Besluitvorming in de Lokono gemeenschappen van West Suriname
Vereniging van Inheemse Dorpshoofden in Suriname
VIDS Januari 2008
Community Report for Inter-American Development Bank project: “Indigenous Peoples and Mining in Suriname – Building Community Capacity and Encouraging Dialogue” ATN/CT-8811-SU © The Inter-American Development Bank, 2008
1
Inhoudsopgave Achtergrondinformatie......................................................................................................3 Waarom deze studie? ...............................................................................................3 Doel van het onderzoek ...........................................................................................5 Doelgroep: voor wie is het rapport bedoeld.............................................................5 Methode van onderzoek en onderzoeksteam ...........................................................5 Belangrijke bevindingen....................................................................................................7 Verschillen vroeger en nu ........................................................................................7 Aanbevelingen SWOT-analyse................................................................................8 Conclusie...........................................................................................................................11 Annex 1: Brief van de dorpshoofden aan de bauxietmaatschappijen, (Sept. 2006) ..13 Annex 2: Overeenkomst tussen de Inheemse volken van West Suriname en BHP/Billiton en Suralco NV (Concept 2006)..........................................18 Annex 3: Beleid en Regelgeving voor Procedures van Consultatie en Toestemming Aangenomen door de Inheemsen van West Suriname (Concept 2006) ....22
2
Dit rapport weergeeft de bevindingen van een onderzoek naar de context en de sterkte van besluitvormingsprocessen in de inheemse gemeenschappen van West Suriname. Het doel van het onderzoek is het versterken van het traditioneel gezag. Bewoners van de gemeenschappen hebben, met het oog hierop, tijdens groepsdiscussies een aantal belangrijke aanbevelingen gedaan. De bevindingen en aanbevelingen zijn in dit rapport verwerkt voor de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB) en voor het breder publiek. Hiervoor is toestemming verleend door de dorpshoofden Carlo Lewis, Nado Aroepa and Ricardo Mac-Intosh. Achtergrondinformatie Van oktober 2006 tot oktober 2007 is in de dorpen Apoera, Section en Washabo een onderzoek gedaan naar het traditioneel bestuur. Met het traditioneel bestuur wordt hier niet sec bedoeld de dorpshoofden en de basya’s, maar ook het besturen van de dorpen volgens traditionele regels. Daarom is gekeken naar hoe besluiten worden genomen, wie daarin participeren en wat belangrijk is om tot een goed besluit te komen. Traditioneel zijn het namelijk niet alleen de dorpshoofden en de basya’s die besluiten nemen ten aanzien van de dorpen: besluiten worden genomen in samenspraak met de gemeenschap in een dorpsvergadering. Het onderzoek is gedaan in opdracht van de dorpshoofden Carlo Lewis van Apoera, Nado Aroepa van Section en Ricardo Mac-Intosh van Washabo. Het maakt onderdeel uit van het project “Indigenous Peoples and Mining in Suriname – building community capacity and encouraging dialogue” die uitgevoerd werd van juni 2006 tot november 2007. Dit project is gefinancierd door de IDB en uitgevoerd door VIDS en NSI in samenwerking met de lokono gemeenschappen in West Suriname. Waarom deze studie? De bewoners van West-Suriname hebben te maken met verschillende grote (geplande) ontwikkelingen binnen hun grondgebied. In 2003 gaf de overheid een mijnbouw exploratieconcessie aan de bauxietmaatschappijen BHP Billiton en Suralco in het Bakhuys gebied. De concessie waar een jachtverbod (ingesteld door de mijnbouwmaatschappijen) geldt, overlapt het traditioneel gebied van de inheemsen van West Suriname. Ook zal de geplande transport route van bauxiet, arbeiders en materieel door inheems grondgebied lopen. Daarnaast heeft de Surinaamse overheid in het gebied nabij de dorpen Apoera, Section en Washabo verschillende concessies uitgegeven aan bedrijven zonder vooraf de inheemsen te consulteren of te informeren. In september 2005 bijvoorbeeld, was het gebied nabij de dorpen in concessie uitgegeven aan acht bosbouw, twee steenslag en twee mijnbouw bedrijven zonder dat de inheemse bewoners hier volledig van afwisten. Het contact tussen de leiding van de bedrijven en de dorpsbesturen loopt niet altijd even goed. Voor de dorpen leveren de activiteiten van de bedrijven geen economisch gewin terwijl ook geen noemenswaardige aantal arbeiders uit de dorpen werk vinden. Bovendien krijgen de dorpsbesturen klachten van slechte of niet uitbetaalde lonen en slechte werkomstandigheden.
3
Het is ondermeer door deze ervaringen dat de inheemsen zich er nog meer van bewust werden dat hun recht op de grond die zij al eeuwenlang bewonen en gebruiken juridisch erkend moet worden en dat zij hun ontwikkeling in eigen hand moeten nemen. Tot nu toe werden besluiten die van invloed zijn op hun leven, buiten hen om genomen en daar willen zij verandering in brengen. Dit willen zij ondermeer bereiken door er bij de overheid op aan te dringen om hun rechten op de grond die zij eeuwenlang bewonen en bewerken bij wet te erkennen en de bedrijven te wijzen op hun verplichting om zich te houden aan nationale en internationale regels betreffende activiteiten in of nabij inheems gebied 1 . In een brief van 21 september 2006 (zie annex 1) aan BHP Billiton en Suralco wezen de dorpshoofden van Apoera, Section en Washabo erop dat de bedrijven zich ook dienen te houden aan het BHP bedrijfsbeleid om ‘respect [te] tonen voor de traditionele rechten van inheemse volken en waarde hechten aan het cultureel erfgoed’. De dorpshoofden stelden voor om aan tafel te zitten en te onderhandelen over een protocol voor traditionele rechten en voor consultatie en consent procedures. Zij stuurden hiertoe een concept overeenkomst (zie annex 2) naar de bauxietmaatschappijen. In antwoord hierop stelden de bauxietbedrijven zich op het standpunt dat zij zich in het protocol niet zullen verbinden aan erkenning van traditionele rechten van Inheemsen en het recht op FPIC (vrijelijk tot stand gekomen, voorafgaande toestemming). Volgens de bedrijven kunnen zij dit niet doen zolang de landrechten niet bij wet geregeld zijn. De gesprekken voor een consultatie protocol raakten daardoor in een impasse. In dezelfde periode waren ook meningsverschillen over een compensatie regeling 2 voor de dorpshoofden en over het Informatie en Documentatie Centrum (IDC) 3 . Dit leidde tot een crisis in het Bakhuis Forum 4 . De dorpshoofden en de general managers van de bauxietbedrijven kwamen met elkaar overeen dat het overleg ondanks de meningsverschillen toch voortgang moest vinden en de rimpels werden enigszins gladgestreken. Er is echter nooit een overeenkomst getekend voor consultatie van de inheemse gemeenschappen. Wel gaven de maatschappijen de mondelinge toezegging dat zij de traditionele rechten zullen respecteren en dat dit tot uiting zal komen in de
