Beste lezer,
Dit rapport kadert in het project “Uitzicht door inzicht”, dat mogelijk werd gemaakt door het Agentschap Ondernemen en Vlaanderen in Actie Pact 2020. Met dit project willen de vier projectpartners – Boerenbond, SBB, Innovatiesteunpunt en Boeren op een Kruispunt – de land- en tuinbouwers in Vlaanderen sensibiliseren over de financiële opvolging van hun bedrijf. Daarnaast hopen de partners dat de Vlaamse land- en tuinbouwer zich bewust wordt van elementen die in zijn of haar sector de continuïteit bedreigen en van het belang van een goed beheerd bedrijf. De doelstelling van dit rapport is om een goed beeld te geven van de huidige situatie in de tuinbouwsector in Vlaanderen. Er wordt in de eerste plaats gekeken naar het economische belang van de volledige tuinbouwsector voor de Belgische economie. Tevens wordt getracht het specifieke belang van de sierteelt hierin te duiden. Vervolgens wordt een synthese gemaakt van zowel de technische als de financiële resultaten op bedrijfsniveau. De gegevens komen van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van het Landbouwmonitoringsnetwerk van het Agentschap Landbouw en Visserij. Deze worden aangevuld met eigen cijfers uit de SBB-boekhoudingen en Bedrijfseconomische boekhoudingen van Boerenbond. Alle gegevens in dit rapport werden anoniem verwerkt. De cijfers geven een beeld van de financiële gezondheid van de Vlaamse tuinbouwbedrijven en duiden welke financiële en technische verschillen er bestaan tussen bedrijven. Door de cijfers van de individuele boekhoudingen en hun evolutie in de tijd te analyseren, is er gezocht naar parameters onder de vorm van ratio’s. Door middel van deze ratio’s willen we in de toekomst kunnen detecteren of bedrijven in moeilijkheden dreigen te komen, om ze tijdig en zo adequaat mogelijk te kunnen helpen. Deze ratio’s zullen permanent in de verschillende boekhoudingen ingebouwd worden. In de bijlage van dit rapport vindt u ook nog achtergrondinformatie bij de analyse, zoals de principes van de bedrijfseconomische en de vennootschapsboekhouding. Naast dit specifieke sectorrapport werden er binnen het project nog drie andere sectorrapporten gemaakt, namelijk voor de tuinbouw ‘Eetbare gewassen’, de varkenshouderij en de melkveehouderij. Wij wensen u alvast veel leesplezier en hopen dat het u mag inspireren om zelf ook de financiële gegevens van uw bedrijf te analyseren.
Jacky Swennen – SBB
September 2014
Joris Van Olmen – Boerenbond
Inhoudstafel 1
Inzicht in de sectoren : Tuinbouw ..............................................................................................1
1.1
Beschrijving en evolutie van de sector ...........................................................................................1
1.2
Regionale spreiding van de land- en tuinbouw ..............................................................................3
1.3
Macro-economisch belang van de sector ......................................................................................5
1.4
De bedrijfseconomische resultaten van de tuinbouw .....................................................................9
1.5
Ervaringen over faalindicatoren door Boeren op een Kruispunt (B.O.E.K.) in de tuinbouw ........12
2
Analyses en bespreking van de resultaten .............................................................................16
2.1
Inleiding ........................................................................................................................................16
2.2
Bespreking van de resultaten in de sierteelt ................................................................................17 2.2.1
Bedrijfeconomische boekhoudingen ...............................................................................17
2.2.2
Vennootschapsboekhouding ...........................................................................................17
2.3
Besluit ...........................................................................................................................................30
3
Bronnen .......................................................................................................................................31
Overzicht figuren Figuur 1 Figuur 2
Figuur 3 Figuur 4 Figuur 5 Figuur 6 Figuur 7 Figuur 8 Figuur 9 Figuur 10 Figuur 11 Figuur 12 Figuur 13 Figuur 14 Figuur 15 Figuur 16 Figuur 17 Figuur 18
Aantal landbouwbedrijven en de gemiddelde oppervlakt per bedrijf, 20012011(LARA 2012) (Bron: Departement landbouw en visserij).............................................1 Aantal bedrijven met tuinbouwgewassen en gemiddelde oppervlakte tuinbouwgewassen per bedrijf, 2001-2011 (Bron: Departement landbouw en visserij) .................................................................................................................................1 Specialisatie van de landbouwbedrijven in Vlaanderen, 2012 (totaal 25.217 bedrijven) .............................................................................................................................2 Verdeling van de oppervlakte cultuurgrond in Vlaanderen, 2012 (totaal 618.183 ha) ........2 Landbouwtyperingskaart, 2010 ............................................................................................3 Regionale spreiding sierteelt in Vlaanderen, in euro standaardoutput per ha (LARA 2012) (Bron: Departement landbouw en visserij) ...............................................................4 Verdeling van de eindproductiewaarde over de verschillende sectoren, in mio euro Bron: Departement Landbouw en Visserij, zakboekje 2013 ................................................6 Evolutie eindproductiewaarde land- en tuinbouw, 2000-2013 (* voorlopig cijfers) (Bron: Departement landbouw en visserij) ...........................................................................8 Verdeling productiewaarde land- en tuinbouw 2012 (bron departement landbouw en visserij) ............................................................................................................................8 Structuur van de kosten voor de gespecialiseerde groente- en aardbeienbedrijven in 2010 (Bron: Departement landbouw en visserij) ...........................................................10 Spreiding van het nettobedrijfsresultaat voor de gespecialiseerde groente- en aardbeienbedrijven in 2010 (Bron: Departement landbouw en visserij) ...........................11 Structuur van de kosten voor gespecialiseerde glassierteeltbedrijven in 2010 (Bron: Departement landbouw en visserij)....................................................................................11 Procentuele verdeling actief bloemisterij (analyse SBB) ...................................................20 Procentuele verdeling actief boomteelt volle grond (analyse SBB) ...................................20 Evolutie activa op sierteeltbedrijven 2008-2012 (analyse SBB) ........................................23 Evolutie passiva op sierteeltbedrijven 2008-2012 (analyse SBB) ....................................24 Evolutie verschillende resultatencomponenten 2008-2012 sierteelt (analyse SBB) .........27 Financiële ratio's van sierteeltbedrijven (analyse SBB) .....................................................29
Overzicht tabellen Tabel 1 Tabel 2 Tabel 3 Tabel 4 Tabel 5 Tabel 6 Tabel 7 Tabel 8 Tabel 9 Tabel 10 Tabel 11 Tabel 12 Tabel 13 Tabel 14 Tabel 15
BBP landbouw (ADSEI, 2013) .............................................................................................5 Verdeling van de eindproductiewaarde over de verschillende sectoren, in mio euro Bron: Departement Landbouw en Visserij, zakboekje 2013) ...............................................7 Probleemindicatoren .........................................................................................................12 Kernprobleem bij aanmelding ............................................................................................13 Verspreiding van aanmeldingen van bedrijven .................................................................13 Aandeel van banken in aanmeldingen bij Boeren op een Kruispunt .................................14 Soorten adviezen bij melkveebedrijven .............................................................................15 Actiefbalans op basis van sectorgemiddelden 2008-2012 tuinbouw, sierteelt, varkens (analyse SBB) ......................................................................................................18 Balans actief op basis van gemiddelde subsectoren sierteelt (analyse SBB) ...................19 Passiefbalans op basis van sectorgemiddelden 2008-2012 tuinbouw, sierteelt, varkens (analyse SBB) ......................................................................................................21 Balans passief op basis van gemiddelde subsectoren sierteelt (analyse SBB) ................22 Resultatenrekening van de verschillende sectoren (analyse SBB) ..................................25 Resultatenrekening subsectoren sierteelt (analyse SBB)..................................................26 Kerncijfers analyse vennootschapsboekhoudingen sierteeltbedrijven (analyse SBB) ......28 Geselecteerde financiële ratio's sierteelt (analyse SBB) ...................................................28
1
Inzicht in de sectoren : Tuinbouw door Jacky Swennen (SBB-studiedienst)
1.1
Beschrijving en evolutie van de sector Vlaanderen telde volgens het landbouwrapport LARA in 2011 25.982 landbouwbedrijven, waarvan 73% met beroepsmatig karakter (standaardoutput of SO van minstens 25.000 euro). Het aantal landbouwbedrijven is ten opzichte van 2001 met een derde teruggelopen. Dat is een daling van gemiddeld 4,0% per jaar (figuur 1). Voor 2012 is het aantal bedrijven verder gedaald tot 25.217 bedrijven, waarvan u in de figuur de verdeling volgens de verschillende specialisaties ziet. Vooral de kleinere bedrijven stoppen, wat zorgt voor een voortdurende schaalvergroting. Ten opzichte van 2001 is de gemiddelde oppervlakte cultuurgrond per bedrijf gestegen met 46% tot 23,6 ha. In figuur 2 ziet u dat het overgrote deel van de 618.183 ha cultuurgrond wordt ingenomen door grasland, maïs en granen. Van de 25.217 nog actieve bedrijven in 2012 was ongeveer 13% actief in de tuinbouwsector.
Figuur 1
Aantal landbouwbedrijven en de gemiddelde oppervlakt per bedrijf, 2001-2011(LARA 2012) (Bron: Departement landbouw en visserij)
Figuur 2
Aantal bedrijven met tuinbouwgewassen en gemiddelde oppervlakte tuinbouwgewassen per bedrijf, 20012011 (Bron: Departement landbouw en visserij)
1
Figuur 3
Specialisatie van de landbouwbedrijven in Vlaanderen, 2012 (totaal 25.217 bedrijven)
Figuur 4
Verdeling van de oppervlakte cultuurgrond in Vlaanderen, 2012 (totaal 618.183 ha)
Figuren 3 en 4 geven aan dat de sierteelt in de oppervlakte cultuurgrond slechts een aandeel heeft van 1%.
