.N. T.42-110 en T.42-111. C6.1.4. Gasbuizen De toevoerbuizen naar de gasbrander (levering, plaatsing en montage) moeten voldoen aan de voorschriften van de norm N.B.N. D.51-003. De buizen worden gelast. Ze worden afgeschuind en gestuiklast door een erkende lasser. Het erkenningscertificaat moet aan de bouwheer worden geleverd voor uitvoering. De diameter van de gasbuizen op de plannen is een minimum waaronder de aannemer niet mag gaan. De aansluiting van de uitrustingen (kleppen, filters) wordt gerealiseerd met schroefdraad, of met beugels. Het gebruik van hennepvezel is verboden als de aansluitingen gebeuren met schroefdraad. De afdichting moet gebeuren met een door de KGVB erkende pasta en acrylvezel. C6.2. Plaatsing van de buizen C6.2.1. Plaatsing Alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen worden genomen om absoluut geluid te vermijden door wrijving van de buizen langs hun hechtingen of tegen elementen van het gebouw tijdens uitzetting of krimp van deze buizen. Russen de beugels en de buizen wordt een soepel materiaal aangebracht. Wat de akoestische voorschriften betreft, moet worden gekeken naar hoofdstuk D hierna. Aan de doorgang van muren en plafonds moeten de buizen in kokers worden geplaatst. De kokers zijn van gegalvaniseerd staal, steken 0,5 cm uit het muurvlak en de afgewerkte plafonds uit en 2 cm boven de afgewerkte vloer ; hun diameter is gelijk aan 1,5 keer de diameter van de buis. Het vullen van de ruimte tussen koker en buis gebeurt met een soepel onbrandbaar materiaal en zo verwerkt dat de afdichting tegen vuur en rook voldoet aan dezelfde criteria als die van de doorboorde wand. De aansluiting rond de koker moet dezelfde technische kenmerken hebben als de wand waar ze doorvoert. De aansluiting en het vullen moeten dus worden uitgevoerd over de volledige lengte van de koker.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Dit vulmateriaal maakt het tevens mogelijk om akoestische lekken te vermijden die de akoestische isolatie van de lokalen verzwakken. Het vulsel wordt aan weerskanten beschermd door een dichtingsvoeg met niet hardende kit op een dikte van 2 cm. Alle voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen om absoluut geluid te vermijden door wrijving van de buizen langs hun hechtingen en kokers of tegen elementen van het gebouw tijdens uitzetting of krimp van deze buizen. C6.2.2. Steunen van de leidingen De leidingen worden gesteund door metalen dragers die daartoe zijn voorzien en die zo zijn aangebracht dat de vrije uitzetting mogelijk is, evenals de perfecte geleiding. Als de rechte leidingen langer zijn dan 10 meter wordt gebruik gemaakt van steunen met uitzetting, zoals hangende beugels, steunen met rollen of kogels, steunen met leden of andere goed te laten keuren inrichtingen. Bovenop het gewicht van de leidingen, moeten de steunen ook het gewicht van een man (80 kg) moeten dragen. Het niveau van de assen van de leidingen is gelijk voor het geheel van de buizen die aan dezelfde steun zijn bevestigd (behalve voor hellende buizen). Alle metalen elementen worden gerealiseerd in gegalvaniseerd staal. Beugels van het type « clips » zijn verboden. De in het metselwerk te bevestigen beugels zijn voorzien van klemhaken. De in beton te bevestigen beugels zijn voorzien van een basis om ze vast te schroeven. Dat vastschroeven gebeurt in metalen uitzetpluggen. Er is geen bevestiging met een « pistool » toegestaan. De beugels van de leidingen onder het plafond worden opgehangen met draadstangen met instelmogelijkheid van de ophanghoogte. Voor de verzegeling is enkel snelhardende cement toegestaan. De sectie van de draadstangen is aangepast aan de belasting die ze ondergaan. − Plastic pluggen zijn niet toegestaan. − De bevestigingsmiddelen en steunen van de leidingen zijn verdeeld, rekening houdend met het gewicht, de trillingen en uitzettingen. −
De draagconstructie als console langs muren of betonschalen is van de structuur van het gebouw gescheiden met een soepel materiaal. Het steunen van een buis met een andere buis is verboden. C6.2.3. Uitzetting Het opvangen van de uitzetting van de leidingen gebeurt door de zorgvuldige keuze bvan een tracé en door een juiste bepaling van de vaste punten, geleidingen en steunen. Als dat onmogelijk blijkt, wordt gebruik gemaakt van uitzetlieren, ascompensatoren met gegolfde buizen van roestvrij staal of scharniercompensatoren. Die twee laatste worden enkel gebruikt op plaatsen waar de installatie van lieren onmogelijk is. C6.2.4. Organisatie van de leidingen en accessoires
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Voor het gebruik van de installaties worden in de mate van het mogelijke afsluitkranen geplaatst die kunnen worden bediend door iemand die op de grond staat. Aan elke vertakking van de hoofdleidingen wordt minstens een afsluitkraan met aflaat voorzien. Bovendien worden afsluitkranen geplaatst volgens de aanwijzingen op de plannen of de inlichtingen gegeven tijdens de uitvoering. Op alle hoge punten moeten ontluchters worden geplaatst op toegankelijke plaatsen. Er moet bijzonder aandacht worden besteed aan de realisatie van de ontluchtingspunten. De buizen voor de aansluiting van toestellen onder druk en van alle toestellen die aan de binnenkant moeten worden gecontroleerd, moeten zo zijn geplaatst dat het mogelijk is om bindflenzen met beugels tussen te plaatsen aan de kant van het toestel, op de afsluitkranen ervan. Bovendien moeten de aansluitingen van demonteerbare toestellen (zoals bijvoorbeeld verwarmingsbatterijen) zo worden uitgevoerd dat deze demontage mogelijk is zonder de buizen door te snijden. C6.3. Isoleren van stalen leidingen Artikel 8 van het standaardbestek 105 van 1990 is van toepassing. de leidingen voor warm water in de technische lokalen, de verlaagde plafonds en de technische kokers worden geïsoleerd over heel hun lengte om warmteverliezen te vermijden. Elke leiding wordt afzonderlijk geïsoleerd. De isolatie is zeker en vast niet corrosief. Er wordt niet opgehouden aan ophangingen en steunen. De transversale naden worden afgedicht met kleefband. C6.4. Trechters Voor elk toestel wordt ene trechter voorzien of een accessoire dat water kan laten stromen. Elke trechter wordt aangesloten op de dichtst bijzijnde sterfput met buizen van gegalvaniseerd staal of PVC met een voldoende grote diameter. De trechters worden gefabriceerd in roestvrij materiaal. 6.
ARTIKEL C7 – KRANEN
C7.1. Errata en addendum 1. Errata Artikel C7 van het standaardbestek 105 van 1990 wordt als volgt verbeterd aangepast aan de volgende artikels. De processen verbaal van de proeven worden geleverd overeenkomstig de voorschriften van dit artikel van het standaardbestek 105. Het merken op de behuizing van de kraan gebeurt overeenkomstig de norm EN19 (1992). C7.2. Algemeen −
De kranen zijn aangepast aan de vervoerde niet-vaste stof.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De kranen en de accessoires van de hydraulische kringen zijn minstens geschikt voor de volgende nominale druk tot de maximale diensttemperaturen van elk van de betrokken niet-vaste stoffen : PN 10 : kring voor koud water en gaskranen, PN 16 : verwarmende niet-vaste stof. − De maximaal toegestane druk van de kranen (PMA) volgens N.B.N. E 29.002 zijn de volgende : −
voor de kringen warm verwarmingswater : PMA 10. Alle aansluitingen van de accessoires moeten genormaliseerd zijn. Alle kranen, kleppen en accessoires moeten voorzien zijn van een gegraveerd identificatieplaatje van onveranderlijk plastic. De tekst moet een lichte kleur hebben. De kleur van de achtergrond is zwart. De tekst moet de werking van de uitrusting aangeven of zijn identificatienummer (plaats kringen, ...). − De uitrustingen moeten in de mate van het mogelijke van hetzelfde merk zijn. − De kranen moeten makkelijk toegankelijk en hanteerbaar zijn. − − −
De kost van de kranen omvat :
−
voor de aansluitingen met beugels, beugels en tegenflensen, koppelingen, schroeven en accessoires, − voor aansluitingen met accessoires met schroefdraad, de aansluiting van 3 stukken. −
C7. 7. Kranen van verwarmingslichamen 7.1. Thermostatische kranen met programmering en thermostaatvoeler met vloeistof De thermostatische kranen zijn conform de norm EN 215 en het bestek 105, uitgave 1990. De afmetingen zijn conform de DIN 3841. De bedieningsstang met een diameter van 3 mm is van roestvrij staal. De geprofileerde klep voor een emissie die zo lineair als mogelijk is in functie van de opgeheven stand van de as. De behuizing is van vernikkeld en verchroomde messing. Alle kranen worden geleverd met plastic beschermkapje. De thermostatische kop is uitgerust met een metalen voeler met vloeistof. Ze verzekert een proportionele en automatische regeling binnen een temperatuurbereik van 8° tot 36°C, de proportionele strook is maximaal 2°C, zijn hysteresis is kleiner dan 0,5 °C en de responstijd lager dan 15 minuten. De kop is bevestigd met een moer. De kop moet worden uitgerust met een ingebouwde instelbare voeler. C7.8. Afsluitkleppen Afsluitkleppen voor verwarmingskringen (PN 16) De afsluitkraan is van het type :
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011 −
met kogelvormig draaistuk en directe doorgang voor diameters
−
met vleugelklep voor diameters gelijk of groter dan DN 50.
kleiner dan DN 50.
De afsluitkraan voor stadwater is van het type “kraan met membraan”. De materialen in contact met de vloeistof moeten eraan aangepast zijn. De keuze van afsluitkranen moet ter goedkeuring worden voorgelegd aan de bouwheer. De klep is voorzien voor een dienstdruk van 16 bar en een temperatuur van -10 tot +110°C. De kleppen zijn voorzien van een verlengde stang die de isolatie van de klep mogelijk maakt zonder de bediening van de hendel of het reduceerventiel te hinderen. De klep is conform standaardbestek 105 van 1990 en leverbaar met certificaat. C7.9. Terugslagklep met veer De terugslagkleppen voor diameters kleiner of gelijk aan DN 50 zijn van het type met directe doorgang met ventiel en veer. Het materiaal is ontworpen en gefabriceerd volgens de geldende normen DIN en onderging een eindcontrole overeenkomstig dezelfde normen. De behuizing en het deksel zijn van messing. De buszitting en kegelhouder zijn van verchroomd staal. − De kleppen voor diameters groter dan DN 50 zijn van het type met vleugel. De behuizing en de vleugels zijn van staal, de veer van inox. − De aansluiting gebeurt met versterkte parallelle beugels volgens DIN PN 16 voor diameters gelijk of groter dan DN 50 en met moffen met schroefdraad voor diameters kleiner dan DN 50. − Het concept van de kleppen is zo dat hij even goed werkt in horizontale als in verticale stand. De maximale druk om de opening van de terugslagkleppen te starten zijn de volgende : • diameter 10 tot 50 : ± 0,25 bar, • diameter 65 tot 150 : ± 0,20 bar, • diameter 200 tot 300 : ± 0,15 bar. −
Als de maximale druk kleiner meten zijn dan deze waarden, moet de klep kunnen werken zonder veer en moet ze zo gemonteerd worden op een horizontale buis met deksel aan het bovenste deel van de klep. De nominale diameter (DN), de nominale druk (PN), de aanduiding van de materie, de richting waarin de niet-vaste stof stroomt en het merk van de fabrikant moeten in de behuizing van de klep zijn gegoten volgens de norm ISO 5209. −
C7.10. Regelkleppen met handmatige bediening Er moeten stabiliseerkranen worden voorzien volgens de bepalingen van het algemeen hydraulisch schema op de installatie voor warm water. De aftakkingen voor de aansluiting van de differentiële drukmeter moeten deel uitmaken van het eigenlijke kraanhuis of worden gemonteerd op de buizen in de onmiddellijke nabijheid van de kraan. De kranen zijn zo ontworpen dat elke wijziging van de instelling een speciaal werktuig vergt.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De aannemer kan kleppen met dubbele werking installeren : afsluiting en regeling als beide kleppen naast elkaar op het hydraulisch schema zijn weergegeven. Er wordt een technische documentatie aan de bouwheer gegeven. C7.11. Modulerende gemotoriseerde kranen Selectiecriteria voor de diameters van modulerende twee- of driewegkranen. De autoriteit wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het drukverlies in de behuizing van de modulerende kraan (100% opening en debiet vereist) en het totale drukverlies van de kring waarin de modulerende kraan het debiet moet regelen, met inbegrip van de druk van de modulerende kraan zelf. A=
d Pr ob. d Pr ob. = d Pr ob. + dPct. dPtot.
A = Autoriteit d P rob. = Drukverlies modulerende kraan. d P ct. = Drukverlies van de kring met variabel waterdebiet, zonder modulerende kraan. d P tot. = Totaal drukverlies van de kring met variabel waterdebiet, met inbegrip van de modulerende kraan. Voor een opening van 100% van de kranen en voor de debieten meegedeeld op de schema’s, is de autoriteit van deze kranen groter dan 0,5. C7.12. Ontluchting De hoge punten zijn voorzien van ontluchtingspotten met afsluitklep en automatische ontluchters. Elke pot kan manueel worden ontlucht. De automatische ontluchters moeten geïsoleerd worden zonder dat de installatie daarvoor moet worden leeggelaten. C7.13. Aflaatkranen voor warm water Op de aanvoer- en afvoerverzamelaar worden aflaatkranen van het type met bolvormig kraanhuis en slangaansluiting voorzien aan de voet van elke hoofdleiding en elk laag punt van de installatie Deze aflaatkkranen moeten aangepast zijn aan de afmetingen van de leeg te laten buizen zodat ze snel kunnen worden leeggelaten. C.7.14. Uitlaatkraan Er moet een uitlaatkraan worden voorzien in de stookplaats op de toevoerbuizen voor koud water. Hij is conform de voorschriften van de STS 63. C7.15. Hoofdbuizen voor de distributie De hoofdbuizen voor de distributie worden gebruikt voor de toevoer van verwarmingswater naar de verwarmingslichamen.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De plaatsing moet gebeuren volgens de instructies van de leverancier. De hoofdbuizen voor de distributie vormen een prefab geheel bestaande uit een aanvoer- en afvoerbuis van getrokken messing (minimaal kopergehalte 63%) of van roestvrij staal. Per verwarmingslichaam is een individuele aanvoer voorzien. Elke aanvoer is voorzien van een T-stuk voor regeling en afsluiting en één voor afsluiting. De aanvoer is voorzien van een aflaatkraan en de afvoer van een handmatige ontluchter. Het geheel wordt gesteund door 2 bevestigingsbeugels. Die laatste worden bevestigd op een frame inbegrepen in de levering. De toevoer van de hoofdbuis is voorzien van een afsluitklep, de afvoer van een afsluit- en regelklep. C7.16. Aansluiting verwarmingslichamen op de thermoplastische buizen in de dekvloer Dit principe is van toepassing op alle aansluitingen van de verwarmingslichamen gevoed via thermoplastische buizen in de dekvloer. De aansluiting gebeurt met een tweebuissysteem bestaande uit prefab elementen van hetzelfde merk. Dit tweebuissysteem omvat de volgende elementen : -
een hoekkraan of een rechte kraan met instelbare kv-waarden, een thermostaatvoeler met vloeistof, een verdeler met muuraansluiting en gesloten bypass. De verdeler maakt de afsluiting van het verwarmingslichaam mogelijk van een muuraansluitingsset (horizontale aansluiting), een relaisbuis, drukaansluitingen, 2 muurdozen met bevestigingsplaatjes, 2 afwerkrozetten met uitgang van aansluitbuizen.
Het geheel der elementen is gerealiseerd in vernikkelde en verchroomde messing. De afdichting tussen de elementen wordt gerealiseerd door halfronde dichtingsring van teflon.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
7.
ARTIKEL C8 – POMPEN EN CIRCULATIEPOMPEN
C8.1. Algemeen De pompen zijn robuust en verzorgd. De organen onderhevig aan slijtage kunnen makkelijk worden gedemonteerd en vervangen. De pompbehuizing is van zacht gietijzer met fijne korrel en homogeen.De pomponderdelen in contact met water zijn van een materiaal dat niet wordt aangetast door water met een pH van 5 tot 14 en zijn bestand tegen de thermische en mechanische omstandigheden waaraan ze zijn onderworpen. De draaiende onderdelen van de pomp en de motor zijn perfect uitgebalanceerd voor een geluidarme en trilvrije werking. De draairichting van de pomp moet zichtbaar zijn. De circulatiepompen zijn eenvoudig maar stevig gefabriceerd. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van driefase circulatiepompen, behalve voor kleine vermogens waarvoor eenfase circulatiepompen worden gebruikt. In al deze gevallen zijn de toestellen voorzien « met variabele snelheid ». De pompen en circulatiepompen worden aangeduid met zwart gegraveerde plastic etiketten op een witte achtergrond. De manometrische hoogten moeten door de aannemer worden berekend. Enkel het debiet is een verplichting. Ze worden tussen twee afsluitkranen geplaatst en zijn makkelijk demonteerbaar. De aanzuig- en afvoerbuizen van elke pomp en circulatiepomp zijn voorzien van een DN 15 buis en een controlekraan met stop. Een van beide buizen moet worden uitgerust met een drukmeter (0 tot 10 bar). C8.2. Verwerking van de circulatiepompen – De verwerking omvat de levering en plaatsing van de circulatiepompen en alle bijhorende werkzaamheden voor de montage om een optimaal werkend geheel te verzekeren. 8.
ARTIKEL C9 – WARMTEWISSELAAR
Zonder voorwerp. 9.
ARTIKEL C10 – VERWARMINGSLICHAMEN
C10.1. Algemene verplichtingen De aannemer moet de berekeningen van de verwarmingsoppervlakken maken. Deze keuze gebeurt mits naleving van de modaliteiten van de norm EN 442 rekening houdend met een temperatuur van : 60/40°C De verwarmende vermogens hernomen in de aanbestedingsdocumenten stemmen overeen met de verliezen.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De vermogens hernomen in de principeplannen moeten worden gecontroleerd door de aannemer in functie van de precieze kenmerken van het voorgestelde materiaal. Deze controle en eventuele aanpassing zijn begrepen in de prijzen van de overeenstemmende posten. Er wordt geen enkel prijssupplement hiervoor aanvaard. De warmte-afgift per uur (Watt) bedraagt minstens die opgenomen in de aanbestedingsdocumenten. Ze zijn voorzien om de binnentemperaturen opgenomen in dit document te behouden bij ene buitentemperatuur van –8°, rekening houdend met de ligging van de lokalen, het gebouw en het gebruiksregime. De afmetingen van de radiatoren (lengte, hoogte, dikte) worden bepaald door de aannemer, rekening houdend met : – – – de radiator, –
Radiatoren van type 33 zijn verboden, de plaats van de radiatoren, een maximale lengte, rekening houdend met de voorziene plaats van een maximumhoogte.
De aannemer legt de lijst van de radiators ter goedkeuring voor aan de bouwheer binnen de termijn voorzien in dat artikel van het standaardbestek 105. Die laatste behoudt zich het recht voor om de afmetingen van de radiators vermeld in de lijst opgesteld door de aannemer te wijzigen zonder dat de aannemer een prijssupplement kan vragen. In de lijst met radiators ingediend door de aannemer, worden volgende punten vermeld : – – – – – –
aanduiding lokaal, binnentemperatuur, theoretische warmteverliezen, corrigerende factoren in functie van de kamertemperatuur, te installeren vermogen per radiator, afmetingen van de radiatoren (type, lengte en hoogte).