1
Zoals milieu richtlijnen van NIMOS en van de Wereldbank Deze regeling hield in dat de dorpshoofden gecompenseerd zouden worden door de bauxietmaatschappijen voor de tijd die zij aan het ESIA proces moesten besteden. 3 Op verzoek van de dorpshoofden werd door de bauxietbedrijven het IDC opgezet te Section. Verschil van mening ontstond over eigendom en gebruik van het gebouw. 4 Het Bakhuis Forum is een overleg tussen de bauxietmaatschappijen en de inheemse gemeenschappen. Hieraan nemen deel de general managers van BHP Billiton en Suralco, de dorpshoofden van Apoera, Section en Washabo en hun basya’s en adviseurs, bureau VIDS en de District Commissaris. De eerste ontmoeting vond plaats op 21 september 2006 en in eerste instantie was afgesproken om elkaar tweewekelijks te ontmoeten. Later groeide dit uit naar 1 keer per maand. De notulen van de Bakhuis Forum meetings zijn te lezen in het Informatie en Documentatie Centrum te Section. 2
4
consultatie, hun steun aan het ontwikkelingsproces en in de overeenkomst tussen bedrijven en gemeenschappen 5 . Met andere bedrijven in het gebied (houtkap, steenslag) willen de gemeenschappen ook een overeenkomst sluiten waarbij hun rechten gerespecteerd worden. Het Concept Protocol voor Traditionele Rechten en voor Consultatie en Consent Procedures dient daarbij als uitgangspunt voor consultatie van de gemeenschappen. De dorpshoofden zijn zich ervan bewust dat verder gewerkt moet worden aan het concept zodat zij betere overeenkomsten kunnen sluiten met bedrijven die in de toekomst activiteiten willen ontplooien in West Suriname. De ervaringen met de bauxiet en andere bedrijven doen hen beseffen dat de drie gemeenschappen een goed en sterk bestuur nodig hebben voor het economisch ontwikkelen en beheren van hun traditioneel gebied, zonder daarbij het eigen karakter en cultuur van het inheemse volk te verliezen. De dorpshoofden van Apoera, Section en Washabo besloten daarom om allereerst te werken aan verbetering en versterking van hun bestuur en met dit onderzoek wordt hiermee een begin gemaakt. Doel van het onderzoek Het doel van het onderzoek is versterking van het traditioneel bestuur in de dorpen Apoera, Section en Washabo. Het versterken van het traditioneel bestuur moet gezien worden als een van de voorwaarden om te komen tot duurzame ontwikkeling en beheer van het gebied dat de inheemsen van West Suriname van oudsher bewonen en gebruiken. Doelgroep: voor wie is het rapport bedoeld Het rapport is geschreven voor de gemeenschappen Apoera, Section en Washabo zodat zij, met deze gegevens kunnen werken naar een goed en sterk bestuur. Methode van onderzoek en onderzoeksteam Omdat dit onderzoek samen liep met het onderzoek naar traditionele bewoning en gebruik van het inheemse gebied is ervoor gekozen om dezelfde locale onderzoekers in te zetten voor beide studies. Te weten: Dina Romalo (Washabo) Els Lingaard (Washabo) Henk James (Section) Sandra Jeffrey (Apoera) Marcia Jarmohamed (Apoera). Marcia was ook de locale coördinator van het project, terwijl vanuit Bureau VIDS de coördinatie werd gedaan door Carla Madsian.
5
De toezegging werd gedaan op de vergadering van 20 mei 2007 van de drie dorpshoofden met de general managers van beide bedrijven, de juristen van de inheemsen gemeenschappen en Alcoa, bureau VIDS en de District Commissaris van Sipaliwini
5
De onderzoekers hebben in augustus 2006 in West-Suriname een 4-daagse training gevolgd, die werd verzorgd door Ellen-Rose Kambel en Caroline de Jong. In de training kregen de onderzoekers informatie met betrekking tot rechten van inheemse volken, met name landrechten, specifiek toegespitst op de situatie in Suriname. Daarnaast zijn er in de training diverse onderzoeksmethoden en interviewtechnieken behandeld en geoefend. Ook verslaglegging en het voorbereiden en verzorgen van presentaties kwam aan bod. In oktober 2006 kregen de onderzoekers een aanvullende training van 2 dagdelen, verzorgd door Carla Madsian. Tijdens deze training kregen zij informatie over het onderzoek voor versterking van het traditionele bestuur en het maken van een SWOTanalyse. Ook de technieken voor groepsinterviews werd ze bijgebracht. Bij deze training werd gebruik gemaakt van een handleiding dat door Ellen-Rose Kambel en Caroline de Jong is geschreven voor een soortgelijk onderzoek in de inheemse dorpen in BenedenMarowijne. De onderzoekers hebben na de training informatie verzameld in de dorpen door het interviewen van ouderen en door groepsinterviews met mannen, vrouwen en jongeren. Bij deze groepsinterviews werd gebruik gemaakt van de SWOT methode (Strengths, Weaknesses, Opportunities, en Threats).. Definitie: “Een SWOT-analyse is een middel om sterke en zwakke punten van iets of iemand in verband te brengen met kansen en bedreigingen uit de omgeving. Door een SWOTanalyse uit te voeren ontstaat een afwegingskader. Op grond hiervan kan een strategie worden bepaald” (handleiding onderzoek traditioneel gezag) Door middel van de SWOT-analyse is gekeken naar de sterke en zwakke kanten van de manier waarop nu besluiten worden genomen in het dorp, de rol van het dorpsgezag daarin, alsook de rol van de dorpelingen. Daarnaast is ook gekeken hoe de gemeenschappen gebruik kunnen maken van de mogelijkheden die hen van buitenaf worden geboden om het bestuur te versterken. Verder is ook kritisch gekeken naar datgene dat van buitenaf komt en het bestuur in de dorpen verzwakt. In totaal zijn er 8 SWOT bijeenkomsten geweest met mannen, vrouwen en jongeren: 3 in Apoera, 3 in Washabo en 2 in Section. De resultaten zijn verwerkt in een matrix waarin alle sterke en zwakke kanten, mogelijkheden en bedreigingen zijn opgeschreven. Aan de hand van de matrix hebben de participanten nagedacht over hoe de zwakke punten in het besluitvormingsproces versterkt kunnen worden en hoe bedreigingen van buiten veranderd kunnen worden in een mogelijkheid om het bestuur van de dorpen te versterken. De deelnemers aan de SWOT bijeenkomsten hebben dus niet alleen de problemen in het besluitvormingsproces geïdentificeerd, maar hebben ook oplossingen aangedragen.