2
1.2
Regionale spreiding van de land- en tuinbouw De tuinbouw is een heterogene sector, die uit heel wat subsectoren bestaat. Deze heterogeniteit maakt een uniforme analyse nagenoeg onmogelijk. De hoofdsectoren zijn sierteelt, fruitteelt en de groentesector (glas, vollegrond), maar een uniforme indeling is niet evident. Nogal wat tuinbouw situeert zich op gemengde bedrijven, zeker de akkerbouwmatige groenten die bestemd zijn voor de industrie (conserven of diepvriesgroenten). De figuren 5 en 6 (LARA, 2012) tonen de regionale spreiding van de subsectoren over Vlaanderen. De openluchtgroenten vinden we voornamelijk in het hart van West-Vlaanderen, waar ook de verwerkende groente-industrie (vnl. diepvries) zich bevindt. De glasgroenten situeren zich rond de veilingen, met name in het Mechelse, de streek rond Roeselare en de streek van Hoogstraten. Het fruit is vooral een Zuid Limburgse aangelegenheid, met uitlopers naar het Hageland, maar ook in het Waasland (peren) en rond Hoogstraten (aardbeien) zit nogal wat fruit. De sierteelt (inclusief boomkwekerij) is wat verspreid over het land, maar uiteraard is de strook Gent-Aalst toch wel het voornaamste productiegebied. Dagelijks verdwijnen ongeveer 3 land- of tuinbouwbedrijven. Het aantal is meer dan gehalveerd op 20 jaar tijd. Deze steile daling neemt weliswaar af, maar blijft manifest aanwezig. Het aantal gespecialiseerde bedrijven met groenten in de openlucht is relatief sneller afgenomen. Bij een licht dalende oppervlakte landbouwgrond blijft de oppervlakte tuinbouw (groenten 26.327 ha, fruit 16.751 ha en sierteelt 6.133 ha) vrijwel constant. Een logisch gevolg is dat de overblijvende bedrijven steeds omvangrijker worden.
Figuur 5
Landbouwtyperingskaart, 2010
3
Figuur 6
Regionale spreiding sierteelt in Vlaanderen, in euro standaardoutput per ha (LARA 2012) (Bron: Departement landbouw en visserij)
Oost-Vlaanderen blijft de belangrijkste provincie voor sierteelt, met een sterke kern rond Gent. Dit zijn de klassieke azalea- en begoniakwekerijen, een aantal telers met warmekasplanten en een groeiende boomkwekerijsector, met zijn uitloper naar Wetteren en Aalst. Antwerpen, met dan vooral de Noorderkempen, is een belangrijk productiegebied met een aantal specifieke boomkwekerijen. West-Vlaanderen met, een kern rond Beernem, blijft de derde belangrijkste sierteeltprovincie. Opmerkelijk is ook hoe de sierteeltkern rond Aalst steeds minder belangrijk wordt. De snijbloementeelt onder glas is op een paar telers na volledig aan het verdwijnen. Het verdwijnen van een belangrijk afzetkanaal (Veiling Flora Aalst) en het niveau van de energieprijzen zijn hier niet vreemd aan. Wel blijven er nog een aantal telers met snijbloemen in de openlucht actief en blijven investeren. Euroveiling Brussel blijft hier een belangrijk afzetkanaal.
4
1.3
Macro-economisch belang van de sector Het aandeel van de landbouw(productie) in de Belgische economie, dat al erg laag was, is de laatste jaren nog verder afgenomen en is nu onder 1% gezakt. In 2012 produceerde de sector 0,75% van het BBP. In 1980 was dat nog 1,13%. Wanneer men er echter de voedingsnijverheid aan toevoegt, wordt de plaats van de agrovoedingssector heel wat belangrijker (ADSEI, 2013). Bruto binnenlands product (2002, 2007-2012) 2002
2007
2008
2009
2010
2011
2012
316.508
354.150
357.521
347.670
356.067
362.705
361.682
2.428
2.270
2.359
2.358
2.455
2.649
2.711
%
0,77%
0,64%
0,66%
0,68%
0,69%
0,73%
0,75%
Tabel 1
BBP landbouw (ADSEI, 2013)
BBP tegen marktprijzen Landbouw, jacht, bosbouw en visserij
De eindproductiewaarde van de Vlaamse land- en tuinbouwsector in 2013 wordt geraamd op 5.818 miljoen euro of een stijging ten opzichte van 2012 met 1,7%. De productiewaarde in de tuinbouw evolueerde de laatste 10 jaar nauwelijks en zit rond 1.548 miljoen euro . De groentesector neemt met 42% het grootste deel hieruit, gevolgd door de sierteelt met 34%. De fruitsector neemt ongeveer 24% voor zijn rekening.
5
Figuur 7
Verdeling van de eindproductiewaarde over de verschillende sectoren, in mio euro Bron: Departement Landbouw en Visserij, zakboekje 2013
6
Tabel 2
Verdeling van de eindproductiewaarde over de verschillende sectoren, in mio euro Bron: Departement Landbouw en Visserij, zakboekje 2013)
7
Figuur 8
Evolutie eindproductiewaarde land- en tuinbouw, 2000-2013 (* voorlopig cijfers) (Bron: Departement landbouw en visserij)
Figuur 9
Verdeling productiewaarde land- en tuinbouw 2012 (bron departement landbouw en visserij)
De sierteelt neemt ondanks zijn beperkte aantal telers 34% van de totale productiewaarde voor zijn rekening. Hiervan is het grootste deel nog bestemd voor de export, wat het aandeel van de sierteelt in de totale handelsbalans voor landbouw zeer aanzienlijk maakt.
8
1.4
De bedrijfseconomische resultaten van de tuinbouw Twee belangrijke parameters bij de beoordeling van de bedrijfseconomische resultaten zijn de opbouw van de verschillende kosten en het uiteindelijke nettobedrijfsresultaat. De opbouw van de verschillende componenten van de totale kosten op een bedrijf geeft een inzicht in de oorzaak van mogelijke financiële problemen op het bedrijf. Daardoor kunnen zij tevens een aanzet geven tot een mogelijke remediëring. Daarnaast is het nettobedrijfsresultaat een thermometer van de gezondheidstoestand van een bedrijf of een sector. De figuren 5 tot 10 geven een inzicht in de kostenstructuur en het nettobedrijfsresultaat van het jaar 2010. De spreiding toont aan hoe groot het verschil tussen individuele bedrijven is binnen eenzelfde sector. De belangrijkste kosten op gespecialiseerde groente- en aardbeienbedrijven zijn de loonkosten. Deze bestaan uit de berekende lonen en de betaalde lonen. De berekende lonen zijn het loon dat in onze bedrijfseconomische boekhoudingen wordt toegekend aan de bedrijfsleider en zijn gezinsleden die op het bedrijf werken. De betaalde lonen zijn de lonen betaald aan vast en seizoenpersoneel. Bij de openluchtbedrijven bedragen de loonkosten 42% van de totale kosten, waarvan 12% betaalde lonen. Bij de intensievere glastuinbouwbedrijven bedragen de loonkosten 30% van de totale kosten. Hiervan is wel 14% betaalde lonen. Bij de glastuinbouw vormen de energiekosten de tweede belangrijkste kostenpost. Deze bedraagt 21% van de totale kosten. Bij de openluchtteelt is dat 5%. De derde belangrijkst kosten zijn deze voor grond- en gebouwenkapitaal, respectievelijk 11% bij de vollegronds- en opmerkelijk 13% bij glasteelten. Toenemende grondprijzen, zeker in de groentestreken spelen hier zeker hun rol. De variabele productiekosten (zaai- en plantgoed, meststoffen, bestrijdingsmiddelen) bedragen voor beide groepen ongeveer 12%.
9
Figuur 10
Structuur van de kosten voor de gespecialiseerde groente- en aardbeienbedrijven in 2010 (Bron: Departement landbouw en visserij)
10
Figuur 11
Spreiding van het nettobedrijfsresultaat voor de gespecialiseerde groente- en aardbeienbedrijven in 2010 (Bron: Departement landbouw en visserij)
In 2010 haalde 74% van de bedrijven in de openlucht een resultaat tussen 15 euro/are en -45 euro/are. Van de bedrijven haalde 5% een resultaat van -315 euro/ha Dit zijn het type bedrijven die vroegtijdig opgespoord zouden moeten kunnen worden. Bij de productie onder glas haalde 44% een nettobedrijfsresultaat tussen 150 euro/are en -150 euro/ha. Meer dan 5%van de bedrijven maakte een nettobedrijfsverlies van meer dan 1500 euro/ha.
Figuur 12
Structuur van de kosten voor gespecialiseerde glassierteeltbedrijven in 2010 (Bron: Departement landbouw en visserij)
11
1.5
Ervaringen over faalindicatoren door Boeren op een Kruispunt (B.O.E.K.) in de tuinbouw door Riccy Focke (B.O.E.K.)