C10.2. Verwarmingsbatterijen C10.2.1. Algemeenheden eindbatterijen Het vermogen van de batterijen van de ventilatieaggregaten en de eindbatterijen opgenomen in de aanbestedingsdocumenten moet met 10% worden vermeerderd als reserve. De watertemperatuur die in overweging moet worden genomen voor het bepalen van de verwarmingsbatterijen bedraagt 70/50°C. De bouw van de verwarmingsbatterij moet conform de NBN D 19 002 met betrekking tot de prestaties van batterijen zijn. De batterij wordt getest volgens de norm EN1216. C10.2.2. Bouw De batterij bestaat uit koperen buizen met aluminium ribben die mechanisch aan de buizen zijn bevestigd. Deze ribben worden voor de montage beschermd door ze voor te lakken met
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
polyurethaan. De dikte van de ribben bedraagt minstens 12/100ste van een mm. De dikte van elke beschermlaag bedraagt 10 à 15 micron op elke zijde. De bouw is zo dat elke buis vrij kan uitzetten zonder de aansluitingen op de verzamel- en andere buizen te beschadigen. De hoofdbuizen zijn van koper of staal. De batterij wordt gemonteerd op sleeën en uittrekbaar aan de gevel zonder demontage van de panelen voor en achter de werking, overeenkomstig de beschrijving in de Europese norm EN 13053. Het water stroomt gekruist ten opzichte van de lucht. De schikking van de elementen van de batterij is zo dat stratificatie in luchtzones met verschillende temperatuur wordt vermeden. De bevestigingsframes van de batterijen, gerealiseerd in met profielen of door plooien versterkte staalplaat, zijn van warm gegalvaniseerd staal volgens N.B.N. I 07.001 tot 008, na fabricage en boren van gaten die hun bevestiging aan de beugels van de kokers mogelijk maken. De batterijkast omvat stroomafwaarts een demonteerbaar paneel dat toegang geeft tot het frame op de slee, voorzien voor de plaatsing van een antivriessonde. De batterij wordt geproefd met een hydraulische druk van minstens 1,5 keer de dienstdruk, met een minimum van 20 bar. C10.2.3. Aansluiting van de batterij en accessoires – De openingen voor in- en uigang van de warmtevervoerende vloeistof zijn voorzien van 3 aansluitingen voor een makkelijke demontage van de batterijen en het ledigen van enkel de batterij en de eigen aansluitingen. De aansluitbuizen zijn geassembleerd om slechts een minimum weg te nemen bij de montage van de batterij. – • • • • ◊ ◊ • •
De standaardaansluiting omvat : 1 afsluitkraan, 1 afsluit- en regelkraan, de modulerende tweewegkraan, twee thermometers met wijzerplaat met vingerreservoirs op warm water : ingang batterij, uitgang batterij, een aflaatkraan met slangaansluiting, een luchtpot met afsluitkraan, gemonteerd op het hoogste punt van de batterij.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
10.
ARTIKEL C12 – KAST VOOR LUCHTVERWERKING
Errata Artikel C12 van het standaardbestek 105 wordt als volgt verbeterd : pagina II/C12.10./2., laatste lijn : STS 08.82.05 pagina II/C12.10./3., punt 1.2.1.1., tweede zin : Voor kritieke plaatsen bedraagt de toegestane grens in doorgangsfase in verhouding tot de voornoemde grenzen, 5 dB lager. pagina II/C12.10./6., punt 2.1.2., derde zin : DIN 4150 Teil 2 uitgave 1975. C12.1. Algemeen De centrale voor luchtbehandeling moet conform de volgende normen zijn : • • •
EN 1886 (laatste uitgave) voor mechanische prestaties. EN 13053 voor de classificatie van de prestaties van de onderdelen. EN 1751 – Dempers en afsluiters.
De druk van de ventilatoren wordt berekend om de drukverliezen op te vangen in kokers, bochten, openingen en alle accessoires noodzakelijk voor de installatie. Er moeten kasten en aansluitingen evenals eventueel geluiddempers worden voorzien om te voldoen aan de akoestische voorschriften. De berekeningen van de aannemer worden ter goedkeuring voorgelegd en wel voor uitvoering en plaatsing van de kokers en zijn groepen. De bouw- en werkingskenmerken “debiet-manometrische hoogte” worden door de aannemer bepaald, rekening houdend met : • • •
de configuratie van de kringen, de in de plannen opgelegde debieten, de na te leven akoestische niveaus.
De verschillende afmetingen van de aggregaten moeten worden gecontroleerd, rekening houdend met de maximaal beschikbare ruimte in de technische lokalen. Wat de akoestische voorschriften betreft, moet worden gekeken naar hoofdstuk D hierna. C12.2. Sectie ventilator C12.2.1. Ventilator onder kast De ventilator is van het centrifugale type met dubbele aanzuigopening met riemaandrijving. De turbines van de ventilatoren zijn van het centrifugale type met naar voor gebogen schoepen. Ze zijn van metaal of van composietmateriaal. De boom wordt op een groefkogellager gemonteerd in de gietijzeren lagers. Het geheel vergt geen onderhoud en voldoet aan de opgelegde akoestische voorwaarden.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De ventilator en de motor worden gemonteerd op een gemeenschappelijk lateraal frame van profielen van gegalvaniseerd staal. Het geheel wordt gemonteerd op plots van het type « verend » om de duurzaamheid van de trilwering te verzekeren en een verzachting van minstens 95% te verzekeren (te rechtvaardigen door een berekening). Het rendement van de ventilatoren is minstens 80% voor de geïnstalleerde motoren die meer dan elektrische 3,5 kW opslorpen met de gevraagde werkingskenmerken en minstens 75% voor diegene die minder absorberen dan elektrische 3,5 kW. De motor in de kast geplaatst is van het type asynchroon met kooi en is uitgerust met een interne veiligheid tegen oververhitting met ingebouwde opening. De beveiliging is minstens IP55 en van klasse F. Inzake de montage van het geheel worden alle maatregelen genomen om metingen mogelijk te maken met de omwentelingenmeter. De motor wordt gemonteerd op een instelbare steun onafhankelijk van de geleide verplaatsing, wat een goede regeling van de spanning van de riemen mogelijk maakt. Het vermogen van de geïnstalleerde motor moet 30% hoger zijn dan het geabsorbeerd vermogen aan de boom van de ventilator die overeenstemt met de gevraagde kenmerken (vervuilde filter). Pakkingbussen voor elektrische voeding van de in de fabriek gemonteerde motor (geen doorboring ter plaatse). Plots van het type « rubber » zijn niet toegelaten. Tussen de afvoer van de ventilator en de wand van het aggregaat wordt een soepele mof van klasse M0 voorzien. Deze mof moet worden aangepast om zijn regelmatige plaatsing te krijgen tijdens de werking van de ventilator, om kloppen tijdens de luchtafvoer te vermijden. Op de plaats van de ventilator wordt een inspectieluik met grendel geplaatst, overeenkomstig de beschrijving « mechanische veiligheid » van de Europese norm EN 1886 De deur is uitgerust met een kijkvenster met dubbel glas. Dat venster is conform de Europese norm EN 13053. De transmissie is beveiligd door een metalen rooster aan de binnenkant van de kast. Per aggregaat wordt een set reserveriemen gegeven. C12.2.2. Akoestische vereisten De montage van de ventilator in de kast wordt zo gerealiseerd dat de productie van trillingen en geluid optimaal wordt vermeden.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
C12.3. Sectie geluiddemper De geluiddempers maken dat wordt voldaan een de akoestische voorschriften. De akoestische schermen worden gevormd door minerale wol van klasse M0, van verschillende dichtheid en de minerale wol wordt bekleed met een erosiewerende doek. Ze worden in sleeën gemonteerd. De zijkanten van de kast worden behandeld met ½ akoestische schermen om de akoestische efficiëntie te verzekeren. 11.
ARTIKEL C13 – VENTILATORS
Artikel C13 van het standaardbestek 105, uitgave 1990, is volledig van toepassing. (zie paragr. C12.4). C13.1. Type De ventilatoren van de groepen GP/GE1 zijn van het centrifugale type met frequentieregelaar. C13.2. Akoestiek De ventilatoren voldoen aan de vereisten van het navolgende hoofdstuk D. C13.3. Elektronische toerentalregelaar Er moeten toerentalregelaars worden voorzien voor de groepen GP/GE1. Ze moeten voldoen aan de volgende kenmerken. a) Kenmerken inzake bouw De technologie is van het type met middenspanning, gebaseerd op het principe van de breedte van de impulsen. De SVC (vectorcontrole van flux zonder sensor) is in de basisversie ingebouwd. De convertor is uitgerust met ultrasnelle microprocessors voor digitale en analoge functies in ASIC-technologie, en het gebruik van IGBT met ingebouwde bescherming. De regelaar wordt in een elektriciteitskast gemonteerd. Beschermingsgraad IP30. Alle elektrische aansluitingen gebeuren onderaan de regelaar op de klemmen. De aansluiting van de controlekaart gebeurt via te ontkoppelen klemmen. 12.
ARTIKEL C14 – LUCHTLEIDINGEN
C14.1. Algemene voorwaarden betreffende alle luchtleidingen C14.1.1. Voorschriften Het ontwerp, de fabricage en de montage van kokers zijn conform de regels van de kunst en voldoen aan de reglementaire Belgische voorschriften, meer bepaald het standaardbestek 105 en de ontwerpnormen “EUROVENT”.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
C14.1.2. Gemeenschappelijke voorwaarden Alle luchtleidingen worden gerealiseerd in gegalvaniseerde metaalplaat Z275 volgens de norm ISO 4998. De realisatie en de afmetingen van de kringen voor luchtdistributie zijn conform : − −
de bepalingen van dit bijzonder bestek. de delen uitgegeven door het Ministerie van Openbare Werken :
• 1ste deel : normalisering van aëraulische leidingen : hfdst. A rechthoekige leidingen, hfdst. B ronde metalen leidingen, • 3de deel : uitvoering van de kringen : hfdst. A algemene regels, hfdst. B metaal. De plannen bijgevoegd bij dit bestek zijn principeplannen. Ze vormen in geen geval uitvoeringsplannen. De installateur mag geen enkele supplement vragen ten gevolge van een eventueel gebrek of omwille van een wijziging van het tracé of van de maten. Het onderzoek en de realisatie van de uitvoeringsplannen maken deel uit van de aanneming HVAC, evenals de verantwoordelijkheid voor de coördinatie tussen de verschillende technieken. De plannen geven het benaderend tracé van de kringen aan. Er wordt duidelijk begrepen dat de prijs van de aannemer ook alle speciale stukken, bochten, bajonetverbindingen, enz... die nodig zijn voor de efficiënte realisatie van de kringen, omvat. Deze stukken zijn conform de hierna volgende specificaties (C15). De secties meegedeeld op de plannen stemmen overeen met de binnenafmetingen van de leidingen. De aannemer moet de uitvoeringsplannen van de leidingen en het definitief model voor ophanging en/of verankering ter goedkeuring voorleggen aan de bouwheer vooraleer de werken aan te vatten. Tracé De opdrachtnemer stelt de uitvoeringsplannen op met schaal 2% voor alle leidingen die deel uitmaken van zijn aanneming en op basis van deze plannen de gedetailleerde berekeningsnota’s van de drukverliezen. Het tracé van de kokers en de assemblage van de elementen zijn bestudeerd en zo uitgevoerd dat de drukverliezen, lokaal en verdeeld, tot een minimum zijn herleid. De tekening van de kokers moet uiterst verzorgd zijn om te vermijden dat doorgangen en toegangen worden verstopt en om het hanteren of demonteren van andere uitrustingen niet te hinderen. Waar de leidingen zichtbaar zijn, moet hun uitzicht harmonieus en de bekleding esthetisch zijn.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Materiaal De kokers zijn van gegalvaniseerd staal (zie standaardbestek 105 dubbel gefelst). De staalplaten van de kokers hebben de volgende minimumdikten : De ronde kokers worden verkregen uit gegalvaniseerde bladen, schroefvormig opgerold en op zichzelf gefelst. Ze worden geassembleerd door koppeling met klinken en verzorgd kitten. De aansluiting van de rechthoekige kokers gebeurt via speciale beugels, onderling verbonden met verkadmiumde bouten in de hoeken en met sleeën in de rechte delen. Aan de aansluiting van twee stukken koker is de binnenbekleding perfect aansluitend en glad. Tussen twee elementen van een aëraulische kring wordt een doorlopende elastische dichting van kunststof geplaatst. De naad veroudert niet, wat een perfecte dichting verzekert van de afdichting op lange termijn. Contact van de kokers met andere delen van het gebouw en uitrustingen is verboden. Waar de zichtbare kokers door muren, vloeren, plafonds of wanden, gaan, worden kokers van gegalvaniseerd staal geplaatst (minimale dikte 2 mm). Deze kokers die rond de buizen worden geplaatst, worden gedicht met onbederfelijke geluidsisolatie die zacht genoeg blijft opdat er speling blijft. Die speling bedraagt minstens 20 mm en maakt de demontage van de buizen probleemloos mogelijk. In de andere gevallen wordt de koker gerealiseerd in roofing. De posten van de meetstaat met betrekking op de doorboringen omvatten automatisch een doorvoerkoker. De buizen zijn voorzien van de nodige uitzetvoegen, rekening houdend met hun lengte en de uitzetvoegen van het gebouw. Wijzigingen van de sectie van de buizen moeten progressief gebeuren, om wervelwinden te vermijden. C14.1.3. Assemblage van de stukken C14.1.3.1. Algemeen De assemblage van stukken buis moet de demontage ervan mogelijk maken. Een absolute afdichting aan de naden moet worden beoogd, ook aan de hoeken (gebruik van “hoeken” van platen).
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
C14.1.3.2. Assemblage van ronde buisstukken De assemblage van buisstukken onderling gebeurt met interne moffen die zondr speling in elkaar passen in de buisuiteinden, met klinken. De afdichting gebeurt met verzorgd kitten. Voor diameters van meer dan 315 mm zijn assemblages met beugels verplicht. Deze beugels hebben een lengte en een dikte die voldoende is om de perfecte aansluiting zonder vervorming van de neopreenvoeg van 4 mm dik voor samendrukking en wel op alle punten van de omtrek. Deze voegen worden bij elke verbinding geplaatst. C14.2. Kleppen C14.2.1. Handmatige regelkleppen Er worden voldoende regelinrichtingen in de buizen geplaatst om de debieten in de verschillende buisstukken in evenwicht te brengen. Ze zijn gerealiseerd met geperforeerde staalplaat. Hun aantal en plaats zijn bepaald op verantwoordelijkheid van de aannemer. Ze zijn van het type zelfregelend met oorspronkelijke kalibrering van het debiet als ze ontoegankelijk worden na plaatsing van de afwerking of voor elke andere reden. C14.3. Brandwerende kleppen (Verplichtingen van het K.B. van 19 december 1997) C14.3.1. Automatische vuurbestendige kleppen In toepassing van het KB van 19 december 1997, voldoen de kleppen aan de volgende voorschriften : C.14.3.1.1. Algemeen De vuurbestendige kleppen voldoen aan de voorschriften van het KB van 19 december 1997. De sluiting gebeurt via een systeem dat geen energie vergt. C. 14.3.1.2. Prestatie van de klep De vuurbestendige klep geplaatst in de doorvoeringen van wanden Rf 1h of meer hebben de volgende prestaties : a) na 250 opeenvolgende sluitings- en openingsbewegingen, mag een klep van dezelfde makkelijk geen beschadiging of vervorming vertonen ; b) in gesloten stand, en voor een drukverschil van 200 Pa, is de luchtlek in de normale doorgang van de lucht niet groter dan 10 m³/h per meter van de binnenomtrek ; c) de klep is bestand tegen de corrosieve atmosfeer waarin hij wordt geplaatst ; d) de goede werking van de klep vergt geen periodieke smering ; e) het klepgeheel heeft een vuurvastheid en een vlamdichtheid van 1 h volgens N.B.N. 713-020. Hij voldoet bovendien gedurende ½ h aan het thermisch isolatiecriterium ; f) de kast van de klep omvat een positieaanwijzer en een onuitwisbare pijl die de richting van de luchtcirculatie aanwijst. Een identificatieplaatje geeft inlichtingen over de binnenafmetingen van de klep, de naam van de fabrikant, het nummer en jaar van fabricage; het omvat een goed zichtbare onbederfelijke merkteken dat een brandwerend toestel aanduidt ; g) na werking, moet het mogelijk zijn dat de klep opnieuw wordt ingesteld.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
C. 14.3.1.3. Installatie van de klep - Het kader van de klep wordt in de as van de wanddikte geplaatst. De bevestiging en het vastzetten van de klep in de doorboorde wand verzekeren de stabiliteit van de klep, onafhankelijk van de beide buisstukken, ook als één van beide buisstukken verdwijnt. - Met het oog op de controle en het onderhoud van de klep, wordt een makkelijk toegankelijk luchtdicht inspectieluikje geplaatst op de kast of op de koker, in de buurt van de klep. Dit luikje heeft dezelfde brandweerstand als de leiding. - Om de plaats van de brandwerende klep makkelijk te vinden, wordt op de deur van het controleluikje of in het lokaal, loodrecht op de klep een goed zichtbaar en onbederfelijk merkteken aangebracht dat een brandwerend toestel aangeeft, met de woorden “brandwerende klep”. De aannemer past op eigen kosten, de afmetingen van de brandwerende kleppen vermeld in deze aanbestedingsdocumenten aan als de akoestische criteria en/of de luchtsnelheid dat vereist. C14.5. Soepele moffen De soepele moffen in de leidingen zijn maximaal 25 cm lang en zijn van dezelfde klasse als die van de buis waarin ze worden geplaatst. 13.
ARTIKEL C15 – EIND- OF TUSSENSTUKKEN VAN LUCHTKRINGEN
C15.1. Luchtverspreiders C15.1.1. Algemene voorwaarden betreffende de plafondopeningen binnen De luchtverspreiders worden gekozen door de aannemer in functie van de onderstaande criteria : – – – –
debieten opgenomen in de plannen, luchtsnelheid in de gebruikszone, na te leven geluidsniveau (zie hoofdstuk D, hierna), plaats van de luchtverspreiders.
Deze keuze moet ter goedkeuring worden voorgelegd aan de bouwheer en hun NCS of RALkleur moet door de architect worden bepaald (deze clausule geldt voor alle luchtverspreiders, openingen, blinden, enz...). De precieze plaats van de openingen moet ter goedkeuring worden voorgelegd aan de bouwheer voor uitvoering. Alle voorschriften van artikel C15 § 1.1 zijn van toepassing. De volgende preciseringen worden aangebracht aan punt 1 van artikel C15 § 1 van het standaardbestek 105. De principeplannen geven de plaats aan van de openingen op muren of plafonds. C15.1.2. Ventilatieopeningen met langeafstandsstraal De ventilatieopeningen zijn van het type « buis met langeafstandsstraal ».
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De openingen bestaan uit een aërodynamische blaasbuis uit één stuk, ingebouwd in een montagering aan de omtrek. Het aansluitstuk is voorzien van een rond kraagje dat de directe aansluiting op een ronde leiding mogelijk maakt. De blaasbuis en de montagering zijn van aluminium. Het aansluitstuk en het kraagje zijn van gegalvaniseerd staal. De afwerkkleur van de openingen, gerealiseerd door elektroforese, wordt aan de keuze van de leidende ambtenaar overgelaten. Alle plaatsings- en bevestigingsaccessoires zijn begrepen in de eenheidsprijzen. De precieze afmetingen van de openingen worden bepaald door de aannemer C15.1.3. Afzuigopeningen (te plaatsen op de luchtleidingen) De afzuigopeningen worden direct op de ronde luchtleidingen van geëmailleerd staal geplaatst. De openingen bestaan uit een rechthoekig kader en een frontaal rooster met verticale ribben. Elke opening is voorzien van een klep met vooraf ingesteld debiet, van gegalvaniseerde staalplaat, geperforeerd, in de aansluitbuis geplaatst. De uiteindelijke instelling gebeurt door rotatie van de centrale schijf. Een soepele dichting verzekert de afdichting tussen de opening en de leiding. C15.1.4. Zwellende afzuigopeningen De afzuigopeningen in de plafond van de kantore zijn van het type « brandwerende klep » Rf 1h. De uitvoering is de volgende : - 2 metalen buizen met thermische onderbreking, - een zwellend brandwerend rooster geassembleerd met een onontvlambaar silicone, C15.1.4. Sanitaire afzuigopeningen De sanitaire afzuigopeningen zijn van het type “met ventiel” gerealiseerd in geëmailleerd staal, kleur naar keuze van de architect. De openingen laten niet toe dat de gebruiker van het lokaal het luchtdebiet regelt. C15.1.5. Transferroosters De transferroosters bestaan uit een kader en horizontale lamellen met ribben van het ”onzichtbare” type. Ze worden gerealiseerd in geanodiseerd aluminium. Een voorzetkader verzekert de afwerking van de zijde tegenover de wand. De bevestiging gebeurt met zichtbare schroeven. De kleur van de openingen wordt bepaald door de directie der werken. Alle plaatsings- en bevestigingsaccessoires zijn begrepen in de eenheidsprijzen.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
C15.2. Dozen met variabel luchtdebiet (VAV) C15.2.1. Algemeen De norm NBN D 16-001 is van toepassing, behalve toevoegingen of afwijkingen gepreciseerd in dit bestek. De aansluitstukken zijn begrepen in de kostprijs van de dozen. De opdrachtnemer moet de VAV-dozen kiezen op basis van de beschikbare druk en de opgelegde geluidsniveaus in dit bijzonder bestek. Er wordt geen supplement toegestaan voor bijkomende akoestische behandelingen (flexibele, geluiddempers, ...) of de noodzaak om de VAV-dozen te ontdubbelen. De technische fiches moeten de geluidsniveaus van elke doos preciseren (toevoer en afvoer) en de opdrachtnemer moet de resulterende akoestische kring in elk van de lokalen berekenen. Deze berekeningen worden opgesteld op basis van de debieten gepreciseerd op de principeplannen. Als in eenzelfde lokaal of zone één of meer VAV-dozen voorzien zijn, worden deze dozen bestuurd door dezelfde regeling. C15.2.2. Technische voorschriften De VAV-dozen moeten voldoen aan de volgende voorwaarden : • in staat zijn om de gevraagde luchtdebieten te regelen en te controleren in functie van de beschikbare druk in de luchtverdeelkring en rekening houdend met de opgelegde akoestische omstandigheden. • De dozen moeten een variatie van het debiet mogelijk maken in een bereik van 20 à 100 % van het debiet vermeld op de principeplannen. • De luchtlek van de kast mag niet meer bedragen dan 2% van het gekozen debiet van het toestel voor een druk van 1500 Pa. • De bouw van de dozen moet voldoen aan de afwerkklasse 100 volgens de standaard US 209 F. • De kast moet gebouwd worden in een materiaal dat bestand is tegen corrosie door vochtige lucht. • De regelinrichtingen en toegangsdeksels tot de regelorganen moeten toegankelijk blijven eens de doos geplaatst. • De interne bekledingen voor akoestische absorptie en thermische isolatie moeten zo worden bevestigd dat ze niet kunnen loskomen door de luchtturbulentie en de trillingen en hun oppervlak dat in contact staat met de lucht moet bestand zijn tegen erosie tot luchtsnelheden van 20m/s. De materialen van deze bekledingen moeten onontvlambaar zijn of minstens vuurvertragend (categorie M0 of M1). • De ophang en bevestigingsmiddelen van de dozen moeten zo ontworpen worden dat elke trilling uitgesloten is en dat men de doos kan zetten zonder de buisstukken te moeten demonteren, noch het toestel door de niet demonteerbare halsringen te moeten schuiven. • De opdrachtnemer moet akoestische isolatie voorzien buiten de kast en alle inrichtingen voor geluidsabsorptie stroomafwaarts van de kast, om te voldoen aan de
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
opgelegde akoestische voorwaarden in dit bijzonder bestek, zowel in de lokalen die door de dozen worden bediend als in de lokalen waar de dozen zijn aangebracht. C15.2.3. Samenstelling van de VAV-dozen C15.2.3.1. Doos met variabel debiet : toevoerkring De dozen bestaan uit een kast van gegalvaniseerd staal. De kast is bekleed met een akoestische kap bestaande uit een thermische en een geluidsisolatie (minerale wol) en een buitenbekleding van gegalvaniseerde staalplaat. De kast omvat : • een aansluitingsring met regelklep voor de hermetische sluiting volgens DIN 1946 deel 4, • een differentiële druksensor, • een ontspanningskamer in de vorm van een pijp, bekleed met een thermische en geluidsisolatie (minerale wol) met een doek van glaswol. Dat doek vormt een codendensatiewerende barrière. • een batterij voor herverwarming van koperen buizen en aluminium ribben, • de ingebouwde geluiddemper met geluidsisolatie, • een aansluitkader van gegalvaniseerd staal. De servomotor en het koppelsysteem zijn buiten de kast gesitueerd. Elke kast is uitgerust met : • • •
een elektrische servomotor, een klep bediend door de servomotor, een deksel.