6
Naast de SWOT-analyse hebben de lokale onderzoekers ook ouderen uit de gemeenschappen geïnterviewd over hoe vroeger besluiten werden genomen. Zij gebruikten daarbij een vragenlijst en gingen aan huis bij de ouderen voor het interview. In totaal hebben 16 ouderen verteld over de periode vóór 1997. Dat jaar markeert de grote verandering die plaatsvond in de lokono gemeenschappen: van één gezamenlijk dorpsbestuur voor Apoera, Section en Washabo, stapten ze over naar drie aparte dorpsbesturen. Een derde groep die is geïnterviewd, zijn sleutelfiguren uit Apoera, Section en Washabo. Zij participeren in een gezamenlijk forum van de drie dorpsbesturen en dorpelingen dat medio 2007 is gecreëerd voor discussie over het bestuur van de drie dorpen. Het is geen vaste groep en ze hebben ook nog niet een duidelijk omschreven taakstelling. Uitgangspunt is wel dat de dorpelingen ondersteuning geven aan het dorpsgezag van Apoera, Section en Washabo. Samen kijken zij naar de knelpunten in de besluitvorming en zoeken zij naar oplossingen voor de problemen. Op 4 juni 2007 kwamen de drie dorpsbesturen en een groep dorpelingen voor het eerst bijeen. De eerste versie van dit rapport werd in september 2007 door de onderzoekers voorgelezen aan groepen in de gemeenschap voor correcties en aanvullingen. Vooral ouderen maakten daarvan gebruik en hun bijdrage is ook hierin opgenomen. Belangrijke bevindingen Verschillen vroeger en nu Vroeger Er was 1 kapitein voor de drie dorpen. De kapitein werd geassisteerd door basya’s uit de dorpen
De kapitein en basya’s hadden als belangrijkste taak er voor te zorgen dat er orde en rust was in de dorpen
De kapitein zorgde voor een dorpsinkomen via de houtkap
De kapitein en de basya’s hoefden niet geschoold te zijn. Het was voldoende als zij goed konden communiceren en anderen met respect behandelden
Nu Elk dorp heeft zijn eigen kapitein en basya’s. De drie besturen moeten met elkaar samen werken en een gezamenlijk beleid voeren voor zaken die de drie dorpen aangaan. De kapiteins en basya’s hebben nu veel meer taken dan vroeger. Naast orde en rust in de dorpen moeten ze er op toezien dat de rechten van inheemsen gerespecteerd worden door de overheid en bedrijven die in hun traditioneel gebied (willen) werken Het dorpsbestuur moet ervoor zorgen dat de gemeenschap sociaal economische voordelen heeft van activiteiten van bedrijven Er wordt nu veel meer geëist van de kapitein en basya’s. Zij, en vooral de kapitein, moeten goed geschoold zijn en over management capaciteiten beschikken. Zij moeten goed kunnen communiceren en
7
Ouderen hadden een adviserende en bemiddelende rol
ook goed kunnen onderhandelen met de overheid en de bedrijven. Sleutelfiguren hebben een adviserende rol en helpen mee het beleid te maken voor de drie dorpen
Aanbevelingen SWOT-analyse De SWOT uitkomsten tonen bijna geen verschil tussen de drie dorpen. De sterke en zwakke punten in het beleidsvormingsproces komen met elkaar overeen. Zo ook de mogelijkheden en bedreigingen van buitenaf. De problemen in de dorpen kunnen wel van elkaar verschillen. Bijvoorbeeld: in alle drie de gemeenschappen gaven de dorpelingen aan dat er problemen zijn binnen het bestuur, maar in elk dorp is het een ander probleem. De deelnemers aan de SWOT bijeenkomsten hebben dan ook aanbevelingen gedaan om van de zwakke punten en bedreigingen een sterk punt of een mogelijkheid te maken. Het uiteindelijke doel is om te komen tot een sterk en goed bestuur in de dorpen, wat een voorwaarde is voor duurzame ontwikkeling. De sterke punten in de besluitvorming worden hieronder een voor een genoemd, samen met de aanbevelingen die zijn gedaan om dit punt verder te versterken. 1. Het dorpsbestuur heeft de leiding in het dorp, met de kapitein als leider en de basya’s als zijn assistenten Aanbevelingen: o Er moet een taakverdeling zijn binnen de leiding. Elke basya moet een taak krijgen waar hij verantwoordelijk voor is. o De kapitein en basya’s moeten een management training krijgen zodat ze hun taken beter kunnen uitvoeren o Er moet een betere communicatie zijn tussen de kapitein en de basya’s. Ze moeten op de hoogte zijn van elkanders activiteiten en met elkaar afstemmen. o Het moet duidelijk zijn wie de kapitein vervangt als hij niet in het dorp aanwezig is. De vervanger van de kapitein moet ook daadkracht hebben. De basya’s moeten ook in staat zijn om beslissingen te nemen en op te treden als de kapitein er niet is. o Als er conflicten zijn binnen het dorpsbestuur, moeten deze worden opgelost o Het dorpsgezag moet worden erkend en gerespecteerd door de overheid. Hierdoor zal ondermeer een betere samenwerking komen met overheidsinstanties. o De kapitein en basya’s moeten een betere salaris krijgen zodat ze meer tijd kunnen besteden aan het besturen van het dorp. 2. Het dorpsbestuur behartigt de belangen van de gemeenschap 8
Aanbevelingen: o Het dorpsbestuur moet zorgen voor een goede gezondheidszorg en goed onderwijs o Het dorpsbestuur moet conflicten in het dorp oplossen o Het dorpsbestuur moet regels instellen voor dorpelingen en voor vreemdelingen. Deze regels moeten duidelijk zijn, op schrift, zodat iedereen ze kent. Wie zich niet aan de regels houdt, moet worden bestraft door het dorpsbestuur. Regels moeten er komen voor ondermeer: i. Houtkap ii. Toerisme iii. Vreemdelingen in het dorp iv. Gebruik van de weg Apoera-Section-Washabo door bedrijfsauto’s o Het dorpsbestuur moet de strijd voor landrechten van inheemsen voortzetten zodat zij zelf kunnen beslissen over de ontwikkeling van hun gemeenschappen o Er moet een samenwerking zijn tussen de drie dorpsbesturen met betrekking tot zaken die de drie dorpen aangaan. o Het dorpsbestuur moet onderhandelen met bedrijven die in het traditionele gebied willen werken zodat de gemeenschappen ook voordelen hebben aan de bedrijfsactiviteiten. Het dorpsbestuur moet erop letten dat de gemeenschappen geen nadelen zullen ondervinden zoals milieuvervuiling, verhoogde prostitutie, criminaliteit en HIV besmetting. o Het dorpsbestuur moet schriftelijke afspraken en overeenkomsten maken met bedrijven over ondermeer arbeidsvoorwaarden, lonen, ziektekosten voorzieningen, en winstdeling. Met de financiële inkomsten kunnen de gemeenschappen zelf projecten financieren zoals ouderenzorg en kinderopvang. o Er moet transparantie zijn van zaken, dat wil zeggen dat iedereen op de hoogte is van wat er gebeurt, bijvoorbeeld transparantie van geldzaken: hoeveel gelden komen binnen en waaraan wordt het besteed. o De dorpsbesturen moeten ook zorgen dat er controle is op de activiteiten van bedrijven zodat zij het milieu niet vervuilen en zich houden aan de gemaakte afspraken. 3. Informatie voor iedereen in de gemeenschap Aanbevelingen: o De communicatie tussen bestuur en gemeenschap moet verbeterd worden. De gemeenschap moet beter ingelicht worden en tijd krijgen om na te denken voordat een beslissing wordt genomen. o De gemeenschap wil informatie voordat een besluit genomen wordt. De mensen willen informatie over ondermeer: - Activiteiten van kapitein en basya’s - Gesprekken met overheid - Gesprekken met bedrijven - Voor- en nadelen van activiteiten van bedrijven 9
o Informatie moet iedereen bereiken. Dit kan door: - Vergaderingen - Na missionwork - Huis-aan-huis bezoeken van kapitein en basya’s - Via de radio - Een informatieblad - Via organisaties. Als de organisaties informatie krijgen van het bestuur, kunnen zij het doorspelen naar de mensen in het dorp 4. Inspraak en participatie van de gemeenschap Aanbevelingen: o De kapitein en basya’s hebben te veel hooi op hun vork. Daarom moeten er commissies komen die van de kapitein mandaat krijgen om bepaalde taken uit te voeren. o De kapitein moet nooit snelle beslissingen nemen, maar eerst de gemeenschap consulteren in een dorpsvergadering o Onderhandelingen moeten niet alleen door de kapitein en basya’s gevoerd worden, maar ook door leden van de commissies o Op een vergadering moet de kapitein de mensen aanmoedigen om hun mening te geven, vooral jongeren en vrouwen. o De kapitein en basya’s kunnen huis-aan-huis gaan en de mensen om hun mening vragen. Vooral ouderen kunnen zij om raad vragen. 5. Vergaderingen en missionwork Aanbevelingen: o Vergaderingen moeten regelmatig worden gehouden, de agenda moet van tevoren bekend zijn en de vergadering moet geordend verlopen o De eenheid en samenwerking in het dorp moet bevorderd worden. Nu is er verdeeldheid door: - geloofsovertuiging, - conflicten tussen basya en kapitein, - kritiek van anderen. Bijvoorbeeld: mensen die niet in het dorp zijn geboren zijn bang om hun mening te geven. Anderen zijn bang om uitgelachen te worden. o De uitnodiging moet iedereen bereiken. De radio alleen is niet voldoende omdat niet iedereen een radio heeft of er naar luistert. o Jongeren apart aanspreken zodat ze ook gaan deelnemen aan vergaderingen en missionwork o Het dorpsbestuur moet regelmatig vergaderen met commissies o Het dorpsbestuur moet de mensen aanmoedigen om deel te nemen aan vergaderingen en missionwork. Vroeger was dit verplicht en wie niet deelnam werd hierop aangesproken door de kapitein.
