BESLUITVORMING ROND DE JSF Door Steven Derix
De voorgeschiedenis Op 19 januari 2002 publiceerde NRC Handelsblad over een groot onderzoek naar de besluitvorming rond de JSF. Aan de hand van tientallen interne documenten van het ministerie van Defensie liet deze krant zien hoe de besluitvorming rond de JSF tot op dat moment was verlopen. Al in de tweede helft van de jaren negentig – voordat de Tweede Kamer ook maar wist dat de F-16’s moesten worden vervangen - had de luchtmacht gekozen voor de JSF, zo bleek uit de stukken. Om ‘draagvlak’ voor de JSF te creëren, had de luchtmacht al in een vroegtijdig stadium een coalitie gesloten met de Nederlandse luchtvaartindustrie. Aanschaf van de JSF was goed voor de luchtmacht, maar ook voor Stork Aerospace – de resten van Fokker.
Het ministerie van Defensie gaf naar aanleiding van publicaties toe dat de luchtmacht ,,voor de muziek uit’’ was gelopen. Volgens Defensie waren de ,,vooringenomen standpunten’’ inmiddels gecorrigeerd.
Op 11 februari 2002 besloot het kabinet om 800 miljoen dollar te investeren in de ontwikkelingsfase van de F-35 Joint Strike Fighter. Meedoen met de System Development and Demonstration (SDD)-fase zou Nederlandse bedrijven in de gelegenheid brengen om miljardenorders binnen te slepen.
Volgens het kabinet zou de investering in zijn geheel worden terugverdiend, door kortingen bij aankoop van de JSF, en doordat Nederland zou meeprofiteren van de verkoop aan niet-JSF partners. Het resterende gat in de ‘business case’ zou worden gedicht door de bedrijven, verenigd in het NIFARP. In het contract tussen overheid en de bedrijven (de zogeheten ‘Medefinancieringsovereenkomst’) werd vastgelegd dat de bedrijven voorlopig 3,5 procent over hun omzet uit JSF-orders zouden afdragen aan de staatskas. In 2008 zou het financiële tekort opnieuw worden berekend, en zou het definitieve ‘afdrachtpercentage’ opnieuw worden vastgesteld.
Op 1 juli van dit jaar maakte het ministerie van Economische Zaken bekend dat het tekort in de ‘business case’ van de JSF is gegroeid. EZ stelde daarom het nieuwe afdrachtpercentage vast op 10,3 procent. Maar de bedrijven zijn niet van plan dat te betalen. Volgens hen zijn de voordelen voor de staat veel groter dan gedacht en moet het afdrachtpercentage 0 procent zijn. Als de zich voortslepende onderhandelingen geen resultaat opleveren, volgt arbitrage.
Lees ook: Toys for Boys (NRC, 19 januari 2002) en Kopen, kopen, niet kijken (NRC, 9 maart 2002)
Met de investering van 800 miljoen dollar in de ontwikkeling van de JSF in 2002 was er officieel nog niet definitief gekozen. Eind 2005 maakten ambtenaren van het ministerie van Defensie deze keuze wel. In het zogeheten
D-document, dat in 2006 werd aangeboden aan toenmalig staatssecretaris van Defensie Cees van der Knaap (CDA), werd geadviseerd ,,een definitieve keuze voor de JSF’’ te maken. Van der Knaap bracht het advies echter nooit in de ministerraad. Op 30 juni 2006 viel het tweede kabinet-Balkenende over de affaire rond de naturalisatie van VVD-Kamerlid Ayaan Hirsi Ali.
Lees ook: Als het niet JSF wordt, is er geen plan B (NRC, 3 september 2003)
Een nieuwe vergelijking
De nieuwe coalitie van CDA, PvdA en ChristenUnie maakte tijdens de formatie, begin 2007, afspraken over de JSF. Een definitieve keuze zal pas in 2010 worden gemaakt. Daarvoor, zo werd vastgelegd in het coalitieakkoord, moet er een nieuwe vergelijking komen tussen de verschillende kandidaten om de F-16 op te volgen wat betreft ,,prijs, kwaliteit en levertijd’’.
Lees ook: De tekst van het coalitieakkoord (2007)
Staatssecretaris Jack de Vries (CDA) heeft aan de Tweede Kamer een ‘zorgvuldig en transparant’ onderzoek beloofd. PvdA-woordvoerder Angelien Eijsink heeft echter om onafhankelijk toezicht gevraagd op het werk van Defensie.