C15.2.3.2. Doos met variabel debiet : afvoerkring De dozen gebruikt op de afvoerkringen zijn van hetzelfde model als die gebruikt voor de toevoerkringen. C15.2.4. Werkingsprincipe van de VAV-dozen Er worden 2 werkingswijzen beoogd. C15.2.4.1. het geval van dozen om een constant luchtdebiet te behouden De controle van het luchtdebiet van de VAV-doos gebeurt elektronisch. Het luchtdebiet blijft behouden ten opzichte van de schommelingen van de statische druk van het net stroomopwaarts met behulp van een drukregelaar. Een debietmeetsonde maakt de regeling van een minimum/maximumdebiet mogelijk. De volledige sluiting van de klep van de VAV-doos vanaf een plaatselijke bediening is mogelijk. Het minimumdebiet is ingesteld op 20% van het berekende debiet. Alle regeluitrustingen zijn in het verlaagd plafond geïnstalleerd, nabij de VAVdozen. De drukregelaar is voorzien om te worden geïntegreerd in een gecentraliseerd bedieningssysteem verbonden met bus en compatibel met het GTC-systeem.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De elektrische voeding van de regelaars komen van het elektriciteitsbord van de GP-GE die de VAV-dozen bedienen. C15.2.4.2. Geval van de dozen om de kamertemperatuur te meten door schommelingen in het luchtdebiet De temperatuurregeling en de controle van het luchtdebiet gebeuren elektronisch. De kamerthermostaat controleert de luchtdebieten die worden toegevoerd of onttrokken in de zone die wordt bediend door de VAV-doos/dozen via de temperatuurregelaar en de gemotoriseerde klep/pen. Een regelaar maakt een parallelle aansluiting van de VAV-dozen mogelijk. De ingestelde waarde is regelbaar vanaf de GTC. De kamerthermostaat is uitgerust met een potentiometer voor regeling van het meetbereik. De controle van het luchtdebiet is identiek aan de voorgaande beschrijving, net als alle andere voorschriften. C15.2.5. Controle van de prestaties De volgende prestaties van de VAV-dozen worden gecontroleerd door proeven : -
de grens van de reële werking van het toestel (debietgrenzen) ; de efficiëntie van het regelorgaan ; de controle van de drukvallen en luchtlekken ; de akoestische omstandigheden.
De eenheden die geen voldoening geven tijdens de proeven worden geweigerd. In dat geval moet de inschrijver van type veranderen of eventueel van concept, zonder prijswijziging. De proeven worden uitgevoerd in twee fasen : 1° Preliminaire proeven in een proefcentrum dat daartoe is uitgerust, op kosten van de installateur, om de directie der werken volledig tevreden te stellen. 2° Na plaatsing en afwerking van de installatie wordt de luchtverdeling gecontroleerd ter plaatse door en op kosten van de installateur. Deze proef is beslissend voor de oplevering of weigering van de installatie. 14.
ARTIKEL C16 – LUCHTFILTERS
Deze tekst annuleert en vervangt artikel C16 van het standaardbestek 105 van 1990 (centrale verwarming, ventilatie en luchtbehandeling) van de Regie der Gebouwen. C16.1. Toepassingsgebied Deze verplichtingen zijn van toepassing op vaste mechanische filters die deeltjes aanwezig in de lucht tegenhouden door één of meer mechanische effecten zoals zeven, inertie, opvangen, diffusie, enz... Ze hebben geen betrekking op automatische rolbandfilters, noch op elektrostatische filters, noch op filters die de damp van vetten of olie scheiden, noch op actieve koolfilters. C16.2. Terminologie
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Voorafgaande opmerking : als in deze tekst naar een Belgische norm wordt verwezen, moet altijd de laatst geregistreerde uitgave van de norm bedoeld. Tenzij anders bepaald zijn de terminologie en de symbolen gebruikt in deze tekst : − voor luchtfilters van algemene ventilatie, die va de norm N.B.N. EN 779, − voor luchtfilters met zeer hoge efficiëntie en de luchtfilters met zeer lage penetratie, die van de norm N.B.N. EN 1822. Onder « filter » of « volledige filter » wordt het geheel bedoeld omvattende de wapening permanent bevestigd in de installatie en het vervangbare deel van de filter. Onder « filterelement » wordt het deel van de filter begrepen dat een filterend medium bevat (of een filterende materie) en een onlosmakelijke steun (vast filterelement zoals zak, compacte filter of paneel). Een filterelement kan : − zelf het vervangbare deel van de filter vormen : een unieke zak van een zakkenfilter, een compacte filter zijn, − een onderdeel van het vervangbare deel van de filter : zak van een zakkenfilter die er meerdere bevat, − noch het vervangbare deel van de filter noch een onderdeel ervan zijn : paneel van een tweevlaksfilter. Het « gebruiksdebiet » van een filter, waarvan sprake in deze tekst en in het bijzonder bestek, is het debiet bestemd om door de filter in de installatie te stromen daar waar die moet worden geplaatst. C16.3. Classificatie van de filters De filters worden in groepen en klassen geklasseerd naargelang hun filterprestaties. Men onderscheidt de volgende groepen : − − − −
Groep G : filters voor grof stof. Groep F : filters voor fijn stof. Groep H : HEPA-filters (zeer grote efficiëntie). Groep U : ULPA-filters (zeer lage penetratie).
In elke groep zijn er meerdere klassen. Deze klassen worden hieronder gedetailleerd. C16.3.1. Groepen G en F De volgende tabel bepaalt de verschillende klassen voor luchtfilters voor algemene ventilatie. De proeven met het oog op het vaststellen van de klasse voor een G- of F-filter worden gerealiseerd volgens de norm N.B.N. EN 779. F il t e r
Filt erk las se
Uit ein del ijk dru
Oors pron kelij k rend
Gemidd eld gravimet risch rendeme
Gemiddel d rendemen t bij de taak
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
g r o e p
kv erli es (*)
G r o f ( G )
G1 G2 G3 G4
F ij n ( F )
F5 F6 F7 F8 F9
eme nt bij de taak EA (%) EA < 20
25 0 Pa 25 0 Pa 25 0 Pa 25 0 Pa 45 0 Pa 45 0 Pa 45 0 Pa 45 0 Pa 45 0 Pa
20 ≤ EA < 98
nt Am (%)
Em (%)
Am < 65 65 ≤ Am < 80 80 ≤ Am < 90 90 ≤ Am
-
-
40 ≤ Em < 60 60 ≤ Em < 80 80 ≤ Em < 90 90 ≤ Em < 95 95 ≤ Em
(*) het uiteindelijk drukverlies hier gedefinieerd is het maximale uiteindelijk drukverlies bij de proef van de filter. Het bepaalt het einde van de proef in het geval waarin geen van de grensvoorwaarden uitgelegd in punt 6.5.1.4. van de norm N.B.N. EN 779 werd gehaald. C16.3.2. Groepen H en U De luchtfilters met zeer grote efficiëntie (HEPA-filters, groep H) en zeer lage penetratie (ULPA-filters, groep U) worden geklasseerd volgens de norm N.B.N. EN 1822. De onderstaande tabel geeft de verschillende klassen weer in functie van de resultaten van de proeven beschreven in de vooraf genoemde norm : Fi lte rgr oe p
Filt erkla sse
Globale waarde
Plaatselijke waarde
effi
effici
(1)
penet
(1)
penetr
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
H E P A (H )
H1 0 H1 1 H1 2 H1 3 H1 4
U L P A (U )
U1 5 U1 6 U1 7
ciën tie E (%) – 85 – 95 – 99.5 – 99.9 5 – 99.9 95 99.9 99 5 99.9 99 95 99.9 99 995
ratie P (%)
ëntie E (%)
atie P (%)
15 5 0.5 0.05 0.00 5
99.75 99.97 5
0.25 0.025
0.000 5 0.000 05 0.000 005
99.99 75 99.99 9 75 99.99 99
0.002 5 0.000 25 0.000 1
(1) De proeven worden gerealiseerd met een aërosol waarvan de gemiddelde diameter der deeltjes moet, voor het geteste filterende medium, overeenstemmen met de afmeting van de deeltjes waarvoor de penetratie het hoogst is (MPPS). C16.4. Proeven C16.4.1. Laboratoriumproeven C16.4.1.1. Algemeen De laboratoriumproeven worden uitgevoerd door een erkend organisme, onafhankelijk van de fabrikanten en invoerders van filters. De processen-verbaal van de laboratoriumproeven moeten aan het bestuur worden overhandigd vooraleer de filters op de bouwplaats worden geleverd. Bovendien draagt het filterkader van groepen H en U het serienummer van de filter, het proefdebiet en de klasse volgens N.B.N. EN 1822. Het proefdebiet van de voorgestelde filter moet zo zijn dat het gebruiksdebiet is begrepen tussen 80 en 120 % van het proefdebiet (tussen 70 en 120 % voor de H- en U-filters). C16.4.1.2. Filters van de groepen G en F Voor de filters van de groepen G en F levert de aannemer het proces-verbaal van de proef volgens N.B.N. EN 779 van een filter die identiek is aan die die men voorstelt om te plaatsen. Dat proces-verbaal moet de klasse van de geteste filter vermelden. Paneelfilters en tweevlaksfilters
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Als de te installeren filter bestaat uit identieke delen, waarvan elk een onderdeel vormt van de complete filter, volstaat een proces-verbaal van proef met betrekking tot een onderdeel. Zakkenfilters en compacte filters Als de te installeren filter bestaat uit onderdelen die allemaal behoren tot dezelfde familie, volstaat een proces-verbaal van proef voor een representatieve filter van die familie. Onder « familie » van zakkenfilters (of compacte filters) wordt een geheel van filters begrepen : − waarvan de filterende media van dezelfde aard zijn − waarvan de diepte van de zakken (of de diepte van het filterend element) identiek is − waarvoor de verhouding r van het aantal zakken (of het aantal elementen) aan de frontale breedte gelijk is Een afwijking van 5% is toegestaan ten opzichte van de r-waarde van de geteste filter. C16.4.1.3. Filters van de groepen H en U Voor de filters van groepen H en U levert de aannemer het proces-verbaal van de rendementsproef van de filter die hij voorstelt te installeren volgens N.B.N. EN 1822. Dit proces verbaal omvat de volgende aanduidingen : het serienummer van de filter, de spectrale efficiëntiecurve van het filterend medium, met inbegrip van de gegevens met betrekking tot de minimale efficiëntie, het drukverlies op het vlak filterend medium bij nominale snelheid, de plaatselijke en globale efficiëntie van de filter en het drukverlies van de filter bij nominaal debiet. Uiteraard wordt de individueel te installeren filter getest, en niet een filter van hetzelfde merk en hetzelfde type Proeven ter plaatse Voor de filters van de groepen H en U gaat het bestuur ter plaatse meteen na de eerste voorlopige oplevering van de installatie over tot een plaatselijke efficiëntieproef (controle op lekken) volgens N.B.N. EN 1822. De gebruikte aërosol kan polydispers zijn (bijvoorbeeld koud gegenereerde DOP). C16.5. Werkingskenmerken Het bijzonder bestek preciseert de groep en de klasse van de filter evenals het gebruiksdebiet. Het vermeldt eventueel de concentratie van stof in de buitenlucht. De toevoerplafonds voor de operatiezalen worden uitgerust met filters van klasse U95 (97 % tot 98 % DOP 0,3U). C16.5.1. Drukverlies van de filter Met het oog op energiebesparing mogen het oorspronkelijk drukverlies ∆pi en het uiteindelijke drukverlies ∆pf van de filter in gebruik de waarden van onderstaande tabel niet overschrijden : Filterklasse
Maximaal oorspronkelijk
Maximaal uiteindelijk drukverlies bij het
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
G1, G2 G3, G4 F5 F6 F7 F8, F9 H10 tot H14 U15 tot U17
drukverlies bij het gebruiksdebiet ∆pi, max (Pa) 40 50 80 90 120 150 250 250
gebruiksdebiet ∆pf, max (Pa) ∆pi + 100 Pa ∆pi + 150 Pa 2 * ∆pi
Het uiteindelijk drukverlies bepaalt de vervanging van de filter. Een differentiële drukmeter kan op elk ogenblik het drukverlies van de filter lezen. De drukafname moet zoveel mogelijk plaatselijk gebeuren in zones waar de luchtstroom uniform is. Als het drukverlies gekozen voor de vervanging van de filterende elementen is bereikt, gaat een rood lampje branden op de filter en het elektriciteitsbord waarvan hij afhangt. Het drukverlies van de filter dat in beschouwing wordt genomen voor de maatvoering van de GP is het maximale uiteindelijke drukverlies bij het gebruiksdebiet (zie tabel hoger). Opmerking : Als voor een H- of U-filter het proces-verbaal van de proef het oorspronkelijk drukverlies bij het gebruiksdebiet niet vermeldt, wordt dat bepaald door aan te nemen dat het oorspronkelijk drukverlies lineair varieert in functie van het debiet. C16.5.2. Levensduur van de filter De dempcapaciteit van de filters uit groep G is minstens gelijk aan 120 g per 1000 m³/h van het gebruiksdebiet. Voor de filters van groep F is het ontwikkeld oppervlak van het filterend medium minstens gelijk aan de volgende waarden, uitgedrukt in m² per 1000 m³/h gebruiksdebiet : Filterklasse
F5 F6 F7 F8 en F9 met voorfilter F7
Minimaal ontwikkeld oppervlak van filterend medium per 1000 m³/h (m²) Stofconcentratie in de Stofconcentratie in de buitenlucht ≤ 0,1 mg/m³ buitenlucht > 0,1 mg/m³ 1,45 2 1,65 2,4 1,85 2,8 2,4 3,8
Opmerkingen − Het beschouwd oppervlak is het netto oppervlak van het medium dat plat op een horizontale harde steun wordt gelegd, zonder dat het medium werd uitgebreid.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
− Voor de berekening van dit netto oppervlak wordt rekening gehouden met de verkleining van het nuttig oppervlak omwille van de omtrek en het kader van de zakkenfilters. − Als het bijzonder bestek de stofconcentratie in de buitenlucht niet vermeldt, zijn de waarden die moeten worden beschouwd die opgenomen in de eerste kolom van de tabel (concentratie ≤ 0,1 mg/m³). − Omwille van hun zwakkere dichtingscapaciteit moeten voor de compacte filters de minimale oppervlakken vermeld in de bovenstaande tabel worden verdubbeld. C16.6. Technische voorwaarden De filters moeten ontworpen of gemerkt worden zodat ze niet foutief kunnen worden gemonteerd. De filters moeten hun normale werking vervullen en magen niet vervormen, noch roesten als ze aan de volgende belastingen worden blootgesteld : − willekeurige constante temperatuur tussen -10°C en 70°C voor een relatieve vochtigheid van 10% . − willekeurige constante relatieve vochtigheid tussen 0 en 100 % bij 25°C (tussen 0 en 75 % voor filters van de groepen H en U), − differentiële druk gelijk aan 1,25 keer het uiteindelijk drukverlies. De materialen waarvan de filters zijn gemaakt zijn niet bros, onbederfelijk en waterafstotend. De brandreactie van deze materialen is zo dat ze A2 geklasseerd zijn volgens het K.B. van 1997-12-19. De vaste kaders van de filters hebben de volgende uiterste frontale afmetingen (breedte x hoogte) : 610 mm x 610 mm, of 610 mm x 910 mm, of 508 mm x 610 mm, of 508 mm x 910 mm, of 305 mm x 610 mm, of 305 mm x 910 mm, de toegestane afwijking aan elke zijde bedraagt ± 1 mm. De filterende media zijn droog, met andere woorden, het weerhouden van partikels wordt verzekerd zonder gebruik van een bevochtiger, ongeacht die bij de fabricage of tijdens het gebruik wordt aangebracht. Als omwille van fabricagetechnische redenen het medium van de filter is geperforeerd, worden die perforaties zodanig gedicht dat ze gedurende het hele leven van het filterend element geen ongefilterde lucht doorlaat. De filters worden geplaatst in kasten of waterdichte kamers met inspectietoegang, waarvan de afmetingen en plaatsen zo zijn dat de toegang tot de filterende elementen en de verwijdering en plaatsing ervan makkelijk zijn. Een adequate inrichting maakt de vervanging van filterende elementen onmogelijk zonder dat de luchtstroom wordt gestopt. De levering van een filter omvat een volledig herladen van het geheel van filterende elementen.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De filters bestaan uit vaste filterende elementen (panelen, tweevlakken, zakken, ...) gemonteerd in een harde wapening. De elementen worden gemonteerd in de wapening met dichtingen en bevestigingsinrichtingen, zodat ze geen lekken ongefilterde lucht doorlaten en de vervanging van de filterende elementen makkelijk blijft. In de panelen, tweevlakken, ..., wordt het filterend medium ten minste aan de zijde stroomafwaarts gesteund door een element dat de vervorming onder druk voorkomt. De zakkenfilters mogen niet worden vervormd onder invloed van de luchtdoorgang, zodat naast elkaar gelegen zakken elkaar zouden raken, waardoor het effectief filterend vermogen zou afnemen. De zakken worden verticaal geplaatst. De montage en demontage van de zakkenfilters moet gebeuren aan de kant van de vervuilde lucht of lateraal (sleden). Het gebruik van sleden is verboden voor filters van gelijke of hogere klasse dan F8. De bevestiging van de zakkenfilters aan de kant van de schone lucht is verboden. De filterelementen van aggregaten H en U worden meteen voor de eerste voorlopige oplevering gemonteerd, in aanwezigheid van de afgevaardigde van het bestuur. 15.
ARTIKEL C17 – WARMTEWISSELAAR
Te voorzien als optie. C17.1. Algemeen Als optie is voorzien om de ventilatieaggregaat GP/GE1 te voorzien van een warmtewisselaar met wiel. C17.2. Prestaties Het rendement van het energieherwinningssysteem wordt berekend in verhouding met de energiehoeveelheid vervoerd naar de buitenlucht bij maximale hoeveelheid die kan worden getransfereerd, rekening houdend met de energiehoeveelheid noodzakelijk voor de luchtdoorgang door het systeem (drukverlies).