10
6. Direct contact tussen dorpsbestuur en dorpelingen Aanbevelingen: o Er moet een dorpskantoor zijn waar de mensen naar toe kunnen en waar altijd een basya of de kapitein aanwezig is. Op een dorpskantoor is er meer privacy om over persoonlijke problemen te praten. Ook voor vreemdelingen is het goed, want dan weten ze waar ze zich aan moeten melden. o De kapitein en de basya’s moeten de mensen ook thuis opzoeken. o De kapitein moet speciale aandacht geven aan jongeren, met hen gaan praten en van gedachten wisselen o De mensen moeten hun problemen kunnen bespreken met de kapitein. De problemen kunnen persoonlijk zijn, of een probleem van het dorp en de kapitein moet helpen er een oplossing voor te vinden. 7. Het dorpsbestuur motiveert de dorpelingen Aanbevelingen: o De jongeren moeten gemotiveerd worden om meer deel te nemen aan activiteiten in het dorp. Dit kan door hen persoonlijk aan te spreken en door activiteiten voor hen te organiseren, bijvoorbeeld sportactiviteiten. De jongeren vinden het belangrijk dat de kapitein met hen praat en om hun mening vraagt. o De kapitein en basya’s motiveren de mensen door zelf ook deel te nemen aan activiteiten in het dorp, zoals missionwork. o De kapitein moet initiatieven van dorpelingen aanmoedigen en ondersteunen Conclusie Er zijn duidelijke en specifieke sociale en politieke structuren in de besluitvorming van de inheemse gemeenschappen. Deze dienen om te komen tot consensus waarbij informatie en participatie essentiële onderdelen zijn. Bewoners van Apoera, Section en Washabo hebben aanbevelingen gedaan voor sterk leiderschap, niet alleen voor orde en rust in de dorpen, maar ook voor duurzame ontwikkeling van de inheemse gemeenschappen. Een sterk dorpsbestuur kan , ondersteund door de gemeenschap, de rechten van het inheems volk beschermen in de onderhandelingen met de overheid en met bedrijven die in hun traditioneel gebied activiteiten uitvoeren. Deelnemers aan dit onderzoek hebben duidelijk aangegeven dat de inheemsen niet buiten onderhandelingsprocessen gehouden kunnen worden, maar actief moeten participeren in beleids- en de besluitvorming van zaken die invloed hebben op hun leven. Apoera, Section en Washabo zullen elk een aantal maatregelen moeten treffen willen zij daadwerkelijk verbetering brengen in hun bestuur. Elk dorp zal, afhankelijk van zijn eigen situatie, moeten kijken welke deze maatregelen zijn. De aanbevelingen zijn gedaan door de dorpelingen zelf en zij zullen ook betrokken moeten worden bij het formuleren van de maatregelen. Op welke wijze dit zal geschieden is iets wat de dorpelingen en dorpsbesturen gezamenlijk kunen bepalen.
11
Voor zaken die alle drie de gemeenschappen raken, is samenwerking vereist waarin ook dorpelingen participeren. Een eerste aanzet hiertoe is reeds gedaan met het forum waarin dorpelingen actief deelnemen in het bestuursbeleid van de drie dorpen. Maar hieraan moet nog verder gewerkt worden, zodat het forum blijft bestaan en niet doodbloedt. Er moet ondermeer gewerkt worden aan: Een grotere participatie van dorpelingen. Denk aan vertegenwoordigers van verschillende groepen in de gemeenschap waaronder vrouwen en jongeren De notulen: waardoor een ieder kan weten welke onderwerpen zijn behandeld en wat daarover is gezegd Regels waar leden van het forum zich aan dienen te houden Evaluatie momenten om na te gaan hoe het forum nog beter kan functioneren Overwegen om het forum officieel te installeren als beleidsorgaan van de drie dorpen.
12
ANNEX 1: Brief van de dorpshoofden van Washabo, Section en Apoera aan de bauxietmaatschappijen, september 2006
West Suriname, 21 September 2006 Aan: Dhr. E. Scholtz Managing Director BHP Billiton & Dhr. W. Pederson Managing Director Suralco LLC
Geachte meneer Scholtz en meneer Pedersen, Bedankt voor julie brief van 1 juni 2006, en voor jullie deelname aan onze workshop in Paramaribo op 26 juni 2006 zodat wij onze discussies met betrekking tot de voorgestelde ontwikkelingen in onze traditionele gebieden kunnen voortzetten. Wij willen hierbij verschillende onderwerpen behandelen die u in uw brief noemt en die tijdens de workshop naar boven kwamen. 1. Erkenning van rechten, traditionele gebieden en het in kaart brengen van onze gebieden. In uw brief merkt u op dat “de erkenning van traditionele rechten is een belangrijk onderwerp, maar ook een uitdaging en een ingewikkeld landelijk onderwerp tussen de overheid en de inheemse volken van Suriname”. Verder zegt u dat, hoewel u uzelf hierbij als ‘stakeholder’ beschouwt, u niet goed weet ‘hoe u het best constructief kan bijdragen om een oplossing te brengen hierin’. U begrijpt ook ‘de behoefte van de gemeenschappen om hun gronden in kaart te brengen’, maar u ‘gelooft niet dat het nodig is om de kaart helemaal af te maken om te kunnen weten wat de impacts zijn van het project op de gronden’. Wij willen beginnen met BHP’s beleid, uitgesproken in 2005, voor ‘begrip, bevordering en volgen van fundamentele mensenrechten binnen onze invloedssfeer, waarbij we respect tonen voor de traditionele rechten van inheemse volken en waarde hechten aan het cultureel erfgoed’. Zoals u weet zijn de ‘traditionele rechten’ niet vastgelegd in de wetten van Suriname.Om het beleid van BHP te kunnen uitvoeren, is het nodig om eerst te weten wat bedoeld wordt met ‘traditionele rechten’ voor wat de gemeenschappen in West Suriname betreft. Om dit op de juiste wijze te doen, hebben wij voorgesteld om te onderhandelen over een protocol voor traditionele rechten en voor consultatie en consent procedures. Hiertoe had u al ingestemd op een workshop in mei 2005. Een dergelijke protocol zou meer duidelijkheid brengen in hoe traditionele rechten gerespecteerd kunnen worden. Dit is binnen uw mandaat en zeker binnen uw invloedssfeer.
