RESULTATEN OSZ 2014
BESTE POLITICUS, EXPERT, GEÏNTERESSEERDE… Deze bundel bevat de aanbevelingen van zo’n 500 Vlaamse jongeren over het thema Voedsel, zowel op nationaal als mondiaal vlak. Deze aanbevelingen zijn het resultaat van een jaartraject waarin deze jongeren debatteerden over de vraag ‘Hoe kunnen we 9 miljard mensen voeden in 2050?’. In aanwezigheid van politici en experts werden deze aanbevelingen op de Overkoepelende Slotzitting van KRAS (het vroegere scholierenparlement) geformuleerd. Het KRAStraject rond het thema Voedsel liep over het hele schooljaar 2013 - 2014. In eerste instantie verdiepten de jongeren zich in verschillende standpunten in het debat rond ‘de vraag van 9 miljard’ via rollenspelen. Op die manier maakten ze kennis met het thema en ontdekten ze verschillende perspectieven in dit debat. Nadien kregen de jongeren de kans hun persoonlijke mening te vormen en hierover het debat aan te gaan met lokale politici. Uitgangspunt hierbij is dat jongeren zelf bepalen wat zij belangrijk vinden als het gaat over voedsel en de toekomst. Op 9 mei werd dit jaartraject afgesloten met een groot slotdebat in het Vlaams Parlement en in de Kamer en Senaat van het Federale Parlement. Zo’n 500 jongeren uit 22 verschillende lokale KRASgroepen legden hun mening voor aan elkaar, aan jongeren uit andere KRASgroepen en aan politici en experts. Aan de hand van een duidelijke probleemstelling formuleerden zij concrete beleidsaanbevelingen die tenslotte plenair werden gestemd. Op de volgende pagina’s kan u een analyse van de resultaten van de slotzitting vinden, een overzicht van de discussievragen en tot slot alle goedgekeurde moties. We hopen dat u zich kan laten inspireren door het harde werk van deze jongeren, om in uw (beleids)werk ook hun visie op de toekomst mee vorm te geven. Bij vragen, staan we u graag te woord. KRASSE groet, Katrien, Marjolein, Ruth en Pieter
[email protected] of 02/527.91.94 KRAS is een project van Jeugddienst Globelink met de steun van de Vlaamse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Belgische ontwikkelingssamenwerking.
2
HET RESULTAAT VAN EEN HELE DAG DEBATTEREN “De aanpak om honger in de wereld te bestrijden heeft gefaald. We moeten de bestaande voedselsystemen radicaal herzien.” (Olivier De Schutter – VN voedselrapporteur – maart 2014) Afgelopen vrijdag 9 mei verzamelden 500 jongeren uit heel Vlaanderen en Brussel in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat en het Vlaams Parlement. Tijdens de Overkoepelende SlotZitting (OSZ) van het project KRAS, het scholierenparlement georganiseerd door Jeugddienst Globelink, spraken zij zich uit over de vraag hoe we in 2050 binnen de ecologische, economische en sociale grenzen van onze planeet 9 miljard mensen kunnen voeden. Resultaat? Een lading KRASse aanbevelingen! Hieronder vindt u de belangrijkste bevindingen daaruit. Zullen we allemaal samen onze verantwoordelijkheid opnemen en aan de slag gaan met deze aanbevelingen van onze 500 aanwezige KRASsers? Wat denkt u? Water en visvangst, daar zijn ze het over eens! Al werden sommige aanbevelingen maar met een nipte meerderheid weerhouden of weggestemd, over enkele aanbevelingen waren de KRASsers het quasi unaniem eens. Zo vond meer dan 3/4 van de jongeren in de Kamer dat we de verspilling van water absoluut moeten tegengaan door recuperatie van regenwater en zuivering van afvalwater. Daarbij aansluitend is het aanmoedigen van een gesloten waterkringloop in bedrijven een populair topic. In het Vlaams Parlement was ook 3/4 het erover eens dat de bijvangst in de visserij aangepakt moet worden, en wel door de FAO (Food and Agricultural Organisation, VN). Voedselverspilling? Weg ermee! Over de drie parlementen heen werd er beslist dat de esthetische normen van de EU betreffende voedselproducten afgezwakt en versoepeld moeten worden om voedselverspilling tegen te gaan. Hierbij aansluitend willen de jongeren dat de afgekeurde producten goedkoper verkocht of verwerkt worden en dat de overheid een sensibiliseringsrol opneemt. Een beschermengel voor de kleine boeren? In de productiefase legden de jongeren de nadruk op de bescherming van de kleine boeren. De KRASsers van het Vlaams Parlement vinden dat Vlaamse vissers moeten samenwerken in coöperaties, ondersteund door de Vlaamse Overheid. Wereldwijd moeten boerencoöperaties eveneens ondersteund worden. Hierbij aansluitend vinden ze dat het de rol is van