Die toezichthouder wordt adviesbureau RAND, schreef staatssecretaris De Vries op 27 juni aan de Tweede Kamer. Volgens De Vries zou de ‘actualisatie kandidatenvergelijking’ voortbouwen op een eerdere vergelijking, die het ministerie van Defensie in 2000 maakte. ,,Een radicaal andere aanpak dan die van toen’’, schreef De Vries, zou ,,afbreuk doen aan de vergelijkbaarheid.’’
Lees ook: De brief van staatssecretaris De Vries (27 juni 2008)
De basis van de twee vergelijkingen wordt gevormd door de informatie die Defensie bij de verschillende fabrikanten heeft opgevraagd. Het eerste Request for Information (RFI) werd verstuurd in 1999. Op 29 mei van dit jaar stuurde Defensie opnieuw een vragenlijst (‘questionnaire’).
Slechts een oppervlakkige beschouwing van de twee documenten brengt grote verschillen tussen de twee documenten aan het licht. Nadere analyse leert dat de systematiek van de vergelijkingen sterk van elkaar verschilt.
1999-2001: de eerste kandidatenevaluatie
In 1999 waren er officieel zes kandidaten om de F-16 vanaf 2010 op te volgen: de JSF, de ‘Advanced F-16’ (een doorontwikkeling van de F-16 ‘Fighting Falcon’), de F-18 E/F ‘Superhornet’, de JAS-39 Saab Gripen, de Eurofighter, en de Rafale. Defensie stuurde deze fabrikanten op 2 juni 1999 een Request for Information (RFI). In het RFI werd gevraagd naar prestaties, prijs en de levertijd. Bij de beoordeling van de antwoorden werd de Koninklijke Luchtmacht geassisteerd in 2000 door experts TNO en het Nederlands Laboratorium voor Lucht- en Ruimtevaart (NLR). Beide instituten doen op commerciële basis mee met het JSF-project, en hebben in 2002 de zogeheten Medefinancieringsovereenkomst (MFO) met de overheid getekend. TNO en het NLR zijn ook betrokken bij de ‘actualisatie’ van de kandidatenevaluatie, die op dit moment wordt uitgevoerd. Dit zijn echter ‘onafhankelijke’ adviseurs, die niet werken voor de commerciële tak.
De antwoorden op het RFI werden verwerkt in een zogeheten Multicriteriaanalyse (MCA). Eerst werden 700 criteria opgesteld waaraan de opvolger van de F-16 moest voldoen. Niet ieder criterium werd even zwaar gewogen. Low observability, of ‘Stealth’ (waarover alleen de JSF beschikt) telde voor iets meer dan 1 procent mee. Als ‘stealth’ als vereiste was gesteld, zo schreef het kabinet op 11 februari 2002 aan de Kamer, dan waren de andere kandidaten bij voorbaat afgevallen.
Iedere kandidaat kreeg per criterium een ‘score’. Het gewogen gemiddelde van alle 700 scores gaf de ‘systeemeffectiviteit’ van ieder toestel weer: hoe goed ieder toestel was.
Defensie had gevraagd naar het toestel dat de fabrikanten over tien jaar, in 2010, zouden kunnen leveren. De informatie van de fabrikanten was daarom op een aantal punten onzeker. In de multicriteria-analyse werden daarom niet één, maar drie scores gegeven. De laagste score was het ‘worst case scenario’, de hoogste score was het meest optimistisch – maar volgens Defensie onwaarschijnlijk. De middenscore gaf volgens Defensie de verwachte prestaties van ieder toestel in 2010 weer.
Eurofighter en de Rafale hadden in 1999 al een vliegtuig op de markt. De versies die de twee in 2010 zeiden te kunnen leveren waren doorontwikkelingen van een bestaand type. Over de precieze configuratie daarvan waren nog geen harde afspraken gemaakt door de Europese overheden die betrokken waren bij de projecten. Volgens Defensie kon deze informatie dan ook niet voor de volle honderd procent worden meegeteld. De modernste versies van de Eurofighter (de tranche 3) en de Rafale (de F4) werden daarom alleen meegeteld in een ‘bovenscore’, die alleen een indicatie gaf van het meest gunstige scenario. De middenscore die de verwachte ‘systeemeffectiviteit’ van het toestel in 2010 weergaf, was in feite een beschrijving van oudere versies van de twee vliegtuigen: de tranche 2 en de F3.