13
Met betrekking tot de nationale context, kunnen BHPB en Alcoa een leidende rol hebben door te tonen dat zij deze rechten waarborgen zelfs als dit niet expliciet genoemd wordt in de wetten van Suriname. Suriname heeft wel internationale verplichtingen, zoals de grondwet dat voorschrijft, om voor alle activiteiten die van invloed zijn op traditioneel inheems grondgebied FPIC te volgen. De maatschappijen kunnen de Surinaamse overheid aanmoedigen om de grondenkwestie op te lossen als een win-win-win situatie voor alle partijen: de maatschappijen hebben meer zekerheid over hun investeringen en duidelijkheid met betrekking tot welke gebieden behoren tot inheems grondgebied. Ook is er minder kans op conflicten, waardoor ook minder kans is dat het Internationaal Gerechtshof erbij betrokken wordt. Een gang naar het Internationaal Gerechtshof zou de geloofwaardigheid van de Staat schade berokkenen en ook commerciele risico’s voor de maatschappijen met zich meebrengen. Een ander voordeel is dat de overheid dan voldoet aan haar internationale verplichtingen terwijl ook een beter investeringsklimaat ontstaat voor bedrijven (vanwege verminderde kans op conflicten). De gemeenschappen kunnen dan ook beginnen met de ontwikkeling van hun gebieden volgens hun eigen criteria voor duurzame ontwikkeling, hetgeen ook andere industrieen kan aantrekken. U kunt ook, zoals wij eerder voorgesteld hebben, bijdragen aan de voorwaarden om onze traditionele gronden in kaart te brengen, bijvoorbeeld door het geven van fondsen voor een documentatie centrum waarin wij onze kaarten en alles wat daarmee samenhangt kunnen onderbrengen. 2. Protocol voor FPIC U zegt dat BHPB en Alcoa in hun bedrijfsbeleid niet verbonden zijn aan FPIC, maar wij willen u er nogmaals aan herinneren dat u zich hier publiekelijk aan hebt verbonden in mei 2005. Naast het hierboven reeds genoemd beleid waarin de traditionele Inheemse Rechten worden erkend, staat in de ICMM Voorschriften voor Duurzame Ontwikkeling dat de maatschappijen “de nodige maatregelen zullen treffen voor een continue interactie met betrokken partijen, om zich ervan te verzekeren dat minderheden en andere gemarginaliseerde groepen op een billijke en cultureel passende wijze betrokken worden” (nadruk toegevoegd). In het concept Position Statement on Indigenous Peoples van ICMM voor het jaar 2006 wordt in diezelfde trent gesproken en wordt ook specifiek gerefereert aan FPIC. “Op een billijke en cultureel passende wijze betrokken worden” betekent voor inheemse volken dat zij hun eigen interne consultatie en consent procedures kunnen volgen en dat dit als resultaat kan hebben dat de gemeenschappen ‘nee’ zeggen tegen een project. Deze interne processen die volgens het gewoonterecht plaatsvinden, komen op gang na elke externe interactie. Al het hierboven is om aan te tonen dat je zou kunnen zeggen dat het beleid van BHP en Alcoa wel FPIC onderschrijft. U geeft aan dat u een sociale vergunning (social license) nodig heeft om te kunnen werken en dat u niet zal werken “bij een overweldigende tegenstand van de gemeenschap”. De gemeenschappen zelf moeten nagaan wat deze uitspraak voor hen betekent en daarom, tesamen met de hierboven genoemde argumenten, is een duidelijke consent protocol nodig.
14
Wij willen ingaan op uw verkeerde interpretatie van onze verwijzing naar de Ekati mijn van BHP in Canada. In onze correspondentie merkten wij op dat de consultants van BHP geen onderzoek kunnen doen in de gemeenschap zonder eerst de consent procedures van die gemeenschap te doorlopen. Als u onderzoek doet in Lutsel K’e – en in alle gemeenschappen in het Noordwesterlijk Gebied – is het normaal en ethisch om eerst de vrije, voorafgaande en geinformeerde toestemming te krijgen van de Band en Council. Ook moet iedereen die aan het onderzoek zal deelnemen individueel toestemming geven voor het onderzoek. Hier zijn formele regels voor opgesteld en een consent formulier moet ingevuld worden zodat men ervan verzekerd is dat deze ethische principes niet worden overtreden. Wij hebben niet gezegd dat vrije, voorafgaande en geinformeerde toestemming deel uitmaakte van het goedkeuringsproces van de diamantmijn. Als u de casestudy leest van het NSI met betrekking tot de diamantmijn (te lezen op : http://www.nsi-ins.ca/english/pdf/lk-en.pdf), dan zult u zien dat daarin duidelijk staat dat de leden van de gemeenschap het gevoel hebben dat zij geen enkele keus hadden – dat de mijn hoe dan ook door zou gaan, dat zij niet op een juiste wijze zijn geraadpleegd, en inderdaad, zij hebben geen toestemming gegeven voor de mijn. Zij hebben wel ingestemd met een onderhandeling voor een Impact Benefit Agreement, en ze hebben ook fondsen geaccepteert van BHP voor het in kaart brengen van het traditioneel gebruik van hun gronden volgen de GIS methode, alsook fondsen voor andere activiteiten. In het geval van Peru weten wij dat in de overeenkomst tussen BHP en de betrokken gemeenschappen wel het recht op consent wordt erkend. Wat wij niet begrijpen is waarom u verschillende standaarden handhaaft voor verschillende plaatsen. Waarom kunt u in Suriname niet formeel consent erkennen als u dat wel heeft gedaan in Peru? Waarom erkent u niet de noodzaak voor passende ethische en consent procedures bij onderzoek als deze wel plaatsvindt bij de gemeenschappen in Canada? De maatschappijen zouden in de gebieden waar zij opereren de lat toch juist hoger moeten leggen als het gaat om duurzame ontwikkeling en het naleven van fundamentele mensenrechten. Wij waarderen het dat u een directe relatie met ons wil aanknopen, maar wil u er alstublieft rekening mee houden dat alle communicatie over toekomstige aktiviteiten in onze gemeenschappen via Bureau VIDS moet lopen. Het Bureau was niet op de hoogte van onze eerste ontmoeting in mei over de Transport ESIA, aangezien u daar geen uitnodiging naartoe had gestuurd en wij ons er niet van bewust waren dat dit om een activiteit ging die apart is van de Mijn ESIA. Ook was de VIDS niet betrokken bij het overleg over het Documentatie Centrum. Wij hebben de VIDS gevraagd om bij deze ontwikkelingen en bij communitie met u als onze tussenpersoon op te treden, om ons op lange termijn technische en juridische bijstand te verlenen, juist om dit soort verwarringen te voorkomen. U kunt zich indenken dat dit alles erg nieuw is voor ons. 3. Insluiting van de kennis van Inheemse Volken Wij stellen het ook op prijs dat u zich ermee verbonden heeft om in toekomstige onderzoeken Inheemse kennis op te nemen. Op de workshop van 26 juni hebben wij aangehaald dat wij uw methode om potentiele kandidaten te selecteren niet ondersteunen. U hebt niet, zoals in uw brief staat, de kapiteins hierover geconsulteerd waardoor wij niet
15
in de gelegenheid gesteld werden om vrijelijk te kiezen voor diegenenen uit onze gemeenschap die specifieke kennis hebben van bepaalde zaken. Inplaats daarvan beperkte de consultatie zich tot potentiele candidaten die eerder in dienst waren van de maatschappijen. Wij moedigen u aan om leden uit onze gemeenschappen te blijven aannemen voor alle ESIA onderzoeken, maar wel via een betekenisvolle consultatie met ons. Dit houdt in dat wij de keus hebben over wie uit onze gemeenschappen de beste persoon is voor het werk. Met betrekking tot het voorstel voor onderzoek naar traditionele kennis, die uw consultants zullen uitvoeren en “waarvan u verwacht dat leden uit de gemeenschap zullen participeren” willen wij u erop wijzen dat u voor elk onderzoek over traditionele kennis eerst de toestemming moet krijgen van het traditioneel gezag en van de mensen die hieraan zullen deelnemen. 4. Documentatie Centrum Wij kijken uit naar uw antwoord op de brief die wij u op 29 augustus toestuurden en die betrekking heeft op het documentatie centrum. 