η=
( tp − tae) G ae ( tar − tae) µ ι ν( G ae, G an) + τ m
tp = temperatuur buitenlucht na het energieherwinningssysteem tae = temperatuur van de buitenlucht tar = luchttemperatuur aan de ingang van de warmtewisselaar (temperatuur van de teruggenomen lucht) Gae = volumedebiet van de buitenlucht (m³/s) Gar = volumedebiet van de teruggenomen lucht (m³/s) Gan = volumedebiet verse lucht min (Gae, Gan) = de kleinste van beide waarden τm = energie verbruikt door de warmtewisselaar De te behalen prestaties zijn de volgende :
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Herwinningssysteem
Efficiëntiegr aad 0, 8
Roterende warmtewisselaar met regeneratie
Maximaal drukverlies 50 Pa
De prestatieproeven moeten conform de proefmethoden gebeuren voorzien in de norm EN 13053 (klasse H1). De efficiëntiegraad wordt bepaald voor alle omgevingsomstandigheden in de onderstaande tabel. De keuze van de kenmerken van de warmtewisselaars wordt afgestemd op het meest ongunstige geval. Omgevingsvoorwaarden warmtewisselaars Omgeving
voor
de
berekeningen
van
de
efficiëntiegraad
Buiten
Temperatuu r -8°C +5°C +30°C
Relatieve vochtigheid 90 % 80 % 50 %
Binnen
+20°C
40 %
van
de
C17.3. Roterende warmtewisselaar met regeneratie De sectie van de herwinning bestaat uit een warmtewisselaar met regeneratie zodat de voelbare warmte en de latente warmte onttrokken uit de lucht kan worden herwonnen. De rotor bestaat uit een honingraatstructuur die de lucht in één richting in de media laat stromen. Die media bestaat uit een aluminiumlegering bekleed met een corrosiebestendige anorganische bekleding. De afdichting van de rotor wordt verzekerd door radiale en omtrekdichtingen. Er is een reinigings- of aflaatsector voorzien met een sectie van ongeveer 10% van die van de warmtewisselaar. De schikking van de luchtstromen moet de automatische reiniging van de rotorkanalen verzekeren. Bovendien zijn de luchtstromen zo geschikt dat het lekdebiet van verse lucht naar de afgevoerde lucht wordt geleid. De rotor wordt gemonteerd op continu gesmeerde kogellagers. Het wiel wordt aangedreven door een motor met riemoverbrenging met inrichting om de spanning te regelen. Er is voorzien dat de aandrijfmotor kan werken tegen zeer lage rotatiesnelheid. Het wordt bestuurd door een snelheidsregelaar.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De regeluitrustingen zijn voorzien, geleverd en in gebruik genomen door de fabrikant van de centrales. Deze uitrustingen hebben de volgende functies : −progressieve start. −doorlopende regeling rotatiesnelheid van het wiel in functie van de temperatuur en/of de enthalpie van de lucht, −automatische bestelling van de reiniging, −genereren van een alarm voor gematigde oververhitting, sorteren van riemen, spanningsval, ..., Stroomop- en –afwaarts van de warmtewisselaar is een F7-filter voorzien. De herwinningssectie is voorzien van een roestvrij stalen opvangbak voor condens. De afvoer van het condens gebeurt via een sifon met waterslot aangepast aan de druk. Stroomop- en –afwaarts van de warmtewisselaar zijn druk- en temperatuurmetingen voorzien. De sectie van de herwinning moet aan 4 zijden toegankelijk zijn. De warmtewisselaar is uitgerust met een druppelscheider bestaande uit polypropeenlamellen gemonteerd in een aluminium kader, geplaatst op de sleden van roestvrij staal. 16.
ARTIKEL C21 – AUTOMATISCHE REGELING
C21.1. Sondes C21.1.1. Algemeen Het regelmateriaal is van het type DDC voor de primaire uitrustingen en voor de eindregeling. De programmering van de programmeerbare automaten, de realisatie van de schema’s en de communicatie-interfaces moeten in overeenstemming daarmee gebeuren. De verbindingen tussen de sondes en de meet en controleorganen enerzijds en de regelingen of digitale regelmodules worden als indicatie gegeven en symboliseren de fysische verbindingen. Ze moeten aangepast worden in functie van het door de aannemer voorgestelde materiaal dat werd gekozen door de bouwheer. De kenmerken (relatie gemeten grootte – signaal doorgegeven aan de regulator van een sonde) is bijna lineair binnen het gebruikte bereik. Elke sonde moet op een plaats worden geplaatst waar het medium homogeen is en waar de gemeten waarde van het gecontroleerde milieu representatief is. De plaats van de binnen- en buitensondes moet ter goedkeuring worden voorgelegd aan de bouwheer voor uitvoering. C21.1.2. Sondes in de buizen De sondes zijn van het dompeltype. Het gevoelige deel van de sondes moet volledig in het fluïdum gedompeld zijn. De plaatsingswijze is zo dat de sondes kunnen vervangen worden, ook als de leidingen onder druk blijven. Als ze onderworpen zijn aan de druk van de niet-vaste stof moeten de sondes
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
en hun accessoires zoals het vingerreservoir, de kanen, enz... bestand zijn tegen de maximale dienstdruk van de leiding. De sondes en hun accessoires storen de stroming in de leidingen niet gevoelig. Progressieve verbredingen van de leidingen worden gerealiseerd indien nodig voor de plaatsing van sondes zonder vermindering van de theoretische doorgangsecties voor de niet-vaste stof en met een penetratiediepte die overeenstemt met de kenmerken van het materiaal. C21.1.3. Sondes in de lokalen De sondes in de lokalen worden op rustige en verluchte zones geplaatst, zo ver mogelijk verwijderd van warmtebronnen, op ongeveer 1,5 m van de vloer op een binnenmuur. C21.1.4. Buitensondes De buitensondes mogen enkel bestaan uit roestvrije elementen of elementen die roestvrij zijn gemaakt door een adequaat procédé. De buitensondes worden op een gevel geplaatst in de nabijheid van het dak, maar niet boven ramen, verlichtingsroosters, enz... en voldoende ver verwijderd van andere warmtebronnen zoals schoorstenen, bijvoorbeeld. De sonde moet toegankelijk zijn vanuit het gebouw (bijv. via een raam) zonder gebruik van ladders of gelijkaardige hulpmiddelen. De sonde wordt geplaatst op de gevel van de zone die wordt bediend door de kring of het aggregaat waarop de sonde betrekking heeft; in het geval dat meerdere gevels worden bediend door een kring of aggregaat, kiest men de gevel met de meest ongunstige ligging. C21.1.5. Thermostaten De veiligheidsthermostaten (zowel voor water als voor lucht) zijn zo ontworpen dat hun regeling enkel kan gebeuren met behulp van een hulpstuk. Ze zijn van het type positieve veiligheid. Dat betekent dat het veiligheidsproces dat in normale werkingsomstandigheden van de regelaar resulteert in een bepaalde waarde van het uitgangssignaal, wordt ingeschakeld bij defect of vernietiging van een orgaan van de regelaar, in geval van abnormale toestand van de motorvloeistof of de elektriciteit of in geval er geen inkomsignaal is. Het verschil tussen het aanbevolen punt en het effectieve werkingspunt is niet groter dan 2,5 °C meer of minder voor de in het water geplaatste thermostaten en niet meer dan 1°C meer of minder voor in de lucht geplaatste thermostaten. De bedieningsthermostaten worden geregeld zonder hulpmiddelen. C21.3. Regelaars C21.3.1. Algemeen Het geheel van de thermische ventilatie-installatie wordt geplaatst onder de besturing van één regeling die voldoet aan de hierna beschreven programma’s. C21.3.2. Toepassingsprogramma’s
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
C21.3.2.1. Algemene programma’s C21.3.2.1.1. Regeling in functie van de buitentemperatuur Deze regeling verzekert een uitgangswaarde omgekeerd evenredig met het ingangssignaal dat de buitentemperatuur vertegenwoordigt. De relatie tussen de twee is lineair en regelbaar en wordt “verwarmingscurve” genoemd. Het is mogelijk om drie verschillende curven te programmeren (voor dagregime, nachtregime en versneld regime). C21.3.2.1.2. Uurprogramma Dit programma geeft andere programma’s de periodes door waarin de lokalen gebruikt worden. De gebruiksperiode wordt als volgt gedefinieerd : voor elk uur van de week is het beginuur en einduur van de gebruiksduur opgegeven; de dagen zonder gebruik worden als zodanig aangegeven. Het zo gedefinieerd programma wordt wekelijks herhaald. Het is ook mogelijk om afwijkingen vast te leggen voor één of meer welomschreven dagen : eens deze dagen voorbij, wordt opnieuw het normale programma gevolgd. Bovendien kan voor een jaar drie bijkomende maanden zonder gebruik worden opgegeven. C21.3.2.1.3. Optimaliseringsprogramma Het optimaliseringsprogramma waakt erover dat de thermische installaties steeds werken volgens het regime dat optimaal is aangepast aan de behoeften. Het programma beschikt over vier regimes : – normaal regime : dat is va toepassing gedurende het grootste deel van de periode waarin het gebruikt wordt, – nachtregime : idem, buiten de gebruiksperiode, – veiligheidsregime : dit regime heeft als doel te vermijden dat tijdens het nachtregime de weersomstandigheden bepaalde limieten in de lokalen overschrijden, – versneld regime : iets voor aanvang van de gebruiksperiode wordt het versneld regime ingeschakeld om de vereiste klimatologische omstandigheden te verkrijgen bij anavang van de gebruiksperiode. Opmerkingen: – In bepaalde gevallen kunnen twee regimes samenvallen. – De “weersomstandigheden” hangen af van het type thermische installatie; voor de verwarming betreft het de minimale temperatuur. De minimale temperatuur hangt ook af van de buitentemperatuur. De schakeling tussen de verschillende regimes wordt als volgt bepaald : - Normale omschakeling naar nacht : Deze omschakeling vindt plaats iets voor het einde van de gebruiksperiode, zo vroeg mogelijk, maar zo dat aan het einde van deze periode de klimaatomstandigheden in de lokalen de instelbare grenswaarden niet overschrijden; de tijdsinterval tussen deze
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
schakeling en het einde van de gebruiksperiode heeft instelbare minimale en maximale grenzen. - Omschakeling nacht naar veiligheid : Deze omschakeling heeft plaats als de klimaatomstandigheden in de lokalen de instelbare grenzen overschrijden; als de klimaatomstandigheden voldoende terugkomen binnen de grenzen, schakelt men terug naar nachtregime. - Omschakeling nacht naar versneld : Deze omschakeling vindt plaats iets voor het begin van de gebruiksperiode, zo laat mogelijk, maar zo dat aan het begin van deze periode de klimaatomstandigheden in de lokalen de instelbare grenswaarden niet overschrijden; de tijdsinterval tussen deze schakeling en het begin van de gebruiksperiode heeft instelbare minimale en maximale grenzen. - Omschakeling versneld naar normaal : Deze omschakeling heeft plaats zodra de gebruiksperiode begint of als de gewenste klimaatomstandigheden zijn bereikt ; een combinatie van deze twee voorwaarden moet ook mogelijk zijn. De schakelmomenten tussen nacht en versneld regime worden berekend met behulp van de binnen- en buitentemperaturen, de instelbare grenswaarden voor de klimaatomstandigheden, de eigenschappen van het gebouw en de installatie. C21.3.2.1.4. Bediening van de pompen Alle pompen en alle circulatiepompen worden minstens elke 24 uur gedurende enkele minuten gestart, om vastlopen te vermijden. Voor alle pompen en alle circulatiepompen bediend in relatie met andere elementen (zoals branders of driewegskranen), is een instelbare naloop bij stop voorzien. C21.4. Schema’s en beschrijving van de werking in detail per geheel ((H) = Hardware en (S) = Software) C21.4.1. Thermische centrale voor warm verwarmingswater C21.4.1.1. Functie De thermische centrale zorgt voor de behoefte aan verwarmingswater voor heel het gebouw. De centrale bestaat uit een ketel met een eenheidsvermogen van 37 kW. C21.4.1.2. Samenstelling / materiaal De thermische centrale is als volgt samengesteld : −
1 condensatieketel voorzien van een modulerende gasbrander,
−
voor de verwarmingsketel :
•
1 pressostaat voor gebrek aan water,
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
• • • • • •
1 controller voor het debiet van verwarmingswater, 1 temperatuursonde voor het verwarmingswater, 1 temperatuursonde aan de aansluiting op de hoofdbuis, 1 differentiële druksonde voor het verwarmingswater, 1 temperatuurregelaar, 1 circulatiepomp (ingebouwd in de ketel).
C21.4.1.3. Regeling De temperatuur van het verwarmingswater blijft constant behouden gedurende de hele gebruiksperiode (regime 70/50°C programmeerbaar in functie van de buitentemperatuur). Als er geen vraag is naar verwarmingswater, stopt de ketel. Als er vraag is naar verwarmingswater, start de brander zo rustig mogelijk en wordt de circulatiepomp van de verwarmingsketel in werking gesteld. Als de behoeften toenemen, wordt het vermogen van de brander aangepast. Als de buitensonde een temperatuur meet die de aanbevolen temperatuur overschrijdt, gebeurt de stopzetting van de warmtegenerator volgens de volgende sequentie : stoppen van de brander, de circulatiepomp blijft werken gedurende een instelbare periode, na stoppen van de pomp.
− − −
C21.4.1.4. Veiligheid De veiligheidsfuncties worden verzekerd door elektrische verbinding (H), met software (s) of een combinatie van beide (H+S). Een van de hierna beschreven acties leidt tot de stopzetting van de verwarmingsketel. C21.4.1.4.1. Watergebrek In geval er water ontbreekt, stuurt de druksonde een alarmsignaal naar het elektriciteitsbord. C21.4.1.4.2. Afwezigheid van circulatie In geval er geen circulatie is, stuurt de circulatiecontroller een alarmsignaal naar het elektriciteitsbord. C21.4.1.4.3. Oververhitting De thermostaat die de bovengrens van de ketel controleert, stuurt een alarmsignaal naar het elektriciteitsbord. C21.4.2. Hoofdbuis voor de distributie C21.4.2.1. Functie De hoofdbuis voor de distributie verzekert de verdeling en toevoer van verwarmingswater naar de verschillende kringen.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
C21.4.2.2. Samenstelling / materiaal 1 temperatuursonde voor water aan de vertrekleiding, 1 temperatuursonde voor water aan de retourleiding, 1 druksonde op de hoofdbuis geplaatst, 1 circulatiesonde (FS).
− − − −
C21.4.2.3. Veiligheid C21.4.2.3.1. Afwezigheid van circulatie In geval er geen circulatie is, stuurt de circulatiecontroller een alarmsignaal naar het elektriciteitsbord. C21.4.3. Productie van sanitair warm water C21.4.3.1. Functie Verzekert de productie van sanitair warm water (zon en ondersteunend). C21.4.3.2. Samenstelling / materiaal Een doorstroomgasboiler, Een pressostaat voor gebrek aan water, Een controller voor het waterdebiet, Een temperatuursonde aan de vertrekleiding, Een temperatuurregelaar, Een circulatiepomp.
− − − − − −
C21.4.3.3. Regeling De vertrektemperatuur van het sanitair warm water is vast (programmeerbaar). Het is niet hoger dan 65°C. Bij de opening van een warmwaterkraan detecteert een hydraulisch wiel het aftappen van water. De driewegsklep wordt dan in sanitaire stand d gezet en de brander slaat aan. Er wordt een vergelijking gemaakt tussen de vertrektemperatuur en de geprogrammeerde aftaptemperatuur. Het elektronisch systeem leidt dan de graad van modulatie van de brander af. C21.4.3.4. Vraag naar productie De indienstneming van de aanmaak van sanitair warm water gebeurt volgens de behoefte met voorrang voor de vraag van de verwarming. C21.4.4. Kring aggregaat en eindbatterijen C21.4.4.1. Functie De distributiekring voor verwarmingswater voedt de warme batterij van toevoeraggregaat en de eindbatterijen tegen een regime van 70/50°C. distributietemperatuur is variabel, in functie van de buitentemperatuur. C21.4.4.2. Samenstelling / materiaal −
buitentemperatuursonde,
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
het De
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
temperatuursonde voor water aan de vertrekleiding, circulatiepomp verwarmingskring, een temperatuurregelaar.
− − −
C21.4.4.3. Regeling C21.4.4.3.1. Beheer van de circulatiepomp van de verwarmingskring De circulatiepomp is in gebruik : bij een buitentemperatuur van minder dan 20°C (deze waarde kan worden geprogrammeerd), − door de bediening van de sonde geplaatst op de waterdistributie 70/50°C. −
C21.4.4.4. Alarm Werkingstoestand van de circulatiepomp. C21.4.5. Kring radiators C21.4.5.1. Algemeen De kring verzekert de distributie van verwarmingswater naar de verschillende statische verwarmingslichamen. Die laatste zijn uitgerust met thermostatische kranen. C21.4.5.2. Werkingswijze De tatische verwarmingskring wordt bestuurd en geregeld in functie van de buitenomstandigheden en de vertrektemperatuur. De regelaar vergelijkt deze gemeten temperaturen met de geprogrammeerde verwarmingscurve, regelt progressief de tweewegsklap in functie van het verschil en schakelt de pomp in of uit. Dit verwarmingslichaam is volledig programmeerbaar en instelbaar met hoogste en laagste grens. C21.4.5.3. Samenstelling per radiatorkring − − − −
sonde watertemperatuur voor onderdompeling, omgevingstemperatuursonde, tweewegklep met modulerende servomotor, circulatiepomp met variabel debiet.
C21.4.6. Regeling en controle van de GP-GE1 centrale voor luchtbehandeling C21.4.6.1. Functie De polyvalente ruimte, de animatieruimte en de kantoren worden geventileerd en verwarmd (behalve de kantoren) door de centrale voor luchtbehandeling. C21.4.6.2. Materiaal Niet volledige lijst.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Samenstelling GP −
lucht,
een geluiddemper bij de aanzuiging geplaatst in de koker voor de afname van verse
een soepele mof, een gemotoriseerde regelklep, een zakkenfilter F7, een warmtewisselaar met wiel (optie), een mengkast, een batterij voor voorverwarming met warm water, een lege kast voor een anti-vriessonde, een aggregaat met gemotoriseerde centrifugaalventilator met naar achter gebogen schoepen, − een soepele mof, − een debietregelaar per grote zaal en per afzuiging-toevoerkring, − een warme eindbatterij per grote zaal, − een geluiddemper aan de afvoer van de debietregelaars. − − − − − − − −
Samenstelling GE een soepele mof, een zakkenfilter F7, een aggregaat met gemotoriseerde centrifugaalventilator met naar achter gebogen schoepen, − een mengkast, − een warmtewisselaar met wiel (optie), − een gemotoriseerde regelklep, − een soepele mof, − een geluiddemper met afvoer geplaatst in de koker voor de afvoer van vervuilde lucht. − − −
In de verwarmde lokalen (animatieruimte en polyvalente ruimte) − −
een drukknop voor de bediening van de ventilatie per ruimte, een kamerthermostaat met regeling (-3/+3 °C) van de adviestemperatuur per zaal.