de FAO om de lokale boeren te beschermen door een reglementering rond buitenlandse investeerders op te stellen. Verder moeten we speculatie met voedsel dan ook aan banden leggen zodat de boeren niet afhankelijk zijn van de winst of het verlies op de beurs. Dit is wederom een bescherming waarvoor de KRASsers een strengere regulering (bijvoorbeeld een limiet op de hoeveelheid beurscontracten) voorstellen, gecombineerd met een internationaal controleorgaan. Een gedeelde verantwoordelijkheid voor overheden, het onderwijs en consumenten? De overheid moet consumenten informeren zodat ze hun verantwoordelijkheid kunnen opnemen. De consument moet vooral bewuster worden over het energieverbruik van te lange voedselketens, de nadelen voor het milieu die voedselproductie met zich mee brengt, hun eigen koopgedrag i.v.m. ‘volgens de normen niet conforme’ producten, waterverslindende producten, voordelen van agro-ecologie, seizoens- en streekproducten en de termen ‘tenminste houdbaar tot’ en ‘te gebruiken tot’. De jongeren leggen ook verantwoordelijkheid bij het onderwijs. Ze vinden dat er gedurende de hele schoolloopbaan vakoverschrijdend en frequent aan een duurzame voedselmentaliteit gewerkt moet worden. Ook in ontwikkelingslanden moet er onderwijs en vorming voorzien worden om de verspilling (en dan vooral in de productiefase) tegen te gaan. Minder voedselongelijkheid, meer transparantie!? De KRASse jongeren dragen duurzaamheid hoog in het vaandel, zo blijkt uit de aanbevelingen van OSZ 2014. Ze willen meer transparantie doorheen het gehele voedselproces, vragen om sensibilisering en onderwijskansen zodat wij, consumenten, bewuste keuzes kunnen maken. Zullen we allemaal samen onze verantwoordelijkheid opnemen en aan de slag gaan met deze aanbevelingen van onze 500 aanwezige KRASsers? Wat denkt u? 3
DE DISCUSSIEVRAGEN PER COMMISSIE Kamer (Productie) 1. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat landbouwers in de toekomst over voldoende water blijven beschikken om voldoende voedsel te produceren? 2. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat iedereen verantwoord omgaat met water? 3. Hoe kunnen we in de toekomst voldoende voedsel blijven produceren voor elke aardbewoner? 4. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de voedselveiligheid niet in het gedrang komt tijdens de productiefase? 5. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de beschikbare landbouwgronden rechtvaardig verdeeld worden opdat de voedselzekerheid van de lokale bevolking niet in het gedrang komt? 6. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat er zo weinig mogelijk voedsel verspild wordt in de productiefase? Senaat (Handel) 1. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het geproduceerde voedsel wereldwijd rechtvaardig verdeeld wordt zodat niemand honger moet lijden? 2. Hoe kunnen we de positie van de landbouwers in de voedselketen versterken? 3. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de prijzen van voedselproducten eerlijk en realistisch zijn? 4. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat ons voedselsysteem zo min mogelijk het milieu belast? 5. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat voedselbedrijven een evenwicht vinden tussen hun economische, sociale en ecologische belangen? 6. Hoe kunnen we de rol van de consument versterken? Vlaams Parlement (Consumptie) 1. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de aarde in 2050 nog over een divers vissenbestand beschikt? 2. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat alle betrokken spelers in de visindustrie een rechtvaardig deel van de ‘viskoek’ krijgen? 3. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat consumenten zo weinig mogelijk voedsel verspillen? 4. Hoe kunnen we onze consumptiepatronen verduurzamen? 5. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat consumenten bewuste voedselkeuzes (kunnen) maken? 6. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat consumenten de bomen door het ‘labelbos’ zien?
p. 5 p. 6 p. 8 p. 9 p. 10
P. 11
p. 12 p. 13 p. 14 p. 15 p. 16 p. 17
p. 18 p. 19 p. 20 p. 21 p. 22 p. 23
ALLE GOEDGEKEURDE MOTIES Hieronder leest u de concrete aanbevelingen die in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Belgische Senaat en het Vlaams Parlement door de jongeren zijn geformuleerd. Enkel de aanbevelingen die in de plenaire stemming werden goedgekeurd zijn hier opgenomen.