5. Insluiting van andere potentieel bedreigde gemeenschappen Wij waarderen het dat u in uw onderzoek ook de dorpen Witagron, Kaaimanston en Kwamalasamutu hebt opgenomen. Wij zijn wel bezorgd over het feit dat u in uw brief de dorpen Wanapan en die aan de Wayombo rivier niet noemt. Wel hebben wij u tijdens de workshop horen zeggen dat de Guyanese dorpen en die aan de Wayombo ook opgenomen worden, vooral in de Transport ESIA. Het is algemeen gangbaar dat de reikwijdte van een ESIA vanuit het perspectief van water en lucht wordt bekeken en niet vanuit een politiek juridisch perspectief. Dit garandeert deelname van alle gemeenschappen die de gevolgen van het project zullen ondervinden. 6. Scoping Document Wij waarderen het dat u eraan werkt om ons te voorzien van de originele en een Nederlandse, in eenvoudige taal geschreven, versie van het scoping document, en dat u ons dat zo gauw mogelijk zult geven zodat wij daar commentaar op kunnen leveren. Wij waarderen het ook dat het SRK team de Plan of Study zal bijwerken, deze zal geven aan de andere gemeenschappen die zij in hun onderzoek zullen betrekken, zodat die gemeenschappen ook hun commentaar kunnen leveren. Daarbij kunt u gebruik maken van de ervaringen uit de informatie uitwisseling, de vertaling en andere technische en communicatie problemen met Apoera, Section en Washabo. 7. Andere zaken Wij willen graag inzage in het schema/timeframe voor de geplande Mijn en Transport ESIA’s, en alle relevante documentatie zodat wij van tevoren weten wat de mijlpalen,
16
data en plannen zijn. Wanneer zal een start worden gemaakt met de scoping voor de Transport ESIA (uitleg: dit beslaat de reikwijdte van de Transport ESIA)? Wij willen graag ook duidelijkheid over de nieuwe “water ontwikkelingen” op Bakhuys, die u in uw brief noemt en waarvan u zegt dat deze gevolgen kunnen hebben voor andere benedenstroomse gemeenschappen. Kunt u hier alstublieft meer over uitweiden? Tenslotte: wij begrijpen dat er geen acties of overleg is geweest met betrekking tot Kabalebo, sinds de eerste formele presentatie in mei 2005. Dit is de reden waarom meneer Pedersen geen presentatie heeft gedaan op onze workshop van 26 juni. Echter is er, zoals u weet, veel in de media gezegd over een “geintegreerde aluminium industrie” in het Westen. Daarin zijn opgenomen plannen voor Kabalebo, een smelter in het Westen en een potentiele ombuiging van de Jai Kreek/Tapanahony etc. Dit staat ook in het meerjaren programma van de overheid. Kunt u bevestigen of tussen mei 2005 en nu wel of geen onderzoek heeft plaatsgevonden? Als dit wel het geval is, kunt u ons deze dan toesturen? Wil u er alstublieft rekening mee houden dat wij ervan op de hoogte zijn dat een onderzoek is gedaan naar de ombuiging van de Lucierivier en dat wij hiervan graag een kopie ontvangen. Tot slot willen wij u zeggen dat wij het waarderen dat SRK twee senior consultants heeft aangewezen om het contact met de gemeenschappen te verbeteren. Wij kijken uit naar een samenwerking met hen en het gehele team, die moet resulteren in werk van de hoogste kwaliteit en als voorbeeld kan dienen in Suriname. Door onze traditionele rechten en onze rechten onder internationale wetten te respecteren hebben de maatschappijen de gelegenheid om samen met ons te werken aan de hoogste standaarden van duurzame ontwikkeling, ten voordele van onze toekomstige generaties. Hoogachtend,
R. Mac-Intosh Dorpshoofd Washabo
N. Arupa Dorpshoofd Section
C. Lewis Dorpshoofd Apoera
cc. Minister van Natuurlijke Hulpbronnen, NIMOS, Bauxiet Instituut, DC Strijk, ICMM
17
ANNEX 2
Overeenkomst tussen de Inheemse volken van West Suriname en BHP Billiton en Suralco NV CONCEPT Overwegend dat BHP Billiton en Suralco NV Memoranda of Understanding met de Staat Suriname hebben getekend waardoor zij rechten hebben verkregen met betrekking tot de bauxiet reserves in het Bakhuys gebied in West Suriname en voor de ontwikkeling van waterkrachtwerken in de Kabaleborivier en omliggende gebieden, en dat deze maatschappijen enorme investeringen hebben gedaan om de bauxiet reserves te onderzoeken en wat de mogelijkheden zijn om het te mijnen; Ook overwegend dat BHP Billiton en Suralco NV momenteel met de Staat Suriname onderhandelen over de rechten en vergunningen om te mijnen en voor exploitatie van de Bakhuys bauxietreserves, inclusief de constructie van aanverwante infrastructuur en het Kabalebo waterkrachtpotentieel, alsook het feit dat een Milieu en Sociale Effect Studie ten aanzien van de bauxietmijnbouw reeds is gestart; Verder overwegend dat het Bakhuysgebied deel uitmaakt van het traditioneel gebied van de inheemse volken van West Suriname, dat zij van dit gebied afhankelijk zijn voor hun culturele, spirituele en fysieke overleving en welzijn, en dat de plannen voor mijnbouw en aanverwante infrastructurele werken gevolgen zullen hebben voor de inheemsen van West Suriname en die van het Wayombo gebied; Erkennend dat de rechten van inheemse volken om hun traditionele gronden, gebieden en hulpbronnen te bezitten en te beheren en om deel te nemen en hun toestemming te geven aan besluiten die op hen van invloed zijn, niet expliciet erkend worden in de Surinaamse wetgeving, en dat BHP Billiton en Suralco NV hierdoor risico’s lopen voor wat betreft hun reputatie, alsook commerciële en juridische risico’s. Tegelijkertijd wordt hierdoor de effectieve uitoefening en genot van de rechten van inheemse volken ondermijnd. Opmerkend dat, hoewel de rechten van inheemse volken niet expliciet erkend worden in de Surinaamse wetgeving, deze rechten, op basis van het internationaal recht, alsmede via de artikelen 103, 105 en 106 van de Grondwet van Suriname, wel degelijk gegarandeerd en beschermd worden door internationale mensenrechten die bindend zijn voor de Staat Suriname en van toepassing zijn op al het handelen en nalaten van de Staat, alsmede van diegenen die handelen met toestemming van de Staat. Verder opmerkend, dat de VN Declaratie inzake de Rechten van Inheemse Volken, welke overeenkomt met de rechten binnen het Inter-Amerikaans mensenrechtensysteem, is aangenomen op 23 juni 2006 door de VN Raad voor Mensenrechten, 6 en in Artikel 26 het volgende voorschrijft: 6
VN Doc. A/HRC/1/L.3, 23 Juni 2006
18
1. Inheemse volken hebben recht op de gronden, gebieden en hulpbronnen die zij traditioneel in eigendom hebben gehad, hebben geoccupeerd, of anderzins hebben gebruikt of verkregen. 2. Inheemse volken hebben recht op eigendom, gebruik, de ontwikkeling en het beheer van de gronden, gebieden en hulpbronnen die zij bezitten op basis van traditionele eigendom of andere traditionele occupatie of gebruik, alsmede van gronden, gebieden en hulpbronnen die zij anderszins hebben verkregen. 3. Staten zullen deze gronden, gebieden en hulpbronnen wettelijk erkennen en beschermen. Deze erkenning zal worden verleend met respect voor de gewoonten, tradities en systemen van landbezit van de betrokken inheemse volken. En, in Artikel 30: 1. Inheemse volken hebben het recht om zelf hun prioriteiten en strategieën te bepalen voor de ontwikkeling of het gebruik van hun gronden of gebieden en andere hulpbronnen. 2. Staten zullen in goed vertrouwen de betrokken inheemse volken consulteren en met hen samenwerken via hun eigen representatieve instellingen, teneinde hun vrijelijk tot stand gekomen en weloverwogen toestemming (free and informed consent) te verkrijgen voor de goedkeuring van enig project dat van invloed is op hun gronden of gebieden en andere hulpbronnen, in het bijzonder in relatie tot de ontwikkeling, het gebruik of exploitatie van hun mineralen, water of andere hulpbronnen. 3. Staten zullen effectieve mechanismen verschaffen voor de rechtvaardige en billijke vergoeding voor dergelijke activiteiten, en er zullen passende maatregelen worden genomen om de negatieve effecten op milieu, economisch, sociaal, cultureel of spiritueel gebied te verkleinen. Ook erkennend dat het Beleid voor Duurzame Ontwikkeling van BHP Billiton voorschrijft dat BHP Billiton “waarborgt dat wij binnen onze invloedssfeer fundamentele mensenrechten begrijpen, bevorderen en ondersteunen”, en “de traditionele rechten van inheemse volken” eerbiedigen en “cultureel erfgoed” waarderen. Verder erkennend dat, BHP Billiton en Suralco NV publiekelijk hebben verklaard dat zij de wens en de intentie hebben om te garanderen dat de mijnbouw in West Suriname een ‘win-win’ situatie zal zijn voor alle partijen, en dat de inheemse volken van West Suriname hebben aangegeven dat dit doel niet bereikt kan worden zonder volledig respect voor hun rechten en belangen en dat de verhouding tussen partijen gebaseerd moet zijn op wederzijds respect. OM TE KOMEN TOT EEN VERHOUDING GEBASEERD OP WEDERZIJDS RESPECT EN WAAR BEIDE PARTIJEN BAAT BIJ HEBBEN, EN OM DE RISICO’S VOOR HUN RECHTEN EN BELANGEN TE VERKLEINEN, verklaren de inheemse volken van West Suriname, vertegenwoordigd door hun traditionele leiders die hun gezag uitoefenen op basis van consensus van hun respectieve gemeenschappen, zoals hun gewoonterechten dat