In 1999 moest het ontwikkelingsprogramma van de JSF nog beginnen. Er was daarom niet meer voorhanden dan een enorme verzameling eisen op papier: het Operational Requirements Document (ORD). In het ORD werd voor iedere eis een minimumprestatie gegeven die moest worden gehaald (een zogeheten
threshold performance), maar ook een prestatie die gewenst werd. De middenscore, die de systeemeffectiviteit van de JSF in 2010 weergaf, was een beschrijving van de minimumeisen.
Op de grafiek is goed te zien dat de tranche-3 van de Eurofighter redelijk scoort ten opzichte van de Rafale en de JSF, maar dat de Tranche 2 tekort schiet. De score van de Rafale valt extra hoog uit omdat Defensie voor de middenscore van het Franse toestel een F3 variant beschreef die was uitgerust met nieuwe motoren en een modernere digitale radar: een F3 ‘plus’. De bovenscore is de F4.
Op grond van de Multicriteria-analyse concludeerde Defensie dat de Rafale en de JSF de grootste systeemeffectiviteit leverden. Volgens het ministerie lagen aan de twee toestellen echter twee verschillende ‘operationele concepten’ (CONOPS) ten grondslag. Het operationeel concept van de Rafale was ‘conventioneel’, dat van de JSF was gebaseerd op ‘stealth’. Volgens Defensie was de JSF vanwege zijn stealth-eigenschappen minder afhankelijk van ondersteunende vliegtuigen, zoals SEAD-toestellen die de radars van de vijand storen en uitschakelen met raketten. Hoewel de syteemeffectiviteit van de Rafale volgens Defensie dus vergelijkbaar was met die van de JSF, was de ‘operationele effectiviteit’ van de JSF groter. Na een analyse van TNO kwam Defensie bovendien tot de conclusie dat de JSF goedkoper was. Volgens Defensie was de JSF daarom ‘het beste toestel voor de beste prijs’.
De Gripen en de F-18 werden niet meer beschouwd als kandidaten. De ‘Advanced’ F-16, de Eurofighter en de Rafale waren dat nog wel, maar werden alleen op basis van ‘open bronnen’ (de luchtvaartbladen) gevolgd.
Lees ook: Kamerbrief (11 februari 2002)en Vergelijken van papieren (NRC, 9 september 2008) vliegtuigen
2008: de kandidaten nog een keer vergeleken – met een andere methode
Op 29 mei 2008 verstuurde het ‘Projectbureau Vervanging F-16’ van het ministerie van Defensie opnieuw een vragenlijst (‘questionnaire’) naar Lockheed Martin (producent van de JSF en de ‘Advanced F-16), het Eurofighter-concern en de Franse vliegtuigbouwer Dassault, de producent van de Rafale. Omdat een PvdA-motie om ook opnieuw te kijken naar de nieuwste versie van de Saab Gripen, , de Next Generation, gesteund werd door een Kamermeerderheid, werd ook Saab Technologies in het Zweedse Linköping aangeschreven. Defensie had geen rekening gehouden met de nieuwe kandidaat: in de inleiding van de questionnaire wordt de Gripen niet als kandidaat genoemd. Inmiddels hebben zowel Eurofighter als Rafale laten weten dat ze geen antwoord zullen geven op het RFI. Daardoor zijn er nog drie kandidaten over: de Advanced F-16, de Saab Gripen en de JSF.
Lees ook: Kamerbrief (18 juli 2008)en ‘Besluit voor JSF allang genomen’ (NRC, 28 juni 2008)
De questionnaire uit 2008 verschilt sterk van het Request for Information uit 1999. Destijds vroeg Defensie naar algemene specificaties over de verwachte prestaties, die met elkaar werden vergeleken in een ‘multicriteria’-analyse. Die specificaties moesten wel in vier verschillende ‘configuraties’ worden uitgesplitst:
Standard Air-to-Air Standard Air-to-Ground Stealth Air-to-Ground Clean
(RFI 1999, 4.1.2.1)
Een vliegtuig dat alleen raketten mee hoeft te nemen om vijandelijke vliegtuigen mee uit te schakelen (Air to Air), is sneller en wendbaarder dan een vliegtuig dat bommen mee moet voeren om gronddoelen aan te vallen (Air to Ground). Het enige vliegtuig dat ‘stealth’-missies kan uitvoeren, is de JSF. In de ‘stealth’-mode vervoert het toestel wapens in de bomruimte van het toestel. Daardoor blijft het radarprofiel laag, maar er zijn ook aerodynamische voordelen. Zodra de JSF bommen onder de romp of vleugels hangt, is hij zichtbaar voor de radar – en is hij een stuk langzamer.