4
KAMER (PRODUCTIE)
1. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat landbouwers in de toekomst over voldoende water blijven beschikken om voldoende voedsel te produceren? Gelet op het feit dat landbouwers over voldoende water moeten kunnen beschikken om voldoende voedsel te blijven produceren om de wereldbevolking te voeden. Overwegende dat - water in de toekomst niet alleen een globaal probleem zal zijn; - watertekort door de klimaatwijziging de problemen in de landbouw zal versterken; - de kostprijs van water in de toekomst zal stijgen, wat zal leiden tot een algehele prijsstijging; - water de inzet zal worden van conflicten tussen kwetsbare landen; Bevelen wij aan om 1. verspilling van water tegen te gaan: a. door binnen België resoluut te kiezen voor recuperatie van regenwater voor huishoudelijk gebruik (voor douche, toilet en bad). De installatie moet verplicht worden bij nieuwbouw en aangemoedigd bij renovatie (via goedkope lening) b. door binnen België resoluut te kiezen voor recuperatie van regenwater via het aanleggen van wachtbekkens (= opvangbekken voor niet-insijpelend water) voor irrigatie in de landbouw. c. Door het invoeren van een Europese richtlijn rond het zuiveren en recycleren van afvalwater, zowel bij industrie als landbouw (bv. afvalwater van de productie kan in een ander bedrijf gebruikt als koelwater.) 2. door op Europees niveau limieten qua waterverbruik in te stellen per land, per sector (landbouw - industrie), met uitzondering van de recuperatie van regenwater. Bij de bepaling van de limieten wordt rekening gehouden met klimatologische omstandigheden. Overconsumptie wordt gesanctioneerd. 3. door de ontwikkeling van nieuwe technieken inzake waterbesparing, zuivering en betere manieren om zoet water te winnen, via subsidies voor onderzoek en het organiseren van interuniversitaire competities omtrent nieuwe technieken en onderzoek. 5
2. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat iedereen verantwoord omgaat met water? Gelet op het feit dat de hoeveelheid bruikbaar water beperkt is en de toegang tot water niet voor iedereen gelijk is. Overwegende dat slechts 2,5 % van het water op aarde zoet water is het zoete water wordt verspild de verspilling van drinkbaar water in het Westen gebeurt op een onverantwoorde manier en dat mensen er niet bij stil staan de toegang tot water ongelijk verdeeld is op wereldschaal. Er is weinig infrastructuur en water raakt op bepaalde plekken moeilijk bij de eindverbruiker. de klimaatverandering de toegang tot water beperkt of verandert; er weinig wetgeving bestaat over het eigenaarschap van water; de toegang tot water betwist wordt op basis van nationaliteit (cfr. Israël); er vage bevoegdheden bestaan over rivieren die meerdere landen doorkruisen, bijv. de Nijl; water een mensenrecht is, maar 11% van de wereldbevolking geen toegang heeft tot drinkbaar water; dit is een regioafhankelijk probleem; een Vlaming per dag gemiddeld 110 liter water verbruikt (bad, toilet); de industrie veel water verbruikt; communicatie over vernieuwende manieren om water te gebruiken en waterverbruik te scheiden beperkt is; ons leven heeft een impact op watergebruik wereldwijd. Indirect watergebruik beïnvloedt de economische situatie in het zuiden; De welvaartsstijging in opkomende industrielanden leidt tot grotere vraag; de verontreiniging van grondwater in industrielanden de toegang tot grondwater onder druk zet; bovendien de grondwaterlaag niet langer voldoende aangevuld wordt door verharding van de bodem;
6
Bevelen wij aan dat 1. bedrijven worden aangemoedigd een gesloten waterkringloop in te stellen om het eigen verbruik te verminderen. De aanbouw hiervan wordt door de overheid gestimuleerd via lagere fiscale lasten. 2. sensibiliseringsacties op nationaal niveau en via de media moeten worden opgestart om mensen aan te sporen om producten te kopen die minder water verbruiken bij de productie (textiel, vlees) en bij het verbruik (wasmachines, …). Dit kan helpen voor de bewustwording van het waterprobleem. 3. wetenschappelijk onderzoek naar het ontzilten van zeewater via ecologische technieken moet uitgebreid worden, met als doel een grotere productie van hoogwaardig water. De Europese Unie coördineert en optimaliseert dit onderzoek. Het ontzilte water wordt ter beschikking gesteld van de binnenlanden.