De vzw Boeren op een Kruispunt (B.O.E.K.) bezocht sinds haar ontstaan 239 bedrijven met tuinbouwactiviteiten. Deze bedrijven waren verdeeld over de verschillende subsectoren (glas, vollegrond, gemengde bedrijven). De beschrijving die we hier geven, komt uit de notities die we maakten op de bedrijven en komen niet altijd overeen met het algemeen sectorbeeld. Indicatoren waaruit erfbetreders konden afleiden dat dit tuinbouwgezin problemen had. Iedere dag zijn er mensen die een bedrijf bezoeken: leveranciers, afnemers, boekhouders, voorlichters, overheidsdiensten, familie en vrienden. Al deze mensen noemen we erfbetreders. De adviseurs van vzw Boeren op een kruispunt stelden zich bij iedere aanmelding de vraag welke signalen zichtbaar zijn en opgevangen konden worden door deze erfbetreders zodat vroeger advies gevraagd zou zijn bij de gangbare dienstverlening. Deze indicatorenlijst is overgenomen uit een studie van ILVO (ir. N. Taragolla). Op die manier kunnen we op termijn de verzamelde gegevens van ILVO vergelijken met de waarnemingen van vzw Boeren op een Kruispunt. N
Aandeel
Terugloop in liquiditeitspositie
211
80%
Interen op de eigen vermogenspositie
207
71%
Privéproblemen (gezinsproblemen, conflicten, geestelijke gezondheidszorg)
210
54%
Betalingsachterstand bij de bank
202
44%
Inkomen onder de armoedegrens
206
40%
Geen ruimte voor pensioenvoorziening
203
34%
Laag investeringsniveau
204
34%
Geen toekomstperspectieven
202
32%
Lage moderniteit van de bedrijfsopstanden
203
28%
Onvoldoende competenties ondernemerschap
201
27%
Afzetproblemen
204
25%
Erfbetreders signaleren problemen
203
22%
Leeftijd ondernemer zonder opvolger
203
22%
Een beroep doen op hulpinstanties
203
22%
Geen uitbreidingsmogelijkheden
200
22%
Afzonderen/sociaal isolement
203
21%
Beperkingen door de gebiedsstructuur/locatie bedrijf
198
17%
Onvoldoende actuele scholing
202
16%
Beëindigen abonnementen en/of lidgelden
203
16%
Matige dier- of teeltgezondheid
203
11%
Verwaarlozing bedrijf
203
11%
Verzekeringen opzeggen om financiële redenen
204
8%
Tabel 3
Probleemindicatoren
12
Kernprobleem bij aanmelding Na het kennismakingsgesprek noteren we welk probleem dat de adviesvrager aangeeft het grootste is. In een aantal gevallen verandert dit probleem in de loop van de begeleiding. TYPE PROBLEMEN
PERCENTAGE
Financiële problemen
63%
Relatieproblemen
5%
Psychologische problemen
6%
Juridische problemen
2%
Gemengde problemen (bedrijf – persoonlijk)
25%
Tabel 4
Kernprobleem bij aanmelding
Het valt op dat hier hoofdzakelijk financiële problemen naar voren gebracht worden. Dat is logisch, want wie voldoende middelen heeft, kan gericht en gespecialiseerd advies inkopen om de andere problemen aan te pakken. De tweede categorie zijn de gemengde problemen. Door de interactie van bedrijfsproblemen en persoonlijke problemen, zoekt men een hulpverlener die openstaat voor alle domeinen en onderwerpen. Geografische spreiding De aanmeldingen zijn verspreid over heel Vlaanderen. PROVINCIE
PERCENTAGE
Antwerpen
24%
Vlaams-Brabant
7%
Limburg
5%
Oost-Vlaanderen
22%
West-Vlaanderen
43%
Tabel 5
Verspreiding van aanmeldingen van bedrijven
Herkomst van bedrijf Het overgrote deel van de bedrijven werd overgenomen van de ouders (73% van de ouders van de man, 9% van de ouders van de vrouw). Opvallend is dat 18% van de aangemelde tuinbouwbedrijven nieuw opgericht werd. Dat is een hoger aandeel dan bij de andere onderzochte sectoren. Fiscaal en bedrijfseconomisch Slechts 31% van de bedrijven (N= 239) geeft aan een betrouwbare bedrijfseconomische boekhouding te hebben. Wat ons enorm verwonderde, is dat veel van deze bedrijven nog in een landbouwregeling zitten voor de btw-aangifte (62% op N = 162) en een forfaitaire aangifte voor inkomstenbelasting (50% op N= 169). We adviseren hen dan ook om hun financiële problemen bespreekbaar te maken bij hun boekhouder. Mogelijk kan een goede analyse hen tonen dat het soms interessanter is om over te stappen naar de algemene btw-regeling en de algemene aangifte voor de inkomstenbelastingen. We maakten allerlei rekentools op onze website, waarmee u kunt uitrekenen hoeveel btw u uit uw bedrijf kunt halen bij de overstap van de landbouwregeling naar de algemene regeling.
13
Bij iedere bankier zien we een gelijkaardig aandeel problemen Als we analyseren bij welke bank de tuinbouwbedrijven in nood zitten, dan komt dit overeen met het marktaandeel van de banken. (referentie aandeel VLIF-dossiers/bank). BANK
PERCENTAGE
KBC
239
59%
Crelan
239
27%
Fortis
239
13%
Tabel 6
Aandeel van banken in aanmeldingen bij Boeren op een Kruispunt
Voor de andere banken zien we dat het aandeel bedrijven in nood veel hoger is dan hun marktaandeel. Het blijft dus noodzakelijk dat banken investeren in adviseurs die de markt kennen. Bij 47% van de bedrijven noteerden we een financiering voor bedrijfskapitaal in de vorm van kaskrediet, seizoenkrediet of vast voorschot. Binnen deze groep lag het gemiddelde op 119.232 euro (mediaan 57.000). Onze registraties laten niet toe om hier een opsplitsing te maken per soort krediet. We onthouden wel dat veel bedrijvenhun bedrijfskapitaal zelf niet meer kunnen financieren. Veel van deze ondernemers vragen ons: “Hoeveel jaar moet het goed gaan in de sector, voor we dit ingelopen hebben?” Bij 49% van de bedrijven noteerden we leveranciersschulden ad (is dit een afkorting ??) 111.314 euro (mediaan 58.000). De datums van opname zijn verdeeld over heel het jaar. Niet altijd gespecialiseerde bedrijven Op heel wat bedrijven zien we meerdere activiteiten. Dait is wellicht te verklaren voor de vollegrondsteelten. Op 18% van de begeleide bedrijven was er nog een melkquotum. Dit quotum lag gemiddeld op 260.000 liter. De helft van de begeleide bedrijven heeft dus een hoger melkquotum en kan mogelijk meer rendement halen door voluit te kiezen voor hun melkvee. Vooral nu veel melkveebedrijven in grondnood geraken voor ruwvoederproductie en mestafzet, kunnen we hier verwachten dat een aantal bedrijven de tuinbouwsector zal verlaten. Op 12% van de begeleide bedrijven zijn er nog zoogkoeien. Heel wat bedrijven spreken het vermogen in dit levend kapitaal aan om hun leveranciersschulden en kort lopende bankfinanciering voor bedrijfskapitaal in te lossen. Op 15% van de begeleide bedrijven zijn er vleesvarkens. We vermoeden dat het merendeel van deze bedrijven hun teeltrisico in de varkenssector heeft ingedekt door integratie. Slechts 8% van de begeleide tuinbouwbedrijven heeft zeugen. Door de strengere dierenwelzijnsregels in de zeugenhouderij hebben veel bedrijven de keuze gemaakt om de zeugenhouderij te stoppen.
14
Soorten adviezen waar tuinbouwbedrijven in moeilijkheden nood aan hadden tijdens de begeleiding N
Ja
Balans opmaken
235
73%
Resultatenrekening analyseren
234
65%
Zelfvertrouwen herstellen
232
47%
Doorverwijzing juridisch advies
202
43%
Bijkomende opleiding
239
33%
Kasplanning opmaken
234
32%
Advies psychologische bijstand
233
28%
Arbeidsorganisatie verbeteren
234
27%
Advies herfinanciering lange termijn
199
27%
Faillissement uitleg geven
231
19%
Relatiebemiddeling
231
16%
Pensioen uitleg en doorverwijzing
231
13%
Tabel 7
Soorten adviezen bij melkveebedrijven
Het is belangrijk
dat tuinders dit erkennen voor zichzelf en hun collega’s;
dat ze herkennen welke concrete risico’s dit zijn;
dat ze bereid zijn om deze risico’s in te dekken door verzekeringen of dienstverlening;
dat ze mekaar informeren over de gevonden oplossingen voor nieuwe problemen.