De vragenlijst die Defensie in mei van dit jaar verstuurde, is heel anders van opzet. Nu wordt aan de fabrikanten gevraagd hoe ze zes verschillende missies denken te kunnen uitvoeren.
De missies zijn gebaseerd op het ‘operationele concept’ van de opvolger van
de F-16. Dit operationeel concept, schrijft Defensie, ,,beschrijft met welke missies de opvolger van de F-16 bijdraagt aan het waarmaken van de Nederlandse Defensie-ambities.’’ (RFI 2008, sectie B.3.1)
Die Defensie-ambities zijn sinds 1999 opgeschroefd. De Nederlandse krijgsmacht, zo staat in de Prinsjesdagbrief die toenmalig minster van Defensie Kamp (VVD) in 2003 naar de Tweede Kamer stuurde, moet ,,in alle regionen van het geweldsspectrum’’ kunnen optreden, ,,ook in de beginfase van een operatie’’. In de beleidsbrief van zijn opvolger Eimert van Middelkoop (ChristenUnie) zijn deze formuleringen gehandhaafd. In politiek opzicht is meedoen aan een first strike niet onomstreden. Van Middelkoop zette bijvoorbeeld een streep door de geplande aankoop van kruisraketten voor de marine. Volgens Van Middelkoop zou de krijgsmacht niet op een ,,hoog geweldsniveau’’ hoeven te opereren. De geplande aankoop van kruisvluchtwapens voor de luchtmacht gaat wel gewoon door.
Door het hogere ambitieniveau is het ‘operationeel concept’ voor de opvolger van de F-16 bijgesteld. Het nieuwe vliegtuig, zo blijkt uit het document, moet geschikt zijn voor Initial Entry Operations: het binnenvliegen van het zwaar verdedigde vijandelijke luchtruim tijdens de eerste dag van de oorlog. (Questionnaire 2008, B 3.3). In 1999 werden deze eisen nog niet gesteld (Voor de eisen in 1999, zie RFI 1999, 3.2)In het Request For Information moeten de fabrikanten uitleggen hoe ze zes verschillende missies kunnen uitvoeren (Questionnaire 2008, sectie C).
1.Suppression of Enemy Air Defences (SEAD)/Destruction of Enemy Air Defences (DEAD)
Het uitschakelen van de vijandelijke luchtafweerraketten is een gevaarlijke missie, die op dit moment wordt uitgevoerd door gespecialiseerde vliegtuigen met geavanceerde elektronica aan boord die de vijandelijke radars kunnen storen. De Amerikaanse marine gebruikt de A6 ‘Prowler’ voor deze taak, de US Airforce zet aangepaste F-16’s in. Ook de Britse, Duitse en Italiaanse luchtmacht hebben aangepaste jagers voor SEAD-taken. De Nederlandse F-16’s zijn niet geschikt voor SEAD.
Ook modernere jagers, zoals de Eurofighter of de Saab Gripen, hebben waarschijnlijk te weinig apparatuur aan boord om vijandelijke radars te storen, en zijn dus afhankelijk van gespecialiseerde SEAD-vliegtuigen. Wel kunnen deze toestellen buiten het bereik van de vijandelijke raketten een ‘standoff’-wapen inzetten (een kruisraket die over honderden kilometers naar het doel vliegt). Deze wapens zijn echter kostbaar.
Volgens het Pentagon is de JSF in staat SEAD-taken zelfstandig uit te voeren, vanwege zijn lage radarprofiel (‘stealth’). Voordat SAM-batterijen de F-35 op hun radar hebben opgepikt, heeft de JSF een anti-radarraket afgevuurd. Defensie-analisten wijzen er echter op dat nieuwe ontwikkelingen in de Russische radar- en infraroodtechnologie op termijn afbreuk zullen doen aan ‘stealth’ – waardoor de JSF zichtbaar wordt. De HARM antiradarraket die de JSF zou kunnen inzetten, is overigens geschrapt uit het ontwikkelingsprogramma van de JSF. Een nieuwe raket komt waarschijnlijk pas vanaf 2020 beschikbaar.