7
3. Hoe kunnen we in de toekomst voldoende voedsel (blijven) produceren voor elke aardbewoner? Gelet op het feit dat de opbrengst per hectare landbouwgrond afhankelijk is van wat er op verbouwd wordt en via welke bewerkingsmethode. Overwegende dat - de voedselbronnen slinken; - te veel voedsel naar een beperkt aantal mensen gaat; - er in de westerse wereld minder en minder landbouwers zijn; - de beschikbare landbouwgrond beperkt is; - we in 2050 met 9 miljard mensen zijn die allemaal recht hebben op genoeg en gezond voedsel; - vandaag veel mensen honger lijden, waaronder veel boeren (producenten van voedsel); - er verschillende visies bestaan over de beste en/of meest duurzame productiemethode, zoals productie via biotechnologie, grootschalige landbouw, agro-forestry, permacultuur…; - … Bevelen wij aan dat 1. er een Vlaams pilootproject komt dat sensibiliseert met het oog op een mentaliteitswijziging rond de voedselproblematiek zoals de overconsumptie. Dat gebeurt door de leerplannen aan te passen vanaf de basisschool, aangezien kinderen de toekomstige producenten en consumenten zijn. 2. er een onafhankelijke Europese overkoepelende organisatie komt die wetenschappelijk onderzoek voert naar langetermijneffecten van ggo’s en vormen van intensieve, innovatieve en duurzame landbouw met het oog op de wereldwijde verhoging van de productie. 3. er een overkoepelend kenniscentrum komt dat bestaande organisaties ondersteunt en een aanspreekpunt is voor boeren uit ontwikkelingslanden in hun streven naar duurzame, efficiënte en ecologische productie, met voldoende inspraak van de lokale bevolking in het Zuiden.
8
4. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de voedselveiligheid niet in het gedrang komt tijdens de productiefase? Gelet op het feit dat constante innovatie en onderzoek er mee voor zorgen dat onze productieprocessen voortdurend evolueren en ingewikkelder worden. Overwegende dat - er heel wat insecticiden en pesticiden gebruikt worden om gewassen te beschermen tegen onkruid en insecten en zo ecologische en op termijn economische schade zou kunnen veroorzaken (verdwijnen belangrijke insecten voor bevruchten planten); - het gebruik van insecticide en pesticide een oorzaak is van de bijenziekte en het verdwijnen van de bijen en zo ecologische en op termijn zeker ook economische schade veroorzaakt; - de risico’s van ggo’s beter in kaart gebracht kunnen worden in een labo dan bij klassieke veredeling op het veld en internationale instanties zich bezighouden met de veiligheid van ggo’s; - er momenteel reeds vele kleine, versnipperde en niet- onafhankelijke onderzoeken gebeuren naar ggo’s die geen klaar en eenduidig antwoord formuleren en elkaar soms tegenspreken waardoor onduidelijkheid ontstaat; - op dit moment niet gekend is welke invloed ggo’s op lange termijn kunnen hebben op het milieu; - het gebruik van antibiotica in de veeteelt een resistentie tegen antibiotica bij de mens kan veroorzaken (link met aanbevelingen?) Bevelen wij aan dat 1. er op Europees vlak een grootschalig, grensoverschrijdend, onafhankelijk universitair onderzoek komt op de lange termijn effecten van ggo’s en dat met het oog daarop de werking en bevoegdheid van EFSA (= European Food Safety Agency) wordt uitgebreid waarbij EFSA afgekeurde ggo’s m.b.t. voedselveiligheid moet kunnen verbieden . Men moet de consumenten d.m.v. van verschillende media permanent op de hoogte houden van de resultaten van dit onderzoek. 2. er een Europese richtlijn komt die staten verplicht evenredige taksen te heffen op producten die geteeld worden met gebruik van insecticiden en pesticiden en dat met de opbrengst hiervan de ecologische en duurzame productie wordt gesubsidieerd wat deze producten goedkoper moet maken voor de consument.
9
5. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de beschikbare landbouwgronden rechtvaardig verdeeld worden opdat de voedselzekerheid van de lokale bevolking niet in het gedrang komt? Gelet op het feit dat landbouwers afhankelijk zijn van beschikbare landbouwgrond om voedsel te kunnen produceren. Overwegende dat - landbouw productiever moet worden op een zo ecologisch mogelijke manier; - lokale boeren vaak geen middelen hebben om voor hun grond te vechten via juridische weg zodat grote bedrijven hun grond kunnen wegnemen; - buitenlandse investeerders gronden aankopen van overheden om bepaalde gewassen op grote schaal te telen en exporteren; - bepaalde producten niet in elke regio geteeld kunnen worden en bepaalde regio’s niet genoeg landbouwgronden hebben om zelfvoorzienend te zijn; - De VN agro-ecologie aanbeveelt (d.i. een gesloten duurzaam landbouwsysteem dat zelfvoorzienend is); Bevelen wij aan dat 1. de FAO (Food and Agriculture Organisation, VN) het percentage van nieuw aangekochte gronden door buitenlandse investeerders bepaalt, afhankelijk van het land en het product. De grond die ter beschikking wordt gesteld, moet door lokale boeren worden bewerkt, en deze worden betaald door die investeerders. De landbouwopbrengsten die daaruit voortvloeien moeten op de lokale markt verkocht worden. 2. zoals het VN-rapport ook aanbeveelt, het systeem van agro-ecologie meer uitgebreid, gestimuleerd en gesubsidieerd wordt door middel van bv. opleidingen en sensibilisering. In andere landen waar er geen overheidssubsidies mogelijk zijn, moeten bestaande budgetten voor ontwikkelingssamenwerking bestemd voor de landbouw deels geheroriënteerd worden naar de toepassing van agro-ecologie.