15
2
Analyses en bespreking van de resultaten door Koen Lammertyn (bedrijfseconomisch adviseur SBB)
2.1
Inleiding Ondanks het feit dat de land- en tuinbouw erg kapitaalsintensief is, is er relatief weinig betrouwbaar statistisch materiaal over de inkomensvorming en de financiële situatie in de verschillende sectoren. Dit is grotendeels te verklaren door de fiscale regimes die er zijn. Voornamelijk in de traditionele sectoren (landbouw, grondgebonden tuinbouw) worden de inkomens aangegeven op basis van forfaitaire grondslagen – 'de barema's'. Deze worden jaarlijks onderhandeld op basis van de reële marktomstandigheden, maar zijn niettemin een 'onderhandeld gemiddelde' van de sector. Dit heeft als gevolg dat een individueel bedrijf op basis van deze forfaitaire fiscale aangifte nagenoeg geen bedrijfseconomische informatie heeft. Wie zulke bedrijfseconomische informatie toch wil hebben, voert een aanvullende bedrijfseconomische boekhouding. Deze laatste boekhouding is verplicht voor bedrijven die VLIF-steun genieten (en fiscaal aangeven volgens het barema). Er is een sterke traditie en grote expertise aanwezig, gebaseerd op deze bedrijfseconomische boekhouding in de rundveehouderij, de varkenshouderij, de akkerbouwteelten enzovoort. Als gevolg van de versnippering van de boekhoudbureaus en de kleine aantallen in bepaalde sectoren, daarentegen, is er te weinig statistisch materiaal voor veel tuinbouwteelten. In het kader van dit project hebben we voor de sectoren melkvee, varkenshouderij en akkerbouwmatige groenten ons kunnen baseren op Tiber, de bedrijfseconomische boekhouding van Boerenbond. De bedrijven die fiscaal geen aangifte doen volgens het barema voeren ofwel een fiscale boekhouding in de personenbelasting of een vennootschapsboekhouding. Deze keuze wordt beïnvloed door talrijke parameters, maar is soms ook noodgedwongen. In een aantal (tuinbouw)sectoren bestaat geen barema en daar is de keuze voor een vennootschapsboekhouding veel sneller gemaakt. Het zou fout zijn om de resultaten van beide soorten boekhouding op bedrijfsniveau of op sectorniveau te vergelijken, niet in het minst omdat ze van heel andere principes vertrekken en een andere finaliteit hebben. De bedrijfseconomische boekhouding is sterk analytisch gekruid, met veel technisch-economische parameters en interne verrekeningen tussen de sectoren en teelten, om de opbrengsten en kosten per eenheid (per liter melk, per kg. vlees, per ha ...) te kennen. De vennootschapsboekhouding vertrekt van een fiscale logica en moet binnen de wettelijke contexten uiteraard een balans en een resultatenberekening maken van het bedrijf in zijn geheel en met een finaliteit om het fiscaal inkomen optimaal te spreiden. Zo zal een investering in een vennootschapsboekhouding over het algemeen sneller afgeschreven worden dan in een bedrijfseconomische boekhouding. Een ander belangrijk verschil is dat onbetaalde facturen (zowel van geleverde producten als van onkosten) tot uiting komen in een balans van een vennootschapsboekhouding, maar zelden in een bedrijfseconomische boekhouding. Concreet zal een veebedrijf met achterstallige voerfacturen of een serrebedrijf met onbetaalde energiefacturen onmiddellijk opvallen in de balans van de vennootschapsboekhouding, maar niet in de balans van een bedrijfseconomische boekhouding.
16
In deze studie zijn voor het eerst sectorvergelijkingen gemaakt op basis van vennootschapsboekhoudingen. We hebben een aantal klanten van SBB geselecteerd met een vennootschapsstructuur en waarvan de resultaten bij de NBB gepubliceerd en dus publiek zijn. Voor de jaren 2008-2012 hebben we de balansen en resultaatrekeningen geanalyseerd van 598 tuinbouwbedrijven; 212 sierteeltbedrijven en 507 varkensbedrijven. Veel van deze bedrijven komen binnen de dataset meerdere keren terug voor de verschillende jaren 20082012. Bij de analyses van de subsectoren werden een aantal bedrijven die niet duidelijk tot de sector behoorden, weggelaten. Ter verduidelijking moet nog aangestipt dat een bedrijf in een bepaald jaar ingedeeld is op basis van de datum van einde boekjaar. Voor een groot deel van de bedrijven is 31 december het einde van het boekjaar. Wanneer de vennootschap het boekjaar afsluit in de loop van het kalenderjaar, werdt het jaar van afsluiting meegenomen.
2.2
Bespreking van de resultaten in de sierteelt
2.2.1 Bedrijfeconomische boekhoudingen Voor de andere sectoren werden op de cijfers die bekend zijn binnen de Tiberboekhoudingen geanalyseerd. Voor de sierteelt zijn er echter zeer weinig data beschikbaar in deze bedrijfseconomische boekhouding. Daarom werd er gezocht naar een methodiek die toch toelaat bedrijven te screenen naar mogelijke toekomstige financiële problemen. Deze analyse wordt hierna besproken.
2.2.2 Vennootschapsboekhouding Er werd een analyse uitgevoerd op de vennootschapsboekhoudingen bij SBB van 216 sierteeltbedrijven. Het betreft 45 bedrijven hoofdzakelijk actief als boomkweker in de vollegrond, 61 boomkwekers met voornamelijk teelt in containers en 72 bedrijven die gecatalogeerd worden als bloemisterij. De overige waren niet direct toe te wijzen aan één subsector, maar zijn wel actief in de sierteelt In de bijlage worden de belangrijkste principes van een vennootschapsboekhouding uitgebreid uitgelegd.
17
2.2.2.1 Balansen van sierteeltbedrijven Gemiddelden sectoren 2008-2012 598
Aantal
Activa
Tuinbouw 20/28
Vaste activa Oprichtingskosten Immateriële vaste activa Materiële vaste activa
20 21 22/27
212
507
Sierteelt
Varkens
1.149.397,32
435.643,73
498.374,63
534,42
243,31
478,13
17.986,48
1.750,96
24.490,00
1.119.809,42
431.605,25
470.147,29
Terreinen en gebouwen
22
588.641,24
286.191,91
387.654,26
Installaties, machines en uitrusting
23
490.192,34
101.997,61
60.653,14
Meubilair en rollend materieel
24
23.367,26
33.981,21
14.268,71
Leasing en soortgelijke rechten
25
5.250,71
2.172,38
5.404,15
Overige materiële vaste activa
26
514,62
6.079,73
795,80
Activa in aanbouw en vooruitbetalingen
27
11.843,25
1.182,40
1.371,22
Financiële vaste activa
28 29/58
Vlottende activa
2.044,21
3.259,21
664.435,37
253.115,32
2.600,40
2.165,44
1.440,79
90.852,06
196.424,00
163.750,85
40/41
152.489,41
237.060,26
45.012,74
Handelsvorderingen
40
105.794,73
190.606,38
33.485,85
Overige vorderingen
41
46.694,68
46.453,89
11.526,89
Vorderingen >1 jaar Voorraden en bestellingen in uitvoering Vorderingen <1 jaar
29
11.067,00 451.120,38
3
Geldbeleggingen
50/53
47.127,46
130.542,01
4.873,66
Liquide middelen
54/58
128.961,39
80.888,83
35.138,01
Overlopende rekeningen
490/1
29.089,65
17.354,83
2.899,27
20/58
1.600.517,70
1.100.079,11
751.489,96
Totaal van de activa
Tabel 8
Actiefbalans op basis van sectorgemiddelden 2008-2012 tuinbouw, sierteelt, varkens (analyse SBB)
18
In vergelijking met de andere sectoren is het gemiddelde balanstotaal van de sierteeltbedrijven kleiner dan de totale tuinbouw, maar toch aanzienlijk groter dan de varkensbedrijven die werden meegnomen in de analyse. Dit komt voornamelijk door de subsector ‘Vruchtgroenten glas’, waar het balanstotaal de 2,5 mio euro overstijgt. Het materieel vast actief (voornamelijk serres, containervelden en uitrusting) bedraagt ongeveer 40% van het totaal actief, in tegenstelling tot de globale tuinbouwsector, waar het driekwart uitmaakt. Vorderingen van minder dan 1 jaar maken een veel omvangrijker deel uit dan voor de globale tuinbouwsector. Meteen duidt dit op één van de belangrijkste pijnpunten van de sector en de oorzaak van veel beginnende (liquiditeit)problemen. Dit is dan ook een van de belangrijke parameters om de gezondheid van het bedrijf te beoordelen. Ook de voorraden maken een aanzienlijk deel (18%) uit van het actief. Dit maakt de behoefte aan voldoende liquiditeit nog groter, zeker bij startende of groeiende bedrijven. Vooral in de klassieke vollegrondsboomkwekerij is dit een oorzaak van zeer grote liquiditeitsbehoefte (zie tabel 9). Toch zijn er in de boomkwekerij de meeste liquide middelen in vergelijking met de andere subsectoren. Gemiddelden boom- en sierteelt 2008-2012 Sierteelt
Boomteelt VG
Bloemisterij
Containerteelt
Aantal
Activa Vaste activa
216
45
72
61
437.116,84
488.123,73
362.553,42
368.831,81 351,82
238,80
40,62
392,95
1.718,53
396,03
1.057,02
140,83
433.153,05
486.671,44
358.964,07
366.786,66
Terreinen en gebouwen
287.684,02
356.914,46
237.299,06
279.813,99
Installaties, machines en uitrusting
102.355,60
62.252,47
91.232,59
62.472,30
33.853,62
57.218,75
18.046,03
22.815,59
Leasing en soortgelijke rechten
2.132,15
0,00
6.396,46
0,00
Overige materiële vaste activa
5.967,15
10.285,76
3.906,58
34,48
Activa in aanbouw en vooruitbetalingen
1.160,50
0,00
2.083,33
1.650,31
2.006,46
1.015,64
2.139,38
1.552,49
654.820,16
842.249,11
365.064,85
341.096,61
Oprichtingskosten Immateriële vaste activa Materiële vaste activa
Meubilair en rollend materieel
Financiële vaste activa Vlottende activa
2.125,34
2.423,85
0,00
0,00
Voorraden en bestellingen in uitvoering
193.678,31
330.104,98
185.970,45
156.156,79
Vorderingen <1 jaar
Vorderingen >1 jaar
233.447,14
345.916,64
118.830,01
71.767,46
Handelsvorderingen
187.415,01
269.563,20
102.208,61
55.332,35
Overige vorderingen
46.032,14
76.353,44
16.621,40
16.435,11
Geldbeleggingen
128.124,57
35.601,99
9.431,77
52.613,88
Liquide middelen
80.330,45
118.460,49
43.946,39
58.409,05
Overlopende rekeningen
17.114,35
9.741,17
6.886,23
2.149,43
1.091.937,00
1.330.372,84
727.618,27
709.928,42
Totaal van de activa
Tabel 9
Balans actief op basis van gemiddelde subsectoren sierteelt (analyse SBB)
19
Figuur 13
Procentuele verdeling actief bloemisterij (analyse SBB)
Figuur 14
Procentuele verdeling actief boomteelt volle grond (analyse SBB)
De figuren 13 en 14 tonen ook aan de het probleem van openstaande klantenvorderingen in de boomkwekerij groter is en dat dit dan ook één van de bedreigingen is voor de toekomst. Het groter aandeel van de veilingen in het afzetkanaal van de bloemisterij is hier mogelijk een van oorzaken. Analyse van de passiva leert dat de sierteelt in vergelijking met de totale tuinbouwsector of de varkenshouderij een aanzienlijk beter eigen vermogen heeft, met respectievelijk 48% tegenover 17% in de totale tuinbouw en 11% bij de varkensbedrijven.