C21.4.6.3. Regeling In periode waarin ze niet worden gebruikt De ventilatie van de grote zalen wordt gestopt. Als de kamertemperatuur onder en programmeerbare advieswaarde valt (bijvoorbeeld : 18 °C), wordt de ventilatie opnieuw ingeschakeld met totale recyclage tot, door inwerking op de tweewegkleppen van de eindbatterijen, de omgevingstemperatuur 2°C stijgt boven de adviestemperatuur. In perioden van gebruik Het gebruik van de grote zalen wordt meegedeeld door de gebruikers via actie op de drukknop van de bediening van de ventilatie. De mengkast opent zich zodat nieuwe verse lucht in het gebouw komt ten belope van 750 m³/h per grote zaal.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
C21.4.6.3.1. Regeling van de voorverwarmingstemperatuur De voorverwarmingstemperatuur blijft behouden op een programmeerbare advieswaarde. De regeling werkt in cascade op de batterij van de warmtewisselaar (optie) en de tweewegklep van de voorverwarmingsbatterij. De voorverwarmingsbatterij is tegen vorst beschermd door een anti-vriesthermostaat met sequentiële werking. C21.4.6.3.2. Regeling van de eindtemperatuur voor toevoer : Deze regeling is mogelijk door actie op de tweewegkleppen van de eindverwarmingsbatterijen (twee stuks) die de grote zalen op de gelijkvloerse en de eerste verdieping bedienen. De aanvoertemperatuur blijft behouden op een variabele gewenste waarde in functie van de gemeten temperatuur op de kamerthermostaat. C21.4.6.3.3. Beheer verwarmingsbatterijen
van
de
circulatiepompen
van
de
voorverwarmings-
en
De circulatiepomp is in gebruik als : de opening van de klep bedraagt minstens 12%. Het stoppen van de circulatiepomp wordt uitgesteld in verhouding tot de sluiting van de klep. − De buitentemperatuur is lager dan 5°C. −
Als de circulatiepomp wordt stopgezet voor langer dan 24h, wordt hij 5 minuten per dag in werking worden gezet. C21.4.6.3.4. Bescherming tegen vorst De regeling maakt het mogelijk om elk probleem gekoppeld aan vorst te vermijden bij het starten van het toevoeraggregaat. C21.4.6.30,5. Regeling van de luchttoevoertemperatuur De toevoertemperatuur gemeten na de ventilator blijft behouden op een programmeerbare gewenste waarde in de winter en in de zomer. C21.4.6.4. Veiligheid C21.4.6.4.1. Brandwerende kleppen : In het geval dat een brandwerende klep gesloten is, wordt het toevoer- of afvoeraggregaat stopgezet (elektrische en softwarematige actie). C21.4.6.4.2. Branddetectie : In geval van branddetectie worden de ventilatoren stopgezet (elektrische en softwarematige actie). C21.4.6.5. Warmtevraag
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Zodra een klep minstens 12% geopend is, wordt een vraag gestuurd naar de overeenstemmende toevoerkring. Het stopzetten van deze vraag wordt uitgesteld in verhouding met de sluiting van de klep. C21.4.6.6. Zomer (free-cooling) Als de buitentemperatuur lager is dan de gemiddelde kamertemperatuur (Instelbare ∆T) en het uurbereik voor de free-cooling is bereikt, wordt de nachtkoeling ingeschakeld. De kleppen worden gesloten, de schuiven voor verse luchtafname en afvoer van vervuilde lucht zijn open. Het proces van free-cooling eindigt als de buitentemperatuur onder een bepaalde (instelbare) waarde zakt of wanneer de gemiddelde kamertemperatuur onder een vooraf bepaalde (instelbare) waarde zakt. C21.4.7. Regeling en controle van de GE2-extractor C21.4.7.1. Functie De sanitaire lokalen en het onthaal worden geventileerd met een GE2 extractor. C21.4.7.2. Materiaal De GE2 extractor is een « in-line » helicoïdale afzuigventilator die rechtstreeks in de luchtleidingen wordt gemonteerd. C21.4.7.3. Regeling De werking van de extractor is gekoppeld aan het uurprogramma. C21.4.7.4. Veiligheid C21.4.7.4.1. Branddetectie : In geval van branddetectie wordt de ventilator stopgezet (elektrische en softwarematige actie). C21.7. Programmeerbare regel- en besturingsapparatuur C21.7.0. Algemeen De automatische regeling moet gebaseerd zijn op de techniek van microprocessoren. De regeling van het geheel van de H.V.A.C.-uitrustingen van het gebouw wordt verzekerd met programmeerbare regel en besturingsapparatuur (programmeerbare automaten). De programma’s, functies, ... zijn gedefinieerd in artikel C21 § 4 hierboven. Art. C21. par.7. van het standaardbestek 105 wordt aangevuld met de volgende bepalingen : C21.7.1. Toepassingsprogramma’s C21.7.1.1. Controle van de handmatige schakelaars
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Ten minste moeten de volgende handmatige schakelaars worden gecontroleerd : pompen en circulatiepompen, ventilators van de luchtbehandelingseenheid (toevoer en afvoer).
− −
C21.7.2. Diverse bepalingen C21.7.2.1. Documentatie Ter herinnering, de documenten in deze paragraaf moeten in 3 exemplaren worden geleverd. C21.7.2.2. Proeven De proeven opgenomen in § 5.4.1. van het standaardbestek 105 worden uitgevoerd voor de voorlopige oplevering. De proeven opgenomen in § 5.4.2. van het standaardbestek 105 worden ten laatste 10 (tien) maanden na de voorlopige oplevering uitgevoerd. Tijdens de duur van deze proeven levert de aannemer een PC en een printer. C21.7.2.3. Scholing De aannemer neemt de scholing van het personeel belast met het gebruik van de regelapparatuur te zijnen laste. Deze opleiding omvat : de algemene opleiding (minstens 3 dagen) : die behandelt alle bewerkingen beschreven in de gebruikshandleiding. Ze wordt ter plaatse gegeven. Elke persoon die moet worden onderwezen, beschikt individueel over een toestel waarop hij kan oefenen. −
de specifieke opleiding (minstens 3 dagen) : ze behandelt dezelfde onderwerken, maar speciaal gericht op de bediening van de betrokken installatie. −
de opleiding na ingebruikname (minstens 3 dagen) : die omvat een herhaling van de voorgaande opleiding en de behandeling van de ervaren problemen. −
De opleiding wordt in het Frans gegeven. C21.7.2.4. Referenties Vooraleer de bestelling aan de leverancier door te geven, nodigt de aannemer de bouwheer en het ingenieursbureau uit om twee werkende installaties te bezoeken met het zelfde type regeling als voorgesteld. Die bezoeken vallen ten laste van deze aanneming. Alle kosten die daaruit voortvloeien vormen lasten voor dit deel van de aanneming. C21.7.2.5. Proeven Afgezien van de proeven voorzien bij de voorlopige oplevering stelt de aannemer de noodzakelijke opnameapparatuur ter beschikking van de bouwheer, aangesloten en in gebruik om de evolutie van de binnentemperaturen doorlopend te meten iin minstens 10 kantoren. De buitentemperatuur wordt ook doorlopend gemeten.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Deze toestellen zijn ter beschikking gedurende 14 dagen en wel gedurende de 14 dagen volgens op de datum van voorlopige oplevering en zes maanden na de voorlopige oplevering. De aannemer levert de resultaten van deze metingen met een verslag zodat men zich een zicht kan verschaffen op de goede werking van de regeling. 17.
ARTIKEL C22 – ELEKTRISCHE APPARATUUR
C22.0. Algemeen De bepalingen van artikel C22 van het standaardbestek 105/90 worden als volgt aangevuld : C22.0.1. Toepassing De aannemer zorgt voor het algemene concept van de te realiseren uitrustingen en bepaalt zelf de kenmerken van de op de schakelborden en leidingen te installeren uitrustingen. Alle realisaties moeten voldoen aan de verplichtingen in dit bestek en de specificaties van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI). C22.0.2. Elektrische toevoer Deze aanneming begint vanaf de punten van de elektriciteitskabels ter beschikking gesteld door de aannemer elektricien. De nominale netspanning van het gebouw bedraagt 1x230V. Elke terbeschikkingstelling van de netspanning gaat altijd vergezeld van een aansluiting op de aardleiding. De voorziene vertrekleidingen hebben de volgende kenmerken : 1 kabel voor de aansluiting van de TCHAUF, 1 kabel voor de aansluiting van de TCHAUF, Deze aanneming levert de aannemer elektricien ten gepaste tijde het gepaste elektrisch vermogen noodzakelijk voor zijn installaties. C22.0.3. Ontwerp van de elektrische kringen C22.0.3.1. Hoofdstroomkringen De toevoerkringen worden aangesloten op de fasen L1, L2, L3 van de stroomtoevoerleidingen. Ze zijn voorzien van een nullastleiding (N) en een beschermingsgeleider (PE). In het geval dat andere spanningen dan die beschikbaar noodzakelijk zijn, heeft de aanneming alle aanpassingen die daaruit voortvloeien, te zijnen laste ; hij maakt dan gebruik van de vereiste uitrustingen. De aangeduide aanneming naamt alle noodzakelijke schikkingen voor het behoud van het evenwicht van de belasting van de fasen van de stroomtoevoer. C22.0.3.2. Hulpstroomkringen
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De hulpstroomkringen voor de besturing, regeling en signalisatie worden gevoed vanaf de stroomtoevoer. Deze kringen moeten altijd worden gescheiden door scheidingselementen en minstens door scheidingstransformatoren met afzonderlijke wikkelingen. C22.0.3.3. Aansluitingsschema’s aan de aardleiding Binnen het kader van de actieve algemene beschermingsmaatregelen tegen elektrische schokken door indirecte contacten, met thermische onderbreking van de kring, moeten de installaties worden gerealiseerd mits naleving van het TN-S schema. C22.0.3.4. Equipotentiaalverbindingen De aangeduide onderaannemer realiseert alle equipotentiaalverbindingen van alle uitrustingen overeenkomstig art. 28 van het AREI. De verbindingen moeten gebeuren vanaf beschermingsgeleiders ter beschikking gesteld met de stroomtoevoer of vanaf de aardingsrails in de schakelborden. C22.0.3.5. Vermogensfactor De globale vermogensfactor van de installaties gemeten op elk voedingspunt mag nooit kleiner zijn dan 0,80. Bovendien moeten de volgende factoren gegarandeerd worden : − −
factor faseverschuiving = cos phi : ≥ 0,80 ; factor amplitudevervorming (in stroom) = THD : ≤ 5 %.
C22.0.4. Interne temperatuur van de kasten met schakelborden De kasten met schakelborden zijn voorzien van laterale ventilatieopeningen die groot genoeg zijn opdat in normale omstandigheden de binnentemperatuur altijd lager is dan 40°C. De installateur moet zijn genomen voorzorgsmaatregelen voor interne dissipatie rechtvaardigen met berekeningen. De te beschouwen buitentemperatuur mag nooit lager zijn dan 30°C. C22.1. Motoren De aannemer realiseert de volledige elektrische installaties. De netspanning is monofasig 230 V. Als de motor in de luchtkring wordt geplaatst, heeft hij minstens een IP 4X-bescherming (N.B.N. C.20-001). Bovendien zijn de wikkelingen beschermd door een ingebouwde thermische beveiliging die de elektrische toevoer naar de motor omvat voor verkoling van de isolatie. C22.3. Bescherming, bestelling en signalisatie van elektrische toestellen C22.3.1. Elektrische toevoer De aannemer realiseert complete elektrische installaties vanaf de elektrische kabels aan de onderstaande schakelborden binnen het kader van het hoofdstuk “Elektriciteit” : TCHAUF, geplaatst in de stookplaats op de gelijkvloerse verdieping,
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
TVENT geplaatst in het technisch lokaal ventilatie boven de kantoren van de 1ste verdieping. De netspanning is monofasig 230 V. Vanaf de voornoemde kabels omvatten de werken van deze aanneming meer bepaald : −
gebouw,
de borden voor elektrische installaties voor de verwarming en de ventilatie van het
de verbindingskabels tussen de borden en de toestellen, alle toestellen, alle leidingen en alle aansluitingen noodzakelijk voor de werking, de besturing, de controle en de signalisatie. − −
De aannemer elektricien stelt een kabel ter beschikking van dit hoofdstuk aan elk schakelbord. Dit deel van de aanneming omvat altijd de aansluiting van deze kabel. C22.3.2. Besturing Elke motor heeft zijn eigen toevoerkring voorzien van zijn beschermings- en besturingstoestellen. De handmatige bediening gebeurt op het elektriciteitsbord met een meerpolige schakelaar die ook verschilt per motor. Deze schakelaar heeft drie standen : − − −
stop ; automatisch (of afstand) ; handmatig.
Deze standen hebben de volgende functies : in de stand “STOP” is de motor altijd zonder spanning ; in de stand "AUTO", wordt de motor bestuurd door de automatische regeling van de installaties ; − de handmatige stand stemt overeen met de plaatselijke handmatige bedieningen die worden beschouwd als afwijkingen. − −
Een plaatselijke signalisatie moet dus worden voorzien. De eenfasemotoren zijn voorzien van een bescherming tegen overbelasting ; die mag echter niet zijn ingebouwd in de motor. De programmeerklokken en programmeerbare elektrische toestellen zijn stroomopwaarts van de algemene schakelaar van het schakelbord aangesloten, zodat ze onder spanning blijven bij de uitschakeling van deze schakelaar. Deze schakelaars worden op de elektrische schakelborden voor toevoer of regeling geïnstalleerd, net als de knoppen voor de handmatige bediening. De in- en uitschakeling van de toestellen die hierboven worden vermeld, gebeurt met handmatige schakelaars die alle fasen kunnen onderbreken : voor de toestellen die stroomopwaarts van de hoofdschakelaar van het bord zijn aangesloten is er een schakelaar die al deze toestellen samen bedient ; de schakelaar met twee standen (ingeschakeld/uitgeschakeld) ; −
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
voor de toestellen die voor of na de hoofdschakelaar van het bord zijn aangesloten, maar die buiten dat bord zijn geplaatst en die zijn gevoed met een spanning van meer dan 36 V, is er een schakelaar (met twee standen) voor elk toestel of groep toestellen die samen functioneren ; −
voor de toestellen die zijn aangesloten na de hoofdschakelaar van het bord en die in het bord zijn aangebracht of die worden gevoed met een spanning kleiner dan 36 V. Het is niet nodig een schakelaar te voorzien. −
C22.3.3. Start De directe start van de motoren is toegestaan voor vermogens tot 10 kW in het algemeen en tot 7,5 kW voor pompmotoren ; voor hogere vermogens wordt gebruik gemaakt van sterdriehoekschakeling, afzonderlijke wikkelingen of elektronische starters. De keuze tussen deze types moet meer bepaald gebeuren in functie van de inertie van de aangedreven machine ; de startstroom van de motoren mag maximum 2,5 keer de nominale stroom bedragen. C22.3.4. Programma van de signalisatie De aannemer realiseert de volgende signalisaties : −
aan de voorzijde van de borden, met verklikkerlichtjes :
1. 2. 3. 4. 5.
open stand van de schakelaars en automaten (aftakkingen); keuzeschakelaars van de werking der motoren ; de open stand van de veiligheidsschakelaars ; opening van de kringen door werking van de beveiligingen (alarm) ; werking en stoppen van de motoren en hun regime indien nodig.
Noot : de signalisaties onder 2 en 3 kunnen worden gecombineerd. Het aantal hulpcontacten van de te signaleren toestellen moet volstaan om ter vermijden dat gebruik moet worden gemaakt van signalisatierelais (volgrelais). C22.3.5. Veiligheidsschakelaars en testbedieningen Nabij iedere motor wordt een veiligheidsschakelaar geplaatst die de stroomtoevoer naar de motor kan afsnijden om het onderhoud erven en dat van de uitrustingen die ermee samenhangen mogelijk te maken. In de stopstand is de veiligheidsschakelaar verbonden met een verklikkerlichtje op het bedieningsbord van de betrokken motor. Het lampje mag hetzelfde zijn als dat wat afwijkingen van de eventueel automatische besturingen van de motor aangeeft. Als hij wordt bediend door de veiligheidsschakelaar moet de werkingssignalisatie van de motor uitgeschakeld worden. De veiligheidsschakelaar moet dus hulpcontacten en –bekabeling omvatten. Nabij elke veiligheidsschakelaar wordt een dwingende schakelinrichting geplaatst voor de werking van de motor om onderhoudstests mogelijk te maken, die bediening kan enkel werken zijn als de bedieningsschakelaar op het elektriciteitsbord (waarvan sprake in het volgend artikel) zich in de “stop” stand bevindt en de motor slechts pas in werking treedt als
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
de veiligheidsschakelaar gesloten wordt. De dwingende schakelinrichting bestaat uit een draaiknop met automatische terugkeer in de “stop”-stand. C22. 4. ELEKTRICITEITSBORDEN 1. ALGEMEEN 1.1. Voorwerp De voorschriften van deze paragraaf zijn van toepassing voor de borden TCHAUF en TVENT. 1.2. Normen De normen N.B.N. C.03-101 tot 105, N.B.N. C.03-501 tot 503, N.B.N. C.04-001 en 002, N.B.N. C.20-001 en 002, N.B.N. C.32-123 en 124, N.B.N. C.32-131, N.B.N. C.60-001, N.B.N. C.63-439 en N.BN. C.68-111, evenals de N.B.N. 46 en VDE.0611 zijn van toepassing. 2. GESLOTEN TOESTELLEN VOOR INSTALLATIE OP DE VLOER BINNEN 2.1. Type Het type bord is, naargelang de afmetingen, bepaald door de norm N.B.N. C.63-439. 2.2. De installatie- en gebruiksvoorwaarden De toestellen zijn van het vaste type en zijn voorzien om binnen te worden geïnstalleerd. 2.3. Functionele kenmerken Deze paragraaf heeft betrekking op de borden TCHAUF en TVENT. 2.4. Elektrische kenmerken 2.4.1. Nominale spanningen 2.4.1.1. Nominale netspanning De nominale netspanningen zijn : – voor de meerfasige hoofdstroomkringen : 380 / 220 V, – voor de eenfase hoofdstroomkringen : 220 V, – voor de hulpstroomkringen : een van de genormaliseerde waarden van de borden I en II van de norm NBN 46. 2.4.1.2. Nominale isolatiespanning De nominale isolatiespanning van de kringen is minstens gelijk aan 660 V bij industriële frequentie. 2.4.2. Nominale stroom De diverse nominale stromen hangen af van de werkelijk geïnstalleerde vermogens.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De aannemer moet de waarden van de stroomsterkte waarvoor het bord is voorzien ter goedkeuring voorleggen aan de bouwheer voor uitvoering. 2.4.3. Nominale frequentie De nominale frequentie is gelijk aan 50 Hz. 2.4.4. De nominale waarde van de diversiteitsfactor De conventionele waarden van de diversiteitsfactor opgenomen in tabel I van artikel 4.6 van de norm NBN C.63-439 zijn van toepassing. 2.5. Kenmerken inzake de bouw 2.5.1. Hoofdstroomkringen 2.5.1.1. Stel stroomrails 2.5.1.1.1. Algemeen Ongeacht de waarde van de nominale stroom, worden de hoofdstroomkringen gerealiseerd met een stel stroomrails. De stroomrails zijn van hard elektrolytisch koper met rechthoekige sectie. 2.5.1.1.2. Bevestiging De rails worden bevestigd op steunen van een isolerende stof, geklasseerd in de groep I van de norm NBN C.20-002. De waarden van de isolatieafstanden en de kruipwegen behoren tot de isolatiegroep C, volgens de norm NBN C.20-002. De steunen voldoen aan de dielektrische proef beschreven in de norm NBN C.63-439. 2.5.1.1.3. Aansluitingen en aftakkingen van de rails De aansluitingen en aftakkingen van de rails zijn vast. De aansluitingsmiddelen zijn beschermd tegen corrosie. De contactoppervlakken van de rails worden gereinigd en ontvet aan de aansluitingsvoegen en de aftakkingen. De aardingsrail is voorzien van één klem per kring. 2.5.1.1.4. Merken De rails worden gemerkt in de conventionele kleuren voorzien in de norm N.B.N. C.04-002. 2.5.1.1.5. Sectie van de rails De sectie van de rails wordt bepaald volgens de voorschriften van de normen NBN C.60-001 en C.63-439.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De sectie van een rail is minstens 36 mm². 2.5.1.2. Geïsoleerde geleiders 2.5.1.2.1. Materiaal en sectie De geleiders zijn van koper en voldoen aan de voorschriften van de normen NBN C.32-123 en C.33-124. De sectie wordt bepaald in functie van de maximale stroomsterkte die resulteert uit de geïnstalleerde vermogens. 2.5.1.2.2. Merken De kleuren van de isolatie voldoen aan de voorschriften van de norm NBN C.04-002. Voor de fasen worden drie verschillende kleuren gebruikt (rood, bruin en zwart). 2.5.1.2.3. Kabels De bekabeling wordt gerealiseerd met leidingen geplaatst in kabelgoten. Op elke leiding in de buurt van het toestel waarop het is aangesloten wordt een precies merkteken aangebracht. De uiteinden van de geleiders zijn voorzien van rechte, vork- of oogverbindingen, naargelang te aan te sluiten materiaal. De isolatieproeven worden uitgevoerd door een erkend organisme voor de voorlopige oplevering. De processen-verbaal van de opleveringsproeven worden aan de bouwheer gegeven. 2.5.2. Hulpkringen De bepalingen van artikels “Materialen en sectie” en “bekabeling” hierboven zijn van toepassing. De kleur van de fasegeleiders is grijs. De kleur van de beveiligingsgeleider en de neutrale geleider voldoen aan de norm N.B.N. C.04-002, namelijk respectievelijk groen/geel en lichtblauw. 2.5.3. Klemmen 2.5.3.1. Algemeen De geleiders en de stuurdraden worden aangesloten op de doorgangsklemmen. 2.5.3.2. Doorgangsklemmen Aansluitingen aan geleiders met een sectie kleiner of gelijk aan 4 mm² worden gerealiseerd met klemmen van 4 mm². Geleiders met secties van 6 mm² en 10 mm² worden aangesloten op klemmen met een sectie die iets groter is dan die van de aan te sluiten sectie, namelijk 10 mm² en 16 mm².