2. Offensive Counter Air (OCA)/Sweep
Het uitschakelen van vijandelijke jagers door het binnendringen van hun luchtruim. Het scenario dat de luchtmacht beschrijft in het Request For Information (Questionnaire 2008 C 3.2) legt de nadruk op een gevecht op lange-afstand (‘beyond visual range’).
Het stealth-concept van de JSF heeft niet alleen voordelen, maar ook nadelen. De JSF heeft een relatief groot gewicht en een minder aerodynamisch ontwerp. De vliegprestaties van de JSF blijven daardoor achter bij die van concurrenten als de Eurofighter of Saab Gripen en de modernste Russische jagers, zoals de Sukhoi-35. De JSF kan minder snel klimmen, minder snel bochten draaien, en heeft een lagere topsnelheid. De JSF beschikt bovendien niet over ‘supercruise’, het vermogen om langere tijd sneller te vliegen dan de geluidsnelheid. Als het aankomt op een luchtgevecht op korte afstand, is de JSF in het nadeel.
Het Amerikaanse Pentagon verwacht dat het lucht-lucht gevecht in de toekomst zich vooral op grote afstand zal afspelen. Vanwege zijn lage radarprofiel zal de JSF in staat zijn veel eerder te vuren dan de tegenstander. Zonder ‘stealth’ is de F-35 echter kwetsbaar. In Australië ontstond vorige week enige ophef nadat de uitkomsten van een computersimulatie waren uitgelekt die het adviesbureau RAND had uitgevoerd in opdracht van de Amerikaanse luchtmacht. In een van de scenario’s moesten F-35’s het opnemen tegen moderne Sukhoi’s. Volgens Australische media werden de JSF’s in de scenario’s ,,als zeehondjes doodgeknuppeld’’.
3. Defensive Counter Air (DCA)/Cruise Missile Defence (CMD) Een standaardmissie voor jachtvliegtuigen. Aangezien steeds meer luchtmachten over kruisvluchtwapens beschikken, is cruise missile defence een taak die in de toekomst aan belang zal toenemen. 4. Aerial Interdiction (AI) Het ‘ontzeggen’ van de bewegingsvrijheid van grondtroepen. Tijdens de Kosovo-oorlog konden Nederlandse F-16’s tijdens de missie omschakelen van luchtverdediging naar het bombarderen van doelen op de grond. 5. Close Air Support (CAS) De directe steun van eigen troepen op de grond. Dergelijke missies voeren Nederlandse F-16’s in Afghanistan dagelijks uit. 2
Non Traditional Intelligence Surveillance and Reconaissance (NTISR)
Een term die recentelijk is bedacht door het Pentagon. Gevechtsvliegtuigen hebben altijd verkenningsmissies uitgevoerd: sommige van de huidige F-16’s van de luchtmacht kunnen bijvoorbeeld luchtfoto’s maken. Tegenwoordig wordt het slagveld vooral in de gaten gehouden door gespecialiseerde vliegtuigen: van kleine onbemande toestellen als de ‘Predator’ tot de JSTAR, een omgebouwde Boeing 707. Dergelijke toestellen zenden een constante stroom data naar het hoofdkwartier, waardoor een gedetailleerd beeld van het slagveld op de grond (en in de lucht) kan worden opgebouwd.
Het idee van ‘niet-traditionele’ verkenning is ontstaan rond 2002. Door gevechtsvliegtuigen te voorzien van speciale ‘pods’ met sensoren en radarapparatuur, kon elke jager een bijdrage leveren aan het inlichtingenbeeld. De JSF beschikt over een geavanceerd sensorenpakket dat is geïntegreerd in de romp (zelfs in de vleugels). De F-35 kan daardoor inlichtingen verzamelen en versturen terwijl het toestel met een andere missie bezig is. Concurrenten van de JSF moeten worden uitgerust met speciale pods.
Veel technische informatie is te vinden op de Australische website http://www.ausairpower.net/jsf.html. Air Power Australia is een denktank die bestaat uit technische specialisten en oud-officieren van de Royal Australian Airforce (RAAF). Australië is net als Nederland partner in het JSF-project. Volgens Air Power Australia voldoet de F-35 echter niet. De denktank voert dan ook een campagne om de Australische regering te bewegen de F-22 Raptor aan te schaffen.