10
6. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat er zo weinig mogelijk voedsel verspild wordt in de productiefase? Gelet op het feit dat in ontwikkelingslanden voedselverspilling of –verlies vooral plaatsvindt in de productiefase. Overwegende dat - 1/3 van het geproduceerde voedsel verspild wordt terwijl 1/8e van de wereld honger heeft; - slechte oogst-, bewaar- en transporttechnieken voor heel wat verspilling zorgen, doordat de kennis en middelen ervoor ontbreken; - in ontwikkelingslanden voedsel vooral verspild wordt door de producenten; - naar schatting 5% tot 10% van het voedsel wordt verspild door strenge eisen aan het uiterlijk van het product; Bevelen wij aan dat 1. de esthetische normen die vanuit de EU zeer sterk gereglementeerd zijn moeten afgezwakt worden. Producten die niet aan de esthetische normen voldoen moeten verkocht worden aan een lagere prijs of moeten verwerkt worden in voeding (bv. salades, sappen, puree,…) en zo verkocht worden. Om dit type voedselverspilling tegen te gaan en de kosten van de noodzakelijke investeringen te dekken, moet de overheid hierin een rol opnemen door subsidies en fiscale maatregelen aan voedselverwerkende bedrijven toe te kennen.
2. in de ontwikkelingslanden moet er meer geïnvesteerd worden in onderwijs en vorming op vlak van economische principes en teelttechnieken en dit in functie van de lokale omstandigheden. Zo wordt geïnvesteerd in nieuwe technieken om het rendement van de productie te verhogen en verspilling tegen te gaan. Dit gebeurt zowel vanuit de ontwikkelde landen via ontwikkelingsamenwerking of ngo’s als door de lokale overheid.
11
SENAAT (HANDEL)
1. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het geproduceerde voedsel wereldwijd rechtvaardig verdeeld wordt zodat niemand honger moet lijden? Gelet op het feit dat het geproduceerde voedsel niet altijd zijn weg vindt naar de consument, want vandaag de dag heeft een op acht mensen honger. Overwegende dat - de landbouwers die ons voedsel produceren, vaak degenen zijn die honger lijden; - voedselarme regio’s economisch niet altijd de meest interessante zijn als afzetmarkt; - onderzoeken aantonen dat er voldoende voedsel geproduceerd wordt om de huidige wereldbevolking te voeden; - er soms sprake is van voedseloverschotten uit het Westen, welke gedumpt worden in arme regio’s, wat concurrentie inhoudt voor de lokale boeren; - honger vooral in het Zuiden een probleem is; - overproductie en dumping leidt tot oneerlijke concurrentie en een prijs die de productiekost niet dekt. Productie kan of moet beter afgestemd worden op de vraag; - de vervuiling in ontwikkelde landen voornamelijk in ontwikkelingslanden leidt tot milieuschade, en wij hierin dus onze verantwoordelijkheid moeten opnemen; - speculatie op de voedselbeurs leidt tot oneerlijke en onstabiele prijzen; Bevelen wij aan dat 1. er een internationale overkoepelende organisatie opgericht wordt, die het effect van speculanten compenseert, om een stabiele voedselvoorziening tegen een eerlijke prijs te garanderen. 2. diversifiëring van de productie moet gestimuleerd worden om de voedselvoorziening te garanderen en overproductie te vermijden. Dit gebeurt op het niveau van de Europese overheid.
12
2. Hoe kunnen we de positie voedselketen versterken?
van
de
landbouwers
in
de
Gelet op het feit dat binnen de globale voedselketen niet elke schakel een gelijke machtspositie heeft. Overwegende dat - landbouwers de bron zijn van alle voedsel; - verschillende schakels vaak in handen zijn van één enkel groot moederbedrijf; - de rechtstreekse afnemers van landbouwproducten bij de boeren een lage prijs willen en hun eisen stellen op vlak van kwaliteit, hoeveelheid, continuïteit en flexibiliteit; - landbouwers hierdoor niet altijd een keuze hebben aan wie en aan welke prijs ze hun voedsel verkopen; - onder impuls van het vrijemarktdenken overheidssteun voor landbouwers in veel landen steeds meer wordt afgebouwd; Bevelen wij aan dat 1. er een algemeen label komt op Belgische landbouwproducten en een sensibiliseringscampagne om dat label en zijn producten te promoten. Dit label vervangt de vele verschillende labels die wijzen op een Belgische oorsprong. Het label wordt uitgereikt door de overheid. 2. de boeren wereldwijd gestimuleerd worden coöperaties te vormen en daarbij steun krijgen (bv een startkapitaal van de Wereldbank). 3. de speculatie met landbouwproducten op de beurs sterk wordt gereguleerd door de EU zodat de ‘virtuele handelaars’ verminderen en de boeren niet afhankelijk blijven van de winst of het verlies op de beurs.