19
voorschrijven (hierna genoemd: “inheemse volken”), en BHP Billiton en Suralco NV, vertegenwoordigd door ondergetekenden (hierna: “de maatschappijen”), het volgende: KOMEN HIERBIJ OVEREEN EN COMMITTEREN ZICH AAN HET VOLGENDE: Artikel 1- Traditionele rechten en mensenrechten van Inheemse Volken 1. De woorden ‘traditionele rechten’ en ‘fundamentele mensen rechten’ zullen geïnterpreteerd worden overeenkomstig het internationaal recht inzake mensenrechten, met name zoals gedefinieerd door het Inter-Amerikaans Hof en de Inter-Amerikaanse Commissie inzake de rechten van de mens, en het VN Comité inzake de uitbanning van Rassendiscriminatie, en door de ongeschreven regels van gewoonterecht van de inheemse volken. 2. In overeenstemming met het BHP Billiton Beleid voor Duurzame Ontwikkeling, zullen de traditionele rechten van inheemse volken en hun fundamentele mensenrechten worden gerespecteerd. Om deze traditionele rechten en mensenrechten te beschermen zullen adequate en effectieve voorzorgsmaatregelen getroffen worden in alle instrumenten, plannen en operaties die te maken hebben met de mijnbouw in het Bakhuys gebied, inclusief aanverwante infrastructurele werken met betrekking tot het waterkracht potentieel in het Kabalebogebied. 3. De maatschappijen zullen de traditionele rechten en de mensenrechten van inheemse volken bevorderen in alle onderhandelingen met de Staat van Suriname betreffende bauxietmijnbouw in het Bakhuys gebied, aanverwante infrastructurele werken en opwekking van waterkrachtenergie. Ook zullen de maatschappijen er naar streven om te verzekeren dat deze rechten op adequate en effectieve wijze beschermd worden in alle overeenkomsten met de Staat van Suriname en in alle vergunningen die de Staat uitgeeft. Artikel 2 – Naleving van inheemse regelgeving 1. Als gevolg van en in de uitoefening van hun traditionele rechten, hebben de inheemse volken een beleid en regelgeving aangenomen die in grote lijnen aangeven op welke wijze zij zullen participeren in consultatieprocessen en hun toestemming verlenen aan activiteiten, plannen en voorstellen die op hen van invloed kunnen zijn. Het beleid en de regelgeving zijn als bijlage opgenomen bij deze overeenkomst en worden hierbij als onlosmakelijk onderdeel van deze overeenkomst beschouwd. 2. De maatschappijen bekrachtigen dat zij zich zullen houden aan het beleid en de regelgeving van de inheemse volken en deze als uitgangspunt zullen hanteren voor hun interactie met de inheemse volken. 3. De inheemse volken zullen geen wijzigingen aanbrengen in het beleid en de regelgeving zonder de maatschappijen hiervan minimaal 90 dagen van tevoren op de hoogte te stellen.
20
4. In geval van een aanzienlijke wijziging in het beleid en de regelgeving die de belangen van de maatschappijen kunnen schaden, zullen de inheemse volken de maatschappijen hierover consulteren met het doel hun instemming te verkrijgen betreffende de voorgestelde wijziging of aanpassing, ten minste 90 dagen voor invoering van deze wijziging of aanpassing. Artikel 3 – Geschillen Regeling 1. In geval van een geschil omtrent enig onderdeel van deze overeenkomst zullen de inheemse volken en de maatschappijen een commissie samenstellen bestaande uit drie (3) personen die de maatschappijen vertegenwoordigen en drie (3) personen die de inheemse volken vertegenwoordigen. Deze commissie zal bevoegd zijn om namens partijen te handelen en zal proberen om het geschil middels dialoog en onderhandeling op te lossen. 2. Deze commissie zal aan de oplossing van het geschil werken middels een wederzijds acceptabele en schriftelijke terms of reference en procedure. 3. De commissie zal elk geschil binnen een periode van 120 dagen bestuderen en een oplossing proberen te bereiken, mits anders overeengekomen door beide partijen. 4. De partijen zullen geen juridische of andere rechtsmiddelen gebruiken zonder eerst getracht te hebben het geschil op te lossen in overeenstemming met bovengenoemde paragrafen 1-3.
Getekend op …………………..2006,
Namens de Inheemse Volken:
Namens de Maatschappijen
21
ANNEX 3 Beleid en Regelgeving voor Procedures van Consultatie en Toestemming 2006 Aangenomen door de Inheemse Volken van West Suriname CONCEPT
1. Grondbeginselen en achtergrond: Ingevolge internationaal recht en mensenrechteninstrumenten, die geratificeerd zijn door en bindend zijn voor de Staat Suriname, zijn de inheemse volken en gemeenschappen van West Suriname de legitieme eigenaren van de gronden, hulpbronnen, wateren en gebieden die wij traditioneel in eigendom hebben gehad, of anderszins hebben bewoond en gebruikt volgens onze gewoonterechten. Dit wordt onder andere bevestigd door het Inter-Amerikaans Hof voor de rechten van de mens die in de zaak Moiwana dorp v. Suriname, het volgende besliste: Het oordeel van dit Hof met betrekking tot inheemse gemeenschappen en hun communale rechten op eigendom krachtens artikel 21 van het Verdrag, dient dus tevens van toepassing te zijn op de tribale Moiwana-dorpsbewoners: hun traditionele occupatie van het dorp Moiwana en omliggende gronden – die over de jaren heen zijn erkend en gerespecteerd door naburige Ndyuka clans en inheemse gemeenschappen (zie paragraaf 86 (4)) – dient te volstaan om als hun eigendom erkend te worden door de Staat. 7
Desondanks ontzeggen het beleid en de wetten van Suriname de inheemse volken ons recht om onze traditioneel gebied en hulpbronnen te beheren en te besturen. Als gevolg hiervan zijn we erg bezorgd over de aard en de omvang van ontwikkelingsprojecten binnen onze gebieden en over de gevolgen die deze ontwikkelingsprojecten kunnen hebben op onze culturele integriteit en de uitoefening en het genot van onze inheemse- en mensenrechten. Als eerste stap om verdere schade en onteigening te voorkomen, hebben wij in XXXX 2006 dit Beleid en Regelgeving opgesteld, om te verzekeren dat consultatieprocedures en andere activiteiten die op ons van invloed kunnen zijn, zullen plaatsvinden met respect voor onze inherente rechten, past binnen onze cultuur en rekening houdt met onze verplichtingen jegens onze vorige, huidige en toekomstige generaties. 2. Toestemming tot Consultatie: Dit Beleid en Regelgeving betreft slechts de toestemming om ons te consulteren en de algemene beginselen voor consultatie. Dit is een voorwaarde om onze vrijelijk tot stand gekomen, voorafgaande en weloverwogen toestemming te verkrijgen voor activiteiten die van invloed zijn op onze gronden, wateren en gebieden. Om volledig geïnformeerd te zijn over alle effecten van een project, vereisen wij een cultureel passend proces van informatie uitwisseling en betrokkenheid. Ook eisen wij een volledig milieu en sociaal effect studie (ESIA) waarin wij een officiële rol spelen in het assessment proces en in alle maatregelen die getroffen worden om de resultaten van de ESIA uit te voeren, gedurende de hele tijd dat het project uitgevoerd wordt. 7
Moiwana Village v. Suriname, rechtspraak van 15 Juni 2005, Ser. C, No. 124, at para. 133.