20
Gemiddelden sectoren 2008-2012 Aantal
598
212
507
Tuinbouw
Sierteelt
Varkens
10/15
262.860,90
528.171,67
84.184,59
Kapitaal
10
97.268,83
68.949,03
91.750,85
Uitgiftepremies
11
302,57
0,00
0,00
Herwaarderingsmeerwaarden
12
4.881,01
17.697,18
9.306,52
Reserves
13
166.883,52
286.868,64
48.492,28
Overgedragen winst (verlies)
14
-33.714,68
151.596,40
-69.129,14
Kapitaalsubsidies
15
27.239,66
3.060,42
3.764,08
Voorzieningen en uitgestelde belastingen
16
5.514,20
13.309,50
894,00
Schulden
17/49
1.332.142,59
558.597,94
666.411,36
17
824.012,20
246.036,31
376.871,63
170/4
822.141,50
237.039,32
374.802,52
42/48
491.989,21
305.587,79
286.167,29
Schulden >1 jaar die <1 jaar vervallen 42 (aflossing volgend 183.800,92 jaar)
48.838,16
53.337,51
Financiële schulden
43
56.855,66
37.454,61
33.562,71
Handelsschulden
44
142.570,40
112.570,92
96.423,13
164,19
1.679,02
320,64
Schulden mbt belastingen, bezoldigingen 45 en sociale lasten 20.748,33
16.930,08
4.385,56
Overige schulden
Passiva Eigen vermogen
Schulden op meer dan één jaar Financiële schulden Schulden op ten hoogste één jaar
Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen 46
Overlopende rekeningen Totaal van de passiva Tabel 10
47/48
87.849,71
88.114,99
98.137,75
492/3
16.141,18
6.973,84
3.372,44
10/49
1.600.517,70
1.100.079,11
751.489,96
Passiefbalans op basis van sectorgemiddelden 2008-2012 tuinbouw, sierteelt, varkens (analyse SBB)
21
De sierteeltbedrijven die een vennootschapboekhouding voeren bij SBB, hadden in de periode 2002-2012 gemiddeld 151.596 euro overgedragen winst op hun balans staan. Voor de globale tuinbouwsector was dit 33.714 euro overgedragen verlies en voor de varkenssector 69.129 euro overgedragen verlies! De aanhoudende crisis in de varkenshouderij en de EHEC-crisis in de groentesector zijn hier niet vreemd aan. De gemiddelde sierteler heeft de afgelopen jaren nog winst kunnen maken, al is ook hier het verschil tussen subsectoren én individuele bedrijven enorm groot. Uit de analyse van de subsectoren blijkt dat vooral de boomkwekerijen de afgelopen jaren nog winst konden maken (zie tabel 11). Gemiddelden boom- en sierteelt 2008-2012 Sierteelt
Boomteelt VG
Bloemisterij
Containerteelt
216
45
72
61
Aantal Passiva Eigen vermogen
521.843,60
670.071,95
191.216,91
226.455,97
Kapitaal
68.504,25
35.966,60
109.663,84
31.971,83
Herwaarderingsmeerwaarden
17.369,45
83.373,37
0,00
0,00
Reserves
283.737,67
479.433,58
149.902,08
184.794,95
Overgedragen winst (verlies)
148.930,48
69.798,74
-72.642,96
6.727,24
3.301,76
1.499,66
4.293,95
2.961,95
Voorzieningen en uitgestelde belastingen
13.215,61
735,39
1.894,17
1.337,84
Schulden
556.877,79
659.565,51
534.507,19
482.134,61
247.270,16
206.379,00
230.070,45
303.628,78
302.762,94
Kapitaalsubsidies
Schulden op meer dan één jaar Financiële schulden Schulden op ten hoogste één jaar
449.225,67
288.939,31
176.193,02
Schulden >1 jaar die <1 jaar vervallen (aflossing 49.507,52 volgend48.947,21 jaar)
56.569,03
34.843,71
Financiële schulden
36.761,01
74.511,32
37.419,93
15.799,67
Handelsschulden
111.129,74
246.546,60
64.723,27
51.140,67
Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen 1.647,93
7.910,07
Schulden mbt belastingen, bezoldigingen 16.805,27 en sociale lasten 31.759,25 Overige schulden Overlopende rekeningen Totaal van de passiva % Eigen vermogen
Tabel 11
0,00
0,00
9.924,62
10.032,87 64.376,11
86.911,48
39.551,22
120.302,46
6.844,69
3.960,84
15.497,43
2.312,80
1.091.937,00
1.330.372,84
727.618,27
709.928,42
48%
50%
26%
32%
Balans passief op basis van gemiddelde subsectoren sierteelt (analyse SBB)
Van de drie geanalyseerde subsectoren, hadden de boomkwekerijen het beste eigen vermogen (50%), tegenover de bloemisterij met een eigen vermogen van 26%. Ook de winstgevendheid was vooral in deze sector positief. De boomkwekerij heeft een gemiddelde overgedragen winst van 69.798 euro op de balans, terwijl de bloemisterij een verlies optekent van 72.642 euro. Er moet rekening gehouden worden met het feit dat een deel van de geanalyseerde boomkwekerijen ook een zekere handelsactiviteit heeft en naast zuivere eigen productie ook veel planten gewoon verhandelt. Dit is ook een mogelijke verklaring voor de aanzienlijk hogere handelschulden in vergelijking met de andere subsectoren. Ook langere betalingstermijnen bij klanten leiden tot hogere leveranciersschulden! De figuren 15 en 16 geven een beeld van de evolutie van de verschillende activa- en passivaonderdelen over de vijf geanalyseerde jaren heen.
22
: Figuur 15
Evolutie activa op sierteeltbedrijven 2008-2012 (analyse SBB)
23
Figuur 16
Evolutie passiva op sierteeltbedrijven 2008-2012 (analyse SBB)
Voor de geanalyseerde periode bleef het balanstotaal van de sierteeltbedrijven constant tot licht dalend. Het eigen vermogen bleef op een constant (hoog) niveau, terwijl de schulden op meer dan één jaar afnamen en de schulden op minder dan één jaar gelijk bleven. Dit zou kunnen wijzen op een zekere stagnatie in het investeringsritme van de verschillende bedrijven.
2.2.2.2 Resultatenrekening van sierteeltbedrijven Naast de 1300 neergelegde balansen werden ook de resultatenrekeningen van deze bedrijven over 5 jaren geanalyseerd. Dit laat toe om die bedrijven te vergelijken met andere sectoren of subsectoren naar bedrijfsresultaat, winstgevendheid en cashgeneratie.