13
3. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat voedselproducten eerlijk en realistisch zijn?
de
prijzen
van
Gelet op het feit dat de prijs van een voedselproduct beïnvloed wordt door verschillende factoren. Overwegende dat - speculatie op voedselproducten een invloed heeft op de voedselprijzen; - elke stap van het veld naar het bord een invloed heeft op de prijs; - het principe van vraag en aanbod ervoor zorgt dat de finale prijs die een boer krijgt, bepaald wordt door de markt; - de grondstofprijzen stijgen, waardoor de basiskostprijs voor de boer ook stijgt; Bevelen wij aan dat 1. er binnen de landen van de EU op nationaal niveau een minimumprijs wordt ingesteld op lokale landbouwproducten om de lokale landbouw te stimuleren en te beschermen. 2. het Europees Parlement een wet formuleert die voedselbeurzen voorbehoudt voor spelers die betrokken zijn bij voedselproducten. Deze spelers mogen slechts een beperkt aantal contracten verwerven om het monopolie hierop tegen te gaan. 3. het Europees Parlement een variabele invoertaks heft op producten die van buiten Europa komen. Deze taks steunt op volgende punten: duurzame productie (CO2-uitstoot, afgelegde km …), lokale beschikbaarheid en seizoengebondenheid.
14
4. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat ons voedselsysteem zo min mogelijk het milieu belast? Gelet op het feit dat de milieukost van ons voedselsysteem afhankelijk is van keuzes in het productieproces en de verkoop van voedsel. Overwegende dat - producten die van ver komen heel wat voedselkilometers en dus CO2uitstoot, met zich meedragen; - getransporteerd voedsel goed verpakt en bewaard moet worden, wat energie vraagt; - voedselverpakkingen de afvalberg verhogen; - verspild voedsel ook verspilde energie, water en landbouwgrond betreft; Bevelen wij aan dat 1. er een uniform en betrouwbaar verplicht Europees label wordt ingevoerd op basis van vervuilende factoren; dit label geeft de graad van vervuiling aan, rekening houdend met o.m. CO2-uitstoot, energiekosten,… 2. er een bewustwordingscampagne over milieu-voedselproblematiek in scholen, jeugdbewegingen en media, … gestart wordt bij kinderen en jongeren om een mentaliteitswijziging bij de consument te bewerkstelligen en het consumptiepatroon stap per stap te wijzigen.
15
5. Hoe kunnen we ervoor zorgen evenwicht vinden tussen hun ecologische belangen?
dat voedselbedrijven een economische, sociale en
Gelet op het feit dat een duurza(a)m(er) voedselsysteem evenveel aandacht besteed aan deze drie aspecten. Overwegende dat - het huidige systeem sociale en ecologische nadelen heeft zoals de belasting van het milieu, hongersnood…; - volgens sommigen de economische belangen al te vaak primeren op de sociale en ecologische; - de verschillende visies over oplossingen voor de sociale en ecologische nadelen vandaag uiteenlopen van een volledige vrije markt, zonder handelsbelemmeringen, tot een complete transitie naar bijvoorbeeld de korte keten; Bevelen wij aan dat 1. een herzienbare minimumprijs voor landbouwproducten wordt ingesteld na een studie van een Belgische commissie en na onderhandeling met de verschillende Belgische stakeholders. 2. originele sensibiliseringsacties worden ontwikkeld om de consumenten bewuster te maken van de energie die werd verbruikt in de verschillende schakels van de productieketen van voedingsproducten en lokale voeding via aparte afdelingen in supermarkten en via etikettering aantrekkelijker wordt voor de consument. 3. de regelgeving voor voedselimport rekening moet houden met de Belgische seizoenen zodat een variërende seizoenstaks op producten van buiten België kan ingevoerd worden zodat Belgische seizoensproducten aantrekkelijker worden voor de consument.