22
3. Het FPIC Proces: Wij kunnen slechts overwegen om onze vrijelijk tot stand gekomen, voorafgaande en weloverwogen toestemming te geven aan grootschalige projecten, na een ESIA en na onderhandeling over een juridisch bindende Impact Benefit Agreement (IBA) en/of andere noodzakelijke overeenkomsten. 4. Aanvraag tot Consultatie: Alle personen of groepen die in West-Suriname willen werken, onderzoek doen of een project willen beginnen, moeten een “Aanvraag voor toestemming tot Consultatie” doen. Dit moet vooraf worden goedgekeurd door de inheemse vertegenwoordigers. Bij twijfel over een bepaald project, kan de Vereniging van Inheemse Dorpshoofden in Suriname advies worden gevraagd. Over het algemeen geldt de “Aanvraag voor toestemming tot Consultatie” voornamelijk voor projecten van de private sector die negatieve gevolgen kunnen hebben, zoals mijnbouw, bosbouw, kleinmijnbouw, de aanleg of verbetering van wegen, bruggen, havens, fabrieken en belangrijke infrastructuur. 5. Aanvraag Formulier: het aanvraagformulier voor toestemming tot consultatie kan verkregen worden bij de drie dorpshoofden of bij Bureau VIDS in Paramaribo. Het aanvraagformulier dient in drie-voud, één voor elk dorpshoofd, in het Nederlands ingevuld te worden (een kopie in het Engels wordt op prijs gesteld). De drie ingevulde aanvraagformulieren dienen persoonlijk afgegeven te worden aan de dorpshoofden of, bij hun afwezigheid, aan hun vertegenwoordiger of het dorpsbestuur of aan Bureau VIDS. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag is een administratieve vergoeding vereist, in overeenstemming met de omvang van het voorgestelde project (totale projectkosten, aantal verwachte werknemers, voor administratieve kosten zie annex x) 6. Internationale Normen: De aanvrager is verplicht te bevestigen – en informatie te verschaffen om dit te ondersteunen - dat het voorgestelde project uitgevoerd zal worden overeenkomstig nauwkeurig aangegeven internationale normen en ‘best practice’, waaronder internationale mensenrechten. Informatie met betrekking tot een milieu en sociaal effect studie (ESIA), dient te bevestigen dat de ESIA uitgevoerd zal worden volgens internationale normen, zoals FPIC, IBA en de Akwe:kon Guidelines (welke het resultaat zijn van discussies tussen lidstaten, waaronder ook Suriname, die de Conventie inzake Biologische Diversiteit hebben ondertekend), en dat de ESIA gezamenlijk met de inheemse volken uitgevoerd zal worden. 7. Rechtspersoonlijkheid: De aanvrager moet aantonen dat zij een rechtspersoonlijkheid bezitten, en geregistreerd is bij de Surinaamse regering. 8. Logistiek: De gemeenschappen zullen op verzoek van de aanvrager zorgdragen voor een passende locatie, stoelen, tafels, drank, versnaperingen, en andere benodigdheden voor de presentatie. De kosten voor deze diensten worden betaald door de aanvrager. De dorpshoofden of hun vertegenwoordigers zijn verantwoordelijk voor het uitnodigen van een representatief aantal bewoners van elk dorp, die deel zullen nemen aan de presentaties. Een bezoek door dorpsvertegenwoordigers aan het gebied van het voorgestelde project, en/of een bezoek aan een soortgelijk bestaand project, is vereist.
23
9. Besluiten: Na de presentaties, onderlinge discussies in de gemeenschappen en veldbezoeken, als de gemeenschappen besluiten dat de consultatie kan beginnen, zal dit besluit meteen aan de aanvrager worden meegedeeld. Zijn er echter nog onduidelijkheden betreffende het voorgestelde project, dan zullen de gemeenschappen om een verduidelijking vragen. In geval van onduidelijkheden zullen de besluiten langer op zich laten wachten. 10. Elementen van het Consultatie Proces: Als een aanvraag voor toestemming tot consultatie is geaccepteerd, zijn de volgende regels belangrijk voor een aanvaardbaar en effectief consultatieproces– afhankelijk van de aanvraag kunnen meer of specifieke onderdelen worden toegevoegd: (a) Alle relevante informatie moet minstens vier (4) weken voor een bijeenkomst zijn verspreid. Kopieën hiervan worden tevens aan Bureau VIDS verstrekt. De informatie moet geschreven zijn in niet-technische, gewone taal en dient voldoende te zijn om als basis te dienen voor een betekenisvolle discussie. Het gebruik van audio visueel materiaal is vaak erg goed om projecten en andere zaken uit te leggen. (b) Bijeenkomsten, die altijd geleid zullen worden door het dorpshoofd, tenzij anders beslist, worden in het Sranan Tongo 8 gevoerd en zal lang genoeg duren opdat iedereen begrijpt waar het voorgestelde project over gaat en wat het doel is van de voorgestelde activiteiten. Als het nodig is, moet tussentijds geëvalueerd worden of iedereen begrijpt waar het om gaat. Wij raden aan om gebruik te maken van grafieken, kaarten, posters, en videobeelden, in plaats van alleen maar het geschreven woord. Hoe lang een presentatie duurt, hangt af van hoe ingewikkeld het project is. Gemiddeld kan een presentatie een halve dag duren (ongeveer 3 uren). (c) De voorgestelde agenda voor de bijeenkomsten moet minstens vier (4) weken van te voren aan de gemeenschappen worden gegeven. De gemeenschappen hebben het recht om onderwerpen toe te voegen of veranderingen voor te stellen. Deze worden geaccepteerd, tenzij zij duidelijk ongegrond of niet relevant zijn. (d) Niet realistische deadlines van de aanvrager worden automatisch verworpen. Ook moet niet aan de gemeenschappen gevraagd worden om een beslissing te nemen aan het eind van de bijeenkomst, tenzij zij dat zelf besluiten. Rekening moet worden gehouden met culturele karakteristieken en verschillen. Besluitvormingsprocessen in inheemse gemeenschappen zijn gewoonlijk omslachtig en gebaseerd op consensus. Voordat consensus bereikt kan worden, worden vaak discussies gehouden op dorps-, familie- en gezinsniveau, en dit proces moet worden gerespecteerd. (e) Na de consultatie moet er een goede terugkoppeling naar de gemeenschappen plaatsvinden, zodat zij kunnen zien in hoeverre hun standpunten zijn verwerkt en om te
8
De aanvrager is verantwoordelijk voor het verschaffen van adequate vertaling.
24
verzekeren dat deze goed zijn begrepen. Het is n.l. niet ongewoon dat opmerkingen verkeerd worden begrepen waardoor er op later tijdstip conflicten ontstaan.
25