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Het rechtstreeks aandraaien van de schroef op de geleider is verboden. Daartoe moeten de klemmen voorzien zijn van een spankikker of beugels met schroeven. De aarding van het steunprofiel van de klemmen gebeurt via een groen/gele klem met een inrichting voor de verbinding tussen de aardgeleider en het steunprofiel. Een model van de voorziene klemmen wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de bouwheer. 2.5.3.3. Aansluiting op de rails De aansluiting van een geleider op een rail gebeurt volgens de sectie middels een kabelschoen of een kleminrichting. 2.5.4. Behuizing en scheiding 2.5.4.1. Materialen De behuizing en de scheidingen zijn vervaardigd uit metaal. 2.5.4.2. Beschermingsgraad De beschermingsgraad is IP 41 volgens de norm NBN C.20-001. 2.5.4.3. Slot De deuren sluiten met een slot waarvan de sleutel een gleuf heeft van 8 mm aan de zijkant en een buitendiameter heeft van minder dan 16 mm. 2.5.4.4. Sokkel De kasten van het type “vloerkast” is bevestigd op een gemetselde sokkel die voldoet aan de beschrijvingen van dit artikel van standaardbestek 400 – deel 400. B.02. Tussen de sokkel en de kast is een soepele dichting voorzien. 2.5.4.5. Afwerking De afwerking is gesatineerd en verzorgd. 2.5.5. Montage van de toestellen De beschermingsgraad is IP 41 volgens de norm NBN C.20-001. Ze zijn van het type aansluiting vooraan. De aandacht van de aannemer wordt in het bijzonder gevestigd op de volgende voorschriften : – de schikking van de toestellen moet logisch en regelmatig zijn en de makkelijke toegang tot alle toestellen mogelijk maken. – reserveplaatsen (20% van het gebruikte volume), – de bescherming het per ongeluk aanraken van delen onder spanning met een scherm van isolerende kunststof.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
2.5.6. Kader en sluitplaatje De toestellen worden op een verwijderbare metalen frame geïnstalleerd. Het frame wordt beschermd tegen roest. 2.5.7. Identificatieplaten en merktekens 2.5.7.1. Algemeen De merkinrichtingen moeten ter goedkeuring worden voorgelegd aan de bouwheer voor de uitvoering. Graveren gebeurt wit op zwarte achtergrond. De hoogte van de letters is bepaald in functie van het belang van de toestellen, met minstens 5 mm. Het gebruik van etiketten van het type “dymo” is niet toegestaan, evenmin als geschreven merktekens. In toepassing van de bepalingen van het ARAB, moet een driehoekig, geel met zwarte gravure, pictogram “gevaar elektriciteit” op duurzame wijze aan de voorkant van de borden worden aangebracht. 2.5.7.2. Identificatieplaten Alle identificatieplaten voor de verschillende toestellen worden gerealiseerd en geplaatst door de aannemer. 2.5.7.3. Merktekens Merktekens die voldoen aan de voorschriften van de norm NBN C.04-001 moeten worden voorzien om de kringen en klemmen te onderscheiden. 2.5.8. Verlichting en stopcontacten De binnenverlichting van de borden gebeurt met een buislamp van 18 W, ten belope van minstens één toestel per meter van de breedte van het frame. De lichtbron, aangesloten op de stroomkring, schakelt automatisch aan bij opening van de deuren (deurcontacten) of het bord (kast) of de deuren die het frame afdekken. Er moet een tweepolige contactdoos 16A+E en zekering worden voorzien. De verlichting en de contactdoos worden beide gevoed door twee afzonderlijke kringen, beveiligd door een automaat. 2.5.9. Elektrisch schema, plan en legende Voor elk bord wordt een plan op kleine schaal opgesteld met het deel van het gebouw dat wordt bediend door het bord, met aanduiding van de aangesloten toestellen gemerkt met dezelfde nummers als die op de overeenstemmende kringen (en automaten). Er wordt een nauwkeurige overeenstemming geëist tussen plannen, schema’s, legendes en effectief gerealiseerde installaties.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Op de kastdeur aan de binnenkant wordt een zakje gemonteerd om de detailplannen van de verschillende aangesloten kringen in te bewaren (plaats en eendraadsschema). UITVOERING De kasten worden pas gebouwd na goedkeuring door de bouwheer van de elektriciteitsschema’s en de gedetaileerde bouwplannen van de kasten. Eventueel kan de oplevering van dit materiaal gebeuren in de werkplaats van de aannemer of zijn onderaannemers. Het transport naar de bouwplaats kan enkel gebeuren na de eventuele oplevering of na akkoord van de bouwheer. Elk vervormd element wordt vervangen. Enkel kleine schilderfouten mogen ter plaatse worden hersteld en enkel mits akkoord van de bouwheer. TEKSTEN MERKTEKENS Alle identificatieplaatjes begrepen in deze aanneming zijn opgesteld met de tekst in het Frans. C22.5. Elektrische leidingen 1. Types leidingen De elektriciteitsleidingen zijn van het type : -
XVB-F2 voor kabels in het gebouw geplaatst.
De kabels met zwakstroom zijn kabels van het type : -
XFVB-F2 (of CRVB) 2 x 1,5 mm² ; LiYcY naargelang het geval 2 x 0,5 mm², 10 x 0,5 mm², 4 x 1,5 mm² ; TPVF naargelang het geval 2 x 0,5 mm², 4 x 0,5 mm², 2 x 1,0 mm² en 2 x 1,5 mm².
Ze worden in versterkte PVC-buizen gelegd (plastic versterkt “CEBEC”). kabel met vuurvastheid van Rf 1 h (type F3) geplaatst in een kabelbaan of beschermd in de rechte delen door type TTH van minstens ¾" in opbouw en ingebouwd voor brandwerende kabels. Deze kabels worden gebruikt voor de voeding van de servomotoren van de brandkleppen en de voeding van de ventilatieorganen die moeten worden stopgezet bij branddetectie. 4. Montage van de leidingen De leidingen worden meestal op- of ingebouwd. De kabels worden gemerkt op hun parcours aan de aankomst en het vertrek van de borden, met etiketten die ter goedkeuring worden voorgelegd aan de directie der werken. De plaatsing van kabels moet in buizen gebeuren. 5. Elektrische aansluitingen op de borden
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Alle elektrische aansluitingen vallen ten laste van de aanneming. 18.
ARTIKEL C23 – MEET- EN CONTROLETOESTELLEN
Er moeten snel reagerende wijzerthermometers worden voorzien op de plaatsen van het hydraulisch schema. Alcoholthermometers zijn verboden. De thermometers voor water zijn voorzien van kokers en de gevoelige elementen bevinden zich in de as van de buizen die ze uitrusten. Thermometers voor lucht zijn voorzien van een dompelaar die lang genoeg is om zich effectief in de lucht te bevinden. 19.
ARTIKEL C24 – BESCHERMING TEGEN BRAND
C24.1. Brandwerende kleppen 1. Eigenschappen inzake vuurvastheid De normen N.B.N. geciteerd in deze paragraaf worden vervangen door het koninklijk Besluit van 7 juli 1994 die de basisnormen inzake brand- en explosiepreventie vastlegt waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen. 2. Verplichtingen van het K.B. van 19.12.1997 6.7.6. Bediening van de aëraulische installaties in geval van brand 6.7.6.1. Werking in geval van brand De voorschriften van het K.B. van 19 december 1997 worden vervangen door diegene hernomen in artikel C14 van dit bijzonder bestek. Bovendien zet een begin van een brand opgemerkt door de algemene detectie, meteen alle ventilatoren stil die het beschadigde compartiment bedienen. C24.2. Automatische branddetectie-installaties C24.2.1. Algemeen De bepalingen in dit hoofdstuk van het standaardbestek 400 – deel 400.E.01 worden vervangen door de hierna volgende. C24.2.1.1. Onderwerp en toepassingsdomein Deze aanneming voorziet een nieuwe installatie voor detectie, alarm en brandalarm. Het brandmeldingsnet bestaat uit de automatische branddetectie-installatie en uit drukknoppen om alarm te geven (rood). De inschakeling van een automatische detector of een manuele waarschuwingsdrukknop zorgt voor een geluidsalarm en een visueel alarm op het signalisatiebord, ook waarschuwing-alarmcentrale genoemd. De automatische branddetectie-installatie voldoet aan de voorschriften van de norm N.B.N. S.21-100 : « Reddings- en brandweermaterieel - Opvatting van algemene installaties voor automatische brandmelding door puntmelder ».
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Ook de norm EN 154 is van toepassing. Deze installatie is algemeen in alle lokalen, met uitzondering van het sanitair. De detectie-installatie is analoog met identificatie van de detectors en de drukknoppen. Het alarmnet bestaat uit elektronische sirenes verdeeld in het gebouw. Ze worden ingeschakeld door de invoering van een code in de centrale of in het verdeelbord door een verantwoordelijke van de veiligheidsdienst en dit na evaluatie van de ernst van het schadegeval. De brandmeldings- en waarschuwingsnetten worden beheerd door de brandcentrales. Het systeem en alle materiaal moeten door de BOSEC worden gecertificeerd. De gespecialiseerde onderneming die het branddetectiesysteem installeert moet erkend zijn door de BOSEC, organisme voor het certifiëren gemandateerd door de BVVO op basis van verslagen opgesteld door de laboratoria van de ANPI. C24.2.1.2. Samenstelling van de installaties Dit deel van de aanneming omvat hoofdzakelijk de levering, installatie, aansluiting en het programmeren van : −de brandcentrale, −de analoge optische rookdetectors en thermische snelheidsmeting met hun identificatieelementen, −kokersensoren, −drukknoppen onder vervormbaar glas (alarm), −elektronische sirenes, −het geheel van waarschuwingen, −deurhouders brandwerende deuren, −de bediening van de rookgasafvoer, −de vereiste bekabeling.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
C24.2.2. Toestellen C24.2.2.1. Sensoren C24.2.2.1.1.Omschrijving De sensor bestaat enkel uit elektronische componenten. Hij omvat twee op elkaar geplaatste en in elkaar grijpende delen met een blokkeervoorziening : − de voetplaat voor montage en bevestiging, − het eigenlijke elektronisch detectie-element die met de blokkeervoorziening op de voetplaat past. De basis is stevig en ruim genoeg om de aansluitingsinrichting in onder te brengen en om zonder ze in te snijden de ingang en het bevestigen van de geleiders mogelijk te maken. Ze moet de aansluiting van een geleider mogelijk maken via het centrale deel als de leidingen zijn ingebouwd, of via de zijkant als de leidingen zijn opgebouwd. In dat laatste geval moet de voetplaat voorzien zijn van pakkingbussen en de invoer van 3/4" buizen mogelijk maken. Als dat laatste voorschrift niet mogelijk is, is een bijkomende doos voorzien om de kabel doorlopend te beschermen tot aan de sensor. In dat geval wordt de sensor bevestigd op de bijkomende doos met een gepaste bevestiging. De voetplaat is zo ontworpen dat er verschillende types sensoren op kunnen worden aangebracht (ionische, optische, thermische, thermosnelheidsmeting, ...) van dezelfde fabrikant en is op minstens twee punten aan de wand bevestigd. De sensorkoppen moeten perfect verwisselbaar zijn zonder dat er moet worden geprogrammeerd. Het identificatie-element bestaande uit elektronische elementen verzekert de transmissie van de gegevens aan de centrale. Er is één identificatie-element per sensor voorzien. Dit element controleert de sensor en bepaalt de toestand : « in orde », « storing » en « waarschuwing ». De aanwezigheid en werking worden continu bewaakt door de centrale. Alle identificatie-elementen zijn perfect identiek en moeten in de voetplaat worden geïntegreerd of in het elektronisch detectie-element. Dankzij een isolator voor kortsluiting ingebouwd in elk detectie-element worden de kortsluitingen op de detectielijn geïsoleerd zodat alle elementen van de detectielijn probleemloos verder kunnen werken al ze worden aangesproken. De isolerende werking wordt automatisch hersteld na verdwijning van de kortsluiting. De branddetector biedt een grote bescherming tegen de externe elektromagnetische interferenties, de sterke temperatuurschommelingen en luchtstromen. Er moet een beschermingskap tegen stof worden voorzien om de branddetector te beschermen tijdens de montage of renovatiewerken. C24.2.2.1.2. Voorwaarden opgelegd aan de sensoren
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De sensoren moeten voldoen aan de voorschriften in de normen N.B.N. S.21-101 en N.B.N. S.21-104 tot 109 of aan het reglement voor automatische brandmelders (laatste uitgave) en aan de onderstaande voorwaarden. C24.2.2.1.3. Voorwaarden betreffende de materialen Elk deel waarvan de rol essentieel is voor de werking van de inrichting moet gefabriceerd zijn in een stof die erkend is als voldoende bestand tegen veroudingseffecten. De materialen die worden gebruikt voor de bouw van sensoren zijn onvervormbaar bij normale omstandigheden van temperatuur, vochtigheid en stoffige omgeving van de lokalen waarin ze zijn geïnstalleerd. De sensoren mogen geen waarschuwing uitsturen ten gevolge van : – normale toestandsveranderingen van de luchtsamenstelling, – normale trillingen van het plafond en het dakgebint waarop ze zijn bevestigd, – normale temperatuur- en vochtigheidsschommelingen van de lokalen waar ze zijn geïnstalleerd. Elektromechanische voorwaarden Lassen : Voor sensoren die lassen bevatten, is de elektrische montage zo ontworpen dat alle lasnaden worden doorlopen door een waakstroom die bij onderbreking automatisch een geluids- en lichtsignaal inschakelt. Aansluitingsinrichting : De aansluitingsinrichting wordt bij voorkeur gerealiseerd met behulp van gelaste verbindingen. In het geval van andere verbindingsmanieren, verzekeren die een goed elektrisch contact (bijvoorbeeld door gebruik van de gepaste klemmen voorzien van een klemplaat en een schroef). Functionele voorwaarden De sensoren worden doorlopen door een waakstroom die in de centrale de interpretatie van de verschillende stromen die een gebroken lijn kenmerken, een gebroken lijn, een kortsluiting, een detectie, een los gekomen sensor of de normale toestand, mogelijk moet maken, Tijdens de werking (detectie of fout), vergen de sensoren geen individuele herinschakeling. De sensoren moeten de waarschuwingssignalisatie (visueel en auditief) behouden tot die wordt stopgezet door een handmatige ingreep in de centrale en moeten dan automatisch opnieuw in waakstand schakelen. Elke sensor is uitgerust met minstens één verklikkerlichtje voor de werking, op het voetstuk geplaatst of op het elektronisch detectie-element. Dat verklikkerlichtje signaleert een sensor. Het bestaat uit een heldere diode met lange levensduur en betrouwbaar stroomverbruik (LED).
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De sensoren mogen niet worden ontregeld door ouderdom en hun gevoeligheid moet vooraf worden ingesteld om elke arbitraire aanpassing door onbevoegd personeel te vermijden. Bijzondere regels voor temperatuurgevoelige sensoren Thermovelocimetrische sensoren omvatten een dubbel werkingssysteem, namelijk : het eerste systeem, met thermovelocimetrische werking, creëert de inschakeling van het waarschuwingsproces na een verhoging van de temperatuur met meer dan 10°C per minuut, ongeacht de omgevingstemperatuur. De inschakeling van de sensoren mag niet worden beïnvloed, noch door een temperatuurstijging ten gevolge van weersomstandigheden, of normale temperatuurschommelingen in het lokaal (schommelingen tot 10°C per minuut), noch door trillen van de steunen. Het twee systeem is een thermische werking, schakelt de waarschuwing in als de omgevingstemperatuur van de kamer een vaste temperatuur bereikt van 70 à 75 °C geprogrammeerd in de centrale. Bijzondere regels voor optische rookdetectors In een volledig lichtdichte behuizing (zwarte kamer) worden een heldere diode en een fototransistor geplaatst maar buiten elkaars zichtveld. De diode zendt een gemoduleerd lichtsignaal uit dat in normale omstandigheden niet kan worden gezien door de fototransistor. Het rookgasttoestel in de zwarte kamer verspreidt lichtstralen op de fototransistor. De weerkaatsingsgraad wordt gemeten en door de detector omgezet in rookgehalte en deze informatie wordt aan de centrale doorgegeven. Naargelang de toepassing moeten verschillende detectiealgoritmen worden gekozen. Die beïnvloeden de reactiekenmerken van de branddetector. Bijzondere regels voor optische detectors voor analysekamers De aanneming omvat de analysekamers met optische rookdetector in de afzuigkokers om de verbrandingspartikels in de kokers juist te detecteren. De analysekamer bestaat hoofdszakelijk uit een voetplaat, de kamer uit plastic of metaal en ingangs- en uitgangsbuizen. De afmetingen van de buizen zijn aangepast aan de sectie van de kokers. De optische rookdetector reageert onder het effect van zichtbare en onzichtbare verbrandingsproducten, ongeacht het vuur smeult of woedt. De werking is gebaseerd op de eigenschap van geïoniseerde atmosferen om de geleidbaarheid te verminderen in aanwezigheid van aërosols. Praktisch stroomt er elektriciteit door de sfeer van een referentiekamer en een meetkamer die in serie zijn geschakeld als de detector onder spanning wordt gezet. De ionisering van de lucht wordt onderhouden door een radio-isotoop. Enkel de meetkamer is rechtstreeks toegankelijk voor de omgevingslucht. De tussenliggende potentiaal aan beide kamers wordt voortdurend elektronisch vergeleken met een
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
referentiewaarde. Als er rookpartikels in de meetkamer penetreren, wordt zijn impedantie aangetast en wijkt de tussenliggende potentiaal af. Zodra die potentiaal de referentiewaarde bereikt, vergrendelt een elektronisch circuit, stuurt de kringstroom naar het alarm en schakelt het verklikkerlichtje op de detector in. De aanneming voorziet de levering aan de aannemer HVAC van de detectors (één detector per toevoer- of afvoerkring) en de vereiste bekabeling. De aannemer HVAC is belast met de plaatsing van de detector. C24.2.2.2. Detectiecentrale C24.2.2.2.1. Omschrijving De alarmcentrale is een recent ontwerp, modulair, maakt gebruik van een microprocessor en kan een grote hoeveelheid informatie snel, gelijktijdig en precies verwerken, gevens zoals : waarschuwingen, storingen, alarmen, ... De capaciteit van de centrales (waarschuwing en alarm) wordt bepaald door de aannemer in functie van de prestaties van het geïnstalleerd materieel. Ze bestaat voornamelijk uit : – – – – – – –
een voedingseenheid, drukknoppen voor het bedienen van de sirenes, een digitale klok, een alfanumeriek scherm, een RS232 interface of gelijkaardig om een printer aan te sluiten, een klavier, een contactdoos voor de eventuele aansluiting voor een portable PC.