16
6. Hoe kunnen we de rol van de consument versterken? Gelet op het feit dat het huidige voedselsysteem gebaseerd is op het principe van vraag en aanbod, waarbij de vragen van de consument het aanbod (kunnen) bepalen. Overwegende dat - ook overheden, cateraars en andere bedrijven consumenten zijn; - consumenten verschillende mogelijkheden hebben om het systeem te beïnvloeden: via hun aankoopgedrag maar ook door actie te voeren, zich te informeren, hun stemgedrag…; - bedrijven gevoelig zijn voor de mening van hun consument (imago) en hierop inspelen via vb. reclame; - overbevissing tegengegaan zou moeten worden; - consumenten zich te weinig bewust zijn van de mogelijkheden van de verschillende producten; - consumenten altijd het beste en mooiste willen wat leidt tot verspilling; - er te veel wordt weggegooid terwijl het product nog perfect in orde is, maar volgens het etiket vervallen is; - de supermarkten vervormde groenten of groenten die er minder goed uitzien minder in hun gamma opnemen; - er in de EU te strenge regels en normen rond het uiterlijk van voedsel en voedselveiligheid zijn; Bevelen wij aan dat 1. de overheid strengere normen moet opleggen aan aankoopcentra en distributiekanalen in verband met onverantwoorde producten op gebied van milieu, arbeidsvoorwaarden, overbevissing… zodat de consument meer duurzame producten kan kopen. 2. de overheid een campagne start om de consument bewust te maken van zijn koopgedrag, door in de media de consument te informeren (o.a. door bekende TV-koks) over onbekende producten, vervormd(e) groenten en fruit en de exacte betekenis van houdbaarheidsdata. 3. de wetgeving versoepelt over de verdeling van voedsel (naar o.a. voedselbanken) na de verkoopdatum.
17
VLAAMS PARLEMENT (CONSUMPTIE) 1. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de aarde in 2050 nog over een divers vissenbestand beschikt? Gelet op het feit dat steeds meer visbestanden overbevist zijn waardoor veel soorten met uitsterven bedreigd worden. Overwegende dat - er steeds meer vis geconsumeerd wordt dan er kan aangroeien; - er door overbevissing in 2050 geen vissen meer zijn (dit komt vooral door de industriële visserij technieken die veel bijvangst hebben); - de verdwijning van een vissoort gevolgen heeft voor het ecosysteem (en dus voor anderen vissoorten); Bevelen wij aan dat 1. de bestaande VN-organisatie Food and Agriculture Organisation (FAO) als bijkomende opdracht krijgt om een beleid rond visserij te ontwikkelen en ook de bevoegdheid krijgt om dat beleid hard te maken door overtreders te bestraffen. Mogelijke corruptie wordt moeilijker gemaakt door de boten te verplichten alle vangst te wegen aan boord. 2. de FAO een meer stimulerend beleid te laten doen betreffende duurzame visvangst en selectieve vistechnieken bij universiteiten en andere organisaties. 3. de FAO prioritair de bijvangst zoveel mogelijk probeert te reduceren. De overblijvende bijvangst moet op de eerste plaats aangewend worden voor hoogwaardige toepassingen zoals menselijke consumptie, met daarnaast de productie van diervoeder die afgaat van de quota die daarvoor bestaan.
18
2. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat alle betrokken spelers in de visindustrie een rechtvaardig deel van de ‘viskoek’ krijgen? Gelet op het feit dat artisanale en vissersschepen in dezelfde wateren vissen.
industriële
hoogtechnologische
Overwegende dat - kleine artisanale vissers voor hun overleven afhankelijk zijn van hun inkomsten van de visserij; - westerse overheden de industriële visserij subsidiëren; - de Europese Unie met sommige landen overeenkomsten sluit dat ze in hun wateren een bepaalde hoeveelheid vis mogen vangen in ruil voor een bepaald bedrag; - er geavanceerde vistechnieken bestaan, maar niet alle vissers kunnen hierover beschikken; - de kleine visser het moeilijk heeft om iets over te houden (prijzen worden laag gehouden door grote hoeveelheden die worden aangeboden door de grote wereldwijde leveranciers), terwijl de tussenschakels er wel veel aan verdienen; - de consument niet bewust is van de kwaliteitsverschillen en welke kwaliteit in huis wordt gehaald; - problemen ontstaan betreffende de prijsvorming (bv. oneerlijk spel tijdens visveilingen); - binnenlandse visvangst onvoldoende is voor de lokale vraag; Bevelen wij aan dat 1. lokale vissers, met steun van de Vlaamse overheid, in een coöperatie samenwerken via een rechtstreekse schakel naar consumenten en bedrijven/restaurants, met als doel een hogere winst te genereren en om concurrentieel sterker te staan. 2. er een minimumprijs op de veiling op een objectieve manier wordt vastgelegd door een advies- en controlecommissie bestaande uit: vertegenwoordigers van de regering, de veiling en consumenten, wetenschappelijke experts, lokale vissers. Deze minimumprijs is variabel naargelang vissoort en seizoen. 3. de subsidies worden herverdeeld op basis van verschillende criteria: ecologische voetafdruk, relatief rendement van de visser, de productiekost waterverbruik, voedselkilometers, bedreigde vissoort, … zodat lokale vissers een groter deel van de subsidies krijgen.