24
Resultatenrekening sectoren 2008-2012 Tuinbouw
Sierteelt
598 +
Omzet
70
-
Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen, diensten en diverse goederen
60/61
Brutomarge
9900= 70 - 60/61 374.415,40
-
Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen
62
-
Andere bedrijfskosten
640/8
-
Als herstructureringskosten geactiveerde bedrijfskosten
649
Varkens
212
507
291.328,94
69.108,04
156.436,58
151.823,82
2.219,53
7.814,67
6.815,85
4.107,02
0,00
0,00
0,00
=9900-62-63-64
210.164,15
132.689,27
62.781,50
-
Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële 630 vaste activa
151.946,72
93.994,85
51.786,44
-
Waardeverminderingen op voorraden, op bestellingen in uitvoering en op handelsvorderingen: 631/4 toevoegingen (terugnemingen) 2.361,83
1.208,85
25,75
-
Voorzieningen voor risico's en kosten: toevoegingen (bestedingen en terugnemingen) 635/7
BBR (VLIF norm)
Bedrijfsresultaat of Bedrijfswinst (Bedrijfsverlies)
279,37
5.800,64
77,66
9901=9000-62-63-64 55.576,23
31.684,93
10.878,59
+
Financiële opbrengsten (oa rentesubsidie)
75
27.526,74
14.389,08
6.102,18
-
Financiële kosten (= intresten)
65
52.629,07
19.982,36
21.802,76
9902=9901+75-65
30.473,91
26.091,64
-4.821,90
6.678,11
4.779,53
1.372,81
Winst (Verlies) uit de gewone bedrijfsuitoefening vóór belasting
+
Uitzonderlijke opbrengsten
76
-
Uitzonderlijke kosten
66
Winst (Verlies) van het boekjaar vóór belasting
9903=9902+76-66
5.770,06
874,53
285,41
31.381,96
29.996,64
-3.730,75
-
Onttrekking aan de uitgestelde belastingen
780
531,92
391,28
65,56
-
Overboeking naar de uitgestelde belastingen
680
295,44
11,56
27,39
-
Belastingen op het resultaat
67/77
Winst (Verlies) van het boekjaar
9904
7.126,38
7.065,73
1.547,76
24.492,06
23.310,64
-5.243,54
-
Onttrekking aan de belastingvrije reserves
789
130,25
482,61
40,91
-
Overboeking naar de belastingvrije reserves
689
218,20
472,72
131,59
24.404,12
Te bestemmen winst (verlies) van het boekjaar
9905
23.320,53
-5.334,52
Cash flow
=9904+630+631/4+635/7-780+680 178.843,50 123.935,26
46.620,57
Tabel 12
Resultatenrekening van de verschillende sectoren (analyse SBB)
25
Bedrijfsresultaat of bedrijfswinst (voor belastingen en interesten) geeft een goed globaal beeld van de winstgevendheid van een sector. Als sector globaal is 'alle tuinbouw' het meest winstgevend met gemiddeld 55.576 euro winst per bedrijf, gevolgd door de sierteeltsector met 31.684 euro en de varkenssector met 10.878 euro. Hetzelfde beeld ziet u wanneer u enkel naar cashflow kijkt, namelijk 178.843 euro voor de globale tuinbouw, 123.935 euro voor de sierteelt. De varkenssector genereert het minste cash per bedrijf, met gemiddeld 46.620 euro. Wel moet hierbij opgemerkt worden dat de totale tuinbouw als sector zowel qua omzet als qua balanstotaal ook de grootste bedrijven omvat. Het lijkt dan ook logisch dat de gemiddelde winst en gegenereerde cash hoger liggen. Binnen de sierteelt zelf is het verschil tussen de deelsectoren toch wel substantieel (zie tabel 13). Resultatenrekening sectoren 2008-2012 op basis van gemiddelden +
Omzet
-
Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen, diensten en diverse goederen
Brutomarge
alle tuinbouw
Sierteelt
Boomteelt VG
Bloemisterij
Containerteelt
594
216
45
72
61
376.907,48
-
Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen
-
Andere bedrijfskosten
-
Als herstructureringskosten geactiveerde bedrijfskosten
BBR (VLIF norm)
287.932,68
455.242,10
197.306,49
205.217,06
157.490,03
148.673,17
274.502,00
104.967,28
100.311,40
7.863,27
6.771,16
8.477,32
7.250,18
4.191,79
0,00
0,00
0,00
0,00
132.488,35
172.262,78
85.089,03
100.713,88
93.750,85
120.440,43
72.189,66
59.890,47
3.268,40
1.363,52
160,24
5.666,36
0,00
55,57
-16,39
31.889,37
48.553,95
11.480,28
40.679,57
-
211.554,18
-
Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële 152.969,93 vaste activa
-
Waardeverminderingen op voorraden, op bestellingen in uitvoering en op handelsvorderingen: 2.377,73 toevoegingen (terugnemingen) 1.181,77
-
Voorzieningen voor risico's en kosten: toevoegingen (bestedingen en terugnemingen)
Bedrijfsresultaat of Bedrijfswinst (Bedrijfsverlies)
281,25
55.925,27
+
Financiële opbrengsten (oa rentesubsidie)
27.712,11
14.121,70
10.587,82
8.549,37
8.393,59
-
Financiële kosten (= intresten)
52.983,42
19.911,17
19.077,64
21.365,55
17.757,84
Winst (Verlies) uit de gewone bedrijfsuitoefening vóór belasting
30.653,95
26.099,90
40.064,13
-1.335,89
31.315,31
+
Uitzonderlijke opbrengsten
6.723,08
4.668,90
2.645,72
1.360,91
1.016,98
-
Uitzonderlijke kosten
5.808,91
859,54
648,22
407,59
879,15
29.909,26
42.061,64
-382,57
31.453,14 444,24
Winst (Verlies) van het boekjaar vóór belasting
31.568,13
-
Onttrekking aan de uitgestelde belastingen
535,50
401,56
340,92
380,88
-
Overboeking naar de uitgestelde belastingen
297,43
11,29
0,00
0,00
0,00
-
Belastingen op het resultaat
7.174,37
7.015,90
9.780,36
3.971,86
8.144,12
Winst (Verlies) van het boekjaar
23.283,63
32.622,19
-3.973,54
23.753,27
-
Onttrekking aan de belastingvrije reserves
131,13
471,43
318,26
410,26
775,44
-
Overboeking naar de belastingvrije reserves
219,67
461,78
0,00
0,00
775,44
23.293,29
32.940,46
-3.563,28
23.753,27
123.492,34
155.990,11
69.254,32
83.343,34
Te bestemmen winst (verlies) van het boekjaar
Cash flow
Tabel 13
24.631,83
24.543,29 180.022,67
Resultatenrekening subsectoren sierteelt (analyse SBB)
Uit tabel 13 blijkt dat vooral de boomkwekerij zowel in de vollegrond als de containerteelt nog goeie resultaten kon neerleggen. Boomkwekerij in de vollegrond haalde een gemiddeld bedrijfsresultaat van 48.553 euro per bedrijf, in container 40;679 euro, tegenover de bloemisterij met 11.480 euro gemiddeld per bedrijf. Wat de cashflow betreft, haalde de gemiddelde boomkwekerij in vollegrond 123.492 euro, de containerteler 83.343 euro en de bloemisterij 69.254 euro.
26
Figuur 17
Evolutie verschillende resultatencomponenten 2008-2012 sierteelt (analyse SBB)
Over de jaren en over alle bedrijven heen zijn de resultaten vrij stabiel, met 2011 als een uitschieter. Ook hier ziet u dat de marges voor energie-intensieve bedrijven meer en meer onder druk komen, terwijl de trend voor de boomkwekerij veeleer stijgend was.
2.2.2.3 Financiële ratio's van sierteeltbedrijven Zoals in alle land- en tuinbouwsectoren, zijn er zeer grote verschillen tussen de bedrijven. Omdat de vele uitschieters een te grote invloed hebben op het gemiddelde, hebben voor de ratioanalyses gebruik gemaakt van medianen in plaats van gemiddelden. Tabel 14 geeft de samenvatting van alle geanalyseerde cijfers uit de vennootschapsboekhoudingen van 216 sierteeltbedrijven bij SBB. Dus van elk individueel bedrijf kennen we de kerncijfers en werdende ratio's berekend. Van al deze ratio's hebben we voor die (sub)sector de mediaan genomen.
27
Antal
Totaal vermogen
Eigen vermogen
Brutomarge
BBR (VLIF)
Cashflow (CF)
Bedrijfsresultaat
Winst van het boekjaar
Jaarlast
Alle tuinbouw
594
721.129,28
122.489,08
150.540,69
67.002,70
58.352,50
14.143,44
6.326,64
78.235,09
Sierteelt
216
547.273,03
161.248,60
133.787,38
63.733,32
52.899,41
21.451,17
10.649,79
47.752,09
Boomteelt VG
45
744.382,38
245.756,50
188.733,76
86.486,09
72.356,43
26.670,45
19.688,00
46.317,18
Bloemisterij
72
563.499,51
201.200,46
137.948,81
66.379,39
55.413,47
11.544,66
3.684,11
78.235,09
Containerteelt
61
549.957,00
134.893,92
120.953,03
62.936,25
48.096,27
23.998,91
13.647,53
27.563,28
Tabel 14
Kerncijfers analyse vennootschapsboekhoudingen sierteeltbedrijven (analyse SBB)
Hieruit werden dan vier ratio's gekozen die bruikbaar zijn om de financiële gezondheid van sierteeltbedrijven te peilen. Tabel 15 vat deze ratio's samen voor de verschillende subsectoren.
BBR/TV
Jaarlast/(CF+i)
Liquiditeit in enge zin
Solvabiliteit
Alle tuinbouw
12,19%
61,25%
62,36%
16,09%
Sierteelt
12,75%
48,58%
69,64%
32,91%
Boomteelt VG
12,62%
43,40%
97,71%
45,22%
Bloemisterij
13,48%
63,73%
44,52%
32,35%
Containerteelt
12,74%
51,59%
75,67%
30,38%
Tabel 15
Geselecteerde financiële ratio's sierteelt (analyse SBB)
28
Figuur 18
Financiële ratio's van sierteeltbedrijven (analyse SBB)
De ratio rentabiliteit (% BBR/TV) bedraagt voor de hele sierteelt 12,75%. Dit vrij lage cijfer wordt vooral verklaard door de hoge investeringen eigen aan de sector. Het rendement dat een ondernemer haalt uit zijn ingezette middelen in de sierteelt is té laag. Opvallend is ook dat dit zo is voor alle subsectoren , ook voor een sector waarin de laatste jaren nog winst werd gemaakt. De ratio jaarlast in verhouding tot de cashflow geeft een indicatie van hoeveel middelen een bedrijf kan genereren om aan zijn bancaire verplichtingen (aflossingen + intresten) te voldoen. Aangezien in de berekening van de cashflow de intresten al zijn afgetekend, tellen we ze er weer bij om een inzicht te krijgen in het bovenstaande. De sierteelt als sector scoort hier 48,58%, tegenover 61,25% voor de hele tuinbouw. Tussen de subsectoren zien we toch wel verschillen. De glasbedrijven met vruchtgroenten moeten tot 70% van hun gegenereerde middelen naar de bank brengen. Binnen de sierteelt scoort ook hier de bloemisterij het minst, met 63,73%. De liquiditeit (in enge zin) is hier uitgedrukt in een percentage om die grafisch beter met de andere ratio's te kunnen vergelijken. De norm is voor de meeste sectoren 0,67 (dus 67% in onze tabel). Door de keuze voor liquiditeit in de enge zin wordt dus geen rekening gehouden met (verkoopbare) voorraden, wat deze ratio iets minder geschikt maakt voor de sierteelt (zie toelichting ratio's in bijlage). (zit dit effectief in de bijlage???) De liquiditeit wordt hier vooral bepaald door de hoeveelheid cash en de handelsvorderingen die in deze vennootschappen zitten. Hierdoor lijkt de 97,71% voor de boomkwekerij wat extreem, door de hoge vorderingen. De hele sector scoort hier gemiddeld goed, zeker in vergelijking met andere sectoren in de landbouw De solvabiliteit van de sierteeltsector bedraagt 32,91%, wat aanvaardbaar is. De globale tuinbouw haalt slechts16,09%. Ook hier scoort de boomkwekerij het best, met 45,22%. De bloemisterij scoort hier 32,35%, wat voldoende is, maar waarschijnlijk deels te verklaren valt door een lager investeringsritme te laatste jaren en verder afgeschreven installaties.