Het alfanumeriek scherm moet een tweetalige tekst kunnen tonen van minstens 40 karakters over 2, 3 of 4 lijnen. Het geeft inlichtingen over het uur, de datum, de aard en de plaats van de gebeurtenis(sen) in chronologische volgorde. De getoonde teksten maken de identificatie van de gedetecteerde lokalen mogelijk en worden bepaald in nauwe samenwerking met de bouwheer. De organen van de centrale zijn opgesloten in een metalen kast van staalplaat en is is geschilderd, gebakken in de oven. C24.2.2.2.2. Voorwaarden opgelegd aan de voedingseenheid De werkspanning van de installatie is lager of gelijk aan 48 V. De voedingseenheid moet twee afzonderlijke voedingsbronnen hebben, elk in staat om op zich de werking van het geheel te verzekeren. Hoofdbron De hoofdbron bestaat uit de netspanning 230 Vac. Hulpbron
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De hulpbron is een stroombron die automatisch en meteen wordt ingeschakeld in geval van defect van de hoofdbron. De hulpbron moet de werking van de installatie verzekeren gedurende minstens 24 uur en aan het einde van de autonomie een geluidssignaal laten horen en een visueel signaal tonen (alle sirenes in werking) gedurende een half uur. Ze bestaat uit volledig gesloten droge loodbatterijen met verdikte elektrolyt die geen onderhoud vergen. Elk batterijelement is gesloten met een veiligheidsklep in één richting die een eventuele overdruk van gas vrijlaat en automatisch sluit en de kamers van de buitenlucht afsluit. De kleppen worden bovenaan of aan de zijkant geplaatst en zijn niet afgedekt. De batterij heeft een uiterst beperkte zelfontlading en is bestand tegen een lage ontlading zonder beschadiging en rendementsdaling. De capaciteit van de batterijen wordt bepaald door de aannemer en er wordt een gedetailleerde berekeningsnota aan de bouwheer voorgelegd voor uitvoering. De lader-gelijkrichter moet de noodzakelijke stroom leveren voor de installatie in aanwezigheid van de hoofdbron en de stroom om de batterijen in vollast te houden. Ongeacht de bron, de voeding moet permanent onder spanning gehouden blijven. Om beschadiging van de batterijen te vermijden, moet de voeding ervan de volgende veiligheden omvatten : – de batterijen zijn automatisch geïsoleerd van de installatie zodra hun spanning onder een waarde zakt die schadelijk is voor het behoud van de onderdelen, – zij worden ook automatisch geïsoleerd in geval van kortsluiting op de gebruikskringen, – zodra de spanning van de hoofdbron terugkeert, schakelen de batterijen opnieuw automatisch in, – als de batterijen maximaal zijn opgeladen, wordt de laadstroomsterkte teruggebracht op de waarde van de onderhoudsstroom (floating). regelmatig moet de goede werking van de batterijen worden gecontroleerd door de stroom ervan te leveren aan de reële spanning van de installatie. Bovendien moet er tussenin voldoende ruimte worden verzekerd. De voedingseenheid, de accessoires en verbindingen tussen de verschillende elementen worden in de centrale geplaatst. C24.2.2.2.3. Voorwaarden betreffende de materialen De bouw van de centrale is robuust en uit een onbrandbaar materiaal. Ze is zo opgevat dat de gebruiker enkel aan de proef-, de alarm-uit, de alarm- en de storingsorganen kan. De onderdelen van deze tabel worden geplaatst in een gesloten kast met een deur gemonteerd op een scharnier en voorzien van ene veiligheidsslot.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De deur is voorzien van een raam gerealiseerd in een transparant materiaal zodat de aanduidingen op het scherm kunnen worden gelezen. De organen om een deel van de installatie uit te schakelen, maken het mogelijk om dat deel te identificeren. Alle organen of gehelen van organen die regelwerk, onderhoud of herstellingen vergen, zijn makkelijk toegankelijk en snel demonteerbaar (inplugbare kringen). De diverse organen die moeten worden bewaakt of gemanipuleerd door de gebruiker zijn duidelijk gedefinieerd in de tekst op het scherm of door een symbool of een geschikte tekst. Elk stuk met een essentiële rol moet worden vervaardigd uit een materiaal dat voldoende bestand is tegen de effecten van veroudering, waarover enkel de bouwheer beslist. C24.2.2.2.4. Elektromechanische voorwaarden De inrichtingen die de variaties van de toestand van de detectiekringen moeten interpreteren, zijn : – continu doorlopen door een waakstroom, – onderworpen aan ene spanning zodat de onderbreking van een detectiekring (detectors inbegrepen) automatisch wordt gesignaleerd. Deze voorschriften zijn ook van toepassing wat betreft de kring van drukknoppen. Het vermogen van de relais die de signalisatie van het alarm besturen, is aangepast aan die opgeslorpt door het geheel van de sirenes. De verklikkerlichtjes zijn dioden met lange levensduur en laag stroomverbruik (LED). De bekabeling van de koperen geleiders, overeenkomstig de normen, met name wat betreft de isolatiespanningen die overeenstemmen met de bedrijfsspanning, moeten worden gerealiseerd volgens de regels van de kunst. Het merken gebeurt op de beschermingskasten van de toestellen of op de aansluitstroken, of op de steun ervan, zodat de opschriften aan de pinnen of klemmen staan en perfect leesbaar zijn, zonder dat er geleiders moeten worden verplaatst. De schikking van de geleiders, de kleur, de opschriften op de aansluitstroken of de kasten zijn duidelijk aangegeven op de bekabelingsschema’s van deze toestellen. C24.2.2.2.5. Functionele voorwaarden De centrale controleert minstens permanent : − de in- of uitschakeling van de installatie, − de aanwezigheid van elektrische voeding, − de defecten aan de hoofd- en hulpbronnen wordt aangegeven met een visueel en ene geluidssignaal, − de aanwezigheid en de toestand van de batterijen, − de detectiekringen, − de besturingskringen van de sirenes, − de verbindingslijnen die de informatie doorgeven die van de centrale komen :
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
. naar de printer, . naar het seintoestel, . naar de PC’s. Het toont op een alfanumeriek scherm minstens alle volgende gebeurtenissen : − − − − −
de alarmtoestand van de detectors met opgave van identificatie en plaats, de staat van storing van de detectors met opgave van identificatie en plaats, de werkingstoestand van alle drukknoppen (met inbegrip van die van de centrale), de toestand van storing van de drukknoppen, de toestand van storing van alle verschillende kringen (waarschuwing, alarm, enz...).
De waarschuwingstoestand van één of meerdere detectors schakelt een akoestisch geluid in en wordt individueel geïdentificeerd op het scherm. Het geluidsniveau voorzien voor alle detectors blijft te horen tot de manuele interventie op de centrale. Dat geldt niet voor de visuele identificatie die slechts verdwijnt na de inschakeling op de centrale in die mate dat de detector(s) terug in de waakstand is (zijn) gekomen omdat het fenomeen dat het alarm veroorzaakte is verdwenen. De staat van storing van elke detector, drukknop en kring schakelt een helder geluidssignaal in ten gevolge van de waarschuwingsstaat van de detector(s). Deze staat wordt bovendien individueel geïdentificeerd op het scherm voor elke detector, elke drukknop en elke kring. Het algemene geluidssignaal voor alle detectors, drukknoppen en kringen blijft ook te horen tot de manuele interventie op de centrale. Wat de visuele identificatie betreft kan de stopzetting enkel verkregen worden in die mate waarin de storing is verdwenen. De centrale maakt de telefoonboodschap vrij voor de zender vanaf programmeerbare gegevens : −in geval van geen manuele interventie in de centrale : binnen een te bepalen termijn, −in geval van een manuele interventie in de centrale : volgens bepaalde gebeurtenissen te definiëren als een termijn, een actie op één van de drukknoppen van het alarm en/of elke andere mogelijke actie of combinatie van acties. Hij schakelt automatisch het alarm in wanneer geen manuele interventie in de centrale komt binnen een overeen te komen termijn. De inlichtingen betreffende de programmering van de centrale worden gedefinieerd tijdens de werken door de bouwheer. Opmerkingen 1. Opdat bepaalde atmosferische omstandigheden de normale werking van de installatie niet zouden verstoren, staat ENKEL de centrale een bepaalde vertragingstijd toe. Zodra de detector de informatie ontvangt en doorstuurt, houdt de centrale die enkele seconden bij ; als een tweede inlichting niet tijdens die tijdsperiode komt om de eerste te bevestigen, wordt de waarschuwing geannuleerd.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
2. De verwijdering en/of de storing van één of meer detectors provoceert een storingssignaal met precieze indicatie van de plaats waar de storing zich heeft voorgedaan in de centrale. Alle detectors stroomop- en –afwaarts moeten normaal blijven functioneren. C24.2.2.2.6. Bedieningen Bovenop de informatie hierboven, beheert de brandcentrale ook de volgende besturingen en signalisaties : Installatie voor zoektocht naar personen De informatie van een brandwaarschuwing of een storing van de installatie moet aan de DECT-ontvangers worden gesignaleerd. De centrales moeten worden uitgerust met contacten en uitrustingen die daarvoor noodzakelijk zijn. Opening op afstand van de brandventilatie (koepels) De opening en sluiting van die brandventilatie wordt manueel bestuurd of door een besturing op het niveau van de afvoer. De centrale is uitgerust met twee verklikkerlichtjes die gaan branden als de koepel volledig open of gesloten is (een lamp per stand). Geen enkele lamp gaat branden in een tussenstand. De contacten en signalisaties die noodzakelijk zijn, moeten in de centrale worden voorzien. Alle noodzakelijke bekabelingen zijn voorzien in dit lot. De besturingsinrichtingen van de brandventilatie zijn geïnstalleerd in het kader van deze aanneming. De brandventilatie is geïnstalleerd in het kader van de ruwbouwwerken. Bij de opstelling van zijn inschrijving moet de aannemer van deze aanneming de noodzakelijke inlichtingen nemen om de kenmerken van de uitrustingen te kennen en om een prijs op te geven met kennis van zaken van alle verplichtingen. Stoppen van de ventilatieaggregaten In geval van branddetectie worden de ventilatieaggregaten (toevoer en afvoer) die de beschadigde zone bedienen automatisch stopgezet (volgens programmering). De centrale moet worden uitgerust met de noodzakelijke contacten hiervoor. Deze aanneming omvat de bekabeling die de brandcentrale verbindt met de N.O.-contacten die daartoe vrij worden gelaten in de schakelborden door de aannemer « HVAC ». Signalisatie « algemeen alarm stookplaats » In geval van detectie van een gaslek en de algemene uitschakeling van « verwarming », werkt een verklikkerlichtje aan de brandcentrales. Daartoe omvat deze aanneming : − de installatie van drie verklikkerlichtjes met hun merkteken : . gaslek (drempel 1), . gaslek (drempel 2),
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
. algemene afsluiting stookplaats, − de bekabeling tussen de brandcentrale en : . de kast voor gaslekdetectie (1 signalisatie per drempel), . de kast voor algemene afsluiting « stookplaats », − de interne bekabeling van de brandcentrale. Beveiligde deuren In het geval van brandalarm worden de beveiligde deuren automatisch vergrendeld. De centrale moet worden uitgerust met contacten en uitrustingen die daarvoor noodzakelijk zijn. Deze aanneming omvat tevens de kabels daartoe noodzakelijk vanuit de centrale. Brandwerende deuren In geval van brandalarm worden de deurmagneten van de brandwerende deuren automatisch vrij gemaakt zodat ze sluiten. De centrale moet worden uitgerust met contacten en uitrustingen die daarvoor noodzakelijk zijn. Deze aanneming omvat ook de levering en plaatsing van deurmagneten en de bekabeling daarvoor vanuit de centrale. Daarom worden de deurmagneten samen geplaatst door de installateur van schrijnwerk en de elektricien of minstens volgens een procedure die ze onderling zijn overeengekomen (alle kosten vallen ten laste van dit deel van de aanneming). C24.2.2.3. Drukknop onder een vervormbare ruit De drukknop onder een plastic ruit of een rode vervormbare lamel bestaat uit een drukknop in een metalen of plastic doos. De vervorming van de ruit maakt het mogelijk om een waarschuwing naar de centrale te sturen. De aanduiding « Brand » of het teken « Brand » moeten op de ruit staan. De hoger beschreven doos is ingebouwd of opgebouwd naargelang wat is voorzien voor de besturingstoestellen en contactdozen. De plaatsing is identiek aan die van de besturingstoestellen (cfr. Paragraaf D.a. van het standaardbestek 400 - deel 400.D.02.). In het algemeen worden de drukknoppen op een hoogte geplaatst van 1,5 m van de afgewerkte vloer. C24.2.2.4. Sirenes De binnen het kader van deze aanneming te plaatsen sirenes zijn geluidsinrichtingen met groot akoestisch vermogen van het elektronische type. Ze worden vervaardigd in metaal of hard plastic. Ze zijn volledig beschermd tegen oxidatie door fosfatering, vercadmiumd of een in de oven gebakken emaillaag. Een equivalente bescherming wordt aanvaard mits akkoord van de directie der werken. Ze worden gesynchroniseerd en zijn zichtbaar in alle lokalen. Bovendien worden ze uitgerust met een aansluitklemmenstrook.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Hun technische kenmerken zijn de volgende : − geluidsniveau : 100 dB op 1 m in een gesloten lokaal, − voeding : maximum 48 V, − volledig met transistors uitgerust. Als ze in vochtige lokalen zijn geïnstalleerd hebben ze beschermingsgraad IP54. Proefregels voor detectors, het signalisatiebord en de tussenliggende stukken De proeven op detectors, het verdeelbord en de tussenliggende stukken voorzien in standaardbestek 400 deel 400.E.01. moeten niet worden uitgevoerd binnen het kader van deze aanneming. Ze worden vervangen door : 1° Voor de detectors De opgelegde proeven in de normen .B.N. S.21-101 en N.B.N. S.21-105 tot 109 of in het « Reglement voor automatische brandmelders » (laatste uitgave - document gepubliceerd en uitgegeven door de Beroepsvereniging voor verzekeringsondernemingen). 2° Voor de brandcentrale Die opgelegd in het « Reglement voor automatische brandmelders » (laatste uitgave). Al deze proeven moeten worden uitgevoerd door een door de ANPI (Nationale Vereniging voor brand- en diefstalbestrijding) erkend laboratorium. De aannemer levert de BOSEC-erkenningscertificaten voor de verschillende types detectors opgenomen in dit bijzonder bestek en voor de signalisatieborden, waarop staat vermeld welke van de hoger beschreven opgelegde proeven werden uitgevoerd en de besluiten ervan. C24.2.4. Classificatie van de installaties : proeven ter plaatse C24.2.4.1. Algemeen De voorschriften in het standaardbestek 400 – deel 400.E.01 zijn van toepassing. C24.2.4.2. Proeven ter plaatse De waarschuwing-alarminstallatie van deze aanneming wordt opgeleverd door een erkend organisme volgens de regels voorgeschreven in artikel 6.2. van de norm N.B.N. S.21.100. De oplevering moet bovendien betrekking hebben op de volgende punten : − conformiteit van de installatie met de voorschriften opgelegd in dit bijzonder bestek, − de proeven van alle nieuwe detectors middels een rookstok, − controle de werking van heel de installatie in functie van de voorschriften opgelegd in dit bijzonder bestek,
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
− proef van de werking van de waarschuwingen. De resultaten van de oplevering zijn opgenomen in het verslag. Dit verslag vermeldt welke proeven er precies zijn uitgevoerd en hun resultaten en de punten gecontroleerd door het opleverend organisme. Het is getypt en ondertekend. C24.2.5. Installatieregels C24.2.5.1. Algemeen De wijze van plaatsing van de kabels voldoet aan de voorschriften van paragraaf B.h. hoger. De leidingen worden ook bepaald volgens de voorschriften van paragraaf B.h. van dit bijzonder bestek. C24.3. Toestellen voor brandbestrijding C24.3.1. Brandhaspels Omdat het om een renovatie gaat, is het referentiemerk UCL Sint-Lucas « SOMATI ». C24.3.1.1. Manuele vaste muurhaspel met axiale voeding De manuele vaste muurhaspel wordt in de meetstaat per meter vermeld. De manuele vaste muurhaspel voldoet aan de norm EN 671-1. Hij heeft het CE-merk en wordt ANPI-gehomologeerd. De belangrijkste kenmerken van de manuele vaste muurhaspel zijn : − − − − − − − −
Eindschild van haspel in signaalrood RAL 3001, manuele afsluitkraan 1”, kwartdraai, slang conform aan EN694, spuit 30 meter diameter 25 mm (gesloten/volle straal/sproeistraal) met afsluiting, muurplaat voor eenvoudige montage, slanggeleider voor eenvoudige oprollen van de haspelslang, aansluiting op water in messing, instelbaar remsysteem voor trommel.
De afmetingen van de haspel zijn bij benadering : − −
diameter van de eindschilden : dikte : ± 230mm.
±
600 mm,
Opmerking : In het geval van plaatsing in een technische koker moet geen kast worden voorzien. C24.3.2. Kranen Er worden kranen voorzien op de toevoerkringen van de uitrustingen voor brandbestrijding. Ze zijn van hetzelfde type als die voorzien op de toevoerkringen voor sanitair water.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Ze worden gemonteerd in open en verzegelde stand. C24.3.3. Drukmeter De drukmeters gebruikt voor de hydraulische kringen zijn van het type « BOURDON ». Er is een drukmeter met wijzerplaat voorzien stroomafwaarts van de ongunstigste brandkraan. Gevoelige elementen bevinden zich in de as van de buizen waarmee ze zijn uitgerust. De drukmeter beantwoordt aan de volgende kenmerken : precisie tot 1 % van de totale schaalmeting, voldoet aan de afdichtingscriteria IP 53 van de norm N.B.N. CEI
144,
type met Bourdon-buis met meetsysteem in roestvrij staal, diameter van 100 mm, gradering van 0 tot 10 bar, materialen : doos van roestvrij staal, aansluiting Ø 1/2" B.S., meetelement : Bourdon-buis van roestvrij staal, mechanisme in roestvrij staal AISI 316, transparant in dubbel glas 3 mm.
• • • • •
Op elke drukmeter moet een 3-wegsafsluitklep worden voorzien. Er wordt een scheider geplaatst op de aansluiting als de agressiviteit van de vloeistof dat rechtvaardigt. C24.3.4.1. Zelfklevend pictogram brandslang en brandblusser Veiligheidssignalisatie en brandbescherming conform K.B. 17/6/97-NBN ISO 6309. De belangrijkste kenmerken van het pictogram zijn : -
zelfklever, betekenis/voorstelling : brandslang, betekenis/voorstelling : brandblusser, in vinyl.
Afmetingen : -
breedte: ± hoogte: ±
200 mm, 200 mm.
C24.3.5. Buizen Buizen uit gegalvaniseerd staal De buizen zijn van binnen en buiten warm gegalvaniseerd staal. De buiselementen worden op de volgende wijze geassembleerd :
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
−voor buizen met een diameter kleiner of gelijk aan 4" : per aansluiting en hulpstukken met schroefdraad van smeedbaar, gegalvaniseerd gietijzer met boorden, −voor buizen met een diameter kleiner van meer dan 4" : per demonteerbare aansluiting (beugels en bouten, verbindingen met axiale koppeling, demonteerbare mechanische koppeling, ...) ter goedkeuring voor te leggen aan de Bouwheer. Hardsolderen is verboden, evenals buigen van de buizen. De buizen worden met een helling van minstens 2 mm/meter gelegd. De leidingen worden bevestigd met beugels waarvan de afstand zo is dat geen vervorming optreedt. De maximale afstanden tussen de beugels zijn 1,50m horizontaal en 2,00m verticaal. De beugels zijn van gegalvaniseerd staal met messing schroeven. Alle voorzorgsmaatregelen worden genomen om trillingen ten gevolge van het geleverd materiaal te voorkomen, meer bepaald die bepaald in artikel 00.08.6 van het document S.T.S. 62. Ze zijn geschilderd met een primer die de hechting van de afwerklagen mogelijk maakt. De twee afwerklagen zijn begrepen in de aanneming en zijn « signaalrood » RFM 3001. 20.
ARTIKEL C39 – BIJHORENDE WERKEN
1. Algemeen De bepalingen van standaardbestek 105 zijn volledig van toepassing. De kostprijs van de bijhorende werken moet worden inbegrepen in de eenheidsprijs van de uitrustingen opgenomen in de samenvattende meetstaat. 21.
ARTIKEL C40 – SCHILDERWERKEN
De kenmerken van de verven en de verwerkingsmodaliteiten zijn conform artikel 07 van het standaardbestek 104. De opbouwbuizen in de lokalen en hun bevestigingsmiddelen krijgen een laag roestwerende verf (formule E) en twee lagen glyceroftalische verf bestand tegen warmte en in een kleur te bepalen door de architect. Onder opbouwbuizen moeten alle « zichtbare » buizen worden begrepen, met uitzondering van die in muren, vloeren of achter een vol verlaagd plafond. De kleur van de buizen is die traditioneel gebruikt voor verwarming. De te isoleren buizen krijgen twee lagen roestwerende verf. Het merken van geïsoleerde buizen gebeurt met geschilderde stroken of zelfklevers op de isolatie aangebracht. 22.
ARTIKEL C41 – ISOLATIE
Artikel C41 van het standaardbestek 105 wordt als volgt gewijzigd :
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
– pagina II./C41./1. : alinea i wordt vervangen door : « De vezelhoudende materialen mogen geen schadelijke concentratie fijne deeltjes vrijgeven die schadelijk zijn voor de gezondheid ». – pagina II./C41./3. : de vierde lijn wordt vervangen door : « Opmerkingen (over punt d.) » – pagina II./C41./8. : alinea 2.3.5.2. wordt vervangen door : « 2.3.5.2. Vereenvoudigde methode Als de vloeistoftemperatuur begrepen is tussen 50 en 90 °C, is het toegestaan om de waarden van he en lambda te bepalen op basis van de hypothese dat de temperatuur van het buitenoppervlak (ts) gelijk is aan de kamertemperatuur (te) vermeerderd met 5 °C als C > 2 W/(m².K4), en met 10 °C als C ≤ 2 W/ (m².K4). Vervolgens berekent men met de waarden he en lambda meteen de thermische transmissie kl, met de formule opgegeven in punt 2.3.1. » – pagina II./C41./21. : het tweede punt van de tweede alinea van A.1.2. (m.a.w. de voorlaatste en de op twee na laatste lijn van de pagina) wordt geschrapt, – in sommige exemplaren van standaardbestek 105 ontbreekt pagina II./C41./2. ; zij bevat het volgende (cursief). c. Het vuurgedrag van het materiaal aangebracht op de isolatie is zo dat het behoort tot klasse A1 volgens de norm N.B.N. S.21-203. d. In gebruikte lokalen, doorgangsplaatsen en evacuatiewegen (met inbegrip van verlaagde plafonds en verhoogde vloeren in deze ruimten); hebben de materialen een aanvaardbare fysiologie als ze worden onderworpen aan een bepaalde verhitting (giftigheid en opaciteit van de verbrandingsgassen). 1.1. Monsters De aannemer legt een monster van de voorgestelde materialen ter goedkeuring voor aan de directie der werken. Het monster wordt, naargelang het geval, aangebracht op : – een buisstuk DN 25 met een bocht van 90° en voorzien van een bekleding en een mof, – een stuk luchtbuis 0,30 x 0,60 m van één meter lang, bestaande uit twee buisstukken en hun transversale koppeling, voorzien van de voorgestelde bekleding. 124. Certificaten De aannemer levert een kopie van de technische goedkeuring. 1. Buizen voor het transport van warm water, stoom en thermisch fluïdum De volgende leidingen worden geïsoleerd.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
a. Alle buizen van de verwarming of sanitair warm water in de vloer, in de buitenlucht of in lokalen of ruimten die geen deel uitmaken van het beschermd volume van het gebouw. Het beschermd volume wordt bepaald in de norm N.B.N. B.62-301. b. Alle buizen voor de verwarming of sanitair warm water in verlaagde plafonds, verhoogde vloeren, technische lokalen of technische kokers, ook als die deel uitmaken van het beschermd volume van een gebouw. c. Alle buizen voor verwarming of sanitair warm water die door lokalen komen waar een systeem voor klimaatregeling is voorzien. De isolatie wordt verzekerd door schelpen van minerale wol. De minimumdikte is opgenomen in de volgende tabel. De toe te passen dikten in deze aanneming zijn die opgenomen in kolom 1. DN (mm)
dext
10 15 20 25 32 40 50 65 80 100 125 150 200 250 300 350 400
17 21 27 34 42 48 60 76 89 114 140 165 219 273 324 368 419
Isolatiedikte (mm) Kolom 1 (volgens standaardbestek 105) (te = + 10 °C) 40 40 40 50 50 60 60 70 70 80 80 90 90 100 110 110 110
Kolom 2
25 25 25 30 30 30 40 40 40 50 50 60 60 80 80 80 80
De hierboven vermelde dikten worden berekend rekening houdend met : – 0,04 W/mK), – 60°C. –
een isolatie met een schelp van minerale wol (lambda = een gemiddelde temperatuur van de verwarmende vloeistof van een kamertemperatuur buiten gelijk aan de binnentemperatuur.