Vervallen in 2008: risico
RFI-1999 paragraaf 2.2
Het RFI van 1999 bevat een apart hoofdstuk waarin de fabrikanten werd gevraagd de risico’s van hun militaire programma te beschrijven. Defensie onderscheidde drie verschillende soorten risico’s. Programma- en projectrisico
De kans dat het programma vanwege operationele, politieke of financiële redenen zou worden stopgezet, of substantiële modificaties zou ondergaan.
Industrieel risico
De kans dat één of meer van de bedrijven die betrokken waren bij het vliegtuigprogramma hier mee op zouden houden, bijvoorbeeld vanwege faillissement.
Productrisico
De kans dat de gestelde doelen tijdens de ontwikkeling niet zouden kunnen worden gehaald.
In de Multicriteria-analyse uit 2000 werden deze risico’s meegewogen in de score. Omdat de precieze configuratie van de modernste versie van de Eurofighter in 2000 nog niet door de deelnemende landen was vastgelegd, telde de ‘tranche 3’ maar gedeeltelijk mee. Mede daardoor bleef de score van de Eurofighter achter bij die van de concurrenten.
In de questionnaire van 2008 wordt geen enkele vraag over programmarisico’s gesteld.
In de laatste ‘jaarrapportage vervanging F-16’ gaf Defensie informatie over de concurrenten van de JSF die op dat moment nog in de race waren, de ‘Advanced’ F-16, de Eurofighter en de Rafale. Over de Eurofighter meldde Defensie dat het vastleggen van de specificaties van de modernste versie, de Tranche 3, was voorzien voor 2007, maar dat dit is uitgesteld. Bovendien zouden de deelnemende landen te kampen hebben met geldgebrek, aldus Defensie, en is het onzeker of er orders voor de Tranche 3 zullen worden geplaatst. ,, Niettemin is de fabrikant onlangs gevraagd om voor Tranche 3 een aantal opties uit te werken waarbij het reduceren van het aantal vliegtuigen er één is.’’ Over de Rafale F4 meldt Defensie dat ,,de fabrikant’’ tracht ,,fondsen te vinden om geconstateerde tekortkomingen op te heffen en om bepaalde functionaliteiten te verbeteren, bijvoorbeeld een modernere radar.’’ Het JSF-project loopt inmiddels anderhalf jaar achter op schema. De SDDfase zal daarom worden verlengd tot 2012. Het programma zou bovendien in acute financiële problemen zitten. Lockheed-topman Tom Burbage zei in een uitzending van KRO-Reporter dat de deelnemende landen in het JSF-project inmiddels om een extra bijdrage is gevraagd. Staatssecretaris De Vries zei in diezelfde uitzending dat hem geen officieel verzoek had bereikt. Het ministerie liet na de uitzending wel weten dat Nederland hierover informeel was benaderd. Volgend Defensie zal Nederland niet meer betalen dan de 800 miljoen dollar die was voorzien.
Van het aantal geplande testvluchten (rond de 5.000) in de SDD-fase is tot op heden iets meer dan 1 procent afgerond. Inmiddels is besloten het aantal testvluchten in de SDD-fase te verminderen. Volgens Lockheed Martin (en het Nederlandse ministerie van Defensie) is er geen sprake van de grote problemen. Zo zou er tot nu toe bij iedere vlucht veel meer getest zijn dan was voorzien, waardoor het aantal vluchten zou kunnen worden verminderd. Bovendien is het volgens Lockheed mogelijk om veel van de elektronica en vliegsystemen van de JSF te testen in een omgebouwde Boeing 737.
Terwijl het ontwikkelingsprogramma van de JSF dus nog lang niet op zijn einde loopt, zal de bouw van de eerste productietoestellen al in 2010 beginnen. Op 11 maart van dit jaar bracht de Amerikaanse Rekenkamer (Government Accounting Office, GAO) een kritisch rapport uit over het JSF-project. De GAO meldde dat de geschatte kosten van het project de afgelopen jaren sterk zijn gestegen: van 34 miljard dollar in 2001 tot 44 miljard dollar in 2006. De gemiddelde kostprijs van een JSF steeg van 69 naar 104 miljoen dollar. (De GAO gebruikt lopende prijzen, waarin het effect van inflatie niet is meegeteld).