19
3. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat consumenten zo weinig mogelijk voedsel verspillen? Gelet op het feit dat ons consumptiegedrag een invloed heeft op het milieu en op onze gezondheid. Overwegende dat - er voedsel wordt vernietigd dat er niet perfect uitziet voor de consument; - de consument zich sterk laat leiden door etikettering en de etikettering op producten zeer streng is; - de vuilnisbelt steeds groter wordt en er voor voedsel dat men wegschenkt BTW gevraagd wordt; Bevelen wij aan dat 1. de Europees vastgelegde vormvereisten van de landbouwproducten worden versoepeld en er een sensibiliseringscampagne wordt opgestart door de Vlaamse overheid waarbij de consument bewust wordt gemaakt van het feit dat een anders gevormd product ook lekker en voedzaam kan zijn (o.a. via een boodschap van algemeen nut). 2. het onderscheid tussen “ten minste houdbaar tot” en “te gebruiken tot” beter bekend wordt gemaakt via bestaande media en alle bewaartips vermeld worden op een website en in een brochure. 3. de donatie van voedingsproducten door de winkels aan voedselbanken vereenvoudigd wordt door de afschaffing van het opgelegde tarief en de aansprakelijkheid van de winkels te verschuiven naar een gedeelde aansprakelijkheid van de producent en het voedselagentschap.
20
4. Hoe kunnen we onze consumptiepatronen verduurzamen? Gelet op het feit dat ons consumptiegedrag een invloed heeft op het milieu en op onze gezondheid. Overwegende dat -
We te veel afval produceren (vervallen voedsel); We te veel consumeren; We de voedselmentaliteit zouden moeten veranderen; De prijs van producten te veel doorweegt; Mensen niet genoeg seizoensgebonden producten eten; Er te veel verpakking is; Overbevissing een probleem is; De consument heel kritisch is over vorm en uitzicht van het voedsel; Ons voedselpatroon heel eenzijdig is; Onze vleesproductie te groot is; Er te weinig duidelijkheid is over oorsprong, productie, … van de producten op de etiketten; - We niet voldoende voedsel kunnen produceren voor de hele bevolking; - Het voedsel ongelijk verdeeld is (hongerigen – zwaarlijvigen); Bevelen wij aan dat 1. er meer audiovisuele reclame (tv- en radiospots, tv-koks, apps,…) over seizoensgebonden groenten en fruit wordt gemaakt door de overheid; 2. verpakking van voedsel moet worden geoptimaliseerd alternatiever en duurzamer) en aangepast aan het product.
(minder,
21
5. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat consumenten bewuste voedselkeuzes (kunnen) maken? Gelet op het feit dat veel consumenten bewuste keuzes willen maken in hun aankoopgedrag maar de beschikbare informatie niet altijd goed kunnen inschatten. Overwegende dat - Europese wetten rond etikettering de consument willen informeren over o.a. de herkomst van een product, vervaldatum en de ingrediënten; - de consument zich bij de aankoop van voedsel vooral laat leiden door de prijs en de zintuigen zoals smaak, geur en uitzicht; - de consument op verschillende manieren geïnformeerd kan worden, vb. via etiketten, labels, reclameblaadjes, de websites van de supermarkten, …; - de consument het recht heeft op informatie over de duurzaamheid van het aangekochte product; Bevelen wij aan dat 1. er een Europees Labelsysteem komt dat de consument informeert (commissie 6). 2. er in het onderwijs (zowel lagere school als secundaire projecten uitgewerkt worden, campagnes gevoerd worden, gegeven worden over duurzaam voedsel. Hierover doelstellingen geformuleerd die ervoor zorgen dat het vakoverschrijdend en regelmatig terugkomt.
school) lessen worden thema
22
6. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat consumenten de bomen door het ‘labelbos’ zien? Gelet op het feit dat de wildgroei aan labels wantrouwen wekt bij de consument. Overwegende dat - slechts één Belg op drie vertrouwen heeft in labels omdat ze eigenlijk niet weten wat ze inhouden; - bedrijvengroepen en vzw’s labels vastleggen voor hun eigen producten. De meeste labels worden niet wettelijk georganiseerd; - labels een veeleisend instrument zijn, zowel voor bedrijven (voldoen aan criteria, administratie…) als voor de consument (herkenning, informeren over de betrouwbaarheid…); - de mensen de labels niet kennen; - er veel verschillende soorten labels zijn die door verschillende instanties worden uitgeschreven; Bevelen wij aan dat 1. op Europees vlak moeten de belangrijkste en betrouwbaarste labels gereglementeerd en gerationaliseerd worden. Dit geldt ook voor het verkeerslichtlabel.
23