29
2.3
Besluit De sierteeltsector kenmerkt zich door een zeer grote diversiteit, met erg grote verschillen tussen de bedrijven qua omvang, teelt, assortiment, teelttechniek, warme teelten, buitenteelten enzovoort. Dit maakt het moeilijk om eensluidende conclusies te trekken Toch hebben we geprobeerd om een aantal tendensen te zoeken en waar mogelijk te duiden. Aan de hand van 216 vennootschapsboekhoudingen gevoerd bij SBB werden gegevens verzameld verwerkt en gegroepeerd, om uiteindelijk te komen tot een viertal ratio's. Aan de hand van deze ratio's kan men dan proberen mogelijke (toekomstige) financiële problemen op te sporen en te duiden. Algemeen kan gesteld worden dat de sierteelt voor de vier ratio's BBR/TV, liquiditeit in de enge zin, jaarlast/(CF+i) en solvabiliteit gemiddeld tot goed scoort. Enkel op rentabiliteit, het rendement op de ingezette middelen, scoort de sector te laag, zeker gezien de toch omvangrijke investeringen. Van de geanalyseerde subsectoren vollegrondsboomteelt, containerteelt en bloemisterij scoort de boomkwekerij het best. De sector slaagde er de afgelopen jaren in om nog winst te maken en nog te investeren. Dit weerspiegelt zich dan ook in de verschillende ratio's. De bloemisterij heeft het moeilijker, wat zichtbaar wordt in duidelijk minder goeie ratio's dan het sectorgemiddelde. Waar de sierteeltsector het nog redelijk deed, moeten we toch aandachtig blijven voor de uitdagingen van de toekomst, zoals de problematiek op energie-intensieve bedrijven, de toenemende druk op de binnenlandse markt en dus exportgerichter worden en de zoektocht naar het goeie afzetkanaal. Daarnaast is een goeie kennis van de financiële parameters essentieel om de juiste keuzes te blijven maken.
30
3
Bronnen
Tiber, bedrijfseconomische boekhoudingen Boerenbond
Eigen resultaten SBB, vennootschapsboekhoudingen
LARA, Landbouwrapport 2012, Departement Landbouw en Visserij
Zakboekje, Landbouw tuinbouw 2013 Vlaanderen, Departement Landbouw en Visserij
http://lv.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?fid=101
31
BIJLAGE _ PRINCIPES VAN DE VENNOOTSCHAPSBOEKHOUDING Het doel van dit deel is om inzicht te geven in de opbouw en structuur van een bedrijfseconomische boekhouding en van een vennootschapsboekhouding. Er wordt ook wat meer uitleg gegeven over de verschillende ratio's die in het rapport gebruikt werden, met name hoe ze berekend worden en hoe ze geïnterpreteerd moeten worden. A. Principes Vennootschapsboekhouding Een jaarrekening bestaat uit een aantal onderdelen: de balans, de jaarrekening en toelichtingen bij de voorgaande twee. We zullen het hier enkel hebben over de eerste twee. 1. Balans Een balans geeft een overzicht van alle bezittingen en alle financieringsbronnen van deze bezittingen van een bedrijf. De bezittingen noemt men het Actief, de financieringsbronnen het Passief. In onderstaande figuur is een balans weergegeven. ACTIEF
PASSIEF
Vaste activa
Eigen Vermogen
I. Oprichtingskosten
I. Kapitaal
II. Immateriële vaste activa
II. Uitgiftepremies
III. Materiële vaste activa
III. Herwaarderingsmeerwaarden
IV. Financiële vaste activa
IV. Reserves V. Overgedragen resultaat
Vlottende activa
VI. Kapitaalsubsidies
V. Vorderingen op meer dan 1 j.
Voorzieningen
VI. Voorraden
VII. Voorzieningen
VII. Vorderingen ten hoogste 1 j.
Vreemd vermogen
VIII. Geldbeleggingen
VIII. Schulden op meer dan 1 jaar
IX. Liquide middelen
IX. Schulden op ten hoogste 1 jaar
X. Overlopende rekeningen
X. Overlopende rekeningen
Totaal der activa
Totaal der passiva
Zoals u kunt zien, heeft zowel het actief als passief zijn eigen, vaste, indeling. Actief
32
Het actief of de activa of de bezittingen van een onderneming zijn onderverdeeld in twee categorieën, enerzijds de vast activa, anderzijds de vlottende activa. Voor beide categorieën bestaan diverse definities. De vaste activa zijn bezittingen of goederen die de onderneming nodig heeft in het productieproces en die niet snel te gelde gemaakt kunnen worden. Het zijn duurzame investeringen, waarvan de kosten over een langere periode uitgesmeerd worden onder de vorm van afschrijvingen (serre, loods, grond, trekker, stal, vergunning ...). De vlottende activa zijn goederen die wel op korte termijn te gelde gemaakt kunnen worden. Het kan gaan om (bijna) afgewerkte producten die verkoopsklaar zijn (vleesvarkens, biggen), maar ook om voorraden van grondstoffen die noodzakelijk zijn voor het productieproces (zaaigoed, veevoeder ...). Het kan ook gaan om schulden die andere personen of bedrijven hebben bij uw onderneming, of om cash geld dat in het bedrijf aanwezig is om bijvoorbeeld leveranciers mee te betalen. Uit beide onderdelen zullen een aantal posten extra toegelicht worden, omdat ze belangrijker zijn en omdat uit deze cijfers en hun evolutie ook interessante conclusies te trekken zijn. Materiële vaste activa De materiële vaste activa zijn de middelen die een onderneming inzet voor de realisatie van haar activiteit. De volgende zaken kunnen daar bijvoorbeeld onder vallen:
gronden & gebouwen
machines & uitrusting
bureaumateriaal & rollend materiaal
Voorraden Vrij eenvoudig, deze post geeft weer – in geld uitgedrukt – hoeveel goederen er nog op het bedrijf in voorraad aanwezig zijn. Dit kan gaan van 'afgewerkte producten' zoals slachtrijpe varkens of aardappelen die op het bedrijf gestockeerd zijn, tot pas gespeende biggen of zeugen die niet onmiddellijk te gelde gemaakt kunnen worden. De waarde van de voorraad kan jaarlijks behoorlijk schommelen. Vorderingen op ten hoogste één jaar We willen toch even wat dieper ingaan op deze post. Die wordt meestal nog verder onderverdeeld in handelsvorderingen en overige vorderingen. De handelsvorderingen zijn tegoeden die men heeft van zijn afnemers: de biggen zijn bijvoorbeeld al geleverd, maar moeten nog betaald worden. De belangrijkste reden waarom we de vorderingen op ten hoogste één jaar extra vermelden, heeft voornamelijk te maken met de overige vorderingen. Onder deze post kunnen namelijk ook vorderingen staan die de vennootschap heeft bij haar zaakvoerder(s). Wanneer de onderneming failliet zou gaan, zullen deze tegoeden door de curator/schuldeisers opgevraagd worden bij de zaakvoerder. Dat kan een faillissement aanzienlijk verzwaren. Met deze rekening moet dus voorzichtig en oordeelkundig omgegaan worden.
33
Liquide middelen De liquide middelen zijn de middelen die in het bedrijf direct beschikbaar zijn om aan te wenden. Het gaat meestal over de zichtrekening van de vennootschap. Passief Net als de activa, worden de passiva in een aantal categorieën onderverdeeld. De belangrijkste twee zijn het eigen vermogen en het vreemd vermogen. Een derde categorie zijn de voorzieningen. Onder deze post wordt kapitaal geplaatst dat op langere termijn in het bedrijf blijft om toekomstige (grotere) kosten op te vangen, bijvoorbeeld de vervanging van het dak van een stal. Eigen vermogen Het eigen vermogen van een bedrijf zijn de eigen financiële middelen van de onderneming of ondernemer, die gebruikt zijn voor de financiering van zijn bezittingen. Dit deel van het vermogen kan onder meer bestaan uit opgespaarde winsten van voorgaande jaren, uit het kapitaal gebruikt voor de oprichting of dat achteraf ingebracht is en uit reserves die aangehouden worden voor moeilijkere periodes of investeringen . Belangrijker dan het bedrag op zich van het eigen vermogen, is de evolutie ervan. Deze evolutie kan ook bestudeerd worden door de balans verticaal te analyseren. Hiermee gaan we kijken welk percentage van het balanstotaal het eigen vermogen en iedere post ervan uitmaken. Interessant hier is o.a. de evolutie van de wettelijk verplichte reserve. Vreemd vermogen Het vreemd vermogen zijn de schulden die de onderneming heeft bij andere bedrijven (banken, leveranciers ...) of personen. Het vreemd vermogen wordt opgesplitst in twee delen: het vreemd vermogen of schulden op lange termijn en het vreemd vermogen of schulden op korte termijn. Vreemd vermogen op lange termijn Het vreemd vermogen op lange termijn zijn schulden die het bedrijf heeft op langere termijn. Deze hoeven niet binnen het jaar terugbetaald worden maar pas later. Meestal gaat het over het saldo van leningen die nog meer dan één jaar lopen. Vreemd vermogen op korte termijn Het vreemd vermogen op korte termijn zijn de schulden die het bedrijf binnen het jaar moet kunnen terugbetalen. Dit kan gaan om een aflossing van een krediet, maar even goed over een factuur die nog betaald moet worden. Onder het vreemd vermogen op korte termijn staat er een rekening ‘Overige schulden’. Die is vergelijkbaar met de ‘Overige vorderingen’ aan de actiefzijde. Een andere courante naam voor deze post is de ‘Rekening courant’. Het gaat hier echter om schulden die de vennootschap heeft bij derden, nogal vaak de zaakvoerder. Dit bedrag kan in principe steeds opgevraagd worden. Daardoor wordt het niet meegeteld met het eigen vermogen van de onderneming.