In 2007 waren de kosten zo sterk gestegen dat Lockheed Martin en het Pentagon besloten tot een noodplan. De Amerikaanse rekenkamer is echter zeer kritisch over het zogeheten ‘Mid Course Risk Reduction Plan’, dat voorziet in het schrappen van eisen en het reduceren van het aantal testvluchten. Volgens het GAO vergroot het plan de risico’s dat er later, tijdens de productiefase, alsnog problemen aan het licht komen. De GAO is kritisch over de strategie van Lockheed om al te beginnen met de bouw van de eerste productietoestellen, terwijl de ontwikkelingsfase nog niet is afgerond en de testfase nog moet beginnen.
De GAO verwacht dan ook dat de kosten verder zullen stijgen. De Amerikaanse Rekenkamer noemde de kostenberekeningen van Lockheed Martin ,,niet betrouwbaar’’, ,,incompleet’’, ,,onnauwkeurig’’, ,,niet goed gedocumenteerd’’ en ,,niet geloofwaardig’’.
De Amerikaanse rekenkamer pleitte voor een onafhankelijke kostenraming van het hele programma en een nieuwe risico-analyse. Het Pentagon heeft daarop laten weten dat sinds januari van dit jaar aan een nieuwe kostenraming wordt gewerkt. Een nieuwe risico-analyse acht het Pentagon niet zinvol.
Lees ook: De laatste Jaarraportage project ‘Vervanging F-16’ en General Accounting Office, JOINT STRIKE FIGHTER, Recent Decisions by DOD Add to (maart 2008) Program Risks
Vervallen in 2008: wapens
In 1999 was één van de eisen van het ministerie van Defensie dat het nieuwe toestel geschikt moest zijn voor het wapenpakket van de Nederlandse F-16. Het Request for Information (RFI) van 1999 bevatte daarom een gedetailleerde lijst van de bommen en raketten die de luchtmacht op dat moment in arsenaal had. De fabrikanten moesten aangeven of hun toestel het wapen kon inzetten.
In 1999 was de verwachting dat de JSF geschikt zou zijn voor alle (Amerikaanse) wapens van de Koninklijke Luchtmacht, behalve de korteafstand lucht-lucht raketten AIM-9L en AIM-9M ‘Sidewinder’. Dit waren echter verouderde wapens, die zouden moeten worden vervangen, stelde Defensie. De Rafale kon zeven wapens uit het wapenpakket van de luchtmacht niet voeren, de Eurofighter was voor vier wapens niet geschikt. Het geschikt maken van deze toestellen voor deze wapens zou vele tientallen miljoenen euro’s extra kosten met zich meebrengen, aldus Defensie.
In het RFI van 2008 worden slechts enkele zinnen gewijd aan bewapening in sectie B (Program Information). In sectie B worden de missies omschreven die de opvolger van de F-16 moet kunnen uitvoeren. ,,De noodzakelijke bewapening om de voorziene missies succesvol uit te kunnen voeren’’, meldt het RFI, ,,wordt door het Nederlandse ministerie (…) niet voorgeschreven.’’
Volgens de denktank Airpower Australia zijn veel wapens in het ontwikkelingsprogramma van de JSF zijn wegens bezuinigingen geschrapt. Mogelijk zal de F-35 in een later stadium alsnog (en tegen meerkosten) geschikt worden gemaakt voor deze wapens. De Koninklijke Luchtmacht is op dit moment bezig met de verwerving van een groot aantal nieuwe wapens. De enige bom uit het huidige wapenarsenaal die door de JSF kan worden ingezet, is de GBU-12 lasergeleide bom en de CBU-87 clusterbom – die vaak slachtoffers maakt onder burgerbevolking. Nederland heeft dit jaar de conventie tegen clustermunitie ondertekend. Defensie is in 2003 inmiddels gestart met de verwerving van betere laser- en gps-
geleide bommen en ‘stand off’-wapens: kruisraketten die vanaf honderden kilometers op het doel kunnen worden afgevoerd. Naar schatting (het precieze bedrag is uit concurrentie-overwegingen geheim) is met de aankoop een bedrag van rond de 300 miljoen euro gemoeid. Al deze wapens kunnen door de JSF worden afgeworpen.