De hoofdbuis in de stookplaats wordt afgewerkt met een aluminium plaat van minstens 1 mm dik. 23.
HOOFDSTUK D - AKOESTIEK
1. Algemeen
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De aannemer heeft een resultaatsverplichting. De opgegeven middelen dienen als voorbeeld of als principe. De akoestische proeven voor de voorlopige oplevering vallen ten laste van dit deel van de aanneming. De kostprijs van de uitrustingen, inrichtingen, materialen en maatregelen om de akoestische vereisten na te leven, is verdeeld over de overeenstemmende posten of in de eenheidsprijzen van de uitrustingen, er wordt geen supplement aanvaard. In het geval van niet naleving van de vereisten bepaald in dit bijzonder bestek, zijn alle bijkomende kosten om te voldoen aan de naleving ervan ten laste van de aannemer.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De aannemer moet voor plaatsing de proefverslagen opgesteld door een onafhankelijke externe technische controledienst (Erkend Organisme) ter goedkeuring voorleggen aan de bouwheer, in het bijzonder voor : de akoestisch absorberende factoren van het afwerkmateriaal, de akoestische demping van de geluidsdempers, de isolatie tegen trillen van trillingswerende elementen, enz...
− − − −
Asbest en haar derivaten zijn verboden. Om de geluidskenmerken van de ventilatieopeningen, de geluidsproducerende toestellen, aggregaten voor luchtbehandeling en voor de akoestische demping van de geluidsdempers volstaat het de attesten van de proeven van de leverancier te leveren voor zover ze werden uitgevoerd volgens de genormaliseerde methoden. De proefverslagen opgesteld in een andere taal dan Frans moeten worden vertaald door een erkend Belgisch akoestisch laboratorium en moeten worden geïnterpreteerd volgens de Belgische normen. De bouwheer moet overgaan tot alle akoestische metingen die hij noodzakelijk vindt "in situ". De proeven "in situ" worden uitgevoerd in volledig afgewerkte lokalen, echter niet gemeubeld en niet gebruikt. Wat betreft bepaalde vereisten per categorie (zie N.B.N. S.01-400), moet aan de gespecificeerde vereiste worden voldaan in het laboratorium wat betreft de akoestische dempingsindex en, voor de meting "in situ" moet dezelfde categorie worden verkregen met de overeenstemmende specificatiecurve voor ruwe genormaliseerde akoestische isolatie. Het isolatieverschil tussen de curve van de akoestische dempingsindex en de genormaliseerde ruwe akoestische isolatie is in de grootorde van enkele dB. De isolatievereiste is dus enkele dB strenger in het labo dan "in situ". 2. Basisnormen De akoestische waarden en vereisten zijn gebaseerd op en gemeten volgens de volgende Belgische normen : N.B.N. 263 : Akoestische voorwaarden. N.B.N. 576-11 : Curven voor de geluidsevaluatie. N.B.N. S.01-004 : Normale frequenties voor akoestische metingen. N.B.N. S.01-005 : Meten in het laboratorium van de geluidsverzwakkingindex voor luchtgeluid. N.B.N. S.01-006 : Meten "in situ" van de akoestische isolatie voor luchtgeluid. N.B.N. S.01-007 : Meten in het laboratorium van de geluidstransmissie van contactgeluid. N.B.N. S.01-008 : Meten "in situ" van de geluidstransmissie van contactgeluid. N.B.N. S.01-009 : Meten van de geluidsabsorptie-factor in nagalmkamer.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
N.B.N. S.01-016 : Meten in “situ” van de akoestische isolatie van gevels en gevelelementen tegen luchtgeluid. N.B.N. S.01-400 : Criteria van de akoestische isolatie. N.B.N. S.01-401 : Grenswaarden voor de geluidsniveaus om het gebrek aan komfort in gebouwen te vermijden. 3. Vereisten van toepassing op de aanneming HVAC 3.1. Evaluatie van de geluidsindex in de lokalen Het niveau van akoestische druk wordt gemeten in de naburige lokalen of in de lokalen die door de technische installaties worden bediend, en wel op 1,25 m boven de vloer en op minstens 1 m van de geluidsbron. Het maximum geluidsniveau toegestaan in de lokalen, rekening houdend met een normale intensieve werking van de technische installaties van het gebouw, zijn de volgende : - Kantoren - Animatieruimte - Gangen - Trappen - Sanitaire lokalen
- Technische kokers - Technische lokalen in het algemeen
NR 35 NR 35 NR 35 NR 45 NR 45 voor HVAC NR 65 voor sanitair bij maxim. geluidsniveau (Bijv. vullen spoelbakken) NR 65 NR 75
Gezien de strenge eisen moet bijzonder aandacht worden besteed aan de keuze van de toestellen en de openingen voor toe- en afvoer. De openingen moeten gekozen worden, rekening houdend met de eisen hierboven. In alle gevallen moet de evaluatie-index van het geluid in de gebruikte lokalen worden nageleefd. 3.2. Buitengeluiden veroorzaakt door de technische installaties Het akoestisch drukniveau buiten het gebouw, veroorzaakt door de technische installaties van het gebouw, mag in geen geval hoger zijn dan de waarden bepaald door de norm N.B.N. S.01-401 met betrekking tot categorie 1. De waarden worden gemeten op een meter van de luidste geluidsbron, bijvoorbeeld : ventilatie, enz... werkend op het luidste regime. Indien noodzakelijk voorziet de aannemer op eigen kosten de noodzakelijke geluidsdempers en/of akoestische bekledingen om de vereisten te kunnen naleven, vooral voor de afname van verse lucht of de afvoer van vervuilde lucht door de ventilatieaggregaten, enz... De noodzakelijke voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen om de vereisten na te leven.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
4. Technische voorwaarden voor de thermische uitrustingen 4.1. Algemeen Alle machines moeten worden gekozen met een rotatiesnelheid van 1200 tot 200 omwentelingen. De inschrijvers voorzien bijkomende maatregelen die zij noodzakelijk achten om de opgelegde resultaten te verkrijgen evenals de diverse maatregelen die de goede praktijk opleggen. De aannemer moet zijn onderzoek naar akoestische isolatie en geluid coördineren met de algemene aannemer die de wanden moet bouwen die worden doorlopen of waarlangs de installatie loopt en dicht bij de vloeren en plafonds voorzien in het gebouw. 4.2. Thermische uitrustingen 4.2.1. Verwarmingsketels met brander met ingeblazen lucht De aannemer voorziet een geluidwerende kast voor de brander. Bovendien verbindt de aannemer er zich toe een geluidsdemper te plaatsen in de schoorsteen als dat noodzakelijk blijkt. Hij voorziet de opstelling van de liggingsplannen voor deze geluidsdempers. De ventilatieroosters van het technisch lokaal stookplaats zijn akoestisch om het opgelegde geluidsniveau buiten na te leven. De verwarmingsketels moeten de artikels naleven met betrekking tot de trillingswerende sokkels en de pompen en circulatiepompen. 4.2.2. Aggregaten voor de productie van ijswater Zonder voorwerp. 4.2.4. Ventilatoren van de centrales voor luchtbehandeling De ventilatoren van de centrales voor luchtbehandeling zijn van het type centrifugaal met dubbele aanzuigopeningen, of een ventilator met vrij wiel. Ze worden in de kasten van de centrales geplaatst. De mobiele delen zijn in evenwicht met klasse G minstens 2.5, volgens ISO 1940. Zoals de fabrikant heeft voorzien worden er trillingswerende contactblokken geplaatst onder het motor-ventilator-geheel. 4.2.5. Pompen De pompen hebben een rotatiesnelheid van 1400 en 1600 o/m. Voor alle pompen is het maximaal gegenereerd geluid in werking niet groter dan NR 60. Stroomopwaarts en stroomafwaarts van elke pomp worden trillingswerende moffen geplaatst om te vermijden dat de trillingen worden doorgegeven buiten het lokaal waar ze zich voordoen. Trillingswerende beugels worden zorgvuldig aangebracht op de leidingen die de pompen bedienen om de geluiden van de niet-vaste stoffen niet te verspreiden in het gebouw.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
De circulatiepompen van meer dan 150 kg worden op een individuele betonnen sokkel gemonteerd met trillingswerende inrichtingen met resonantiefrequentie kleiner dan 10 Hz (isolatie minstens 15 dB van de nominale frequentie veroorzaakt door de mobiele elementen). Elastische elementen worden zichtbaar gemonteerd. Het gewicht van de bevestigingssokkel is minstens drie keer dat van de pomp in werking. 4.2.6. Elektrische aansluitingen De elektrische aansluitingen van de toestellen worden zo gerealiseerd dat elke stijve aansluiting tussen de toestellen en het gebouw vermeden wordt. De elektriciteitsleidingen en hun steunen creëren geen akoestische bruggen tussen de vaste delen van het gebouw en de delen van mobiele constructies zoals machines op frame of een zwevende vloer bijvoorbeeld. 4.2.7. Akoestische demping 4.2.7.1. Geluiddemper De akoestische inrichtingen zijn voorzien stroomop- en -afwaarts van elk van de centrales voor luchtbehandeling (toevoer- en afvoeraggregaten). Hun keuze (type, sectie en lengte) hangen af van de kenmerken van de motorventilatoraggregaten, het tracé van de kringen, de keuze van de ventilatoruitlaten en het opgelegd akoestisch niveau in de lokalen. Er moet een berekeningsnota worden voorgelegd aan de bouwheer. Er wordt de aanneming geen prijssupplement toegestaan in geval van weglating of vergissing bij de keuze van het materieel. Het drukverlies door de invoeging van de geluidsdempers mag niet groter zijn dan 40 Pa voor een nominale snelheid in de kokers kleiner dan 8 m/s. De maximale doorgangssnelheid in de vrije sectie van de geluiddempers is in elk geval beperkt tot 8 m/s. De geprofileerde delen noodzakelijk voor een eventuele snelheidsvermindering, worden met de geluidsdemper geleverd. De materialen gebruikt voor de bouw van de geluidsdempers zijn onbrandbaar, onbederfelijk, geven geen partikeltjes af en zijn reukloos. In de fabricage mogen geen bitumenpapier of bitumineuze derivaten of gelijkaardige producten worden gebruikt. De materialen mogen niet aangetast worden door de voorziene snelheden en er moet een certificaat van onaantastbaarheid van de gebruikte materialen bij snelheden die dubbel zo hoog zijn als voorzien worden geleverd bij de offerte van de inschrijver. De akoestische schermen die de geluidsdempers vormen hebben een dikte van minstens 200 mm en de intervallen tussen de schermen bedragen maximaal 100 mm. Er kan van deze regel worden afgeweken voor zover een technische berekeningsfiche van geluidsdempers per octaaf wordt afgeleverd waaruit kan worden opgemaakt dat een ander type geluidsdemper gunstiger is. De geluidsdempers of ventilatiekokers zijn akoestisch geïsoleerd. Daarom wordt geen enkel prijssupplement toegestaan aan de aanneming, vermits die verplicht is tot resultaat.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
4.2.7.2. Akoestische soepele leidingen Er moeten soepele akoestische leidingen worden voorzien aan de ventilatoruitlaten en ventilatieroosters als de akoestische omstandigheden dat opleggen. Ze zijn van soepel dubbelwandig aluminium met tussenplaatsing van minerale wol als absorberende materie rondom. De minerale wol heeft een minimale dikte van 25 mm en een dichtheid van ± 25 kg/m³. Het onderste aluminiumblad is geperforeerd. Het buitenste aluminiumblad is minstens 150 µm dik. 4.2.8. Akoestische jaloezieën De akoestische jaloezieën zijn volledig in gegalvaniseerde staalplaat uitgevoerd van 1,5 mm dik. De onderste delen van de akoestische jaloezieën zijn van geperforeerde gegalvaniseerde staalplaat van 0,8 mm dik. De ruimte tussen de akoestische lamellen bedraagt 150 mm. Deze lamellen zijn bezet met een onontvlambaar akoestische absorberende materie van ± 40 kg/m³, onbederfelijk en vastgehouden door een geperforeerde plaat. De elementen hebben het profiel van een vleugeltip om de weerstand tegen de toegevoerde lucht te beperken. Ze zijn ongeveer 40° gebogen. De totale dikte van deze roosters of akoestische jaloezieën kunnen variëren van 300 tot 600 mm, naargelang de gewenste demping. Deze akoestische jaloezieën waarborgen een demping van : He rtz
6 3
1 2 5
2 5 0
5 0 0
dB
7
7
9
1 2
1 0 0 0 1 8
2 0 0 0 2 0
4 0 0 0 1 5
4.2.9. Luchtleidingen en buizen 4.2.9.1. Luchtkringen De luchtkringen worden gesteund met metalen profielen en tussen het profiel en de koker moet een rubberen isolatie worden voorzien. De aansluiting op toestellen gebeurt met soepele moffen. 4.2.9.2. Elastische ophanging van hangende toestellen De hangende toestellen zijn voorzien van een trillingswerend systeem. De frequentie eigen aan het hangend geheel, m.a.w. de leidingen-toestellen, hun ophangmiddelen en de trillingsdempers bedraagt minder dan 7 Hz.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
Het gebruik van elastische elementen van kunstrubber is toegestaan voor frequenties van meer dan 10 Hz. Voor kleinere frequenties zijn metalen helicoïdale veren op rubberen steunelementen vereist. 4.2.9.3. Leidingen In de technische lokalen worden de leidingen gesteund door trillingswerende elementen met hetzelfde resultaat als die vereist voor de machinesteunen. 4.2.10. Ventilatoruitlaten – Aëraulische eindeenheden De keuze van de uitlaten moet de akoestische verplichtingen respecteren die zijn aangegeven in punt 3.1. 4.2.11. Radiatoren De thermostatische kranen mogen geen geluid maken als ze bijna gesloten zijn. 4.2.12. Aansluitingen en akoestische isolatie 4.2.12.1. Doorgang door bouwelementen : muren, wanden, platen en vloeren Bij de doorgang door deze elementen worden de leidingen, luchtbuizen en kabelbanen over de volledige lengte van de doorgang omhuld met een materiaal dat soepel blijft onder belasting en dat toelaat om eventuele trillingen op te vangen. Dit materiaal dicht elke ruimte tussen de leidingen en de koker. Als de bouwelementen brandwerend zijn, mogen de soepele moffen die brandwerende kwaliteit niet afzwakken, voorzorgsmaatregelen te nemen voor de installatie. Deze doorgangen eindigen aan weerszijden van het bouwelement met een waterdichte barrière van Promat, gipsplaat + soepele dichting die bestaat uit een voegbodem en een siliconenkit tussen de sluitplaat en de leiding. 4.2.12.2. Akoestische barrières in de schachten De centrale ventilatieschachten worden verbonden met het technisch lokaal en deze doorgang moet zorgvuldig worden gedicht. Dit om akoestische bruggen via de schachten te vermijden. Deze akoestische barrières worden gerealiseerd na plaatsing van de leidingen. De techniek gebruikt om de leiding in plafonds van gebuikte lokalen te isoleren voldoet aan de volgende isolatiecriteria : Hz
1 2 5
2 5 0
5 0 0
dB
2 0
2 2
2 5
1 0 0 0 3 0
2 0 0 0 3 0
4 0 0 0 3 0
De muren rond de kokers moeten vervaardigd worden in zware betonblokken en moeten behoren tot de isolatiecategorie 3a.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
5. Trillingen 5.1. Voorafgaande opmerkingen 5.1.1. Trillingen geproduceerd door de werking van de technische uitrustingen en doorgegeven aan de niet-geïsoleerde bouwwerken van het gebouw, moeten lager zijn dan de volgende waarden. De versnellingen van de verticale trillingen mogen de criteria van de norm DIN 4.250 Teil 2 – evaluatiecurven KB niet overschrijden. − Lokalen met strenge akoestische criteria, kantoren of vergaderzalen, enz... : max. KB 0,10 − Andere lokalen met uitzondering van technische lokalen : max. KB 0,14 − Niet-zwevende bouw van de technische lokalen : max. KB 0,20 5.1.2. In de technische lokalen zijn individuele sokkels per machine (koelaggregaten, luchtkoelers, centrale voor luchtbehandeling, pomp (zwaarder dan 150 kg) voorzien. Het geheel van deze werken wordt uitgevoerd door deze aanneming. 5.1.3. De trillingswerende inrichtingen (trillingsdempers, soepele moffen, soepele passtukken, elastische ophangmiddelen, ...) bestemd om de trillingstransmissie aan de structuur of de uitrustingen te vermijden, zijn inbegrepen in de prijs van de uitrustingen. 5.2. Individuele sokkels 5.2.1. Aggregaten met een vermogen van meer dan 736 W De sokkel moet groter zijn dan het aggregaat. De steunveren zijn van metaal en onderling identiek voor dit aggregaat. De frequentie eigen voor het geheel aggregaat-sokkel-veren of dempers moet kleiner zijn dan 3 Hz. Efficiëntie : 95 % of 26 dB uitgedrukt in nominale frequentiesnelheid die de machine op de geïsoleerde sokkel genereert. In ieder geval mag de vloerplaat niet worden belast als alle machines in werking zijn. 5.2.2. Aggregaten met een vermogen van minder of gelijk aan 736 W De bovenstaande tekst blijft van toepassing, maar het zou goed zijn dat de aannemer de metalen veren vervangt door dempers van rubber of chloropreen. De frequentie eigen aan het aggregaat-sokkel-veren of dempers moet kleiner zijn dan 11 Hz als de snelheid uitgedrukt in omwentelingen per minuut van de mobiele delen gedeeld door 120 gelijk of groter is dan 11 Hz. Als het resultaat kleiner is, moet de snelheid van de mobiele delen gedeeld worden door 150 en dit cijfer drukt de frequentie uit in Hertz, eigen aan het trillingswerend systeem. Efficiëntie : 95 % of 26 dB uitgedrukt in snelheid.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht T. Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011
6. Akoestische isolatievereisten voor vloeren en muren Wij vestigen de aandacht van de aannemer op het feit dat de toestellen en installaties de akoestische isolatie tussen de lokalen niet mogen verminderen. 24.
HOOFDSTUK E – PROEVEN VAN DE INSTALLATIE
De volledige elektrische installatie met betrekking tot deze aanneming wordt opgeleverd door een erkend organisme voor de voorlopige oplevering. Er moet een proces-verbaal worden geleverd aan de bouwheer. Dit document moet aantonen dat de verplichtingen in de aanbestedingsdocumenten zijn nageleefd. Hetzelfde geldt voor de werking van de beschermingsuitrustingen tegen brand.
*
*
*
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011 Bijlagen
BIJLAGEN
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011 Bijlagen
BIJLAGE 1 WEERSTAND TEGEN BRAND VAN DE DOORVOERINGEN VAN BOUWELEMENTEN.
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011 Bijlagen
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011 Bijlagen
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011 Bijlagen
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011 Bijlagen
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011 Bijlagen
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011 Bijlagen
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011 Bijlagen
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011 Bijlagen
BIJLAGE 2 LIJST VAN DE PLANNEN
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]
11-2163 (MCU) / Gemeente Anderlecht Verbouwing van een flatgebouw met lokalen voor verenigingen Installaties H.V.A.C. en brandbeveiliging Gecreëerd op 18 februari 2011 Herzien op 21 februari 2011 Bijlagen
BIJLAGE 3 SAMENVATTENDE MEETSTAAT
G.E.I. Techniques Spéciales s.a. – Tel. : 02/340.84.50 – Fax : 02/340.84.56 – e-mail:
[email protected]