Uiteindelijk moeten de waarde van het actief en van het passief, het balanstotaal, even groot zijn. Dit wordt meestal vrij eenvoudig bereikt door in een berekening het eigen vermogen aan te passen.
34
Overlopende rekeningen Kort ook nog iets over de overlopende rekeningen. Die zijn zowel te vinden aan de actiefzijde als aan de passiefzijde. Strikt gezien dienen deze rekeningen om ervoor te zorgen dat alle kosten en alle opbrengsten in het juiste boekjaar terechtkomen. 2. Resultatenrekening Bij een jaarrekening hoort een resultatenrekening van het voorbije jaar. Zo'n jaarrekening ziet er in vereenvoudigde vorm als volgt uit: +
Omzet
70
-
Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen, diensten en diverse goederen
60/61
Brutomarge
9900= 70 - 60/61
-
Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen
62
-
Andere bedrijfskosten
640/8
-
Als herstructureringskosten geactiveerde bedrijfskosten
649
BBR (VLIF-norm)
-
Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa Waardeverminderingen op voorraden, op bestellingen in uitvoering en op handelsvorderingen: toevoegingen (terugnemingen)
-
Voorzieningen voor risico's en kosten: toevoegingen (bestedingen en terugnemingen)
-
Bedrijfsresultaat of Bedrijfswinst (Bedrijfsverlies)
=9900-62-63-64 630 631/4 635/7
9901=9000-62-63-64
+
Financiële opbrengsten (o.a. rentesubsidie)
75
-
Financiële kosten (= intresten)
65
Winst (Verlies) uit de gewone bedrijfsuitoefening vóór belasting
9902=9901+75-65
+
Uitzonderlijke opbrengsten
76
-
Uitzonderlijke kosten
66
Winst (Verlies) van het boekjaar vóór belasting
9903=9902+76-66
-
Onttrekking aan de uitgestelde belastingen
780
-
Overboeking naar de uitgestelde belastingen
680
-
Belastingen op het resultaat
67/77
Winst (Verlies) van het boekjaar
9904
-
Onttrekking aan de belastingvrije reserves
789
-
Overboeking naar de belastingvrije reserves
689
Te bestemmen winst (verlies) van het boekjaar
9905
Cashflow
=9904+630+631/4+635/7780+680
35
3. Ratio's Voor de analyse van de vennootschapsboekhouding zijn er meerdere ratio’s berekend, maar vier ratio’s werden geselecteerd: liquiditeit in enge zin, solvabiliteit, rentabiliteit en de verhouding tussen de jaarlast en de cashflow (gecorrigeerd met de afgetrokken intrest). Iedere ratio zal hieronder uitvoerig beschreven worden. Liquiditeit in enge zin Het is belangrijk om de liquiditeit van een onderneming te kennen. Indien die ondermaats is, wijst dat meestal op problemen die zich kunnen stellen op vrij korte termijn. De liquiditeit geeft namelijk weer in welke mate het bedrijf in staat is om middelen te mobiliseren om zijn kortlopende betalingsverplichtingen na te leven. Bij kortlopende betalingsverplichtingen denken we in de eerste plaats vooral aan openstaande facturen van leveranciers. Als er op een bedrijf voldoende middelen binnenkomen van 'afgewerkte producten', bijvoorbeeld vleesvarkens of maïs, die het verkoopt om te voldoen aan de leveranciersverplichtingen, dan is het bedrijf liquide. De liquiditeit kan op een aantal niveaus bekeken worden. De courantste is de liquiditeit in ruime zin waarbij, samengevat, de activa in omloop (zoals voorraden, bestellingen en liquide middelen) worden afgewogen tegenover de schulden op korte termijn of de schulden die binnen het jaar vervallen. Omdat in de land- en tuinbouw een groot deel van de voorraden (waaronder de waarde van de veestapel) geen afgewerkte, verkoopbare producten zijn maar veeleer productiemiddelen, kan men deze voorraad ook niet gebruiken om kortetermijnverplichtingen na te komen. Dus liquiditeit in ruime zin is geen goed criterium in de land- of tuinbouwsector. In dit rapport is er echter voor gekozen om de liquiditeit in enge zin te analyseren. Om deze ratio te berekenen, worden de meeste liquide zaken uit de onderneming afgezet tegenover de schulden op korte termijn. De meeste liquide goederen die in een onderneming aanwezig zijn, zijn de liquide middelen van het bedrijf (cashgeld, geld op een bankrekening) en tegoeden die de onderneming heeft van haar afnemers van al verkochte producten. De liquiditeit in enge zin geeft een beeld van de mate waarin een onderneming snel kan voldoen aan verplichtingen op korte termijn. Hier moet direct een belangrijke nuance bijgeplaatst worden. Namelijk, het aantal dagen waarop afnemers betalen en het aantal dagen leverancierskrediet dat de onderneming heeft, hebben al een grote invloed op deze berekening. In de varkenshouderij zien we bijvoorbeeld dat varkens of biggen meestal binnen de maand betaald worden, nogal vaak op twee weken. Aan de andere kant zien we dat er voor voederfacturen, de grootste kosten van een varkenshouderij, een grote variatie is in betalingstermijn: van minder dan een week tot meerdere maanden. Solvabiliteit (% eigen vermogen/totaal vermogen) De solvabiliteit of zijn ratio's zijn door de band eenvoudige berekeningen, die daarom courant gebruikt worden. Nochtans zijn ze erg belangrijk. De solvabiliteit geeft namelijk weer of de onderneming, gesteld dat ze op dat ogenblik opgedoekt zou worden, alle verstrekkers van vreemd vermogen (banken, leveranciers) kan terugbetalen. Dit kan vrij eenvoudig getoetst worden door de verhouding te
36
nemen tussen het eigen vermogen en het balanstotaal of het vreemd vermogen. In dit rapport wordt de solvabiliteit berekend door het eigen vermogen te delen door het totale vermogen of het balanstotaal van de onderneming. Eenvoudig gesteld is deze verhouding op zijn minst 0,50. Dan is het eigen vermogen voldoende groot om alle schuldeisers terug te betalen.Bij een (fictieve) stopzetting van het bedrijf zijn er echter meestal allerhande roerende en onroerende goederen (voorraden, vee, materiaal, stallen, gronden ...) aanwezig die te gelde gemaakt kunnen worden om schuldeisers terug te betalen. Deze ratio kan dus lager zijn dan 0,50 zonder dat dit problemen geeft. Vooral wanneer er pas geïnvesteerd is, is deze ratio meestal een stuk lager dan 0,50. Het is voor een bedrijf dan ook belangrijk te kijken naar de evolutie van zijn solvabiliteit over de jaren. Rentabiliteit (% BBR/Totaal vermogen) Met de rentabiliteit wordt berekend hoe winstgevend een onderneming is. Meestal is het de bedoeling met deze ratio's de winstgevendheid te toetsen ten opzichte van bijvoorbeeld het eigen geïnvesteerde vermogen of ten opzichte van het totaal geïnvesteerde vermogen, om zo te bepalen wat het behaalde rendement is. De rentabiliteit wordt in dit rapport geëvalueerd op basis van de verhouding tussen het brutobedrijfsresultaat en het totale vermogen. Het brutobedrijfsresultaat wordt hier berekend door de variabele kosten en de loonkosten af te trekken van de omzet. Voor deze ratio is gekozen omdat hij min of meer analoog berekend kan worden in de bedrijfseconomische boekhouding. Het brutobedrijfsresultaat (BBR) is immers vergelijkbaar met het begrip ‘saldo’ uit de bedrijfseconomische boekhouding, en is bekend in de sector omdat de minimale bedrijfsgrootte noodzakelijk voor het VLIF berekend wordt aan de hand van het BBR. Zeer eenvoudig: hoe hoger dit percentage is, hoe winstgevender of rendabeler de onderneming in principe is. Een hoog rendement zegt wel niet noodzakelijk iets over de toekomstige winstgevendheid. In deze berekening wordt namelijk geen rekening gehouden met de afschrijvingen. Een bedrijf met nog beperkte afschrijvingen zal door de band meestal een hoger nettobedrijfsresultaat hebben. Zolang er op een goede manier geproduceerd kan worden, is dit geen probleem. Maar wanneer zich dan investeringen opdringen omdat de productie achteruitgaat, zal het rendement nogal vaak fors achteruitgaan. Zoals gezegd, wordt er in de berekening van het rendement zoals deze hier uitgevoerd werd, geen rekening gehouden met afschrijvingen. Als deze ratio hoog is, wil dit zeggen dat het bedrijf een hogere omzet draait ten opzicht van zijn totale bedrijfsmiddelen in vergelijking met andere bedrijven in dezelfde sector en met dus een vergelijkbare structuur. Jaarlast / Cashflow+i De bedoeling van deze ratio is om na te gaan of een onderneming gedurende een jaar voldoende middelen genereert om haar betalingsverplichtingen ten aanzien van de bank te voldoen. Voor deze ratio is gekozen omdat hij min of meer analoog berekend kan worden in de bedrijfseconomische boekhouding. De jaarlast wordt berekend als zijnde de betaalde intrest en de kapitaalaflossing die voorzien wordt voor het volgende jaar.
37
Hoe lager deze ratio is, hoe beter een bedrijf ervoor staat, want dat zou willen zeggen dat er voldoende middelen in het bedrijf omgaan om aan de bancaire verplichtingen te voldoen. Bij bedrijven met nieuwe investeringen en dito schulden, zal deze ratio hoger liggen. Wederom is ook hier de evolutie in de tijd van deze ratio minstens even belangrijk. Naarmate een investering vordert, dalen de aflossingen, maar zouden de inkomsten ook moeten gestegen zijn of minstens gelijke tred gehouden hebben.
38