(RFI 1999)
4.7.3.4. Ordnance A.
B.
GP
Describe of each of the following weapon types and weapon support equipment to which extent carriage and employment are possible without modifications to either aircraft or weapon. If applicable, specify the modifications required to allow fully functional carriage and employment of these weapons.
MK-82 LOW DRAG MK-82 AIR MK-84 LD MK-84 AIR BLU-109
PGMs
AIMs AIMs
GBU-10 (2000 lbs) GBU-12 (500 lbs) GBU-24B/D (BLU-109) AGM-65G MAVERICK CBUs BL-755 CBU-87 Combined EFFECTIVENESS MUNITION (CEM) AIM-9Li AIM9-M AIM120B AMRAAM HIGH OFFBORESIGHT MISSILE (HOBM) FUTURE MEDIUM RANGE AAM (FMRAAM)
PGMs
JOINT STANDOFF WEAPON (JSOW) AGM-154A (SUBMUNITIONS of CEM) JOINT STANDOFF WEAPON (JSOW) AGM-154C (SUBMUNITIONS of SFW)
AGM-65 MAVERICK (Type T.B.D.) JOINT DIRECT ATTACK MUNITION (JDAM) (BLU-109 / MK-84 under consideration) HIGHSPEED ANTI RADIATION MISSILES (HARM) (AGM-88) CBUs CBU-97 SENSOR-FUZED WEAPON (SFW) WIND CORRECTED MUNITION DISPENSER (WCMD) in combination with CBU-87 and CBU-97 TRAINING LASER-GUIDED TRAINING ROUND (LGTR) GUN PGU-28 SERIES possibly Frangible Munition (FAP)
Bron: http://www.ausairpower.net/APA-2008-03.html
Vervallen in 2008: vliegtuiglawaai
In het Request for Information uit 1999 werden gedetailleerde vragen gesteld over milieu-aspecten. ,,In een dichtbevolkt land als Nederland staat het lawaai dat vliegtuigen produceren voortdurend in de aandacht’’, meldt het stuk. (RFI 1999, 5.13) In de questionnaire van 2008 is de sectie over milieu-eisen in zijn geheel komen te vervallen.
Al in 2000 constateerde de luchtmacht dat alle kandidaten (met uitzondering van de Saab Gripen) aanzienlijk meer geluid zouden produceren dan de F-16. De luchtmacht stelde een werkgroep in die moest gaan onderzoeken welke gevolgen dit zou hebben voor de geluidsoverlast rond Nederlandse vliegbases.
Tweemotorige toestellen als de Eurofighter en de Rafale maken per definitie meer lawaai dan een F-16. De eenmotorige JSF beschikt echter ook over een een krachtige motor: ,,de krachtigste die ooit voor een jachtvliegtuig is gebouwd”, zegt het Pentagon. Meer stuwkracht betektent in de regel meer decibels.
De Amerikaanse marine (de JSS wordt in drie versies gebouwd, voor de Amerikaanse luchtmacht, marine en mariniers) is inmiddels begonnen met een onderzoek naar beschermende maatregelen voor grondpersoneel.
Vervallen in 2008: gevaarlijke stoffen
Het Request For Information uit 1999 vroeg de fabrikanten expliciet of er gevaarlijke of schadelijke stoffen waren gebruikt in het productieproces. (RFI 1999, 5.12). In een aparte bijlage werden alle gevaarlijke stoffen zelfs in alfabetische volgorde opgesomd (RFI 1999, appendix D).
De questionnaire van 2008 stelt geen vragen over schadelijke stoffen.
Hoewel veel over de ‘stealth’-technologie geheim is, zijn er berichten dat sommige van de materialen die worden gebruikt om de radargolven te ‘absoreberen’, schadelijk zijn voor de gezondheid.
Geen reactie van het ministerie van Defensie
Deze krant heeft om een reactie gevraagd van het ministerie van Defensie. Het departement kreeg van te voren inzage in zowel de artikelen die zijn gepubliceerd in de krant, als in deze nadere toelichting. Het ministerie wilde desondanks niet reageren.
,,Wij willen niet vooruitlopen op de resultaten van de kandidatenevaluatie, die in december naar de Tweede Kamer wordt gestuurd’’, aldus een woordvoerder. Defensie wil wel kwijt dat ,,het proces onafhankelijk wordt
gemonitord door RAND.’’